HOE REGELT U UW ZORG MET PGB? Resultaten van een enquête onder budgethouders
HOE REGELT U UW ZORG MET PGB? Resultaten van een enquête onder budgethouders
- eindrapport -
drs. F.E.M. Berndsen
Amsterdam, september 2011 Regioplan publicatienr. 2181
Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20 - 5315315 Fax : +31 (0)20 - 6265199
Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Voorwoord
In de Programmabrief Langdurige Zorg van 1 juni 2011 heeft de staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) maatregelen aangekondigd om de toegang tot het persoonsgebonden budget (pgb) te beperken tot budgethouders met een verblijfsindicatie. Dit betekent dat negentig procent van de huidige budgethouders het pgb zal kwijtraken, waardoor het zo’n 117.000 budgethouders treft die momenteel zelf hun zorg organiseren. Om in kaart te brengen hoe deze groep budgethouders hun zorg heeft georganiseerd en waar knelpunten worden verwacht, is er een vragenlijst opgesteld en is Regioplan Beleidsonderzoek gevraagd om de enquête te analyseren. De voorliggende rapportage doet verslag van dit onderzoek. Dit rapport was niet tot stand gekomen zonder de medewerking van een groot aantal betrokkenen. Allereerst willen we de respondenten bedanken die de moeite genomen hebben om de enquête in vullen in de zomerperiode waarin velen op vakantie zijn. In slechts drie weken hebben ruim 10.000 mensen de lange en soms ingewikkelde enquête ingevuld. Hieruit blijkt dat de betrokkenheid van deze groep erg groot is. Een groot deel van deze respondenten heeft bovendien de moeite genomen de antwoorden toe te lichten. We willen daarom ook onze collega Joris Timmerman bedanken die een deel van deze open antwoorden heeft verwerkt en verantwoordelijk is voor bijlage 3. Bovendien bedanken wij de medewerkers van ManpowerGroup Solutions die alle vragen (zowel telefonisch als per e-mail) van de respondenten hebben beantwoord. Als laatste willen de begeleidingscommissie bedanken voor de prettige samenwerking. Deze commissie, die bestond uit leden van het ministerie van VWS, Per Saldo en de CG-Raad heeft ons steeds van deskundig commentaar en advies voorzien. Carolien Koning (projectleider) Francien Berndsen (onderzoeker)
Regioplan Beleidsonderzoek September 2011
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting ...........................................................................................
I
1
Inleiding ...........................................................................................
1
2
Resultaten budgethouders ............................................................. 2.1 Deelnemers ........................................................................ 2.2 Indicatie .............................................................................. 2.3 Aandoening ........................................................................ 2.4 Duur en soort pgb .............................................................. 2.5 Regelen zorg ...................................................................... 2.6 Keuze pgb en zorgvraag ....................................................
5 5 6 12 14 19 23
3
ADL-clusterwoning ..........................................................................
33
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
........................................................................................... Tabellen ............................................................................. Tabellen omvang zorg: andere berekeningswijze ............. Open antwoorden ‘overige zaken’ .....................................
43 45 55 61
SAMENVATTING
De enquête is in drie weken door ruim 6200 budgethouders ingevuld die hun pgb waarschijnlijk gaan verliezen. Het is vooral de groep die problemen verwacht te krijgen bij een mogelijk verlies van het pgb dat de enquête heeft ingevuld. De responsgroep is daardoor niet helemaal vergelijkbaar met de hele populatie, maar is daarmee wel geschikt om in kaart te brengen welke problemen verwacht zullen worden bij de groep die het het meest zal gaan treffen. Het onderzoek heeft een tweeledig doel. Enerzijds gaat het om het in kaart brengen van hoe de zorg van de huidige budgethouders is georganiseerd en kan worden gekarakteriseerd, anderzijds gaat het erom waar of bij welke groep knelpunten te verwachten zijn. Hieronder zetten we de belangrijkste conclusies op een rij.
Kenmerken en organisatie pgb • Respondenten hebben in hun indicatie vooral de functies begeleiding individueel (71%) en persoonlijke verzorging zitten (62%). • Voor vrijwel elke functie geldt dat er vooral gebruikgemaakt wordt van een pgb en alleen bij de functie begeleiding groep wordt er iets vaker gebruikgemaakt van zorg in natura. • Een derde maakt gebruik van een pgb in verband met autisme of een daaraan verwante aandoening. Dit is tevens een groep die relatief vaak een kleine zorgvraag heeft. • 21 procent heeft naast een pgb via de AWBZ ook een pgb voor huishoudelijke hulp vanuit de gemeente (Wmo). Het zijn vooral lichamelijk, zintuiglijk, somatisch en in iets mindere mate psychogeriatrisch beperkten die dit type pgb ook hebben. • Familie is voor ruim zestig procent van de budgethouders één van de zorgverleners die betaald worden vanuit het pgb. Een zorginstelling of organisatie en zorgverleners voor maximaal drie dagen worden door respectievelijk veertig en 37 procent van de budgethouders genoemd. Freelancers komen op de vierde plaats met 29 procent. • Iets minder dan de helft betaalt één type zorgverlener, de rest twee of meer. Bij personen met een verstandelijke beperking onder de achttien en bij personen met een psychiatrische aandoening onder de achttien komt het vaker voor dat er meer dan één type zorgverlener is ingeschakeld. • Bij personen met een psychiatrische aandoening boven de achttien en een psychogeriatrische beperking wordt er minder dan gemiddeld gebruikgemaakt van familieleden als zorgverlener. I
• Indien familieleden betaald worden dan gaat het bij driekwart van de gevallen om meer dan tien uur. Indien een bemiddelingsbureau, zorgboerderij of freelancer betaald wordt dan gaat het relatief nog het vaakst over een relatief kleine zorgvraag. • Naast het type zorgverlener hebben we ook naar het aantal zorgverleners gevraagd. Met name bij zintuiglijke beperkingen gaat in twee derde van de budgethouders om één à twee personen. Het gaat vooral bij personen met een verstandelijke en een lichamelijke beperking om meer dan vijf personen. • Vrijwel alle budgethouders ontvangen zorg in ieder geval thuis. Ook betaalt bijna de helft van de budgethouders voor zorg die te maken heeft met activiteiten buitenshuis, onder meer om zich te verplaatsen. Het zijn vooral budgethouders met een psychiatrische aandoening onder de achttien budgethouders met verstandelijke beperkingen (ongeacht leeftijd) die vaker op meerdere plekken zorg ontvangen. • Driekwart van de budgethouders heeft voor een pgb gekozen omdat ze behoefte hebben aan de structuur en vastigheid van een vaste zorgverlener. • De behoefte aan een vaste zorgverlener is het sterkst is bij psychiatrische, verstandelijke en psychogeriatrische beperkingen. Het is met name de groep met lichamelijke beperkingen en somatische beperkingen die veel redenen hebben aangekruist. Bovendien zijn het vooral de budgethouders met een grote zorgvraag die meerdere redenen hebben aangekruist. • Meer dan de helft heeft zorgverleners die op onregelmatige tijden komen en een ongeveer even grote groep heeft zorgverleners die op regelmatige tijden komen. Bij bijna een kwart komen de zorgverleners zowel regelmatig als onregelmatig. • ADL-clusterbewoners hebben met name lichamelijke beperkingen en relatief vaak een pgb met relatief veel uren. Zij zetten hun pgb vooral buitenshuis in en dan met name voor persoonlijke verzorging en begeleiding. Via het zorgsteunpunt neemt bijna de helft meer dan twintig uur zorg in natura af. Meer dan de helft kan nu geen zorg inkopen bij de huidige zorgaanbieder. Van degenen die dat wel kunnen, doet slechts een enkeling dat. Een kwart van degenen die dat nu niet kunnen, heeft er wel interesse in om in de toekomst zorg in natura bij een zorgaanbieder te verkrijgen.
Knelpunten • Veruit het belangrijkste knelpunt bij het verdwijnen van het pgb is volgens de huidige budgethouders dat er geen keuze meer is voor een eigen zorgverlener. Ruim tachtig procent heeft dit probleem aangekruist. Daarnaast verwacht zestig procent dat de zorg op afroep niet snel II
beschikbaar zal zijn en geeft bijna de helft aan dat een instelling de gespecialiseerde zorg niet kan leveren. • Het zijn vooral budgethouders met een lichamelijke beperking en in iets mindere mate personen met een somatische aandoening die aangeven dat zorg op afroep niet snel beschikbaar zal zijn. • Van de personen met een psychiatrische aandoening (ongeacht leeftijd) en personen met een zintuiglijke beperking geeft meer dan de helft aan dat een instelling niet de gespecialiseerde zorg kan bieden. • Budgethouders met een zorgvraag van meer dan tien uur geven vaker dan andere budgethouders aan dat zorg op afroep niet snel beschikbaar zou komen. • Binnen de groep budgethouders met een zorgvraag van meer dan tien uur gaat het met name om budgethouders met een somatische aandoening die verwachten veel problemen te gaan ervaren. De overige budgethouders ervaren overigens niet veel minder problemen. Binnen deze zelfde groep met een grote zorgvraag valt het op dat het met name gaat om budgethouders met incontinentie en een dwarslaesie die verwachten veel problemen te gaan ervaren. • ADL-clusterbewoners hebben meer dan gemiddeld aangegeven dat de zorg op afroep een probleem gaat vormen als ze geen pgb meer hebben. zeventig procent heeft dit probleem aangekruist, terwijl dit bij de totale groep respondenten nog geen zestig procent is. Ook geven ze vaker dan gemiddeld aan dat de eigen regie verdwijnt als ze geen pgb meer kunnen inzetten.
III
IV
1
INLEIDING
In de Programmabrief Langdurige Zorg van 1 juni 2011 heeft de staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) maatregelen aangekondigd om de toegang tot het persoonsgebonden budget (pgb) te beperken tot budgethouders met een verblijfsindicatie.1 De groep die momenteel een extramurale indicatie heeft, behoudt tot 1 januari 2014 hun recht op een pgb, ook bij een eventuele herindicatie. De beperking van het pgb tot de groep met een verblijfsindicatie betekent dat negentig procent van de huidige budgethouders het pgb zal kwijtraken. Om in kaart te brengen hoe deze groep budgethouders hun zorg heeft georganiseerd en waar knelpunten worden verwacht, is er een vragenlijst opgesteld. Het ministerie van VWS heeft Regioplan gevraagd de opgestelde vragenlijst te programmeren, de resultaten te analyseren en hierover te rapporteren. Op woensdag 3 augustus 2011 is de vragenlijst online gezet. Onder andere de CG-Raad en Per Saldo hebben vervolgens via de diverse kanalen de vragenlijst onder de aandacht gebracht van de doelgroep. Budgethouders hadden tot woensdag 17 augustus 2011 de tijd om de vragenlijst in te vullen. In die periode was eveneens een call center beschikbaar voor het beantwoorden van vragen over de enquête. Vragenlijst en respons De vragenlijst was gericht op individuele pgb’s. Dat betekent dat indien iemand voor meer dan één persoon een pgb beheert, de vragenlijst per pgb moest worden ingevuld. Het komt dus voor dat respondenten meermaals de vragenlijst hebben ingevuld voor verschillende ontvangers van een pgb. De vragenlijst bestond voor het grootste deel uit gesloten vragen, waarbij respondenten een keuze moesten maken uit voorgedrukte categorieën. Bij enkele vragen hadden respondenten de mogelijkheid het antwoord zelf te formuleren. In totaal is de vragenlijst door 10.024 respondenten ingevuld (figuur 1). Niet al deze respondenten kwamen in aanmerking voor de vragenlijst of hebben de vragenlijst volledig ingevuld. Zo is veertien procent gedurende de vragenlijst afgehaakt en heeft de vragenlijst dus niet volledig ingevuld. Mede daaruit blijkt dat het voor veel respondenten een moeilijke vragenlijst was om in te vullen. Daarnaast maakt veertien procent van de invullers aanspraak op langdurend verblijf of een zorgzwaartepakket. Aangezien zij in de toekomst hun pgb blijven behouden, behoorden ze niet tot de doelgroep van deze vragenlijst. Dat geldt ook voor budgethouders met een pgb voor thuiszorg (huishoudelijke hulp Wmo) via de gemeente.
1
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011). Programmabrief Langdurige Zorg 1 juni 2011.
1
Figuur 1
Overzicht deelnemers
Deelnemer*
363 4%
153 1%
Afhaker (gedurende het invullen)
1367 14%
Geen PGB
486 5%
1454 14%
6201 62%
PGB voor thuiszorg via gemeente (WMO) Respondent weet niet waarvoor hij/zij PGB ontvangt Aanspraak langdurend verblijf/zorgzwaartepakket
*
Tenminste ingevuld tot de vraag of iemand in een ADL-clusterwoning woont.
Van de ruim 10.000 invullers zijn er dus uiteindelijk 6201 die tot de doelgroep behoren en de vragenlijst volledig hebben ingevuld. Dit is de groep personen die in de volgende hoofdstukken centraal staat. Aangezien er in totaal ongeveer 117.000 budgethouders zijn die hun pgb gaan verliezen (zie Programmabrief Langdurige Zorg), bedraagt de respons 5,3 procent. Speciale aandacht ging in de vragenlijst uit naar ADL-bewoners, aangezien deze groep per 1 januari 2012 het pgb al verliest. Er zijn ongeveer 1300 ADLclusterbewoners.2 Hiervan hebben 113 bewoners deelgenomen aan het onderzoek. De respons onder deze groep bedraagt 8,7 procent. Representativiteit De uitnodiging voor de vragenlijst is onder andere verspreid via Per Saldo en de CG-Raad en niet door middel van een persoonlijke uitnodiging. Dit heeft tot gevolg gehad dat iedereen de vragenlijst kon invullen. Het is daarom ook niet mogelijk om daarop te controleren. Wel gaan we ervan uit dat, gezien het onderwerp en de grote aantallen personen die gebruikgemaakt heeft van de mogelijkheid op het einde de antwoorden nog een keer toe te lichten, de vragenlijsten door direct betrokkenen zijn ingevuld. Omdat de vragenlijst voor iedereen in te vullen was, was het tevens mogelijk de vragenlijst meermaals in te vullen. We kunnen daar echter niet vergaand op controleren, aangezien er 2
2
Centrum Indicatiestelling Zorg 2010. Project Herindicatiestelling bewoners ADL-clusters.
ook respondenten zijn die voor meerdere personen met een pgb (zoals voor meer dan één kind) de vragenlijst hebben ingevuld. In het volgende hoofdstuk laten we zien dat we op drie verschillende manieren gekeken hebben naar de representativiteit, namelijk naar indicatiegrondslag, indicatiegrondslag en omvang zorg, en indicatiegrondslag en functie. We kunnen daaruit afleiden dat vooral de groep die problemen verwacht bij een mogelijk verlies van het pgb, heeft gereageerd op de enquête. Dit ligt natuurlijk voor de hand, want door middel van deze enquête kan deze groep hierover hun mening geven. De responsgroep mag dan wel niet volledig vergelijkbaar zijn met de hele populatie, maar de groep bestaat wel uit personen die in principe de meeste problemen verwachten. Leeswijzer In hoofdstuk 2 gaan we in op de resultaten van het onderzoek. We presenteren de resultaten grotendeels in tabelvorm en deels via grafieken. Bij de analyse van de open vragen hebben we de antwoorden zo zorgvuldig mogelijk gecategoriseerd om ervoor te zorgen dat ook deze antwoorden tot hun recht komen. Hoofdstuk 3 behandelt vervolgens een selecte groep budgethouders, de bewoners van een ADL-clusterwoning. Deze groep heeft al met ingang van 1 januari 2012 geen pgb meer en krijgt daarom in deze rapportage extra aandacht.
3
4
2
RESULTATEN BUDGETHOUDERS
In drie weken is de vragenlijst door 6201 budgethouders die binnen de doelgroep vallen, volledig ingevuld. Van deze groep bespreken we in dit hoofdstuk de bevindingen. Het gaat om degenen die volgens de voornemens van de regering hun pgb verliezen.1 Zoals verderop in dit hoofdstuk blijkt, is de vragenlijst vaak ingevuld door een ouder of andere betrokkene van degene voor wie het pgb is bedoeld. Voor de duidelijkheid hebben we het echter in dit hoofdstuk over het algemeen over respondenten of budgethouders. Dit hoofdstuk is verdeeld in een aantal paragrafen. We gaan allereerst verder in op de deelnemers, vervolgens op de indicatie die zij hebben, de aandoening, de duur en het soort pgb, hoe ze hun zorg hebben geregeld en wat precies hun zorgvraag is.
2.1
Deelnemers De 6200 respondenten die de vragenlijst volledig hebben ingevuld, hebben in de helft van de gevallen de vragenlijst ingevuld voor een kind. Bijna een derde van de respondenten is zelf de budgethouder. Tabel 2.1
Voor wie wordt de vragenlijst ingevuld
Mezelf Kind Partner (Schoon)ouder Familielid (anders dan bovenstaand) Vriend, vriendin, buurman, buurvrouw of kennis Anders* Totaal
Aantal 1824 3233 568 156 121 53 246 6201
Percentage 29,4% 52,1% 9,2% 2,5% 2,0% 0,9% 4,0% 100%
* Waaronder met name voor meerdere personen, voor een cliënt en verbijzonderingen van de andere categorieën.
Dat het grootste deel van de respondenten de vragenlijst voor hun kind heeft ingevuld, zien we terug in tabel 2.2, waaruit blijkt dat 43 procent van de personen met een pgb onder de achttien is. Aangezien het ook voorkomt dat iemand de vragenlijst invult voor zijn of haar volwassen kind, is het niet vreemd dat het percentage onder de achttien iets lager ligt dan in tabel 2.1. De percentages zijn ongeveer vergelijkbaar met de percentages zoals ze
1
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011). Programmabrief Langdurige Zorg 1 juni 2011.
5
genoemd worden door het SCP.2 Met name het percentage ouderen ligt iets lager.
Tabel 2.2
Leeftijd persoon met pgb
0 tot en met 17 jaar 18 tot en met 64 65 of ouder Totaal
Aantal 2634 2794 773 6201
Percentage 42,5 45,1 12,5 100
Aangezien het grootste deel van de vragenlijsten is ingevuld voor een kind, is ditzelfde terug te zien in de samenstelling van het huishouden. Veertig procent van de respondenten woont in een huishouden met meer dan vier personen.
Tabel 2.3
Samenstelling huishouden
1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen of meer Totaal
2.2
Aantal 1123 1577 1016 2485 6201
Percentage 18,1 25,4 16,4 40,1 100
Indicatie Ruim zeventig procent van de respondenten heeft een indicatie voor de functie begeleiding individueel. Persoonlijke verzorging staat op de tweede plaats; ruim zestig procent van de respondenten heeft voor deze functie een indicatie.
2
SCP (2011). De opmars van het pgb. De ontwikkeling van het persoonsgebonden budget in nationaal en internationaal perspectief. SCP, Den Haag.
6
Figuur 2.1 Indicatiestelling (N = 3557)
80% 70%
71% 62%
60% 48%
50%
35%
40% 30%
23%
20% 10% 0% Persoonlijke verzorging
Verpleging
Begeleiding groep
Begeleiding individueel
Kortdurend verblijf
Het aantal functies waarvoor een indicatie is verkregen, verschilt sterk tussen de respondenten. Zo heeft 23 procent van de respondenten een indicatie voor één functie, ruim dertig procent een indicatie voor twee functies en ongeveer een even grote groep voor drie functies. De groep met een indicatie voor vier of vijf functies is ongeveer zestien procent (zie bijlage 1, tabel B1.2). In tabel 2.4 staat per functie op welke manier iemand gebruikmaakt van de indicatie. Bij persoonlijke verzorging ontvangt 97 procent van de respondenten op basis van deze indicatie een pgb. Over het algemeen ontvangen de meeste respondenten op basis van hun indicatie een pgb en geen zorg in natura. Alleen de functie begeleiding groep wordt relatief iets vaker in natura ontvangen. In een reactie hierop gaf de belangenvereniging Per Saldo aan dat dit voor de hand ligt, omdat enerzijds er minder aanbod is en anderzijds in hun opinie het vervoer slecht geregeld is. Budgethouders kiezen daarom iets vaker voor zorg in natura.
7
Tabel 2.4
Functie en wijze van zorgontvangst Aantal 3824 3701 123
Percentage 61,7% 96,8% 3,2%
pgb In natura
1427 1335 92
23,0% 93,6% 6,4%
Begeleiding groep Via pgb In natura
2982 2584 398
48,1% 86,7% 13,3%
Begeleiding individueel Via pgb In natura
4426 4330 96
71,4% 97,8% 2,2%
Kortdurend verblijf Via pgb In natura
2180 2059 121
35,2% 94,4% 5,6%
Indicatie*
6162
99,4%
Persoonlijke verzorging Via pgb In natura Verpleging -
* 39 Personen hebben bij geen van bovenstaande onderdelen aangeven dat ze er een indicatie voor hebben.
Enkele personen hebben bij geen enkele functie aangeven dat ze deze indicatie hebben. Zij hebben de vragenlijst dus in principe onjuist ingevuld. Bij elke indicatie wordt er een bepaalde indicatieomvang afgegeven. Bij de functies persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding individueel wordt dit in klassen afgegeven. Elke klasse bestaat uit een bandbreedte van een aantal uur. De functie begeleiding groep wordt in dagdelen toegekend en kortdurend verblijf in etmalen. Op kortdurend verblijf na, hebben we dit omgezet in uren. Bij de klassen hebben we daarbij klassengemiddelde genomen. Voor elk dagdeel hebben we op twee verschillende manieren een omrekening gemaakt, namelijk door voor een dagdeel een uur te rekenen3 en door voor een dagdeel vier uur te rekenen. De eerste methode presenteren we eenmaal en uitsluitend om een vergelijking te maken met de populatie. De overige tabellen die gebaseerd zijn op deze methode (één dagdeel is financieel gelijk aan één uur) staan in bijlage 2. Op tabel 2.8 na, die we hebben opgenomen om een vergelijking te maken met de gehele populatie, zijn de tabellen die in dit hoofdstuk verschijnen alle gebaseerd op de tweede methode waarbij we voor een dagdeel vier uur hebben gerekend. Kortdurend verblijf hebben we niet omgerekend.
3
Financieel is één uur begeleiding individueel namelijk vergelijkbaar met één dagdeel van vier uur groepsbegeleiding.
8
In de twee tabellen hieronder geven we de verdeling van het aantal uur en voor de functie kortdurend verblijf de omvang in dagdelen weer. Hieruit komt naar voren dat vooral de functies persoonlijke verzorging en begeleiding groep voor meer dan tien uur zijn afgegeven (respectievelijk bij 46% en 55% van de respondenten). Kortdurend verblijf is bij bijna 62 procent voor één etmaal afgegeven.
Tabel 2.5
Indicatiestelling naar aantal uren (n =6201) < 5 uur 5 - 10 uur > 10 uur Weet niet 45,7% 6,3% Persoonlijke verzorging 19,5% 28,6% 22,6% 6,7% Verpleging 42,2% 28,6% 55,2% 6,4% Begeleiding groep 14,1% 24,3% 10,0% 7,4% Begeleiding individueel 44,7% 37,8%
Tabel 2.6 Omvang kortdurend verblijf (n=2180) Omvang kortdurend verblijf 1 etmaal 2 etmalen 3 etmalen Weet niet Totaal
Totaal 100% 100% 100% 100%
Percentage 61,4% 26,9% 4,0% 7,7% 100%
In de onderstaande tabel staat de indicatiegrondslag vermeld (de reden waarom iemand een indicatie voor een bepaalde functie heeft gekregen). De eerste kolom geeft het aantal respondenten weer, de tweede kolom het percentage van het totaal. De derde kolom is een vergelijkingscijfer voor de gehele populatie (op basis van UVIT-gegevens). Dit zijn dus geen steekproefgegevens, maar een verdeling van de gehele populatie. Op deze manier kunnen we zien in hoeverre de respons representatief is. De respons is niet gelijkmatig verdeeld: Er hebben minder mensen met een psychiatrische aandoening gereageerd (zowel onder als boven de achttien jaar) dan in de populatie aanwezig zijn. Het is bekend dat bij deze doelgroep de deelname aan enquêtes over het algemeen (zeer) moeizaam is. Er hebben echter relatief veel respondenten met een lichamelijke beperking gereageerd. Ongeveer negen procent van de gehele populatie heeft een lichamelijke beperking, terwijl het in deze steekproef om een kwart van het totaal aantal respondenten gaat. Aangezien dit in principe de groep is die de meeste problemen zal ondervinden indien het pgb wegvalt, is dit niet vreemd. Het is bij uitstek de groep die graag de enquête wilde invullen. De respons is daarmee een weerslag van de groep personen die wil laten blijken problemen te verwachten.
9
Tabel 2.7
Reden voor indicatie (indicatiegrondslag) Aantal % Steekproef
% Populatie
Psychiatrische aandoening (< 18 jaar)
1200
19,4%
29%
Somatische beperkingen
1181
19,0%
21%
Psychiatrische aandoeningen (> 18 jaar)
675
10,9%
16%
Verstandelijke beperkingen (< 18 jaar)
769
12,4%
13%
Lichamelijke beperkingen
1590
25,6%
9%
Verstandelijke beperkingen (> 18 jaar)
389
6,3%
7%
Psychogeriatrische beperkingen
98
1,6%
3%
Zintuiglijke beperkingen
93
1,5%
2%
Weet niet
206
3,3%
-
Totaal*
6201
100%
100%
* Op basis van UVIT-gegevens
Per indicatiegrondslag verschilt de omvang van de zorg sterk. Gaat het bij psychiatrische aandoeningen onder de achttien vooral om een kleine zorgvraag (in een kwart van de gevallen om minder dan vijf uur), bij psychogeriatrische aandoeningen gaat het bij 86 procent van de respondenten juist om meer dan tien uur. Tabel 2.8a Indicatiegrondslag naar omvang zorg (n=5836) < 5 uur
5 - 10 uur
16,0%
31,1%
53,0%
100%
7,3%
21,0%
71,7%
100%
28,0%
32,7%
39,3%
100%
Verstandelijke beperkingen (<18)
9,1%
14,6%
76,3%
100%
Lichamelijke beperkingen
6,7%
15,2%
78,1%
100%
Verstandelijke beperkingen (>18)
7,0%
15,7%
77,3%
100%
Psychogeriatrische beperkingen
5,3%
8,4%
86,3%
100%
Zintuiglijke beperkingen
19,3%
33,0%
47,7%
100%
Weet niet
15,9%
24,2%
59,9%
100%
Totaal*
11,7%
21,7%
66,6%
100%
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18)
> 10 uur
Totaal
* 365 budgethouders die bij geen enkele categorie aan konden geven hoe groot hun zorgvraag is, zijn buiten beschouwing gelaten.
Om een vergelijking te kunnen maken met de gehele populatie budgethouders hebben we hieronder één tabel opgenomen waarbij we de dagdelen begeleiding groep op een andere manier hebben omgerekend (één dagdeel is één uur).
10
Tabel 2.8b Indicatiegrondslag naar omvang zorg steekproef (n=5836)* Vergelijkingstabel ten behoeve van tabel 2.9 < 5 uur*
5 - 10 uur*
> 10 uur*
46,8%
34,0%
19,2%
100%
9,3%
23,2%
67,5%
100%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
33,3%
42,1%
24,5%
100%
Verstandelijke beperkingen (<18)
25,7%
24,3%
49,9%
100%
8,0%
17,2%
74,7%
100%
Verstandelijke beperkingen (>18)
8,4%
24,3%
67,3%
100%
Psychogeriatrische beperkingen
10,5%
21,1%
68,4%
100%
Zintuiglijke beperkingen
29,5%
37,5%
33,0%
100%
Weet niet
30,8%
24,2%
45,1%
100%
Totaal**
21,9%
26,3%
51,9%
100%
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen
Lichamelijke beperkingen
Totaal
* Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend. ** 365 budgethouders die bij geen enkele categorie aan konden geven hoe groot hun zorgvraag is, zijn buiten beschouwing gelaten.
Indien we deze bovenstaande tabel vergelijken met de populatiegegevens dan zien we dat vooral budgethouders met veel uren zorg hebben gereageerd op de enquête. Ook dat wijst erop dat juist de groep die problemen verwacht, de enquête heeft ingevuld.
Tabel 2.9
Indicatiegrondslag naar omvang zorg populatie < 5 uur
5 - 10 uur
> 10 uur
Psychiatrische aandoening (<18)
68,5%
27,4%
4,1%
Totaal 100%
Somatische beperkingen
30,6%
38,3%
31,0%
100%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
62,8%
30,1%
7,1%
100%
Verstandelijke beperkingen (<18)
53,3%
23,3%
23,3%
100%
Lichamelijke beperkingen
24,7%
37,6%
37,6%
100%
Verstandelijke beperkingen (>18)
32,9%
32,9%
34,1%
100%
Psychogeriatrische beperkingen
20,0%
36,7%
43,3%
100%
Zintuiglijke beperkingen
55,6%
27,8%
16,7%
100%
Totaal*
49,9%
31,1%
19,0%
100%
* Op basis van UVIT-gegevens
We hebben daarnaast ook nog op een derde punt de populatie vergeleken met de steekproef, namelijk door de indicatiegrondslag naar functie te bekijken (bijlage 1, tabel B1.3 en B1.4). Ook hier zien we weer verschillen. Het valt vooral op dat er in de steekproef relatief veel respondenten zitten met een indicatie voor de functie begeleiding individueel. Dat is terug te zien bij alle verschillende indicatiegrondslagen.
11
2.3
Aandoening In de vragenlijst hebben we gevraagd naar de aandoening van de budgethouder. Er waren negen mogelijkheden voorgedrukt en daarnaast bestond er de mogelijkheid een andere aandoening in te vullen. Ook was het mogelijk om meer aandoeningen aan te kruizen. De lange lijst met aandoeningen die hieruit voortkwam hebben we vervolgens, op basis van de gegeven antwoorden, ingedikt tot een beperktere lijst. Aangezien de lijst bestaat uit voorgedrukte antwoorden en antwoorden die we op basis van de overige antwoorden hebben ingedeeld, is het geen lijst van elkaar uitsluitende categorieën en overlappen er categorieën. Zo is epilepsie ook een neurologische aandoening, maar omdat we deze categorie wel voorgedrukt hadden en andere neurologische aandoeningen niet, hebben we hem wel apart gehouden. Ook komt het voor dat personen niet zozeer hun aandoening hebben ingevuld, maar hun beperking (zoals een rolstoel). Het is daarom vooral een weergave zoals budgethouders de vragenlijst hebben ingevuld. Bovendien betreft het bij mensen met meerdere aandoeningen vaak de primaire aandoening Autisme en daaraan verwante stoornissen is de meest voorkomende aandoening: 35 procent van de respondenten geeft aan dat de budgethouder deze aandoening heeft. Een kwart geeft aan meervoudig beperkt te zijn. Incontinentie komt bij veertien procent van de budgethouders voor en de overige aandoeningen bij tien of minder procent van de budgethouders.
12
Figuur 2.2 Aandoening
40% 35% 35% 30% 25% 25% 20% 14%
15%
10% 9% 9%
10%
8% 8% 7%
5%
8% 5% 5% 5% 5% 5%
3% 2% 2% 2% 2% 1% 1% 1% 0% 0% 0%
* Gecreëerd op basis van antwoorden bij anders.
We hebben de aandoeningen ook uitgesplitst naar indicatiegrondslag (bijlage 1, tabel B1.5). Zo is te zien dat jongeren onder de achttien met een psychiatrische aandoening met name autisme hebben. Ook komt autisme veel voor bij personen met een verstandelijke beperking (alle leeftijden) en personen boven de achttien met een psychiatrische aandoening. Bij een zintuiglijke beperking gaat het vanzelfsprekend voornamelijk om een visuele of auditieve beperking. En dit geldt ook voor psychogeriatrische beperkingen in combinatie met dementie. Bij somatisch en lichamelijke beperkingen is het beeld wat minder eenduidig.
13
Anders
Terminaal*
ME/CVS*
Wondverzorging/decubitus(doorligwonden)*
posttraumatische dystrofie/CRPS*
Kanker*
Persoonlijke zorg/hulp bij douchen/aankleden*
Rolstoel*
Dementie
Verlamming/amputatie/spastisch*
Reuma, arthrose*
Niet‐aangeboren‐hersenletsel/herseninfarct/cva*
ADHD/ADD*
Spierziekten*
Neurologisch*
Ademhalingsondersteuning
Dwarslaesie
Verstandelijk gehandicapt, zwakbegaafd e.d.*
Epilepsie
Visuele/auditieve beperking
Psychiatrisch/gedragsstoornis*
Overige chronische: o.a. hart/nieren/stofwisseling*
Spraakproblemen
Incontinentie
Meervoudig beperkt
Autisme/verwant
0%
In de onderstaande tabel is te zien hoe groot de omvang is van de zorg die per aandoening wordt ontvangen. Bij autisme, ADHD en andere psychiatrische stoornissen is de omvang van de zorg vaker beperkt van omvang (minder dan vijf uur) dan bij andere typen aandoeningen.
Tabel 2.10 Aandoening naar omvang zorg
Epilepsie Incontinentie Autisme/verwant Dementie Dwarslaesie Visuele/auditieve beperking Spraakproblemen Meervoudig beperkt Ademhalingsondersteuning Spierziekten Neurologisch: o.a. MS, Parkinson Niet-aangeboren hersenletsel/herseninfarct Kanker Reuma, arthrose Overige chronische aandoeningen: o.a. hart/nieren/stofwisseling/diabetisch/rug ADHD/ADD Psychiatrisch/gedragsstoornis Verstandelijk/Downsyndroom/zwakbegaafd ME/CVS Terminaal Verlamming/amputatie/spastisch Rolstoel Wondverzorging/decubitus(doorligwonden) Persoonlijke zorg/hulp bij douchen/aankleden Posttraumatische dystrofie/CRPS Anders Totaal
2.4
< 5 uur 3,9% 2,5% 16,0% 0,8% 4,0% 6,1% 2,3% 5,2% 6,7% 5,1% 8,1% 8,7% 11,4% 19,4%
5 - 10 uur 9,9% 9,0% 27,5% 7,6% 9,0% 15,6% 8,5% 12,3% 15,4% 13,9% 16,9% 15,2% 25,7% 31,9%
> 10 uur 86,3% 88,4% 56,5% 91,7% 87,0% 78,4% 89,3% 82,5% 77,9% 81,0% 75,0% 76,1% 62,9% 48,6%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
9,3% 25,0% 18,7% 6,9% 23,1% 0,0% 3,7% 1,1% 6,3% 9,3% 2,8% 9,1% 11,7%
22,1% 30,2% 22,7% 16,2% 30,8% 0,0% 13,3% 15,7% 18,8% 32,6% 36,1% 22,2% 21,7%
68,6% 44,8% 58,6% 76,8% 46,2% 100,0% 83,0% 83,1% 75,0% 58,1% 61,1% 68,7% 66,6%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Duur en soort pgb In deze paragraaf gaan we eerst in op de duur van het pgb, dus op de vraag voor hoe lang het pgb is afgegeven, en vervolgens op het soort pgb. Daarmee bedoelen we de omvang (in euro’s) en of er ook een pgb is voor huishoudelijke hulp via de gemeente. Oorspronkelijk was het de bedoeling om de kortdurende indicatiestellingen in kaart te brengen. De vraag is echter niet op deze manier in de enquête 14
geformuleerd. We kunnen daarom alleen in kaart brengen tot wanneer het huidige pgb is afgegeven. De meeste respondenten hebben een pgb dat voor de duur van één tot drie jaar of drie tot vijf jaar is afgegeven. Per indicatiegrondslag zijn er verschillen. Met name bij een indicatiegrondslag voor een psychogeriatrische beperking is het pgb voor meer dan tien jaar toegekend. We weten hiermee overigens niet hoe lang iemand al een pgb heeft in totaal. Het zegt uitsluitend iets over het aantal jaar waarvoor het huidige pgb is afgegeven.
3 tot 5 jaar
5 tot 10 jaar
> 10 jaar
Totaal
Psychiatrische aandoening (<18)
0,4% 43,3%
51,3%
4,3%
0,5%
0,3%
100%
Somatische beperkingen
0,4%
20,7% 54,6% 10,5%
6,4%
100%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
0,0% 13,3%
41,3% 35,1%
5,5%
4,7%
100%
Verstandelijke beperkingen (<18)
0,1% 13,1%
49,7% 31,3%
3,9%
1,8%
100%
Lichamelijke beperkingen
0,7%
3,3%
21,8% 57,4%
9,7%
7,0%
100%
Verstandelijke beperkingen (>18)
0,3%
3,1%
26,0% 57,6%
7,5%
5,7%
100%
Psychogeriatrische beperkingen
0,0%
9,2%
23,5% 46,9%
6,1% 14,3%
100%
Zintuiglijke beperkingen
3,2%
2,2%
39,8% 48,4%
4,3%
2,2%
100%
Weet niet
1,5% 25,7%
33,5% 30,6%
3,9%
4,9%
100%
Totaal
0,5% 14,9%
33,8% 39,7%
6,4%
4,6%
100%
< half jaar
1 tot 3 jaar
Voor hoe lang is pgb afgegeven (naar indicatiegrondslag) half tot 1 jaar
Tabel 2.11
7,4%
Over het algemeen geldt dat een pgb met een kleine omvang vaak voor een kortere periode is afgegeven dan een pgb met een grote omvang. Zo heeft 43 procent van de pgb’s die voor hooguit een heel jaar zijn afgegeven een omvang van minder dan vijf uur, terwijl van de pgb’s die voor meer dan tien jaar zijn afgegeven nog geen tien procent een beperkte omvang heeft van minder dan vijf uur (zie bijlage 1, tabel B1.6). De meeste respondenten hebben voor heel 2011 een pgb. Met name jongeren onder de achttien met een indicatiegrondslag voor een psychiatrische aandoening hebben minder vaak een pgb voor heel 2011.
15
Tabel 2.12 Voor heel 2011 een pgb (naar indicatiegrondslag)? Ja 73,8% 92,8% 87,1% 87,8% 95,3% 96,4% 86,7% 92,5%
Psychiatrische aandoening (< 18 jaar) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (> 18 jaar) Verstandelijke beperkingen (< 18 jaar) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (> 18 jaar) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen
Een kwart van de pgb’s voor 2011 bedraagt een budget van meer dan 30.000 euro bruto. De overige pgb’s variëren in omvang. Zoals te verwachten valt, is er meer uren zorg geïndiceerd voor een hoog pgb dan voor een laag pgb (zie tabel B1.7, bijlage 1).
Tabel 2.13 Omvang pgb in euro Minder dan € 5.000 bruto € 5.000 tot € 10.000 bruto € 10.000 tot € 15.000 bruto € 15.000 tot € 20.000 bruto € 20.000 tot € 25.000 bruto € 25.000 tot € 30.000 bruto Meer dan € 30.000 bruto Ik weet het niet Totaal
16
Aantal 412 1121 1064 728 651 451 1564 210 6201
Percentage 6,6 18,1 17,2 11,7 10,5 7,3 25,2 3,4 100
Figuur 2.3 Omvang pgb (naar indicatiegrondslag)
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Ik weet het niet Meer dan € 30.000 bruto € 25.000 tot € 30.000 bruto € 20.000 tot € 25.000 bruto € 15.000 tot € 20.000 bruto € 10.000 tot € 15.000 bruto € 5.000 tot € 10.000 bruto < € 5.000 bruto
Van de respondenten heeft 21 procent een pgb voor huishoudelijke hulp. Per indicatiegrondslag zijn er verschillen. Met name voor lichamelijk, zintuiglijk, somatisch en in iets mindere mate psychogeriatrisch beperkten is er vaker ook een pgb voor huishoudelijke hulp.
17
Figuur 2.4 Pgb voor huishoudelijke hulp vanuit de gemeente (Wmo) (naar indicatie)
Totaal Weet niet
21% 11%
Zintuiglijke beperkingen
89% 42%
Psychogeriatrische beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18)
78%
58%
31%
68%
16%
Lichamelijke beperkingen
83% 37%
63%
Verstandelijke beperkingen (<18) 1% Psychiatrische aandoeningen (>18)
Weet niet
83% 38%
62%
Psychiatrische aandoening (<18) 1% 0%
Nee
99%
16%
Somatische beperkingen
Ja
99% 20%
40%
60%
80%
100%
Vanaf 2013 wordt begeleiding overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo en worden de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering. Om zicht te geven op de groep die nu een indicatie heeft voor begeleiding (individuele en/of groepsbegeleiding) en momenteel ook een pgb ontvangt voor huishoudelijke hulp vanuit de gemeente, hebben we in onderstaande tabel deze groep uitgesplitst. De helft van de respondenten geeft een indicatie voor begeleiding en daarnaast ook nog een indicatie voor een andere functie te hebben. Zij hebben echter geen pgb voor huishoudelijke hulp. Tien procent heeft momenteel een indicatie voor begeleiding, geen andere indicatie, maar wel een pgb voor huishoudelijke hulp. Daarnaast is er nog een groep van ongeveer twee procent die ook begeleiding heeft en een pgb voor huishoudelijke hulp, maar geen andere indicatie.
18
Tabel 2.14 Begeleiding in combinatie met huishoudelijke hulp via Wmo Percentage 17,8% Alleen begeleiding 49,0% Begeleiding en andere indicatie 10,4% Begeleiding, andere indicatie en huishoudelijke hulp Wmo Begeleiding, geen andere indicatie en huishoudelijke hulp Wmo 2,1% 11,3% Geen begeleiding, andere indicatie, geen huishoudelijke hulp 8,3% Geen begeleiding, andere indicatie, wel huishoudelijke hulp Wmo 1,1% Overig Totaal
2.5
100%
Regelen zorg Bijna de helft van de respondenten schakelt meer dan één type zorgverlener in (figuur 2.6). Ruim zestig procent van de respondenten schakelt in ieder geval familieleden in voor de zorgverlening; vaak wordt dit gecombineerd met andere typen zorgverleners. Zo schakelt veertig procent (ook) een zorginstelling of organisatie in en 37 procent (ook) zorgverleners voor maximaal drie dagen. Freelancers komen op de vierde plaats met 29 procent.
Figuur 2.5 Wie betaalt u uit uw pgb?
Anders
2%
Zorgboerderij/logeerhuis e.d.
2%
Bemiddelingsbureau
3%
Zorginstelling/organisatie
40%
Freelancer, ZZP’er Zorgverleners voor 4+ dagen Zorgverleners voor max 3 dagen Familieleden met familieovereenkomst
29% 5% 37% 62% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Uit het bovenstaande figuur kan worden afgeleid dat veel respondenten meerdere typen zorgverleners betalen vanuit hun pgb. Het onderstaande figuur laat zien dat iets meer dan de helft meer dan één type zorgverlener betaalt. Per indicatiegrondslag verschilt het aantal typen zorgverleners. Bij personen met een verstandelijke beperking onder de achttien en bij personen met een psychiatrische aandoening onder de achttien komt het vaker voor dat 19
er meer dan één type zorgverlener is ingeschakeld. Opvallend is dat bij psychiatrische aandoeningen boven de achttien weer meer dan gemiddeld gebruik wordt gemaakt van één type zorgverlener, terwijl bij personen met een psychiatrische beperking onder de achttien dit percentage onder het gemiddelde ligt.
Figuur 2.6 Aantal typen betaalde zorgverleners*
Totaal
46%
Zintuiglijke beperkingen
33%
18%
63%
Psychogeriatrische beperkingen
27%
59%
Verstandelijke beperkingen (>18)
27%
43%
Lichamelijke beperkingen
32%
53%
Verstandelijke beperkingen (<18)
27%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
30% 0%
9%
30%
12% 23%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
* De groep waarvan de grondslag onbekend is, is in bovenstaand figuur buiten beschouwing gelaten, maar wel verwerkt in het totaal.
We hebben bij het aantal typen betaalde zorgverleners ook gekeken naar de omvang van de zorg (het aantal uur). Daaruit komt naar voren dat, en dat ligt voor de hand, er bij een grote zorgvraag ook meer typen zorgverleners worden ingeschakeld (bijlage 1, tabel B1.9). Desondanks is het opvallend dat van de groep die iets minder dan vijf uur geïndiceerd heeft gekregen, nog steeds ruim 35 procent meer dan één type zorgverlener inhuurt. Overigens weten we niet exact hoeveel uur zorg er per type zorgverlener wordt ingeschakeld, aangezien meer dan de helft één type zorgverlener heeft ingehuurd. Hieronder laten we nogmaals zien wie er betaald worden vanuit het pgb, maar dan naar indicatiegrondslag. Bij personen met een psychiatrische aandoening boven de achttien en een psychogeriatrische beperking wordt er minder dan gemiddeld gebruikgemaakt van familieleden. Het zijn dan vooral freelancers en zorginstellingen die vanuit het pgb betaald worden.
20
2 3
31% 29%
43%
1
14%
35%
55%
Psychiatrische aandoening (<18)
11% 21%
29%
60%
Somatische beperkingen
7%
4 5
2,2%
37,9%
58,3%
3,1%
2,8% 3,5%
Somatische beperkingen
67,1%
35,7%
8,2%
23,3%
23,3%
2,5%
1,8% 0,3%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
38,7%
24,6%
2,4%
40,4%
35,6%
5,0%
3,4% 1,0%
Verstandelijke beperkingen (<18)
70,0%
46,9%
3,6%
30,7%
60,3%
2,5%
2,5% 2,2%
Lichamelijke beperkingen
66,9%
39,2%
7,5%
21,6%
26,9%
3,3%
2,1% 0,5%
Verstandelijke beperkingen (>18)
67,9%
29,0%
8,2%
25,7%
47,6%
1,0%
3,1% 2,8%
Psychogeriatrische beperkingen
44,9%
28,6%
4,1%
28,6%
43,9%
7,1%
0,0% 3,1%
Zintuiglijke beperkingen
59,1%
38,7%
4,3%
18,3%
23,7%
2,2%
3,2% 0,0%
Weet niet
58,7%
35,0%
3,4%
30,1%
48,1%
4,9%
2,9% 2,9%
Totaal
61,6%
36,5%
5,4%
28,9%
39,6%
3,1%
2,4% 1,6%
Freelancer, zzp’er
Twee derde van de respondenten geeft aan een indicatie voor een zorgomvang van meer dan tien uur te hebben. Indien familieleden betaald worden dan gaat het bij driekwart van de gevallen om meer dan tien uur. Indien een bemiddelingsbureau, zorgboerderij of freelancer betaald wordt dan gaat het relatief nog het vaakst over een relatief kleine zorgvraag (Bijlage 1, tabel B1.8). Ook hebben we nog gekeken naar de combinaties die voorkomen. Dan gaat het dus om wat voor typen zorgverleners gecombineerd worden. Het enige wat we daarover kunnen melden, is dat alle mogelijke combinaties zo ongeveer voorkomen. We hebben hierover daarom geen tabel opgenomen. Hierboven hebben we al aangegeven hoeveel typen zorgverleners betaald worden vanuit het pgb. Dat zegt nog niets over het aantal personen. Binnen één type zorgverlener kan het soms gaan om meerdere personen. Dat kunnen we bevestigen met de tabel hieronder. Iets meer dan een kwart van de respondenten betaalt één zorgverlener, terwijl het bijna bij de helft om één type zorgverlener ging. Het is zeer verschillend hoeveel mensen er vanuit het pgb betaald worden, maar met name bij een zintuiglijke beperkingen gaat in twee derde van de budgethouders om één à twee personen. Het gaat vooral bij personen met een verstandelijke en een lichamelijke beperking om meer dan vijf personen.
21
Anders
36,8%
Zorgboerderij/ logeerhuis/dagopvang
56,8%
Zorginstelling/ organisatie
Zorgverleners met arbeidsovereenkomst voor max. 3 dagen
Psychiatrische aandoening (<18)
Zorgverleners met arbeidsovereenkomst voor 4+ dagen
Familieleden met familieovereenkomst
Bemiddelingsburea u
Tabel 2.15 Wie betaalt u uit uw pgb?
Tabel 2.16 Aantal mensen betaald vanuit het pgb naar indicatiegrondslag
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18) Verstandelijke beperkingen (<18) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen Weet niet Totaal
1
2
3
4
5
> 5*
13,9% 35,9% 36,0% 12,6% 31,9% 26,0% 26,5% 34,4% 27,2% 26,7%
22,2% 21,2% 26,8% 17,4% 18,6% 20,8% 24,5% 22,6% 21,8% 20,9%
28,4% 17,2% 20,0% 22,4% 15,2% 17,0% 20,4% 16,1% 15,5% 19,8%
18,5% 8,9% 9,3% 18,6% 11,6% 13,4% 8,2% 14,0% 12,6% 13,2%
7,2% 5,8% 3,3% 11,8% 6,8% 10,5% 6,1% 5,4% 10,7% 7,3%
8,7% 10,5% 3,4% 16,5% 15,1% 11,8% 11,2% 6,5% 9,7% 11,3%
Weet niet 1,2% 0,5% 1,2% 0,7% 0,8% 0,5% 3,1% 1,1% 2,4% 0,9%
* Er is niet naar het exacte aantal gevraagd.
We hebben het aantal mensen dat betaald wordt vanuit het pgb ook uitgedraaid naar type zorgverlener. Daar valt met name uit af te leiden dat als er familie wordt ingeschakeld, het dan vaker om één persoon gaat dan bij andere typen zorgverleners. Bijna een kwart van degenen die familieleden inschakelt, heeft een familielid als enige zorgverlener. Zo gaat het bij een bemiddelingsbureau en bij zorgverleners voor maximaal drie dagen vaker om meer dan vijf personen. Respectievelijk 25 en 22 procent schakelt dan meer dan vijf zorgverleners in (zie bijlage 1 tabel B1.10). In totaal heeft zo’n 37 procent van de respondenten hun zorgverleners al meer dan vijf jaar in dienst. Met name bij somatische, lichamelijke, verstandelijke en zintuiglijke beperkingen zijn de zorgverleners al lang in dienst. Vooral bij budgethouders met een psychogeriatrische beperkingen komt het vaker voor dat personeel juist relatief kort in dienst is.
Tabel 2.17 Aantal jaar in dienst grootste deel zorgverleners naar indicatiegrondslag Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18) Verstandelijke beperkingen (<18) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen Weet niet Totaal
22
< 1 jaar
1 > 5 jaar
> 5 jaar
12,9% 8,0% 9,5% 7,9% 4,9% 2,8% 22,4% 7,5% 15,5% 8,5%
74,3% 43,4% 60,9% 64,8% 43,5% 44,2% 63,3% 48,4% 57,3% 54,9%
12,8% 48,6% 29,6% 27,3% 51,6% 53,0% 14,3% 44,1% 27,2% 36,7%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Vrijwel alle budgethouders ontvangen zorg in ieder geval thuis. Ook betaalt bijna de helft van de respondenten voor zorg die te maken heeft met activiteiten buitenshuis, onder meer om zich te verplaatsen.
Figuur 2.7 Waar wordt zorg betaald door pgb ontvangen?
Logeren
33%
Vakantie
28%
Dagbesteding
25%
Activiteiten buitenshuis
49%
Opleiding/Studie
5%
School
9%
(Vrijwilligers‐)werk
5%
Thuis
92% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Tabel B1.13 in bijlage 1 laat zien dat 31 procent op één locatie zorg ontvangt. Per indicatiegrondslag zijn er wederom verschillen. Vooral budgethouders met een psychiatrische aandoening onder de achttien en budgethouders met een verstandelijke beperking (ongeacht leeftijd) ontvangen vaker op meerdere plekken zorg.
2.6
Keuze pgb en zorgvraag Budgethouders hebben vooral gekozen voor een pgb vanwege de behoefte aan structuur en vastigheid van een vaste zorgverlener. Driekwart van de respondenten geeft dit als reden aan. De overige redenen die voorgedrukt waren in de vragenlijst zijn door dertig tot vijftig procent van de respondenten genoemd.
23
Figuur 2.8 Reden keuze voor pgb
Anders
7%
Ontlasting familie*
3%
24‐uurszorg nodig*
5%
Keuzevrijheid zorgverlener*
4%
Voor goede deelname aan samenleving
42%
Veel korte zorgmomenten
30%
Behoefte aan structuur en vastigheid van vaste zorgverlener
74%
Zorg op ongebruikelijke tijden nodig
47%
Zorgbehoefte per dag/binnen een dag verschillend
44%
Zorg nodig op meerdere locaties
35%
Zorg nodig op wisselende tijden op de dag
49%
Zorgbehoefte slecht vooraf te plannen
40% 0%
*
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Gecreëerd op basis van antwoorden bij ‘anders’.
Op basis van de antwoorden bij ‘anders’, namelijk hebben we nog drie categorieën gecreëerd: keuzevrijheid zorgverlener (zelf bepalen), 24-uurszorg nodig en het ontlasten van de familie die al dagelijks zorgt voor de budgethouders. Deze drie redenen zijn door drie tot vijf procent van de respondenten genoemd. De overige antwoorden die bij ‘anders’ werden ingevuld, konden we minder goed categoriseren, omdat ze nog minder voorkwamen om er een categorie van te maken. In het algemeen viel het op dat niet iedereen de vraag juist heeft geïnterpreteerd. Zo kwam het vaak voor dat mensen de aandoening noemen of datgene waarvoor ze zorg willen ontvangen in plaats van de reden waarom ze precies zorg willen ontvangen via een pgb. Overige antwoorden die werden gegeven, betroffen geregeld een toelichting op de andere antwoordcategorieën, klachten over zorg in natura, dat er meer zorg ingekocht kan worden via een pgb dan in natura, dat het type zorg alleen via een pgb is af te nemen (zorgboerderij) en dat er geen juist aanbod is van zorg in natura (bijvoorbeeld bij autisme).
24
70%
80%
Hieronder hebben we de reden voor de keuze van een pgb uitgesplitst naar indicatiegrondslag. Bij alle indicatiegrondslagen worden alle redenen aangekruist, maar per type indicatie verschillen de antwoorden. Zo valt het meteen op dat de behoefte aan een vaste zorgverlener het sterkst is bij personen met een psychiatrische, verstandelijke en psychogeriatrische beperking.
Voor goede deelname aan samenleving
Veel korte zorgmomenten
Behoefte aan structuur en vastigheid van vaste zorgverlener
86,2% 19,8% 45,9% 3,8% 1,7% 7,8% 10,7%
Somatische beperkingen
49,9% 65,0% 30,6% 59,0%
64,8%
65,6% 36,8% 35,7% 3,7% 5,4% 1,1%
4,8%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
44,4% 33,8% 29,3% 38,4%
25,9%
88,1% 25,5% 55,3% 5,2% 2,5% 0,3%
9,2%
Verstandelijke beperkingen (<18)
26,7% 40,4% 40,1% 30,5%
38,3%
78,3% 24,1% 40,9% 3,8% 8,2% 6,3%
6,9%
Lichamelijke beperkingen
47,0% 65,2% 38,9% 53,7%
66,7%
59,6% 39,9% 41,4% 3,5% 5,5% 0,8%
4,9%
Verstandelijke beperkingen (>18)
42,4% 45,2% 43,2% 38,8%
44,0%
84,6% 32,1% 40,4% 3,3% 5,7% 2,1%
6,9%
Psychogeriatrische beperkingen
33,7% 38,8% 21,4% 42,9%
42,9%
69,4% 28,6% 21,4% 2,0% 4,1% 2,0% 10,2%
Zintuiglijke beperkingen
28,0% 44,1% 40,9% 36,6%
38,7%
65,6% 19,4% 44,1% 3,2% 2,2% 2,2% 11,8%
Weet niet
37,6% 38,5% 30,7% 34,6%
37,6%
74,6% 22,0% 35,6% 3,4% 5,9% 5,4%
7,8%
Totaal
39,9% 48,7% 35,1% 43,6%
46,7%
73,6% 30,3% 42,1% 3,8% 4,7% 3,1%
7,1%
*
Ontlasting familie*
Gecreëerd op basis van antwoorden bij anders.
In bijlage 1, tabel B1.14 hebben we het aantal redenen weergegeven waarom voor een pgb is gekozen. Meer dan tachtig procent heeft meer dan één reden aangekruist. Het is met name de groep met lichamelijke beperkingen en somatische beperkingen die veel redenen hebben aangekruist. Bij beide groepen heeft zo’n dertig procent meer dan vijf redenen aangekruist. Het is ook de groep die relatief het minst vaak slechts één reden heeft aangekruist. Er zijn meer, en duidelijkere verschillen te zien als we kijken naar de omvang van de zorgvraag. Het zijn vooral de budgethouders die een grote zorgvraag hebben van meer dan tien uur, die veel redenen aankruizen. Bijna dertig procent met een indicatie voor meer dan tien uur zorg heeft meer dan vijf redenen aangekruist, terwijl een ongeveer even grote groep met een indicatie voor maximaal vijf uur slechts één reden heeft aangekruist. 25
Anders
22,7%
24-uurszorg nodig*
27,8% 28,7% 33,4% 30,0%
Keuzevrijheid*
Zorg op ongebruikelijke tijden nodig
Psychiatrische aandoening (<18)
Zorgbehoefte slecht vooraf te plannen
Zorg nodig op meerdere locaties Zorgbehoefte per dag/binnen een dag verschillend
Zorg nodig op wisselende tijden op de dag
Tabel 2.18 Reden keuze voor pgb naar indicatiegrondslag
Figuur 2.9 Aantal redenen keuze voor pgb naar omvang zorgvraag
Totaal
17%
16%
17%
14%
12%
24% 1
> 10 uur
14%
13%
16%
15%
13%
29%
2 3
5 tot 10 uur
21%
19%
19%
14%
11%
17%
4 5
< 5 uur
31% 0%
22%
20%
40%
18% 60%
10% 8% 11% 80%
> 5
100%
Aan de respondenten hebben we gevraagd hoe de inzet van de zorg geregeld is. Ruim 56 procent gaf aan dat de zorgverleners op onregelmatige tijden komen en een even grote groep gaf aan dat de hulp op vaste tijden komt. Veel budgethouders gaven bij de optie ‘anders’ aan dat de zorg verzorgd wordt door de familie of dat de zorg permanent beschikbaar is. We hebben daar een aparte categorie van gemaakt. De overige antwoorden bij ‘anders’ hadden onder andere betrekking op zorgboerderijen, logeren en dagopvang.
Figuur 2.10 Hoe is inzet geregeld?
60%
56%
56%
50% 40% 30% 20% 12%
13%
10%
6%
0% Zorgverleners Hulp op vaste Hulpverlener(s) Zorg door komen op tijden combineren familie/zorg onregelmatige zorg Wmo en permanent tijden AWBZ* beschikbaar**
Anders
* Het combineren van een pgb via de AWBZ en een pgb via de Wmo komt sowieso relatief weinig voor. ** Toegevoegd op basis van de antwoorden bij ‘anders’.
26
Uit de grafiek is af te leiden dat veel budgethouders op meerdere manieren hun inzet hebben geregeld. Iets minder dan veertig procent heeft meer dan één mogelijkheid aangekruist (tabel B1.15, bijlage 1). Om zicht te geven op de combinaties die voorkomen, hebben we van degenen die twee manieren hebben aangekruist, bekeken welke opties ze gecombineerd hebben. Van alle budgethouders heeft 22 procent zowel zorgverleners die op onregelmatige tijden zorg verlenen als zorgverleners die op regelmatige tijden zorg verlenen. Ook andere combinaties komen voor, maar in mindere mate. Hieronder hebben we de bovenstaande grafiek uitgesplitst naar indicatiegrondslag. De eerste categorie: ‘zorgverleners komen op onregelmatige tijden’, komt bij de meeste groepen ongeveer evenveel voor. Alleen bij psychogeriatrische beperkingen komen zorgverleners bij iets minder respondenten onregelmatig langs.
Hulpverlener(s) combineren zorg Wmo en AWBZ*
56,6%
63,8%
1,5%
4,1%
10,0%
Somatische beperkingen
55,3%
49,5%
20,6%
19,7%
2,6%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
58,5%
57,0%
8,4%
6,4%
4,3%
Verstandelijke beperkingen (<18)
56,3%
63,2%
1,8%
8,7%
8,6%
Lichamelijke beperkingen
56,1%
48,1%
19,2%
19,4%
2,7%
Verstandelijke beperkingen (>18)
53,7%
60,9%
8,0%
10,3%
7,5%
Psychogeriatrische beperkingen
37,8%
55,1%
19,4%
15,3%
8,2%
Zintuiglijke beperkingen
55,9%
58,1%
16,1%
10,8%
0,0%
Weet niet
44,2%
56,8%
5,8%
10,7%
12,6%
Anders
Hulp op vaste tijden
Psychiatrische aandoening (<18)
Zorg door familie/permanent beschikbaar**
Zorgverleners komen op onregelmatige tijden
Tabel 2.19 Hoe is inzet geregeld?
55,5% 55,6% 11,5% 12,7% 5,7% Totaal * Het combineren van een pgb via de AWBZ en een pgb via de Wmo komt sowieso relatief weinig voor. ** Toegevoegd op basis van de antwoorden bij ‘anders’.
Al eerder hebben we laten zien dat 21 procent van de budgethouders ook een pgb heeft voor huishoudelijke hulp (Wmo via de gemeente). We hebben daarom nog specifiek gekeken in hoeverre deze groep beide pgb’s combineert. De helft van deze groep respondenten heeft een hulpverlener die de zorg van beide pgb’s combineert.
27
Tabel 2.20 Inzet pgb door budgethouders met een pgb-Wmo Percentage Zorgverleners komen op onregelmatige tijden
56,0%
Hulp op vaste tijden
57,2%
Hulpverlener(s) combineren zorg Wmo en AWBZ
49,0%
Anders
1,4%
Zorg door familie/altijd beschikbaar
6,8%
Totaal aantal budgethouders met pgb-Wmo
1313
Hierboven hebben we vooral aandacht besteed aan de wijze waarop het pgb momenteel wordt ingezet. Het belangrijkste probleem voor ruim tachtig procent van de respondenten is dat er geen eigen keuze meer is voor een zorgverlener. Daarnaast verwacht zestig procent dat de zorg op afroep niet snel beschikbaar zal zijn en bijna de helft geeft aan dat een instelling de gespecialiseerde zorg niet kan leveren.
Figuur 2.11 Welke problemen worden verwacht
Geen problemen
2%
Anders Zorg te duur** Kwijtraken regie** Familie moet weer werken** Onplanbaarheid zorg/24‐uurszorg**
11% 2% 5% 2% 8%
Geen vaste zorgverlener** Uithuisplaatsing** Instelling kan gespecialiseerde zorg niet leveren Zorg op afroep niet snel beschikbaar
9% 3% 46% 60%
Geen eigen keuze zorgverlener Raak zorgverlener kwijt
81% 56% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
* Zowel zorgverleners die niet in dienst willen treden als degenen die niet in dienst kunnen treden. ** Toegevoegd op basis van de antwoorden bij ‘anders’.
De open antwoorden werden vaak aangegrepen om specifiek toe te lichten welke problemen de respondenten verwachten. Daarnaast hebben we van een aantal veelvoorkomende antwoorden een aparte categorie gemaakt. Zo maakte acht procent van de respondenten een opmerking over de onplanbaarheid van hun zorg en de tijdstippen waarop ze zorg nodig hebben, zoals 28
bv. half vijf ’s morgens of 24 uur per dag. Dat vormt in feite een aanvulling op de antwoordcategorie ‘zorg op afroep niet snel beschikbaar’. Ook maakte negen procent een opmerking over de ongewenstheid van de verwachting dat er bij zorg in natura geen vaste zorgverlener meer zal zijn. Een deel van de antwoorden die nu nog onder ‘anders’ staan, had betrekking op zorgboerderijen en andere zorg(instellingen) die momenteel niet via zorg in natura afgenomen kunnen worden. Van belang is overigens dat het niet uit te sluiten is dat de antwoordcategorieën die we nu hebben gecreëerd op basis van de open antwoorden vaker aangekruist zouden zijn als ze al voorgedrukt waren. Nu moeten budgethouders tenslotte zelf al de aanvullende problemen die ze verwachten bedenken. Tussen de verschillende groepen budgethouders zijn er verschillen te zien. Zo zijn het vooral budgethouders met een lichamelijke beperking en in iets mindere mate personen met een somatische beperking die aangeven dat zorg op afroep niet snel beschikbaar zal zijn. Dit is tevens de groep die het meest heeft aangegeven dat hun zorg onplanbaar is of dat ze 24-uurszorg nodig hebben. Bij personen met een psychiatrische aandoening (ongeacht leeftijd) en personen met een zintuiglijke beperking geeft meer dan de helft aan dat een instelling niet de gespecialiseerde zorg kan bieden.
kwijtraken regie**
Zorg te duur**
Anders
2,5% 10,5% 3,2% 10,2% 2,1% 11,6% 3,9% 9,1% 2,9% 7,3% 6,4% 7,2% 5,1% 8,2% 3,2% 7,5% 5,3% 8,7% 3,3% 9,2%
3,6% 10,6% 3,1% 5,9% 12,3% 5,1% 6,1% 4,3% 3,9% 7,5%
1,6% 2,2% 1,3% 2,6% 2,1% 0,5% 3,1% 1,1% 1,9% 1,9%
3,4% 5,5% 5,2% 4,3% 5,9% 4,4% 3,1% 4,3% 5,3% 4,9%
2,6% 2,0% 1,9% 3,4% 2,3% 2,3% 2,0% 1,1% 0,5% 2,3%
14,3% 10,8% 10,2% 13,8% 8,2% 11,1% 15,3% 12,9% 10,7% 11,2%
* Zowel zorgverleners die niet in dienst willen treden als degenen die niet in dienst kunnen treden. ** Toegevoegd op basis van de antwoorden bij ‘anders’.
29
Geen problemen
Familie moet weer werken**
53,3% 44,7% 56,6% 43,4% 40,0% 47,6% 38,8% 57,0% 35,9% 46,3%
Onplanbaarheid zorg/24uurszorg**
44,4% 69,7% 52,1% 52,8% 72,5% 56,6% 53,1% 57,0% 49,5% 59,6%
Geen vaste zorgverlener**
81,9% 81,8% 81,6% 83,2% 80,9% 76,9% 65,3% 81,7% 80,6% 81,1%
Uithuisplaatsing**
54,8% 59,6% 56,3% 56,4% 54,3% 54,0% 49,0% 61,3% 50,5% 55,7%
Zorg op afroep niet snel beschikbaar instelling kan gespecialiseerde zorg niet leveren
Geen eigen keuze zorgverlener
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18) Verstandelijke beperkingen (<18) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen Weet niet Totaal
Raak zorgverlener kwijt*
Tabel 2.21 Welke problemen worden verwacht?
2,7% 0,8% 2,4% 1,2% 1,8% 2,1% 4,1% 1,1% 2,4% 1,8%
Als we kijken naar de omvang van de zorg in combinatie met de problemen die respondenten verwachten, dan zijn er bij enkele problemen duidelijke verschillen te zien. Zo geven budgethouders met een zorgvraag van meer dan tien uur vaker aan dat zorg op afroep niet snel beschikbaar zou komen. Ook is het tevens de groep die vaker aangeeft bang te zijn een aantal zaken niet meer zelf te kunnen bepalen. Daarnaast geven ze relatief vaker aan dat de instelling de gespecialiseerde zorg niet kan leveren (bijlage 1, tabel 16). In bijlage 1, tabel B1.17 hebben we de problemen ook naar aandoening weergegeven. De grootste groep respondenten, budgethouders met autisme, hebben niet vaker problemen benoemd dan andere respondenten. Ook hebben we bij de vier meest genoemde problemen gekeken hoe per indicatiegrondslag de verdeling is naar zorgomvang (bijlage 1, tabel B1.18 en B1.19). Daar is te zien dat het lang niet altijd de groep is met de grootste zorgomvang die een probleem ervaart. Zo is de angst om de zorgverlener te verliezen bij personen met een somatische beperking niet groter bij de groep met een grote zorgvraag dan de groep met een kleine zorgvraag. De grootste verschillen zitten in het probleem dat de zorg op afroep niet altijd snel beschikbaar is en dat de instelling de gespecialiseerde zorg niet kan verlenen. Zo is te zien dat driekwart van de somatisch beperkten met een grote zorgvraag verwacht dat zorg op afroep niet snel beschikbaar zal zijn, terwijl dat bij somatisch beperkten met een kleinere zorgvraag nog net onder de zestig procent ligt. Om meer zicht te krijgen op de groep die aangeeft de meeste problemen te verwachten hebben we het aantal verwachte problemen geteld4. Zo’n zeventien procent verwacht één probleem en bijna een derde vier of meer problemen. Alhoewel de verschillen niet groot zijn, zijn het toch vooral degenen met een somatische, lichamelijke of zintuiglijke beperking die veel problemen verwachten. Als we kijken naar de omvang van de zorg, zijn de verschillen al groter. Met name de groep met meer dan tien uur zorg geeft aan meer problemen te verwachten. Twee derde verwacht tenminste drie problemen, terwijl dat bij degenen die minder uren zorg nodig hebben, om een relatief minder grote groep gaat (bij minder dan tien uur zorg om 52% en bij vijf tot tien uur zorg om 55%).
4
Het aantal problemen zegt feitelijk niets over de omvang of impact van de verwachte problemen.
30
Tabel 2.22 Aantal verwachte problemen naar indicatiegrondslag 1
2
3
>3
Totaal
Psychiatrische aandoening (<18)
17,3%
24,3%
30,0%
28,4%
100%
Somatische beperkingen
14,4%
17,4%
31,1%
37,1%
100%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
18,5%
21,3%
25,2%
35,0%
100%
Verstandelijke beperkingen (<18)
16,8%
24,7%
29,3%
29,3%
100%
Lichamelijke beperkingen
15,5%
19,5%
32,7%
32,3%
100%
Verstandelijke beperkingen (>18)
20,6%
20,1%
29,8%
29,6%
100%
Psychogeriatrische beperkingen
28,6%
18,4%
28,6%
24,5%
100%
Zintuiglijke beperkingen
18,3%
18,3%
28,0%
35,5%
100%
Weet niet
26,7%
20,9%
29,6%
22,8%
100%
Totaal
17,1%
20,9%
30,2%
31,8%
100%
Tabel 2.23 Aantal verwachte problemen naar omvang zorg 1 2 3 < 5 uur 24,3% 23,6% 28,1% 5 tot 10 uur 20,2% 24,3% 29,6% > 10 uur 13,7% 19,2% 31,2% Totaal 16,3% 20,9% 30,5%
>3 24,0% 25,8% 35,9% 32,3%
Totaal 100% 100% 100% 100%
Als we zowel naar de omvang van de zorg kijken als naar de aandoening, komen er iets specifiekere groepen naar boven, maar het beeld blijft diffuus, omdat de verschillen tussen sommige groepen zeer klein zijn. Om de verschillen beter zichtbaar te maken, hebben we de groep die drie reden aangekruist heeft, samengevoegd met de groep die meer dan drie reden heeft aangekruist (zie bijlage 1, tabel B1.20). Van de budgethouders met een somatische beperking met een zorgvraag van meer dan tien uur heeft meer dan zeventig procent tenminste drie problemen aangekruist. De overige groepen zitten daar overigens nauwelijks onder.
31
Figuur 2.12 Percentage budgethouders met een grote zorgvraag (> 10 uur) met meer dan twee problemen naar indicatiegrondslag
Totaal Psychogeriatrische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18)
67% 56% 62%
Verstandelijke beperkingen (<18)
63%
Verstandelijke beperkingen (>18)
64%
Zintuiglijke beperkingen
65%
Psychiatrische aandoening (<18)
65%
Lichamelijke beperkingen Somatische beperkingen
69% 72% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
We hebben ditzelfde ook uitgesplitst naar exacte aandoening. Omdat sommige aandoeningen maar weinig voorkomen en al helemaal niet bij een grote zorgvraag, is de tabel gesorteerd naar de mate waarin een aandoening voorkomt (bijlage 1, tabel B1.21). Incontinentie en dwarslaesie vallen hier nog extra op omdat het veelvoorkomende aandoeningen zijn en het percentage met drie of meer problemen nog hoger ligt dan 75 procent.
32
3
ADL-CLUSTERWONINIG
In het vorige hoofdstuk ging het over alle budgethouders. In dit hoofdstuk beperken we ons tot een kleinere groep, de budgethouders die in een ADLclusterwoning wonen. Deze groep heeft met ingang van 2012 geen pgb meer. In totaal zijn er 113 ADL-clusterbewoners die de vragenlijst hebben ingevuld. De onderstaande tabel laat zien dat veruit het grootste deel van deze respondenten een lichamelijke beperking heeft (78%) en een kleine groep een somatische beperking.
Tabel 3.1
ADL-clusterbewoners naar indicatie Aantal
Psychiatrische aandoening (<18 jaar)
Percentage
0 15
0,0% 13,3%
3
2,7%
0 88
0,0% 77,9%
Verstandelijke beperkingen (>18 jaar)
2
1,8%
Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen
0 3
0,0% 2,7%
Weet niet
2
1,8%
Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18 jaar) Verstandelijke beperkingen (<18 jaar) Lichamelijke beperkingen
Totaal
113
100
Het pgb wordt binnenshuis ingezet, maar nog vaker buitenshuis. Buitenshuis gaat het met name om begeleiding en persoonlijke verzorging. Indien het budget binnenshuis wordt ingezet, dan gaat het vooral om begeleiding en in iets mindere mate om persoonlijke verzorging. Tabel 3.2
Inzet pgb binnenshuis en buitenshuis
Voor persoonlijke verzorging Voor verpleging Voor begeleiding Ik gebruik het niet binnenshuis/buitenshuis Ik weet het niet
Binnenshuis 52,2% 42,5% 61,9% 23,0% 1,8%
Buitenshuis 70,5% 38,4% 72,3% 8,9% 3,6%
De omvang van het pgb dat deze bewoners ontvangen, is relatief groot. Bijna driekwart heeft een pgb met meer dan tien uur zorg. We hebben hen ook gevraagd hoeveel uur zorg in natura zij daarnaast afnemen via het zorgsteunpunt. De helft van de ADL-bewoners krijgt meer dan twintig uur zorg in natura via het zorgsteunpunt. 33
Tabel 3.3
Aantal uren zorg via pgb Aantal
Percent
< 5 uur
10
8,8%
5 tot 10 uur
12
10,6%
> 10 uur
85
75,2%
Weet niet
6
Totaal
Tabel 3.4
5,3%
113
100%
Aantal uren zorg in natura via zorgsteunpunt Aantal 8 9 12 21 55 7
< 5 uur per week 5 - 10 uur per week 10 - 15 uur per week 15 - 20 uur per week > 20 uur per week Weet niet Totaal*
Percentage 7,1% 8,0% 10,7% 18,8% 49,1% 6,3%
112
100%
* Eén persoon is bij deze vraag met de enquête gestopt
De omvang van het pgb hebben we ook uitgesplitst per functie. Het gaat met name om persoonlijke verzorging waarvoor relatief veel uren zorg in het pgb zitten.
Tabel 3.5
Omvang zorgvraag naar functie < 5 uur 5 - 10 uur
Persoonlijke verzorging Verpleging Begeleiding groep Begeleiding individueel
18,6% 22,1% 0,9% 44,2%
18,6% 21,2% 1,8% 30,1%
> 10 uur
Geen indicatie / weet niet
47,8% 12,4% 12,4% 5,3%
15,0% 44,2% 85,0% 20,4%
Totaal
100% 100% 100% 100%
We kunnen tabel 3.5 niet combineren met de inzet binnens- of buitenshuis, aangezien we niet weten welk deel per functie binnenshuis of buitenshuis wordt ingezet. Ruim zestig procent geeft aan geen zorg in te kunnen kopen bij de huidige zorgaanbieder. Nog geen tien procent van de ADL-bewoners kan dit wel en doet dit ook daadwerkelijk.
34
Tabel 3.6
Mogelijkheid tot zorg inkopen bij huidige zorgaanbieder
Ja, ik kan zorg inkopen én ik koop zorg in Ja, ik kan zorg inkopen, maar ik koop geen zorg in Nee, ik kan geen zorg inkopen Totaal
Aantal 10 33 69 112
Percentage 8,9% 29,5% 61,6% 100%
Iets meer dan een kwart van bewoners is geïnteresseerd in de mogelijkheid om zorg in te kopen bij de huidige zorgaanbieder. Meer dan vijftig procent is niet geïnteresseerd.
Tabel 3.7
Interesse in mogelijkheid tot zorg inkopen bij huidige zorgaanbieder Aantal
Ja Nee Maakt mij niet uit Niet van toepassing, ik koop al extra zorg in Totaal
30 60 12 10 112
Percentage 26,8 53,6 10,7 8,9 100%
Om specifiek voor de ADL-bewoners zichtbaar te maken wat hun problematiek is als zij geen gebruik meer kunnen maken van een pgb, hebben we hieronder een tabel opgenomen met de problemen die zij voorzien als ze in plaats van een pgb van zorg in natura gebruik moeten maken. Ter vergelijking hebben we ernaast ook de percentages opgenomen van alle budgethouders, zodat we kunnen zien in hoeverre zij verschillen. Zeventig procent van de ADLbewoners geeft aan dat de zorg op afroep niet snel beschikbaar zal zijn. Dit is op zichzelf opvallend, omdat het verdwijnen van het pgb in principe niets te maken heeft met de zorg die beschikbaar is via de ADL-eenheid. Waarschijnlijk komt dit omdat deze groep de veranderingen wat betreft de status van de ADL-cluster verwart met het verdwijnen van het pgb. Momenteel wordt de dienstverlening in ADL-clusters bekostigd via een aparte subsidieregeling en vanaf 1 januari 2012 wordt deze vorm van zorg opgenomen in de AWBZ.1 Ook valt het op dat het kwijtraken van de regie meer dan gemiddeld is genoemd door ADL-clusterbewoners.
1
Ministerie van VWS (2011). ADL-assistentie in ADL-clusters vanaf 1 januari 2012. Brief aan de Tweede Kamer, 8 juli 2011.
35
Tabel 3.8
Problemen ADL-bewoners ADLbewoners
Alle budgethouders
Raak mijn zorgverlener kwijt
62,8%
55,7%
Geen eigen keuze zorgverlener
84,1%
81,1%
Zorg op afroep niet snel beschikbaar
70,8%
59,6%
Instelling kan gespecialiseerde zorg niet leveren
49,6%
46,3%
Uithuisplaatsing
0,9%
3,3%
Geen vaste zorgverlener
6,2%
9,2%
Onplanbaarheid zorg/24-uurszorg
4,4%
7,5%
Familie moet weer werken
0,0%
1,9%
10,6%
4,9%
1,8%
2,3%
12,4%
11,2%
0,9%
1,8%
Kwijtraken regie Zorg te duur Anders Geen problemen
Driekwart van de bewoners geeft aan deel te hebben genomen aan het speciale herindicatietraject voor ADL-bewoners. Dat percentage ligt lager dan uit de rapportage van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) naar voren kwam (92%).2 Het is niet uit te sluiten dat een deel van de bewoners zich niet realiseert dat het over die specifieke herindicatie gaat.
Tabel 3.9
Deelname aan speciaal herindicatietraject voor ADL-bewoners? Aantal
Percentage
Ja
86
76,8%
Nee
20
17,9%
Ik weet het niet Totaal
6 112
5,4% 100%
Ook is gevraagd naar de inhoud van de nieuwe indicatie. Ruim zestien procent van de ADL-bewoners kon niet aangeven wat hun nieuwe indicatie inhield. Deze bewoners hebben we, om een vergelijking te kunnen maken met de oude situatie, buiten beschouwing gelaten. De verschillen tussen de oude en de nieuwe indicatie zijn niet groot. Het belangrijkste verschil is dat er iets minder bewoners zijn die een indicatie hebben gekregen voor de functie begeleiding individueel. Eén persoon heeft een indicatie gekregen voor verblijf en dat betekent dat diegene in principe niet meer past binnen het concept van de ADL-clusterwoning, aangezien er geen permanent toezicht meer is.
2
Centrum Indicatiestelling Zorg 2010. Project Herindicatiestelling bewoners ADL-clusters.
36
Tabel 3.10 Oude indicatie en nieuwe indicatie per 2012* Oud Aantal
Nieuw
Percentage
Aantal
Percentage
Persoonlijke verzorging
67
94,4%
69
97,2%
Verpleging
42
59,2%
37
52,1%
Begeleiding in dagdelen (in groepen)
11
15,5%
10
14,1%
Begeleiding in uren (individueel)
62
87,3%
54
76,1%
Kortdurend verblijf Verblijf (bijv. in de vorm van een zorgzwaartebekostiging)
3
4,2%
2
2,8%
**
**
1
1,4%
* 85 van de 86 bewoners met een herindicatie hebben deze vraag ingevuld. Daarnaast hebben veertien bewoners ‘weet niet’ aangekruist. ** Niet gevraagd.
37
38
BIJLAGEN
39
40
BIJLAGE 1
TABELLEN
Tabel B1.1
Overzicht deelnemers Aantal 6201 1454 486 363 153 1367 10024
Deelnemer* Afhaker (gedurende het invullen) Geen PGB PGB voor thuiszorg via gemeente (WMO) Respondent weet niet waarvoor hij/zij PGB ontvangt Aanspraak langdurend verblijf/zorgzwaartepakket Totaal
Tenminste ingevuld tot de vraag of iemand in een ADL-clusterwoning woont.
Aantal functies per budgethouder Aantal 1407 1965 1803 842 145 39 6201
1 indicatie 2 indicaties 3 indicaties 4 indicaties 5 indicaties Geen indicatie Totaal
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18) Verstandelijke beperkingen (<18) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen *
2,3% 90,6% 10,9% 43,4% 81,3% 37,9% 63,8% 44,8%
0,1% 26,1% 1,0% 3,5% 27,5% 5,0% 20,0% 8,1%
82,9% 20,0% 91,1% 63,1% 56,8% 85,8% 61,5% 71,6%
72,5% 9,8% 25,5% 71,1% 27,4% 37,9% 38,1% 31,9%
Kortduren verblijf
Verpleging
Indicatiegrondslag en functie indicatie (populatie) Persoonlijke verzorging
Tabel B1.3
Percentage 22,7% 31,7% 29,1% 13,6% 2,3% 0,6% 100%
Begeleiding individueel
Tabel B1.2
Begeleiding groep
*
Percentage 61,9 14,5 4,8 3,6 1,5 13,6 100
53,7% 5,5% 7,5% 54,8% 17,1% 29,1% 20,8% 18,1%
Op basis van UVIT-gegevens.
41
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18) Verstandelijke beperkingen (<18) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen
42
11,4% 90,9% 20,0% 66,1% 93,6% 59,4% 78,6% 64,5%
77,5% 25,2% 33,2% 78,2% 27,2% 65,8% 74,5% 41,9%
90,1% 46,7% 95,9% 83,9% 52,0% 92,5% 78,6% 83,9%
Kortduren verblijf
Begeleiding individueel
Verpleging 0,2% 43,4% 3,7% 7,4% 44,5% 9,0% 26,5% 17,2%
Begeleiding groep
Indicatiegrondslag en functie indicatie (steekproef) Persoonlijke verzorging
Tabel B1.4
65,9% 14,7% 15,3% 67,2% 17,7% 44,7% 27,6% 19,4%
Psychiatrische aandoeningen (>18)
Verstandelijke beperkingen (<18)
Lichamelijke beperkingen
Verstandelijke beperkingen (>18)
Psychogeriatrische beperkingen
Zintuiglijke beperkingen
Weet niet
Epilepsie Incontinentie Autisme/verwant Dementie Dwarslaesie Visuele/auditieve beperking Spraakproblemen Meervoudig beperkt Ademhalingsondersteuning Anders Spierziekten Neurologisch: o.a. MS, Parkinson Niet-aangeboren-hersenletsel/herseninfarct Kanker Reuma, arthrose Overige chronische aandoeningen: o.a. hart/nieren/stofwisseling/diabetisch/rug/ ADHD/ADD Psychiatrisch/gedragsstoornis Verstandelijk/down syndroom/zwakbegaafd ME/CVS Terminaal Verlamming/amputatie/spastisch Rolstoel Wondverzorging/decubitus(doorligwonden) Persoonlijke zorg/hulp bij douchen/aankleden Posttraumatische dystrofie/CRPS
Somatische beperkingen
Indicatiegrondslag en de bijbehorende aandoeningen Psychiatrische aandoening (<18)
Tabel B1.5
1,3% 1,0% 91,6% 0,1% 0,0% 0,5% 2,7% 2,2% 0,1% 4,3% 0,0% 0,9% 0,2% 0,0% 0,0%
7,9% 22,1% 3,1% 2,5% 4,8% 10,1% 9,7% 35,7% 12,4% 13,7% 5,9% 13,5% 5,1% 2,0% 7,0%
2,8% 2,7% 55,0% 0,3% 0,6% 1,3% 1,9% 5,5% 0,9% 6,0% 0,0% 0,7% 1,5% 0,0% 0,6%
16,9% 16,1% 51,0% 0,1% 0,1% 8,2% 21,0% 32,0% 0,9% 9,2% 0,3% 0,5% 0,4% 0,0% 0,0%
8,4% 23,2% 2,2% 1,1% 15,7% 7,9% 10,1% 37,3% 8,8% 9,1% 13,6% 7,5% 5,9% 0,6% 3,7%
13,4% 9,8% 38,0% 1,3% 0,0% 11,4% 15,2% 30,7% 0,8% 6,7% 0,5% 0,0% 3,4% 0,5% 0,0%
6,1% 18,4% 12,2% 74,5% 0,0% 7,1% 10,2% 20,4% 4,1% 2,0% 0,0% 2,0% 8,2% 0,0% 1,0%
6,5% 5,4% 8,6% 1,1% 0,0% 82,8% 11,8% 25,8% 1,1% 6,5% 1,1% 0,0% 2,2% 1,1% 1,1%
11,2% 12,6% 42,7% 2,4% 1,5% 16,5% 15,5% 31,6% 4,9% 7,3% 0,5% 2,9% 3,4% 0,0% 1,0%
0,7% 14,0% 7,4% 3,7% 0,0% 0,0% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
19,0% 0,4% 5,0% 1,4% 0,8% 0,3% 2,7% 2,6% 0,4% 1,3% 2,0%
3,9% 6,9% 34,6% 2,4% 0,4% 0,0% 0,1% 0,1% 0,1% 0,3% 0,0%
3,5% 3,9% 8,6% 27,3% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,0% 1,4% 0,0%
13,1% 0,2% 2,1% 0,8% 0,1% 0,1% 6,3% 3,7% 0,6% 0,8% 0,9%
5,2% 1,8% 8,3% 30,2% 0,3% 0,0% 0,5% 0,3% 0,0% 0,8% 0,0%
6,1% 2,0% 9,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 2,0% 0,0% 0,0% 0,0%
15,1% 1,1% 2,2% 5,4% 0,0% 0,0% 2,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
13,1% 12,1% 9,7% 6,3% 0,0% 0,5% 1,5% 0,5% 1,0% 0,5% 0,0%
Tabel B1.6
Duur afgifte PGB naar zorgvraag in uren < 5 uur 5 tot 10 uur Voor minder dan een half jaar 22,2% 25,9% Voor een half tot 1 jaar 20,5% 27,1% Voor 1 tot 3 jaar 13,1% 25,5% Voor 3 tot 5 jaar 8,1% 18,4% Voor 5 tot 10 jaar 7,4% 14,2% Voor meer dan 10 jaar 9,8% 15,0% Totaal 11,7% 21,7%
> 10 uur 51,9% 52,5% 61,4% 73,4% 78,4% 75,2% 66,6%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
43
Tabel B1.7
Omvang pgb naar zorgvraag in uren < 5 uur 5 tot 10 uur < € 5.000 bruto 34,7% 7,0% € 5.000 tot € 10.000 bruto 47,4% 31,1% € 10.000 tot € 15.000 bruto 10,2% 37,6% € 15.000 tot € 20.000 bruto 2,5% 13,6% € 20.000 tot € 25.000 bruto 1,2% 5,7% € 25.000 tot € 30.000 bruto 0,4% 1,2% Meer dan € 30.000 bruto 1,0% 1,3% Ik weet het niet 2,5% 2,6% Totaal 100% 100%
> 10 uur 1,1% 8,2% 12,0% 13,0% 14,0% 10,6% 38,6% 2,6% 100%
Totaal 6,3% 17,8% 17,3% 11,9% 10,7% 7,4% 26,1% 2,6% 100%
Tabel B1.8
Wie betaalt u uit uw pgb naar omvang zorg < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Familieleden met familieovereenkomst 7,5% 19,3% 73,2% Zorgverleners met arbeidsovereenkomst voor max 3 dagen 9,7% 19,7% 70,6% Zorgverleners met arbeidsovereenkomst voor 4+ dagen 3,2% 9,2% 87,6% Freelancer, ZZP-er 13,6% 22,4% 64,0% Zorginstelling/organisatie 9,4% 18,3% 72,2% Bemiddelingsbureau 13,9% 25,0% 61,1% Zorgboerderij/speel/logeerhuis 15,3% 19,0% 65,7% Anders 6,5% 18,5% 75,0% Totaal 11,7% 21,7% 66,6%
Aantal typen betaalde zorgverleners naar omvang zorg 1 2 3 4 5 < 5 uur 63,3% 28,7% 7,5% 0,6% 0,0% 5 tot 10 uur 54,5% 30,9% 12,7% 1,7% 0,1% > 10 uur 39,1% 34,4% 21,6% 4,4% 0,5% Totaal 45,3% 33,0% 18,0% 3,4% 0,3%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Tabel B1.9
Totaal 100% 100% 100% 100%
Tabel B1.10 Aantal zorgverleners naar type
Familieleden met familieovereenkomst Zorgverleners met arbeidsovereenkomst voor max. 3 dagen Zorgverleners met arbeidsovereenkomst voor 4+ dagen Freelancer, ZZP’er Zorginstelling/organisatie Bemiddelingsbureau Zorgboerderij/speel-/logeerhuis Anders
44
1 24,8% 7,6% 18,6% 11,6% 12,8% 5,6% 11,2% 23,3%
2 18,8% 15,7% 19,2% 17,0% 18,5% 13,3% 17,3% 22,7%
3 20,2% 21,9% 23,4% 24,0% 23,5% 22,1% 26,5% 16,7%
4 14,7% 20,8% 13,5% 16,4% 17,0% 19,0% 19,4% 10,0%
5 8,7% 12,0% 8,1% 11,0% 10,6% 14,4% 12,2% 6,7%
>5 12,4% 21,7% 16,8% 19,5% 16,0% 24,6% 8,2% 15,3%
Weet niet 0,3% 0,4% 0,6% 0,5% 1,4% 1,0% 5,1% 5,3%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Tabel B1.11 Aantal typen betaalde zorgverleners naar indicatiegrondslag 1 2 3 4 5 Psychiatrische aandoening (<18) 30,0% 42,8% 23,3% 3,8% 0,2% Somatische beperkingen 55,3% 30,1% 12,0% 2,4% 0,3% Psychiatrische aandoeningen (>18) 60,4% 29,3% 8,9% 1,3% 0,0% Verstandelijke beperkingen (<18) 27,2% 34,6% 31,1% 6,6% 0,5% Lichamelijke beperkingen 53,4% 29,1% 13,9% 3,3% 0,3% Verstandelijke beperkingen (>18) 43,2% 32,4% 21,1% 2,6% 0,8% Psychogeriatrische beperkingen 59,2% 26,5% 11,2% 1,0% 2,0% Zintuiglijke beperkingen 63,4% 26,9% 6,5% 3,2% 0,0% Weet niet 46,1% 26,2% 23,3% 4,4% 0,0% Totaal 46,1% 32,7% 17,6% 3,4% 0,3%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18) Verstandelijke beperkingen (<18) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen Weet niet Totaal
81,5% 98,6% 92,6% 86,9% 98,8% 91,8% 85,7% 92,5% 86,4% 92,1%
1,2% 3,8% 10,7% 0,7% 8,2% 10,5% 2,0% 5,4% 3,9% 5,2%
11,3% 5,9% 3,6% 23,0% 8,0% 2,6% 1,0% 7,5% 8,7% 9,2%
8,3% 2,1% 12,3% 3,4% 4,0% 3,6% 1,0% 8,6% 4,9% 5,3%
65,5% 35,5% 45,9% 58,9% 44,2% 50,1% 36,7% 52,7% 47,1% 49,1%
Tabel B1.13 Aantal plekken waar zorg wordt ontvangen 1 2 3 4 5 6 Psychiatrische aandoening (<18) 12,1% 27,3% 29,3% 20,3% 8,4% 2,2% Somatische beperkingen 47,8% 20,1% 17,8% 9,7% 4,0% 0,4% Psychiatrische aandoeningen (>18) 39,4% 29,6% 17,6% 7,7% 4,1% 1,0% Verstandelijke beperkingen (<18) 13,9% 23,1% 30,2% 20,7% 9,5% 2,5% Lichamelijke beperkingen 39,2% 19,7% 20,9% 12,0% 6,3% 1,4% Verstandelijke beperkingen (>18) 20,3% 28,8% 23,7% 16,5% 7,2% 2,6% Psychogeriatrische beperkingen 40,8% 32,7% 18,4% 6,1% 2,0% 0,0% Zintuiglijke beperkingen 39,8% 26,9% 12,9% 16,1% 2,2% 2,2% Weet niet 29,1% 25,2% 22,8% 16,5% 4,9% 1,5% Totaal 31,0% 23,8% 22,8% 14,2% 6,3% 1,5%
42,8% 9,8% 19,0% 41,2% 10,6% 43,2% 37,8% 20,4% 32,5% 24,8%
7 0,5% 0,1% 0,3% 0,1% 0,3% 0,8% 0,0% 0,0% 0,0% 0,3%
24,2% 30,6% 15,7% 24,2% 38,4% 34,7% 13,3% 17,2% 22,8% 28,4%
8 0,0% 0,2% 0,1% 0,0% 0,1% 0,3% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1%
Logeren
Vakantie
Dagbesteding
Activiteiten buitenshuis
Opleiding/ Studie
School
(Vrijwilligers) werk
Thuis
Tabel B1.12 Waar wordt zorg betaald door PGB ontvangen?
59,4% 18,2% 12,9% 58,4% 20,3% 37,0% 18,4% 16,1% 40,8% 33,0%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
45
Tabel B1.14 Aantal redenen waarom gekozen is voor een pgb 1 2 3 4 5 6 Psychiatrische aandoening (<18) 21,6% 22,6% 21,8% 11,5% 7,6% 6,9% Somatische beperkingen 14,6% 10,3% 13,9% 17,3% 15,0% 11,2% Psychiatrische aandoeningen (>18) 17,6% 20,1% 18,2% 14,2% 9,9% 6,7% Verstandelijke beperkingen (<18) 20,5% 20,2% 16,9% 14,7% 9,8% 6,5% Lichamelijke beperkingen 14,9% 11,3% 13,3% 14,3% 14,5% 12,6% Verstandelijke beperkingen (>18) 17,2% 14,9% 17,7% 12,3% 12,1% 9,5% Psychogeriatrische beperkingen 29,6% 15,3% 16,3% 15,3% 8,2% 6,1% Zintuiglijke beperkingen 23,7% 20,4% 12,9% 15,1% 10,8% 7,5% Weet niet 29,6% 11,2% 18,0% 12,6% 12,1% 5,8% Totaal 18,1% 15,8% 16,5% 14,2% 11,8% 9,2%
7 4,2% 8,8% 7,4% 6,1% 10,1% 8,5% 5,1% 4,3% 5,8% 7,5%
8 3,1% 7,9% 5,0% 4,9% 7,7% 7,2% 3,1% 4,3% 3,9% 5,9%
9 0,8% 1,1% 0,7% 0,4% 1,3% 0,5% 1,0% 1,1% 1,0% 0,9%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Tabel B1.15 Combinaties aantal manieren waarop de inzet is geregeld (bij twee manieren) Percentage Onregelmatig en regelmatig 21,7 Onregelmatig en combi WMO/AWBZ 3,1 Onregelmatig en anders 0,8 Onregelmatig en familie 1 Regelmatig en combi WMO/AWBZ 2,5 Regelmatig en anders 1,2 Regelmatig en familie 1,4 Combi WMO/AWBZ en anders 0,1 Combi WMO/AWBZ en familie 0,2 Familie en anders 0,1 Eén manier aangekruist 63,5 Meer dan twee manieren aangekruist 4,4 Totaal 100
* **
46
Kwijtraken regie**
Zorg te duur**
Anders
1,2% 8,9% 1,8% 10,8% 4,2% 8,8% 3,3% 9,3%
4,7% 6,2% 8,7% 7,7%
0,4% 1,3% 2,4% 1,9%
4,7% 5,2% 5,0% 5,0%
2,8% 1,6% 2,6% 2,4%
11,6% 12,6% 11,0% 11,4%
Zowel zorgverleners die niet in dienst willen treden als degenen die niet in dienst kunnen treden. Gecreëerd op basis van de antwoorden bij ‘anders’.
Geen problemen
Familie moet weer werken**
41,4% 38,3% 50,5% 46,8%
Onplanbaarheid zorg/24uurszorg**
46,9% 52,8% 65,2% 60,4%
Geen vaste zorgverlener**
79,1% 78,9% 82,7% 81,4%
Uithuisplaatsing**
53,6% 54,4% 56,9% 56,0%
Zorg op afroep niet snel beschikbaar instelling kan gespecialiseerde zorg niet leveren
Geen eigen keuze zorgverlener
< 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Totaal
Raak zorgverlener kwijt*
Tabel B1.16 Welke problemen worden verwacht naar omvang zorg
3,2% 2,8% 1,1% 1,7%
* **
Zorg te duur**
Anders
2,7% 2,4% 1,6% 3,7% 1,9% 2,3% 2,7% 2,6% 2,5% 2,1%
4,0% 5,5% 3,9% 4,4% 5,1% 5,4% 4,7% 4,0% 7,9% 4,8%
3,3% 2,3% 2,2% 0,7% 1,9% 2,5% 2,4% 2,2% 1,6% 2,7%
9,2% 14,7%
3,1%
8,2%
2,4%
2,0% 3,0% 0,0%
4,2% 9,5% 12,1% 6,5% 11,1% 14,1% 8,6% 17,1% 14,3%
2,9% 2,5% 2,9%
5,2% 5,5% 8,6%
2,3% 0,0% 2,9%
7,4% 9,5%
1,3% 0,5%
2,0% 11,4% 10,7% 4,6% 13,4% 12,5%
1,3% 10,1% 2,3% 7,7%
2,7% 2,3%
50,5% 78,7% 45,6% 48,8% 17,1%
2,1%
1,4%
9,4%
3,5%
2,4%
3,8%
3,8%
55,2% 82,9% 54,9% 55,6% 12,2% 58,2% 86,0% 56,6% 42,5% 15,6% 86,7% 86,7% 60,0% 46,7% 20,0%
1,5% 0,7% 0,0%
5,5% 11,8% 4,1% 9,9% 0,0% 20,0%
4,4% 8,0% 6,7%
2,0% 5,5% 3,0% 5,5% 0,0% 20,0%
2,9% 4,1% 0,0%
0,0% 66,7% 50,0% 83,3% 16,7% 56,0% 83,0% 70,2% 38,3% 13,5%
0,0% 2,8%
0,0% 7,8%
58,9% 92,6% 75,8% 41,1%
9,5%
1,1%
3,2% 11,6% 16,8%
52,9% 82,4% 76,5% 41,2%
0,0%
0,0% 11,8%
Uithuisplaatsing**
Geen vaste zorgverlener**
Onplanbaarheid zorg/24uurszorg**
0,8% 0,8% 2,4% 4,4% 1,0% 1,6% 0,8% 1,0% 1,6% 1,4%
5,6% 4,3% 3,0% 6,6% 1,9% 4,1% 6,9% 4,1% 5,3% 2,7%
56,5% 84,6% 78,8% 45,5%
6,8%
1,0%
3,1%
57,5% 84,6% 71,6% 39,2% 6,9% 48,7% 77,9% 61,8% 38,2% 14,1% 62,9% 71,4% 62,9% 37,1% 14,3% 63,1% 83,2% 67,1% 41,6% 55,4% 83,0% 67,3% 46,3%
Geen eigen keuze zorgverlener
10,6% 10,2% 12,4% 11,0% 8,3% 10,9% 11,8% 9,3% 10,4% 21,5%
55,7% 57,5% 55,0% 52,2% 53,3% 57,3% 57,4% 57,5% 57,2% 60,9%
81,6% 85,7% 81,6% 75,7% 82,9% 85,6% 85,3% 82,1% 80,5% 81,2%
66,2% 76,8% 48,3% 61,8% 81,6% 67,6% 69,3% 70,4% 69,2% 64,0%
50,0% 75,0% 54,5% 15,9% 11,4% 66,7% 92,3% 61,5% 33,3% 2,6% 55,7% 81,2% 59,6% 46,3% 11,2%
0,0% 0,0% 1,8%
0,0% 0,0% 16,7% 7,1% 17,0% 1,4% 2,1%
Geen problemen
kwijtraken regie** 7,3% 11,6% 3,9% 7,4% 15,9% 7,2% 10,8% 9,0% 10,1% 7,2%
Zorg op afroep niet snel beschikbaar instelling kan gespecialiseerde zorg niet leveren
9,0% 11,2% 10,7% 7,4% 5,7% 9,5% 11,8% 8,1% 8,2% 11,4%
52,0% 51,9% 51,3% 37,5% 52,7% 53,6% 52,9% 49,0% 58,2% 47,2%
Raak zorgverlener kwijt* Epilepsie Incontinentie Autisme/verwant Dementie Dwarslaesie Visuele/auditieve beperking Spraakproblemen Meervoudig beperkt Ademhalingsondersteuning Spierziekten Neurologisch: o.a. MS, Parkinson Niet-aangeboren hersenletsel/herseninfarct Kanker Reuma, arthrose Overige chronische aandoeningen ADHD/ADD Psychiatrisch/gedragsstoornis Verstandelijk/down syndroom/zwakbegaafd ME/CVS Terminaal Verlamming/amputatie/spas tisch Rolstoel Wondverzorging/decubitus (doorligwonden) Persoonlijke zorg/hulp bij douchen/aankleden posttraumatische dystrofie/CRPS Anders Totaal
Familie moet weer werken**
Tabel B1.17 Welke problemen worden verwacht naar aandoening
0,0% 16,7% 7,8% 2,1% 7,4%
5,3%
5,9% 29,4%
5,9% 11,8%
0,0%
6,8% 13,6% 18,2% 2,6% 15,4% 17,9% 3,3% 9,2% 7,5%
0,0% 9,1% 2,6% 10,3% 1,9% 4,9%
4,5% 5,1% 2,3%
Zowel zorgverleners die niet in dienst willen treden als degenen die niet in dienst kunnen treden. Gecreëerd op basis van de antwoorden bij ‘anders’.
47
Tabel B1.18 Verwachte problemen naar omvang zorg naar grondslag Raak mijn zorgverlener kwijt Geen eigen keuze zorgverlener < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Psychiatrische aandoening (<18) 50,8% 52,2% 57,2% 78,7% 80,1% 84,5% Somatische beperkingen 64,6% 62,6% 59,1% 84,1% 80,4% 82,5% Psychiatrische aandoeningen (>18) 55,4% 55,4% 58,4% 84,6% 81,4% 80,8% Verstandelijke beperkingen (<18) 45,5% 51,9% 57,8% 77,3% 80,2% 85,0% Lichamelijke beperkingen 52,0% 50,7% 55,0% 75,0% 75,6% 82,4% Verstandelijke beperkingen (>18) 53,8% 51,7% 55,9% 65,4% 72,4% 80,1% Psychogeriatrische beperkingen 40,0% 12,5% 52,4% 20,0% 37,5% 69,5% Zintuiglijke beperkingen 58,8% 62,1% 61,9% 82,4% 86,2% 81,0% Weet niet 51,7% 54,5% 55,0% 72,4% 75,0% 85,3%
Tabel B1.19 Verwachte problemen naar omvang zorg naar grondslag Zorg op afroep niet snel instelling kan gespecialiseerde beschikbaar zorg niet leveren < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Psychiatrische aandoening (<18) 37,2% 40,7% 49,6% 44,3% 46,9% 59,6% Somatische beperkingen 59,8% 67,7% 73,2% 32,9% 30,6% 51,2% Psychiatrische aandoeningen (>18) 50,3% 52,0% 54,3% 56,0% 51,5% 64,1% Verstandelijke beperkingen (<18) 39,4% 42,5% 56,9% 34,8% 35,8% 46,3% Lichamelijke beperkingen 58,0% 63,1% 77,0% 27,0% 22,7% 45,3% Verstandelijke beperkingen (>18) 38,5% 62,1% 58,7% 26,9% 36,2% 52,1% Psychogeriatrische beperkingen 40,0% 25,0% 56,1% 40,0% 50,0% 36,6% Zintuiglijke beperkingen 47,1% 55,2% 64,3% 58,8% 48,3% 59,5% Weet niet 37,9% 38,6% 58,7% 27,6% 27,3% 42,2%
48
Tabel B1.20 Aantal verwachte problemen naar indicatiegrondslag en omvang zorg Omvang Aantal redenen 1 2 >3 Totaal Psychiatrische aandoening (<18) < 5 uur 23,5% 29,5% 47,0% 100% 5 - 10 uur 21,6% 24,7% 53,6% 100% > 10 uur 12,7% 22,2% 65,1% 100% totaal 17,2% 24,2% 58,6% 100% Somatische beperkingen < 5 uur 18,3% 20,7% 60,9% 100% 5 - 10 uur 14,9% 22,1% 63,0% 100% > 10 uur 12,5% 15,5% 72,0% 100% totaal 13,4% 17,2% 69,4% 100% Psychiatrische aandoeningen (>18) < 5 uur 18,9% 20,6% 60,6% 100% 5 - 10 uur 17,6% 21,6% 60,8% 100% > 10 uur 17,1% 21,2% 61,6% 100% totaal 17,8% 21,2% 61,0% 100% Verstandelijke beperkingen (<18) < 5 uur 31,8% 25,8% 42,4% 100% 5 - 10 uur 20,8% 32,1% 47,2% 100% > 10 uur 13,7% 23,2% 63,1% 100% totaal 16,4% 24,8% 58,9% 100% Lichamelijke beperkingen < 5 uur 27,0% 19,0% 54,0% 100% 5 - 10 uur 22,7% 24,9% 52,4% 100% > 10 uur 12,2% 18,4% 69,4% 100% totaal 14,7% 19,5% 65,8% 100% Verstandelijke beperkingen (>18) < 5 uur 38,5% 23,1% 38,4% 100% 5 - 10 uur 20,7% 25,9% 53,5% 100% > 10 uur 16,8% 19,2% 64,0% 100% totaal 18,9% 20,5% 60,5% 100% Psychogeriatrische beperkingen < 5 uur 60,0% 0,0% 40,0% 100% 5 - 10 uur 50,0% 25,0% 25,0% 100% > 10 uur 25,6% 18,3% 56,0% 100% totaal 29,5% 17,9% 52,6% 100% Zintuiglijke beperkingen < 5 uur 17,6% 23,5% 58,8% 100% 5 - 10 uur 10,3% 24,1% 65,5% 100% > 10 uur 23,8% 9,5% 66,7% 100% totaal 18,2% 17,0% 64,8% 100% Weet niet < 5 uur 37,9% 27,6% 34,4% 100% 5 - 10 uur 36,4% 22,7% 40,9% 100% > 10 uur 15,6% 18,3% 66,0% 100% totaal 24,2% 20,9% 54,9% 100% Totaal < 5 uur 24,3% 23,6% 52,1% 100% 5 - 10 uur 20,2% 24,3% 55,4% 100% > 10 uur 13,7% 19,2% 67,1% 100% Totaal totaal 16,3% 20,9% 62,8% 100%
49
Tabel B1.21 Verwachte problemen budgethouders met een grote zorgvraag (> 10 uur) naar aandoening 1 2 >3 Totaal Aantal Meervoudig beperkt 12,0% 19,6% 68,4% 100% 1229 Autisme/verwant 14,2% 21,7% 64,0% 100% 1165 Incontinentie 9,1% 14,7% 76,1% 100% 733 Spraakproblemen 10,1% 17,6% 72,4% 100% 507 Epilepsie 13,2% 18,4% 68,4% 100% 402 Overige chronische aandoeningen: o.a. hart/nieren/stofwisseling/diabetisch/rug 11,6% 16,3% 72,2% 100% 363 Visuele/auditieve beperking 13,0% 16,6% 70,4% 100% 362 Anders 12,0% 13,5% 74,5% 100% 334 Verstandelijk/Downsyndroom/zwakbegaafd 12,1% 19,3% 68,6% 100% 322 Psychiatrisch/gedragsstoornis 13,5% 20,1% 66,4% 100% 304 Dwarslaesie 9,2% 11,9% 78,8% 100% 260 Ademhalingsondersteuning 12,4% 15,9% 71,7% 100% 233 Spierziekten 7,2% 18,6% 74,2% 100% 221 Neurologisch: o.a. MS, Parkinson 12,2% 18,3% 69,5% 100% 213 Niet-aangeboren hersenletsel/herseninfarct 19,3% 19,3% 61,5% 100% 140 Dementie 21,5% 19,8% 58,7% 100% 121 ADHD/ADD 20,0% 18,3% 61,7% 100% 120 Verlamming/amputatie/spastisch 16,1% 15,2% 68,7% 100% 112 Rolstoel 4,1% 16,2% 79,7% 100% 74 Reuma, arthrose 8,6% 11,4% 80,0% 100% 70 Persoonlijke zorg/hulp bij douchen/aankleden 24,0% 20,0% 56,0% 100% 25 Kanker 18,2% 4,5% 77,3% 100% 22 Posttraumatische dystrofie/CRPS 13,6% 13,6% 72,7% 100% 22 Wondverzorging/decubitus(doorligwonden) 8,3% 8,3% 83,3% 100% 12 ME/CVS 0,0% 0,0% 100,0% 100% 6 Terminaal 16,7% 16,7% 66,7% 100% 6
50
BIJLAGE 2
TABELLEN OMVANG ZORG: ANDERE BEREKENINGSWIJZE
Bij elk type indicatie wordt er een bepaalde indicatieomvang afgegeven. Om de omvang van de zorg te bepalen, hebben we voor hoofdstuk 2 de indicatieomvang omgerekend in uren. Kortdurend verblijf is daarbij buiten beschouwing gebleven. Bij de functies persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding individueel die in klassen worden afgegeven en bestaan uit een bandbreedte van een aantal uur, hebben we dit gedaan door de klassenmidden te nemen. De functie begeleiding groep wordt in dagdelen toegekend en in hoofdstuk 2 hebben we, op enkele tabellen na, dit omgerekend door voor een dagdeel vier uur te nemen. In deze bijlage presenteren we de tabellen waarbij we gebruikgemaakt hebben van een andere omrekeningsfactor, namelijk door voor elk dagdeel één uur te rekenen. Bij elke tabel vermelden we de corresponderende tabel die berekend is op basis van een andere omrekeningsfactor. Deze tabel verwijst ofwel naar hoofdstuk 2, ofwel naar bijlage 1.
Tabel B2.1
Indicatiestelling naar aantal uren < 5 uur 5 - 10 uur > 10 uur 45,7% Persoonlijke verzorging 19,5% 28,6% 22,6% Verpleging 42,2% 28,6% 3,1% Begeleiding groep* 62,7% 27,7% 10,0% Begeleiding individueel 44,7% 37,8%
Weet niet 6,3% 6,7% 6,4% 7,4%
Totaal 100% 100% 100% 100%
Vergelijk: tabel 2.5 (hoofdstuk 2) * Voor één dagdeel is één uur gerekend.
51
Tabel B2.2 Aandoening naar omvang zorg* < 5 uur
5 - 10 uur
> 10 Totaal uur
Epilepsie
7,1%
13,7% 79,2%
Incontinentie
3,1%
11,8% 85,0%
100% 100%
Autisme/verwant
37,6%
33,0% 29,4%
100%
Dementie
3,0%
21,2% 75,8%
100%
Dwarslaesie
4,0%
9,7%
86,3%
100%
Visuele/auditieve beperking
9,3%
18,8% 71,9%
100%
Spraakproblemen
9,2%
11,8% 79,0%
100%
Meervoudig beperkt
7,3%
16,5% 76,2%
100%
Ademhalingsondersteuning
7,0%
16,4% 76,6%
100%
Spierziekten
5,9%
15,0% 79,1%
100%
Neurologisch: o.a. MS, Parkinson
9,2%
18,0% 72,9%
100%
Niet-aangeboren hersenletsel/herseninfarct
11,4%
26,1% 62,5%
100%
Kanker
11,4%
31,4% 57,1%
100%
Reuma, arthrose Overige chronische aandoeningen: o.a. hart/nieren/stofwisseling/diabetisch/rug
22,9%
31,9% 45,1%
100%
11,0%
25,1% 63,9%
100%
ADHD/ADD
50,0%
29,9% 20,1%
100%
Psychiatrisch/gedragsstoornis
28,3%
33,1% 38,5%
100%
Verstandelijk/Downsyndroom/zwakbegaafd
18,9%
27,4% 53,7%
100%
ME/CVS
30,8%
23,1% 46,2%
100%
Terminaal
0,0%
0,0%
Verlamming/amputatie/spastisch
3,7%
Rolstoel
1,1%
100,0% 100% 100% 14,8% 81,5% 100% 18,0% 80,9%
Wondverzorging/decubitus(doorligwonden)
6,3%
18,8% 75,0%
100%
Persoonlijke zorg/hulp bij douchen/aankleden
16,3%
32,6% 51,2%
100%
Posttraumatische dystrofie/CRPS
2,8%
36,1% 61,1%
100%
Anders
16,3%
25,7% 58,0%
100%
Totaal
21,9%
26,2% 51,9%
100%
Vergelijk: tabel 2.10 (hoofdstuk 2) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
Tabel B2.3
Duur afgifte pgb naar zorgvraag in uren* < 5 uur 5 tot 10 uur Voor minder dan een half jaar 29,6% 25,9% Voor een half tot 1 jaar 42,8% 30,5% Voor 1 tot 3 jaar 29,5% 30,5% Voor 3 tot 5 jaar 11,0% 23,2% Voor 5 tot 10 jaar 9,5% 18,9% Voor meer dan 10 jaar 11,7% 19,5% Totaal 21,9% 26,3%
Vergelijk: tabel B1.6 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
52
> 10 uur 44,4% 26,7% 40,0% 65,8% 71,6% 68,8% 51,9%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Tabel B2.4
Omvang pgb naar zorgvraag in uren* < 5 uur 5 tot 10 uur < € 5.000 bruto 21,8% 4,2% € 5.000 tot € 10.000 bruto 42,7% 23,0% € 10.000 tot € 15.000 bruto 23,3% 34,1% € 15.000 tot € 20.000 bruto 6,2% 19,6% € 20.000 tot € 25.000 bruto 2,3% 11,4% € 25.000 tot € 30.000 bruto 0,4% 2,5% Meer dan € 30.000 bruto 0,6% 1,9% Ik weet het niet 2,7% 3,3% Totaal 100% 100%
> 10 uur 0,8% 4,6% 6,4% 10,3% 13,9% 12,8% 49,1% 2,2% 100%
Totaal 6,3% 17,8% 17,3% 11,9% 10,7% 7,4% 26,1% 2,6% 100%
Vergelijk: tabel B1.7 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
Tabel B2.5
Wie betaalt u uit uw pgb naar omvang zorg* < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Familieleden met familieovereenkomst 16,0% 24,0% 60,1% Zorgverleners met arbeidsovereenkomst 18,1% 25,8% 56,1% voor max 3 dagen Zorgverleners met arbeidsovereenkomst 5,1% 13,7% 81,2% voor 4+ dagen Freelancer, zzp’er 24,7% 27,6% 47,7% Zorginstelling/organisatie 25,4% 24,8% 49,8% Bemiddelingsbureau 23,9% 27,8% 48,3% Zorgboerderij/speel-/logeerhuis 30,4% 29,3% 40,2% Anders 32,1% 19,7% 48,2% Totaal 21,9% 26,3% 51,9%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Vergelijk: tabel B1.8 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
Tabel B2.6
Aantal typen betaalde zorgverleners naar omvang zorg* 1 2 3 4 5 < 5 uur 51,4% 34,1% 12,3% 2,1% 0,0% 5 tot 10 uur 48,9% 33,8% 15,2% 2,1% 0,1% > 10 uur 40,9% 32,1% 21,8% 4,6% 0,6% Totaal 45,3% 33,0% 18,0% 3,4% 0,3%
Totaal 100% 100% 100% 100%
Vergelijk: tabel B1.9 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
Tabel B2.7
Aantal redenen waarom gekozen is voor een pgb naar omvang zorg* 1 2 3 4 5 6 7 < 5 uur 28,9% 24,0% 19,0% 10,4% 7,3% 4,2% 3,1% 5 tot 10 uur 19,0% 18,4% 19,4% 13,8% 11,0% 8,6% 5,4% > 10 uur 11,2% 10,4% 14,1% 16,4% 14,8% 11,9% 11,0% Totaal 17,1% 15,5% 16,6% 14,4% 12,1% 9,4% 7,8%
8 2,7% 3,8% 8,8% 6,2%
Vergelijk: figuur 2.9 (hoofdstuk 2) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
53
9 0,5% 0,5% 1,3% 0,9%
Totaal 100% 100% 100% 100%
4,4% 5,3% 5,1% 5,0%
2,7% 14,3% 2,3% 12,3% 2,3% 9,7% 2,4% 11,4%
Vergelijk: tabel B1.16 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend. ** Zowel zorgverleners die niet in dienst willen treden als degenen die niet in dienst kunnen treden. *** Gecreëerd op basis van de antwoorden bij ‘anders’.
Tabel B2.9
Psychiatrische aandoening (<18) Somatische beperkingen Psychiatrische aandoeningen (>18) Verstandelijke beperkingen (<18) Lichamelijke beperkingen Verstandelijke beperkingen (>18) Psychogeriatrische beperkingen Zintuiglijke beperkingen Weet niet
Verwachte problemen naar omvang zorg naar grondslag* Raak mijn zorgverlener kwijt Geen eigen keuze zorgverlener < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur 48,5% 62,3% 55,9% 80,8% 83,6% 83,2% 62,5% 61,2% 59,6% 83,7% 79,6% 82,9% 53,8% 56,7% 60,1% 83,2% 80,2% 83,7% 48,1% 55,4% 60,1% 74,9% 86,4% 86,8% 52,1% 52,7% 54,7% 75,6% 75,8% 82,6% 51,6% 48,9% 57,8% 64,5% 72,2% 81,5% 30,0% 35,0% 55,4% 50,0% 50,0% 70,8% 61,5% 54,5% 69,0% 80,8% 90,9% 75,9% 46,4% 59,1% 57,3% 71,4% 79,5% 87,8%
Vergelijk: tabel B1.18 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
Tabel B2.10 Verwachte problemen naar omvang zorg naar grondslag* Zorg op afroep niet snel Instelling kan gespecialiseerde beschikbaar zorg niet leveren < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Psychiatrische aandoening (<18) 36,2% 49,5% 57,7% 42,0% 57,7% 72,7% Somatische beperkingen 59,6% 63,1% 75,4% 34,6% 31,9% 51,8% Psychiatrische aandoeningen (>18) 50,5% 50,6% 58,2% 53,4% 56,3% 66,0% Verstandelijke beperkingen (<18) 32,6% 50,3% 65,3% 31,0% 35,0% 54,5% Lichamelijke beperkingen 58,8% 63,7% 77,5% 26,9% 23,4% 46,0% Verstandelijke beperkingen (>18) 41,9% 51,1% 62,2% 29,0% 38,9% 53,4% Psychogeriatrische beperkingen 60,0% 20,0% 61,5% 40,0% 40,0% 36,9% Zintuiglijke beperkingen 50,0% 57,6% 65,5% 57,7% 42,4% 69,0% Weet niet 41,1% 34,1% 65,9% 30,4% 29,5% 43,9% Vergelijk: tabel B1.19 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
54
Geen problemen
1,2% 1,2% 2,6% 1,9%
Anders
kwijtraken regie***
1,5% 9,4% 3,4% 2,3% 10,6% 5,7% 4,6% 8,5% 10,5% 3,3% 9,3% 7,7%
Zorg te duur***
Familie moet weer werken***
39,7% 42,3% 52,0% 46,8%
Onplanbaarheid zorg/24uurszorg***
42,8% 53,9% 71,1% 60,4%
Geen vaste zorgverlener***
79,0% 80,3% 83,0% 81,4%
Uithuisplaatsing***
50,9% 57,3% 57,4% 56,0%
Zorg op afroep niet snel beschikbaar instelling kan gespecialiseerde zorg niet leveren
Geen eigen keuze zorgverlener
< 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Totaal
Welke problemen worden verwacht naar omvang zorg*
Raak zorgverlener kwijt**
Tabel B2.8
3,1% 2,0% 1,0% 1,7%
Tabel B2.11 < 5 uur 5 tot 10 uur > 10 uur Totaal
Aantal verwachte problemen naar omvang zorg* 1 2 3 25,4% 24,4% 27,9% 17,3% 24,5% 30,3% 12,1% 17,5% 31,6% 16,3% 20,9% 30,5%
>3 Totaal 22,4% 100% 27,9% 100% 38,8% 100% 32,3% 100%
Vergelijk: tabel 2.23 (hoofdstuk 2) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
Tabel B2.12 Aantal verwachte problemen naar indicatiegrondslag en omvang zorg* Omvang Aantal redenen 1 2 >3 Totaal Psychiatrische aandoening (<18) < 5 uur 23,9% 27,1% 49,1% 100% 5 - 10 uur 11,8% 22,8% 65,3% 100% > 10 uur 10,5% 19,5% 70,0% 100% totaal 17,2% 24,2% 58,6% 100% Somatische beperkingen < 5 uur 20,2% 19,2% 60,6% 100% 5 - 10 uur 16,5% 23,1% 60,4% 100% > 10 uur 11,4% 15,0% 73,6% 100% totaal 13,4% 17,2% 69,4% 100% Psychiatrische aandoeningen (>18) < 5 uur 20,2% 21,2% 58,7% 100% 5 - 10 uur 17,1% 21,7% 61,2% 100% > 10 uur 15,7% 20,3% 64,0% 100% totaal 17,8% 21,2% 61,0% 100% Verstandelijke beperkingen (<18) < 5 uur 32,1% 27,3% 40,6% 100% 5 - 10 uur 13,0% 35,0% 52,0% 100% > 10 uur 9,9% 18,5% 71,6% 100% totaal 16,4% 24,8% 58,9% 100% Lichamelijke beperkingen < 5 uur 25,2% 21,0% 53,7% 100% 5 - 10 uur 22,7% 23,0% 54,3% 100% > 10 uur 11,8% 18,5% 69,7% 100% totaal 14,7% 19,5% 65,8% 100% Verstandelijke beperkingen (>18) < 5 uur 38,7% 22,6% 38,7% 100% 5 - 10 uur 25,6% 27,8% 46,6% 100% > 10 uur 14,1% 17,7% 68,2% 100% totaal 18,9% 20,5% 60,5% 100% Psychogeriatrische beperkingen < 5 uur 40,0% 10,0% 50,0% 100% 5 - 10 uur 50,0% 20,0% 30,0% 100% > 10 uur 21,5% 18,5% 60,0% 100% totaal 29,5% 17,9% 52,6% 100% Zintuiglijke beperkingen < 5 uur 23,1% 19,2% 57,7% 100% 5 - 10 uur 15,2% 18,2% 66,6% 100% > 10 uur 17,2% 13,8% 68,9% 100% totaal 18,2% 17,0% 64,8% 100% Weet niet < 5 uur 37,5% 23,2% 39,3% 100% 5 - 10 uur 27,3% 31,8% 40,9% 100% > 10 uur 13,4% 13,4% 73,1% 100% totaal 24,2% 20,9% 54,9% 100% Total < 5 uur 25,4% 24,4% 50,3% 100% 5 - 10 uur 17,3% 24,5% 58,2% 100% > 10 uur 12,1% 17,5% 70,4% 100% Totaal totaal 16,3% 20,9% 62,8% 100% Vergelijk: tabel B1.20 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
55
Tabel B2.13 Verwachte problemen budgethouders met een grote zorgvraag (> 10 uur) naar aandoening* 1 2 >3 Totaal Aantal Meervoudig beperkt 11,5% 18,9% 69,6% 100% 1135 Incontinentie 8,5% 14,9% 76,6% 100% 705 Autisme/verwant 12,2% 16,8% 71,0% 100% 606 Spraakproblemen 8,9% 16,3% 74,8% 100% 449 Epilepsie 12,5% 17,3% 70,2% 100% 369 Overige chronische aandoeningen: o.a. hart/nieren/stofwisseling/diabetisch/rug 9,8% 16,0% 74,3% 100% 338 Visuele/auditieve beperking 10,5% 17,2% 72,3% 100% 332 Anders 11,7% 12,4% 75,9% 100% 282 Dwarslaesie 9,3% 12,0% 78,7% 100% 258 Ademhalingsondersteuning 11,4% 15,7% 72,9% 100% 229 Verstandelijk/down syndroom/zwakbegaafd 9,8% 17,8% 72,4% 100% 225 Spierziekten 6,9% 18,5% 74,5% 100% 216 Neurologisch: o.a. MS, Parkinson 12,1% 18,4% 69,6% 100% 207 Psychiatrisch/gedragsstoornis 10,0% 19,5% 70,5% 100% 200 Niet-aangeboren hersenletsel/herseninfarct 18,3% 18,3% 63,5% 100% 115 Verlamming/amputatie/spastisch 16,4% 15,5% 68,2% 100% 110 Dementie 20,0% 17,0% 63,0% 100% 100 Rolstoel 4,2% 16,7% 79,2% 100% 72 Reuma, arthrose 9,2% 12,3% 78,5% 100% 65 ADHD/ADD 16,7% 18,5% 64,8% 100% 54 Persoonlijke zorg/hulp bij douchen/aankleden 18,2% 22,7% 59,1% 100% 22 Posttraumatische dystrofie/CRPS 13,6% 13,6% 72,7% 100% 22 Kanker 15,0% 5,0% 80,0% 100% 20 Wondverzorging/decubitus(doorligwonden) 8,3% 8,3% 83,3% 100% 12 ME/CVS 0,0% 0,0% 100,0% 100% 6 Terminaal 16,7% 16,7% 66,7% 100% 6 Vergelijk: tabel B1.21 (bijlage 1) * Voor één dagdeel begeleiding groep is één uur gerekend.
56
BIJLAGE 3
OPEN ANTWOORDEN ‘OVERIGE ZAKEN’
Respondenten kregen aan het einde van de enquête de gelegenheid om opmerkingen toe te voegen over zaken die zij bij de eerdere vragen niet kwijt konden. Deze bijlage geeft een samenvatting van de opmerkingen die respondenten maakten. Ruim achthonderd respondenten maakten van de gelegenheid gebruik. Een groot deel van de genoemde onderwerpen betreft geen nieuwe zaken en wordt reeds eerder in het rapport genoemd. Afwijzing pgb-plannen Praktisch alle opmerkingen zijn negatief over de aangekondigde veranderingen met betrekking tot het pgb. Sommige respondenten zijn boos, geven aan bang te zijn voor wat de toekomst brengt of vinden het vervelend te moeten strijden voor het verkrijgen van hulp. De meeste respondenten bespreken hun persoonlijke situatie en verwachten dat die zal verslechteren door de voorgenomen wijzigingen. In enkele gevallen spreekt er wanhoop uit de opmerkingen. Respondenten geven bijvoorbeeld aan hoe ze met veel moeite hun leven en begeleiding of verzorging hebben weten te organiseren en schrijven dat hen dat nu weer wordt ontnomen. Ze voegen soms toe dat ze toch niet zelf hebben gevraagd om een ziekte bij zichzelf, bij hun partner of bij hun kind. Achteruitgang zorgkwaliteit De meeste opmerkingen gaan over een verwachte achteruitgang van de zorg. Enerzijds benoemt men veel positieve aspecten van het huidige pgb en anderzijds benoemt men negatieve aspecten van een toekomst zonder pgb. Positief aan de zorg via een pgb zijn met name de flexibele inzetbaarheid, de inzetbaarheid tijdens de nacht en de inzet voor ‘korte zorgmomenten’, zoals bij ‘een ongelukje met ontlasting’. Ook de mogelijkheid om met het pgb de inzet van familie financieel mogelijk te maken, wordt vaak genoemd. De inzet van familie wordt daarbij gekoppeld aan flexibiliteit en kwaliteit van leven. Verder benadrukken veel respondenten dat ze de zorg die zij op dit moment via hun pgb organiseren, goed hebben afgestemd op hun behoefte. Met de beëindiging van het pgb verwacht men het einde van deze positieve zaken. Bij toekomstige zorg in natura verwacht men verder wisselende zorgverleners. Wisselende zorgverleners beoordeelt men negatief in verband met de privacy bij ‘intieme zorg’ of in verband met het belang van (opgebouwd) vertrouwen in de huidige, vaste hulpverlener. Dit laatste wordt met name in verband gebracht met psychische problematiek. Tot slot verwacht
57
men bij zorg in natura niet de mogelijkheid om zorg per direct op te roepen. Een aantal mensen vermoedt dat opname in dat geval het enige alternatief is. Partner en/of familie als dienstverlener Bij het einde van de pgb-financiering van de inzet van een partner en/of familielid speelt behalve de verwachte achteruitgang van de zorg ook iets anders. Een aantal respondenten schrijft dat de partner of het familielid dat de zorg verleent, geen ander werk (meer) heeft. Een deel van de respondenten geeft aan dat het familielid ander werk zal moeten gaan zoeken en dat opname van de patiënt onvermijdelijk wordt. Een ander deel van de respondenten geeft aan dat de zorg door het familielid zal worden voortgezet en dat men daarbij financiële problemen en/of overbelasting van de zorgverlener verwacht. Stijging kosten en fraude Een deel van de respondenten stelt dat de zorg in natura duurder zal zijn dan de ingekochte pgb-zorg. Men vraagt zich af hoe dit zich verhoudt tot het door de overheid genoemde kostenbesparingsmotief. Ook de relatief hogere kosten van opname worden genoemd. Verder geven sommige respondenten aan dat het beëindigen van de huidige, goede zorg en/of begeleiding kan leiden tot medische of gedragsproblemen bij de zorgontvanger op de langere termijn. Met betrekking tot fraude wijst een aantal mensen erop dat zij nu moeten lijden onder het misbruik van de regeling door anderen.
58
Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam T 020 531 531 5 F 020 626 519 9 E
[email protected] I www.regioplan.nl