Hockey in een elftal De overgang van achttal naar elftal hockey (Deze pagina is bijgewerkt op 6 juni 2002)
. Inleiding
Inhoudsopgave
Dit seizoen gaan we er een fijn seizoen van maken. We willen met elkaar zoveel plezier in het hockeyspel krijgen, dat ieder van ons altijd wil blijven hockeyen. De herinnering aan de goede momenten zal je in de toekomst goed kunnen gebruiken om tegenslagen en teleurstellingen met vertrouwen te verwerken.
• •
Deze pagina vertelt je alles wat je moet weten als je eerst in een achttal hebt gespeeld en nu naar een elftal gaat. En ook welke afspraken we hebben. Over de opstelling. En over de taktische dingen, die bij elftal hockey zo belangrijk zijn.
•
En er is een apart hoofdstuk over de strafcorner. De strafcorner is bij elftal hockey een spelsituatie waar veel (tegen-!!) doelpunten uit voortkomen.
•
•
• •
•
Inleiding Hockey, niet zo maar een sport Hoe staat het met jouw TIC? De opstelling van een elftal De drie linies De keeper, reserve en aanvoerder Taken van de spelers De strafcorner
. Hockey, niet zo maar een sport In het hockey sta je er niet alleen voor. Je speelt in een team. Eerst zestal, dan achttal en uiteindelijk elftal. Teamsport betekent je samen inzetten, samen plezier maken, samen trainen, samen wedstrijden spelen, samen successen beleven. Maar ook samen verlies verwerken, samen teleurgesteld zijn. Je speelt uit- en thuiswedstrijden. Voordat je begint met het spelen van wedstrijden is het belangrijk dat je weet wat wel en wat niet mag tijdens het spel. Ook is het goed om te weten hoe je je moet gedragen in en om het veld. Hockey is leuk en moet dat ook blijven. Daar kunnen we met z n allen voor zorgen. Jij, met je team, de coaches, de trainers, de ouders; kortom iedereen die iets met hockey te maken heeft. Dus ook de scheidsrechters en de tegenstanders. Natuurlijk geldt dit zowel voor buiten als binnen het veld. Binnen het veld gedraag je je sportief, want de tegenstanders willen ook lol hebben. En je respekteert het oordeel van de scheidsrechter. Buiten het veld ben je zuinig op de spullen van jezelf, je club en je tegenstander. Om alles in goede banen te leiden zijn er spelregels. Iedereen weet dan tenminste wat mag en wat niet mag. Zorg dat je de spelregels kent, je coach helpt je daarbij.
Hoe staat het met jouw TIC? Gedurende het hockeyen ontwikkel je jezelf steeds verder. Wij hanteren het TIC onderscheid. Deze letters staan voor drie leer-vlakken:
• • •
Techniek. Inzicht. Communicatie.
Tijdens het zestal hockey is er uitsluitend aandacht aan de techniek van de stick en de bal. Vorig jaar is er een beetje aandacht besteed aan jullie inzicht in lijnen, combinaties en benutten van de breedte. Een eerste begin in het inzicht van het hockey spelletje. Daar waren jullie aan toe. Zolang je hockeyed zul je op deze vlakken steeds weer meer bijleren. Je blijft voortdurend leren. Dat geldt ook voor het derde leervlak; de communicatie. Dit jaar zul je leren dat je met elkaar communiceert. Je moet conclusies trekken uit de dingen die je medespelers roepen en zeggen, maar ook uit hun bewegingen, versnellingen en aanwijzingen met handen en sticks. Je moet leren om elkaar aanwijzingen te geven; "pas op, iemand in je rug!" ‒ "ik ben rechts van je" ‒ "ja, spelen, ik wil de bal!" ‒ "laat maar lopen". Je moet leren om elkaar te coachen; " naar buiten" ‒ "dek die linkerspits" ‒ "kom terug".
De opstelling van een elftal
Het veld is net zo breed, maar twee keer zo lang als bij 8-tal hockey. Bij 8-tal hockey was het de bedoeling om in de breedte te leren spelen. In het centrum waren er twee nieuwe spelers bijgekomen, de voorstopper en de centrumspits. Bij 11-tal hockey is het de bedoeling om in de diepte te leren spelen en toch een compact team te blijven. In de middenlinie komen er drie nieuwe spelers bij, de links-midden, de middenmidden en de rechtsmidden. Verder in dit boekje worden de taken van iedere speler apart uitgelegd.
De drie linies Bij 11-tal hockey ligt de nadruk op het spel van de linies. Er zijn drie linies: • • •
De achterste linie. De middenlinie. De voorste linie.
We moeten een paar dingen leren over die linies: • • • •
Wat zijn de taken van de linies? De linies dicht op elkaar te laten spelen, het aansluiten van de linies. Bij balverlies direkt een massief blok te vormen. Bij balwinst direkt de aanval te lanceren en elkaar rugdekking te blijven geven.
. De achterste linie, taken In de achterste linie wordt begonnen met de eerste fase in de aanvalsopbouw: het uitverdedigen. De laatste man en de voorstopper zijn bij balbezit afhankelijk van de manier waarop de andere spelers positie kiezen en vrijlopen. Omdat het in het centrum altijd te druk is om een aanval op te bouwen zullen de medespelers zich aan de flanken moeten aanbieden. Het uitverdedigen moet altijd heel zeker gedaan worden en het liefst volgens vaste patronen. Altijd op dezelfde manier, want er mogen in de achterste linie geen fouten gemaakt worden: • •
Over links: De linker-vleugelverdediger biedt zich aan de zijlijn aan. Deze krijgt daarna afspeelmogelijkheden naar de links-midden, de midden-midden of de linkerspits. Over rechts: De rechter-vleugelverdediger biedt zich aan de zijlijn aan. Deze krijgt daarna afspeelmogelijkheden naar de rechts-midden, de midden-midden of de rechterspits.
Na dit uitverdedigen moeten de spelers van de achterste linie aansluiten met de opbouw van de aanval. Met aansluiten moeten we de bal in de gaten houden: • •
Balkant: De voorstopper en de verdediger aan de balkant gaan mee naar voren. Niet-balkant: De laatste man en de verdediger aan de niet-balkant blijven iets terug en schuiven naar het centrum. Ze geven rugdekking aan het hele elftal.
Je snapt het al, als de bal naar de andere zijde gaat, moet je als verdediger omschakelen. Als we in de aanval zijn, dan heb je het als verdediger toch heel druk. Bij niet-balbezit moeten tegenstanders gedekt en aangevallen worden: • • • •
De linkerverdediger pakt de rechterspits. De voorstopper pakt de centrumspits. De rechterverdediger pakt de linkerspits. De achterste man geeft rugdeking aan de balkant.
Er zijn wat basis-begrippen bij niet-balbezit: • •
Overtal verdediging: Een spelsituatie waarbij er meer verdedigers zijn dan aanvallers. Mandekking: De vaste tegenstander (zie het lijstje hierboven) niet in balbezit laten komen. Probeer om zelf in balbezit te komen. Toepassen bij overtal verdediging.
• •
•
Zone-mandeking: Iedere aanvaller (hoeft niet jouw vaste te zijn), die in jouw zone-gebied komt, ga je mandekken. Man-rugdekking: Als er geen overtal verdediging is, dan moet je als verdediger aan meerdere dingen tegelijk denken. Je moet de tegenstader uitschakelen en je moet je medespelers helpen, want we komen verdedigers tekort. Rug-dekking: Een medespeler helpen.
. De middenlinie De opbouw naar de aanval verloopt altijd via de middenlinie. Natuurlijk kun je aanvallers ook met lange ballen direkt aanspelen en zo de middenlinie overslaan. Voor de middenlinie zijn er geen vaste patronen, hier moet je heel kreatief zijn. De middenlinie geeft altijd ondersteuning, of aan de aanval of aan de verdediging.De opstelling van de drie middenvelders hangt af van de sterkte van de tegenstander: • • •
Als we niet weten hoe sterk ze zijn, kunnen we beginnen met een rechte lijn. Als de tegenstander nogal sterk is, staat de midden-midden voor de twee andere middenspelers. Die moeten de verdedigers meer helpen. Als wij sterker zijn, staat de midden-midden achter de twee andere midden-spelers. Die moeten de aanvallers meer helpen.
Ondersteunen van de verdediging betekent: • • •
• •
Met de aanvallers zorgen voor een goede zone-verdeling en aansluiting, zodat er goed gestoord kan worden als de tegenstander wil uitverdedigen. Het maken van een goede keuze bij opkomende tegenstanders. Je moet steeds weer kiezen tusen mandekking of zone-mandeking. Het uitvoeren van de tackle-back op de persoonlijke tegenstander. Als jouw tegenstander jou heeft gepasseerd moet je verschrikkelijk je best doen om alsnog de bal af te pakken. Als je haar laat lopen heeft de tegenstander een overtal-aanval! Overnemen van tegenstanders. Het uitschakelen van spelbepalende tegenstanders, die heel erg goed zijn. Deze moet je een effieciente dekking geven.
Ondersteunen van de aanval betekent: • • • • • •
Het vormen van een duidelijk aanspeelpunt voor de medespelers in de achterste linie (communiceren!). Het verzorgen van goede passes (voorzetten) naar de medespelers in de voorste linie. Het aansluiten bij de aanvalsacties. Let op, bij balverlies moet je meteen kunnen schakelen naar de verdedigende taken (zie hierboven). Het opkomen in de voorste linie. Doe maar gewoon mee met de voorste linie, speel buitenste spits als er ruimte is, en scoor af toe eens zelf. Bij balverlies, schakelen! De bal verleggen naar de andere zijde van het veld als er op deze zijde geen kansen zijn. De middenlinie zet de grote lijnen uit voor de aanval.
Het belangrijkste is het kunnen schakelen. Op het middenveld is er voortdurende wisseling van balbezit, voortdurende wisseling van balkant en doen er zich steeds verrassende ruimtes en mogelijkheden voor. Middenvelders moeten veelvuldig schakelen, van aanvallen naar verdedigen (storen) van verdedigen naar aanvallen (opbouwen). Ook moet je van positie kunnen wisselen met medespelers, die even niet op hun plaats staan. Wisseling van balbezit kan soms heel onverwachts gebeuren. Middenvelders moeten verschrikkelijk goed opletten, hebben een goede alertheid, reactievermogen,
conditie, en snelheid. Je bent enorm in het voordeel als je sommige dingen al ziet aankomen. Een stapje eerder is beter dan een stapje sneller. Intelligente spelers met ervaring en spelinzicht beheersen het middenveld.
. De voorste linie Bij balbezit in de achterste linie wordt uitverdedigd en begonnen met de aanvalsopbouw. De voorste linie kiest positie, trekt ruimte en biedt zich aan. Bij niet-balbezit op de helft van de tegenstander moet de voorste linie hard werken om weer in balbezit te komen. Dit storen kan op verschillende manieren: • •
De afspeellijnen afschermen. In hoog tempo storen en jagen als het erom gaat om snel in balbezit te komen. Hierbij moeten alle aanvallers een tegenstander dekken, zodat de tegenstanders fouten gaan maken bij het afspelen.
Bij het verdedigen op de eigen helft helpen de linker- en rechter-spits met het afstoppen van de opkomende verdedigers van de tegenstander. De centrumspits stoort de achterste man en dekt de voorstopper. Aanvallend geldt voor de voorste linie: • • •
• • • •
Scoren. Initiatief en risico’s nemen. Veel proberen, af en toe succes. Uit de dekking vrijlopen om aangespeeld te kunnen worden. Hierbij is de keuze van het moment van versnellen en de communicatie erg belangrijk. Spitsspelers sprinten soms in de breedte, in de diepte en vaak ook naar achteren. Plaatswissels uitvoeren. Dit brengt de verdediging in de war. Uitwijken naar opzij om ruimte te trekken voor opkomende medespelers. Bij een aanval over de vleugel zo ver mogelijk doorgaan (‘de achterlijn halen’) en vervolgens een voorzet geven. Over rechts doen we dat altijd. Over links moet je de bal vaak al eerder afgeven of terugleggen. Bij een aanval door het midden zo snel mogelijk de cirkel opzoeken via alleenspel of via korte combinaties.
De opstelling, keeper, reserve en aanvoerder 11 specialisten, één team Om het spelinzicht sneller te leren krijgt iedere speler meerdere plaatsen om zich in te specialiseren. Dit kan veranderen gedurende het seizoen. Je specialiseert jezelf in twee plaatsen. Je leest, in dit boekje, alles over die plaatsen en dan probeer je jezelf alvast voor te stellen hoe dat dan gaat als jij op die plek zou staan. Tijdens de wedstrijden kun je dat oefenen. Er is waarschijnlijk één plaats waar jouw sterktes het beste tot hun recht komen en één plaats waar je nog veel moet leren. Door af en toe te wisselen komen we daar achter. Zo krijgen we 13 specialisten, die samen een ijzersterk team vormen. Een team, dat is gespecialiseerd in het spelen van goede partijen hockey.
Keeper Als we geen vaste keeper hebben dan zijn we, om de beurt een halve wedstrijd, keeper. De andere helft speel je weer op één van jouw plaatsen. De coach houdt bij wie er al keeper is geweest en bepaalt wie er aan de beurt is.
Reserve We zijn een elftal, maar we zijn gelukkig met mmer dan 11 spelers. Dan hoeven we nooit een invaller van een ander team te vragen, we zijn altijd met elkaar. En als je in de wedstrijd moe bent, of het gaat even wat slechter, dan kunnen je even aan de kant. Tijdens de wedstrijd wisselen we af en toe. We wisselen niet teveel. Het spel is taktisch best moeilijk, zodat iedereen moet wennen aan de opstelling. We moeten niet teveel verstoren. De coach houdt bij wie er al reserve is geweest en bepaalt wie er aan de beurt is.
Aanvoerder De aanvoerder is de gastvrouw of gastheer van het team. De aanvoerder geeft de scheidsrechters een hand en bepaalt mede wie er begint. De aanvoerder zorgt dat, aan het eind van de wedstrijd, de scheidrechters bedankt worden en dat alle tegenstanders een hand krijgen. De aanvoerder teken het wedstrijd formulier. Na de wedstrijd zorgt de aanvoerder dat er wat te drinken is. En de aanvoerder schrijft het verslag. De coach kan er voor kiezen, dat ieder om de beurt aanvoerder is. Hij houdt bij wie er al aanvoerder is geweest en bepaalt wie er aan de beurt is. De coach houdt er, bijvoorbeeld, rekening mee dat je vlak bij je verjaardag aanvoerder kunt zijn. Op de volgende bladzijden worden de taken van iedere speler apart uitgelegd.
Taken van de spelers . Eigenschappen
Taak bij balbezit
Taak bij niet-balbezit
Keeper • • • • •
Moedig Motorisch rustig en beheerst Zelfverzekerd Concentratievermogen Goede stickvaardigheid met één hand
• • •
Concentreren op de bal en spel Wegwerken uit de cirkel Ontspannen, maar blijven bewegen
• • • •
Organisatie van de verdediging Bespelen van de cirkel en verdedigen van de doellijn Verwerken van dieptepasses en geven van rugdekking Organisatie bij hoekslagen
Laatse man • • • • •
Goed loopvermogen Goede slag- en stoptechniek Sober spelen Resoluut Goed functioneren onder druk
• • •
In het spel brengen van de bal; uitslaan Dirigent bij het uitverdedigen Spreiden van het spel
• • • •
Organisatie van de verdediging Afstoppen en opruimen Dekt de vrije ruimte Overnemen van doorgebroken tegenstander (rugdekking)
Aanbieden bij het uitverdedigen Aansluiten bij middenveld Taak van laatste man overnemen, als dezenaar voren gaat
• •
Mandekking centrumspits Leiding geven bij het overnemen van mandekking Passes onderscheppen Tegenstander dwingen tot
Voorstopper • • •
Fysiek sterk Sterk in de 1:1 duels Zeer konsekwent mandekking kunnen spelen
• • •
• •
•
breedtespel
Goede tackle back
Linker- en rechterverdediger • • •
Grote sprintsnelheid Anticiperen en timing bij onderscheppen van bal Snel kunnen opkomen en teruggaan
• • • •
Vaste taak bij uitverdedigen Nemen van uitballen Opkomen In ‘balkant’-situatie aansluiten bij de middenlinie
•
• • • •
Spel verdelen Spreiden tussen breed en diep Altijd aanspeelbaar zijn Tussenstation voor het hele team Aansluiten achter de bal Neemt strafballen en vrije slagen
•
• • • • •
Schakelen in de aanvalsopbouw Opkomen Soms solo-acties Aanbieden bij uitverdedigen Scoren
• •
• • • • • •
Aanbieden bij spelopbouw Speelveld breed houden Solo acties en rebound acties Initiatief en risico’s nemen Voorzetten Vanaf niet-balkant inkomen in cirkel, aannemen en scoren
•
•
Vrijlopen, gaten trekken, verdediging dolmaken Schieten, altijd schieten vanuit alle posities Solo acties en rebound acties
•
•
Zeer konsekwente mandekking op de rechter- en linker-spits op eigen helft Tegenstander buitenom dwingen
Midden-midden • • • • • •
Conditioneel sterk Zeer goed spelinzicht Een bal vast kunnenhouden Kunnen aanvallen en verdedigen Snel met de bal Sterk in combinaties
• •
• •
Onderscheppen en breken van aanvals-opbouw tegenstander Afstoppen van opkomende tegenstander door het centrum Tegenstander dwingen tot breedtespel
Rechts- en links-midden • • • • • •
Conditioneel sterk Kunnen aanvallen en verdedigen Zowel ruimte- als mandekking kunnen geven Bal kunnen vasthouden Kunnen versnellen en vertragen Goed spelinzicht
•
Ruimtedekking toepassen Als nodig mandekking op linksen rechts-midden Bal onderscheppen en breken van de aanvalsopbouw
Linker- en rechter-spits • • • • •
Sprintvermogen Goede passeertechnieken Technisch handig. Linkerspits vooral met de backhand Goed schot en voorzet Goed in combinaties
• • •
Afstoppen van opkomende verdediger Jagen en storen Breken van spelopbouw. Afdekken van afspeellijnen De linkerspits komt heel ver terug meeverdedigen
Centrumspits • • • • • •
Sprintvermogen Schotvaardig in alle standen Fysiek sterk, dreigend Bal aannemen in dekking Goede passeertechnieken Enorme scorings drift
De strafcorner
• •
• •
Afstoppen van opkomende voorstopper en laatste man Jagen en storen Breken van spelopbouw.
De strafcorner als aanvallende partij De aanvallende strafcorner bestaat uit de volgende fasen:
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Opstellen Aangeven Stoppen Inslaan Aanvalsrebound Overschakelen op verdedigen/storen
Er staan 6 aanvallers net buiten de cirkelrand opgesteld. Deze hebben als funktie:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Aangeven en korte rebound van links. De bal stoppen, absoluut stilleggen en weer in de cirkel schuiven. Inslaan of pushen. Afschuif naar links inslaan of rebound inslaan. Lange rebound van rechts. Korte rebound van rechts. Speler 7 staat er als rugdekking voor de stopper. Het gebeurt soms, dat de bal doorschiet. Stoppen is moeilijk. Ook speler 7 moet eerst de bal absoluut stilleggen.
Hierbij gaan we ervan uit, dat de bal van links (voor de aanvallende partij) wordt aangegeven (op het plaatje 'van rechts'). Aa ngeven De strafcorner wordt aangegeven met een push of met een slag. Voordeel van een push: de bal is goed te richten. Nadeel van een push: de bal gaat zachter, zodat de verdedigers al bij het stoppen kunnen storen. Voordeel van een slag: de bal gaat harder. Nadeel van een slag: de bal is minder zuiver en moeilijker te stoppen. S toppen v an de b al Het kritische moment van de strafcorner zit in het goed stoppen, volledig stilleggen en dan in de cirkel brengen. Dit is een heel precies werkje. De stopper (speler 2) kijkt voortdurend naar de bal. Eerst maak je een paar pasjes om precies achter de bal te komen. Wel buiten de cirkel blijven! Maak dan een kleine spreidstand met de rechtervoet iets vooruit. Buig diep door je knieen. Hoe dieper je zit hoe beter je de bal tot in de stick kunt volgen. De stick goed vasthouden, absoluut stil en iets naar voren gekanteld. Stop de bal voor je lichaam. Nadat de bal is stilgelegd is het preciese werk voorbij. Nu moet je zo snel mogelijk de bal in de cirkel terugpushen. Slaan duurt te lang. Schuif de bal voor speler 3. Insla a n of inpushen v an de b al Speler 2 heeft de bal voor speler 3 geschoven. Bij het inslaan is het belangrijk goed naar de bal te kijken. De stand van de voeten bepalen de richting van het schot. Het
moet nu heel snel gaan, want de verdediging komt aangestormd. Er moet in één vloeiende beweging ingestapt worden en geslagen. De stick wordt iets naar achter gehouden en de speler loopt naar voren weg van zijn stick . Bij het inslaan gaat het niet om de kracht. Snel en zuiver vindt de bal zijn weg naar de goal tussen alle sticks en benen door. Na het spelen van de bal loopt de speler in voor de verwerking van de rebound, als de bal eerst wordt gestopt sla je deze er toch nog in. De rebound Rebound betekent een bal die de tegenstander heeft tegengehouden, maar een beetje terugspringt waardoor jij hem weer kunt afpakken of inslaan. Speler 1 loopt meteen naar de keeper, nadat zij heeft aangegeven. Spelers 2 en 7 blijven ruim buiten de cirkel om lange terugkomende ballen te onderscheppen. Speler 3 en 5 gaan een beetje de cirkel in. Spelers 4 en 6 gaan dieper de cirkel tot bij de goal als het moet. Ov ersc h a k e l en op verdedigen /stor en Als er geen doelpunt valt, zelfs niet uit herhaalde rebounds, dan moeten de aanvallers snel omschakelen. Terugkomen, storen, jagen, uitverdedigingslijnen afdekken.
. De strafcorner als verdedigende partij Bij de verdediging van de strafcorner moeten er duidelijke afspraken zijn over de opstelling en de taken van de verdedigers. Samen met de keeper staan er 5 verdedigers achter de achterlijn. Deze hebben als functies: •
•
De keeper 1: De keeper laat de eerste uitloper eerst voorgaan en loopt enkele passen voor de doellijn. De keeper staat daar stil en kijkt heel goed naar de bal. Zodra je de bal hebt gehouden moet je deze zijwaarts uit de cirkel schoppen of pushen. De lijnstopper 2: De lijnstopper loopt iets voor de lijn, maakt een kleine spreidstand, kijkt heel goed naar de bal, lichaamsgewicht iets naar voren op de voorvoeten, de stick iets voorover laten hellen met een ontspannen greep, de stick stilhouden.
Zodra de bal is gehouden moet deze zijwaarts uit de cirkel worden gepushed.
•
•
Eerste uitloper 3: De eerste uitloper is de snelste sprinter van het team. De eerste uitloper kijkt naar de aangever van de tegenpartij. Zodra deze de bal aanraakt loopt ze zo hard mogelijk uit en blokkeert het schot van de aanvaller met de stick. Het is heel belangrijk zodanig te lopen, dat je lichaam nooit tussen de bal en de goal is, je mag de baan van het schot niet kruisen want dan kun je jezelf heel lelijk bezeren. De stick is wel voortduren in de (denkbeeldige) baan van het schot op goal. De stick heb je met één hand vast, de rechterhand. Het blad is iets naar voren gekanteld, zodat de bal niet omhoog springt. 4/5 Verdedigers 4 en 5: Deze verdedigers zijn verantwoordelijk voor het wegwerken van de bal die van de keeper komt. Ook dekken ze de opkomende aanvallers, die de rebound willen inslaan.
Alle andere spelers van de verdedigende partij staan achter de middenlijn. Zodra de aangever de strafcorner heeft genomen neemt ieder snel zijn positie in voor een nieuwe aanvals opbouw.