RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling civielrecht Zittingsplaats Lelystad zaaknummer / rolnummer: C/16/369978 / HL ZA 14-173 Vonnis van 25 februari 2015 in de zaak van maatschap [naam maatschap], gevestigd te [plaats], eiseres, advocaat mr. M.L.A. Verleun te Mijdrecht, tegen I. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam B.V.], gevestigd te [plaats], 2. [gedaagde 2], wonende te [plaats], 3. [gedaagde 3], wonende te [plaats], gedaagden, advocaat mr. S.E.L. van Kerkhof te Vught. Partijen zullen hierna respectievelijk [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden] c.s. (vrouwelijk enkelvoud). 1.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 3 september 2014 - de ter gelegenheid van de comparitie overgelegde productie 1 van [gedaagden] c.s. en de producties 11 tot en met 13 van [eiseres] - het proces-verbaal van comparitie van 7 november 2014 - de akte uitlating na comparitie van [gedaagden] c.s. met een productie die door haar productie 4 is genoemd - de antwoordakte van [eiseres]. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen omdat zij inmiddels werkzaam is bij een ander gerecht. 2.
De feiten
2.1. [eiseres] heeft aan [gedaagde 1] in verband met door haar verrichte werkzaamheden facturen gestuurd, welke facturen een totaalbedrag van € 28.979,33 belopen. De werkzaamheden betreffen het opstelIen van jaarrekeningen en het begeleiden van de onderneming van [gedaagde 1] op fiscaal juridisch gebied in de periode van 9 augustus 2011 tot en met 23 juli 2013.
2.2. [eiseres] hanteert algemene voorwaarden waarin onder meer de volgende bepalingen zijn opgenomen: “[…] K. BETALING 1. Betaling van het factuurbedrag door Opdrachtgever dient te geschieden binnen de overeengekomen termijnen, doch in geen geval later dan 14 dagen na factuurdatum. [ ... ] 2. Indien Opdrachtgever niet binnen de in lid I genoemde termijn [... ] heeft betaald, is hij van rechtswege in verzuim en heeft Opdrachtnemer, zonder dat een nadere sommatie of ingebrekestelling is vereist, het recht vanaf de vervaldag Opdrachtgever over het gefactureerde bedrag de wettelijke (handels)rente in rekening te brengen, tot aan de dag van algehele voldoening, een en ander onverminderd de verdere rechten van Opdrachtnemer. 3. Alle kosten ontstaan ten gevolge van gerechtelijke of buitengerechtelijke incassering van de vordering, zijn voor rekening van Opdrachtgever, ook voor zover deze kosten de rechterlijke proceskostenveroordeling overtreffen. De buitengerechtelijke kosten zijn vastgesteld op tenminste 15% van het te vorderen bedrag, [ ... ] L. RECLAME 1. Reclames met betrekking tot de verrichte werkzaamheden en/of het factuurbedrag dienen schriftelijk binnen 30 dagen na de verzenddatum van de stukken of informatie waarover Opdrachtgever reclameert, dan wel binnen 30 dagen na de ontdekking van het gebrek, indien Opdrachtgever aantoont dat hij het gebrek redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken, aan Opdrachtnemer te worden kenbaar gemaakt. [...]" 2.3.
[gedaagde 2] is oprichtster en bestuurder van [gedaagde 1].
2.4.
[gedaagde 3] is de partner van [gedaagde 2].
2.5.
[gedaagde 1] heeft de facturen tot op heden onbetaald gelaten.
3.
Het geschil
3.1. [eiseres] vordert - samengevat – veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van € 38.052,62, vermeerderd met rente en kosten. 3.2.
[gedaagden] c.s. voert verweer.
4.
De beoordeling
4.1. [eiseres] heeft haar vordering jegens [gedaagde 1] gegrond op de hiervoor onder 2.1. en 2.2. weergegeven feiten. [eiseres] heeft daarbij gesteld dat de algemene voorwaarden aan [gedaagde 1] ter hand zijn gesteld. Op grond van die algemene voorwaarden wordt naast de handelsrente vanaf veertien dagen na de respectievelijke factuurdata een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gelijk 15%, zijnde 4.951,18 gevorderd. 4.2. Ter onderbouwing van haar vordering jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] heeft [eiseres] gesteld dat partijen op 17 mei 2013 een "overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling" hebben gesloten, welke overeenkomst door zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 3] is ondertekend. De reden hiervoor was het uitblijven van betaling van de openstaande facturen en de omstandigheid dat [gedaagden] c.s. wenste dat [eiseres] haar werkzaamheden bleef voortzetten.
4.3. In de "overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling" staat onder meer vermeld: "[. ..] In aanmerking nemende: -dat [eiseres] aan [gedaagde 1] administratieve, accountancy- en fiscaaljuridische diensten (heeft) verricht; -dat [gedaagde 1] ter zake sinds augustus 2011 een 14-tal facturen onbetaald heeft gelaten en aldus een schuld heeft opgebouwd aan [eiseres 1] van € 20.906,09 per 17 mei 2013 (zie specificatie in bijlage); -dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich hoofdelijk als schuldenaar en borg willen stellen ter zake van de door [eiseres] van [gedaagde 1] en de met [gedaagde 1] verbonden rechtspersonen te vorderen bedragen ter zake van de door [eiseres] verleende diensten; -dat [eiseres] in dat verband bereid is om, naar redelijkheid, noodzakelijke administratieve, accountancyen fiscaaljuridische werkzaamheden te blijven verrichten voor [gedaagde 1] en de met [gedaagde 1] verbonden rechtspersonen;
[...] [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verklaren zich naast [gedaagde 1], tot hoofdelijk schuldenaar en borg te verbinden tegenover [eiseres] voor al hetgeen [gedaagde 1] en de met [gedaagde 1] verbonden rechtspersonen nu of te eniger tijd, uit hoofde van dienstverlening of uit welke hoofde dan ook en uit hoofde van ter zake hiervan verschuldigde renten, buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten te vorderen heeft of zal hebben. [ ... ]"
4.4. [eiseres] heeft als productie 3 bij dagvaarding een door [eiseres] ondertekend exemplaar van de “overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling” in het geding gebracht. 4.5. In de conclusie van antwoord heeft [gedaagden] c.s. zich verweerd met de stelling dat zij nimmer een schriftelijke overeenkomst en nimmer algemene voorwaarden van [eiseres] heeft ontvangen. [gedaagden] c.s. heeft daarom een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. 4.6. Voorts hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de conclusie van antwoord nadrukkelijk betwist dat er sprake is van een (door hen ondertekende) "overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling". Onder punt 26 van de conclusie van antwoord staat: "De voornoemde vordering dient echter te worden afgewezen aangezien er geen sprake is van een borgtochtovereenkomst. Mevrouw [gedaagde 2] en de heer [gedaagde 3] hebben nimmer een dergelijke overeenkomst voor akkoord getekend. Er is geen sprake van wilsovereenstemming."
4.7 [eiseres] heeft in reactie hierop ter gelegenheid van de comparitie 3 aanvullende producties in het geding gebracht. Productie 11 betreft een door [gedaagde 2] namens [gedaagde 1] voor akkoord getekende "opdrachtbevestiging samenstellingsopdracht en overige werkzaamheden" met daarin een verwijzing naar de daarbij gevoegde algemene voorwaarden. Productie 13 betreft een (mede namens [gedaagde 1]) door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ondertekend exemplaar van de "overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling" . 4.8. Omdat de betreffende producties door persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de advocaat van [eiseres] slechts enkele dagen voor de comparitie waren ingediend, heeft de comparitierechter [gedaagden] c.s. desverzocht de gelegenheid gegeven om bij akte na comparitie op de producties te reageren. Daarbij is blijkens het proces-verbaal van de comparitie de instructie gegeven dat de akte geen verkapte conclusie mocht worden. 4.9. [gedaagden] c.s. heeft in de akte na comparitie geen enkele verklaring gegeven voor de omstandigheid dat zij, in strijd met de waarheid, bij conclusie van antwoord zo stellig heeft ontkend dat er een borgtochtovereenkomst was gesloten en dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de "overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling" hebben ondertekend. [gedaagden] c.s. heeft in de akte na comparitie wel nieuwe verweren gevoerd, waarbij zij op grond van dwaling en wanprestatie een beroep heeft gedaan op vernietigbaarheid respectievelijk ontbinding van de "overeenkomst tot hoofdelijke verbondenheid en borgstelling' . 4.10.
Geoordeeld moet dan ook worden dat [gedaagden] c.s. met haar stellingen in de
conclusie van antwoord heeft gehandeld in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Door de woorden 'geen' en 'nimmer' vet en onderstreept weer te geven, heeft [gedaagden] c.s. daarbij zelfs de indruk gewekt dat het [eiseres] was die in de dagvaarding de waarheid geweld zou hebben aangedaan. [gedaagden] c.s. heeft zich bovendien, wat de inhoud van de akte betreft, niet gehouden aan de instructie van de comparitierechter. 4.11. Nu [gedaagden] c.s. de waarheidsplicht heeft geschonden ten aanzien van een voor de beslissing van het geschil zeer relevant feit en na de comparitie nog in de gelegenheid is gesteld om een akte te nemen, ziet de rechtbank in deze zaak geen aanleiding om (op grond van de overwegingen in het arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014; ECLI:NL:HR:2014:3076) aan partijen de gelegenheid te geven om desgewenst een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken. [eiseres] wordt daardoor niet in haar belangen geschaad, omdat haar vordering integraal zal worden toegewezen op grond van hetgeen hierna wordt overwogen. 4.12. De rechtbank zal, gelet op de schending van de waarheidsplicht en mede gelet op de instructie van de comparitierechter, de verweren van [gedaagden] c.s. die voor het eerst bij akte na comparitie zijn gevoerd, wegens strijd met de goede procesorde bij de beoordeling buiten beschouwing laten. 4.13. De in de conclusie van antwoord gevoerde verweren dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld en dat er geen sprake is van een door partijen ondertekende overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling zijn feitelijk onjuist gebleken en worden derhalve verworpen. 4.14. Nu vast staat dat [gedaagde 1] pas bij brief van 13 april 2014 voor het eerst heeft geprotesteerd tegen de hoogte van sommige facturen, kunnen de verweren die zien op de juistheid dan wel redelijkheid van de hoogte van de gefactureerde bedragen, [gedaagden] c.s. niet baten. Het bepaalde in artikel L van de algemene voorwaarden staat daaraan in de weg. 4.15. Het verweer dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zelf nimmer zijn aangeschreven om de vordering voortvloeiend uit de "overeenkomst van hoofdelijke verbondenheid en borgstelling" te voldoen, om welke reden volgens [gedaagden] c.s. geen rente en buitengerechtelijke kosten door hen verschuldigd zou zijn, wordt gepasseerd. Gelet op de al vastgestelde schending van de waarheidsplicht door [gedaagden] c.s. gaat de rechtbank uit van de juistheid van de stelling van [eiseres] in punt 34 van de antwoordakte na comparitie dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wel zijn aangeschreven, te weten bij per aangetekende post verzonden brief van 8 mei 2014 van de advocaat van [eiseres]. De rechtbank hecht hierbij waarde aan de verklaring van (de advocaat van) [eiseres] dat een kopie van die brief met bijbehorend bewijs van aangetekende verzending op eerste verzoek in de procedure kan worden gebracht. Om te voorkomen dat de procedure vertraging zou oplopen heeft de advocaat van [eiseres] ervan afgezien om het bewijs van aangetekende verzending als productie bij de antwoordakte in het geding te brengen. Bovendien ziet de hoofdelijke verbondenheid en borgstelling ook op rente en (buiten)gerechtelijke kosten. 4.16. De door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden toegewezen, nu [gedaagden] c.s. de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst overigens niet heeft betwist en geen termen aanwezig zijn om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan. 4.17. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gehele vordering jegens alle gedaagden voor toewijzing in aanmerking komt. 4.18. [gedaagden] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op: - dagvaarding € 77,52 - griffierecht 1.892,00 - salaris advocaat 1.447,50 (2,5 punten x tarief€ 579,00) Totaal € 3.417,02
5.
De beslissing
De rechtbank 5.1. veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 38.052,62 (achtendertig duizendtweeënvijftig euro en tweeënzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het bedrag van € 28.979,33 met ingang van 22 mei 2014 tot de dag van volledige betaling, 5.2. veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.417,02, 5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2015.