Doesburg, 16 november 2015
Aan:
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doesburg
Onderwerp:
BSMR-advies nr. 2015-003 inzake ‘concept beleidsplan tegenprestatie Gemeente Doesburg, november 2015’
Geacht college, Hieronder vindt u de reactie van de BSMR op het concept beleidsplan tegenprestatie. Het concept beleidsplan tegenprestatie is de BSMR ter advisering aangeboden op 21 oktober 2015 met het verzoek om voor de gemeenteraadsvergadering van 26 november een reactie te geven. De BSMR heeft in zijn vergadering van 9 november de elementen gekozen op basis waarvan deze reactie is geformuleerd.
BSMR-Doesburg,
Lo Cohen, voorzitter
BSMR-Doesburg Postbus 72 6980 AB Doesburg e:
[email protected]
www.bsmr-doesburg.nl
Inleiding In de inleiding schrijft u: “Dit beleidsplan is een vervolg op de Verordening Tegenprestatie, welke eind 2014 door de Raad is vastgesteld. In de verordening had het college de opdracht gekregen om ter nadere uitvoering een beleidsplan vast te stellen en dit plan is het resultaat.” De BSMR verbaast zich erover dat in november 2015 een beleidsplan tegenprestatie wordt gemaakt terwijl de verordening tegenprestatie al in november 2014 is vastgesteld. De BSMR is van mening dat eerst het beleid zou moeten worden vastgesteld en daarna een verordening. De logische weg is verordeningen maken op basis van beleid. De verordening is immers slechts de vertaling van het beleid naar ondubbelzinnige regels!
Advies 1.
Verordening volgt uit beleid en niet andersom!
De BSMR adviseert om eerst beleid te formuleren en dat vervolgens - ten behoeve van de uitvoering in een verordening te vertalen.
De BSMR vraagt zich dan ook af welke status dit “beleidsplan” heeft. Is dit een uitwerking van paragraaf 6.3.11 van het beleidsplan Participatiewet (januari 2014), waarin de contouren zijn geschetst van het beleid dat de gemeente Doesburg voor ogen staat met betrekking tot de ‘tegenprestatie’? Dan is de vraag hoe zich dit verhoudt tot de in november 2014 vastgestelde verordening tegenprestatie. Bij afwijking van het eerder vastgestelde beleid zou dan ook de verordening moeten worden aangepast. De BSMR is geneigd dit “beleidsplan” te beschouwen als een uitvoeringsplan bij de verordening: de handleiding voor alle betrokkenen bij de uitvoering van het beleid.
Advies 2.
Dit is eerder een uitvoeringsplan dan een beleidsplan
De BSMR adviseert de titel van het voor commentaar aangeboden document “Beleidsplan” in “Uitvoeringsplan” te wijzigen, dan wel de verordening tegenprestatie te herzien.
Het valt de BSMR op dat in dit “concept beleidsplan tegenprestatie” het woord ‘tegenprestatie’ in twee betekenissen wordt gebruikt, wat verwarrend werkt. De eerste betekenis is tamelijk abstract: ‘de regelgeving op grond van de Participatiewet en andere regelingen met betrekking tot het kunnen vragen om een tegenprestatie aan personen die een uitkering van de gemeente ontvangen’. In deze betekenis voert de gemeente de ‘tegenprestatie’ uit. De tweede betekenis is veel concreter en sluit aan bij het dagelijkse begrip tegenprestatie: de tegenprestatie die de uitkeringsontvanger - daartoe verplicht door de gemeente - levert. In deze betekenis levert de uitkeringsontvanger een/de tegenprestatie. Het bijbehorende onderscheid in werkwoordgebruik is in de nota niet consequent gemaakt.
2/6
Advies 3.
Gebruik enkel eenduidige begrippen.
De BSMR adviseert om in elke tekst, termen te vermijden die voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn.
Paragraaf 2. Doelgroep Voor na de pilotperiode neemt u zich voor: “…. om bemiddelbare klanten die minimaal twee jaar deelnemen aan een re-integratietraject en geen betaald werk hebben, eveneens de tegenprestatie op te leggen.” De BSMR vraagt zich af hoe bemiddelbaar klanten zijn die na twee jaar re-integratie het nog niet aan een baan konden komen. In uw reactie op het BSMR advies 2015-002 over het Plan van Aanpak BUIG, advies 6, geeft u aan: “Het is onze bedoeling om maatwerk in trajecten te blijven leveren. Het is echter niet meer de bedoeling om re-integratie- of coachingstrajecten jaren door te laten gaan.” Na een re-integratietraject van twee jaar (en volgens sommigen al veel eerder) kan een goede reintegratiebegeleider een realistisch beeld hebben van het banenperspectief van een klant. Langer doorgaan leidt tot hogere frustratie bij klant en consulent en hogere verdiensten bij het reintegratiebedrijf. Waar u jarenlange re-integratietrajecten wilt beperken, verbaast het de BSMR dat u deze in elk geval nog een half jaar wilt laten doorlopen.
Advies 4.
De doelgroep kan bij aanvang groter zijn.
De BSMR adviseert om de tegenprestatie ook op te leggen aan bemiddelbare klanten die minimaal twee jaar deelnemen aan een re-integratietraject en geen betaald werk hebben, voor zover de tegenprestatie het re-integratietraject niet negatief beïnvloedt.
Over het verplicht deelnemen aan twee voorlichtingsbijeenkomsten schrijft u dat u deze werkwijze medio maart 2016 gaat evalueren: “Bij het welslagen van dit project gaan we deze werkwijze continueren.” Door het deelnemen aan deze voorlichtingsbijeenkomsten verplicht te stellen vervult u een belangrijk deel van de informatieverstrekking aan aanvragers. Op grond van positieve ervaringen in de Liemerse gemeenten is gekozen om deze verplichting in te stellen. De BSMR meent dat de Doesburgse klanten niet zo bijzonder zijn dat niet op grond van de ervaringen elders een keuze gemaakt kan worden.
Advies 5.
Voorlichting op het gebied van “werk” en “rechten en plichten”.
De BSMR adviseert u om de verplichte deelname aan voorlichtingsbijeenkomsten op voorhand te handhaven. Het gaat om voorlichting in algemene zin met betrekking tot werk, rechten en plichten. Die liggen vast in de wetgeving, zodat dat in heel Nederland hetzelfde is.
3/6
Paragraaf 3: Duur en omvang van de tegenprestatie De zin “Als een uitkeringsgerechtigde het volgende jaar nog een uitkering krijgt en wederom in doelgroep ‘verplicht tot tegenprestatie’ valt, dan moet de tegenprestatie weer worden uitgevoerd” suggereert dat het hier gaat om dezelfde tegenprestatie als een jaar eerder. Het verdient aanbeveling om iemand juist op een andere plek in te zetten. Hier is Advies 3 onverkort van toepassing.
Advies 6.
Opnieuw een tegenprestatie.
De BSMR adviseert u om de hierboven aangehaalde zin als volgt te formuleren: “… valt, dan moet opnieuw een tegenprestatie worden geleverd.”
Paragraaf 5: Aanbod werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie Een viertal mogelijke plekken is geïnventariseerd. Niet alle klanten zijn overal inzetbaar. De BSMR heeft in zijn advies 2014-005 hierover geadviseerd. In tak 5 van de juridische beslisboom lijkt dit advies te zijn verwerkt.
Paragraaf 6: Organisatorische randvoorwaarden bij inzet van de tegenprestatie Bij aanvang van de werkzaamheden wordt meteen een datum voor het eindgesprek ingepland. In dit gesprek worden de ervaringen van de klant en de organisatie besproken en wordt gekeken naar het vervolg. Het getuigt van slagvaardigheid, dat de evaluatie vooruit wordt gepland. Zo kan het systeem snel van onvolkomenheden worden ontdaan en wordt het begrip “verdringing op de arbeidsmarkt” helder.
4/6
Paragraaf 7: Werkwijze Deze paragraaf geeft een duidelijke en toch beknopte opsomming van wat kan en wat wenselijk is. De uitnodiging aan de klant om een eigen plan te maken, zelf te zoeken naar een plek is heel belangrijk. De overeenkomsten moeten helder zijn, in het bijzonder voor de cliënt, ook al moeten daarin ingewikkelde (juridische) kwesties worden geregeld.
Advies 7.
De overeenkomst moet (ook) voor de cliënt begrijpelijk zijn.
De BSMR adviseert u om te zorgen dat de overeenkomst met betrekking tot de tegenprestatie helder is, in het bijzonder voor de cliënt.
Paragraaf 8: Draagvlak door goede communicatie … het publiceren van positieve verhalen van mensen die een tegenprestatie hebben gedaan….
Advies 8.
Rolmodellen.
De BSMR ondersteunt van harte het idee om rolmodellen te gebruiken in de communicatie.
Paragraaf 9: Stapsgewijze invoering en uitvoeringskosten De met de tegenprestatie gemoeid gaande kosten zouden voor rekening van de aanbieder moeten komen. De BSMR is van mening dat de tegenprestatie voor de cliënt geen kosten met zich mee mag brengen. Ook niet in de vorm van een eigen risico bij aansprakelijkheid. Overigens gaat het niet enkel om aansprakelijkheidsverzekeringen, zie par. 6.3.12 van het beleidsplan Participatiewet 2014 - 2018, over de ‘praktijkervaringsplek polis’. De BSMR beveelt u aan bestaande verzekeringen op alle relevante aspecten zorgvuldig door te lichten en -zo nodig - aanvullende maatregelen te nemen, al dan niet in samenspraak met de aanbieders van plaatsingsmogelijkheden.
Advies 9.
Verzekeringen
De BSMR adviseert uw college de bestaande verzekeringen op alle relevante aspecten zorgvuldig door te lichten en - zo nodig - aanvullende maatregelen te nemen, al dan niet in samenspraak met de aanbieders van plaatsingsmogelijkheden, om te bewerkstelligen dat cliënten geen nadeel kunnen ondervinden van de “tegenprestatie”.
5/6
Paragraaf 10: Evaluatie Om onvolkomenheden niet te lang te laten doorsudderen, bevelen wij aan om na de pilotperiode (voorjaar 2016) te evalueren. Bij de evaluatie dient naar de mening van de BSMR ook naar de 1
begeleiding gekeken te worden . Een volgende evaluatie zou najaar 2016 moeten plaatsvinden en vervolgens jaarlijks. Wij gaan er daarbij van uit dat de uitkomsten van de evaluatie ook effect hebben op het handelen in de toekomst.
Advies 10. Evaluatie De BSMR adviseert uw college om de begeleiding op de ‘werkplekken’ nadrukkelijk mee te nemen in de evaluatie. Voorts adviseert de BSMR een tweede evaluatie reeds in het najaar van 2016 te houden en vervolgens jaarlijks te evalueren.
BSMR-Doesburg,
Lo Cohen, voorzitter
1
Het televisieprogramma Brandpunt Reporter heeft september - oktober 2015 een aantal voorbeelden laten zien van hoe de tegenprestatie kan ontaarden of worden misbruikt.
6/6