Van de redactie Beste lezer, voor u ligt al weer nummer 146 van De Darde Klokke. In dit nummer hebben we de volgende onderwerpen voor u verzameld. Het tweede deel en tevens het slot van het artikel van Mini Vroegindewey over de Larcom. Dientie heeft ons wat korte stukjes toegezonden. Ze zijn zeker het lezen waard en zullen waarschijnlijk ook uw lachspieren prikkelen. De Ommer familie Steen heeft een kwartierstaat geleverd. Eigenlijk hoort een kwartierstaat niet in De Darde Klokke. Maar omdat er zoveel foto’s bijgeleverd waren wilden we graag een uitzondering maken. Ben Wösten heeft zich dit maal op de molens in Ommen geworpen. Hij heeft van alle molens interessante informatie verzameld en verwerkt in een artikel voor De Darde Klokke. Luuk Vogelzang heeft de ganzenveer weer geslepen en komt met twee korte, bijzondere verhalen. Het eerste gaat over onverklaarbare strepen in de bodem van de Sahara. Hij kan er geen verklaring voor vinden. Wie het weet mag het zeggen. Het tweede verhaal gaat over de steen bij de Arriërpoort. Luuk heeft enkele oude foto’s gevonden van de Arriërpoort. Het geeft geen antwoord op de vragen, maar geeft wel weer stof tot discussie. Van een onbekende schrijver hebben we een fraai artikel over de omgeving van de Lemelerberg geschreven. Naar alle waarschijnlijkheid komt het uit het tijdschrift De Wandelaar. Gezien de oude spelling is het van vóór 1945. We hebben den stijl ongewijzigd gelaten, zodat gij niet zult denken dat uw redacteur de Nederlandsche taal niet beheerscht. Verder proberen we voortaan in ieder nummer een paar advertenties uit de Oprechte Ommer Courant, jaargang 1916 / 1917 in dit blad te plaatsen. Het volgende nummer staat geheel in het teken van Witharen en omgeving. De kopij daarvoor wordt aangeleverd door de heer Van der Veen.
In het vorige nummer zijn bij de familie Schutte de verkeerde namen bij twee foto’s geplaatst. De man met de paarden op pagina 2 is Hendrik Schutte. Op pagina 3 is de vrouw met het kind op de arm Fennigje Schutte-Makkinga met kleinzoon Henk Schutte.
Omslagfoto: Café Steen, “de smokkelherberg”, Markt 5 in Ommen.
Inhoudsopgave Sociale werkvoorzieningschap Larcom (slot) .................... Mini Vroegindewey ..... pag. 2 Deurdèènkerties en körte kolder ........................................ Dientie......................... pag. 5 Kwartierstaat van Gé Steen................................................ Wgr. genealogie ........ pag. 6 De Ommer molens .............................................................. Ben Wösten ................. pag. 10 Een streep er door .............................................................. Luuk Vogelzang .......... pag. 14 De Oprechte Ommer Courant ............................................ .................................... pag. 15 Stenen verhalen .................................................................. Luuk Vogelzang .......... pag. 16 Jannemuuje ........................................................................ Dieks Makkinga .......... pag. 17 Wandelaar op de berg ........................................................ Onbekend .................... pag. 18 Wie kent deze personen en de Darde Klokke ..................... .................................... pag. 20
1
SOCIALE WERKVOORZIENINGSCHAP LARCOM VAN EENVOUDIGE BARAK TOT HYPERMODERN BEDRIJF door Mini Vroegindewey 2e deel (slot)
Rebono En natuurlijk mag ook de geschiedenis van de afdeling groenvoorziening van Larcom, voorheen bekend onder de naam Rebono niet vergeten worden. In 1967 werd door de gemeente Avereest besloten tot aankoop van een tuinbouwbedrijf en een jaar later sloot de gemeente Avereest zich aan bij Werkvoorzieningschap Het Laar. In de gemeente Avereest werden in 1951 vier personen in de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening (G.S.W.) opgenomen. Later kwamen meer mensen in dienst en hun werkzaamheden bestonden uit aanleg en onderhoud van plantsoenen, sportvelden en begraafplaatsen dit onder leiding van de heer A. Schijveschuurder. Vanaf 1953 had hij niet alleen de verantwoording voor het reilen en zeilen van de gemeentelijke groenvoorziening maar ook die van de G.S.W. De werkplaats stond in het gemeentepark en tegenover het gebouw was de gemeentelijke kwekerij. Op de zolder van een oude meubelzaak werden door G.S.W.ers oude meubels gerepareerd die vervolgens werden verkocht of gegeven aan arme mensen. Bij afbraakwerkzaamheden zoals krotopruimingen werden hand en spandiensten verricht. Verder werden ook grootschaliger projecten aangepakt zoals herstellen van een afgebroken tolhuis naast de Oudheidkamer in Ommen in de oorspronkelijke staat. Behalve de genoemde werkzaamheden was natuurlijk nog steeds de groenvoorziening. Ook door de gemeente Avereest moest in 1969 invulling worden gegeven aan de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening en werd een tuinbouwbedrijf aangekocht. Het tuinbouwbedrijf werd bij de aansluiting van de gemeente Avereest bij Werkvoorzieningschap Het Laar ingebracht. Een gedeelte van de “groenploeg” werd gedetacheerd bij de gemeente Avereest en de rest werd omgeschoold voor werk in de tuinbouw. In 1987 werd het Tuinbouwbedrijf echter opgeheven, maar de medewerk(st)ers van de groenvoorziening van Larcom zijn tot op de dag van vandaag een vertrouwd gezicht in Ommen en omgeving. De aanpak werd steeds professioneler en moderner en steeds meer mensen vonden hun weg naar de Centrale Werkplaats. De eerste vrouwelijke werknemers deden hun intrede in de nieuwe werkplaats onder leiding van de eerste werkmeesteres mevrouw van Rijn. In 1958 werkten bij de Stichting Centrale Werkplaats 103 personen, afkomstig van de gemeenten Ommen, Dalfsen, Dedemsvaart, Hardenberg, Gramsbergen, Nieuwleusen en Raalte. De meeste mensen gingen met eigen of openbaar vervoer, maar voor tien personen was dat vanwege hun lichamelijke gesteldheid, niet mogelijk om met eigen of openbaar vervoer te komen. Ook het vervoer van personen naar de buitenobjecten bracht veelal veel moeilijkheden met zich mee. Daarom werd besloten door het Stichtingsbestuur om een eigen autobusje aan te schaffen waarmee mensen gehaald en gebracht werden. En nog steeds wordt rekening gehouden met personen die niet op eigen gelegenheid naar het werk kunnen komen. Er rijden dagelijks grote en kleine bussen af en aan om medewerk(st)ers van Larcom uit de omgeving te halen en te brengen op plaats van bestemming. De Kruzeborg Niet alleen in Ommen werd een werkplaats opgericht, maar ook in Hardenberg. Daar werd in 1957 door het gemeentebestuur besloten tot de bouw van werkplaats De Kruzeborg, die ook in 1960 officieel werd geopend door de heer Roolvink. De Kruzeborg telde in het begin ongeveer 15 werknemers, maar het bedrijf groeide goed en steeds meer opdrachtgevers wisten de weg naar de Kruze2
borg te vinden. In 1968 deden de eerste vrouwen hun intrede bij de Kruzeborg. De invoering van de Wet Sociale Werkvoorziening betekende in 1969 aansluiting van de Kruzeborg bij Werkvoorzieningschap Het Laar. De algemene geschiedenis van de sociale werkvoorziening in vogelvlucht Al in de 19e eeuw werd begonnen met werkverschaffing voor “gebrekkigen” en in 1937 werd gemeld dat de werkplaatsen voor gehandicapten niet moesten onderdoen voor het normale bedrijfsleven. In 1948 werd in de Verklaring van de rechten van de mensen de volgende regel opgenomen: “Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.” In 1947 werd de regeling dat ieder bedrijf van 20 medewerkers of meer 2% mindervalide medewerkers in dienst moest hebben ingevoerd. Op 1 januari 1950 werd de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening (G.S.W.) ingevoerd voor eerst langdurig werklozen en lichamelijk gehandicapten en vanaf 1955 ook voor verstandelijk gehandicapten. Op 1 januari 1969 werd de Wet op de Sociale Werkvoorziening van kracht. Het belangrijkste artikel van die wet luidt dus: “Het gemeentebestuur bevordert dat ten behoeve van personen die tot arbeid in staat zijn, doch voor wie, in belangrijke mate ten gevolge van bij hen gelegen factoren, gelegenheid om onder normale omstandigheden arbeid te verrichten niet of voorshands niet aanwezig is, gelegenheid bestaat tot het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden, welke zoveel mogelijk is gericht op het behoud, het herstel of bevordering van hun arbeidsgeschiktheid.” Bij hen gelegen factoren betekende dus: Een lichamelijke, verstandelijke en/of psychische handicap. De sociale werkvoorziening was en is er altijd op gericht om de arbeidsgeschiktheid te behouden, herstellen en te bevorderen en mensen met een handicap ook weer aan het werk te krijgen in een normaal bedrijf. Dat betekende dus concreet dat men in staat moest zijn om regelmatige arbeid te verrichten en men dus niet alleen ”bezig gehouden” moest worden. Er werden werkprestaties verwacht en medewerk(st)ers konden opleidingen volgen. Ook werd het bedrijf steeds meer gemoderniseerd en werden steeds meer volwaardige producten gemaakt. In 1998 werd de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening ingevoerd en werden de toelatingscriteria aangescherpt met de zogenaamde 4 x 10 regel. Dat betekent concreet: Iemand moet minimaal 10% productie leveren van wat iemand in het vrije bedrijf presteert, iemand mag niet meer dan 10% begeleiding vragen van de werktijd van de afdelingschef, iemand moet 10% van de werktijd aaneengesloten kunnen werken en iemand moet in 10 weken twee functies kunnen leren. De gemeenten Avereest, Dalfsen, Gramsbergen, Hardenberg, Hellendoorn, Nieuwleusen, Ommen en Raalte gingen in 1969 samenwerken als werkvoorzieningsschap “Het Laar.” Daarin waren vier werkverbanden Deveo, Asco, Kruzeborg en Rebono opgenomen. De sociale werkvoorziening ontwikkelde zich door de jaren heen tot een normaal en volwaardig bedrijf, maar wel een heel bijzonder bedrijf omdat er mensen werken met een handicap. In 1967 werd besloten tot de bouw van een nieuwe werkplaats Deveo (De Vijf en Ommen) aan de Strangeweg en deze werd in 1968 in gebruik genomen. Met De Vijf en Ommen werd gedoeld op de gemeenten Avereest, Dalfsen, Den Ham, Nieuwleusen en Ommen. Doch in december van dat jaar brandde de werkplaats geheel tot de grond af. De afdelingen van Deveo werden overgebracht naar het pand aan de Stationsweg en de eerste medewerk(st)ers van Asco werden tijdelijk ondergebracht op de bovenverdieping van een pand aan de Kruisstraat tegenover het toenmalige hotel Het Zwart Paard en cafetaria Favoriet. Na een half jaar keerde men terug naar het gebouw bij het station. Deveo werd echter snel herbouwd en uiteindelijk in 1969 heropend.
3
In 1967 werd door het bestuur ook besloten tot de stichting van ASCO (Administratief Service Centrum Ommen) dat in het gebouw van de Centrale Werkplaats aan de Stationsweg werd opgericht. De eerste grafische werkzaamheden bestonden uit het maken van stencilwerk voor de gemeenten, verenigingen en instellingen. Het administratieve werk, waarvoor ASCO was opgezet, bestond onder andere uit het in kaart brengen van het bevolkingsregister van Ommen en de administratie van het mortuarium. Er werden grafische machines aangeschaft en als eerste werkleider werd de heer Oosterveld aangesteld en later kreeg hij assistentie van de heren Meppelink en Oldekamp. Later werd een afdeling handboekbinderij onder leiding van de heer Meijer toegevoegd. Vanuit ASCO vonden ook de eerste detacheringen plaats, wat later uitgroeide tot de zelfstandige divisie Larcom externe Personeelsdiensten, de huidige afdeling detachering. Na het vertrek van ASCO werd in het gebouw het vakantiecentrum voor gehandicapten en senioren de Imminkhoeve gehuisvest. In 1989 werd de naam Werkvoorzieningsschap Het Laar gewijzigd in Larcom bedrijven en in 1993 in Larcom. In 1991 verhuisde Larcom uiteindelijk naar een spiksplinternieuw pand, dat officieel werd geopend door Prinses Margriet, aan de Vermeerstraat te Ommen waar men nog steeds gevestigd is. In het voormalige Deveo gebouw is momenteel een bedrijfsverzamelgebouw gevestigd met in de vroegere kantine de kringloopwinkel en in het voormalige kantoorgebouw Landstede, en in de andere bedrijfsruimtes nog een aantal andere bedrijven. Het heden Momenteel telt Larcom ruim 1200 werknemers en is er eigenlijk niets meer wat nog herinnert aan het verleden in die bescheiden houten barak. Integendeel, want Larcom is een uiterst modern bedrijf dat volop meegaat in de technologische ontwikkelingen. Veel is er veranderd, maar wat onveranderd is gebleven is de doelstelling: Werk bieden aan mensen met een handicap. De producten en diensten van het huidige Larcom in vogelvlucht op een rij: Detachering, hetgeen concreet betekent het aanbieden van personeel van Larcom aan andere bedrijven. Iets wat men in vroeger tijden ook al deed. Groentechniek: Een uitgebreide tak van Larcom, die onder andere werkt voor gemeenten, bedrijven, instellingen, sportverenigingen, campings, organisaties voor bos en landschapsbeheer. Ook voor de aanleg en het ontwerpen van groenvoorziening kan men hierbij terecht. Grafische producten: Hier kan men terecht voor drukwerk, handboekbinden, machinale afwerking, print en kopieerwerkzaamheden. Koeriersdiensten, die door het hele land heen pakketten bezorgen. Toelevering: Deze diensten omvatten montage, verpakking, stofferen. Test en Training: Op deze afdeling worden mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt getest en getraind op hun kennis en vaardigheden. Ook wordt bij deze afdeling bekeken of kandidaten wel of niet tot de doelgroep van de Sociale Werkvoorziening hoort. Gesteld kan worden dat Larcom een bijzonder boeiende voorgeschiedenis heeft en heel wat stormen heeft doorstaan, en door de jaren heen een waar begrip is geworden in Ommen en omgeving. De geschiedenis van Larcom en de sociale werkvoorziening in het algemeen geeft tevens een indringend beeld van de arbeidsvoorziening voor mensen met een handicap van de afgelopen halve eeuw. 4
Hoewel men volop met de tijd en maatschappelijke ontwikkelingen is meegegaan is de doelstelling van Larcom echter onveranderd gebleven. Bronnen: Het jubileumboek Larcom 1954 – 1994. Larcom in Historisch perspectief. Het gemeentearchief van de gemeente Ommen Archief Jan Lucas Oud Ommen Centrale Werkplaats te Ommen officieel geopend - 8 juli 1954 Staatssecretaris Roolvink opent Centrale Werkplaats te Ommen - 27 mei 1960 Twee krantenknipsels uit het archief van Jan Lucas Deze twee bijzonder interessante artikelen zijn online te lezen op www.OudOmmen.nl Een speciaal woord van dank aan Nienke Braakhuis werkzaam bij Larcom, Jeannet Stokkink werkzaam bij de gemeente Ommen en Tjeerd de Leeuw van OudOmmen voor hen bijzonder welwillende medewerking, zoekwerk en behulpzaamheid bij het ter beschikking stellen van de bijzonder interessante archiefmaterialen. Zonder hun medewerking had dit artikel nooit geschreven kunnen worden en ik ben deze personen daarvoor bijzonder erkentelijk.
Deurdèènkerties deur Dientie Ie hebt ’t pas deur hoe goed ow geheug’n is …. aj probeert wat te vergett’n. Rieke wee’n is niet da’j geld hebt…. maar geld uutgeeft. Geld krig pas weerde as t’uut ow zak kump: ’t hef gien weerde as tér in giet.
Wil ie dat ow daag’n langer duurt ?..... goa dan op dieet.
Mien belangstelling giet uut noar de toekomst, want… doar breng ik de rest van mien leev’n deur.
’n Huusvrouwe den heut ontbijt op bedde krig…… leg in ’t ziek’nhuus.
Körte Kolder Iederiene steund versteld van ’t talent van ’n zesjoareg wonderkind, maar vreug’n zich vertwiefeld of woarumme ie zien doek’n maar veur de helfte beschilder’n. Zelfs ’n Ziel’nknieper kreeg ’t met listege vroag’n niet veur mekare doar ’n antwoord op te krieg’n. Ten ende road vrög ‘e ronduut : “woarumme vul ie de boam’ste helfte van ow schilderi’j’n nooit in?” De kleine kunstenaar zien antwoord is : “doar kan ik niet bi’j !”
Noa ’n bezuuk an Pablo Picasso zeg’ ‘n ölliemagnaat : “ik kenne gien mèènse den met zo weineg öllie zo völle geld hef verdiend “.
5
Kwartierstaat van Gé Steen Generatie I 1
Gé Steen, geboren op 31-01-1938. Generatie II
2
Gerrit Steen (1844-1929)
3
Gerrit Steen, cafehouder, transportondernemer, geboren op 30-04-1912 te Stad Ommen, overleden op 09-03-1999 te Ommen op 86-jarige leeftijd. Gehuwd op 21-jarige leeftijd op 13-12-1933 te Ommen met de 21-jarige Johanna Antonia Schuurman, geboren op 28-02-1912, overleden op 06-032000 te Ommen op 88-jarige leeftijd. Generatie III
4 Mannes Steen en Geesje Stegeman: zie foto onderaan de pagina
5
Mannes Steen, Landbouwer en caféhouder, (Markt 5) geboren op 22-12-1880 te Stad Ommen, overleden op 09-09-1968 te Ommen op 87-jarige leeftijd. Gehuwd op 31-jarige leeftijd op 15-02-1912 te Stad Ommen met de 26-jarige Geesje Stegeman, geboren op 27-07-1885 te Stad Ommen, overleden op 21-081963 te Ommen op 78-jarige leeftijd. Generatie IV 8 Gerrit Steen, akkerbouwer en herbergier, Markt 18, geboren op 04-07-1844 te Stad Ommen, overleden op 11-08-1929 te Stad Ommen op 85-jarige leeftijd. Gehuwd op 19-jarige leeftijd op 01-07-1864 met de 18-jarige (9) Janna Foekert, geboren op 11-02-1846 te Stad Ommen, overleden op 18-01-1933 te Stad Ommen op 86-jarige leeftijd. Generatie V
Janna Steen-Foekert: café Weertman ,Markt 18
17
16 Jan Hendrik Steen, landbouwer, hij woonde op "Gravenhuijs" aan de Markt 17, (nu Tante Pos) geboren op 02-08-1821 te Stad Ommen, overleden op 20-091906 te Stad Ommen op 85-jarige leeftijd. Gehuwd op 22-jarige leeftijd op 27-01-1844 te Stad Ommen met de 22-jarige Berendina Graven, geboren op 31-05-1821 te Stad Ommen, overleden op 13-061879 te Stad Ommen op 58-jarige leeftijd.
Staand vlnr:Gerrigje Steen, Harm Steen, Mannes Steen, Berend Jan Steen, Jansje Steen. Zittend vlnr:Anna ter HaarSteen, Geesje SteenStegeman, Mien VlastuinSteen. Dina Steen staat niet op de foto.
6
Generatie VI 32
33
Gerrit Steen, daghuurder, geboren op 08-051801 te Den Ham, overleden op 06-08-1869 te Stad Ommen op 68-jarige leeftijd. Gehuwd op 20-jarige leeftijd op 17-05-1821 te Stad Ommen met de 31-jarige Hendrikje Kelder(s), geboren op 15-05-1790 te Ambt Ommen, overleden op 25-11-1869 te Stad Ommen op 79-jarige leeftijd.
Foto gemaakt in 1931 op de Markt. Vlnr:bovenste Janna Steen, onderste Jo GalenkampSteen,Gerrit Steen,Jenny Vosjan-Steen, Geesje SteenStegeman en Mannes Steen.
Trouwfoto (1933) van Gerrit Steen en Johanna Antonia Schuurman
7
8
9
De Ommer molens door Ben Wösten Unieke monumenten uit het verleden In de eerste decennia na de de tweede wereldoorlog stonden de molens van Ommen er maar treurig bij. Sommigen waren een grote bouwval. Het was niet om aan te zien. Brokstukken van de wieken en onderdelen van de stellingen lagen rondom de molens. Dit was ook elders in het land het beeld. Malen op windkracht was niet meer in. De technische ontwikkelingen waren dusdanig gevorderd, dat het malen van koren en het zagen van hout veel sneller kon met elektrisch aangedreven machines en motoren in fabrieken en werkplaatsen. In de jaren voor de tweede wereldoorlog was al duidelijk, dat malen op windkracht geen toekomst meer had. Daardoor trad het verval van de door windkracht aangedreven molens in. Veel molens werden afgebroken en opgeruimd. In ieder geval waren de molens uit de gratie. Ons land telde ooit zo rond de 11.000 molens. Daarvan zijn er anno 2008 nog ruim 1000 molens over, al of niet in bedrijf, dat wil zeggen maalvaardig. De meeste van de nog intact zijnde molens draaien, zoals men dat in molenaarstermen aanduidt, voor de Prins. Dat wil zeggen, dat de wieken wel rond draaien, maar niet in staat zijn om koren te malen. Gelukkig voor de molens in Ommen trok het gemeentebestuur zich het lot van deze prachtige bouwwerken dusdanig aan, dat er geld voor werd uitgetrokken om de molens te res-
Konijnenbelt nieuw en oud
taureren. Dit betrof toentertijd de vier molens die direct in en rond het centrum stonden. Het ging hierbij om molen, De Lelie, de Konijnenbeltmolen, de molen Den Oordt en de Besthemermolen. De Vilsterse molen was en is, in eigendom en beheer van het Landgoed die ook de restauratie voor zijn rekening nam. Vier van de Ommer molens zijn zogenaamde stellingmolens. De Besthemermolen is een beltmolen. Een stelling is bij een molen een soort van veranda tussen het onderste gedeelte, de romp van de molen en het bovenste stuk. Deze stelling dient als looppad voor de molenaar om de wieken te verkruien met het zogenaamd kruirad, zodat hij de wieken op de wind kan zetten. Bij een beltmolen is er in plaats van een stelling een aarden heuvel om de romp van de molen gemaakt, waarop de molenaar hetzelfde werk doet als op de stelling. Ons land is van oudsher een echt molenland. We kennen molens in allerlei soorten en maten. We kennen onder anderen, de Standerdmolen, de Stellingmolen de Grondzeiler, de Beltmolen, de Torenmolen, de Wipmolen en de Spinnekop. Het bouwwerk is meestal zes - of achtkantig maar ook twaalf- of zestienkanters komen voor. Daarnaast zijn er ronde 10
stenen molens, houten molens, binnen en of bovenkruiend. Vanaf de 16e eeuw kunnen de molens van buitenaf bediend (bovenkruiers) worden middels het kruien(ronddraaien) van de kap. Tot aan die tijd moesten de molens van binnenuit(binnenkruiers) bediend worden. Molens zijn echter geen Hollandse uitvinding. De geschiedenis van molens gaat heel ver terug. Alhoewel niet precies bekend is wanneer de eerste molens zijn gebouwd, neemt men over het algemeen aan, dat de eerste molens in de landen rondom de Middellandse Zee voorkwamen. Reeds in de Romeinse tijd werd al graan met stenen vermalen tot meel. De stenen werden dan met de handen heen en weer geschoven. Zelfs in de tijd van de Egyptische beschaving werd al meel op deze wijze verkregen. In ons land komen voor het eerst molens voor vanaf de 13e eeuw. De molens van Ommen kennen allemaal hun eigen geschiedenis. Molen Den Oordt die ook wel de Makkinga’s mölle wordt genoemd, stond voorheen als houtzaagmolen in Zaandam. Daarna verhuisde hij naar Deventer. In 1824 kocht timmerman Roelof Makkinga de molen op om hem op Den Oordt weer op te bouwen. Eerst als houtzaagmolen en later na een ombouw als korenmolen. Ook heeft in deze molen nog een pelmaal stoel gestaan. In 1895 nam Hein Oldeman de molen over. In 1955 werd het gehele molencomplex verkocht aan de gemeente die het in 1962 restaureerde. De molen als zodanig was zeskantig. Hiervan waren en zijn er maar een paar in Nederland. De Besthemermolen kent nog een veel langere geschiedenis. Al in 1583 stond zijn voorganger op een helling van de Besthemerberg. Daarna werd de molen in 1748 verplaatst naar de Eerder Hoogte. Hier slaat het noodlot toe en wordt deze molen door brand volledig verwoest.
11
Rechts: Besthemermolen— 1943 en links: 2008
De Lelie—oud en nieuw
Den Oordt—nu en vroeger
In 1862 wordt de molen herbouwd op zijn huidige standplaats aan de Manitobarotonde op de kruising van wegen van Hellendoorn en Den Ham. Een van de vroegere molenaars aldaar was Konijnenbelt. In 1806 wordt de molen verpacht aan Alexander Magnus Hellwich die helemaal uit het mooie Rothenburg op de Tauber kwam om de molenaarsfunctie van Konijnenbelt over te nemen. Vijf generaties lang maalden de Hellwichs koren van en voor de Besthemer boeren. De laatste molenaar van deze generatie Alexander, overleed in 2000. Konijnenbelt zelf bouwde een nieuwe molen aan de Zwolse weg aan de Vecht. Aanvankelijk was dit een olie- en pelmolen. In 1920 wordt de molen omgebouwd tot korenmolen. Deze molen werd door de Ommense bevolking ook wel aangeduid als de “Knienenbelt Mölle” . Later werd hier de Coöperatieve aan- en Verkoopvereniging tegen aan gebouwd. Nadat deze verhuist was naar het industrieterrein blijft de molen verkommerd achter. Gelukkig wordt ook deze molen voor rekening van de gemeente in 1976 gerestaureerd. Molenaar Lex Hollak liet deze molen jarenlang draaien zogenaamd voor de Prins. Molen De Lelie dateert van 1846 en werd gebouwd door Jans Mansier. In 1871 neemt Hendrik Oldeman deze molen over. Daarvoor was Oldeman molenaar op, wat toen heette “De Ommer Molen” die ook wel de Esch-molen werd genoemd, omdat hij op de Ommeresch stond aan de weg naar Hardenberg ter hoogte van de Van Brakelstraat. Deze molen is waarschijnlijk al gebouwd in de 17e eeuw. In 1877 wordt deze aloude molen afgebroken. Vanaf 1887 was Peter Oldeman molenaar op De Lelie. Daarna heeft zoon Gerard ook nog een aantal jaren de molen bediend. Dan raakt de molen in verval doordat er andere aandrijvingstechnieken komen. In 1971 wordt de gemeente Ommen eigenaar van de molen en wordt deze volledig gerestaureerd.
Molen in Vilsteren
In Ommen zijn in vroegere tijden nog meer molens geweest. In de aloude boerderij van de familie Slotman aan de Balkerweg zijn nog de restanten aanwezig van een zogenaamde rosmolen. Aan de Regge ter hoogte van ‘het Oude Laer” heeft waarschijnlijk ooit een watermolen gestaan. In oude historische akten is hier in ieder geval sprake van een molen. Het zou ook een korenmolen geweest kunnen zijn, maar over het algemeen wordt aangenomen, dat het een watermolen moet zijn geweest. Ook in een boerderij van de familie Grootenhuis in Stegeren is een soort molen aanwezig geweest,maar deze is waarschijnlijk nooit in gebruik genomen. Precies op de grens tussen Ommen en Mariënberg net voorbij de kruising met de weg Witte Paal - Almelo heeft molen de “Mariënberg” gestaan. Alleen de romp van deze molen staat nog overeind. Molens zijn stuk voor stuk staaltjes van techniek. De bouwers van al deze molens waren zeer bekwame ambachtslieden. Alhoewel molens geen Hollandse uitvinding zijn, hebben wij veel verbeteringen aan de molens aangebracht. De eerste molens die rond de Middellandse zee stonden hadden geen verstelbare kap. Dit was daar ook niet nodig omdat de wind altijd vanuit dezelfde richting kwam. Aangezien de wind in ons land van alle kanten kan komen heeft men hier een verkruibare kap aangebracht. 12
Hieronder een opsomming van de bouwjaren en huidige functies van de bestaande Ommer molens. De Lelie, gebouwd in 1846. Type; achtkantige bovenkruier met stelling. Gerestaureerd in 1971. Huidige functie; malen van koren, annex winkel natuurvoedingsmiddelen. Konijnenbelt molen gebouwd in 1806. Type; achtkantige bovenkruier met stelling. Gerestaureerd in 1976. Huidige functie; ingericht als expositieruimte. Besthemermolen, gebouwd in 1862. Type; achtkantige bovenkruier op belt. Gerestaureerd in 1974. Huidige functie; verzorgen van rondleidingen, annex natuurinformatiecentrum. Den Oordt, gebouwd in 1824. Type; zeskantige bovenkruier met stelling. Gerestaureerd in 1962. Huidige functie; ingericht als streekmuseum. Vilsterse molen, gebouwd in 1858. Type; achtkantige bovenkruier met stelling. Gerestaureerd in 1967. Huidige functie; verzorgen van rondleidingen. Het beheer van de Ommer molens is in 1994 overgedragen aan de daarvoor opgerichte, Ommer Molen Stichting. Molen De Lelie valt niet onder dit beheer omdat deze verhuurd is aan Anton Wolters de huidige molenaar. Gelukkig heeft Ommen nog steeds een aantal actieve molenaars. Naast de reeds genoemde Lex Hollak(niet meer actief) en Anton Wolters, zijn dat Gerard Meijerink en Dick Seigers. Een aantal personen zijn nog in opleiding. Alle molens van Ommen zijn draaivaardig maar nog niet maalvaardig. Alleen molen De lelie van Anton Wolters maalt meel voor productieve doeleinden. In de Vilsterse molen kan ook gemalen worden, maar dit gebeurt alleen op demonstratiedagen. In dit jaar wordt een begin gemaakt met het maalvaardig maken van de Besthemermolen. Ook de molen Den Oordt is weer maalvaardig gemaakt. Over het algemeen is de opvatting, dat een molen pas af is, als hij maalvaardig is. Het molenaarsvak was een hard bestaan. Het werk van molenaar bestond meestal uit zware lichamelijke arbeid. Met name het kruien van de kap om de wieken op de wind te zetten vergde heel veel kracht. Daarnaast was de molenaar de hele dag in de weer met het sjouwen van zakken graan naar de maalzolder. Om de zoveel tijd moest de molensteen gebild worden dat wil zeggen de groeven in de steen aanscherpen met hamer en beitel. Dit was een vervelende en langdurige klus. Soms ook moesten de zware maalstenen vervangen worden als ze waren versleten. Molenaars leden vaak aan slijtage en stoflongen. De molenaar verdiende alleen loon als er gemalen kon worden, dus als er voldoende wind was. Draaide de molen niet, dan werd ook niet verdiend. Toch waren de meeste molenaars trots op hun beroep. De molens van Ommen zijn stuk voor stuk unieke historische monumenten. Terecht staan ze ‘s avonds als het donker wordt in de schijnwerpers te pronken. Het is een kostbaar bezit voor onze stad. Alle Ommer molens staan open voor het publiek. Molenaars en molengidsen leiden u graag rond in deze historische bouwwerken. Ze leggen u precies uit hoe een molen werkt en uit welke onderdelen de molen bestaat. Ik rond mijn verhaal af met een klein rijmpje, gelezen in “Kijk op molens” van J.T.H. Balk. Als de winden waaien Door lucht en wolken heen Dan wil dit kruis wel draaien Ja,zelfs voor iedereen 13
Molen in Mariënberg
Een streep er door! door Luuk Vogelzang
Historisch eggen
Hoe vaak zeggen we dit niet als een zaak is afgedaan of niet meer als belangrijk wordt ervaren? Wij hebben echter een probleem wat nog niet is opgelost, dus hier kan nog geen streep door. Terwijl er in dit speciale geval niet één streepje, maar een heleboel strepen doorgetrokken zijn. Onze verenigingsarcheoloog Henk van Dorsten werd gevraagd door Gerrit van Beesten om in het Eerderbos te komen kijken naar iets bijzonders, waar hij als bosbouwer geen verklaring voor kon bedenken. In het bos hadden ze in een bepaald gebied, waar nog nooit bos aangeplant was, de bovenste teeltlaag verwijderd: afgeplagd. Op de zo verarmde grond konden andere (zeldzame) planten dan weer een kans krijgen om te groeien. Tot zijn verbazing zagen ze op en in de grond allemaal strepen, strepen die evenwijdig aan elkaar als sporen in de grond getrokken waren. Gerrit van Beesten vroeg zich af waar die sporen van waren en wat de functie hiervan geweest kon zijn. Met z'n drieën hebben we de sporen bekeken, onderzocht en gefilosofeerd wat voor doel deze strepen gediend zouden hebben. De strepen zijn evenwijdig getrokken en liggen 55 tot 60 cm uit elkaar. Ze zijn niet zichtbaar diep in de grond getrokken: in het afgeplagde gedeelte ongeveer 5 cm. Schijnbaar lopen de sporen ook onder de vliegdennen door. Hetzelfde patroon is namelijk zowel voor, als achter een boom te zien. Wij hebben de sporen niet gevolgd tot precies aan de stam. In het "gestreepte" gebied staan meer bomen, deze bomen zijn spontaan gegroeid en hier niet bewust aangeplant, ze zijn meer dan honderd jaar oud (volgens Gerrit). Verder zijn in dit gebied(je) nooit bomen aangeplant, het is altijd een enigszins vochtige, drassige, open plek geweest en gebleven. Dit is ook te zien op oude kaarten van dit gebied (1830). Door de constante onderlinge afstand moeten de strepen bijna zeker machinaal gemaakt zijn. Of dit een machine was getrokken door mens, paard, of op een ander manier voortbewogen, konden wij niet achterhalen. Als de strepen onder de bomen doorlopen moet het iets zijn wat rond 1900 of eerder heeft plaatsgevonden. Mogelijkheden die geopperd zijn: • Drainage van het terrein (plaatselijk doorsnijden van de bovenste laag) om daarna bosbouw te plegen, mislukt omdat het te nat bleef. • Ploegsporen, de punt van de ploeg vormde het spoor in de grond. Het diende ook om het terrein geschikt te maken voor bosbouw. (Verworpen, de sporen zijn te evenwijdig.) • Sporen die getrokken zijn om iets in de grond te zaaien (bomen, struiken, bosvruchten). De poging is mislukt het was te nat, of men is er na het bewerken niet mee doorgegaan. • Sporen die over gebleven zijn van het turf steken. Plaggen steken voor mestwinning in de schaapskooi. Als de strepen niet onder de bomen doorlopen zouden de sporen van jonger datum kunnen zijn. • Er zijn in de oorlog 1940/1945 door de Duitsers allerlei activiteiten ontplooid in het bos nabij de Besthemerberg, is dit misschien een geheim restant, V1, V2? Een poging om een hoek van het bos te gebruiken als kweek voor jonge bosaanplant? Wat de huidige bosbouwers dus niet meer weten. Wij weten het niet, hebt u een idee? Vertel het ons en we zullen uw mening of verhaal in één van de volgende nummers van de Darde Klokke afdrukken.
14
De Oprechte Ommer Courant Het gebeurt terecht vaak dat we zeggen dat de natuur achteruit is gegaan in de loop der jaren. Je hoort soms dat vroeger alles beter en alles mooier was. In het vorige blad hebben we al iets gelezen over bonen en erwten. Men moest dat bij de gemeente opgeven. Met name in de herfst van het afgelopen jaar waren er de wereld aan eikels te vinden. In oktober 1916 was dat kennelijk anders en stond deze advertentie in de Oprechte Ommer Courant. Het moet haast wel vanwege een tekort zijn geweest. Natuurlijk heeft zoiets invloed op de prijzen. Wat schetst onze verbazing toen we daar een bekende naam bij tegenkwamen. Het waren niet alleen eikels, ook voor kastanjes was een markt. Dit bewijst weer eens, dat als men iets verbiedt, de prijzen stijgen. Misschien iets om over na te denken bij bv. de hennepteelt. In dezelfde periode stond ook een advertentie in de krant van bakkerij Makkinga. Hij kondigde aan dat hij een bakkerij was begonnen. Het andere economische nieuws uit deze periode is ook vermeldenswaardig. We bekijken het wel even door de bril van die tijd:
Jansje de Lange uit Giethmen had het erg druk. Ze kon alleen nog maar knipmutsen maken en wassen. Timmerlieden hadden het toen ook niet breed en moesten hun uurloon fors verhogen.
15
Stenen verhalen door Luuk Vogelzang
Schampsteen met ketting
Foto rechts: Detail van een foto uit 1922 hoek Gasthuisstraat- Bouwstraat, je kijkt naar de Tuinstraat. Hier liggen twee stenen.
Detail van een foto van de (feest)Arriërpoort. Op de HKO site staat uit 1935, volgens mij moet dit het jaar1948 zijn. Zit het meisje op dezelfde steen als van de foto uit 1922?
Op de hoek Gasthuisstraat- Bouwstraat ligt een grote steen met een gat en een verhaal. Deze steen heeft auto's, koetsen, karren, misschien zelfs ridders te paard gezien en er is een mogelijkheid dat langs hem Alva, "De IJzeren Hertog" gereden is. Boven die steen zit een koperen plaatje op de muur geschroefd met een kleine toelichting. Hierop staat: "Van deze steen werd reeds in 1830 vermeld dat de deur van de Arriërpoort hierin gedraaid zou hebben". Door een poort moet minimaal een kar kunnen rijden. Om het gewicht van een deur te beperken en hem hanteerbaar te houden zullen er minstens twee deuren geweest zijn. Eén van die deuren zou dan met een dikke ijzeren staaf of een even dikke houten pen in dit gat gedraaid hebben. Er zou dan nog zo'n steen moeten zijn. Alle bewoners van de Bouwstraat vierden in 1948 het 700 jarig bestaan van Ommen. Was deze steen ook de reden om de imitatie (feest)poort bij deze kruising te plaatsen? Of was de aanleiding de eerste kadastrale plattegrond uit 1832, waarop heel duidelijk het ronde stratenplan van Ommen naar voren kwam? Als je die ziet kun je de loop van de muren zo voorstellen. Het duurde dan ook niet lang of iemand had hierop met een extra lijn de muren en de plek van de poorten precies ingetekend. Net als zoveel anderen zag de tekenaar in het stratenpatroon van Ommen maar één mogelijkheid waar de Arriërpoort gestaan zou kunnen hebben, daar waar nu deze steen ligt. In 2006 is de Bouwstraat helemaal nieuw bestraat, ook is er een nieuwe en diepe riolering in gelegd. Op de kruising van de Bouwstraat met de Gasthuisstraat en de Tuinstraat is een grote, metersdiepe rioleringsput gegraven, tot op de schone, onberoerde aardlaag. Op deze kruising van straten is uit het meters brede gat, niets naar boven gekomen wat maar lijkt op een muur, oude stenen of kloostermoppen. Helemaal niets! Waarschijnlijk stond de muur hier dus niet, of was er geen muur? En de steen? Misschien was de steen een doodgewone schampsteen. Een schampsteen werd op de hoek van een huis of gebouw geplaatst om deze te beschermen. Net als nu waren er vroeger ook snelheidsduivels die de binnenbocht namen en dan met hun kar of koets de hoek van het gebouw niet meer konden ontwijken. Om dit te voorkomen werd er dan een dikke steen, of bij gebrek hieraan, soms zelfs een kanon ingegraven. Nederland is niet rijk aan dikke stenen of oude kanonnen, daarom werden ze ingegraven of ook wel vastgelegd. Dat gebeurde door in zo'n steen een gat te boren en daarin met gegoten lood een ketting te bevestigen. Deze ketting werd op zijn beurt weer aan het gebouw vast gemaakt. Zo was het geheel idiootbestendig en hufterproof. Mocht een koetsier in zijn verschrikkelijke haast een wiel breken op zo'n steen, dan kon hij de steen met geen mogelijkheid door de ramen smijten. Ook baldadige jongens zagen zich door die ketting dan gedwarsboomd om die steen, op een voor hen, leukere plaats neer te leggen. Het kan ook nog dat onze steen beide doelen heeft gediend, dus eerst als deurscharnier en veel later als schampsteen. Bijna zeker niet op deze plek, maar wanneer de poort hier niet gestaan heeft, waar stond hij dan? Konden stenen maar spreken, vooral deze. 16
JANNEMUUJE Zie zegt wel es: “Den mut, as’e wil, nog ome teeg’n mi’j zegg’n”. Now, zo giet ’t mi’j met Jannemuuje. Van Adamswege mut ’t nog iets in de femilie weez’n, maar ak ‘em opzuuke, zeg ik steevaste, net as iederiene: “Jannemuuje”, en dat vind ‘e mooi en dat dut ‘e. ‘Ie is veer in de negenteg, maar zo bi’j an ‘n kraaje. Allenneg de oog’n, die konn’n better, zo as ‘e zelf aajt zeg, maar aans mekeert der nog niks an. Jannemuuje krig onmeundeg völle volk oaver de vloere en noar evenredegheid ok bass’ns völle ni’js te heur’n. Het antal kinder, klein- en achterkleinkinder kan ‘k niet bi’j benaodering schatt’n, en doar doe ik dan ok gien muujte veur, maar wel dat ze allemaole met ni’js komt. Jannemuuje is achterienvolgens arg ni’jsgiereg, vertelt ok graag ni’js, maar sorteert wel war er “in en uut” giet, heel secuur. ’t Zal al wel darteg, veerteg joar ‘eleed’n weez’n dat e naregheid e’had hef met uutgoand ni’js oaver een “mutt’n trouw’n” en dat zo maar “oaver” gunk, maar ’t heugt ‘em nog as ’n dag van gister’n en doar gedraagt ‘e zich noar. Ik weet niet of ie van ‘n vast petroon maagt proat’n, maar aj votgoat, bi’j arg vakkundeg leug ‘emölk’n. Nee, het ni’js woar Jannemuuje vrogger ‘n bepaalde neuze veur had: “den en den mut ok trouw’n”, is met ingang van de pil uut de moede ‘eraakt en doar hef ‘e zich bi’’j dale ‘elegd. Ie hef ‘em ok an e’past, zo as het ongetrouwd bi’j mekare wonn’n, dat dut’e gewoon of met : “huust saam’n, zie doet maar”. Och d’er is nog zo völle aander ni’js wat bi’j Jannemuuje breed uut de doek’n ‘edoan ’. Die en die bint ok van mekare, en dan niet te vergett’n, ziekten en kwaolen. Aj bi’j Jannemuuje bint krieg ie het idee dat driekwart van de dokterspatiënten doar vandan, dalek noar ‘em toegoat en verslag uutbrengt. Gien bloasontsteking en zweertien an wat veur darm ok, ontgiet ‘em. Sedert de tied dat ’e zelf met staar op de oog’n in ’t ziekenhuus e’leeg’n hef bint dat allemaole dinge die de proat weerd bint. ’t Zal zo’n joar of tiene ‘eleed’n wee’n dat ’e der kwaamp, maar ’t verhaal is zeker nog weerd umme te vertell’n. Den dokter had met ’t oge op de leeftied van Jannemuuje ‘e twiefeld en dat ok ‘ezeg. Jannemuuje was helleg ‘ewörd’n. “Wat leeftied !? As i’j ’t andörft bi’j iene van 70, köj ‘t bi”j mi’j toch ok wel doen, wat maak ie mi’j now !? “ Oaver en weer was ’t er wat onbegrip ‘ewes’, maar de uutkomst was, dat Jannemuuje toch ‘eopereerd wörd’n. Nee, niet deur den twiefelaar, “Joa, ik bin ‘n bettie gek, want ie zol met alle geweld maar is geliek will’n hebbe’n”. Dat had ze den dokter al goed dudelek te verstoan ‘egeev’n. Ie had heur met goed 80 al of’eschreev’n, den gek. Now, de operatie gönk noar wèènse en töt Jannemuuje’s groot plezier kon’e weer kraante leez’n, net as veur die tied. Loat, pak weg drie joar loater, Jannemuuje met het deurnemm’n van de oaverliedensadvertenties die man zien name ok in zo’n groot zwart, ömstreept stuk teeg’enkomm’n ! As ’e ow dat vertelt, kömp d’er aajt achteran: “En den man had mi’j al of’eschreev’n en ie wörd’n zelf maar 57 !” Och, ik zal ’t wel mis hebb’n, maar ie konn’n ‘t wel as ‘n soort oaverwinning ervaar’n hebb’n op die snotneuze den ‘em te oald acht’n veur ‘n akkevietie an d’oog’n. En al ’t volk dat ‘t verhaal veur de zovölste keer heurt, zegt teeg’n Jannemuuje: “Zeg dat wel, zo’n kwast”.
17
Uit het archief van wijlen Dieks Makkinga. Wi’j plaatst hier n artikel den tientall’n joar’n ‘eleed’n ‘e schreev’n is. Maar ok now in 2008 is ‘t ’n genot umme te leez’n oaver Jannemuuje, ’n prachtmèènse . Völle leesplezier. Frouwke DoezemanMakkinga.
De wandelaar van een onbekende auteur
Luchtige witte wolkensluiers spreiden en verspreiden zich langs den stralenden voorjaarshemel, die diepblauw en puur zich uitspant over het wijde land. Alleen waar de horizon de oneindigheid raakt, verglijdt de tint in een fijner en teerder nuance. Vanaf de helling op den berg over zien we den verren omtrek. De heide met kale zand- plekken en donkere dennen. De vlakke bouwlanden tegen den voet van den berg aangevlijd, met sappig groen van winterrogge bedekt en omzoomd door het nog rossige eikenhakhout. Weer verder de huisjes en boerderijtjes, klein en prutserig in de ruimte, maar veilig omsloten door kromgegroeide eiken of hemel hooge populieren, goudglanzend de forsche kruinen. En aan den horizon het violet van een volgende heuvelrij. Dat is de schoonheid van een plekje in ons eigen land, het land van Lemele met zijn Lemelerberg. Van de heuvels, die in het Oosten van ons land, in Overijssel en Gelderland, zich uitstrekken van Ommen tot voorbij Nijmegen, hebben er enkele reeds een onbetwiste vermaardheid gekregen. In Overijssel is als zoodanig de Holterberg wel het meest bekend. De voor ons land groote hoogte, ruim 80 meter boven A.P., geeft dan ook prachtige vergezichten op de nabije en vergelegen omgeving. Maar misschien dat juist de grootere bekendheid en de reeds vrij dichte bebouwing van dezen ,,berg” op den echten natuurliefhebber minder aantrekkingskracht uitoefenen. Wat dat betreft maakt de Lemelerberg voor een waarschijnlijk kleiner aantal liefhebbers een betere kans. Want ten onrechte maakt hier onbekend onbemind. De kaart laat ons zien, dat de geheele heuvelreeks in Overijssel zich uitstrekt van Ommen tot Diepenheim en we zien daarop tegelijk, dat juist de Lemelerberg, wat ligging betreft, een afzonderlijke plaats inneemt. De andere heuvels vormen een aaneengesloten geheel, terwijl de Lemelerberg heel interessant van alle zijden uit het zeer vlakke land oprijst. Ter oriëntatie vinden we gemakkelijke grenzen in de driehoek, die gevormd wordt door de Regge in het Oosten, het Overijsselsch Kanaal in het Zuiden en de lijn Raalte-Ommen ten Westen van den berg. Zoo vormt deze eenzame een belangwekkende uit zondering op de aaneengesloten heuvelreeks in Overijssel, die ook in hoogte niet voor den Holterberg onder doet. Wat we op dezen berg echter bij uitstek genieten kunnen, is het onbelemmerde uitzicht en de slechts zeer weinig aan banden gelegde natuur. Voor het grootste gedeelte onbeboscht, hebben de zacht golvende heideglooiingen, rijk begroeid met een natuurlijken opslag van jeneverbes, nog het oorspronkelijke ruige karakter behouden. Wanneer dan een bolle voorjaarswind de wolken als indrukwekkende gevaarten opstuwt, is het een feest hier te dwalen en van de steeds wisselende kleurschakeeringen, de klare verten en zon en wind te genieten. Want als het even kan, moet ge den berg zien bij ,,boesterig” weer in het voorjaar. In den vollen zomer is de verte heiig en het wandelen in de heete zomerzon, onder een strakblauwe lucht is op de kale heide niet aanlokkelijk. Trouwens, voor de dierenliefhebbers is het voorjaar zeker de aangewezen tijd. Voor wie den berg eenigszins kent en niet bang is voor vroeg op staan, behoort het ontmoeten van reeën niet tot de zeldzaamheden. In de weeke, drassige gronden aan den voet van den berg zijn hun sporen gemakkelijk te vinden. En hebt ge die eenmaal gevonden, dan is de rest slechts een kwestie van geduld, overleg en on beweeglijk op post blijven. De tusschentijd wordt dan wel ruimschoots vergoed door het plezier, dat ge beleeft aan hazen- en konijnenstoeipartijen. Een aardige vondst is steeds weer een nest jonge konijnen, dat voor een niet ingewijde nauwelijks is te herkennen. Meermalen maakte de boschwachter ons opmerkzaam op wat ongelijkheid aan den rand van de door de perceelen grove dennen aangelegde zand wegen. Het zand werd op de bewuste plaats wat opzij geschoven, een plukje hei kwam te voorschijn en een verweerde mannenhand bracht uit het hol een hoopje jonge konijntjes naar boven. ‘s Nachts worden ze gezoogd, maar overdag gaat mama uit laveien. Als de jongen een dag of veertien oud zijn, mogen ze voor het eerst mee de wereld vol gevaren in. En die wereld is vol gevaren. Want terecht verwenschen boscharbeider en boschbezitter hen hartgrondig. Als we zien, hoe het jonge poot18
goed beknaagd en verbeten wordt, kunnen we ons levendig de ergernis indenken. Al het jonge loofhout en de larix krijgt een ijzergaasmanchetje om, voor zoover ze niet in een meterhoog omheind perceel zijn geplant. Maar de genomen moeite is niet tevergeefsch en wat er tot nu toe staat mag gezien en belooft een mooi toekomstbosch te worden. Van eentonige grove dennenakkers is geen sprake en aan rijke verscheidenheid in beplanting is reeds nu gedacht. En toch openbaart zich het eigen karakter van den berg steeds weer in de zachtgolvende hellingen met de onvolprezen vergezichten. De oorspronkelijke begroeiing van jeneverbes, berk, vliegden en eike struiken hier en daar, omlijst die uitzichten juist door enkele markante verticalen. ‘We kunnen ons zelfs in onherbergzame oorden wanen bij de door de wind gevormde zandverstuivingen aan de Westzijde of de door regenwater uit gespoelde ravijnen, als het uitzicht op het vlakke land rondom ons niet duidelijk van het tegendeel zou overtuigen. Daar zien we de vlakke moerassige heide, waar hier en daar in het zonlicht plassen op blinken, scherp begrensd door ontgonnen cultuurland. Die plassen en moerasjes aan den voet van den berg vormen het dorado voor den vogel van de hei bij uitnemendheid, den grooten wulp. Voor zweefvliegers een vogel, die het bestudeeren waard is. Met een paar snelle vleugelslagen werkt de krom- snavel zich tot een tamelijke hoogte op, om dan in sierlijke zwenkingen met onbeweeglijke vleugels te zweven naar hartelust. Duidelijk zichtbaar laat het dier zich door de opstuwende winden mee omhoog voeren, om zich dan weer statig zeilend te laten afglijden naar een volgenden heuvelrug. Zijn zilvergrijze borst glanst in de zon en we kunnen ons in deze omgeving moeilijk een passender vogel indenken. Zijn geluid harmonieert zelfs met z’n melancholieke strofen bij deze eenzame omgeving. Het is een aanhoudend teluu, teluu, teluu. . . . met trillers en moeilijk te definieeren fluittonen, die soms weer doen denken aan het hoog en doordringend piepen van een kruiwagen. In de heide is de bruine, rustig stappende steltlooper bijna onzichtbaar en met zijn langen nek, die als een periscoop over de omgeving uitziet, heeft hij ons heel wat vlugger in de gaten, dan wij hem, Op honderd meter afstand gaat hij reeds op de wieken en we moeten dan ook heel wat list en geduld te baat nemen om in eind April, begin Mei zijn nest te ontdekken. Nest wil in dit geval zeggen, een kleine holte in de hei, waar de vier bruingevlekte eieren ook al weer bijna niet in uitkomen, zoo verrassend is de schutkleur. Dank zij de gedeeltelijke beplanting, die al eenigszins een boschkarakter gaat aannemen, wordt het dierenleven en speciaal de vogelverscheidenheid ieder jaar grooter. Waar vroeger de wulpen bijna alleen heerschers waren, laten zich nu ook fazanten en patrijzen zien. Boschduiven vinden in de donkere statige Douglasdennen prachtige nestgelegenheid; ‘t is niet gemakkelijk tusschen de dichte takken de nesten te vinden met de twee glanzend witte eieren. Maar veelal verraden de vogels zich zelf door met veel geraas en vleugelgeklep weg te vliegen. Jonge lijsters hebben hier een paradijsje en allerlei meezen soorten en aanverwant spitsgesnaveld kleingoed houdt iederen dag inspectie om het toenemend insectenaantal binnen redelijke perken te houden. Natuurlijk ontbreken de niet al te best bekend staande Vlaamsche gaaien en eksters ook niet. Voor al van de laatsten is het aantal paren wel wat erg talrijk, al blijft het toch altijd weer een kostelijk gezicht deze in gala gekleede vogels de omgeving te zien afschuimen. Reeds van heel ver vallen ze op. Van schutkleur is geen sprake. Zoo blijft onze aandacht in dit mooie land onophoudelijk geboeid, en wordt steeds weer geleid van het groote en het wijde naar de overvloedige details. Als de avond valt, ontmoeten we langs den kerk weg den ouden schaapherder met zijn kudde, op weg naar de kooi. De avondzon kleurt de wollige schapen ruggen met warmgouden gloed. Het zachte getrappel in het mulle zand begeleidt als een vredige melodie dat heidetafereel. Van achter laaghangende wolken schiet de zon haar stralenbundels en over de heide glijdt een vale schemer. Als zwarte silhouetten heffen de jeneverbessen spookachtig hun grillige figuren in het late licht. Even valt de stilte als een beklemming op ons. Vermoeid, maar toch rijkelijk voldaan komen we thuis. We verlangen zelfs al weer naar een nieuwen dag om onze zwerftochten door dit onvolprezen land te hervatten. 19
Wie kent deze familie? Die vraag heeft toch tot een antwoord geleid. Vanuit Stegeren (Jennie Baarslag) en vanuit Witharen (V.d. Bent) werd de naam van de familie Woertink uit Stegeren doorgegeven. De twee oudste personen zijn Jan en (Wille)Mina Woertink-Kleinmarsink. De man in het witte overhemd is Marten Woertink, hun zoon. Het meisje in de vensterbank is Willemina Woertink. De foto dateert van omstreeks 1940.
De Darde Klokke? Dit artikel stond in de Zwolsche Courant van 15 oktober 1808.
De Goedsheeren en Erfgenamen des Kerspels Ommen zullen op Woensdag den 26 October 1808, des voordemiddags te 10 uur, in de Kerk te Ommen, publiek doen verkopen: een Klok, hangende in het Klokkehuis aldaar, zynde beste Specie en eenige duizend Ponden zwaar. Kunnende daar van het transport naar elders zeer gemakkelyk geschieden, met Schuiten die langs Ommen passeren.
Wie weet waar deze foto genomen is?
20