The Reduced Shakespeare Co
HET VERZAMELD WERK VAN WLLM SHKSPR (verkort)
HET VERZAMELD WERK VAN WLLM SHKSPR (verkort)
van Jess Borgeson (J. M. Winfield), Adam Long en Daniel Singer (The Reduced Shakespeare Company) vertaling door : Lévi Steenveld
Een komedie voor drie acteurs
Noot : omwille van de duidelijkheid werd er geopteerd om de namen van de acteurs en het gezelschap uit de oorspronkelijke tekst te behouden. Zij zijn telkens tussen haakjes geplaatst om aan te geven dat het spelend gezelschap deze naar de eigen situatie dient aan te passen.
2
BEDRIJF I. De muziek « De Planeten (Jupiter) » van Gustav Holst bereikt haar knallende climax. Licht. Het decor bestaat uit een achtergronddoek waarop een Elizabethaans theater, in de stijl van Shakespeare’s Globe, is afgebeeld, met doorgangen aan jardin en cour. Verder aan de courkant : een vertellers-stoel in majestueze theaterstijl, waarop een boek : « Het Verzameld Werk van William Shakespeare ». Korte stilte. (Daniel), zichtbaar een huisdirecteur, betreedt het podium van links. (DANIEL) : Goede avond, dames en heren, en welkom in (dit theater) op de voorstelling van (de Reduced Shakespeare Company). Ik heb nog een paar korte mededelingen, vooraleer we kunnen beginnen. Het gebruik van de flits en het opnemen van de voorstelling op welke wijze ook, audio of video, is door het bestuur ten strengste verboden. Gelieve u ook te onthouden van eten, drinken of roken – van eender wat – tijdens de voorstelling. Voor uw gemak bevinden er zich toiletten in de foyer. Gelieve ook even de tijd te nemen om de uitgang, het dichtst bij uw stoel, te localiseren. (wijst de uitgangen aan, op de wijze van een steward). Mocht er in de zaal plots drukverlies optreden, dan zullen er automatisch zuurstofmaskers naar beneden vallen. (neemt er één uit zijn jas). Plaats het masker eenvoudig over uw neus en mond, en blijf normaal ademen. Mocht u in het gezelschap van een klein kind vertoeven, gelieve dan eerst uw eigen masker op te zetten, en laat het klein mormel het zelf maar uitzoeken. En dan zou ik nu mezelf even willen voorstellen. Ik ben (Daniel Singer) van de (de Reduced Shakespeare Company) en vanavond gaan we proberen een krachttoer uit te halen, die naar onze mening nooit eerder in de theatergeschiedenis is vertoond, met name, het vastleggen – in één enkele theaterervaring – van de magie, het genie en de stijgende grandeur van ‘Het Verzameld Werk van William Shakespeare’. We hebben dus heel wat werk voor de boeg, en daarom wil ik u nu voorstellen aan een lid van het gezelschap, die één van ‘s lands meest vooraanstaande Shakespearekenners is. Hij behaalde een bachelor aan de Universiteit van Leuven, waar hij, dacht ik, twee boeken over William Shakespeare gelezen heeft. Hij is vanavond hier om een korte inleiding te geven op ‘Het Verzameld Werk van Willam Shakespeare (verkort)’ Geeft u mij een warm applaus, terwijl hij opkomt : meneer (Jess Borgeson). (JESS) : Dank u (Daniel), goede avond dames en heren.(Met het ‘Verzameld werk van…’ in de hand, begint hij een lezing te geven als een professor). William Shakespeare : toneelschrijver, dichter, acteur, filosoof ; een man wiens creatieve en literair genie een onmeetbaar diepe invloed heeft gehad op het bewustzijn en de cultuur van de gehele wereld. En toch, hoe goed kennen en appreciëren wij, bewoners van de éénentwintigste eeuw, werkelijk het enorm lijvige werk, samengebracht in dit ene boek ? Te weinig, zou ik zeggen. Ik geloof dat ik dat kan aantonen door een korte enquête te houden, hier, onder het publiek. (Tot de lichtman) Als ik even het zaallicht mag hebben, alstublieft ? (zaallicht aan) Wel, u bent een theaterminnend publiek, zonder twijfel meer dan gemiddeld cultureel en literair bewust, en toch, als ik even de handen mag zien, wie van jullie hier heeft ooit eender welk toneelstuk van William Shakespeare gezien of gelezen ? Eender welk contact met de Bard, steek gewoon uw hand in de lucht… (Bijna iedereen doet het; hij trekt zich terug om te overleggen, met gedempte stem) Ik denk dat ze er misschien meer van afweten dan wij, misschien kunnen we het maar beter afbollen. (DANIEL) : Maak u geen zorgen. 3
(JESS) : Nee, we moeten maken dat we hier weg zijn, NU ! (DANIEL) : Ze kennen niet eens het verschil tussen Shakespeare en milkshake. Doe gewoon voort. (JESS): Wat moet ik doen ? (DANIEL): (lippend) Verklein de kansen. (JESS): Wat ? (DANIEL) : (fluisterend) Verklein de kansen. (JESS): (tot publiek) Eens zien of we de kansen een beetje kunnen verkleinen. Wie van jullie heeft ooit, laat ons zeggen, ‘Eind goed, al goed’ gezien of gelezen ? (Misschien nog één derde van het publiek steekt de handen omhoog) Ja, dat lijkt het kaf behoorlijk goed van het koren te scheiden… Eens zien of we kunnen achterhalen wie vanavond de ware Shakespeare-triviakampioenen zijn. Heeft er iemand ooit ‘Koning Jan’ gezien of gelezen ? ‘Koning Jan’, niemand ? (ADAM): (in gewone kledij, op de derde rij, steekt zijn hand op) (JESS): Echt waar ? Zou u even willen vertellen waarover het gaat ? (ADAM): Het gaat over een bultenaar. (JESS): (kortstondige stilte, dan met een beschuldigende vinger) Dat is nu precies waar ik het over heb. Oh ja, lach maar, dames en heren, spot maar, maar laat hij die zonder zonde is, leven in een glazen kast ! Want dat gezicht, dames en heren, dat gezicht vertegenwoordigt al jullie gezichten. (gaat van de scène af en begint over (Adam) te leunen). Dit lege brein vertegenwoordigt jullie lege brein. Deze glazige ogen zijn jullie glazige ogen, deze tanden (neemt het gezicht van (Adam) vast) zijn jullie tanden, en ze roepen uit : ‘FLOS MIJ !’ (terug naar de scène). Dames en heren, ik geef toe dat het gezamenlijke vermogen van onze samenleving om het genie van William Shakespeare te begrijpen – laat staan te evenaren – systematisch is aangetast door computers, geschonden door videospelletjes, verzadigd met televisiesoaps en zijn genadeslag werd toegebracht door Vincent Van Quickenborne. Maar heb geen angst ! (De Reduced Shakespeare Company) is hier ! (begint te transformeren in een helse evangelist) Wij dalen tot u neder met een missie van God en de muze van de literatuur, om het heilige woord van de Bard te verspreiden onder de volksmassa. Om u te helpen bij uw eerste aarzelende stappen, weg uit het hedendaagse moeras van Evy gruyaert en Piet Huysentruyt, en recht de toekomst in ! Een glorierijke toekomst ! Een toekomst waarin dit boek (wijzend op het ‘Verzameld werk…’) zal gevonden worden in elke hotelkamer ter wereld ! Dit is mijn droom, dames en heren, en hij begint hier, deze avond. Vergezel ons in het nemen van deze eerste stappen langs het pad naar die schitterende nieuwe wereld van intellectuele verlossing door uw harten open te stellen !... ((Daniel) neemt een schaal en laat die rondgaan onder het publiek)
4
Ja, alstublief, open uw harten – en uw portefeuilles. Of laat uw donaties overmaken via uw Master- of Visakaart door eenvoudig het nummer 1-800 DE BARD nu onmiddellijk te bellen ! Geef ons uw geld, laat ons vrienden zijn, en ontdek dat op het einde van het taxjaar, nadat uw giften fiscaal werden afgetrokken. Vooruit met de show en de Bard zij met u ! Dank u, en Halleluja ! ! (Het zaallicht deint weg als (Daniel) weer naar de scène terugkeert, (Jess) de hand schudt en de schaal wisselt met het ‘Verzameld werk’. (Jess) vindt een groot biljet op de schaal en moffelt het in zijn zak, terwijl hij de scène verlaat) (DANIEL): Diegenen die een exemplaar van dit boek bezitten, weten dat geen enkele verzameling compleet is, zonder een korte biografie over het leven van William Shakespeare. Dit gedeelte van de show zal gebracht worden door het derde lid van (de Reduced Shakespeare Company). Graag een applaus voor meneer (Adam Long). ((Adam) komt uit het publiek de scène op; als hij (Daniel) een hand geeft, valt een pak steekkaarten met zijn notities op de grond. Hij raapt ze haastig op.) (DANIEL): Oeps, sorry, laat me even helpen. (ADAM): Neen, raak ze niet aan! Ze moeten in de juiste volgorde. (DANIEL): Ok, ok. (zit op de stoel) (ADAM): (probeert de kaarten snel op orde te krijgen) Ik heb maar enkele notities genomen over het leven van Shakespeare, zodat we met de voorstelling goed van start zouden kunnen gaan, zodat u alle dingen die hij zoal gedaan heeft zou kennen, enzo… (DANIEL) : (gedempte stem) Doe toch gewoon voort. (ADAM) : Ok, ok. (Hij begint de steekkaarten af te lezen) William Shakespeare. William Shakespeare werd in 1564 geboren in het stadje Stratford-upon-Avon, in Warwickshire. Als derde kind van acht, was hij de oudste zoon van John Shakespeare, een plaatselijk prominente handelaar, en Mary Arden, dochter van een Rooms-katholieke grootgrondbezitter. In 1582 huwde hij Anne Hathaway, een boer… (neemt de volgende steekkaart) … en-dochter … heh. Waarschijnlijk verliet hij Stratford nadat hij betrapt werd op het stropen in het rendierenpark van een plaatselijk vrederechter. Shakespeare kwam in 1588 in Londen aan. Tegen 1592 had hij al succes geboekt als acteur en schrijver. Maar na 1608 nam zijn toneelproductie af en bleek hij meer tijd te spenderen in Stratford… (andere steekkaart) Daar dicteerde hij zijn secretaris, Rudolf Hess, het werk ‘Mein Kampf’, waarin hij zijn programma uiteenzette voor de restauratie van Duitsland tot een dominante positie in Europa. Na het herbezetten van de Rijnlandzone tussen Frankrijk en Duitsland, en de annexatie van Oostenrijk, het Sudetenland en de rest van Tsjechoslovakije,… (andere steekkaart) viel Shakespeare Polen binnen op 1 september 1939, alzo de Tweede Wereldoorlog veroorzakend – (tegen (Daniel)) ah, dat wist ik niet. ((Daniel) gebaart van af te ronden, (Adam) leest snel) Shakespeare bleef in Berlijn, wanneer de Russen de stad binnenvielen en pleegde zelfmoord, samen met zijn minnares, Eva Braun… (volgende steekkaart) Hij ligt begraven in de kerk van Stratford. Dank u.
5
((Adam) groet. (Daniel) staat op, schudt zijn hand en jaagt hem van de scène) (DANIEL): En dan nu, zonder verder dralen : (de Reduced Shakespeare Company) preventeert met trots ‘Het Verzameld Werk van William Shakespeare (verkort)’. (Blackout, een luidruchtige heavy-metal versie van ‘Greensleeves’ kraakt door de boxen. De muziek eindigt met een enorme klap van de symbalen. Het licht komt op en belicht (Jess), in Shakespeariaanse kostuum en opzichtige canvas-sportschoenen, in de grote theaterstoel met het Verzameld Werk. Hij bekijkt het publiek even zelfvoldaan, opent het boek en leest). « Heel de wereld is toneel, en elke man en vrouw, louter speler. Zij treden af en komen weder op en elkeen speelt in ‘t leven vele rollen » En elkeen speelt in ‘t leven vele rollen. Hoe waarachtig… En waar, dames en heren, zouden we onze ontdekkingstocht doorheen het verzameld werk van de grootste aller schrijvers beter kunnen laten beginnen dan in Verona, in Italië, met twee van Shakespeare’s meest geliefde personages, Romeo en Julia…
(JESS):
(De twee anderen komen op in een soortgelijke kledij en warmen zich op met stretch-oefeningen) (JESS): (Adam) en (Daniel) zullen proberen om alle belangrijke rollen uit ‘Romeo en Julia’ te vertolken, terwijl ik soms tussenin bijkomende informatie geef. Na diepgaand tekstonderzoek en intensieve analyse hebben wij, leden van (de Reduced Shakespeare Company), besloten om onze ingekorte versie van ‘Romeo en Julia’ te beginnen met … de proloog. (ADAM) en (DANIEL) : (tegelijkertijd met gesynchroniseerde bewegingen) « Twee geslachten, gelijk in waardigheid, in ’t fraai Verona, waar we thans stranden, smeden uit oude wrok een nieuwe strijd, met burgerbloed aan hun burgerhanden. Uit de lendenen van dees’ rivalen ontspruit een minnend paar, doch ‘t lot beslist, o rampspoed, hun leven weg te halen, en begraaft, met hun dood, hun ouders twist » (Ze buigen ; de ene heft de andere op in een ballethouding en ze trippelen af) (JESS): eerste bedrijf, eerste scène : op straat kruisen twee mannen, rad van tong, de één Benvolio ((Adam) op als Benvolio), de ander Samson ((Daniel) op als Samson). Hun haat wordt gevoed door een oude vete want de één dient Montague, de ander Capu...lete. (A)/BENVOLIO : (zingend) « O, I like to rise when the sun she rises, early in the morning… » 6
(D)/SAMSON : (gelijktijdig zingend) « O, I had a little doggie and his name was Mr. Jiggs, I sent him to the grocery store to fetch a pound of figs… » (Ze zien mekaar gelijktijdig) (A)/BENVOLIO : (terzijde) O, ‘t is hij, ik haat hem, ik zweer bij God dat ik hem vermoord. (D)/SAMSON : (terzijde) O, ‘t is hij, ik haat zijn familie, haat zijn hond, haat ze allemaal. (Ze lachen en buigen hoffelijk naar mekaar. Als ze elkaar kruisen, steekt Samson zijn middenvinger op naar Benvolio, die Samson op zijn beurt een voetje licht). (A)/BENVOLIO : « Steekt u uw vinger naar mij uit, meneer ? (D)/SAMSON : Neen meneer, ik steek gewoon mijn vinger uit (A)/BENVOLIO : Steekt u uw vinger naar mij uit, meneer ?! (D)/SAMSON: Nee meneer, ik steek mijn vinger niet naar u uit, meneer, maar ik steek wel mijn vinger uit. Zoekt u ruzie, meneer ? (A)/BENVOLIO : Ruzie, meneer ? Nee, meneer. (D)/SAMSON : Maar als u er zoekt, heer, dan ben ik er voor u. Ik dien net zo goed een man als u. (A)/BENVOLIO : Niet beter. (D)/SAMSON : Ja. Beter. (A)/BENVOLIO : Ge liegt! (Ze vliegen op mekaar ; hevige gevechtsscène. Benvolio jaagt Samson de scène af en zwiert een Samson-stand-in-pop de scène op, stampt er op, verdraait zijn arm... (Daniel) komt op als de prins) (D)/PRINS : Oproerige sujetten, vijanden van de vrede ! Ketters van dit met burenbloed bevlekte staal. Gij, Capulet, zult met mij meegaan. Benvolio, komt gij na de middag om onze wil te kennen in deze zaak. (de prins gaat met de pop weer af) (A)/BENVOLIO : O, waar is Romeo ? Zaagt gij hem vandaag ? Wat ben ik blij : hij was niet bij deez’ twist. Maar ziet, hij komt !
7
((Daniel) maakt een grote entrée als Romeo, met op zijn hoofd een heel idiote pruik, en verlangend ruikend aan een roos) Romeo, hij heeft geweend. (A)/BENVOLIO : Ik zal zijn kwelling kennen, of blijf van veel gespeend. Goeiemorgen, kozze. (D)/ROMEO : Is de dag zo jong ? (A)/BENVOLIO : Nog nieuw, ‘t sloeg negen. (D)/ROMEO : Wee mij. Trieste uren lijken lang. (A)/BENVOLIO : Welke droefheid verlengt Romeo’s uren ? (D)/ROMEO : Het niet hebben van dat wat, het wel hebbend, ze kort maakt. (A)/BENVOLIO : Verliefd ? (D)/ROMEO : Ver. (A)/BENVOLIO : Ver van verliefd ? (D)/ROMEO : Ver van de gunst van haar, die ik bemin. (A)/BENVOLIO : Ach, dat liefde, zo lieflijk zacht in schijn, in ’t echt zo wreed en tiranniek kan zijn. (D)/ROMEO : Ach, dat liefde, wiens zicht is gesluierd, dan blindelings naar haar doel toe kuiert. BEIDEN : O ! (A)/BENVOLIO : Gaat naar het feest van de Capulets. Daar eet de fraai’ Rosaline, die gij zo liefhebt, met alle geprezen schoonheden van Verona. Gaat derwaarts en vergelijkt haar met wat ik te voorschijn graai. En weldra vindt ge zelf uw zwaan een kraai. (af) (D)/ROMEO : Ik zal gaan, maar verwacht geen schoner zicht dan mijn eigen lief haar schitterend licht. » (af) (JESS) : Tot zover scènes één en twee. Dus over naar ‘t feest van Capulet, want daar treft Romeo stellig zijn Juljet. En wanneer zij beiden van liefde blaken, zal hij proberen in haar broek te g’raken. 8
((Adam) op als Julia, met een pruik die nog idioter is dan die van Romeo. Ze danst. Romeo komt op, ziet haar en is meteen verkocht) (D)/ROMEO : « O, de toortsen branden écht fel door haar. Kende mijn hart ooit liefde ? ‘k Ontken voorwaar, want nooit zag ’k ware schoonheid zoals daar (neemt haar hand) Ontwijd ik met mijn onwaardigste hand dit heilig schrijn, dan is de zachte boet’ aldus : mijn lippen, twee blozende pelgrims, zijn gebrand om die grofheid te verzachten met een kus. (A)/JULIA : Goede pelgrim, legt uw hand niet aan banden, al bewijst ge passend eerbetoon aldus; want ook heiligen raken pelgrimshanden en hand in hand is vrome pelgrimskus. (D)/ROMEO : Hebben heil’gen geen lippen, en pelgrims ook? (A)/JULIA : Ja, pelgrim. Lippen die dienen voor ‘t gebed. (D)/ROMEO : Dan, heil’ge, laat lippen doen, wat handen doen. ((Adam) wil niet gekust worden en worstelt met (Daniel) tijdens de volgende replieken) (A)/JULIA : Heil’gen staan stil, doch verlenen bidders het woord. (D)/ROMEO : Staat dan stil, terwijl mijn bede wordt verhoord. (A)/JULIA : Dan nemen mijn lippen de zonde aan. (D)/ROMEO : Zonde ? Van mijn lippen ? O zoet misdrijf ! Geeft me mijn zonde t’rug ! » (ADAM) : (uit zijn rol) Ik wil u niet kussen, man. (DANIEL) : Het staat in ’t script. ((Adam) geeft (Daniel) een kniestoot, (Daniel) kronkelt over de grond van pijn) (A)/JULIA : « Gij kust volgens het boekske » Och, moeder. ((Adam) kijkt in het rond, vloekt binnensmonds, trekt dan (Jess) uit de stoel en klimt onhandig op diens schouders) (D)/ROMEO : « Is zij een Capulet ? Ja, ‘t is te vrezen. Des te groter is mijn onrust. » (weer uit zijn rol) Wat zijt ge aan het doen ? 9
(A)/JULIA : De balkonscène. (D)/ROMEO : « Maar stil, welk een licht breekt door ’t venster ginds? (A)/JULIA : (worstelend om recht te blijven) O Romeo, Romeo, waarom zijt gij Romeo ? Ontkent uw vader en weigert uw naam, of als gij niet wilt, zweert mij slechts uw liefde, en ’k zal niet langer een Capulet zijn. Wat is immers een naam ? Dat wat wij neus noemen zou anders genaamd evengoed ruiken. O Romeo, verwerpt uw naam, die geen deel van u is, Neemt gans mijzelf. (valt van de schouders) (D)/ROMEO : Ik neem u op uw woord. Noemt mij ‘liefste’, en ik zal herdoopt worden. Voortaan zal ik nooit meer Romeo zijn. (A)/JULIA : Welk een man zijt gij ? Zijt gij niet Romeo, een Montague ? (D)/ROMEO : Geen van beiden, schoonheid, als ’t u mishaagt. (A)/JULIA : Houdt gij dan van mij ? Ik weet dat ge ja zegt, en ik vertrouw uw woord. Doch als gij zweert, zoudt gij vals kunnen blijken. O romeo, als ge mij liefhebt, spreekt dan oprecht. (D)/ROMEO : Mevrouw, bij die gezegende maan, zweer ik... (A)/JULIA : O, zweer niet bij de maan ! (D)/ROMEO : Waarbij zal ik zweren ? » (Julia wijst een vrouw in het publiek aan) Mevrouw, bij die gezegende maagd, zweer ik... (A)/JULIA : (verwijzend naar de vrouw) (Maagd ?) Dat denk ik niet. « Nee, zweert maar gans niet. Hoewel ’k mij in u verheug, verheug ’k mij niet in dit verbond vannacht. Het is te snel, te plots, te onbezonnen, te zeer als de bliksem, die plots verdwijnt nog voor men zegt dat hij bliksemt. ‘n Zoete nacht. (D)/ROMEO : O, wilt gij mij zo onvoldaan verlaten ? (A)/JULIA : Welke voldoening streeft gij na ? (D)/ROMEO : Uw liefdesgelofte voor de mijne.
10
(A)/JULIA : Ik gaf u de mijne eer gij er naar vroegt. Drie woorden, lieve Romeo, en dan goede nacht. Als uw liefdesneiging integer is, uw wens het huw’lijk, antwoordt dan morgen. Goede nacht,... ; scheiden brengt zoete zorgen– » Echt waar. (ze gaat af, terwijl ze een kus blaast naar de door liefde geslagen Romeo) (D)/ROMEO : « Dat slaap rust op uw ogen, vrede in uw borst. O, was ik slaap en vrede, ’k rustte als een vorst. » (versteent) (JESS): Ziet, van liefde viel Romeo in zwijm, verlamd door Cupido, maar Julia had een walg’lijk kozijn met de walg’lijke naam Tebaldo. ((Adam) op als Tebaldo, grommend, met twee degens) (A)/TEBALDO : « Romeo, mijn liefde voor u levert geen bet’re woorden dan dit : gij zijt een schurk. Zodus: keert om en trekt. (D)/ROMEO : Tebaldo, ik protesteer, ‘k heb u nooit gekwetst, maar ik bemin u, meer dan gij vermoedt. (A)/TEBALDO : Ellendeling, ik wacht op u. (Tebaldo gooit Romeo een degen toe ; Romeo sluit de ogen en steekt de degen voor zich uit en spiest keurig de vooruitkomende Tebaldo) (A)/TEBALDO : O, ’k ben afgemaakt. » ((Adam) groet en gaat af) ((Jess) bladert wild door het boek ; (Daniel) is bezorgd) (DANIEL) : Wat doen we nu ? (JESS): Ik weet het niet. Hij sloeg heel dat stuk over (wijst het aan in het boek). Ga hier verder. (DANIEL): Ok. (af) (JESS): Dus... na Tebaldo’s dood, zijn de minnaars vervloekt, ondanks broeder en min, die men voor hulp zoekt. Hun lot achtervolgt hen, er ’s geen ontkomen aan, en aan ‘t eind van ‘t vijfde bedrijf, is ‘t met hen gedaan (Julia op, rijdend op een ingebeeld paard, de ‘Willem Tell ouverture’ neuriënd)
11
(A)/JULIA : « Gallopeert snel, gij vurig vlammend paard, en brengt dadelijk een bewolkte nacht. Komt ed’le nacht ! Komt nacht ! Komt Romeo, gij dag in nacht ! Komt, zachte nacht ! Komt lieve donk’re nacht ! O nacht nacht nacht nacht... Komt komt komt komt komt ! » (terzijde tot publiek) Ik heb dit niet geschreven. « En brengt mij mijn Romeo ! ((Daniel) op als de min) (A)/JULIA : O, het is mijn min. Wel, zuster, welk nieuws ? (D)/MIN : Eilaas, hij is heen, vermoord, hij is dood ! (A)/JULIA : Kan de hemel zo jaloers zijn ? (D)/MIN : Romeo, Romeo ! Wie had dit ooit gedacht ? Romeo ! (A)/JULIA : Welk een duivel zijt gij om mij zo te kwellen ? Deze foltering hoort thuis in de hel. Heeft Romeo zichzelf gedood ? (D)/MIN : Ik zag de wond, met mijn eigen ogen – God behoede de vlek – hier in zijn trotse borst.» Mannen zijn allen veinzers, ze halen dingen uit mekaar en veinzen het weer ineen... – ik weet niet wat een veinzer is. (A)/JULIA : (een man uit het publiek aanklampend) O nee ! Hij ’s dood ! Heengegaan, vermoord, dood, bent u vrij vanavond ? « O breekt, mijn hart ! Arm leeggeroofd hart, breekt. Ogen, sluit u op, ziet geen vrijheid meer. Aardkloot trekt u t’rug en staakt het draaien hier. En gij en Romeo... pakt u een pint bier. (D)/MIN : O, Tebaldo, de beste vriend die ’k ooit had. Dat ik moet leven om u vermoord te zien ! (A)/JULIA : Is Romeo vermoord én Tebaldo dood ? Mijn teerbeminde neef en mijn meer beminde lief ? Schrikbazuinen blaast de verdoemenis ! (D)/MIN : Nee, Julia, nee ! Nee ! Tebaldo is heen en Romeo is gegaan. Romeo, die Tebaldo doodde, is verbannen ! (A)/JULIA : O God ! Deed Romeo Tebaldo’s bloed vloeien ?
12
(D)/MIN : Hij deed het, vervloek de dag, hij deed het. » (Ze snikken en schreeuwen hysterisch. Uiteindelijk nemen ze elk een beker en gooien water in mekaars gezicht) JULIA en MIN : (buigend) Dank u. ((Daniel) gaat af en laat Julia alleen om de situatie te beoordelen) (A)/JULIA : Dus, Romeo, die Tebaldo zou hebben gedood, leeft. Wel, dat is toch goed, nee ? En Tebaldo, die mijn man zou hebben vermoord, is dood. Wel, dat is ook goed, nee ? Waarom voel ik mij dan zo snif-snif ? ((Daniel) op als broeder Lorenzo) (A)/JULIA : O, broeder Lorenzo ! Romeo is verbannen en Tebaldo is gedood en... (D)/LORENZO: « Julia, ik ken reeds uw smart. Neemt dit flesje en drinkt dit gedistilleerd vocht. En aanstonds zullen er koude en slaapverwekkende lichaamssappen door al uw aderen stromen. » (A)/JULIA : (drinkt) O, ik voel koude en slaapverwekkende lichaamssappen door mijn aderen stromen. (D)/LORENZO : Dat zei ik u toch. (Broeder Lorenzo af. Julia begint te stuiptrekken, braakt over het publiek op de eerste rij, en valt uiteindelijk bewusteloos om. Romeo op. Hij ziet Julia en rent naar haar uitgestrekt lichaam, daarbij per ongeluk op haar kruis trappend.) (D)/ROMEO : « O, neen ! Mijn lief, mijn vrouw ! De dood, die uw zoete adem wegzoog, had nochtans geen macht over uw schoonheid. O Julia, waarom zijt gij nog zo schoon ? Moet ’k geloven dat ’n onwezenlijke dood amoureus is, en u in ’t duister houdt om zijn lief te zijn ? Hier, voor mijn geliefde. (Hij drinkt vergif uit zijn flesje) O ware apotheker, uw drugs werken snel. Alzo, met een kus, sterf ik… » (Dit keer is het (Daniel), die geen zoen wil geven. Hij worstelt een tijdje met het probleem, neemt nog een slok vergif en kust tenslotte.) (D)/ROMEO : Alzo met een kus, sterf ik.
13
(Romeo sterft. Julia ontwaakt, strekt zich uit, krabt haar achterwerk en kijkt eens rond) (A)/JULIA : Goedemorgen. Waar, o waar is mijn lief ? (Ze ziet hem aan haar voeten liggen en gilt.) (A)/JULIA : « Wat is dit ? Geklemd in mijn geliefde’s hand ? Vergif, zie ik, werd zijn tijdloos eind. O vrek. Alles is op. Gij liet geen minzame drup voor mij ? Dan zal ’k kort zijn. O welkome dolk, dit is uw schede. » (Ze neemt Romeo’s dolk en bekijkt hem nog eens : het lemmet is klein) (A)/JULIA : ‘t Is zoals bij Romeo zelf… (Julia steekt zichzelf. Ze gilt, maar, tot haar verbazing, sterft ze niet. Ze zoekt een wonde, maar kan ze niet vinden. Uiteindelijk realiseert ze zich dat het lemmet induwbaar is. Dit veroorzaakt veel vreugde. Ze steekt zichzelf opgewekt in de torso en op de kroon van haar hoofd, zich verkneukelend in een variëteit van dodelijke geluiden. Uiteindelijk werpt ze de dolk op de grond) « Daar, roest en laat me sterven ! » Einde ! (sterft) ((Daniel) en (Adam) staan recht en groeten. (Jess) haalt backstage een gitaar en gooit ze naar (Adam)) (JESS): Epiloog. (terwijl (Adam) het thema op de gitaar speelt, verduidelijkt (Jess) de epiloog met gebaren) (DANIEL) : « Een somb’re vrede brengt deze morgen mee en de zon verbergt het hoofd uit smart. Gaat heen en spreekt over dit droevig wee. De één wordt vergeven, d’ ander gestraft. Want nooit was er een verhaal met meer verdriet dan wat met Romeo en Julia is geschied. » ALLEDRIE : (zingend) En Romeo en Julia zijn dood. ((Adam) speelt een rock ‘n’ roll slot, eindigend met een gesynchroniseerde Pete Townshendsprong van alledrie op het laatste akkoord) (JESS): Bedankt, Werchter, goeienacht ! (Blackout. Het licht komt weer op, (Daniel) staat alleen op de scène. De stoel van de vertellers is omvergeworpen)
14
(DANIEL): Dames en heren, tijdens de voorbereiding van deze onuitgegeven ‘Verzamelde Werken’-show, kwamen we het volgende probleem tegen : hoe maak je deze 400 jaar oude toneelwerken toegankelijk voor een modern publiek ? Een populaire trend is de stukken van Shakespeare om te zetten naar een moderne enscenering. We hebben bewijzen hiervan gezien, waarbij werken van Shakespeare in ongewone locaties werden gesitueerd, zoals het maanlandschap, nazi-concentratiekampen, en Ertvelde, Oost-Vlaanderen. In die geest is (Jess) op zoek gegaan naar de oorsprong van Shakespeare’s symbolisme binnen de contekst van een preNietschiaanse maatschappij doorheen het geheel van een schrale circulaire vormrelatie, gecontrasteerd met een volledig verschillende metafysische kosmologie, en de ethische zeden verankerd in het collectief onderbewustzijn van een agrarisch ras. Daarom, dames en heren, stellen wij u Shakespeare’s eerste tragedie, ‘Titus Andronicus’, voor… als een kookprogramma. ((Jess) komt op als Titus Andronicus. Hij draagt een schort en heeft een groot mes in de hand ; hij is een soort afkooksel van Mimi Smith) (J)/TITUS: Goedenavond, iedereen. Goede avond, croques messieurs en croques mesdames, en welkom bij ‘Romeinse Gerechten’. Ik ben uw gastheer, Titus Androgynus… Wel, als u een zware dag hebt gehad – uw linkerhand afgekapt, uw zonen vermoord, uw dochter verkracht, haar tong uitgerukt, en haar beide handen afgehakt – wel, het laatste dat u dan zou willen doen, is koken. Tenzij, natuurlijk, u de verkrachter kookt en hem aan zijn moeder serveert op een gezellig dineetje. Mijn dochter Lavinia en ikzelf zullen u tonen hoe. ((Adam) op als Lavinia met een grote kom tussen haar stompen, (Daniel) als de verkrachter voor zich uitduwend) (J)/TITUS : Goede avond, Lavinia. (A)/LAVINIA : Oewe ahon, moehe. (J)/TITUS : En hoe voelen we ons vandaag ? (A)/LAVINIA : Ie o hoe, moehe. Mij ong i(s) afe-ap. (A)/TITUS : Ik weet het, ’t is vervelend, hè. Maar we zullen wraak nemen, nee ? « Luistert, schurk. Uw botten maal ik tot gruis, en van dat gruis en uw bloed maak ik deeg, en met dat deeg zal ‘k een doodskist kneden en ’k maak een pastei van uw schand’lijk hoofd. Kom, Lavinia, ontvang het bloed. » Eerst en vooral maken we een fijne, mooie insnijding van de slagader tot de halsader. Zo. (snijdt de keel van de verkrachter over) (D)/VERKRACHTER: Aaaaargh ! (A)/LAVINIA : Je(k) ! a i(s) vie(s), moehe.
15
(J)/TITUS : Zorg ervoor dat u een grote kom gebruikt, want het menselijk lichaam bevat ongeveer een vierde bloed. « En wanneer hij dood is », wat ongeveer… (Lavinia heeft de verkrachter naar de deur gesleept en we zien het kapmes rijzen en vallen. De verkrachter krijgt stuiptrekkingen en wordt afgevoerd) (J)/TITUS :… nu het geval moet zijn, « zal ’k zijn beend’ren fijnmalen tot poeder, ’n beetje temperen met dit haat’lijk vocht, en in die pasta bak ik zijn walg’lijk hoofd… » op ongeveer 250 graden. En 40 minuutjes later heb je de heerlijkste pastei van geperste kop… (Lavinia komt op met een werkelijk walgelijke taart, die al eerder is bereid) (J)/TITUS :… om op een koninklijk banket te serveren (trekt een afgehakt hand van de taart). Met lange vingers als dessert ! Wel, wie wil als eerste van deze verrukkelijke taart proeven ? (Ze bieden de taart aan een koppel in het publiek aan) (J)/TITUS : « Welkom, genadige heer. Welkom, gevreesde koningin. Wilt u hiervan eten, wilt u zich voeden ? » Het is om duimen en vingers af te likken. (Ze zijn opgewonden om de goedgevonden woordspeling. Ze willen mekaar de high-five geven, maar omdat ze geen van beiden een hand hebben, wordt het en jammerlijke mislukking) (J)/TITUS :Wel iedereen, onze tijd zit er op, bedankt voor het kijken, en vergeet niet volgende week opnieuw af te stemmen, wanneer onze gastkok Timon van Athene ons zal leren hoe je een ratatouille maakt van onze speciale gasten, de Vrolijke Vrouwtjes van Windsor ! Tot dan. TITUS en LAVINIA : Smake- lijk ! (Beiden af ; even later komt (Daniel) op) (DANIEL): Ik hoop dat niemand al te zeer beledigd was door ‘Titus Andronicus’. Shakespeare is als jong schrijver blijkbaar door een vroege bloed- en darmfase gegaan. Hij zou zonder twijfel, mocht hij de dag van vandaag nog leven, momenteel in Hollywood werken aan ‘Titus Andronicus IX – just desserts’. Maar laten we nu verdergaan met de ontdekking van het genie, dat ongetwijfeld aanwezig is in Shakespeare’s rijpere toneelwerken, en we beginnen met de donkere en zwaarmoedige tragedie… ‘Othello, de Moor van Venetië’ ((Daniel) af. (Adam) op als Othello, met fluitketels aan een koord rond zijn nek) (A)/OTHELLO : « Spreekt over mij zoals ik ben, vergoelijkt niets. Over één die niet wijslijk liefhad, maar teveel : » want nooit was er een verhaal met zoveel wee als dit van Othello en zijn Desdemo-nee (Hij steekt zichzelf met een fluitketel) O, Desi ! (en sterft temidden van kletterende ketels) 16
((Daniel) en (Jess) kijken van aan de kant verbaasd toe, overleggen kort en komen dan op) (DANIEL): (tot de lichtman) (Bob), kunnen we hier een beetje licht krijgen alstublieft ? We hebben (Adam) alleen het opzoekingswerk voor dit stuk laten doen, en hij moet ‘Moor’ in het woordenboek hebben opgezocht en gedacht hebben dat het een fluitketel was. (JESS): Wat in de gegeven omstandigheden, blijk geeft van een erwtenverstand. In de zestiende eeuw verwees het woord ‘moor’ naar een zwart persoon. (ADAM): Oh, ik ben een stom kieken. (gaat af) (JESS): Maar, dames en heren, we zitten duidelijk met een klein probleempje voor de opvoering van Othello, want de rol is geschreven voor een zwarte man, en dat zijn wij duidelijk niet, ik bedoel… (JESS) en (DANIEL) : (elkaar aanvullend) … we hebben niet echt de fysische karakteristieken die noodzakelijk zijn om… ja, wij zijn eerder oer-Vlaams white trash tooghanger stadsvolk types… wel... (JESS) en (DANIEL) : (simultaan) Wij zijn bleekscheten… (JESS): … au fond, zijn we dat. Dus, de slotsom is dat we wegens fysische beperkingen niet in staat zijn om ‘Othello, de Moor van Venetië’ te spelen, en dus gaan we verder met… ((Adam) komt op, zonder fluitketels) (ADAM): He, komaan gasten. We kunnen het. ‘t Is toch niet omdat we witte venten zijn dat we ‘Othello’ niet kunnen doen. Ik heb een idee, doe gewoon mee… (Hij klikt de vingers in een rap-beat) (ADAM): Dees is het verhaal vanne negerdude Othello, zot van blanke wijven, verzot op cakes van mello (JESS) : (pikt snel in) Oh, yeah, yeah. Euh… Verder was er Iago, dat was een stuk krapuul Othello van Venetië, dat vond hij maar ne sul (ADAM): Othello was getrouwd met zijn Desdemona (JESS) : maar trok dan naar den oorlog, liet haar gewoon alleen-a. ((Daniel): « Allez na ») (ADAM): Dat was me een gehoon-a, (JESS) : gekreun-a,
17
(ADAM) en (JESS) : liet Desdemon’ alleen-a. (DANIEL) : (uiteindelijk inpikkend) Hij schreef haar genen brief en deed geen telefoon-a ! (Iedereen is nu mee, stampend en klappend op de beat) (DANIEL) : Desdemona was trouw, Desdemona was kuis. Desdemona was kuis als een pas gekuist huis, witterdanwitte dochter van nen hertog (ADAM): en toch ’n grijze muis. De Iago wist wat doen, zijn plan was geene kak Hij was slim, (DANIEL): hij was sluw. (JESS) : ‘t Was gewoon nen dikke zak. (ADAM) : Zegt ’m : ‘de Moor neem ik te grazen’. (DANIEL) : Hoe denkt ge dat te doen ? (DANIEL) en (JESS) : Deel ons dat eens mee! (ADAM) : Ik ken zijn zwakke plek immers : het is ALLEN : ne jaloerse pee ! (ADAM) : Ik zoek nen ezel, ne kwezel. Ik zoek een simpel ziel (JESS): De Iago vindt in Cassio, den ultieme debiel. (DANIEL): Hij steekt dan hare zakdoek in de zak van Cassio’s frak. ((JESS) : De zak van Cassio’s frak) (ADAM): Dus Othello vraagt zich af of ’t misschien wel … ‘FACK’ ! Als hij uit gaat vechten (DANIEL) en (ADAM): voor vaderland en vorst (JESS) : Speelt Desdemona dan met Cassio’s worst ? Sa-sa-sa-salam Salaaammii ! (DANIEL): Dus hij komt thuis en verstikt haar in een kussen
18
(JESS): en prakiseert over de schand intussen. (ADAM): Maar daar ’s Emilia op de loer, (JESS) : die kwam in bedrijf vier al eens over de vloer (DANIEL): Die zegt : ‘gij grote ezel, zij was geen hoer. Ze was ALLEN : puur. (DANIEL): Ze was ALLEN : kuis. (DANIEL): Ze was ALLEN :: Maagdelijk, toen. Waarom hebt g’ haar versmacht, ze is nu purper-groen (ADAM): ’t Es schoen. (DANIEL): Gij, oen (ADAM) en (DANIEL):Wat gaat ge nu toch doen ?’ (ADAM): En Othello zei : (JESS): ‘jo, het wordt me hier te heet’ (DANIEL): Dus pakte hij een mes, waarmee die harakiri deed. (ADAM): Iago werd gevat, maar muisde er vandoor. (JESS): Hij pakte zijn valies (DANIEL): en verdween naar ‘t hoge Noor… ALLEN : …wegen. (groeten en geven mekaar de hand) (JESS) en (ADAM): (met de vuisten hoog in een black-power-groet) Africa ! (DANIEL): Wel, waarom laten we al die zware tragedies niet even rusten en gaan we eens een tijdje over naar de komedies. (ADAM) en (JESS): Komedies ! Ja, tof ! Komedies, ok. (ze gaan af)
19
(DANIEL): Nu, wanneer het om komedies ging, was Shakespeare een genie in het lenen en bewerken van dramatische technieken uit verschillende theatertradities. ((Jess), in jacquet, komt opnieuw op en geeft ook een jacquet aan (Daniel)) (JESS): Inderdaad. Deze invloeden omvatten Romeinse toneelstukken van Plautus en Terentius, de ‘Metamorfosen’ van Ovidius, die hysterisch grappig zijn – NIET – zoals de rijke Italiaanse traditie van de Commedia dell’arte. ((Adam) eveneens in jacquet, komt weer op en heeft scripts bij, die hij aan de anderen uitdeelt) (ADAM): Jep, eigenlijk heeft Shakespeare alles wat hij ooit geschreven heeft, gestolen. (JESS): Gestolen is een beetje sterk uitgedrukt, schat. Gedistilleerd, misschien. (ADAM): Wel, dan ‘distilleerde’ hij de drie of vier grappigste gimmicks van zijn tijd, en molk ze daarna uit in zestien toneelstukken. (DANIEL): Ziet u, eigenlijk was Shakespeare een formuleschrijver. Eens hij een techniek gevonden had, die werkte, dan gebruikte hij die... ALLEN : opnieuw en opnieuw en opnieuw. (DANIEL): Dus, meneer Shakespeare, onze vraag is dan ook : ALLEN : waarom heeft u zestien komedies geschreven, als u er evengoed slechts één had kunnen schrijven. (JESS): Als antwoord op deze vraag, hebben wij de vrijheid genomen om alle zestien komedies van Shakespeare te comprimeren tot één enkel stuk, getiteld : « De klucht van de Twee Welgemeten Heren Verloren tussen de Vrolijke Vrouwtjes van Venetië op een Midzomers’ Twaalfde Nacht in de Winter » ... (ADAM): Of... (DANIEL) : « Cymbeline en het Temmen van den Koopman Pericles in de Storm van Liefde, Zo Veel Gedoe Als U Wil Voor Niets » ... (ADAM): Of... ALLEN : « Temptation Island shakes Willy » (Allen pivoteren en gaan naar achteren. Black-out. In de black-out horen we:) (ADAM) : Komedie ? (JESS) : Komedie. (DANIEL) : Komedie ! 20
(De drie acteurs, elk in een lichtbundel, met jacquet en komische hoofdeksel ; (Daniel) draagt een lasbril, (Adam) soepele bug-antennes en een clownsneus en (Jess) een Graucho Marx brilmet-gekke-neus) (DANIEL): Eerste bedrijf. Een Spaanse hertog legt de gelofte van het celibaat af en draagt het gezag in zijn rijk over aan zijn sadistische en tirannieke tweelingbroer. Hij leert enkele fantastische goocheltrucs en zeilt naar de Gouden Eeuw van Griekenland, samen met zijn dochters, drie prachtige en maagdelijke paren identieke tweelingen. Terwijl hij rond de hiel van Italië vaart, wordt het schip getroffen door een verschrikkelijke storm, die in zijn furie, de hertog op een verlaten eiland gooit, samen met de lieflijkste en meest maagdelijke van zijn dochters, die een grot in strompelt, waar ze gemolesteerd wordt door een gedrocht dat ofwel een man is, ofwel een vis, ofwel beiden. (ADAM): Tweede bedrijf. De lang verloren gewaande kinderen van de broer van de hertog, ook toevallig drie paar identieke tweelingen, zijn juist in Italië aangekomen. Hoewel nog steeds in het bezit van een innerlijk adeldom, zijn het haveloze, behoeftige, armoedige, door vlooien geteisterde schaduwen van de mannen die ze ooit waren, en in de uiterste wanhoop zijn ze gedwongen geld te lenen van een oude jood, die hen zo misleidt dat ze hun hersens opgeven als onderpand van de lening. Ondertussen worden de zes broers verliefd op zes Italiaanse zussen. Drie van hen zijn twistzieke, kleine feeksen met een scherpe tong, terwijl de andere drie onderdanige, leeghoofdige kleine sletten zijn. (JESS): Derde bedrijf. De identieke dochters van de hertog die schipbreuk leden, stranden op de kusten van Italië, vermommen zich als mannen, worden knechten van de drie feeksen, en koppelaars voor de zonen van de broer van de hertog. Zij leiden alle minnaars naar een nabijgelegen woud, waar op een midzomernacht, een troep boosaardige feeën het afrodietensap van een hermafrodietenbloem in de ogen van de feeksen spuit, waardoor ze verliefd worden op hun eigen knechten, die op hun beurt verliefd zijn geworden op de zonen van de broer van de hertog, terwijl de koningin van de feeën een ezel verleidt, en ze beleven allemaal een mooie, biseksuele, bestiale orgie. ALLEDRIE : Vierde bedrijf. (DANIEL): De bejaarde vaders van de Italiaanse zussen, merken op dat hun dochters verdwenen zijn en sturen boodschappers naar de knechten, met de opdracht elke man in de omgeving te doden. (ADAM): Echter, niet in staat om mannen in het woud te vinden, bezorgen de trouwe boodschappers, in een laatste en misplaatste geste van loyaliteit, de boodschappen aan elkaar en doden ze zichzelf. (JESS): Ondertussen komen het visgedrocht en de hertog aan in het woud, vermomd als Russen en, om onduidelijke reden, voeren ze een tweemans-onderwaterversie op van Oom Wanja. ALLEDRIE : Vijfde bedrijf ! (DANIEL): De hertog beveelt de elfen hun fouten recht te zetten. 21
(ADAM): De knechten en de sletten geraken verwikkeld in een hevig partijtje moddercatch... (JESS): ...tijdens hetwelk de knechten de kleren van het lijf worden gerukt, daarbij vrouwelijke geslachtsdelen onthullend. (DANIEL): De hertog herkent zijn dochters ! (ADAM): De zonen van de broer van de hertog herkennen hun oom... (JESS): Eén van de sletten ontpopt zich tot Véronique De Cock (DANIEL): En ze trouwen allemaal en gaan uit eten. (ADAM): Behalve een onbelangrijk personage uit het tweede bedrijf, dat wordt opgegeten door een beer, en de zonen van de broer van de hertog, die, niet in staat om de oude jood terug te betalen, op zichzelf een lobotomie uitvoeren. ALLEDRIE : En ze leven allemaal nog lang en gelukkig. (Ze groeten, (Daniel) en (Jess) af) (ADAM): We gaan nu verder met de rest van Shakespeare’s tragedies, want eigenlijk vinden we de komedies niet half zo grappig als de tragedies. Neem nu bijvoorbeeld, Shakespeare’s Schotse stuk, ‘Mac-’... ((Jess) en (Daniel) uitzinnig weer op) (JESS) en (DANIEL): (ad lib) Ssssst ! Spreek daar hier niet over ! (ADAM): Oh, god, sorry, ik was het vergeten. ALLEDRIE: (fluisterend tot publiek) Je mag daar echt niet over spreken in het theater, tenzij je het opvoert, omdat het vervloekt is ! (ze springen naar de eerste rij van het publiek, luid) Boeh ! Boeh ! Boeh ! ((Jess) en (Adam) af) (DANIEL): Gelukkig echter, brengen wij van (de Reduced Shakespeare Company), nu niet alleen een verkorte versie van Macbeth... ((Adam) komt op, met heksenkostuum voor (Daniel), en valt over zijn eigen voeten plat op zijn gezicht) maar na zeer diepgaand onderzoek kunnen wij het stuk voor u spelen... (DANIEL) en (ADAM): ... met een perfect Schots accent ! ((Daniel) neemt het heksenkostuum en wordt heks; (Adam) af) (D)/HEKS : « Hel, hel, kommer en kwel... ((Jess) op als Macbeth, met zwaard en in een bijna ondoorgrondelijk Schots accent :) (J)/MACBETH : Blijft, gij imperrrfecte macspreker. Macvertel mi macmeer. 22
(D)/HEKS : Macbeth, Macbeth, past op voor Macduff. Geen door vrouw gebaard, kwetse Macbeth tot het Birnamwoud naar Dunsinane komt, weette nie. (Heks af ; (Adam) op als Macduff, zich verbergend achter een twijg) (J)/MACBETH : O, dat is doodgoed ! Wat macheb macik macdan macte macvrezen van Macduff ? (Macduff werpt zijn vermomming weg, trekt zijn zwaard en maakt een twee-vinger gebaar naar MacBeth) (A)/MACDUFF : Gegroet, Jimmy, en weet dat ik vroegtijdig uit mi moeders schoot ben gescheurd !» Wat denkt ge daarvan ! (J)/MACBETH : ’t Is wreed walgelijk ! Komt op, gij grote haggiskop. (Ze schermen) (A)/MACDUFF : Ah, Macbeth. Gij hebt mi wijf macdood, gij hebt mi babies macmoord, gij hebt in mi hutsepot macscheten ! (J)/MACBETH : Dat he’mac niet ! (A)/MACDUFF : O, toch macwel ! Ik hemmac de helft ervan moeten weggooien. (Macduff achtervolgt Macbeth tot achter de scène, waar Macbeth’s gil abrupt wordt afgebroken. Macduff komt weer op met een afgehakt hoofd) (A)/MACDUFF : Aanschouwt de tiran zijn vervloekte hoofd Macbeth, met ‘t gat in de wind naar de hel. (stampt het hoofd het publiek in) En weet dat nooit een verhaal in meer bloed was gebed dan dit van meneer en mevrouw Macbeth. Dankuwel. (af) ((Jess) op) (JESS): Ondertussen, was Julius Caesar een erg geliefd tiran. ((Adam) op) (ADAM) en (JESS) : Heil, Julius Caesar ! ((Daniel) op als Julius Caesar met lauwerenkrans) (D)/CAESAR: Heil, burgers !
23
(JESS): Die gewaarschuwd werd door een profeet… ((Adam) trekt zijn bloes over de kop en wordt zo de profeet) (A)/PROFEET : Pas op voor de Iden van maart… (JESS): De grote Caesar, nochtans, verkoos de waarschuwing te negeren. (D)/CAESAR: Wat verdomme zijn de Iden van maart ? (A)/PROFEET : De 15de maart (D)/CAESAR: Maar dat is vandaag. ((Jess) en (Adam) steken hem herhaaldelijk. Hij valt. (Adam) af) (D)/CAESAR : « Et tu, Brute ? (Caesar sterft. (Jess) wordt Marcus Antonius, die over het lijk oreert) (J)/ANTONIUS : Vrienden, Romeinen, landheren, leent me uw oor. Ik kom Caesar begraven. » Dus, begraaft hem en laten we doorgaan met mijn stuk : Antonius... ((Adam) op als Cleopatra, met pruik, en schudt een rubberen slang voor zich uit) (A)/CLEOPATRA ... en Cleopatra ! Is dit een adder die ik voor mij zie ? (Ze klemt de slang aan haar borst en braakt onmiddellijk op de eerste rij van het publiek) (JESS) en (DANIEL): Hooow, (Adam) ! Nee ! Stop ! (ADAM): Wat ? (DANIEL): Gij hebt het bizarre idee dat alle tragische heldinnen van Shakespeare afschuwelijke pruiken dragen en op mensen braken voor ze sterven.. (ADAM): En... is dat niet juist ? (JESS): Nee, nee – begrijpt dat nu toch eens ! ‘Antonius en Cleopatra’ is geen reclamespot voor motillium. Het is een romantische thriller over de geopolitieke machtsstrijd tussen Egypte en Rome. (ADAM): Oh, het is één van Shakespeares geopolitieke stukken ? Wauw, als ik dat had geweten, dan zou ik het nooit naar de kloten hebben geholpen, want Shakespeare zijn geopolitieke werk is mijn favoriete kost. De thema’s waar hij zo’n vierhonderd jaar geleden over schreef, zijn vandaag nog altijd relevant. Zoals..., wat was dat één waarin hij schreef over hoe de kernenergie de Sovjetunie beïnvloedde ? 24
(JESS): (Adam), Shakespeare heeft nooit iets over de Sovjetunie geschreven. (ADAM): Jawel, jawel, toch wel ! Het heette ‘Chernobyl Kinsmen’ en het was intens... (DANIEL): (Adam), Waar hebt gij het over ? (ADAM): ‘Chernobyl Kinsmen’, het is recent nog toegeschreven aan ... (DANIEL): Nee, (Adam), Shakespeare schreef een stuk dat ‘Two Noble Kinsmen’ heet. (JESS): En niet ‘Chernobyl Kinsmen’ ! (DANIEL): ‘Two Noble Kinsmen’ ! (ADAM): Oh, en waarover gaat ‘Two Noble Kinsmen’ ? (JESS): Het gaat over een meisje dat gek wordt uit angst dat haar vriendje door wolven zal opgegeten worden en dat haar vader zal worden opgehangen. (ADAM): En komt er niks in voor over Boris Jeltsin ? (JESS) en (DANIEL) : Nee. (ADAM): Wel, ik heb zelfs nog nooit gehoord over dat stuk. (JESS): Het verbaast me niks dat ge er nog niet van gehoord hebt, omdat het niet echt... hm... Misschien moet ik dat even uitleggen. (tot publiek) Dames en heren, ‘Two Noble Kinsmen’ valt eigenlijk onder de categorie van Shakespeares stukken, die de academici betitelen als ‘De Apocriefen’ of in sommige geleerde milieus ‘De Obscure Stukken’, of ‘De Mindere Stukken’ of simpelweg ‘De Slechte Stukken’. En nochtans, niet alle Apocriefen zijn zonder verdienste. Eén ervan, ‘Troilus en Cressida’, is in feite helemaal geen brol. (hij geraakt opgewonden door zijn eigen onovertroffen wetenschappelijke redevoering) Ik behandel het eigenlijk vrij uitgebreid in mijn binnenkort-te-verschijnen scriptie over Shakespeare, getiteld ‘Ik hou van mijn Willy’, die ik u graag even wil tonen (grijpt in zijn broek en haalt... een manuscript boven) Ik dacht zo dat we vanavond misschien een soort snelle geïmproviseerde versie van ‘Troilus en Cressida’ zouden kunnen doen op basis van dit werk. (DANIEL): Ja ! We zouden een kunstzinnige dans/performance-interpretatie kunnen doen. (ADAM): O, ik hou van performance-kunst ! Dat is zo... (zoekt naar het woord) ...pretentieus ! We zouden ‘Troilus en Cressida’ kunnen gebruiken als springplank om diepere thema’s te exploreren zoals de voorbijgaande aard van het leven en de invloed van de mythologie op de opkomst en neergang van vormen. (DANIEL) : Ja! Pak enkele rekwisieten ! (JESS): Ho, wacht eens een minuut. Ik dacht eigenlijk meer aan een oprechte academische benadering...
25
(ADAM): Bah, de pot op ! (af) (DANIEL): Doe maar en lees. (neemt een pose aan) (JESS): Goed dan. ‘Troilus en Cressida’ werd geschreven in 1603, gepubliceerd in quarto in 1604, en verscheen in de Eerste Folio, hoewel deze versie zo’n 166 lijnen langer is dan de tweede quarto-editie van 1645, waarin de legendarische ‘chihuahua’-scène voorkomt... ((Daniel) voert een vreemde dans-mime op, terwijl (Adam) weer opkomt, eerst met een opblaasbare dinosaurus, en dan met een Godzilla op batterijen, die loopt en brult. (Daniel) en (Jess) gapen het beest en daarna (Adam) aan, tot deze het beest afzet en met het speelgoed de scène als geslagen hond verlaat)
(JESS): Dames en heren, mijn scriptie heeft niets te maken met Godzilla. Het behandelt de mogelijkheid dat de stukken van Shakespeare eigenlijk geschreven zijn door Elvis Presley. Ik denk dat het baanbrekend werk is. U moet weten dat Elvis ontvoerd werd door buitenaardse wezens en in een andere tijdzone terecht kwam... (DANIEL): Wacht een minuut. Staat daar niks in over de plot ? ((Adam) op met een kroon) (JESS): Plot ? Natuurlijk behandel ik de plot.Wat voor academicus denkt ge dat ik ben ? Ik behandel de plot uitvoerig in de voetnoot op pagina negentwintig. (leest) ‘Troilus, de jongste zoon van Priamos, koning van Troje... (ADAM): Ok, gij zijt Troilus en gij (kroont (Jess)) zijt de koning. (JESS): Ah, tof. ‘...houdt van Cressida...’ ((Jess) en (Daniel) kijken naar (Adam)) (ADAM): Ik haal de pruik. (af, haalt de pruik en komt weer op) (JESS): ‘...en heeft via haar oom Pandarus een ontmoeting met haar geregeld. Hoewel zij onverschilligheid veinst, voelt ze zich tot hem aangetrokken. (ADAM): Ik moet onverschilligheid veinzen ? (JESS): Ja ! ‘...Ondertussen heeft Agamemnon, de Griekse aanvoerder, de Trojanen omsingeld...’ (ADAM) en (DANIEL): Agamemnon ?!? (Jess), dit is saai, saai, saai ! (DANIEL): Dit is het soort zaken dat kinderen op school haten omdat het zo saai is ! (ADAM): Ja, van zodra ge ‘Agamemnon’ zei, lag ik in slaap. Neen, het spijt me (tot publiek) maar toen ik hoorde dat we in (…) zouden spelen, heb ik tegen hun gezegd : ik ga daar GEEN droge, saaie... braakloze Shakespeare spelen voor die mensen, want daar zullen die op afknappen.
26
Ik bedoel : dat is wat er met mij gebeurd is. Toen ik als kind in de klas zat, terwijl we Shakespeare moesten studeren, was ik altijd door het raam aan het kijken naar de kinderen die voetbal speelden, en dan dacht ik bij mezelf ‘waarom kan dat Shakespeare-gedoe niet meer zijn zoals sport’. (JESS): Sport ? (DANIEL): Hoe bedoelt ge ? (ADAM): Wel, sport is emotie, vanuit de buik, spannend om naar te kijken. Ik bedoel, neem nu die historische stukken bijvoorbeeld. Met al die koningen en koninginnen die mekaar afmaken, en de troon passeert van de ene generatie naar de andere. Dat is precies zoals voetbal, maar dan met een kroon. (JESS): Ja, dat is min of meer wel hetzelfde, ja. (DANIEL): Ja, dat zie ik ook zitten. Ok, opstellen, jongens. Let’s get macho ! (Ze stellen zich op in een driemans voetbal-formatie) (DANIEL): 4-3-3 opstelling !... Richard de derde... Hendrik de zesde, deel één, twee, drie ! ALLEN : Hup ! (JESS): (als voetbalcommentator) ...en de kroon wordt doorgespeeld naar Richard de tweede, die welbespraakte 14de eeuwse monarch. Hij laat zich afzakken om te passeren, zoekt een erfgenaam, maar daar komt een stevige tackle van Koning Jan… ((Jess), als koning Jan, steekt (Daniel) neer) (D)/RICHARD II : « Mijn verdorven vlees gaat ten onder ! » (JESS): De kroon vliegt door de lucht, en Hendrik de zesde gaat er mee vandoor ! (A)/HENDRIK VI : De overwinning is aan mij ! (DANIEL): (als commentator) Maar hij wordt onmiddellijk gepakt door koning Jan, die zelden opgevoerde speler uit de twaalfde eeuw, en hij gaat neer ! ((Jess) begint de neergevallen Hendrik herhaaldelijk te steken) (DANIEL): Oooh, dat is een regelrechte aanslag ! Dit zou wel eens het einde van de Rozenoorlog kunnen zijn ! (ADAM): (commentator) Koning Jan staat helemaal vrij... (J)/KONING JAN : « Mijn ziel heeft ademruimte ! »
27
(ADAM): Hij vertrekt aan de middellijn,… rukt nu snel op tot aan de baklijn... – en wordt daar vergiftigd! ((Jess) af) Het ziet ernaar uit dat hij het veld moet verlaten. Zijn vervanger is het nummer 72, King Lear. (D)/LEAR : « Laten we ons koninkrijk in drie verdelen. » Cordelia, gij gaat naar... ((Jess) komt weer op als scheidsrechter, fluit, legt het spel stil en trekt een rode kaart) (ADAM): De scheidsrechter trekt een rode kaart ! ((Jess) gebaart een fout en wijst naar Lear) (ADAM): Fictief personage op het veld. Lear wordt uitgesloten, en hij is daar niet blij mee. (D)/LEAR : Pestkop ! (ADAM): Het vader-en-zoon-team wordt nu opgesteld met Hendrik de vierde en prins Hal. Door het centrum, naar de spelregelaar... die passeert naar de bultenaar. Het lijkt erop dat de mankepoot van Richard de derde hem in de problemen brengt. (D)/RICHARD III : « Een paard, een paard ! Mijn koninkrijk voor een paard ! » (Een enorm gekraak als Richard III neergaat, (Jess) en een dummy-paard vallen boven op hem) (ADAM): Tja. Alles op een hoopje… (DANIEL): (commentator) OBSTRUCTIE!!! En Hendrik de achtste gaat ermee vandoor. Hij rukt op langs de zijlijn, dringt door in het strafschopgebied... Hij stopt aan de kleine baklijn om zijn vrouw het hoofd af te hakken... kopbal… GOAL ! voor de Rode Roos ! Mijn god ! We moeten wel geloven dat dit het begin is van de Tudor-dynastie. (J&A)/CHEERLEADERS : Hendrik de vijfde, Richard de derde en King Lear Mathilde is een ‘vrouwtje’ en Philip is een klier ! Gooooo MAXIMA ! ((Daniel) en (Jess) feliciteren mekaar, terwijl (Adam) zich onder het publiek mengt) (ADAM): Mag ik een beetje zaallicht hebben, alstublieft ? (tot iemand uit het publiek) Mag ik even uw programmabrochure lenen ? (DANIEL): Wat zijt ge aan het doen ? (ADAM): Ik wil alleen de lijst van de stukken ’s controleren. Ik denk dat we ze allemaal al gedaan hebben. (JESS): Echt ? (ADAM): Ja. (tot publiek) We kunnen u vanavond misschien wat vroeger buitenlaten. 28
(JESS): Dat zou tof zijn. (ADAM): Want, zie, we hebben juist alle historische stukken gedaan... (DANIEL): En we hebben de komedies in één brok samengeperst... (JESS): Ok, dan blijven de tragedies nog over. We deden ‘Titus Andronicus’, met al dat bloed... (ADAM): ‘Romeo en Julia’ hebben we gedaan... (DANIEL): ‘Julius Caesar’, ‘Troilus en Cressida’, juist... (JESS): We hebben ‘Othello’ gerapt en ‘Lear’ zat in de voetbalmatch. ‘MacBeth’ deden we met een Schots accent. En ‘Antonius en Cleopatra’ ? (ADAM): Ja, ik heb op die vrouw daar gekotst. (JESS): Juist. ‘Timon van Athene’, heb ik vernoemd. ‘Coriolanus’ ? (ADAM): Ah nee, dat wil ik niet doen. (DANIEL): Waarom ? Wat is er mis met ‘Coriolanus’ ? (ADAM): Ik hou niet van dat anus-gedeelte. Ik vind dat beledigend. (JESS): Ok, dan slaan we dat anusstuk over. (DANIEL): En dat is het dan, zeker ? Dat zijn ze allemaal. (JESS): Hee, mannen... (wijst in het programmaboekje) ALLEN : O, nee ! ‘Hamlet’! (JESS): Hoe konden we ‘Hamlet’ nu vergeten ?! (DANIEL): Weet ik niet. Maar het staat daar. (ADAM): Maar Shakespeare heeft ‘Hamlet’ toch niet geschreven ? (JESS): Natuurlijk wel ! (ADAM): Ah, ik dacht dat dat een film van Mel Gibson was. (JESS): Dames en heren, zesendertig stukken gedaan en nog één te gaan. Misschien wel het grootste stuk uit de Engelse literatuur. Een stuk met zo ‘n verheven poëtische en filo...
29
(ADAM): (trekt aan de mouw van (Jess)) Wacht even, (Jess). ‘Hamlet’ is een zeer serieus, doodernstig stuk, en ik ben daar nu nog niet klaar voor. (JESS): Wabedoelde ? ’t Is het laatste. We hebben er al zesendertig gedaan ! (ADAM): Ik weet het, het is alleen maar dat die voetbalmatch mij emotioneel en fysisch heeft uitgeput, en ik denk niet dat ik het stuk tot zijn recht kan laten komen. (JESS): We moeten het niet tot zijn recht laten komen. We moeten het gewoon laten komen. (ADAM): (het publiek insluipend) Ik wil het niet doen ! (DANIEL): Luister ‘s (Adam). Onze show heet ‘Het Verzameld Werk van William Shakespeare’ (wijst publiek aan) Ik denk dat zij graag ‘Hamlet’ zouden zien. (ADAM): Ok, dan noemen we het ‘Het Verzameld Werk van William Shakespeare Uitgezonderd Hamlet’. (JESS): (volgt (Adam) het publiek in) Dat is het belachelijkste dat ik al ooit gehoord heb. (ADAM): Wel, als GIJ het wilt doen, doe het dan. Ik moet dat niet, als ik niet wil. Ik zal hier gewoon bij deze meneer/mevrouw gaan zitten (gaat op iemand’s schoot zitten) Hij/zij is mijn vriend(in). Ik zal hier gewoon zitten en kijken hoe jullie twee het doen. (DANIEL): Allee, komaan (Adam). ((Jess) en (Daniel) proberen hem weg te trekken uit het publiek, maar (Adam) begint hysterisch te worden) (ADAM): Jullie kunnen mij niet dwingen ! Nee ! (JESS): (tot lid uit het publiek) Hee, laat onze acteur los ! (ADAM): Ok, ok ! Maar raak me niet aan ! (DANIEL): Is alles in orde ? (ADAM): Ja, ‘t is goed. (JESS): En we gaan nu ‘Hamlet’ spelen, ok ? (ADAM): Jah. (JESS): Ok. Jezus, wat een kalf ! (gooit het verfrommelde programmaboekje terug naar de eigenaar) Hier is uw programmabrochure terug. Sorry, maar het is een beetje gekreukt. (tot (Daniel)) Goed. We beginnen met de schildwacht-scène, dus hebben we Bernardo en Horatio nodig.
30
(DANIEL): We hebben Rosencrantz en Guildenstern nodig. (JESS): Neeh, die hebben hun eigen toneelstuk, die kunnen we overslaan. (terwijl (Jess) afgeleid is, rent (Adam) naar de uitgang achteraan in de zaal) (JESS): Hee, waar denkt gij naartoe te kunnen gaan ? (rent hem achterna. (Adam) ziet dat hij achtervolgd wordt en grijpt iemand uit het publiek) (ADAM): Ik vermoord hem/haar ! Ik vermoord hem/haar ! (JESS): Ge laat hem/haar gerust ! ((Adam) laat het slachtoffer los en sprint naar de deur. (Jess) jaagt hem de zaal uit) (JESS) : Komt onmiddellijk terug, gij Shakespeare-janet ! (Ze lopen de zaal uit, de deur achter zich dichtslaand. We horen (Adam) in de foyer schreeuwen, dan is het stil. Ze zijn weg. (Daniel) volgt hen enkele meters de zaal in, stopt dan en keert weer) (DANIEL): (Jess) is normaal veel sneller dan (Adam). Ik ben er zeker van dat ze dadelijk terug zijn. (hij rekt) (DANIEL): Waarom zouden we nu geen pauze houden ? Ga even naar de foyer, strek de benen, neem iets om te eten... We hebben nog enkele (Reduced Shakespeare Company) t-shirts te koop, als u zo eentje zou willen... We zien dan mekaar hier binnen vijftien minuutjes terug. (Adam) en (Jess) zouden dan al moeten terug zijn, en dan gaan we verder met ‘Hamlet, prins van Denemarken’... hoop ik.
31
II.
(De pauzemuziek deint weg en het licht op de lege scène gaat aan. Na een beat komt (Daniel), in het kostuum om ‘Hamlet’ te beginnen, nerveus op) (DANIEL): Hallo. (wacht op een antwoord) Heeft u een gezellige pauze gehad ? (wacht op een antwoord) Ja ? Wat heeft u gedaan ? (wacht op een antwoord) Stond er een lange rij aan de damestoiletten ? (natuurlijk stond die er) Ja, ik haat dat. Hum, (Jess) en (Adam) zijn nog niet terug. Het feit is, (Jess) heeft tijdens de pauze getelefoneerd. Hij heeft (Adam) teruggevonden aan de luchthaven, waar hij een vliegtuig wilde nemen. Hij zei dat ik, in afwachting van hun terugkomst, de sonnetten moest behandelen. (pauze) Shakespeare schreef 154 sonnetten. Ik heb ze samengebald op deze steekkaart... (haalt een steekkaart tevoorschijn) en ik was aan het denken, wat we misschien konden doen, is ze in het publiek doorgeven. Als we bijvoorbeeld hier beginnen, bij u (wijst iemand in het publiek aan) u neemt de kaart, leest ze, geniet ervan, en geeft ze dan door aan de persoon naast u, en zo verder tot op het eind van de rij, en dan geeft u ze door aan de rij achter u, en zo verder heen en weer en heen en weer en heen en weer. En heen en weer en heen en weer en heen en weer... En tegen de tijd dat het bij u is (achteraan in de zaal) zouden (Jess) en (Adam) terug moeten zijn. Dus als we hier een beetje zaallicht zouden kunnen krijgen... Neem het gewoon aan, lees het en geef het door aan de persoon naast u. ((Jess) komt de zaal achterin binnen, de nog steeds onwillige (Adam) achter zich sleurend) (DANIEL): (Jess) en (Adam), dames en heren ! (JESS): (sleurt (Adam) de scène op) Sorry dat het zolang geduurd heeft... (ADAM): (schreeuwend) Ik wil het niet doen ! Het is gewoon te groot. Het heeft zo vele woorden... (JESS): We kunnen het, vent. We kennen ‘Hamlet’ van voor naar achter en van achter naar voor. ((Adam) begint te snotteren en te hoesten) (JESS): O nee, niet dat opnieuw ! (houdt zijn bloes voor (Adam) om zijn neus te snuiten). Hier, (Adam). Snuit. Snuit ! (Hij doet het) (Daniel), neem hem mee naar achter en kalmeer hem. Ik zal hier ondertussen de intro doen. ((Daniel) en (Adam) verdwijnen, (Jess) bekijkt het snot op zijn bloes) (JESS): Ik durf ervoor wedden dat Senne Rouffaer dat niet moet doen. Wel, nu in elk geval toch niet meer. (tot de technieker) (Bob), kan ik hier een beetje sfeerlicht krijgen, alstublieft, om de scène te zetten voor misschien het grootste drama uit de Engelse literatuur ? ‘Hamlet... de tragedie... van de prins... van Denemarken.’ Plaats: Denemarken. Tijd: een hele tijd geleden. De kantelen van het kasteel van Elsinore, ergens rond middernacht. Twee schildwachten komen op. (af… Na een beat horen we offstage, met zachte stem ) Allee vooruit, (Adam)! Ga op !
32
(ADAM): (o.s.) Nee, ik wil niet. (JESS): (o.s.) Komaan, ge hebt het beloofd. (ADAM): (o.s.) Nee, nee, nee... (De escalerende discussie wordt bruusk afgebroken door het geluid van een slag, gevolgd door het geluid van (Adam), die zijn neus snuit. (Adam) komt op als Bernardo, zijn neus afvegend ; (Daniel) komt aan de andere kant op als Horatio) (A)/BERNARDO : « Wie ’s daar ? (D)/HORATIO : Nee, gij eerst. Blijft staan en onthult uzelf (A)/BERNARDO : Lang leve de koning ! (D)/HORATIO : Bernardo ? (A)/BERNARDO : Hemzelve ! ‘t Heeft al twaalven geslagen. Gaat naar bed, Horatio. (D)/HORATIO : Voor het aflossen, veel dank. (A)/BERNARDO : Wel, goedenacht. (D)/HORATIO : Houdt stil, zwijgt. Kijkt, wat daar komt ! (De geest van Hamlet’s vader komt op. Wel, eigenlijk is het gewoon een stinkende sok met een vrolijk gezichtje opgetekend, bengelend aan een vislijn achter de scène. Maar het is desondanks zéér schrikwekkend. Jess maakt kreunende spookgeluiden vanuit de coulissen) (A)/BERNARDO : Ziet, Horatio, het wilt toegesproken worden. (D)/HORATIO : Wat zijt gij ? Bij God, ik beveel u, spreekt ! ((Jess) maakt het geluid van een kraaiende haan en de sok verdwijnt) (D)/HORATIO : ‘t Is weg ! (A)/BERNARDO : Het stond op het punt te spreken, toen de haan kraaide. (D)/HORATIO : Laat ons de wacht afbreken, en ik raad aan, laat ons wat we vannacht gezien hebben, onthullen aan... SAMEN : Hamlet, prins van Denemarken ! (Samen af. (Jess) op als Hamlet, klassiek gekostumeerd : zwarte collans, broek, wambuis, hoed, dolk,…) 33
(J)/HAMLET : O, dat dit al te vaste vlees zou smelten, ontdooien en oplossen in de dauw. Dat het tot dit moest komen, pas twee maand dood. Zo teder voor mijn moeder. Zwakheid, uw naam is vrouw. (wijst een vrouw in het publiek aan) Ja, gij ! Getrouwd met mijn oom, mijn vaders broeder. Het gebraad voor de begraving werd koud opgediend aan de huwelijkstafel. (Hij knielt en begint ongecontroleerd te snotteren; een zeer indrukwekkend tentoonspreiden van melancholie, een prestatie waar William Shatner fier op zou zijn. Horatio en Bernardo verschijnen en kijken hoe Hamlet weent. Bernardo knikt Horatio toe om Hamlet te naderen. Horatio treedt naar voor ; Bernardo verdwijnt) (D)/HORATIO : Mijn heer ! (J)/HAMLET : Horatio ! (Ze begroeten mekaar met een erg onnozele ‘Wittenberg-universiteit-Deense-club’ handdruk) (J)/HAMLET : Me dunkt dat ik mijn vader zie. (D)/HORATIO : Waar, mijn heer ? (J)/HAMLET : In het oog van mijn geest, Horatio. (D)/HORATIO : Mijn heer, ik geloof dat ik hem gisternacht zag. (J)/HAMLET : Zag wie ? (D)/HORATIO : De koning, uw vader (J)/HAMLET : De koning mijn vader ? Waar was dat ? (D)/HORATIO : Op het terras waar we wacht hielden. (J)/HAMLET : ‘t Is zeer vreemd. Ik zal vanacht wacht houden. Misschien zal’t weerkeren. ’t Is niets goeds. O, ware het reeds nacht ! (Het licht verandert plots van warm daglicht naar koud middernachtblauw met maanlicht. De snelle verandering verrast (Jess) en (Daniel). Ze steken goedkeurend hun duim op naar de techniekers en beginnen dan plots ‘koud’ te spelen) (J)/HAMLET : De lucht bijt scherp. Het is erg koud. (D)/HORATIO : Kijkt, mijn heer, het komt ! 34
(J)/HAMLET : Engelen en boden van genade, beschermt ons. Er stinkt iets in de staat Denemarken. ((Adam) op als de geest van Hamlets vader. Hij draagt een spookachtig gewaad dat een beetje doet denken aan een stinkende sok) (A)/GEEST : Hoort mij ! (J)/HAMLET : Spreekt. Ik ben gebonden te horen. (A)/GEEST : Zoals gij ook zijt te wreken, wanneer gij zult horen. Als gij ooit uw geliefde vader hebt bemind, wreekt zijn valse en onnatuurlijke moord (J)/HAMLET : Moord ! (D)/HORATIO : Moord ! (A)/GEEST : Het serpent dat uw vaders leven stak, draagt thans zijn kroon (J)/HAMLET : Mijn oom. (D)/HORATIO : Uw oom ! (A)/GEEST : Laat het koninklijk bed van Denemarken geen nest van incest worden. (J)/HAMLET : Incest ! (D)/HORATIO : Een nest ! (A)/GEEST : Adieu, Hamlet, vergeet mij niet ! (af) (D)/HORATIO : Mijn heer, dit is vreemd ! (J)/HAMLET : Er is meer tussen hemel en aarde, Horatio, dan in uw wijsheid wordt gedroomd. Dus... (slaat hem) bolt het af ! (Horatio af) Hierna lijkt het mij gepast om me op groteske wijze te misdragen. De tijd springt uit de band. O vervloekt, dat ik geboren ben om op het rechte pad te blijven. (Hamlet probeert bij het afgaan ‘op het rechte pad’ te blijven, maar botst daarbij tegen het decor en valt. Hij verlaat de scène en we horen opnieuw een botsing in de coulissen; een rolschaats rolt over de scène. (Daniel) komt op als Polonius en bekijkt de voorbijrijdende rolschaats. Hij is een bevende oude man. Hij neemt zijn tijd, waggelt naar voor, steekt zijn kunstgebit goed, schraapt de keel en…) (D)/POLONIUS : Vraagt niemand om geld, maar leent er ook geen uit.
35
(Hij is duidelijk tevreden met zichzelf, draait en waggelt naar de deuropening, waar hij omvergelopen wordt door (Adam) als een schreeuwende Ophelia) (A)/OPHELIA : Mijn heer, toen ik op mijn kamer zat te naaien, komt daar prins Hamlet, met ontknoopt gewaad, geen hoed op zijn hoofd, bleek als zijn hemd, zijn knieën tegeneen kloppend, en met een blik, waar zoveel smart uit sprak, alsof hij was gelost uit de hel om gruwel te spreken, staat hij plots voor mij. (D)/POLONIUS : Helemaal zot van u ? (A)/OPHELIA : Ik weet niet. (D)/POLONIUS : Dit is d’ opperste verrukking van liefde. Ik heb de grond van Hamlet’s waanzin ontdekt. Daar kort-zijn de ziel is van ‘t vernuft, zal ik kort zijn : hij is zot. (Hamlet komt een boek lezend op ; waanzin veinzend) Kijkt, daar komt de arme stakkerd, lezend Gaat heen, ik verzoek u. (Ophelia af) Hoe gaat ’t, mijn goede heer Hamlet ? (J)/HAMLET : Goed, godzijdank. (D)/POLONIUS: Herkent u mij, mijn heer ? (J)/HAMLET : Zeer zeker wel. Gij zijt een vishandelaar. (D)/POLONIUS : Wat leest ge daar, mijn heer ? (J)/HAMLET : Woorden, woorden, woorden. (D)/POLONIUS : (terzijde) Al is dit waanzin, toch is het logisch. » (A)/OPHELIA : (steekt het hoofd binnen) Vader, de acteurs zijn hier en willen u onmiddellijk spreken dus kunt ge beter zo vlug mogelijk naar hier komen want ze willen iets ik weet niet wat ze willen maar ge kunt maar beter opschieten... (Ze verdwijnt; Polonius volgt) (J)/HAMLET : « ‘k Ben slechts gek bij noord-noordwest. Als de wind zuidelijk is, kan ‘k een koe van een paard onderscheiden. Ik laat die spelers iets spelen als de moord op mijn vader, in ‘t aanschijn van mijn oom. ‘k Observeer zijn blik. Als hij nog maar verbleekt, weet ik wat te doen. Het stuk is de val waarin ik zijn geweten vangen zal. 36
(Hij knielt en trekt zijn dolk; met stijgende intensiteit) (J)/HAMLET : Te zijn of niet te zijn, dat is de vraag. Is het nobeler voor de geest te lijden onder de pijlen van het misdadig lot dan wel de wapens op te nemen en die zee van plagen te verslaan. (zeer intens nu, misschien een beetje té) (J)/HAMLET : Sterven, slapen... » of gewoon een uiltje vangen en hopen dat ge op tijd wakker wordt voor het eten want ge moet nog guacamole klaarmaken voor twaalf man en ge kunt gewoon de druk van die monoloog niet aan !!! ((Jess) stort ineen. (Daniel) en (Adam) komen hem snel troosten) (J)/HAMLET : Ik kan het niet ! (ADAM): Luister, (Jess), (Daniel) en ik hebben erover gesproken in de kleedkamer, en ge moet die monoloog niet doen als ge niet wilt. (JESS): Ik ben zo beschaamd. (ADAM): Dames en heren, u moet hem excuseren. Het is een zeer zware, emotionele monoloog, en hij staat de laatste tijd onder zware druk, door wat er gebeurd is met Bianca... (JESS):Bianca!!! (DANIEL): Bianca is (Jess) ’s favoriete personage in ‘Thuis’. En hij is nog altijd van streek omdat... ((Daniel) brengt het publiek op de hoogte van Bianca’s trauma van de dag) (ADAM): Wel, in ieder geval, denk ik dat we deze avond die monoloog maar moeten overslaan. Het spijt me als iemand zich bedrogen voelt, maar wij vinden het in elk geval een sterk overschatte monoloog. Ik bedoel, Hamlet wordt verondersteld na te denken over hoe hij zijn oom van kant zou maken, maar in de plaats daarvan spreekt hij over zichzelf van kant maken. Wij vinden dus dat dat zijn personage alleen maar verzwakt. Dus slaan we het gewoon over en gaan naar een later moment in het stuk. (DANIEL): Zullen we verdergaan tot de stuk-in-het-stuk-scène ? (ADAM): Ja, we gaan gewoon een heel stuk vooruit, zodat u niet echt iets moet missen. (DANIEL): Wacht eens een minuut. Er is nog die andere monoloog van Hamlet. Ik weet niet of we die er ook moeten uitgooien. (ADAM): O, de welk-een-meesterwerk-is-de-mens-monoloog ?
37
(DANIEL): Ja. (ADAM): Juist. Wel, er is die monoloog die als volgt gaat : « Ik heb laatst, waarvoor weet ik niet, al mijn vrolijkheid verloren, al mijn gewone daden opgegeven; en inderdaad, mijn stemming is zo zwaarmoedig dat dit schone kader, de aarde, mij een kaal voorgebergte lijkt ; dit uiterst voortreffelijk baldakijn, de lucht, kijkt, dit prachtig overhangend firmament, dit majestueuze dak versierd met gouden vonken, schijnt mij niets anders te zijn dan een vieze en verderfelijke verzameling van dampen. Welk een meesterwerk is de mens. Hoe nobel in rede, hoe eindeloos in vermogen, in vorm en beweging hoe nauwkeurig en beminnelijk ; in daden hoe gelijk een engel ; in bevattingsvermogen hoe gelijk een god. De schoonheid van de wereld ; het toonbeeld van de dieren ; en toch, wat betekent dit wezenlijk element van stof voor mij ? De mens behaagt me niet. » (Hij heeft de tekst eenvoudig, rustig, zonder de minste interpretatie gebracht. Je kan een speld horen vallen) (DANIEL): Dus we slaan die monoloog over en gaan meteen door naar de moordpartij. (Ze willen de scène verlaten, dan herinnert (Daniel) zich iets) (DANIEL): Wacht eens even. Wat doen we met de ga-naar-het-klooster-scène ? (JESS): O ja, laten we die maar heel vlug doen. (ADAM): Nee, dat kan niet. Ik heb het juiste kostuum niet aan. (DANIEL): Maar het moet. Dat is essentieel voor de plot. (ADAM): Ik kan het niet ! Ik zit ook niet in het juiste personage. Ophelia is een zeer moeilijk en complex personage. (DANIEL): Maar nee, dat is gemakkelijk. (ADAM): Dat is niet waar. (DANIEL): Dat is wel. Iedereen zou dat personage kunnen spelen. Mijn moeder zou dat personage kunnen spelen. Die mevrouw daar (wijst iemand in het publiek aan) zou dat personage kunnen spelen. (JESS): Wel, laten we haar dan halen om het te spelen… Ik krijg er hoofdpijn van ! ((Jess) en (Daniel) gaan de ‘vrijwilliger’ uit het publiek halen en brengen haar de scène op) (ADAM): Zeg mannen, dat is niet eerlijk. Komaan (Jess), ik heb u toch ook niet gedwongen om uw monoloog te doen. Ge kunt toch niet zomaar één of andere pipo de scène opsleuren om Ophelia te spelen !
38
(JESS): Dat is geen pipo, en daarbij, ze was vrijwilliger. (tot vrijwilliger) Ok, eerst en vooral, wat is uw naam ?... (ze antwoordt)... Vindt ge het erg als we u ‘(Bob)’ noemen ? Dat is iets gemakkelijker om te onthouden. Ok, (Bob), dit is een heel gemakkelijke scène... (ADAM): Het is verschrikkelijk moeilijk. (JESS): Hamlet heeft een relatie gehad met Ophelia, maar door al wat er gebeurd is met zijn vader en zijn moeder en zijn oom en blablabla, wil hij haar niet meer zien... (ADAM): Hij hangt de lul uit. (JESS): Hij maakt zich vreselijk druk en zegt haar dat ze uit zijn leven moet verdwijnen. Hij zegt : « gaat naar een klooster ». Nu, in onze versie van deze scène, zal Ophelia alleen maar antwoorden door te gillen. Dat is alles wat ze doet. Hamlet zegt : « gaat naar een klooster » en Ophelia gilt. Ok ? Laten we het eens proberen. (ADAM): (geeft haar een duwtje in het voorbijgaan) Succes. (JESS): (een pauze ; (Jess) maakt zich klaar door een paar keer diep te ademen en met de vingers door het haar te gaan) « Gaat naar een klooster ! » (de vrijwilliger gilt, waarschijnlijk niet erg goed) (DANIEL): Hebt ge dat gehoord, (Adam)? Ik denk dat dat heel goed was. (JESS): Het was ok. (ADAM): Nee, het trok nergens op, echt. Ik bedoel, ik wil nu niet onnozel doen, maar ge zijt geen actrice, en het is er aan te zien. Ge had duidelijk geen benul van wat er in het hoofd van Ophelia omging. (JESS): Acteurs maken gebruik van wat ze ‘subtekst’ noemen, (Bob). (DANIEL): Of ‘innerlijke monoloog’. (ADAM): Precies. En dat had ge niet, en bijgevolg was uw prestatie plat en ééndimensionaal. Maar ik vind wel dat ge veel inzet toonde. En veel moed. En veel – zoals Shakespeare zou zeggen – ‘gotspe’... (schaamteloze brutaliteit) en ik vind dat we daarrond een workshop moeten houden. Ik denk dat we hier echt een belangrijk moment zouden kunnen van maken. Eigenlijk, (tot de lichtman) (Bob) ? Kunt gij het zaallicht eens aandoen, alstublieft ? (het zaallicht gaat aan ; tot publiek) Want ik denk dat we iedereen hierbij moeten betrekken. U weet wel, kwestie van een ondersteunende omgeving te creëren voor (Bob) hier. Misschien kunnen we iedereen laten spelen wat er in het hoofd van Ophelia omgaat. Bijvoorbeeld, door iedereen op te delen in Ophelia’s identiteit, haar ego en haar superego... (JESS): O ja, zoals een Freudiaanse analyse ! (ADAM): Jaah, een Pink Floydiaanse analyse ! 39
(DANIEL): Pink Fl… ? Ik heb hem! (JESS): Cool! En ik heb hém, het ego! (grabbelt iemand uit het publiek en duwt hem de scène op) (ADAM): (tot die iemand) Dus gij speelt de rol van Ophelia’s ego. Op dit ogenblik in het stuk is haar ego grillig, verward... het is een ego op de vlucht. (JESS): Geweldig ! En we zouden dus graag hebben dat gij dat symboliseert, (Bob), door – o, vindt ge het erg als we u (Bob) noemen ? – we zullen dit symboliseren door u werkelijk heen en weer te laten lopen over de scène. Wilt u dat eens proberen ? Nu direct, gewoon... ALLEN : Allee, go, go, go, go, go ! (het ego loopt) (DANIEL): Ok, iedereen in de eerste drie rijen, jullie gaan Ophelia’s identiteit zijn. Haar identiteit is thans verward, het is een wirwar, het verdrinkt in een zee van alternatieven. Dus iedereen, handen in de lucht, zwaai ze heen en weer, zo een beetje golvend, en zeg (met falsetstem) « misschien... misschien niet... misschien... misschien niet... » Ok, dat is goed. Spaar nog een beetje voor straks. (JESS): (vittend op een minder enthousiast lid van de identiteit) Wel, wat was uw probleem ? Ge waart niet aan het meedoen met de rest van de groep. Ge weet toch wat dat betekent, nee ? Ge gaat het nog eens opnieuw doen, maar dan... ALLEN : HELEMAAL... ALLEEN ! (DANIEL): Ge moet niet verlegen zijn. Er is niemand die kijkt. (Ze dwingen de onwillige om het alleen te doen) (ADAM): Ik weet niet, maar ik voel heel veel liefde in deze zaal. Dus waarom laten we niet iedereen achter de eerste drie rijen Ophelia’s superego zijn ? Dat is de laatste psychologische component. Het superego zijn die sterke, moraliserende stemmen in uw hoofd die u precies vertellen wat ge moet doen. Ze zijn zeer krachtig, heel moeilijk af te schudden... sommige mensen schudden ze nooit van hun leven af... zoiets als het katholicisme. Het is een erg complex onderdeel van de psyche, dus (Jess), help me hier eens een beetje... (JESS): (zijn degen trekkend) Ok. (ADAM): Waarom verdelen we het superego niet in drie delen ? Laten we iedereen van waar (Jess) met de degen aanduidt… ((Jess) wijst met zijn degen, ‘snijdt’ het linker derde van het publiek af) (ADAM): …aan mijn linkerkant sectie A zijn. Iedereen van aan (Jess) tot hier (duidt het middelste derde aan), jullie zijn sectie B. En iedereen hier aan mijn rechterkant, jullie zijn sectie... ? (hij spoort het publiek aan om te antwoorden, ze roepen : C) Ja, zo moeilijk is het toch niet, hè ? Nu, sectie A is het mannelijk deel van Ophelia’s geest, de drijfveer bij wijze van spreken. En ik wil dat jullie daar een repliek van Hamlet voor gebruiken. Ik wil dat jullie zeggen : « ga naar een klooster ». Laten we het proberen. Sectie A ? (ze roepen) 40
(DANIEL): Sectie A, dat was verschrikkelijk. (ADAM): Komaan, mensen, werk eens een beetje mee. We willen het heel luid, heel scherp. Sectie A ? (ze roepen) (JESS): Ja ! Dat was al veel minder totaal zielig ! (ADAM): Ok, sectie B. Jullie zijn de stem van de ijdelheid, die zegt: in godsnaam, doe iets met uzelf. Doe een beetje make-up aan of zo – (tot de vrijwilliger) dat is niet kwaad bedoeld – echt, dat komt rechtstreeks uit de tekst van Shakespeare – (terug tot het publiek) en ik zou willen dat jullie zouden zeggen : « leg het er vingerdik op ! » Sectie B ? (ze roepen) Wauw, sectie A, jullie kunnen nog iets leren van sectie B. Ok, sectie C, we hebben jullie tot het laatst gehouden omdat jullie de allerbelangrijkste component zijn, want we gaan jullie gebruiken om dit in een moderne contekst te plaatsen, want we willen dat Ophelia nog relevant is voor de vrouw van vandaag. Dus goed, ze wilt misschien wel macht,... maar ze wilt haar vrouwelijkheid niet verliezen. Ze wilt een belangrijke zakenvrouw zijn, maar ze wilt tegelijk ook kinderen hebben. En ergens diep in haar psyche is ze het beu om de verwaarloosde hippe griet te zijn en wil ze zichzelf laten gelden (hij laat zich meeslepen) en ze wil gewoon zeggen : « luister, geen gezever, Hamlet, mijn biologische klok is aan ’t tikken en ik wil nú kinderen ! » Het is die onderdrukte angst... (JESS): (tot publiek) Dus waarom laten we jullie dat niet zeggen ? (ADAM): Ok, ja, sectie C, we laten jullie zeggen :... ALLEN: « Geen gezever, Hamlet, mijn biologische klok is aan ’t tikken en ik wil nú kinderen! » (ADAM): Laten we het eens proberen, ja ? Sectie C ?... (Ze roepen. Tot vrijwilliger) En nu, (Bob), gaan we al die elementen laten meespelen, de identiteit, het ego, het superego... (JESS): de biologische klok… (DANIEL): « Misschien... misschien niet... » (ADAM): En nu is het uw taak als actrice om al die elementen op te nemen, te synthetiseren binnenin uw ziel, en dan, op het moment van de waarheid, bouwen we met zijn allen naar een staat van opperste waanzin, we stoppen alles, alle aandacht gaat naar u, en gij slaakt die gil die Ophelia belichaamt. Ah, ze kan amper wachten. En denk eraan, wat er ook gebeurt... ALLEN : Speel ‘naturel’ ! (ADAM): Ok, we beginnen met het ego. (JESS): Klaar, (Bob) ? Op uw plaats, klaar, start ! (het ego loopt heen en weer over de scène) (DANIEL): Identiteit, armen omhoog. « Misschien... misschien niet... »
41
(ADAM): (opbouw naar de opperste waanzin) Sectie A... Sectie B... Sectie C... A... B... C... C... A, B, A, C, BABCA. Ok, STOP ! (IEDEREEN WIJST EROP DAT OPHELIA MOET SCHREEUWEN. Als ze dat doet, wordt ze gevat in rood spotlicht. Haar gil stopt, het publiek wordt wild, ze groet. (Adam) kust haar voeten, (Daniel) verwijdert (Adam)’s tong van haar schoen en begeleidt haar terug naar haar plaats. De zaallichten gaan uit en (Jess) en (Adam) verlaten de scène.) (DANIEL): Tjonge, we hebben daar echt wel iets gedeeld, hè ? Maar we wijken af. Terug naar ‘Hamlet’. Derde bedrijf, scène twee, de beruchte ‘stuk-in-het-stuk-scène’, waarin Hamlet afdoende bewijs vindt dat zijn oom zijn vader heeft vermoord. (Hamlet op, hij stopt, haalt dan zijn handen vanachter zijn rug tevoorschijn. Hij heeft handpoppen om de handen) (J)/HAMLET : « Spreekt de preek, ik smeek u, zoals ik u hem heb voorgezegd, vlot van de tong. Richt de daad op het woord, het woord op de daad, en houdt als ’t ware de natuur een spiegel voor. (Polonius komt op met een poppenkast, die hij centraal op de scène opstelt ; het opschrift luidt : ‘ ’t Koninklijk Theater van Denemarken’) (J)/HAMLET : Wilt mijn heer dit werkstuk horen ? (D)/POLONIUS : Ja, en de koning ook, zodadelijk. ((Adam) komt op als Claudius, hij is geen aardige man) (A)/CLAUDIUS : Wel, hoe gaat het met mijn neef Hamlet, en mijn zoon ? (J)/HAMLET : Iets meer familie, maar iets minder familiair. (A)/CLAUDIUS : Aan zo’n antwoord heb ik niets, Hamlet, die woorden zijn de mijne niet. » (D)/POLONIUS : Neemt u plaats, mijn heer. (Claudius neemt plaats in het publiek, daarbij een betalende toeschouwer van zijn stoel verjagend) (D)/POLONIUS : Het Koninklijk Theater van Denemarken heeft de eer u voor te stellen : ‘de moord op Gonzago’. Mijn heer, eerste bedrijf. (De poppen voeren een romantisch mimespel op, de koningpop en de koninginpop ontmoeten mekaar, worden verliefd, en bespringen mekaar meteen… Polonius grijpt in) (D)/POLONIUS : Pauze !
42
(J)/HAMLET : « Hoe bevalt u het stuk, mijn heer ? (A)/CLAUDIUS : De vrouw verzette zich teveel, medunkt !» (tot iemand in het publiek :) Hebt g’hem ? Hebt g’hem ? (tot de rest van het publiek) Hij heeft hem niet. (D)/POLONIUS : Mijn heer, tweede bedrijf… Actie ! (A)/CLAUDIUS : Gesundheit. (Het tweede bedrijf begint. De koningpop geeuwt, strekt zich uit en legt zich te slapen. Een haaienpop, verkleed als Claudius, verschijnt en begint de koning op te eten ! Claudius staat op, bestormt de scène en rukt de poppen uit Hamlets handen) (D)/POLONIUS : De koning staat op. (A)/CLAUDIUS : Staakt de vertoning ! Lichten ! Weg ! (af, en neemt de poppenkast mee) (J)/HAMLET : Ik geloof de geest op zijn woord voor duizend pond ! (D)/POLONIUS : Mijn heer, de koningin wenst u te spreken in haar kabinet. (J)/HAMLET : Dan zal ik bij mijn moeder komen. (af) (D)/POLONIUS : Ik verberg mij achter het wandtapijt en hoor er de gang van zaken. (Hij verstopt zich in de deuropening links; Hamlet en (Adam) als Gertrude op) (J)/HAMLET : Wel moeder, wat moet er ? (A)/GERTRUDE : Hamlet, gij heeft uwen vader diep gekrenkt. (J)/HAMLET : (trekt zijn dolk) Moeder, gij hebt mijn vader diep gekrenkt. (A)/GERTRUDE : Wat wilt gij doen ? Gij wilt toch mij niet doden ? Help ! Help ! (af) (D)/POLONIUS : Help ! Help ! (J)/HAMLET : (heeft Polonius gehoord) Wat nu ? Een rat ! (Hamlet haalt met zijn dolk uit naar Polonius. Net wanneer hij zal toeslaan, gaat hij plots over in slow-motion. We horen Psycho-achtige horrormuziek en de lichten flikkeren als de dolk in Polonius’ oksel wordt geplant. Polonius verdwijnt al stervend. Hamlet likt zijn dolk schoon en komt uit de slow-motion) (J)/HAMLET : Dood voor een dukaat. Dood ! (A)/CLAUDIUS : (op) Wel, Hamlet, waar is Polonius ? 43
(J)/HAMLET : Aan het avondmaal. (A)/CLAUDIUS : Het avondmaal ? Waar ? (J)/HAMLET : Niet waar hij eet, maar waar hij gegeten wordt. ((Daniel) op als Laertes. Hij is jong, onstuimig, opgehitst, klaar om er tegenaan te gaan) (A)/CLAUDIUS en (J)/HAMLET : O nee, ‘t is Laertes ! (A)/CLAUDIUS : Zoon van Polonius. (J)/HAMLET : Broer van Ophelia ! (A)/CLAUDIUS : En altijd pittig gekleed ! (D)/LAERTES : Oh, bedankt. « O, gij valse vorst ! Geeft me mijn vader ! Ik zal vergelding krijgen voor Polonius’ moord. ((Jess) gilt offstage, Ophelia imiterend ; Claudius af) Wat nu, welk geluid is dit ? ((Jess) gilt opnieuw) Dierbaar meiske, goede zus, lieve Ophelia ! (Ophelia schreeuwend op met bloemen) (A)/OPHELIA : Onbeschaamd droegen z’hem op de lijkbaar, vanna hey-nonny-nonny, hey-nonny. En op zijn graf vloeiden de tranen zwaar, vanna hey-nonny-nonny ha-cha-cha. Vaart gij wel, mijn duif. » Ik ben zot ! (ze strooit bloemen in het rond) Ik ben mijn piepklein verstand verloren ! (tot de vrijwilliger die Ophelia speelde) Ziet ge, dit is acteren. « Hier is wijnruit voor u en rozemarijn voor de herinnering, en ik zou u viooltjes hebben gegeven, maar die verwelkten allen toen mijn vader stierf. » Ik begin me een beetje misselijk te voelen... ((Adam) valt in het publiek en veinst op de mensen te braken) ‘t Spijt me, ik ben zo ziek omdat ik meteen ga sterven. Brrrappp ! (D)/LAERTES : (probeert voort te doen ondanks de chaos die (Adam) in het publiek aanricht) « Hamlet komt terug... » (ADAM): (springt terug op de scène) (Daniel), wat is de volgende scène met Ophelia ? (DANIEL): Wat ? (ADAM): Wat is de volgende scène met Ophelia ? (DANIEL): Er zijn geen scènes meer met Ophelia. 44
(ADAM): Nee, komaan. Ik ben er klaar voor. (DANIEL): Dat is alles wat Shakespeare geschreven heeft. (ADAM): Maar wat gebeurt er dan met haar ? (DANIEL): Ze verdrinkt. (ADAM): Oh. Ok. (af) (D)/LAERTES : « Hamlet komt terug : wat moet ik doen Om eerder in daden dan in woorden een waardig zoon te zijn? Zijn... (A)/OPHELIA : (komt weer op met een beker water) Hier ga ik. (ze gooit het water in haar gezicht) Aaaaaaaaauugh ! (ze sterft, groet, gaat af) (D)/LAERTES : « ...Zijn strot afsnijden in de kerk. Ja, en tot dat doel, zalf ik mijn zwaard met een balsem zo dood’lijk dat waar het bloed vergiet geen cataplasma het ding kan redden van zijn compulsie. » Huh ? (Laertes af ; Hamlet op, een deuntje zingend. Dit keer haalt hij vanachter zijn rug… een schedel tevoorschijn) (J)/HAMLET : « Deze schedel had een tong en kon ooit zingen. Eilaas, arme Yorick ! Ik kende hem... Maar stil ! Hier komt de koningin. (Hij verschuilt zich in het publiek) Bergt me een wijl, en kijkt. (Gertrude en Laertes komen op, ze dragen het lichaam van Ophelia – de pop in een laken gewikkeld – en bloemen) (D)/LAERTES : Legt haar in de aarde; en moge op haar fraai en onbevlekt vlees viooltjes groeien (A)/GERTRUDE : Iets liefs voor het liefje. Vaarwel. (D)/LAERTES : Wacht een wijl met de aarde, tot ik haar nog eens in mijn armen heb gesloten. (J)/HAMLET : (loopt de scène op) Wie is hij wiens verdriet met zo veel klem weerklinkt ? Hier ben ik, Hamlet, de grote Deen ! (Hij werpt de schedel van Yorick – hij is van rubber en botst weg. Hij rent naar het lijk en probeert het weg te trekken van Laertes. Er is een korte strijd om het lijk) 45
(A)/GERTRUDE : Heren ! Hamlet ! Laertes ! (D)/LAERTES : De duivel hale uw ziel. (Laertes laat het lijk los, net als Hamlet trekt, en het bonkt tegen het hoofd van Gertrude. Gertrude gaat al waggelend af) (J)/HAMLET : Ik zal met hem vechten tot mijn oogleden niet meer trillen. De kat zal miauwen, de hond zal zijn dagje hebben. Geeft ons de degens. (D)/LAERTES : Kom’, één voor mij. » (Gertrude weer op, geeft ieder een degen, dan bij het weggaan:) (A)/GERTRUDE : Weest voorzichtig. Ze zijn scherp. (J)/HAMLET : « Komt, heer. (D)/LAERTES : Komt, mijn heer (ze schermen) (J)/HAMLET : (Hamlet treft doel) Eén. (D)/LAERTES : Neen ! (J)/HAMLET : Oordeel ? ((Adam) op – ogenschijnlijk als Claudius – maar hij is nog niet-helemaal-gekleed in drie verschillende kostuums) (A)/CLAUDIUS : Een treffer, een treffer, een duidelijke treffer. » (DANIEL): Wat hebt gij nu aan ? (ADAM): Hm, laten we Raad-Wie-Ik-Nu-Ben spelen. (terug in zijn rol als Claudius) « Hamlet, op uw gezondheid. Drinkt uit deze beker. (J)/HAMLET : Nee, zet hem nog een wijl opzij, » oom... vader... moeder... wat ge ook zijt. (Ze schermen verder. Hamlet doorboort Laertes helemaal) (J)/HAMLET : Nog een treffer. Wat zegt gij ? (D)/LAERTES : (onderzoekt hoe de degen zijn borst binnendringt en uit zijn rug komt) Ik ben geraakt , ik geef het toe. (Gertrude op met de beker) (A)/GERTRUDE : De koningin zwelgt op uw geluk, Hamlet.
46
(D)/LAERTES : Madame, drinkt niet ! (A)/GERTRUDE : Ik doe’t, mijnheer. Ik bid u mij te vergeven. (D)/LAERTES : (terzijde) Het is de beker met vergif ! Het is te laat. (Gertrude stikt en gaat af) (J)/HAMLET : Komt, voor de derde treffer, Laertes. » (Ze schermen. Hamlet laat zijn degen op de grond vallen, Laertes blijft er tegen vechten) (J)/HAMLET : Laertes, ho ! Riposte, coupe, coup d’état, café au lait, désarmez ! (Laertes’ degen vliegt uit zijn hand, recht in de hand van Hamlet. Laertes raapt de degen van Hamlet op en ze doorboren mekaar.) (J)/HAMLET en (D)/LAERTES : Merde ! (Beiden vallen ; Gertrude komt weer op) (J)/HAMLET : « Hoe maakt de koningin het? (D)/LAERTES : Ze bezwijmt bij het zien van uw bloed. (A)/GERTRUDE : Nee. De drank ! De drank ! Ik ben vergiftigd. (ze sterft theatraal, valt in de armen van Hamlet, die haar in de coulissen ‘tolt’) (J)/HAMLET : O schurkerij ! Verraad ! Spoort het op! (D)/LAERTES : Het is hier, Hamlet. Hier lig ik, om nooit meer op te staan. Ik kan niet meer. De koning. De koning draagt schuld. (Claudius op) (J)/HAMLET : Wat ? De punt ook vergiftigd ? Dan gif, voltooit uw werk ! Hier, gij incestueuze, moordzuchtige, Deense travestiet : volgt mijn moeder ! (Hamlet vermoordt Claudius) (D)/LAERTES : Vergeeft me, Hamlet. Ik ben terecht gedood door mijn eigen verraad. (sterft) (J)/HAMLET : De hemel bevrijde u ervan. (hij is ook stervend) Ik volg u. (tot publiek) Gij die bleek ziet en beeft bij deez’ gelegenheid, die slechts stom zijt of toeschouwer van dit bedrijf ; als gij mij ooit in uw hart gedragen hebt, onthoudt u nog een wijl van mooispraak en vertelt met een zucht vol smart aan deze wrede wereld mijn verhaal. De rest is stilte. (hij kokhalst, stuiptrekt en sterft dan in een mooie balletpose) (Blackout. De lichten gaan weer aan. (Jess), (Adam) en (Daniel) springen recht en groeten. Ze verdwijnen, komen terug en groeten opnieuw. Na een korte discussie :)
47
(ADAM) : Goed, dames en heren. We zullen het … ALLEN : Nog eens doen ! ((Jess) en (Daniel) zetten de scène weer klaar en ruimen de rekwisieten op) (ADAM): Dames en heren, dat was ‘Het Verzameld Werk van William Shakespeare’, maar we hebben nog een paar minuten over, en dus zullen we ‘Hamlet’ nog één keer opnieuw doen, maar snel dan. Ik wil nog even een korte mededeling doen omdat er enkele kinderen in het publiek zitten. Jullie hebben hier veel zwaarden zien gebruiken, veel rekwisieten zien heen en weer vliegen, we laten dat allemaal erg eenvoudig lijken, maar eigenlijk is dat heel moeilijk en heel gevaarlijk. Alstublieft, denk eraan dat wij alledrie getrainde professionals zijn. ALLEN: Probeer dat niet bij u thuis. (ADAM): Ja, doe dat liever bij een vriend thuis. (Allen af. Een korte pauze, dan spelen ze, nu aan een hoog tempo, de hoogtepunten uit Hamlet opnieuw, overeenkomstig de eerdere enscenering en dictie) (J)/HAMLET : « O, dat dit al te vaste vlees zou smelten. (D)/HORATIO : Mijn heer, ik geloof dat ik uw vader gisternacht zag. (J)/HAMLET : O, ware het reeds nacht ! (A)/GEEST : Hoort mij ! (J)/HAMLET : Er stinkt iets in de staat Denemarken. (A)/GEEST : Wreekt mijn moord. (D)/HORATIO : Mijn heer, dit is vreemd. (J)/HAMLET : Wel, er is meer tussen hemel en aarde, dus bolt het af ! (slaat hem) Te zijn of niet te zijn, dat is de... (A)/OPHELIA : Goed, mijn heer ! (J)/HAMLET : Gaat naar een klooster ! (A)/OPHELIA : Aaaaugh ! (J)/HAMLET : Nu, spreekt de preek vlot van de tong. (A)/CLAUDIUS : Staakt de vertoning. (J)/HAMLET : Ik geloof de geest op zijn woord voor duizend pond. Wel moeder, wat moet er ?
48
(A)/GERTRUDE : Gij wilt toch mij niet doden. Help ! (D)/POLONIUS : Help ! Help ! (J)/HAMLET : Wat nu, een rat ! Dood voor een dukaat. Dood. (D)/LAERTES : Wel Hamlet, waar is Polonius ? (J)/HAMLET : Aan het avondmaal. (D)/LAERTES : Waar ? (J)/HAMLET : Dood. (A)/OPHELIA : (giet een kop water in zijn gezicht) Aaaaaaaaugh ! (D)/LAERTES : Lieve Ophelia ! (J)/HAMLET : Helaas, arme Yorick ! Maar stil, hier komt de koningin (D)/LAERTES : Legt haar in de aarde. (A)/GERTRUDE : Iets liefs voor het liefje. (D)/LAERTES : Wacht een wijl met de aarde. (J)/HAMLET : Hier ben ik, Omelet, de Deen. (D)/LAERTES : De duivel hale uw ziel. (J)/HAMLET : Geeft ons de degens. (D)/LAERTES : Eén voor mij. O ! Ik ben getroffen ! (A)/GERTRUDE : O, ik ben vergiftigd. (J)/HAMLET : Ik volg u. De rest is stilte. (Ze liggen allen dood op de grond zoals in het vorige ‘dodentableau’. Pauze. Ze springen recht om te groeten. Ze overleggen kort.) (JESS) : Dames en heren, we zullen het SNELLER doen! (Ze verdwijnen weer. Na een beat, komen Hamlet, Laertes en Ophelia weer opgelopen, elk met een dodelijk rekwisiet. Ze schreeuwen elk een repliek, gebruiken daarbij het rekwisiet op zichzelf en vallen dood. Pauze, dan springen ze opnieuw recht en groeten. (Adam) gaat af en (Jess) is halfweg)
49
(DANIEL) : Dames en heren, U was fantastisch. We doen het nu ACHTERSTEVOREN. ((Jess) kijkt (Daniel) ongelovend aan. (Adam) komt weer op. Er ontstaat een korte hevige discussie, dan gaan ze allemaal liggen, zoals in het voorgaande ‘dodentableau’) (ADAM): (tot het publiek) Jullie zijn echt gestoorde kwasten ! (JESS): En zeker luisteren naar de satanische boodschappen . (Pauze. Het bisnummer begint, en god zij geloofd, het is een exacte omkering van replieken, bewegingen en posities als in het eerste bisnummer, als een filmwiel dat achterwaarts wordt afgespeeld. Wel ja, iets dat behoorlijk in de buurt komt…) (J)/HAMLET : Stilte is rest de. U volg ik. (A)/GERTRUDE : Judas Priest is God! (D)/LAERTES : Getroffen ben ik, O ! (J)/HAMLET : Degens de ons geeft. Deen de Hamlet, ik ben hier. (D)/LAERTES : Aarde de met wijl een wacht. (A)/GERTRUDE : Liefje het voor liefs iets. (D)/LAERTES : Aarde de in haar legt. (J)/HAMLET : Koningin de komt hier, stil maar. Yorick arme, helaas. (D)/LAERTES : Ophelia lieve. (A)/OPHELIA : (spuwt een mondvol water in een kop, en over het publiek) ghuaaaaaA ! (D)/LAERTES : Vader mijn is waar ? (J)/HAMLET : Dood. Dukaat een voor dood. (D)/POLONIUS : Help ! Help ! (A)/GERTRUDE : Help ! Doden niet mij toch wilt Gij. Doen gij wilt wat. (J)/HAMLET : Er moet wat, moeder wel ? (DANIEL): Po taats gninok ed. (J)/HAMLET : Tong de van, preek de spreekt.
50
(A)/OPHELIA : Hguaaaaaa ! (J)/HAMLET : Klooster een naar gaat ! (A)/OPHELIA : Heer mijn, goed. (J)/HAMLET : Zijn te niet of zijn te. ((Jess) slaat (Daniel) ‘achterstevoren’) Horatio, aarde en hemel tussen meer is er. (D)/HORATIO : Vreemd is dit, heer mijn. (A)/GEEST : Oeb ! (J)/HAMLET : Denemarken staat de in iets stinkt er. (D)/HORATIO : Zag gisternacht vader uw ik dat geloof ik, heer mijn. (J)/HAMLET : Smelten zou vlees vaste te al dit dat, O. ALLEDRIE : U dank ! (ze groeten en gaan af) (Allen komen weer op en groeten) (ADAM): Dank u, dank u, dank u, DANK U, DANK U ! DANK U !... (het publiek verstomt) We wilden u gewoon nog even bedanken. (JESS) : We wilden u ook nog laten weten dat we nog opvoeringen hebben op… (hij somt de komende voorstellingen op) (DANIEL): Dus, als u van de voorstelling genoten hebt, vertel het aan uw vrienden. Als u er niet van genoten heeft, vertel het dan aan uw vijanden. (ADAM): Nog ’s bedankt voor uw aanwezigheid. Ik ben (Adam)... (JESS) : Ik ben (Jess)... (DANIEL) : Ik ben (Daniel), en samen zijn wij ... ALLEN: (De Reduced Shakespeare Company). (Allen af) (Het zaallicht gaat aan, het publiek blijft even verstomd achter. Dan reiken de toeschouwers langzaam naar hun portefeuille en halen er een briefje van vijf, tien en twintig euro uit en gooien het op de scène.)
EINDE 51