Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2011-12
Het toezicht op de Belgische banken Evolutie in crisistijd
Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’
Ingediend door:
Matthias Rooman Studentennummer: 00702593
Promotor: Prof. Dr. Cathy Van Acker Commissaris: Filip Bogaert
Voorwoord VOORWOORD
In de nasleep van de crisis wordt stilaan duidelijk dat de marktwerking gefaald heeft in het opbouwen van een adequaat veiligheidssysteem met het oog op het vrijwaren van de financiële stabiliteit. Een hele reeks snel ingevoerde maatregelen die een crisis willen voorkomen vormen vandaag het veiligheidsnet rond de banksector. Wanneer we de nationale verschillen ter zijde laten, merken we dat dit net voornamelijk bestaat uit een efficiënt toezicht op banken, kapitaalvereisten, crisismanagement, depositobescherming en een performant reddingssysteem. In wat hieronder volgt geef ik een overzicht van de meest fundamentele evoluties op Internationaal, Europees en nationaal vlak. We bekijken ook enkele maatregelen die momenteel wereldwijd uitvoerig besproken worden en onderzoeken kort de mogelijkheden die overheden hebben bij het redden van financiële instellingen. Na elk hoofdstuk tracht ik een korte kritiek of opinie te geven omtrent de genomen of aan te bevelen maatregelen. Graag wil ik in mijn voorwoord ook nog enkele mensen bedanken. Deze Masterproef is niet enkel een persoonlijk werk, het is een werk van velen. Zij die mij ondersteunden bij het schrijven van dit werkstuk verdienen een oprechte bedanking. Eerst en vooral denk ik hierbij aan mijn promotor Prof. Dr. Cathy Van Acker die steeds bereikbaar was voor vragen en die, waar nodig, kritische opmerkingen maakte. Ook dank ik graag mijn ouders, die gedurende vele jaren zorgden voor een optimale werkomgeving. Ze staan mij nog steeds op een voorbeeldige wijze bij in het maken van fundamentele levenskeuzes en de praktische organisatie ervan. Mijn studiegenoten, bij wie ik terecht kon met frustraties, mogelijke ideeën of opmerkingen wil ik hierbij ook bedanken. Ze stonden mij gedurende vijf jaar bij en waren steeds bereid om vragen te beantwoorden. Ik dank ook Kevin Defauw voor de vele uren die hij besteedde aan het nalezen van deze Masterproef. Tot slot dank ik mijn vriendin Shana Poppe, gezien zij voor de nodige rust kon zorgen op momenten dat het nodig was. Bovendien hebben we vele uren samen kunnen werken aan schoolprojecten, waaronder deze Masterproef. De materie werd bijgehouden tot en met 1 mei 2012.
Gent, 10 mei 2012 Matthias Rooman
3
Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE
DEEL 1: HET BANKTOEZICHT ALS EEN ORGANISCH ONTSTAAN TOEZICHT ............................. 8 HOOFDSTUK 1: DE GESCHIEDENIS VAN HET BELGISCHE BANKWEZEN ..................................... 9 Afdeling 1: De 19de eeuw ............................................................................................................................ 9 §1. De Industriële Revolutie ................................................................................................................... 9 §2. De beurscrash van 1838 .................................................................................................................. 11 §3. De moeder van alle crashes in 1847 ................................................................................................ 11 §4. Oprichting van de Nationale Bank van België ................................................................................. 12 Afdeling 2: De eerste helft van de 20ste eeuw ............................................................................................. 13 §1. De grote depressie .......................................................................................................................... 13 §2. Oprichting Bankcommissie ............................................................................................................. 15 Afdeling 3: De tweede helft van de 20ste eeuw: sterke tendensen ................................................................ 16 Afdeling 4: De 21ste eeuw .......................................................................................................................... 19 §1. Resultaat voorgaande evoluties en aanloop naar de crisis. ................................................................ 19 §2. De crisis van 2007 .......................................................................................................................... 20 §3. De Eurocrisis.................................................................................................................................. 27 HOOFDSTUK 2: RATIO LEGIS VAN HET BANKENTOEZICHT ......................................................... 29 Afdeling 1: De verschillen tussen banken en andere ondernemingen .......................................................... 29 Afdeling 2: De functie van banken ............................................................................................................ 30 Afdeling 3: Het bankentoezicht ................................................................................................................. 30 §1. Ratio legis ...................................................................................................................................... 30 §2. Soorten toezicht.............................................................................................................................. 33 §3. Evolutie ......................................................................................................................................... 36 HOOFDSTUK 3: DE ONDERGANG VAN DE BELGISCHE BANKSECTOR ........................................ 37 §1. Fortis ............................................................................................................................................. 39 §2. Dexia ............................................................................................................................................. 44 §3. KBC............................................................................................................................................... 50 DEEL 2: INTERNATIONALE REGELGEVING ....................................................................................... 54 HOOFDSTUK 1: INLEIDING ..................................................................................................................... 55 HOOFDSTUK 2: FINANCIAL STABILITY BOARD ................................................................................ 56 HOOFDSTUK 3: HET BAZELCOMITE .................................................................................................... 57 Afdeling 1: Algemeen ............................................................................................................................... 57 Afdeling 2: Het Concordaat van 1975 ........................................................................................................ 58 Afdeling 3: Bazel I.................................................................................................................................... 58 §1. Het akkoord in 1988 ....................................................................................................................... 58 §2. Amendement in 1996...................................................................................................................... 59 Afdeling 4: Bazel II .................................................................................................................................. 59 §1. Algemeen ....................................................................................................................................... 59 §2. De drie pijlers................................................................................................................................. 60
4
Inhoudsopgave Afdeling 5: Bazel 2.5 ................................................................................................................................ 62 Afdeling 6: Bazel III ................................................................................................................................. 63 §1. Regels ter versterking van de solvabiliteit in de banksector.............................................................. 64 §2. Normen met betrekking tot de schuldgraad ..................................................................................... 66 §3. Liquiditeitsnormen voor de banksector............................................................................................ 67 §4. De invoering in de EU: CRD IV ..................................................................................................... 68 Afdeling 7: Evaluatie ................................................................................................................................ 69 §1. Enkele positieve punten .................................................................................................................. 69 §2. Kritiek............................................................................................................................................ 69 DEEL 3: HET EUROPEES FINANCIEEL TOEZICHT ............................................................................ 73 HOOFDSTUK 1: SITUERING .................................................................................................................... 74 HOOFDSTUK 2: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL.................................................. 75 Afdeling 1: Lamfalussy verslag ................................................................................................................. 75 Afdeling 2: Het de Larosière verslag ......................................................................................................... 76 HOOFDSTUK 3: DE PIJLERS VAN HET TOEZICHTSMODEL ............................................................ 78 Afdeling 1: Het Europees Systeem voor Financieel Toezicht ..................................................................... 78 Afdeling 2: Het Europees Comité voor Systeemrisico’s ............................................................................. 79 §1. Algemeen ....................................................................................................................................... 79 §2. Samenstelling ................................................................................................................................. 80 §3. Bevoegdheden ................................................................................................................................ 81 Afdeling 3: De Europese Toezichthoudende Autoriteiten ........................................................................... 83 §1. Algemeen ....................................................................................................................................... 83 §2. Juridisch statuut.............................................................................................................................. 83 §3. De verschillende autoriteiten........................................................................................................... 84 §4. Organieke bepalingen ..................................................................................................................... 85 §5. Bevoegdheden ................................................................................................................................ 85 Afdeling 4: Het Gemengd Comité ............................................................................................................. 90 HOOFDSTUK 4: TOEZICHT OP BUITENLANDSE KREDIETINSTELLINGEN ................................. 91 Afdeling 1: Home country rule .................................................................................................................. 91 Afdeling 2: Grensoverschrijdend toezicht .................................................................................................. 92 HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE ................................................................................................................... 93
DEEL 4: ANDERE EUROPESE EN INTERNATIONALE MAATREGELEN ......................................... 95 HOOFDSTUK 1: AANPASSINGEN IN DE REGULERING ..................................................................... 96 Afdeling 1: Aanpassing IFRS normen ....................................................................................................... 96 Afdeling 2: De bonusregulering................................................................................................................. 98 Afdeling 3: Nieuwe scheiding investerings- en commerciële banken ........................................................ 101 Afdeling 4: Toezicht op de ratingbureaus ................................................................................................ 102 Afdeling 5: De bankentaks ...................................................................................................................... 104
5
Inhoudsopgave HOOFDSTUK 2: NAAR EEN GROTERE CONTROLE OP BANCAIRE GROEPEN .......................... 106 Afdeling 1: Toezichtcolleges ................................................................................................................... 106 Afdeling 2: De stresstests ........................................................................................................................ 107 §1. Algemeen ..................................................................................................................................... 107 §2. Doel ............................................................................................................................................. 107 §3. Scenario’s .................................................................................................................................... 108 §4. Resultaten .................................................................................................................................... 109 §5. Kritiek.......................................................................................................................................... 110 Afdeling 3: Het banktestament ................................................................................................................ 111 DEEL 5: HET BELGISCHE TOEZICHTMECHANISME ...................................................................... 113 HOOFDSTUK 1: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL................................................ 114 Afdeling 1: Bijzondere parlementaire commissie ..................................................................................... 114 Afdeling 2: Het Lamfalussy-Comité ........................................................................................................ 115 Afdeling 3: De hervormingen: niet in België alleen.................................................................................. 115 §1. Het centrale model (geïntegreerd model) ....................................................................................... 116 §2. Het verticale model (sectoraal model) ........................................................................................... 116 §3. Het horizontale model (functioneel model).................................................................................... 116 Afdeling 4: Op naar een nieuw model ...................................................................................................... 117 HOOFDSTUK 2: HET CSRSFI ................................................................................................................. 118 HOOFDSTUK 3: DE NATIONALE BANK .............................................................................................. 119 Afdeling 1: Situering............................................................................................................................... 119 Afdeling 2: Organen................................................................................................................................ 119 Afdeling 3: Bevoegdheden ...................................................................................................................... 119 §1. Bevoegdheden met betrekking tot het toezicht op financiële instellingen. ...................................... 120 §2. Onderzoeksbevoegdheden ............................................................................................................ 125 §3. Herstelmaatregelen bij financiële instellingen ............................................................................... 125 §4. Beroepsgeheim, uitwisseling van informatie en samenwerking met andere autoriteiten .................. 134 HOOFDSTUK 4: DE FSMA....................................................................................................................... 136 Afdeling 1: Inleiding ............................................................................................................................... 136 Afdeling 2: Bevoegdheden ...................................................................................................................... 137 HOOFDSTUK 5: KRITIEK OP HET BELGISCHE TWIN-PEAKS MODEL ........................................ 138 DEEL 6: OVERHEIDSBETROKKENHEID IN CRISISSITUATIES...................................................... 141 HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN ................................................................................................................. 142 HOOFDSTUK 2: OPRICHTEN VAN EEN ‘BAD BANK’ ....................................................................... 144 Afdeling 1: Oorsprong ............................................................................................................................ 144 Afdeling 2: Ratio legis ............................................................................................................................ 145 §1. Positief ......................................................................................................................................... 145 §2. Negatief ....................................................................................................................................... 146
6
Inhoudsopgave HOOFDSTUK 3: STAATSWAARBORGEN ............................................................................................ 147 Afdeling 1: Positief ................................................................................................................................. 147 Afdeling 2: Negatief................................................................................................................................ 148 HOOFDSTUK 4: HERKAPITALISATIE ................................................................................................. 149 HOOFDSTUK 5: NATIONALISATIE ...................................................................................................... 150 HOOFDSTUK 6: EEN BANCAIR HOSPITAAL ...................................................................................... 151 HOOFDSTUK 7: LIQUIDATIE ................................................................................................................ 152 Uitleiding..................................................................................................................................................... 153 Gebruikte afkoringen ...................................................................................................................................... i Bibliografie..................................................................................................................................................... iii Bijlage 1: Organen van de ETA’s .............................................................................................................. xxiii Bijlage 2: Organen van de Nationale Bank ............................................................................................... xxvi
7
DEEL 1: HET BANKTOEZICHT ALS EEN ORGANISCH ONTSTAAN TOEZICHT
"In other periods of depression, it has always been possible to see some things which were solid and upon which you could base hope, but as I look about, I now see nothing to give ground to hope—nothing of man." Calvin Coolidge President USA 1923-1929
8
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
HOOFDSTUK 1: DE GESCHIEDENIS VAN HET BELGISCHE BANKWEZEN 1. De organisatie van het financieel toezicht is grotendeels het gevolg van een voortdurende reeks opeenvolgende gebeurtenissen doorheen de geschiedenis. Het toezicht is dus veeleer het resultaat van een organisch gegroeid systeem dan van een rationele ontwikkeling. Het is gegroeid uit een constante reactie op crisissituaties, dewelke onlosmakelijk verbonden zijn met het marktgebeuren. Dat crisissen vaak voorkomen lijdt geen twijfel. Uit documenten van het IMF blijkt dat tussen 1970 en 2007 niet minder dan 124 zogenaamde systemische bankcrisissen werden geregistreerd. 1 De ene is natuurlijk sterker voelbaar dan de andere, maar elke crisis brengt zijn wijzigingen mee in de financiële sector. 2. Hoewel er geen wereldwijd geaccepteerde definitie bestaat van wat een systemische bankcrisis is, komen LAEVEN en VALENCIA met hun recente definitie toch dicht in de buurt.2 Ze duiden eerst en vooral op de aanwezigheid van significante tekenen van financiële onrust in de bancaire sector. Hierbij denken ze voornamelijk aan bank runs, de opeenstapeling van zware verliezen en faillissementen. Een systemische crisis blijft niet enkel binnen de banksector, ook ondernemingen krijgen het moeilijk hun leningen op tijd terug te betalen. Als resultaat hiervan wordt quasi al het beschikbare kapitaal uitgeput. Bij dergelijke crisissen volgen vaak interventies vanuit verschillende instanties, waaronder overheden, om de banken te ondersteunen. 3 3. In onderstaand overzicht bekijken we het ontstaan van de banksector samen met het ontstaan van het financieel toezicht doorheen de Belgische geschiedenis, en dit vanaf de Belgische onafhankelijkheid. Aangezien deze evolutie nauw samenloopt met het ontstaan van het Belgisch beurswezen, althans in de beginjaren, bespreken we beiden gelijktijdig.
Afdeling 1:
D E 19 D E
EE UW
§1. D E I N D U STR IË LE R EV O LU TI E 4. Vanaf haar onafhankelijkheid was België een van de meest bloeiende en geïndustrialiseerde landen van Europa. Toch zette deze bloei zich niet overal door en stond ze in schril contrast met de problemen op de Belgische beurs (de toenmalige SCOB20-index). Er was met name een gebrek aan grote binnenlandse beursgenoteerde ondernemingen. De enige grote beursgenoteerde 1 2
3
L. LAEVEN en F. VALENCIA, “Systemic Banking Crises: A New Database”, IMF Working paper, 2008, 5. Zie hiervoor: L. LAEVEN en F. VALENCIA, “Resolution of Banking Crisis: The Good, the Bad, and the Ugly”, IMF Working paper, 2010, 6. S. SCHICH en B-H KIM, “Systemic Financial Crises: How to Fund Resolution”, OECD Journal: Financial Market Trends, 2010, 4.
9
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
binnenlandse onderneming was de Generale Maatschappij, een restant van de Nederlandse heerschappij (opgericht op 16 december 1822 op initiatief van koning Willem I 4). Het was deze Generale Maatschappij die bij de Belgische Revolutie in de problemen kwam. Toch slaagde ze erin nauw samen te werken met de Belgische revolutionairen en werd ze de Rijkskassier van het Voorlopige Bewind. Ondanks deze samenwerking speelde de Generale Maatschappij ook een politiek beleid uit. Ze weigerde onder meer de kasvoorraden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden aan de Belgische Staat over te dragen en wees het toezicht door het Rekenhof systematisch af.5 Toenmalige Belgisch minister CHARLES DE BROUCKÈRE zag de situatie met lede ogen aan en besloot in 1835, met steun van Frans kapitaal, de Banque de Belgique op te richten. Hij gaf zowel de Generale Maatschappij als de Banque de Belgique het emissierecht. Beiden kregen het recht biljetten in Belgische frank uit te schrijven. 6 5. De oprichting van deze tweede bank zorgde echter al snel voor problemen. Beide banken domineerden het Belgische financiële landschap en voerden onderling een bittere strijd. 7 Ondanks de vijandigheden slaagden ze er in om samen de industriële revolutie te financieren. De Generale Maatschappij ondersteunde bijvoorbeeld de steenkoolindustrie met mijnen in o.a. Charbonnages de Hornu & Wasmes en investeerde grote bedragen in staal, spoorwegen, glas en vastgoed. De Banque de Belgique op haar beurt leverde de steun voor de eerste Belgische multinational: de zinkfabrikant Vieille Montagne. 8 De banken bouwden in deze jaren hun holdingactiviteiten en participaties in industriële ondernemingen fors uit.9 Het aanhouden van participaties werd een bewuste strategie, de moderne gemengde bank was geboren. 10 6. Niet veel later besloten beide banken een deel van hun aandelen in de industrie naar de Brusselse beurs te brengen. Beleggers die de aandelen kochten verwierven een recht op een coupon van 5 procent, en dit ongeacht winst of verlies van het bedrijf. Daarenboven betaalde de belegger slechts 4 procent rente op de geleende aandelen. Deze regelgeving kwam tot stand om aandelen aantrekkelijker te maken voor de Belgische belegger, wat meteen de Belgische voorliefde voor coupons verklaart. Het probleem was echter dat de banken bij een beurscrisis geen enkele hefboom in handen hadden om bij de speculanten betaling af te dwingen. Bovendien stonden er nog veel aandelen van en kredieten aan de participatie op de balans. De activa zaten vast in de Belgische industrie, wat snel voor liquiditeitsproblemen zou zorgen. 11
4
E. BUYST, I. MAES, W. PLUYM en M. DANNEEL (eds), De bank, de frank en de euro: anderhalve eeuw Nationale Bank van België, Tielt, Lannoo, 2005, 15. (hierna verkort E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro) 5 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 22. 6 J. LAPORTE, "Charles de Brouckière", Vlaamse stam 2000, afl. 3, 122. 7 E. BUYST en I. MAES, “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (1830-2005)”, Working Paper Bank of Greece, 2008, 8. 8 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. 9 Wetsvoorstel tot opsplitsing van de bankactiviteiten, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1. 10 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 22. 11 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15.
10
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
§2. D E
B EU R SC R A SH V A N
1838
7. Willem I erkende in 1838 de Belgische Staat, maar wou dit niet zonder enige compensatie. Het Verdrag van Londen stelde een territoriumoverdracht als voorwaarde. 12 Dit territoriumverlies ontketende een diepe politieke en economische crisis waarin de Banque de Belgique harde klappen kreeg. De waarde van haar aandelen kelderde, de bank staakte alle betalingen en de depositohouders vroegen massaal teruggave van hun deposito’s of de omzetting ervan in goud en zilver.13 Hierdoor kwam de bank in grote liquiditeitsproblemen (het bank run effect). Bovendien had de bank ondertussen grote participaties in de opkomende industrie, die grotendeels illiquide waren, waardoor de toestand drastisch verslechterde. Ook de Generale Maatschappij kreeg moeilijkheden, maar kon de situatie nog enigszins rechtzetten door de verkoop van een portefeuille aan beleggingen. 8. De regering besloot op 22 december 1838 een massieve lening van 4 miljoen Belgische frank toe te kennen aan de Banque de Belgique om de onmiddellijke crisis te bezweren. De economische toestand bleef echter dramatisch. 14 Het vertrouwen tussen de twee banken bevond zich op een dieptepunt en ze weigerden elkaars bankbiljetten te aanvaarden. 15 De overheid trok lessen uit de crisis en stelde strikte voorwaarden aan het emissierecht. De Banque de Belgique ging over tot herstructureringen en richtte zich voortaan voornamelijk op kortetermijnoperaties. 9. De crisis had zwaar toegeslagen en de beurs kon zich amper herstellen, ook al leefde de economie op. Dividenden werden massaal geschrapt, nieuwkomers op de beurs waren er amper. In 1839 werd het Belgisch-Nederlands vredesverdrag ondertekend, wat de markten weer wat kalmeerde. De twee grootbanken konden starten met het uitzuiveren van hun participatieportefeuilles. In de periode 1843 – 1847 volgde een zeer voorzichtig beursherstel. 16
§3. D E
M O ED ER V A N A LLE C R A SHES IN
1847
10. Het herstel gedurende de voorgaande periode was slechts van korte duur en mondde uit in misschien wel de moeder van alle Brusselse beurscrashes. Vanaf 1845 maakten grote delen van Europa een periode van zware economische malaise door. Er woedde een hardnekkige hongersnood, mede ontstaan door mislukte kraanoogsten, aardappelziektes en de ondergang van de linnennijverheid in Vlaanderen.17 Daarbovenop volgde er in 1848 de Februari-revolutie van
12
Ook verdrag der XXIV artikelen genoemd. E. BUYST en I. MAES, “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (1830-2005)”, Working Paper Bank of Greece, 2008, 8. 14 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. 15 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 22. 16 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. 17 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 31. 13
11
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Parijs. Dat jaar tuimelde de SCOB20-index ruim 40 procent omlaag.18 Deze keer was het de Generale Maatschappij die in grote problemen kwam. Zoals in de voorgaande periode reeds het geval was geweest met de Banque de Belgique, ontstond er nu een ‘run’ op de deposito’s van de Generale Maatschappij zodat er opnieuw een zware liquiditeitscrisis ontstond. Ook hier fungeerde de overheid als lender of last resort en besloot de Generale Maatschappij bij te springen. 19 Dankzij het krachtdadige optreden van de overheden en het wijken van de oorlogsdreiging keerde het vertrouwen in het financiële systeem geleidelijk aan terug. Toch waren de meeste politici ervan overtuigd dat het bank- en kredietwezen in België aan een grondige hervorming toe was.20
§4. O PR IC H TIN G
VAN DE
N A TIO N A LE B A N K
VAN
B E LGIË
11. België had op korte termijn twee diepe beurscrashes meegemaakt en het besef groeide dat er een behoefte was aan een centrale bank. Deze bank, die gelden kon uitlenen aan de overheid en aan andere banken, moest een einde maken aan de wildgroei van bankbiljetten en moest waken over de financiële stabiliteit. 12. De Generale Maatschappij en de Banque de Belgique deden in 1850, na onderhandelingen met de toenmalige minister van Financiën, WALTHÈRE FRÈRE-ORBAN, afstand van hun emissierecht en stapten in het kapitaal van de Nationale Bank van België (NBB). 21 Vanaf dan werd de Nationale Bank ook de Rijkskassier.22 Dit bleek een groot succes te zijn. Gedurende vele jaren voerde de Nationale Bank de functies uit van een centrale bank. De Nationale Bank had als voornaamste opdracht de omwisseling van bankbiljetten in metaalgeld te waarborgen en dus zo voor de monetaire stabiliteit te zorgen. Teneinde de uitgegeven biljetten te allen tijde inwisselbaar te maken, mocht de Bank zich niet op het terrein van aandelenparticipaties of kredietverlening op middellange of lange termijn begeven. Bovendien kreeg de overheid ruime bevoegdheden om het toezicht uit te oefenen. 23 13. De geldcirculatie klom, de economie kon herademen. Daarnaast hadden de grootbanken de handen vrij om zich toe te leggen op hun industriële politiek. Bovendien zien we aan het einde van de negentiende eeuw dat het bankbiljet steeds meer ingeburgerd raakte als betaalinstrument. Dit kwam onder meer omdat sinds 1873 het bankbiljet een wettig betaalinstrument was geworden. 24 Er volgde een massale vervanging van muntstukken door papiergeld.
18
DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. Ibid. 20 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 32. 21 E. BUYST en I. MAES, “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (1830-2005)”, Working Paper Bank of Greece, 2008, 9. 22 E. BUYST en I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 35. 23 Ibid., 23. 24 C. YSEBAERT en L. ASSELBERGHS, Politiek zakboekje 2010: Instellingen, Mechelen, Kluwer, 2010, 454. 19
12
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
14. Midden jaren 1870 zorgde het bankroet van Turkije voor onrust op de financiële markten. Ook de ineenstorting van de Banque de Belgique leidde tot grote bezorgdheid. De koers crashte van 642 frank in oktober 1873 tot 86 frank eind 1876. De bank ging ten onder aan frauduleuze zaken waaronder de ‘zaak T’Kint’, waarbij een werknemer van de bank met het geld van vele klanten op de beurs had gespeculeerd. De veroordeling zorgde voor een verlies van 23,8 miljoen frank en het vertrouwen in de bank verdween. Bovendien leed de bank in 1875 een groot verlies door een mislukte deal. De bank was verloren en liquideerde zichzelf in 1885.25
Afdeling 2: §1. D E
DE
EERST E HELFT VAN D E
20 S T E
EE UW
GR O TE D EPR ESSI E
15. Bij het aanbreken van de 20ste eeuw werd het Belgische financiële systeem gedomineerd door gemengde banken, die verschillende activiteiten combineerden. Banken ontvingen niet enkel deposito’s maar waren ook holdings geworden. 26 De meeste banken hadden sterke participaties opgebouwd in exportgerichte bedrijven. Het gevolg was dat bij een faillissement van een bedrijf naast verliezen door de niet terugbetaling van de lening ook verliezen in de aandelenportefeuille optraden. Door de val van de aandelenkoersen werd ook de waarde van de industriële portefeuille van banken aangetast, evenals de waarde van alle waarborgen die onder de vorm van aandelen waren gesteld.27 Procentueel aandeel van de sectoren in het totaal van de buitenlandse participaties28 1873
1885
1896
1905
1911
1913
Financiële maatschappijen
54,02
12,84
32,79
26,55
24,95
25,18
Steenkool
8,98
1,97
-
-
-
-
Spoorwegen en trammaatschappijen
16,94
78,14
54,88
42,50
34,98
40,07
Metaal
-
1,97
12,33
28,80
26,82
17,43
Kanalen
20,06
5,08
-
-
1,34
1,13
Diverse
-
-
-
2,15
11,91
16,19
3,50
15,20
24,70
63,10
76,80
91,20
4,36
17,52
23,00
45,00
44,10
48,98
Totaal (miljoen BEF) Procentueel in functie van de totale portefeuille van de Generale Maatschappij
25
DE TIJD, “Brussels fiscaal paradijs verovert de wereld”, 21 augustus 2007, 13. G.K. VAN HENTENRYK, “The Banque National de Belgique and the Belgian economy in the Twentieth Century” in L. DE ROSA (ed.), International Banking and Financial Systems: Evolution and Stability, Ashgate, 2003,117. 27 B. HENAU, “Het bank en verzekeringswezen in Antwerpen tijdens het interbellum”, Tijdschrift voor Economie en Management 1990, 332. 28 F. BEULENS en J. VAN DEN BROECK, “Financieel-institutionele analyse van de Belgische beursgenoteerde spoorwegsector 1836-1957”, Antwerpen, Garant, 2004, 131. 26
13
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
16. Op ‘Zwarte Donderdag’ 24 oktober 1929 crashte Wall Street. De SCOB20-index kelderde van 4.500 punten eind 1928 naar 960 punten eind 1939. Een eindeloze reeks fraudeschandalen en faillissementen volgde. 29 In oktober 1930 bestormden spaarders massaal hun bank en ook in de twee jaar daarna waren er nogmaals twee paniekgolven. 30 De Nationale Bank, die diende als lender of last resort, kon de situatie niet meer beheersen. 31 De Beursgazet schreef op 10 november 1929: “De markt is nog ongezond en zoolang de groote kuisch niet gedaan is, moet geen duurzame herneming verwacht worden”. 32 Er was nood aan overheidsingrijpen om het financiële systeem van de ondergang te redden. De Belgische frank werd met maar liefst 28 procent gedevalueerd. 33 De omvang crisis was nooit gezien. Tussen de jaren 1929 en 1932 gingen wereldwijd meer dan 9000 banken failliet, zo’n 40 procent van alle instellingen. 34 17. Als reactie op de financiële malaise, werden op 22 augustus 1934 twee belangrijke Koninklijke Besluiten afgesloten. Het eerste Koninklijk Besluit werd genomen met als doel de liquiditeit van banken te verbeteren. Het tweede Koninklijk Besluit had betrekking op het verbod op gemengde banken. Dit verbod had zeer verregaande gevolgen voor het bankwezen en voerde een systeem van narrow banking in. Gemengde banken moesten zich voortaan opsplitsen in enerzijds depositobanken (die geen participaties in handels- en industriële vennootschappen konden aanhouden) en anderzijds investeringsbanken. Op deze laatste werd het
effectenmissie
toezicht
uitgeoefend,
wat
later
uitgroeide
tot
een
volwaardig
effectentoezicht.35 De nieuwe structuur bracht bescherming voor de kleine spaarder 36 en vormde een oplossing voor het risico op liquiditeitsproblemen in de banksector. Als gevolg van dit KB werd de Generale Maatschappij opgesplitst in de Generale Bankmaatschappij (een depositobank) en de Generale Maatschappij van België (een holding). 18. Ondanks deze wijzigingen kon men niet verhinderen dat begin 1935 het Belgische bankwezen bijna ten onder ging. Als reactie op de zorgwekkende toestand werd een regering van nationale eenheid gevormd met aan het hoofd de vicegouverneur van de Nationale Bank, PAUL VAN ZEELAND. In het Koninklijk Besluit van 9 juli 1935 werd de Bankcommissie opgericht met als taak het prudentiële toezicht op de kredietinstellingen te verzekeren. Daarnaast werd de opsplitsing van de gemengde banken verder uitgewerkt.
29
DE TIJD, “Driemaal doffe ellende, één keer euforie”, 22 augustus 2007, 14. C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 65. 31 E. BUYST en I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 13. 32 DE TIJD, “Driemaal doffe ellende, één keer euforie”, 22 augustus 2007, 14. 33 E. BUYST en I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 25. 34 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans 2009, 65. 35 E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 205. 36 Onder meer via het Centraal Bureau voor de Kleine Spaarders, dat toezicht hield op de spaarkassen. 30
14
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
§2. O PR IC H TIN G B A N KC O M M ISSIE 19. In de nasleep van de crisis uit de jaren ’30 werd beslist een organisme op te richten dat in naam en voor rekening van het openbaar gezag het toezicht zou uitoefenen op de banken en op de uitgifte van effecten. 20. Het Koninklijk besluit van 9 juli 1935 voorzag in de oprichting van de Bankcommissie, die voortaan verantwoordelijk zou zijn voor het toezicht op de banken. 37 Deze commissie kreeg een ruime institutionele autonomie en werkte nauw samen met de Nationale Bank. 38 Onderzoek wijst wel uit dat de activiteiten van de Bankcommissie gedurende de eerste tien jaar na de oprichting voor de financiële wereld niet heel belangrijk geweest zijn. De Bankcommissie heeft gedurende deze periode geen ingrijpende beslissingen genomen, althans niet naar buiten toe. Voor het eerste ingrijpende optreden van de commissie moeten we wachten tot na de Tweede Wereldoorlog.
39
Wel werd bepaald dat enkel de financiële instellingen die door de
Bankcommissie aanvaard werden, de naam ‘bank’ mochten dragen. 21.Opmerkelijk was ook de oprichting van verschillende publieke instellingen die als doel hadden krediet te verlenen aan particulieren en bedrijven. Zo werd in 1936 het Office Central de Credit Hypothécaire opgericht dat zich bezig hield met het verstrekken van hypotheken aan particulieren. Voor de bedrijven kwam er de Société Nationale de Crédit à l’Industrie. 22. Halfweg de twintigste eeuw werd ons bancaire landschap gekenmerkt door drie types kredietinstellingen: Banken: deze instellingen richtten zich hoofdzakelijk op de handel en de industrie. Spaarkassen: deze instellingen richtten zich eerder op de markt van kleine spaarders. (voornamelijk het verstrekken van hypothecaire leningen en verkopen van overheidsobligaties) Openbare kredietinstellingen: deze instellingen werden door de overheid opgericht om specifieke leemten in de markt op te vullen. 40 (bijv. De Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, het Gemeentekrediet en de ASLK)41 Het sluitstuk van deze hervormingen volgde in 1948 toen de Staat 50 procent van de aandelen van de Nationale Bank verwierf. 42 De Nationale Bank groeide uit tot de bank der banken. 43
37
E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 205. M. PIETERS, “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische financiële sector”, Bank. Fin. 2011, 292. 39 P. HANCKÉ, “Het Belgische bankwezen 1945-1968: feiten en tendensen”, Bank. Fin. 2006, 397. 40 Bijvoorbeeld de financiering van publieke projecten. 41 D. HEIRBAUT, Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht in België, Gent, Academia Press, 2009, 120. 42 Daarvoor was het beheer van de NBB quasi uitsluitend in handen van privébankiers. 43 E. BUYST & I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 25. 38
15
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Afdeling 3:
T WE EDE
HELFT VAN DE
20 S T E
EE UW : STERKE T ENDENSEN
23. Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw ontstonden opnieuw een aantal belangrijke evoluties in de financiële sector. De banken waren enthousiast om de industrie, die zwaar geleden had onder de oorlog, te helpen met de wederopbouw.44 Als gevolg hiervan werd het takenpakket van de Bankcommissie gestaag uitgebreid. Zo kreeg ze in 1957 45 het toezicht op de beleggingsfondsen, in 197546 het toezicht op de spaarkassen en tot slot in 199047 het toezicht op beursvennootschappen en andere beleggingsondernemingen toegewezen. Deze laatste uitbreiding omvatte tevens de omdoping van de Bankcommissie tot Commissie voor het Bank en Financiewezen (CBF). Pas in 1993 kwam quasi elke kredietinstelling onder controle van de CBF.48 B RANCH EVERVAG I NG 24. Hoewel banken en spaarkassen zich oorspronkelijk concentreerden op verschillende markten, groeiden ze toch naar elkaar toe. Dit zorgde ervoor dat ze in feite dezelfde diensten en producten begonnen aan te bieden. Het probleem was echter dat ze aan een verschillende regelgeving werden onderworpen. Spaarkassen stonden bijvoorbeeld onder de controle van het Centraal Bureau voor de Kleine Spaarder (CBKS).49 Om deze ongelijkheid weg te werken ging de wetgever over tot een aanpassing van het toezicht op deze instellingen. De statuten van de commerciële banken, private spaarkassen en gelijkaardige financiële instellingen werden in 1975 geharmoniseerd door de zogenaamde ‘Mammoetwet’. 50 De spaarkassen werden onder het toezicht van de Bankcommissie gebracht en de Belgische wetgeving werd aangepast aan de Europese richtlijnen, o.m. in verband met de vrije dienstverlening. 51 Niet enkel de spaarkassen begonnen hun activiteiten uit te breiden, ook de openbare kredietinstellingen begonnen zich op nieuwe terreinen te begeven. Zo begon bijvoorbeeld de ASLK zich meer en meer als commerciële bank te gedragen. Toch werd zij quasi niet geraakt door de wet van 1975 en bleef ze onder de controle van het Ministerie van Financiën. Nieuw wetgevend optreden werd noodzakelijk. De wet van 24 december 1980 onderwierp de openbare kredietinstellingen vervolgens aan het toezicht van de Bankcommissie. 52
44
P. HANCKÉ, “Het Belgische bankwezen 1945-1968: feiten en tendensen”, Bank. Fin. 2006, 397. Wet van 27 maart 1957 betreffende de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en tot wijziging van het Wetboek der zegelrechten en het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taxes, BS 13 april 1957, 2614. 46 Wet van 30 juni 1975 betreffende het statuut van de banken, de private spaarkassen en bepaalde andere financiële instellingen, BS 2 augustus 1975, 9471. 47 Wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, BS 22 december 1990, 23800. 48 Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, BS 19 april 1993, 8650. 49 E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 206. 50 Wet 30 juni 1975 betreffende het statuut van de banken, de private spaarkassen en bepaalde andere financiële instellingen, BS 2 augustus 1975, 9471. 51 H. SCHILTZ en R. LEYSEN, Inleiding tot de financiële wetgeving, Antwerpen, Kluwer, 1988, 93. 52 K. BYTTEBIER, Handboek financieel recht, I, Antwerpen, Kluwer, 2001, 815-817. 45
16
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
D ES I NTERM EDI ATI E 25. Toch bleef de techniek van het bankieren in essentie steeds hetzelfde. Een financiële instelling had als opdracht spaargelden op te halen bij particulieren en deze om te zetten in kredieten aan particulieren, bedrijven en aan de Belgische Staat. Doordat ze op dat spaargeld minder rente betaalde dan ze kreeg op kredieten, maakte de instelling winst.53 Onder meer door de toenemende globalisering begonnen meer en meer ondernemingen hun weg naar de financiële markten te vinden als alternatief voor de financiering via dure kredieten. Bovendien werd in de jaren ’80 het privé aandelenbezit door verschillende Europese overheden via de belastingen aangemoedigd, waardoor ook gezinnen zich meer en meer op het potentieel hoog rendement van de financiële markten begonnen te richten. Als reactie op deze ontwikkelingen namen banken meer strategische posities in bij het commercialiseren van beleggingsproducten. Op die manier wisten ze de verminderingen van de winst op deposito’s te compenseren met commissielonen. De financiële innovatie leidde uiteindelijk tot het gebruik van verschillende afgeleide producten, zoals currency en interest rate swaps of opties, die niet op de handelsbalans van de banken voorkwamen. I NTERNATI O NALI S ATI E 26. De Belgische banksector werd in de jaren ‘80 overheerst door de zogenaamde ‘zeven zusters’: drie commerciële banken (Generale Bank, Bank Brussel Lambert (BBL) en Kredietbank), twee openbare instellingen (ASLK en Gemeentekrediet), en twee (coöperatieve) spaarbanken (Bacob en Cera).54 Op het einde van de jaren ’80 opende Europa de grenzen tussen de verschillende lidstaten. Er kwam een tweede Bankrichtlijn om de financiële wereld voor te bereiden op deze vrije markt. Deze richtlijn omvat twee delen. Het eerste deel bevat een aantal harmonisatiebepalingen, het tweede deel bevat bepalingen inzake de vrije dienstverlening. Het werd voor banken in de EU mogelijk in andere EU-landen activiteiten te ontplooien zonder dat ze daarvoor een aparte vergunning moesten aanvragen (het ‘Europees paspoort’).55 Dit zorgde voor een grote interesse van buitenlandse banken in de Belgische markt, dat traditioneel een trouw spaarderspubliek heeft. De concurrentie was hevig en de winstmarge van de Belgische banken kwam onder druk. Om hun inkomsten op peil te houden moesten ze op zoek naar alternatieven. Het buitenland werd een interessante markt om nieuwe activiteiten te ontplooien. Dit is het begin van de internationalisatie.
53
DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 55 Zie randnummers 175 t.e.m. 178; Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG, Pb. L. 30 december 1989, afl. 386, 1-13; K. BELLON, Bank en beurs binnenstebuiten, Antwerpen, De Boeck, 2009, 22. 54
17
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
D ES P ECI ALI S ATI E 27. Door het ontdekken van allerlei financiële innovaties begonnen de banken zich in de jaren ‘90 om te vormen tot financiële conglomeraten. De fusie in 1998 in Amerika tussen ‘City Corp’ en ‘Travelers Group’ had tot gevolg dat de Glass–Steagall Act werd afgeschaft. De wet werd hierbij aangepast aan de nieuwe realiteit. De instellingen begonnen zich, naast het klassiek bankieren, ook te richten op verzekeringsactiviteiten en de handel in effecten en afgeleide instrumenten. Er ontstond een duidelijke roep naar schaalvergroting. Onder meer FONS VERPLAETSE, toen gouverneur van de Nationale Bank, was ervan overtuigd dat de Belgische banken groter moesten worden om te kunnen overleven. 56 Het resultaat van deze evolutie was dat al snel elke grote speler in België naast een bankactiviteit ook één of meerdere grote verzekeringsmaatschappijen in de groep had. 57 In België is deze onderlinge samenwerking eind jaren ‘80 doorgebroken. De bancassurance was geboren. In deze evolutie van schaalvergroting werd ook de handel in effecten en afgeleide instrumenten steeds populairder. C O NCENTRATI E 28. Een voortdurend terugkomend probleem in het Belgische bankwezen is de problematiek van de omvang ervan. In de loop van de geschiedenis werd regelmatig de vraag gesteld of de Belgische banken voldoende groot waren om de concurrentie op internationaal vlak aan te kunnen. Na de Tweede Wereldoorlog merken we een duidelijke groei van de economische entiteiten. De concentratie uitte zich onder meer door eliminatie en in een toegenomen aantal fusies. Het aantal banken met een Belgisch juridisch statuut daalde zo van 67 in 1970 tot 57 in 1979. We merken wel dat het aantal banken met een buitenlandse meerderheid, als gevolg van de internationalisering, talrijker werd: van 14 banken in 1970 tot 25 in 1979.58 Bovendien werden halfweg de jaren ’90 veel openbare kredietinstellingen geprivatiseerd. 59 Op slechts drie jaar tijd veranderden aandeelhouderskringen van 9 van de 10 Belgische banken of waren ze betrokken bij een fusie of overname. 60 Fortis werd zo eigenaar van de ASLK, de NMKN en de Generale Bank. Een fusie in 1999 tussen het Gemeentekrediet en de Franse bank Crédit Local de France richtte Dexia op (dat later nog Artesia, waarin Bacob zat, overnam). Kredietbank en Cera bank fuseerden tot KBC. Van de ‘zeven zusters’ kwam enkel BBL volledig in buitenlandse handen terecht. Als gevolg van voorgaande evoluties stapt België uiteindelijk de 21ste eeuw binnen met drie grote ‘Belgische’ financiële groepen.61
56
DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. K. VERWEIRE en L. VAN DEN BERGHE, “De toekomst van bancassurance in België”, Bank. Fin. 2001, 135. 58 S. HULPIAU, F. LIERMAN en J. VERMAUT, “Solvabiliteit en rendabiliteit van het Belgisch financiewezen 1970 2010”, Bank. Fin. 2011, 431. 59 De ASLK was zo de eerste openbare bank die geprivatiseerd werd. 60 CBF, Jaarverslag 1997-1998, 42-47, www.fsma.be. 61 BBL kwam in 1998 in handen van het Nederlandse ING; DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 57
18
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Afdeling 4: §1. R ESU LTA A T
D E 21 S T E
EE UW
V O O R GA A N D E EV O LU TIES EN A A N LO O P N A A R D E C R ISIS .
29. Bank- en verzekeringsondernemingen waren geëvolueerd van op zichzelf staande, gespecialiseerde bank en verzekeraars, naar geïntegreerde financiële dienstengroepen, waar binnen dezelfde groep een ruim gamma aan financiële diensten wordt aangeboden en kruisbestuiving plaatsgrijpt tussen deze onderscheiden diensten.62 30. Een tweede evolutie was de quasi constante honger naar groei.63 Banken meenden dat ze de groei in het buitenland moesten zoeken. De binnenlandse markt was niet interessant meer aangezien ze te weinig opportuniteiten bevatte. Analisten vroegen alsmaar meer rendement, de macht van de ratingbureaus was ongezien. De banken dreven hun omvang en winst op twee manieren op: via overnames en door de uitbouw van een zogenaamde ‘schaduwbank’. Deze bank (officieus) omzeilde de kapitaalregels, maar kon gigantische inkomsten opleveren. Een bank richtte dergelijke schaduwbank (als special purpose vehicle) op en liet deze vervolgens bijvoorbeeld CDO’s opkopen. 64 De bank had deze financiële instrumenten dus niet zelf in eigendom, maar verzekerde de schaduwbank wel van voldoende middelen. De bezittingen en schulden van deze schaduwbank kwamen hierbij niet rechtstreeks op de bankbalans. De drang tot overnames was groot. ANTON VAN ROSSUM65, verwoordde het in 2002 nog zo: “Het is duidelijk dat de financiële markt in de Benelux allesbehalve uitgeconsolideerd is. Er gaat weer een fusiegolf komen, misschien niet morgenochtend, maar ze komt. Het ging voorheen telkens zeer snel. Als er één bank het vuur aan de lont stak, waren op korte tijd alle banken op een of andere manier geconsolideerd.”66 31. Om de toenemende honger naar winst te stillen werd er gebruik gemaakt van allerlei nieuwe producten. De innovatie hiervoor kwam voornamelijk uit de VS. De ratingbureaus gaven deze nieuwe producten zonder veel aarzelen een goede rating. Zolang alles goed ging, werden er geen vragen gesteld. Door de toenemende complexiteit van de verrichtingen en structuren hadden toezichthouders geen zicht meer op de onderliggende risico’s. De structuren bleken niet aangepast aan het ‘nieuwe bankieren’. Opvallend is dat er ook losser werd omgesprongen met de controle op grote financiële instellingen dan met het toezicht op de kleine spelers. Men achtte de grote spelers sterk genoeg. 67
62
E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 207. DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 64 Voor een verder uitleg omtrent effectisering, zie randnummer 39 e.v. 65 CEO van Fortis 2000 – 2004. 66 A. VAN ROSSUM, “Financiële sector is geen rustig kabbelend beekje”, Bank. Fin. 2002, 76. 67 DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 63
19
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
32. Als reactie op deze evoluties stond ook de wetgever niet stil. De belangrijkste wijziging kwam er met de wet van 2 augustus 2002 68 en het KB van 25 maart 2003. 69 Deze wet integreerde onder meer de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV) in de CBF. 70 Als gevolg hiervan werd de naam van deze laatste gewijzigd in de Commissie voor Bank-, Financieen Assurantiewezen (CBFA). De tussenpersonen inzake bank- en beleggingsdiensten en de herverzekeringsondernemingen werden respectievelijk in 200671 en 200972 onderworpen aan het toezicht van de CBFA. Bovendien werd structureel overleg tussen de NBB en de CBFA tot stand gebracht. Er werden twee overlegorganen opgericht: de Raad van Toezicht van de Overheid der Financiële diensten, dat een eerder algemene, adviserende taak kreeg en het Comité voor Financiële Stabiliteit (CFS), dat veeleer fungeerde als een operationele koepelorganisatie die zaken van algemeen belang behandelde zoals financiële stabiliteit, crisisbeheer of gemeenschappelijke acties voor banken en verzekeringen.73
§2. D E
C R ISIS V A N
2007
A. A LG EM EEN 33. De eerste signalen van de crisis manifesteerden zich in februari 2007. HSBC, een Britse financiële dienstverlener, kondigde op dat moment een verlies van 10,7 miljard dollar aan op zijn portefeuille subprime hypotheken. In juli 2007 verlaagden verscheidene ratingbureaus hun ratings. De interbancaire markt kreeg het moeilijk en in september 2007 viel een groot Europees slachtoffer: Northern Rock. Daarna ging het snel bergaf. In maart 2008 werd de Amerikaanse zakenbank Bearn Stears overgenomen door JP Morgan. Het scharnierpunt naar een systemische crisis volgde op 15 september 2008: Lehman Brothers vroeg een gerechtelijk akkoord aan.74 34. Bekijken we de geschiedenis, merken we dat het aantal financiële crisissen sinds 1880 beduidend sterk gestegen is. Wat hierbij vooral opvalt, is dat het tempo waaraan financiële crisissen zich opvolgen onrustwekkend toeneemt: De Tequilacrisis in 1994, de Azië-crisis in 1997, de internetcrisis in 2001…75 Ook de kosten van crisissen lijken steeds meer op te lopen.76
68
Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 4 september 2002, 39121 (hierna: Wet Toezicht Financiële Sector). 69 Koninklijk Besluit van 25 maart 2003 tot uitvoering van art. 45 §2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 31 maart 2003, 16235. 70 Opgericht bij Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 29 juli 1975, 9267. 71 Wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, BS 28 april 2006, 22598. 72 Wet van 16 februari 2009 op het verzekeringsbedrijf, BS 16 maart 2009, 22323. 73 M. PIETERS, “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische Financiële sector”, Bank. Fin. 2011, 292. 74 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 20, http://media.rtl.nl/media/financien/rtlz/2009/fortisexperts.pdf. 75 F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 961.
20
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Toch zijn de lessen uit het verleden niet geleerd. Kijken we naar de conclusies van het Bazelcomité in het rapport van 1999 merken we grote parallellen op met de huidige crisis. 77 Ik citeer: “The interrelationship between different types of risks in times of crisis was an important lesson learned, as was the speed and extent of contagion…” en “The high market volatility, the extent of contagion effects, and the speed with which apparently reasonably mature markets can become illiquid, have surprised many market participants…”78 35. We merken telkens weer een aantal terugkerende elementen bij het ontstaan van crisissen. 79 Zo blijkt dat ze meestal ontstaan na een periode van deregulering of versnelde financiële innovatie. Ze gaan gepaard met een expansie van de kredietverlening, wat leidt tot een stijging van de prijzen van activa. In de aanloop naar de crisis zijn er vrijwel steeds waarschuwingen van analisten of toezichthouders die erop te wijzen dat waarderingen afwijken van de economische fundamenten. Meestal zal er ook een macro-economische schok zijn, zoals omslaande conjunctuur, rentewijzigingen ed. die de aanleiding is voor een initiële correctie. De navolgende negatieve psychologische effecten zijn vaak dramatisch. Daarop volgt er een periode van aanpassingen, gekenmerkt door faillissementen en herziening van activaprijzen. Banken zullen door bijkomende afschrijvingen substantieel verzwakt worden, zodat ze minder geneigd zullen zijn veel leningen uit te geven. Deze reductie in het toestaan van leningen zal uiteindelijk investeringen belemmeren en de gehele economie raken. Indien de crisis ondertussen overslaat naar de reële economie kan er ook een recessie optreden, waarop de centrale banken overgaan tot een soepeler monetair beleid. Quasi altijd komen banken in moeilijkheden juist omdat ze door hun kredietverlening en blootstellingen aan risico’s heel kwetsbaar zijn.80 36. Hoewel de huidige crisis veel van deze kenmerken bezit, is ze toch anders. Ze is veel groter dan de andere en is wereldwijd voelbaar. Dit was vroeger zelden het geval. Een van de laatste grote wereldwijde financiële crisissen was in 1998. Deze crisis begon in Rusland maar trof ook gewone banken wereldwijd. De crisis was echter snel bezworen en werd een jaar later beëindigd. Toch leek ook de Amerikaanse crisis in 2008 tijdelijk bezworen, maar de Eurocrisis gooide al snel roet in het eten. De ‘double dip’ was begonnen. Bovendien is de crisis wereldwijd
76
F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 962. 77 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Supervisory lessons to be drawn from the Asian crisis”, BCBS Working Papers, 1999, 3. 78 R. BONTE, “De financiële crisis: lessen vanuit het banktoezicht”, Bank. Fin. 2009, 112. 79 H-W SINN, Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 46. 80 R. VANDER VENNET en O. DE JONGHE, “Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1071.
21
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
machtsverhoudingen aan het herschikken. De huidige financiële wereld is grondig aan het wankelen en zal grote wijzigingen ondergaan. B. D E O O RZAK EN 37. De bankencrisis sloeg toe in augustus 2007, toen het wantrouwen tussen de banken een hoogtepunt bereikte en zo de interbancaire transacties belemmerde. Hierdoor werden massale interventies van de centrale banken en overheden noodzakelijk. De oorzaak van het opdrogen van de interbancaire markten kunnen we vinden in een drastische aanpassing van de waarderingen van waardepapier, voornamelijk als gevolg van de subprime crisis in Amerika. De ratingbureaus verlaagden, mede door de ineenstorting van de Amerikaanse huizenmarkt, de ratings van financiële instrumenten. De banken pasten, als gevolg van deze verlagingen, hun balansen aan. Door deze grote herwaarderingen (verplicht door de boekhoudkundige regels) 81 slonk het vertrouwen in de banken waardoor banken ook onderling weigerden geld te lenen. Dit zorgde voor een diepe crisis. Sinds 2007 zijn er alleen al in Amerika meer dan 433 banken failliet gegaan.82
basispunten
Risicopremies op de interbancaire markten (3 maanden)
Bron: Reuters EcoWin
Bovenstaande grafiek83 geeft duidelijk een ernstige vertrouwensbreuk tussen banken weer. We zien dat er in augustus 2007 een sterke toename is van de gevraagde risicopremie voor interbancaire leningen. De banken wantrouwden elkaar, met een piek in september 2008 naar aanleiding van de val van Lehman Brothers.
81
International Financial Reporting Standards (IFRS), waardering aan marktwaarde. Zie randnummers 181 t.e.m. 184. 82 FEDERAL DEPOSIT INSURANCE CORPORATION, Failed bank List, www.fdic.gov/bank/individual/failed/banklist.html. (consultatie 3 april 2012) 1 83 SVERIGES RISKBANK, Financial Stability Report 2011, 7, www.riksbank.se.
22
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
38. De oorzaken van de crisis zijn divers. DAVID LLEWELLYN, professor aan de Loughborough University, deelt ze op in verschillende soorten. We kunnen de exogene oorzaken herleiden tot twee grote thema’s.84 (i) S ECURI TI S ATI E 39. Hoe meer risico’s banken dragen, hoe meer kapitaal ze moeten reserveren om een eventueel falen te kunnen opvangen. Hierdoor was de capaciteit van banken om bijvoorbeeld hypotheken te verstrekken vrij beperkt. Toch kwamen de banken met een oplossing. In 1977 schreef LEWIS S. RANIERI geschiedenis door een pakket aan reguliere hypotheken zodanig te bundelen dat ze als obligaties verhandeld konden worden. 85 Het was de bedoeling risico’s door te schuiven naar andere partijen met meer capaciteit om ze te dragen. Op deze manier kwam het systeem van Originate to Distribute tot stand. Banken verstrekten hypothecaire leningen aan hun klanten, bundelden deze leningen en creëerden vervolgens pakketten die ze konden doorverkopen aan andere investeerders zoals hefboomfondsen, verzekeraars en pensioenfondsen. Leningen werden zo omgezet in verhandelbare effecten. Banken groeperen dus een aantal schuldvorderingen (bijv. hypothecaire kredieten) en geven daarvoor een papier uit dat recht geeft op alle rentebetalingen en kapitaalaflossingen die ze in de toekomst voortbrengen. Dit zijn de Mortgage Backed Securities (MBS). Als dat papier of die effecten nog eens samengevoegd en doorverkocht kunnen worden spreken we over Collatoralized Debt Obligations (CDO). 86 Het grote voordeel was dat er relatief homogene financiële producten ontstonden met een afgebakende hoeveelheid kredietrisico. De onderliggende eigenschappen van de hypotheken hoefden niet gecontroleerd te worden. 87 Om het geheel wat overzichtelijker te maken geef ik een voorbeeld.88 Stel dat een gezin een huis wil kopen. Indien ze daar niet het geld voor hebben, kunnen ze zich tot hun bank wenden en een hypothecaire lening afsluiten. Iedere maand is er bij gevolg een bepaalde som die aan de bank terugbetaald wordt. De bank kan echter beslissen die hypotheek door te verkopen aan een investeringsbank (of een speciaal daartoe opgerichte entiteit, Special Purpose Vehicle) waardoor zo minder kapitaal moet vrijmaken. Deze investeringsbank kan met de verschillende hypotheken CDO’s ontwikkelen. Dit zijn verzamelingen van hypotheken die men opsplitst in verschillende schijven: een senior of junior AAA (veilige schijf met 4%
84
D.T LLEWELLYN, “The global banking crisis and the post-crisis banking and regulatory scenario”, University of Amsterdam: Research Papers in Corporate Finance, 2010, 28, www.icffr.org. 85 E. KALSE en D. VAN LENT, Bankroet: hoe bankiers ons in de ergste crisis sinds de Grote Depressie stortten, Amsterdam, Prometheus, 2009, 28. 86 G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 52. 87 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 22. 88 Voorbeeld van de website: http://crisisofcredit.com/ (animatiefilm).
23
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
interest), een mezzanine (goede schijf met 7% interest) en een subordinate of risicovolle schijf met 10 % interest.89 De maandelijkse aflossingen van de klant gaan via een watervalsysteem eerst naar de veilige schijven, dan naar de goede en als laatste naar de risicovolle schijven. Het is deze laatste schijf die in principe het meeste verlies opvangt. Om het systeem wat meer solide te maken, kreeg de bovenste schijf bovendien vaak een kredietverzekering onder de vorm van een credit default swap (CDS). In het geval dat de uitgever van de obligatie het initieel geleende bedrag niet kan terugbetalen, zal de CDS voor uitbetaling zorgen. Hierdoor werd het risico in de bovenste, veilige schijf als quasi onbestaande geacht. 40. Het is duidelijk dat vele risicovolle hypotheken op deze manier werden doorverkocht. Banken konden zo een groot aantal leningen van hun balans halen, het risico dekken en zo de kapitaalvereisten drukken. 90 Dit systeem kon werken, zolang het risico transparant is en de prijs correct. 91 De voordelen hiervan werkten bijzonder aanstekelijk en de praktijk verspreidde zich snel. Toch leidde de combinatie met het feit dat banken niet langer zelf het kredietrisico droegen ertoe dat banken hun voorwaarden voor de toekenning van leningen begonnen te versoepelen en zo onder meer subprime-hypotheken, of anders benoemd NINJA-leningen (No income, no job and (no) assets), toekenden. 92 Hier begon het fout te lopen.93 41. De situatie werd problematisch wanneer banken massaal hun hypotheken begonnen uit te oefenen en de huizen in hun bezit kwamen. Tot dan dachten de banken door de stijgende huizenprijzen enkel te kunnen winnen aan het systeem. De woningmarkt raakte echter verzadigd en de huizenprijzen begonnen te dalen, waardoor banken in moeilijkheden kwamen. Bovendien weigerden vele gezinnen hun woning verder af te betalen waarvan de waarde ondertussen lager lag dan het geleende bedrag. De prijzen kelderden. 94 De grafiek hieronder laat duidelijk zien dat half juli 2006 de woningmarkt aanzienlijk begon te vertragen. Een jaar later konden we spreken van een echte daling. Banken verkochten massaal activa waardoor een tweede vicieuze cirkel ontstond die de beurzen in hun val meesleurde. Deze cirkel eindigde uiteindelijk in het opdrogen van de interbancaire markten en stopte de kredietverstrekking aan bedrijven waardoor de stap naar de reële economie was genomen. 95
89
Deze interestpercentages zijn slechts als voorbeeld bedoeld. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 53. 91 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 23. 92 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 53. 93 G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 49. 94 Uitleg op http://crisisofcredit.com/ (animatiefilm). 95 G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 50. 90
24
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
96
42. Om de gesecuritiseerde effecten aan een goede prijs te kunnen verkopen, gingen banken langs bij een kredietbeoordelaar. Deze ratingbureaus schatten de kans in dat de koper van een product zijn geld niet terugkrijgt. Veilige leningen krijgen zo een hoge rating, onveilige een lage rating. Op zich leek dit systeem efficiënt en vrij veilig te zijn. Het probleem was echter dat er een duidelijke belangenvermenging ontstond. In de praktijk gingen banken eerst naar een ratingbureau, vroegen daar hoe ze hun product zo konden structureren opdat ze een goede rating kregen en voerden dit uit. Banken betaalden hiervoor, dus er bestond een stimulans om hoge ratings te geven. Als de bank geen rating kreeg, kon ze naar een concurrerend ratingbureau gaan. De band tussen de ontwikkelaars van bijvoorbeeld CDO’s en de kredietbeoordelaars werd zeer innig. 97 De ratings hadden quasi geen informatiewaarde meer. 98 Dit systeem zat grondig fout.99 43. Tijdens de crisis oordeelden de ratingbureaus dat de door hen uitgegeven ratings te hoog waren en begonnen ze deze te verlagen. Bovendien werd niet alleen de rating van de effecten verlaagd, maar ook deze van banken en zelfs van landen. We kunnen hierbij wel stellen dat de ratingverlaging vaak terecht was, maar de opeenvolging van dergelijke verlagingen was ongezien. Bovendien was het eerder het proberen recht zetten van een voorheen scheefgetrokken situatie. De markten reageerden zeer negatief op de constante stroom aan ratingverlagingen en het vertrouwen verdween. Ratingverlagingen versterkten zo de economische problemen waardoor verdere ratingverlagingen onvermijdelijk werden. De vicieuze cirkel was opgestart, de crisis verscherpte steeds meer. 96
FEDERAL HOUSING FINANCE AGENCY, www.fhfa.gov/webfiles/23063/MonthlyHPI12512F.pdf. C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 31. 98 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 99 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 23. 97
25
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
(ii ) D EREG ULERI NG 44. Na de jaren ’30 werden gemengde banken gesplitst in enerzijds investeringsbanken en anderzijds gewone banken. De bedoeling was investeringsbanken niet meer toe te laten om met spaargelden risicoposities in te nemen. Deze scheiding werd in de Verenigde Staten ingevoerd door de zogenaamde Glass-Steagall Act. In België werd deze splitsing bevestigd in het KB van 1935.100 Voortaan werd het klassiek bankieren streng gereguleerd en gecontroleerd in ruil voor bescherming door de overheid. De investeringsbanken waren daarentegen vrij, maar kregen geen steun van de overheid. 45. Hoewel de ratio legis achter deze wet logisch is, werd deze maatregel wereldwijd aangevallen. Commerciële banken stuurden aan op meer winst, vooral door het gebruik van aandelen en effecten buiten hun balans. Investeringsbanken van hun kant aasden op het stabiele geld van spaarders. Gedurende de jaren ’90 zijn de overheden wereldwijd overgaan tot een liberalisering van het bankwezen. De scheiding tussen commercieel bankieren en investeringsbankieren werd stelselmatig afgebouwd. Hierdoor konden banken meer risico nemen met het geld van de spaarders.101 De fusie in 1998 in Amerika tussen ‘City Corp’ en ‘Travelers Group’ had tot gevolg dat de Amerikaanse Glass–Steagall Act werd afgeschaft. De financiële lobby was geslaagd in het dereguleren van de sector. Ook de Europese Unie volgde niet veel later. De grenzen tussen investeringsbanken en commerciële banken vervaagden en er ontstonden financiële conglomeraten.102 46. De toezichthouders hielden de teugels iets minder strak, zodat banken risicovolle strategieën gingen uitwerken. Bovendien lieten vele toezichthouders na te anticiperen op de grote risico’s bij de banken. Dit ondanks verschillende waarschuwingen door internationale instellingen. De focus van de bankwereld verplaatste zich naar kortetermijnwinsten. Deze kortetermijnvisie werd versterkt door de constante achtervolging van de goede resultaten van de concurrenten. 103 De financiële sector boomde. De balansen zwollen buitensporig aan. De sector ontspoorde en banken faalden in het beheren en evalueren van hun risico’s. Critici menen dat de financiële crisis mede werd veroorzaak door het opheffen van de scheiding tussen het klassiek bankieren en het risicovollere investeringsbankieren. Mede daarom pleit men vandaag voor het opnieuw invoeren van deze opdeling. We behandelen deze problematiek later in deze Masterproef.104
100
KB nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, BS 10 juli 1935, 4362. K. SCHOORS, “De financiële aardbeving van de eeuw”, sampol 2011, afl. 10, 63. 102 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 103 D. MARTIN, O. SABA en F. ALOGNA, “European Responses to the Financial Crisis”, Bank. Fin. 2009, 188. 104 Zie randnummers 193 t.e.m. 195. 101
26
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
§3. D E E U R O C R ISIS 47. Ook de Eurocrisis deed de reeds verzwakte banken geen goed. Uit rapporten van de Bank for International Settlements (BIS) kunnen we afleiden dat banken uit de eurozone in 2010 voor ongeveer 1,58 biljoen euro blootstellingen aan overheidsobligaties en kredieten uit Griekenland, Portugal, Spanje en Ierland op hun balans hadden staan.105 Veel van deze landen kwamen in de problemen en de banken werden verplicht de participaties te herwaarderen. Het was duidelijk dat de Eurozone in een kritieke toestand verkeerde. Er was nood aan een herfinanciering. Aangezien de interbancaire markten niet naar behoren functioneerden, moesten de banken hiervoor vaak een beroep doen op de overheid. Banken begonnen zuivere cash aan te houden, wat de opdroging van de markten nog versterkte. Anders gezegd: indien de financiële markten functioneerden en banken vrij konden lenen zouden ze minder cash bijgehouden hebben en meer kunnen uitlenen.106 48. Op de Eurotop van woensdag 26 oktober 2011 werd beslist dat de banken moesten herkapitaliseren. Ze dienden tegen eind juni 2012 een kernkapitaal aan te houden van 9% Tier 1 kapitaal. Het totale bedrag zou om meer dan 100 miljard euro gaan. Bovendien moesten de banken extra afschrijvingen doen op Griekse obligaties en kwam er een schuldherschikking. In eerste instantie moesten de banken zelf geld proberen vinden, lukte dat niet dan konden ze hulp zoeken bij hun overheid. Als dit nog onvoldoende bleek, was er de mogelijkheid dat ze een beroep deden op het Europees stabilisatiefonds (EFSF).107 49. Hoewel de ECB zich eerst op afstand leek te houden, greep ze na verloop van tijd toch in. De Centrale Bank was bereid om banken onbeperkt geld te lenen met een looptijd van 3 jaar. De rente bedroeg hierbij 1%.108 Het bestaan van dergelijke leningen is normaal, maar de omvang en de rentevoet waren nooit gezien. Bovendien werd de looptijd van dergelijke voorschotten beduidend langer. Het succes hiervan bij de banken was enorm, mede omdat de onderpandvereisten veel minder strikt werden toegepast. Zo’n 523 banken tekenden in en vroegen samen 489,2 miljard euro op. 109 Het werd de grootste monetaire operatie sinds het ontstaan van de ECB. Barclays Capital noemde de maatregel dan ook “An offer the banks couldn’t refuse”.
110
In februari 2012 volgde, volgens hetzelfde systeem, een tweede
opportuniteit voor de banken. De banken haalden zo’n 529,5 miljard euro op bij de ECB. 111
105
S. AVDJIEV, C. UPPER en K. VON KLEIST, “Highlights of international banking and financial market activity”, Bis Quarterly Review, 2010, 18. 106 P. DESAI, From financial crisis to global recovery, New York, Columbia University Press, 2011, 34-35. 107 DE STANDAARD, “Eurotop: de beslissingen op een rij”, 27 oktober 2011. 108 ECB, “ECB announces measures to support bank lending and money market activity”, 8 december 2011, www.ecb.int/press/; Statement: www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ec/125644.pdf. 109 ECB, “Monthly Bulletin”, maart 2012, 37, www.ecb.int. 110 DE STANDAARD, “Een nieuw wapen tegen de schuldencrisis”, 22 december 2011. 111 ECB, “Monthly Bulletin”, maart 2012, 37, www.ecb.int.
27
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Bovendien maakten banken massaal gebruik van de deposit facility. Zo was op 2 maart 2012 tot 820 miljard euro aan overtollige liquiditeiten bij de ECB gestald. 112 Een maand later, op 3 april 2012 was dit licht gedaald tot 772 miljard euro.113 Dit duidt op een nog steeds niet naar behoren werkende interbancaire markt en een massa aan overtollige liquiditeiten in het bancaire systeem. De massale kredietverlening aan banken lokte nogal wat reactie uit van verschillende nationale banken. Onder meer de Duitse Bundesbank had kritiek op de versoepeling van de onderpandvereisten. Banken kunnen zo krediet opnemen bij de ECB met minderwaardig schuldpapier als onderpand, wat een gevaar inhoudt voor de ECB zelf. 114 De achterliggende gedachte van de goedkope kredietlijnen is dat de banken het quasi gratis geld gebruiken om het te beleggen in staatsobligaties. Analisten halen hierbij drie grote voordelen aan. Door de winst op die obligaties kunnen banken hun kapitaalbasis verstevigen. Bovendien zou door de toegenomen vraag naar staatsobligaties de rente dalen. Tot slot kunnen banken die obligaties dan als onderpand aanwenden voor langere kredieten bij de ECB. 115 50. Om de situatie in Griekenland te verbeteren kwam er een massale schuldherschikking. Het werd de grootste in de geschiedenis. Maar liefst 85,5 procent van de Griekse schuldeisers was bereid vrijwillig het overgrote deel van de schulden kwijt te schelden. 116 Hierdoor kon men ook de overige schuldeisers dwingen mee de herschikking door te voeren. Deze schuldherschikking zette het licht op groen voor een noodkrediet van 13 miljard euro dat Europa en het IMF samenstelden. 117 Deze maatregelen leken in maart 2012 hun effect bereikt te hebben. De beurzen konden terug stijgen en de rente op staatsobligaties daalde gevoelig. Ten gronde blijft de situatie van onder meer Griekenland, Italië en Spanje zorgwekkend. Zo werd in april 2012 duidelijk dat de ECB alles in het werk moest stellen om de Spaanse banken te ondersteunen en een verdere uitbreiding van de crisis te vermijden. 118
112
ECB, “Monthly Bulletin”, maart 2012, S 6, www.ecb.int. ECB, “Monthly Bulletin”, april 2012, 27, www.ecb.int. 114 DE STANDAARD, “Mario Draghi onder vuur”, 2 maart 2012. 115 DE STANDAARD, “Een nieuw wapen tegen de schuldencrisis”, 22 december 2011. 116 DE STANDAARD, “Griekse schuldherschikking is een succes”, 10 maart 2012. 117 DE STANDAARD, “Grieks faillissement afgewend”, 9 maart 2012. 118 Spaanse banken leenden in maart 2012 zo voor 316 miljard euro bij de ECB; DE TIJD, “ECB houdt Spaanse banken overeind”, 13 april 2012. 113
28
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
HOOFDSTUK 2: RATIO LEGIS VAN HET BANKENTOEZICHT Afdeling 1:
DE
VERSCHIL LEN T USSEN BANKEN EN ANDERE
ONDERNEMI NGEN 51. In deze afdeling gaan we in op de verschillen tussen banken en andere ondernemingen. Bij het schrijven van deze Masterproef kreeg ik immers vaak de vraag waarom net banken anders behandeld dienen te worden dan een gewone onderneming. Ondanks een aantal duidelijke verschillen, is het toch nuttig deze kort toe te lichten. Ook het CENTRE FOR ECONOMIC POLICY RESEARCH stelde zich deze vraag en gaf verschillende redenen. 119 Een faillissement van een bank zal vaak negatieve externaliteiten naar andere actoren in de financiële sector en eventueel zelfs naar de gehele economie met zich meebrengen. Wanneer een bank in de problemen komt, ziet de hele bancaire wereld zijn reputatie geschaad. In deze sector speelt onderling vertrouwen immers een prominente rol. Bij andere ondernemingen zal de concurrent in de regel eerder voordeel hebben bij een faillissement van een sectorgenoot. Banken hebben nood aan een stabiele toegang tot de interbankenmarkt met het oog op bijkomende leningen om hun werking te financieren of om overtollige liquiditeiten te investeren. Dit impliceert dat banken hun schuldenposities vrij snel kunnen wijzigen, wat contrasteert met de private onderneming die nood heeft aan stabiele financiering. Banken zijn via deze interbankenmarkt zodanig onderling verbonden dat problemen zich snel doorheen de sector verspreiden. De bancaire activa zijn vaak ondoorzichtig en risicovol, waardoor het moeilijk is de werkelijke kapitaalpositie van banken na te gaan. Gecombineerd met het feit dat banken middelen op korte termijn transformeren naar een lange termijn bestaat er een reële kans op een acuut liquiditeitstekort. Wanneer er een dergelijk liquiditeitsprobleem is bij de bank, zal ze financiële activa moeten verkopen. Andere ondernemingen hebben hier minder mogelijkheden toe, omdat ze vaak weinig van deze activa op hun balans hebben. Bovendien is de schuldgraad van banken veel hoger dan deze van andere ondernemingen en zijn ze actief op markten met betrekking tot risico overdrachten. Ze beleggen in CDO’s, gebruiken Credit Default Swaps, richten special purpose vehicles op en dergelijke meer. Andere ondernemingen zijn op dit vlak veel minder actief (met uitzondering van eventueel hedgen).
119
T. BECK, D. COYLE, M. DEWATRIPONT, X. FREIXAS en P. SEABRIGHT, “Bailing out the Banks: Reconciling Stability and Competition: An analysis of state-supported schemes for financial institutions”, Centre for Economic Policy Research, 2010, 14.
29
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Afdeling 2:
DE
FUNCT IE VAN BANKE N
52. De kernactiviteit van banken bestaat uit het aantrekken van girale tegoeden (deposito's) en het verlenen van kredieten. We kunnen zo drie essentiële functies van banken in het economisch systeem onderscheiden.120 -
Banken vormen de belangrijkste intermediair tussen enerzijds de huishoudingen met een spaartekort (vaak bedrijven) en anderzijds huishoudingen met spaaroverschotten (vaak gezinnen). Daarnaast geven banken allerlei vormen van financiële dienstverlening zoals begeleiding van aandelenemissies, vermogensbeheer, effectenhandel…
-
Banken brengen geld in de omloop. Via de banken komen meer korte middelen in handen van het publiek.
-
Banken spelen een belangrijke rol in het betalingsverkeer.
53. Hoewel banken gericht zijn op winst en bankiers in principe vrij zijn in hun dagelijkse beslissingen, zijn de banken en hun werking toch van algemeen belang. Ze vervullen duidelijk een aantal essentiële functies ter ondersteuning van de reële economie. 121 Dit principe komt onder meer tot uitdrukking bij het bekijken van de hoeveelheid wetgeving die van toepassing is op banken. Het hele financiële toezicht is gegroeid uit een constante reactie op financiële crisissen en andere historische gebeurtenissen. Het is een samenraapsel van vele principes, vele doelstellingen, veel ervaringen.
Afdeling 3: §1. R A TIO
H ET
BAN KENT OEZICHT
LE G IS
54. Zeer veel economische sectoren worden met één of andere vorm van toezicht geconfronteerd. We kunnen daarbij stellen dat het overheidsingrijpen in private verhoudingen doorgaans een correctie op het marktfalen is. Indien de markt vraag en aanbod perfect op elkaar afstemt is er in beginsel geen enkele reden tot enig overheidsingrijpen. Men merkt in de literatuur wel op dat marktfalen een noodzakelijke voorwaarde is voor overheidsingrijpen, maar geen voldoende voorwaarde. Ook andere factoren spelen vaak een rol. 122 Het financiewezen wordt gekarakteriseerd door een buitengewoon intensieve overheidsinmenging. We bekijken in onderstaand overzicht kort de ratio legis van dit toezicht.
120 121
122
A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 9. F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 963. M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH, D.R. DOORENBOS, N. LEMMERS, R.H. MAATMAN, M.P. NIEUWE WEME en W.A.K. RANK (eds), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 9.
30
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
De voornaamste reden is het belang van de financiële sector voor de gehele markteconomie. De activiteiten van de financiële sector zijn van cruciaal belang als ondersteuning van elke economische activiteit. Om goed te functioneren dienen deze instellingen te opereren in een omgeving van vertrouwen. Dit vertrouwen is zeer kwetsbaar en wordt daarom ondersteund door overheidstoezicht. 123 De meest voor de hand liggende reden voor de regulering van de banken is de bescherming van de depositohouders. De verschillende depositohouders die hun geld ter beschikking stellen eisen hierbij bescherming voor de door hen uitgeleende gelden. Toezicht ter beperking van deze risico’s wordt doorgaans volledig gerechtvaardigd geacht, mede door het grote verschil in kennis tussen de ondernemingen en de depositohouders (informatieasymmetrie). 124 Onder meer omwille van de complexiteit van de betrokken instellingen zijn klanten vaak zelf niet in staat de soliditeit van de onderneming te beoordelen. Om de efficiëntie ten goede te komen wordt de beoordeling van de soliditeit van de financiële onderneming aan één of meerdere instellingen toevertrouwd (de toezichthouders). Ook het depositogarantiestelsel kadert in het systeem van bescherming. Indien dit niet zou bestaan zou er bij de minste twijfel een zogenaamde bank run kunnen
ontstaan
waarbij
massaal
geld
wordt
weggehaald
bij
depositogarantiestelsel verhelpt hieraan door een bedrag veilig te stellen.
de 125
banken.
Het
Nadeel van het
systeem is wel dat het kan aanzetten tot moral hazard en de banken zou aanzetten tot risicogedrag.126 Daarnaast is er een oprechte bezorgdheid over de monetaire en financiële stabiliteit. Banken spelen een uitermate belangrijke rol in de soepele werking van de gehele economie waardoor ze kunnen gezien worden als instellingen van algemeen belang. 127 Het regulerend systeem dient te voorzien in een stabiel kader voor betalingen. Een optimaal ontwikkelde regelgeving heeft als doel schommelingen in de activiteiten van een enkele bank te nivelleren, zodat dit geen effect heeft op de monetaire en financiële stabiliteit. Een faillissement van een financiële instelling heeft ook voor partijen die niet rechtstreeks bij de onderneming betrokken zijn verregaande gevolgen (indirect risico) en vormt een bedreiging voor deze stabiliteit. Dit heet systeemrisico. Het hele financiële stelsel komt in gevaar, wat ook gevolgen heeft voor de reële economie. 128
123
124
125 126 127
128
F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 962. M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH et al. (eds.), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 10. Deze waarborg bedraagt 100 000 euro. Voor effecten geldt een maximale vergoeding van 20 000 euro. C.M REINHART en K. S. ROGOFF, This time is different, New Jersey, Princeton University Press, 2009, 145. F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 963. M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH, et al. (eds.), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 11.
31
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Een ander doel is de consumentenbescherming in de relatie met de bank. Hoewel de consument bij voorgaande doelstellingen reeds een grote bescherming lijkt te krijgen, zijn er nog talrijke andere scenario’s waarvoor een bijkomende bescherming noodzakelijk is. Het is voor de consument immers vaak moeilijk een beeld te vormen van de diverse financiële producten en hun onderliggende risico’s. Deze regelgeving omvat bijvoorbeeld een verregaande informatieplicht die wordt opgelegd aan de bank omtrent financiële producten. Hierdoor kan de consument eenvoudig de aanbiedingen onderling vergelijken. 129 Bovendien verstrijkt er vaak een aanzienlijke tijd tussen het moment van de prestaties, de beoordeling van de onderneming en het rendement van een product. Dit zien we bijvoorbeeld sterk bij levensverzekeringen: u contracteert met een solide maatschappij, maar dat wil nog niet zeggen dat deze ook solide zal zijn wanneer er uitbetaling moet komen. 130 Ook hier lijkt een vorm van financieel toezicht gepast. Men moet voorkomen dat er belangenvermengingen ontstaan doordat banken zich op te verschillende activiteiten gaan toespitsen. Een bank kan zich bijvoorbeeld engageren op het vlak van verzekeringen, effecten en de huizenmarkt. Problematisch hierbij is dat banken zo in de ene sector bepaalde maatregelen kunnen nemen om een andere tak te bevoordelen. Het blijkt moeilijk voor een bank om een strikte scheiding tussen die sectoren te hanteren. Daarnaast zullen banken meer mogelijkheden hebben om risicoposities in te nemen wanneer ze een gericht zijn op een grotere portefeuille aan activiteiten. 131 Bovendien dient het financieel toezicht ook een bescherming in te houden tegen misbruik van machtsposities en mededingingsbeperkende afspraken. Banken kunnen door het uitoefenen van verschillende activiteiten zo groot worden dat ze nog moeilijk te controleren worden. Banken worden ‘too big to fail’ en zelfs ‘too big to discipline’. Op deze manier ontstaat een risico op machtsmisbruik en een te beperkte concurrentie. 132
129
130
131
132
K. SPONG, “Banking regulation: its purposes, implementation and affects”, Federal Reserve Bank of Kansas City, 2000, 7, www.kansascityfed.org/publicat/bankingregulation/RegsBook2000.pdf. M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH, et al. (eds.), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 11. J.R. BARTH, G. CAPRIO en R. LEVINE, “Bank Regulation and Supervision: What Works Best?”, Bank for International Settlements, 2002, 6, www.bis.org/bcbs/events/b2ealev.pdf. Ibid.
32
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
§2. S O O R TEN
TO EZ IC H T
55. Om een goede omschrijving van het begrip toezicht te verstrekken, dienen we bovendien een opdeling te maken in de soorten toezicht. Er bestaan ruw gezien drie grote groepen van toezicht: het prudentieel toezicht, het gedragstoezicht en de bescherming van de consument tegen machtsposities en mededingingsbeperkende afspraken. A. T O EZI CH T OP DE S O LI DI TEI T (P R UDENTI EE L TO EZI CH T ) 56. Deze vorm van toezicht is vooral gericht op de bescherming van de depositohouders. Het spreekt voor zich dat de intermediaire functie die de bank uitoefent niet vrij is van risico’s. Het bestaan van onzekerheden is inherent aan het bankwezen. Opbrengsten van financiële transacties zijn vaak moeilijk te voorspellen, terwijl het bovendien lang niet altijd zeker is dat de klanten hun kredieten kunnen terugbetalen. Vaak zal men de risico’s proberen kwantificeren, doch dit is niet meer dan een voorzichtige benadering van onzekerheid. Om een goed inzicht te krijgen in de risico’s waaraan een bank onderhevig is, bespreken we hieronder kort enkele risico’s. We merken wel op dat de risico’s vaak afhankelijk zijn van het type bank dat men wil analyseren. Sommige risico’s zijn namelijk zeer sterk verbonden aan een bepaald type banken, terwijl ze zich bij een ander type in mindere mate zullen manifesteren. 133 Kredietrisico Het kredietrisico was vrijwel steeds het belangrijkste risico. We kunnen dit risico omschrijven als het risico dat verliezen ontstaan doordat een tegenpartij haar verplichtingen niet nakomt. Dit kan bijvoorbeeld als gevolg van een faillissement of een wanprestatie zijn. Voor de inschatting van dit risico gebruiken banken verschillende parameters (o.a. de kwaliteit van het management en de aard van de activiteit…). We merken bovendien op dat, naarmate de looptijd van de vordering langer is, de kans vergroot dat de kredietwaardigheid van de tegenpartij zal verslechten. De kredietwaardigheid is immers ook afhankelijk van mogelijke schommelingen in de conjunctuur.134 Landenrisico Tot voor kort besteedde men weinig aandacht aan dit type risico. Het gaat hierbij over de kans dat de overheid vanwege liquiditeitsproblemen haar verplichtingen niet kan nakomen, dan wel beperkingen stelt op de transfers van middelen naar het buitenland. Deze kans achtte men quasi onbestaande maar wordt tegenwoordig nauwlettend in het oog gehouden.135
133
134 135
B. VAN AMERONGEN, E. LINDEIJER en J.R. PRUNTEL, Derivaten: markten en beleid, Amsterdam, Serie Bank- en Effectenbedrijf, 1997, 89-93; A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 13 – 18. A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 13. Ibid.
33
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Marktrisico Het marktrisico omvat het risico op onverwachte bewegingen in de marktprijzen. Dit kan onder meer een plotse daling van de koers van een effect zijn, een stijging van de koers van een munt waarin men verplichtingen is aangegaan ed. Men maakt hierbij nog een onderscheid tussen algemene marktrisico’s en specifieke marktrisico’s. Het eerste risico volgt de marktbewegingen in het algemeen, het tweede risico bekijkt veranderingen bij een specifieke emittent. 136 Het spreekt voor zich dat door de toegenomen beleggingen in derivaten het marktrisico veel sterker in de gaten wordt gehouden. 137 Dit omdat er door derivaten met een zeer kleine inleg een zeer omvangrijke positie kan ingenomen worden (hefboomeffect). 138 Renterisico Het renterisico omvat het risico op verliezen die de bank kan lijden door veranderingen in de rentevoeten. Vaak ziet men dit risico als een soort marktrisico. Banken financieren hun lange kredieten in principe met kortlopende deposito’s. Het verschil tussen de rente die de bank moet betalen op kortlopende deposito’s en de rente die de bank ontvangt via langlopende kredieten vormt dan de winst. Er is echter een gevaar dat de situatie nadelig uitdraait voor de bank. De rente op kortlopende deposito’s wordt dan hoger dan die op langlopende kredieten. 139 Liquiditeitsrisico Dit is een risico waaraan de laatste jaren veel belang gehecht wordt. Het betreft voornamelijk het risico dat een instelling niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen omdat ze over onvoldoende kasgeld (of snel omzetbare vorderingen) beschikt. De oorzaak ligt in een scheefgetrokken balans met veel illiquide activa en aan de passiefzijde veel direct opeisbare tegoeden. Dit risico manifesteert zich het duidelijkst bij een zogenaamde bank run. Cliënten gaan hierbij op grote schaal hun tegoeden opeisen, zodat de banken in ernstige liquiditeitsproblemen komen en ze gedwongen worden om illiquide activa tegen dumping prijzen te verkopen.140 Andere risico’s Voorts is er nog het operationeel, juridisch en reputatierisico. Deze zijn echter niet heel kenmerkend voor de financiële sector en worden hier dan ook niet uitgebreid besproken.
136 137 138 139 140
A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 14. Ibid., 13. Ibid., 17. Ibid., 14. Ibid., 15.
34
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Risicotransfers 57. Uit de voorgaande uiteenzetting omtrent effectisering blijkt dat een van de oorzaken van de crisis de risicotransfers zijn. 141 Men verkocht op grote schaal risico’s aan andere partijen, waarvan men verwachtte dat deze die risico’s beter zouden kunnen dragen. Leningen werden een louter juridische en financiële zaak. Deze risicotransfers hebben volgens econoom GEERT NOELS op vier verschillende manieren plaatsgevonden:142 1. Van banken naar verzekeraars (en andere financiële instellingen). Banken haalden kredieten van hun balans en verkochten deze door aan andere instellingen die ze konden onderbrengen in allerlei beleggingen. 2. Van de VS naar de rest van de wereld. De VS, als land met een spaartekort, trok massaal spaaroverschotten uit andere landen aan. Hierdoor financierden de landen met een spaaroverschot de kredieten in de VS. 3. Van korte naar lange termijn. 4. Van gereguleerde naar niet-gereguleerde sectoren. In deze niet-gereguleerde sectoren spelen vooral het schaduwbankieren en de hefboomfondsen een belangrijke rol. De crisis lijkt aangetoond te hebben dat deze transfers niet steeds zonder gevolgen blijven. Het risico vermindert immers niet en zal niet verdwijnen. B. G EDRAG S TO EZI CH T 58. De noodzaak van gedragstoezicht vloeit voort uit de informatieasymmetrie tussen de afnemer en de aanbieder van financiële producten of diensten. Het gedragstoezicht richt zich hierbij voornamelijk op het zorgvuldig marktgedrag van de ondernemingen ten aanzien van de consument. Daarnaast richt het zich ook op marktgedrag van ondernemingen tegenover elkaar en streeft dit toezicht zo naar heldere en transparante marktprocessen.143 C. B ES CH ERM I NG CO NS UM ENT TEG EN M ACH TSPO S I TI ES EN M EDEDI NG I NG SB EP ERK EN DE AF SP RAK EN
59. Deze bescherming komt vooral tot uiting in het mededingingstoezicht. Grondslagen hiervan vinden we in het Europese mededingingsrecht en de overeenkomstige nationale bepalingen. Dit aspect valt buiten het bestek van deze Masterproef.
141 142 143
Zie randnummer 39 t.e.m. 41. G. NOELS, Econoshock, Antwerpen, Houtekiet, 2008, 225. M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH et al. (eds), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 16.
35
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
§3. E V O LU TIE 60. De crisis toont duidelijk aan dat het systeem gefaald heeft. Alle betrokkenen zoeken intussen naar nieuwe oplossingen om dergelijke incidenten in de toekomst te vermijden. Dit fenomeen zien we na elke crisis, maar vaak zijn de concrete veranderingen achteraf bekeken minimaal. Men blijft impliciet het bestaande toezichtkader verdedigen. De voorgestelde remedies worden telkenmale zodanig afgezwakt dat er slechts een residu van het oorspronkelijke voornemen overblijft. De invloed van de financiële lobby in de politieke wereld lijkt niet te onderschatten. Er bestaat een terughoudendheid om de fundamenten van de financiële architectuur in vraag te stellen. Het regelgevend kader blijft zo in wezen gehecht aan oude verhalen, oude concepten. 144 Nadat we de Belgische banksector nader bekeken hebben geef ik een overzicht van maatregelen die ondertussen doorgevoerd zijn of die misschien in de toekomst zullen ingevoerd worden. Sommigen zullen
effectief
gerealiseerd
worden,
anderen zullen opnieuw van de
onderhandelingstafel verdwijnen. Bij een volgende crisis zullen dezelfde voorstellen waarschijnlijk opnieuw verschijnen en zal men verdere stappen in het hervormingsproces zetten.
144
F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 961.
RECHT
(ed.), Van alle
36
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
HOOFDSTUK 3: DE ONDERGANG VAN DE BELGISCHE BANKSECTOR 61. Bij het schrijven van deze Masterproef vroeg mijn promotor of de tussentitel ‘de ondergang van de Belgische banksector’ niet ietwat overdreven was. Toch ben ik van oordeel dat de Belgische banksector zwaar te lijden heeft gehad onder de crisis. Zeker wanneer men de vergelijking maakt met de ons omringende landen kunnen we niet om dit feit heen. Bekijken we de grafieken van de Nationale Bank zien we de laatste jaren een duidelijke neerwaartse spiraal. Zo is er een opvallend sterkere daling van de aandelenkoersen ten opzichte van het Europese gemiddelde. Daarnaast zien we veel hogere premies op credit default swaps, een indicator dat het vertrouwen in de Belgische financiële sector op een dieptepunt zit. Marktindicatoren voor Belgische en Europese Financiële instellingen
145
62. Toen ik in 2010 begon met het opzoeken van informatie leek de financiële sector in België in een iets rustiger vaarwater terechtgekomen te zijn. In 2010 was de nettowinst van de Belgische banksector immers opnieuw gestegen tot 5,56 miljard euro, wat in schril contrast stond met de 1,2 miljard euro verlies in 2009 en het verlies van 2008 (21,2 miljard euro). 146 Deze hernieuwde winstgevendheid werd vergezeld door nieuwe, hogere solvabiliteitsratio’s. De Belgische banken begonnen zich opnieuw te concentreren op de binnenlandse markt en een beperkt aantal buitenlandse kernactiviteiten. De activa van de banken werden grondig herschikt en er kwam een algemene balansverkleining. Waar de activa eind september 2007 nog 1700 miljard euro bedroegen, was dit eind september 2011 nog slechts 1185 miljard euro.147
145 146 147
NBB, Jaarverslag 2011, 19, www.nbb.be. NBB, Jaarverslag 2011, 30, www.nbb.be. NBB, Jaarverslag 2011, 27, www.nbb.be.
37
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
148
63. Begin 2011 barstte de crisis weer in volle hevigheid los. De NBB stelt dat 2011 gekenmerkt werd door een gevoelige daling van de rentabiliteit van de Belgische banksector. De oorzaken zijn divers, maar de belangrijkste zijn ongetwijfeld de soevereine schuldencrisis en de verslechterende economische omgeving.149 Dit nam zodanige proporties aan dat in de herfst van 2011 een andere bank bijna ten onder ging: Dexia. 64. Gedurende de eerste maanden van 2012 bleek, uit een rapport van Ernst & Young150, dat Belgische bankiers zich nog steeds vrij pessimistisch tonen ten opzichte van hun Europese collega’s. Het ging met name over de kredietverlening aan ondernemingen. Volgens de bankiers ondervinden vooral de bouw, het bedrijfsvastgoed en de dienstensector een restrictiever beleid. De Belgische banken koesteren in 2012 dan ook geen ambitieuze plannen. Zo zal de tewerkstelling slechts in zeer bescheiden mate toenemen. 151 Hieruit blijkt dat de crisis nog lang niet voorbij is, en dat het herstel nog jaren zal aanslepen. 65. We bespreken in wat volgt bondig de historiek van de drie voormalige Belgische grootbanken: Fortis, Dexia en KBC.
148 149 150
151
NBB, Jaarverslag 2011, 26, www.nbb.be. NBB, Jaarverslag 2011, 18, www.nbb.be. ERNST & YOUNG, “Belgische banken stellen minder leningen in het vooruitzicht”, 21 maart 2012, persbericht, www.ey.com/BE/en/Newsroom/News-releases/Belgische-banken. DE TIJD, “Belgische banken op de rem voor leningen”, 21 maart 2012.
38
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
§1. F O R TIS 66. Fortis was over de jaren heen uitgegroeid tot een typisch internationale bankengroep. Toch kunnen we op geen enkel moment spreken over een gestroomlijnd geheel. Zo telde Fortis in 1997 reeds meer dan honderd ondernemingen. 152 We beginnen het verhaal van de ondergang van Fortis tien jaar later, toen de overname van ABN Amro beraamd werd. 67. Nadat er reeds eerder verschillende geruchten waren over een mogelijke overname van ABN Amro, bevestigde Fortis deze geruchten op 13 april 2007.153 De Belgisch-Nederlandse bankverzekeraar, de Royal Bank of Scotland en de Spaanse bank Santander beraamden een overname van het Nederlandse ABN Amro. 154 Het waren de gloriedagen van Fortis. Op 6 augustus 2007 stemden de aandeelhouders met overgrote meerderheid (93,48% in Brussel) in met een kapitaalverhoging van ruim 13,2 miljard euro om de overname te financieren. 155 Een glorieuze fusie lag binnen handbereik.156 Toch was op dat moment de Amerikaanse subprimecrisis volop bezig. De woningmarkt stortte in elkaar waardoor ook de prijzen van afgeleide producten, waaronder CDO’s, daalden. Ondanks deze ontluikende crisis in Amerika besliste Fortis om de overname te laten doorgaan, mede omdat het gedeelte dat Fortis zou krijgen praktisch geen CDO’s of toxische producten bevatte.157 Niet veel later gaven de Nederlandse autoriteit, alsook de Europese Commissie (weliswaar met enkele opmerkingen), hun goedkeuring voor de overname. 158 De goedkeuring van de CBFA was in dit geval niet noodzakelijk.159 Naderhand bleek dat onder meer de Nederlandse centrale bank grote twijfels bij de geplande overname. 160 68. Fortis verwierf zo naar schatting zestig procent van de Nederlandse activiteiten van ABN Amro, en dit bovenop de wereldwijde divisies vermogensbeheer en private banking. De omvang van de bankgroep was indrukwekkend. Het betrof een toonaangevende Europese bankverzekeringsgroep met een balanstotaal van 871 miljard euro en een nettowinst van 4,0 miljard euro. 161 Fortis werd hierdoor de derde private bank in Europa.162 Toch stelde men ook toen reeds
152 153 154 155
156 157 158
159 160
161 162
T. DEBELS, De ondergang van Fortis, Antwerpen, Houtekiet, 2009, 10. FORTIS, “Gezamenlijk bericht Fortis, Royal Bank of Scotland en Santander”, 13 april 2007, persbericht. De overnameprijs bedroeg (samen) maar liefst 71,1 miljard euro. Fortis betaalde voor haar deel 24 miljard euro. FORTIS, “Meerderheid van de aandeelhouders van Fortis vóór bod op ABN AMRO en kapitaaluitbreiding”, 6 augustus 2007, persbericht; FORTIS, “Aankondiging”, 21 september 2007, persbericht. DE STANDAARD, “Fortis dichter bij ABN Amro”, 7 augustus 2007. FORTIS, Jaaroverzicht 2007, 24; K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 25; FORTIS, “Fortis verheugd over goedkeuring van de Europese commissie”, 3 oktober 2007, www.ageas.com. Gezien de overname juridisch door Fortis Bank Nederland gebeurde (verwering van een deelneming). DE STANDAARD, “Nederlandse toezichthouder waarschuwde Fortis voor overname ABN Amro”, 25 november 2011. FORTIS, Jaaroverzicht 2007, 16-17, www.ageas.com. Ibid., 1.
39
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
de vraag hoe snel Fortis die investering zou terugverdienen. 163 Dit kwam tot uitdrukking via de verlaging van de rating van Fortis door verschillende ratingbureaus. 69. Nog geen jaar na de kapitaalverhoging was de euforie al heel wat gedaald. De meeste aandeelhouders hadden zwaar moeten investeren, terwijl de winst en de beurskoersen bleven zakken. Deze daling maakte het voor Fortis moeilijker om bepaalde operaties die werden opgestart bij de overname van ABN Amro te realiseren. Zo moest Fortis na de overname van ABN Amro bepaalde activa afstoten aan een ‘internationale bank’. De reden hiervoor was het garanderen van voldoende concurrentie op de Nederlandse bankenmarkt.164 Deze verkoop van onderdelen van ABN Amro viel zwaar tegen. De enige redelijke kandidaat was Deutsche Bank en die stelde ‘belachelijk hoge eisen’. 165 Uiteindelijk verkocht Fortis de delen toch aan Deutsche Bank voor een bedrag van 709 miljoen euro. 166 Hierdoor leed Fortis een zwaar verlies (1,1 miljard euro167), maar de druk van Europa en de verliezen door het nog niet kunnen integreren van ABN Amro liepen te hoog op. 168 Het liquiditeitsprobleem van Fortis nam hallucinant grote proporties aan. Om de twijfel weg te nemen voerde Fortis in juni 2008 een bijkomende kapitaalverhoging uit, maar het vertrouwen bleef uit. In een poging het negatieve klimaat te keren bevestigde Fortis verschillende keren uitdrukkelijk de grote synergetische voordelen van de fusie. 169 70. Bij het bestuderen van de persberichten zien we de eerste reacties op de markspeculatie opduiken in mei 2008. Fortis probeerde vanaf dan voortdurend de geruchten en speculatie af te remmen, maar dat kon weinig baten. Het valt op dat Fortis pas echt ongerust begon te worden in juni 2008. Op dat moment probeerde de groep zijn solvabiliteit te versterken en betaalde geen interim-dividend uit. Als gevolg van deze aankondigingen stortte de koers van het aandeel naar beneden. De waarde van de Fortis Groep werd zo lager dan de prijs die ze voor de overname van ABN Amro betaalden. 170 Vanaf dan volgen de persberichten zich snel op. De ongerustheid over de situatie van de groep steeg. Zo luidde het persbericht van 16 september 2008 kort maar krachtig: “Fortis meldt dat de speculatie over de aandelenkoers wordt aangewakkerd door emails met geruchten over een op handen zijnde claimemissie. Fortis ontkent deze geruchten met klem.”171 We merken hierbij duidelijk nervositeit in de manier van communiceren. Een bericht
163 164 165 166
167 168 169
170 171
DE STANDAARD, “Combinatie Fortis/ABN Amro wordt Europees zwaargewicht”, 9 oktober 2007. DE STANDAARD, “Fortis heeft moeite met verkoop ABN Amro-onderdelen”, 15 juni 2008. DE STANDAARD, “Fortis verkoopt delen ABN Amro aan Deutsche Bank”, 2 juli 2008. FORTIS, “Fortis, ABN Amro en Deutsche bank komen verkoop overeen van onderdelen van ABN AMRO’s BU Nederland”, 2 juli 2008, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 5, www.ageas.com. S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 104. Fortis verwachtte in 2010 reeds synergetische kostenbesparingen van 1,3 miljard euro.; FORTIS, “Fortis meldt goede vooruitgang bij integratie van ABN Amro”, 22 mei 2008. persbericht, www.ageas.com. DE STANDAARD, “Fortis minder waard dan overgenomen stuk ABN Amro”, 26 juni 2008. FORTIS, “Verklaring Fortis over marktspeculatie”, 16 september 2008, persbericht, www.ageas.com.
40
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
van 25 september 2008 meldt nog korter: “Fortis ontkent ten stelligste de actuele geruchten in de markt en bevestigt vroegere verklaringen.” 172 Daarenboven kwamen er verschillende opeenvolgende waardeverminderingen op de portefeuille gestructureerde kredieten en was er een algemene verslechtering van de liquiditeit op de interbankenmarkt (vooral na de val van Lehman Brothers op 15 september 2008). Fortis kwam in de problemen. Het werd erg moeilijk nog financiële instrumenten te plaatsen en ook de neerwaartse herzieningen van financiële vaste activa zorgden voor ongerustheid. 173 Het bedrijf slikte in de eerste negen maanden van 2008 een verlies van maar liefst 14,1 miljard euro. 174 71. De structuur kwam onder druk. De geruchten over een nieuwe kapitaalverhoging deden de bank geen deugd. 175 Ook het gegeven dat het Britse Royal Bank of Scotland, een partner bij de overname van ABN Amro, zwaar in de problemen kwam eind september verhoogde de zenuwachtigheid. 176 Er startte een run on the bank en Fortis kreeg geen toegang meer tot de interbancaire markt (waar het in normale tijden per dag tot 20 miljard euro ophaalde). 177 De situatie leek onhoudbaar en de toestand van Fortis Bank werd extreem kwetsbaar. De bank deed voor het eerst een beroep op de Nationale Bank en kreeg een noodlening van 5,4 miljard euro.178 72. In het weekend van 27 & 28 september 2008 beslisten de Benelux-landen 11,2 miljard euro in de bankpoot van Fortis te pompen. Fortis Bank voerde een kapitaalverhoging uit voor een bedrag van 4,7 miljard euro, waarop de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (FPIM) inschreef. Hierdoor verwierf de Belgische Regering 49% van de aandelen in Fortis Bank. 179 Hetzelfde scenario werd uitgeschreven voor de Nederlandse (4,0 miljard euro) en Luxemburgse (2,5 miljard euro) tak voor respectievelijk de Nederlandse en Luxemburgse Regering. 180 Daarnaast accepteerde de NBB om met Fortis Bank een Emergency Liquidity Agreement (ELA) af te sluiten met als doel de liquiditeit van de bankactiviteiten te verzekeren.181 Een alternatief scenario van een verkoop van Fortis Holding aan ING of BNP Paribas aan een prijs tussen 1 en 2 euro per aandeel werd aan de kant geschoven. 182
172 173
174 175 176
177
178 179 180
181
182
FORTIS, “Verklaring Fortis over marktspeculatie”, 25 september 2008, persbericht, www.ageas.com. Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 26. FORTIS, “Financiële update”, 22 januari 2009, persbericht, www.ageas.com. S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 132. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 71. Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 31. Ibid. Via de Federale Participatie- en investeringsmaatschappij (FPIM). FORTIS, “Belgische, Luxemburgse en Nederlandse overheid investeren EUR 11,2 miljard in Fortis”, 29 september 2008, persbericht, www.ageas.com; FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 6. Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 40. Ibid., 38.
41
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
73. Hoewel de sfeer over het akkoord in eerste instantie positief was, keerde het optimisme snel. Het aandeel kelderde en zakte tot 3,97 euro op maandag 29 september.183 Een nieuwe run on the bank ontstond. Er werd op een week tijd 24,1 miljard euro opgevraagd. 184 Fortis kwam zwaar in de moeilijkheden. De bank maakte voor 11,4 miljard euro gebruik van de Marginal Lending Facility (van de ECB). Dit zijn zeer uitzonderlijke geldvoorschotten die, tegen penaliserende voorwaarden, van dag tot dag toegekend worden. Daarnaast maakte de bank voor 54 miljard euro van de ELA gebruik. 185 De overige 7 miljard euro werd bij de Nederlandse centrale bank gezocht.186 Er kwamen nieuwe onderhandelingen over de situatie van Fortis. Op 3 oktober bleek er een tekort van maar liefst 120 miljard euro te zijn. 187 Dit tekort werd voorlopig opgevangen door de noodleningen bij de centrale banken en leningen bij de ECB.188 De overheden besloten Fortis op te splitsen, er kwam een nieuwe deal. Zo kocht de Belgische Staat de aandelen van Fortis Bank (4,7 miljard euro) 189 , waardoor ze eigenaar werd van de bank. Gelijktijdig werd een overeenkomst gesloten tussen de Belgische Staat, de holdings van de Fortis Groep, Fortis Bank en BNP Paribas over de overdracht van 75% van het kapitaal van Fortis Bank en 100% van Fortis Insurance Belgium aan BNP Paribas. 190 De drie partijen zouden ook aandeelhouder worden van een zogenaamde ‘bad bank’, een vehikel waar een deel van de probleemportefeuille met gestructureerde kredieten zou worden ondergebracht. De Nederlandse overheid kocht ABN Amro en de bank- en verzekeringsactiviteit van Fortis Nederland voor 16,8 miljard euro.191 74. De aandeelhouders van Fortis Groep waren niet tevreden met deze regeling en spanden een procedure aan die uiteindelijk voor het Hof van Beroep te Brussel, zetelend in kort geding, werd gebracht. Dit Hof hervormde de eerdere beschikkingen van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel en beval de opschorting van de beslissingen die de raad van bestuur van Fortis Holding had genomen. 192 De genomen beslissingen dienden volgens het Hof ter goedkeuring aan de aandeelhouders worden voorgelegd. In datzelfde arrest kreeg de Federale Participatie en Investeringsmaatschappij het verbod opgelegd, gekoppeld aan een dwangsom, 183
184
185 186 187 188
189 190 191
192
S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 189; FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 6. Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 49. Ibid, 50. Ibid. K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 50. FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 7. S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 161. S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 210.; FORTIS, “Fortis bevestigt verkoop bancaire en Belgische verzekeringsactiviteiten”, 6 oktober 2008, persbericht, www.ageas.com; FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 6. Brussel, 12 december 2008, F-20081212-1, www.juridat.be.
42
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
om afstand te doen van haar deelneming in Fortis Bank ten gunste van een derde. Tijdens die blokkeringperiode, die tot 16 februari 2009 liep, diende BNP Paribas haar interbancaire relatie met Fortis Bank ongewijzigd te handhaven overeenkomstig de marktvoorwaarden en met naleving van de normale concurrentievoorwaarden. 193 Later vernietigde het Hof van Cassatie dit arrest en verwees het de zaak door naar het Hof van Beroep te Luik. Dit was slechts een formele doorverwijzing gezien Fortis intussen verkocht was, met goedkeuring van de aandeelhouders. 194 Op de algemene vergadering die op 11 februari 2009 volgde, weigerden de aandeelhouders met een zeer kleine meerderheid voornoemde beslissingen goed te keuren. 195 De overeenkomst met BNP Paribas werd gewijzigd en op 7 maart 2009 geformaliseerd, onder de opschortende voorwaarde van de goedkeuring door de aandeelhouders van de Fortis Groep. 196 Deze goedkeuring kwam er op 28 april in België en op 29 april in Nederland. BNP Paribas is sindsdien de meerderheidsaandeelhouder (75%) van Fortis Bank. 197 BNP Paribas besloot bovendien de naam van Fortis te wijzigen in BNP Paribas Fortis. Het restant, Fortis Holding (waarvan de naam in april 2010 gewijzigd werd in “Ageas”) is een verzekeringsholding met als belangrijkste deelneming 75% in de Belgische verzekeringsonderneming AG Insurance (het vroegere Fortis Inurance). De overige 25% van AG Insurance is in het bezit van BNP Paribas via Fortis Bank. De verzekeringsonderneming en de bank hebben een distributieovereenkomst gesloten voor de verdeling van de verzekeringsproducten via het netwerk van Fortis Bank. 198 75. Zoals gezegd zijn bij de overname van Fortis bank de meeste problematisch gestructureerde kredieten uit de balans van de bank gehaald en in een zogenaamde bad bank gebracht.199 Royal Park Investments (RPI) werd opgericht met als aandeelhouders Ageas NV/SA (44,70%), de Belgische Staat via de FPIM (43,53%) en BNP Paribas (11,77%). 200 De overheid staat ten belope van 9,215 miljard euro borg. 201 RPI maakte in 2010 een nettowinst van 235 miljoen euro. In 2011 liep dit op tot 298,5 miljoen euro. 202
193
194 195
196 197
198
199
200 201
202
CBFA, Jaarverslag 2008-2009, 42, www.fsma.be; FORTIS, “Verklaring Fortis inzake arrest Hof van Beroep van Brussel”, 15 december 2008, persbericht, www.ageas.com. Cass. 19 februari 2010, nr. AR. F-20100219-1, www.juridat.be. FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Fortis SA/NV van 11 februari 2009”, 11 februari 2009, persbericht, www.ageas.com. CBFA, Jaarverslag 2008-2009, 42, www.fsma.be. FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders van Fortis op 28 en 29 april 2009”, 29 april 2009, persbericht, www.ageas.com. 25% van Fortis Bank blijft in handen van de Federale Participatiemaatschappij. FORTIS, Jaaroverzicht 2009, 6; S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 279. FORTIS, “Fortis holding, BNP Paribas, Fortis Bank en de Belgische Staat bereiken overeenstemming over financieringsarrangement voor special purpose vehicle Royal Park Investments”, 26 april 2009, persbericht, www.ageas.com. Legal Structure Royal Park Investments, www.royalparkinvestments.com. Art. 3 KB 14 april 2009 tot toekenning van een staatswaarborg aan bepaalde operaties in verband met de redding van Fortis, BS 21 april 2009, 32110. ROYAL PARK INVESTMENTS, Annual report 2011, 3, www.royalparkinvestments.com.
43
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
§2. D EX IA 76. Eind september 2008 zag ook Dexia haar solvabiliteits- en liquiditeitspositie drastisch aangetast worden door onder meer het opdrogen van de interbancaire markt, de terugtrekking van professionele deposito’s en buitensporige risicoposities. Bovendien besloten ratingbureaus Moody’s en Standard & Poor’s de rating van Dexia gevoelig te verlagen. Als reactie daarop beslisten de referentieaandeelhouders, de Belgische en Franse Staat op 30 september 2008 om Dexia te ondersteunen. In eerste instantie kwam er een kapitaalverhoging van 6,38 miljard euro voor Dexia NV. 203 De Belgische regering investeerde 1 miljard euro, de Vlaamse Gemeenschap 500 miljoen euro en het Waalse Gewest 350 miljoen euro. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deed er nog 150 miljoen euro bovenop. De drie institutionele aandeelhouders (Gemeentelijke holding, Arcofin, Ethias) investeerden samen ook nog eens 1 miljard euro. De Franse Staat droeg 3 miljard euro. Luxemburg verbond zich ertoe 376 miljoen euro te investeren in Dexia Banque Internationale à Luxembourg SA in de vorm van converteerbare obligaties met een looptijd van drie jaar.204 Als compensatie voor die steun namen P IERRE MARIANI (CEO) en JEAN-LUC DEHAENE (bestuurder) plaats in het bestuur van de bank. Daarnaast werd Dexia NV verplicht een ingrijpend herstructureringsplan te ontwerpen, met als doel het risicoprofiel van de groep te reduceren en haar balanstotaal te verminderen.205 PIERRE MARIANI verklaarde later dat deze kapitaalverhoging tot onrust op de markten leidde, iets wat later de problemen van Dexia zou versterkt hebben. De tussenkomst had de aandacht getrokken van investeerders en ratingbureaus, en leidde zo tot een paniekgolf met als gevolg een onmiddellijk verlies van 19 miljard euro in de daaropvolgende week. 206 77. Om de toegang tot de financiële markt te verzekeren kwam er op 9 oktober 2008 een staatswaarborg voor een maximumbedrag van 150 miljard euro. Deze waarborg werd voor 60,5% gedragen door de Belgische staat, 36,5% door de Franse Staat en 3% door de Luxemburgse Staat. 207 Het systeem bestaat erin dat deze staten, tegen betaling van een garantievergoeding, hun waarborg aan alle nieuwe obligaties onderschrijven. Deze waarborg zorgde ervoor dat Dexia geld kon blijven ophalen op de financiële markten. De waarborg werd in principe verleend tot en met 31 oktober 2009. 208 Op 19 november 2008 keurde de Europese Commissie de steunmaatregelen aan Dexia goed. 209 Later kwam er een verlenging van de staatwaarborgen, zij het voor een iets beperkter bedrag van 100 miljard euro en werd de looptijd
203 204 205 206 207 208 209
DEXIA, Jaarverslag 2008, 10, www.dexia.com. Ibid. NBB, Financial Stability Review 2011, 19, www.nbb.be. DE STANDAARD, “Kapitaalverhoging Dexia wekte ongerustheid op”, 20 januari 2012. Verlag van de Commissie betreft de noodsteun ten behoeven van Dexia in de vorm van garanties voor verplichtingen en liquidity assistance, COM(2008) 7338, 19 november 2008, 4. DEXIA, “Gemeenschappelijke mededeling van de Franse, Belgische en Luxemburgse regeringen over Dexia”, 9 oktober 2008, persbericht, www.dexia.com. CBFA, Jaarverslag, 2008-2009, 43, www.cbfa.be; Persmededeling Commissie, IP/08/1745, 20 november 2008.
44
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
van de nieuwe langetermijnfinanciering verlengd tot maximaal vier jaar. 210 De Europese Commissie keurde dit goed op 30 oktober 2009. 211 Op 30 juni 2010 stopte Dexia met het uitgeven van gewaarborgde schuld, conform de overeenkomst met de Europese Commissie. 212 78. Dexia moest doorheen een grondige herstructurering waarbij het zich ging heroriënteren op de kerntaken. Dit omvatte onder meer de bancaire dienstverlening aan klanten uit de publieke sector (Public and Wholesale Banking) en aan consumenten (Retail and Commercial Banking) met inbegrip van private banking en verzekeringen. De historisch grote beleggingsportefeuille werd stelselmatig afgebouwd, wat een gunstig effect moest hebben op de liquiditeitspositie. Dexia had wel nog een groot probleem: haar Financial Security Assurance (FSA) holding in de VS, wat in feite een dochteronderneming van Dexia Crédit Local Sa (DCL) was. FSA was een Amerikaanse verzekeraar met als kernactiviteit de bescherming van obligatiehouders tegen wanbetalingen. Deze techniek gebruikte men ook bij het verzekeren van problematisch gestructureerde producten. FSA kwam in de problemen en Dexia wou haar activiteiten afstoten. De verkoop liep echter niet van een leien dakje, maar werd afgerond op 1 juli 2009. PIERRE MARIANI stelde dat deze verkoop kaderde in de strategie om zich weer toe te leggen op de kernactiviteiten.213 Niet alleen FSA zorgde voor problemen, ook onder meer Kommunalkredit Austria werd eind 2008 verkocht wegens te risicovol. 214 79. Reeds begin 2009 bleek dat van alle banken in de Benelux, Dexia op de hoogste berg rommelkredieten zat, met een portefeuille van maar liefst 111 miljard euro. De portefeuille bedroeg 677% van het eigen vermogen van Dexia. In termen van kernkapitaal ging het om 793%. Deze situatie was nog vele keren dramatischer dan de situatie van Fortis. JEAN-LUC DEHAENE stelde dat de toxische portefeuille, tussen 2006 en 2008 aangroeide van 40 miljard tot 260 miljard dollar. Hij was van mening dat Dexia in die periode meer weg had van een hefboomfonds dan van een bank. 215 Ook de Europese Commissie en de Franse toezichthouder stuurden herhaaldelijk brieven naar Dexia om te duiden dat de risico’s uit de hand liepen. Dexia zelf kon ondertussen niet nagaan hoe groot de risico’s precies waren. De oplossing was dan maar om een deel van de risicovolle producten van het Franse filiaal over te hevelen naar het Belgische. De afbouw van dergelijke risico’s verliep traag, onder meer door de enorme omvang van de balans en de aard van de beleggingen. 216
210 211 212 213 214 215 216
DEXIA, “Verlenging met één jaar van de staatswaarborg op de uitgiften van Dexia”, 18 september 2009, persbericht, www.dexia.com. Verslag van de Commissie betreft “the extension of the Member State’s guarantee for Dexia bonds”, COM(2009) 8469, 30 oktober 2009, 9. DEXIA, Jaarverslag 2010, 35, www.dexia.be. DEXIA, “Dexia rondt de verkoop van de FSA Holdings Ltd aan Assured Guaranty Ltd. af”, 1 juli 2009, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, Jaarverslag 2011, 12, www.dexia.com. DE STANDAARD, “Dexia was geen bank, maar een hedge fund”, 10 oktober 2011. DE STANDAARD, “Dexia sloeg waarschuwingen in de wind”, 20 oktober 2011.
45
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Figures closing Q3 2008Q Disclosed Structured Credit (net exposure)
As %
As %
shareholders Equity
of Tier 1
31.12.2007
30.06.2008
Dexia*
111
677%
793%
ING Group
78
197%
300%
HBOS
55
248%
177%
Fortis
40
117%
160%
Avarage
39
154%
186%
Lloyds TSB
35
282%
250%
UCI
22
52%
54%
Commerzbank
19
118%
100%
KBC Group
16
87%
114%
Intensa Sanpaolo Spa
11
21%
42%
* Includes 96 bn euro insured ABS through FSA
217
80. Niet veel later liep het totaal fout. Dexia Frankrijk (DCL) voerde een onverantwoordelijk beleid. De liquiditeitsnormen werden niet gehaald. Bovendien bezat de Franse tak een portefeuille renteswaps die voor miljarden bedreigd waren. 218 Renteswaps zijn financiële instrumenten die de bank indekken tegen het renterisico op haar portefeuille. De reden van de grote omvang van deze instrumenten is duidelijk. Dexia herfinanciert haar langlopende kredieten aan lokale overheden met kortlopende leningen op de interbancaire markt. Om de risico’s in haar portefeuille meer te beheersen sloot Dexia massaal renteswaps af. Het probleem hierbij was wel dat er een enorm liquiditeitsrisico ontstond. De rente kan immers beginnen dalen waardoor de swaps aan waarde verliezen en Dexia extra onderpand dient te storten. 219 81. In juni 2010 waarschuwde Dexia de Franse toezichthouder ACP dat het niet aan de wettelijke minimale liquiditeitseisen kon voldoen. In antwoord daarop dreigde de Franse toezichthouder er op 16 augustus 2010 mee Dexia onder speciaal toezicht te plaatsen. 220 Ondertussen had de Franse tak, twee jaar na de eerste redding, totaal geen zicht op de onderliggende risico’s. 221 Eind december 2010 piekten de renteswaps. Ze haalden in 2010 voor ongeveer 46 miljard euro aan cash onderpand uit Dexia. 222 In mei 2011 werd Dexia onder verscherpt toezicht geplaatst door het ratingbureau Standard & Poors. De NBB vroeg Dexia om een ontmantelingsplan voor te bereiden. 223 De Europese schuldencrisis begon te escaleren, rentes zakten en geld werd via de renteswaps uit Dexia gehaald. In oktober 2011 volgde het 217 218
219 220 221 222 223
Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 28. Verslag namens de bijzondere commissie: onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 117.(hierna: verslag Dexia-commissie); DE STANDAARD, “Dexia Frankrijk was tikkende tijdbom”, 20 oktober 2011. DE STANDAARD, “Het Drama van Dexia”, 17 maart 2012. L’ EXPRESS, “Le régulateur français avait alerté Dexia dès août 2010”, 20 oktober 2011. DE STANDAARD, “De val van Dexia”, 20 oktober 2011. DEXIA, Jaarverslag 2010, 176, www.dexia.be. Verslag Dexia-commissie, 383.
46
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
einde voor Dexia. De interbancaire markten werkten niet meer naar behoren en weigerden elkaar kredieten. Er kwamen speculaties over de splitsing van Dexia, klanten haalden geld af, Moody’s dreigde nogmaals met een ratingverlaging…. Het ontmantelingsplan werd geactiveerd. 224 82. De oorzaak lag al vroeger in de tijd. De vergissing werd gemaakt toen Dexia, in zijn onstuitbare drang om uit te groeien tot een wereldspeler, steeds meer geleend geld ging beleggen. In die tijden groeiden overigens alle Belgische banken zeer snel: Fortis beraamde de overname van ABN Amro, KBC bouwde een tweede thuismarkt in Oost-Europa uit. 225 Bovendien voerde Dexia in 2006 en 2008 twee kapitaalverhogingen uit, wat op zich niet abnormaal is, maar waarvan de methode wel vragen doet reizen. Dexia Bank België leende hiervoor geld aan de Gemeentelijke Holding, waarna dit bedrag aangewend werd om in te stappen in de kapitaalverhoging. Deze regeling verhoogt op een artificiële manier het kapitaalniveau van Dexia en is momenteel verboden in de EU. 226 Het is frappant te zien dat toezichthouders hier niet actief tegen optraden, ondanks de zeer regelmatige controles. 83. Op 3 oktober 2011 vroeg de Raad van Bestuur aan de gedelegeerd bestuurder om in overleg met de staten en de toezichthoudende autoriteiten “de nodige maatregelen voor te bereiden om de structurele problemen op te lossen die wegen op de operationele activiteiten van de groep en om nieuwe groeivooruitzichten te bieden voor de historische commerciële activiteiten in België en in Frankrijk.” 227 Het probleem hierbij was dat het aandeel niet geschorst werd, met als gevolg dat de aandeelkoers kelderde. Pas op 6 oktober 2011 vroeg de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) de schorsing van het aandeel. 228 Op 9 oktober 2011 rondden Dexia en de Belgische overheid de verkoopsovereenkomst van Dexia Bank België aan de Federale Participatie- en investeringsmaatschappij af. De verkoopprijs bedroeg 4 miljard euro. 229 Vreemd is dat de regering zich hierbij niet op het nieuwe artikel 57bis van de Bankwet steunde. Er werd de voorkeur gegeven aan een onderhandelde oplossing. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat het artikel, wegens nooit eerder gebruikt, te grote juridische risico’s met zich zou meebrengen. 230 De Europese Commissie keurde deze maatregel goed, omdat ze volgens haar “noodzakelijk was om de financiële stabiliteit te vrijwaren”. 231 Het Luxemburgse Dexia Banque Internationale à
224 225 226 227 228 229 230 231
DE STANDAARD, “De val van Dexia”, 20 oktober 2011. DE STANDAARD, “Wil de schuldige opstaan?” 22 oktober 2011. Verslag Dexia-commissie, 216. DEXIA, “Mededeling”, 3 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Schorsing van het Dexia-aandeel op vraag van FSMA”, 6 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, Jaarverslag 2011, 14, www.dexia.com.; Verslag Dexia-commissie, 386. Zie verdere bespreking onder randnummers 266 tot en met 269. EUROPESE COMMISSIE, Aide d'Etat SA33751 (2011/C ex 2011/N) – Belgique Dexia S.A. - Rachat de Dexia Banque Belgique par l'Etat belge, 10 oktober 2011, COM(2011) 7468; DE STANDAARD, “Europa keurt nationalisering Dexia Bank voorlopig goed”, 17 oktober 2011.
47
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Luxembourg zou op termijn verkocht worden. 232 Eind december 2011 werd hierover een akkoord gesloten met een investeringsgroep uit Qatar.233 84. De waarborg die de Belgische Staat hierbij stelde was fenomenaal. De Belgische, Franse en Luxemburgse nationale overheden besloten om zich gezamenlijk, maar niet hoofdelijk, borg te stellen voor de interbancaire en obligatiefinanciering die een looptijd kunnen hebben van 10 jaar en die door Dexia NV en Dexia Crédit Local worden opgehaald. De Belgische Staat stelde zich voor maar liefst 54,45 miljard euro borg (60,5%). Ook Frankrijk (36,5%) en Luxemburg (3%) deden een inspanning en droegen de rest van de borgen waardoor het totaalbedrag van de borgstelling opliep tot 90 miljard euro. 234 Naast de reeds bestaande waarborgen voor andere banken, stelde de Staat zich voor Dexia borg ten belope van een bedrag dat 15% van het BBP bedraagt. PAUL DE GRAUWE, professor aan de London School of Economics, waarschuwde dat als de overheid elke euro waar ze zich borg voor stelt zou moeten uitbetalen, ons land in één klap 41 procent armer zou worden. 235 In november 2011 bleek dat België zich verslikt had in de gestelde waarborgen en stuurde de regering aan op een heronderhandeling van het akkoord. Uiteindelijk kwam er een voorlopig garantiesysteem van 45 miljard euro, de verdeelsleutel bleef onveranderd. Deze waarborg werd goedgekeurd door de Europese Commissie op 21 december 2011.236 85. In januari 2012 leek er nog steeds geen oplossing te zijn voor Dexia Bank België. De groep had eind december 2011 een liquiditeitskloof van 88 miljard euro die bijna uitsluitend werd gefinancierd door leningen bij de centrale banken en gewaarborgde schuld. 237 Daarnaast was er een aanslepende onderhandelingsronde omtrent de ontmanteling van de restbank, waarbij vooral Frankrijk dwars lag. 238 In februari 2012 leek er dan toch een akkoord te komen. Dexia Municipal Agency (een filiaal van DCL) werd uit Dexia gelicht, waardoor er een nieuwe bank voor de financiering van de Franse lokale overheden werd gecreëerd. Het bedrag van de verkoop bedroeg 380 miljoen euro, waardoor de holding een verlies van ongeveer 1 miljard euro leed. De nieuwe kredietinstelling is in handen van Caisse des Depôts (35%) en La Banque Postale (65%).239 Daarnaast werden ook onderhandelingen voor de verkoop van Dexia Banque Internationale à Luxembourg opgestart. Eind december 2011 werd hieromtrent een bindende
232 233 234
235 236 237 238 239
DEXIA, “Start van exclusieve onderhandelingen voor de verkoop van Dexia Banque Internationale à Luxembourg”, 6 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Jaarresultaten 2011 van Dexia en stand van zaken van het herstructureringsproces van de Groep”, 23 februari 2012, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, Jaarverslag 2011, 16; DEXIA: “De Belgische, Franse en Luxemburgse nationale overheden verlenen Dexia aanzienlijke steun bij de implementatie van het herstructureringsplan dat op 4 oktober werd bekendgemaakt”, 10 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DE STANDAARD, “Borg voor Dexia: 13090 euro per Belg”, 12 oktober 2011. DEXIA, Jaarverslag 2011, 16; Persmededeling van de Commissie IP/11/1592, 21 december 2011. DEXIA, Jaarverslag 2011, 81, www.dexia.com. DE STANDAARD, “Dexia ligt nog aan noodinfuus ECB”, 18 januari 2012. DEXIA, Jaarverslag 2011, 15, www.dexia.com; DEXIA, “Principeovereenkomst voor de toekomst van de financiering van de Franse lokale openbare sector”, 10 februari 2012, persbericht, www.dexia.com.
48
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
ontwerpovereenkomst gesloten die bepaalt dat de groep Dexia haar aandeel zal verkopen aan Precision Capital (een investeringsgroep uit Qatar, 90%) en het Groothertogdom Luxemburg (10%). De transactieprijs bevat een vast gedeelte van 730 miljoen euro. Dit bedrag kan op het moment van de closing aangepast worden met 100 miljoen euro. 240 86. De resultaten van het jaar 2011 waren voor de Dexia holding abominabel slecht. De Holding leed een verlies van 11,6 miljard euro, dat voornamelijk veroorzaakt werd door tegenvallende eenmalige verkopen en de soevereine schuldencrisis. Het verslag van de commissaris spreekt over een verlies voor de moeder (Dexia NV) van 16,41 miljard euro.241 De moeder verloor dus bijna 5 miljard euro meer dan de gehele groep. Het verlies van de verkoop van Dexia Bank België bedroeg 4,2 miljard euro en de waardeverminderingen op de Griekse portefeuille 3,4 miljard euro. 242 De holding moet hierbij continu een beroep doen op noodkredieten van de centrale banken. Ook Dexia Bank België leed een verlies van 1,37 miljard euro. Dit verlies was vooral te verklaren door de grote afschrijvingen op Grieks waardepapier. Om het onderscheid tussen de bank en de holding te benadrukken, werd de bank omgedoopt tot ‘Belfius bank’. 243 87. Het lijkt er dus op dat de Belgische Staat dient in te grijpen en zware verliezen zal moeten dragen. Vooral de holding lijkt een probleem te zijn. Het kernvermogen bedraagt in februari 2012 nog altijd 7,6 miljard euro 244 waardoor Dexia (nog) niet genoodzaakt is een aandeelhoudersvergadering samen te roepen om te beslissen over de continuïteit. Toch blijkt dat er bij de moedervennootschap slechts 2,78 miljard euro245 aan eigen vermogen overblijft. Ook DCL blijft voor problemen zorgen en zou Dexia NV kunnen dwingen om tot 5 miljard euro extra af te schrijven.246 De regering zit met een groot probleem. De holding lijkt quasi verloren zonder een waarborg van 90 miljard euro. Op 15 maart was reeds meer dan 41 miljard van de 45 miljard euro aan voorlopige waarborgen opgebruikt. 247 Het probleem is dat Dexia de vergoedingen hiervoor niet kan betalen. Door de hoge vergoedingen zou DCL minder winst overhouden en zou het kernkapitaal te diep zakken, waardoor een herkapitalisatie noodzakelijk wordt. De kans is klein dat Dexia voor deze herkapitalisatie gelden kan ophalen op de private markt. Als de overheid Dexia herkapitaliseert, wordt ze grootaandeelhouder. De vennootschapswetgeving zou haar dan kunnen verplichten een bod op de hele groep uit te brengen. Zo zou Dexia een staatsholding worden, waardoor de hele balans van de Dexia Groep op de staatsschuld weegt. 248
240 241 242 243 244 245 246 247 248
Ibid., 16. DEXIA, Addendum jaarverslag 2011, 2, www.dexia.com. DEXIA, “Jaarresultaten 2011 van Dexia en stand van zaken van het herstructureringsproces van de Groep”, 23 februari 2012, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, Jaarverslag 2011, 10 ; DEXIA, “Dexia Bank België wordt Belfius Bank & Verzekeringen”, 1 maart 2012, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, jaarverslag 2011, 6, www.dexia.com. DEXIA, jaarverslag 2011, 229, www.dexia.com. DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012; DEXIA, Addendum jaarverslag 2011, 2. DEXIA, Jaarverslag 2011, 81, www.dexia.com. DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012.
49
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Bovendien financiert de holding zich nog steeds met geld van de centrale banken (31 miljard euro), waarvan 19 miljard aan noodliquiditeiten. Zo’n 22 miljard euro wordt via gewaarborgde leningen opgehaald op de markt.249 Doordat DCL niet meer aan de wettelijke liquiditeitsnormen kan voldoen, zou ze haar banklicentie in principe verliezen. Hierdoor zou ze geen beroep meer kunnen doen op de noodfinanciering van de centrale banken. Dit zou het einde betekenen voor Dexia. De toezichthouders zien dit voorlopig door de vingers. 250 Men zou ook kunnen opteren Dexia te vereffenen, maar ook dan zullen de kosten hoog oplopen. Bovendien dreigt er nog een bijkomend probleem. De staatsbank Belfius heeft voor miljarden euro vorderingen op de Dexia holding.251 Bij de vereffening dient de overheid dus niet alleen haar garanties na te komen, maar zal ze ook de staatsbank zwaar financieel moeten bijspringen voor het ongedekte risico.252
§3. KBC 88. Ook KBC worstelde met de financiële crisis, hoewel het minder getroffen werd door de opdroging van de interbancaire kredietverlening. Het probleem bij deze bank zat voornamelijk bij de zogenaamde CDO’s. Door ratingverlagingen op deze CDO’s in 2008 moest het bedrijf verschillende malen waardeverminderingen boeken. Het totale bedrag aan afwaarderingen op de CDO portefeuille bedroeg zo in de herfst van 2008 1,6 miljard euro. 253 A. EERS TE REDDI NG S P LAN : 3,5 M I LJ ARD EURO 89. De aandeelkoers van KBC begon sterk terug te vallen in de herfst van 2008. Ondertussen begonnen veel banken in het buitenland zich te herkapitaliseren. KBC kon dit, onder meer door de sterk terugvallende beurskoersen, niet financieren en klopte aan bij de overheid. De terugval was nooit gezien. In september 2008 was het KBC aandeel nog 64,57 euro waard, op 1 december 2008 22,56 euro. Om KBC te redden kwam er een investeringsplan van 3,5 miljard euro. De overheid zou intekenen op niet-overdraagbare kernkapitaalinstrumenten zonder stemrecht. Hierdoor kon de bank zijn kernkapitaal (Tier 1) versterken tot meer dan 8% en de solvabiliteitsmarge van de verzekeringsactiviteiten vergroten. KBC wendde de opbrengst dan ook aan om zijn kernkapitaal te versterken met 2,25 miljard euro en de solvabiliteitsmarge van de verzekeringsactiviteit met 1,25 miljard euro. 254
249 250 251 252 253
254
DEXIA, jaarverslag 2011, 81, www.dexia.com; KNACK, “Enkel goedkope staatswaarborg kan Dexia nog recht houden”, 23 februari 2012. DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012. Op 30 september 2011 had de Dexia Bank België een netto ongedekt risico van 22,5 miljard euro. Dit gedeelte daalde tegen 20 oktober 2011 tot 10 miljard euro. (www.dexia.be/funds/nl/prospectus/shortnip2012.pdf). K SCHOORS, “De financiële aardbeving van de eeuw”, Sampol 2011, alf. 10, 69. KBC, Kwartaalrapport 3kw2008, 25; KBC, “KBC neemt krachtige maatregelen om volatiliteit van toekomstige resultaten te verminderen en licht proactief voorlopige resultaten over derde kwartaal toe”, 15 oktober 2008, persbericht, www.kbc.be. KBC, Jaarverslag 2008, 72; KBC, “KBC versterkt huidige stevige financiële positie”, 27 oktober 2008, persbericht, www.kbc.be.
50
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Op 18 december 2008 gaf de Europese Commissie groen licht voor de herkapitalisatie van KBC. NEELIE KROES bestempelde dit als: “Noodzakelijk om het marktvertrouwen in KBC te behouden en ervoor te zorgden dat KBC leningen kan blijven vertrekken aan bedrijven”.255 B. TW EEDE REDDI NG S P LAN : 3,5 M I LJ ARD EURO 90. De eerste reddingsoperatie was nog maar net voorbij of er kwamen opnieuw speculaties over de kapitaalpositie van de bank en de waarderingen van haar gestructureerde obligaties. Daarnaast waren er hardnekkige geruchten over onder meer de positie van KBC in Centraal- en Oost-Europa. De beurskoers van het aandeel kreeg opnieuw zware klappen. Het Vlaams Gewest kondigde op 6 februari 2009 aan om voor twee miljard euro in te tekenen op het kernkapitaal van KBC. Ze verwierf hierdoor aandelen zonder stemrecht. Als tegenprestatie beloofde KBC de waarde van de CDO’s waarin het investeerde volledig af te schrijven. Bovendien wou de bank zijn activiteiten opnieuw richten op de thuismarkt, kosten beheersen en marktrisico’s verminderen. Naast de kapitaalinjectie van twee miljard euro had KBC het recht om voor anderhalf miljard euro kernkapitaaleffecten uit te geven aan de Vlaamse overheid (stand-by faciliteit). Dit recht bleef gelden gedurende minstens 5 jaar. 256 De Commissie keurde deze maatregel goed op 30 juni 2009.257 C. DERDE RED DI NG S P LAN : 20,0 MI LJ ARD EURO 91. Na de vorige twee reddingsoperaties gaf KBC de beleggers de indruk dat de bittere CDO-pil helemaal was doorgeslikt. Althans zo dacht men. De financiële markten waren er echter niet gerust in en op 5 maart 2009 bereikte KBC haar dieptepunt, het aandeel noteerde toen nog slechts 5,50 euro. Op 13 mei 2009 voelde KBC aan dat het opnieuw in de problemen kwam en vroeg het de schorsing van haar aandeel aan. 258 Plots bleek dat KBC nog een extra risicoblootstelling had op een andere portefeuille afgeleide producten van 22,5 miljard euro. Deze posities in gestructureerde producten waren ingedekt bij een Amerikaanse kredietverzekeraar MBIA. Deze kredietverzekeraar werd echter opgedeeld in twee entiteiten. De entiteit waar KBC bij werd ingedeeld kreeg meteen een lagere rating door de ratingbureaus. Hierdoor kwamen bijkomend zware afschrijvingsverplichtingen op KBC te liggen. 259
255
256
257
258 259
Mededeling van de Commissie betreffende de goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag, Pb. C. 13 mei 2009, afl. 109, 1. KBC, Jaarverslag 2008, 72; KBC, “KBC verstrekt update van blootstelling aan gestructureerde kredietproducten en geeft krachtlijnen van 4Q 2008”, 22 januari 2009, persbericht, www.kbc.be. Beschikking 2010/396/EG van 18 november 2009 betreffende steunmaatregel C 18/09 die België ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 24. KBC, “KBC vraagt schorsing aandeel”, 13 mei 2009, persbericht, www.kbc.be. KBC, “Resultaten KBC Groep NV, eerste kwartaal 2009”, 14 mei 2009, persbericht, www.kbc.be.
51
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
Onder meer de Vlaamse regering reageerde erg geprikkeld. De federale overheid besloot opnieuw tussen te komen. LUC PHILIPS, Chief Financial and risk officer van KBC, beschreef het probleem als volgt: “Onze portefeuille gestructureerde kredieten is grotendeels performing, maar is illiquide en daarom moeilijk te waarderen. Dat is een van de oorzaken van de onzekerheid en winstvolatiliteit.”260 Het plan volgde deze redenering. KBC diende een eerste verlies op te vangen van maximaal 3,2 miljard euro. Wanneer het verlies groter zou worden en KBC nood had aan extra kapitaal kon zij de overheid daarvoor aanspreken ten belope van 1,8 miljard euro, maar in ruil voor stemgerechtigde aandelen. In deze schijf had KBC de optie om geen beroep te doen op deze garantie en een andere geldschieter te zoeken. De rest van de portefeuille (geschat op 14,8 miljard euro) viel onder een waarborgregeling. De staat waarborgde hiervan 90%, KBC behield 10 % risico. 261 KBC deed ook beroep op de optie die de Vlaamse regering had opengelaten bij de tweede reddingsoperatie voor een bijkomende kapitaalinjectie van 1,5 miljard euro. De Europese Commissie verleende op 30 juni 2009 een voorlopige goedkeuring voor de in 2009 door de Belgische en Vlaamse overheid uitgevoerde steunmaatregelen. Op 18 november 2009 kwam er de definitieve goedkeuring.262 KBC dient in ruil wel een herstructureringsplan uit te voeren, dat onder meer de desinvestering van de Poolse bank en verzekeringsfilialen en de verkoop of liquidatie van specifieke CDO’s omvat.263
Tranches
Verbintenis tot intekening op
Garantiestructuur
kapitaalverhoging
Eerste verliestranche van
-
3,2 miljard euro KBC draagt 100% van de verliezen tot 5,2 miljard euro
De Belgische staat zal, wanneer KBC dat vraagt, intekenen op nieuwe KBC-
Tweede verliestranche van
aandelen tot een bedrag van 90% van
2 miljard euro
de
verliezen
in
de
tweede
verliestranche, d.w.z. 1,8 miljard euro Derde verliestranche van 14,8 miljard euro
De Belgische staat vergoedt 90% van de verliezen (KBC behoudt 10% eigen
-
risico) 264
260 261 262
263 264
KBC, “Resultaten KBC Groep NV, eerste kwartaal 2009”, 14 mei 2009, persbericht, www.kbc.be. KBC, Jaarverslag 2009, 7, www.kbc.be. Beschikking 2010/396/EG van 18 december 2008 betreffende steunmaatregel C 18/09 die België ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 51. NBB, Financial Stability review 2011, 19, www.nbb.be. KBC, Jaarverslag 2009, 8, www.kbc.be.
52
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
D. H ERS TEL 92. Na een aantal turbulente jaren voor KBC lijkt het bedrijf nu in iets rustiger vaarwater te zijn gekomen. KBC voldoet vandaag aan de vereiste 9% Core Tier 1-ratio, wat blijkt uit de kapitaalbuffertoetsing die door de Europese Bankautoriteit werd uitgevoerd. 265 Stilaan begint het bedrijf zich te heroriënteren op de thuismarkt door onder meer de verkoop van de Poolse verzekeringsdochter. Daarnaast wordt de blootstelling aan Zuid-Europese overheidsobligaties, CDO en ABS risico’s verder afgebouwd. Toch zijn de problemen, mede door de Europese schuldencrisis nog niet helemaal van de baan. In 2011 boekte KBC een nettowinst van 13 miljoen euro266, in 2010 was dit nog 1,86 miljard euro.267 In totaal maakte KBC gebruik van zo’n 7 miljard euro staatsteun. Sinds 2012 is de bank begonnen met de geleidelijke terugbetaling ervan. Zo werd reeds de eerste schijf van 500 miljoen euro terugbetaald aan de federale overheid. Tegen eind 2013 moet 4,7 miljard euro van de hoofdsom plus interesten terugbetaald worden. Het resterende deel volgt later.268
265
KBC, “KBC bereikt nu reeds 9% Core Tier-1 limiet in de EBA kapitaalbuffertoetsing”, 8 december 2011, persbericht, www.kbc.be. 266 KBC, Jaarverslag 2011,6; KBC, Kwartaalrapport 4kw2011, 25. 267 KBC, Jaarverslag 2010, 6, www.kbc.be. 268 KBC, “Resultaten 4de kwartaal en boekjaar 2011 KBC Groep”, 9 februari 2012, persbericht, www.kbc.be.
53
DEEL 2: INTERNATIONALE REGELGEVING “Never waste a good crisis” Milton Friedman Nobelprijswinnaar economie 1976
54
Internationale regelgeving
HOOFDSTUK 1: INLEIDING 93. Bekijken we de evolutie van het bankwezen, merken we voornamelijk dat banken doorheen de jaren steeds internationaler zijn geworden. Waar vroeger vele banken op nationaal niveau opereerden, zijn ze vandaag uitgegroeid tot grensoverschrijdende bankgroepen met bijkantoren in verschillende landen. Bovendien vonden er steeds vaker fusies plaats tussen verschillende banken. De regelgever diende op deze feitelijke evoluties in te spelen en greep in. In een poging om het toezicht geleidelijk aan te harmoniseren en zo een gelijke concurrentieverhouding te bewerkstelligen, vaardigden de overheden en de door hen gecreëerde instellingen verschillende richtlijnen uit. Deze harmonisatie heeft tot doel een ‘level playing field’ te creëren waarbij banken wereldwijd aan dezelfde eisen onderworpen zijn. Indien een land immers lagere kapitaaleisen stelt, hebben banken die in dat land gevestigd zijn een concurrentieel voordeel aangezien hun kosten lager zullen zijn. Banken zouden zo kunnen opteren om zich in een land met minder strikte eisen te vestigen en van daaruit activiteiten te ontplooien. Dit heet toezichtsarbitrage. Daarnaast is het mogelijk dat, indien banken internationale vestigingen hebben, bepaalde delen aan het toezichtmechanisme kunnen ontsnappen aangezien elke toezichthouder nationaal controleert. Het is de taak van internationale regelgeving hieraan te verhelpen. Tot slot is er een belangrijke taak voor coördinatie en informatie-uitwisseling weggelegd. De internationalisering heeft immers geleid tot een sterk verbonden sector. Problemen bij een grote financiële instelling zullen ook een impact hebben op vele andere landen. Financiële moeilijkheden bij een bepaald onderdeel van de bank moeten snel medegedeeld kunnen worden aan de andere toezichthouders zodat deze accuraat kunnen optreden.269 94. Gedurende de crisis is er een inflatie aan plannen ontstaan om de crisis te bezweren. De G4, G8, G20, het IMF, de OESO, De Wereldbank…. Allen hebben ze hun eigen oplossingen, allen hebben ze maatregelen genomen. Toch blijven de conclusies vaag, de aanbevelingen vrijblijvend. Vaak ontstaan ze quasi zonder overleg waardoor ze tegenstrijdig zijn en te defensief zijn opgevat. 270 De wereldwijde financiële regulering is vandaag in handen van organisaties zoals het Bazelcomité en het Financial Stability Board. Beide instellingen vaardigen richtlijnen uit waarvan de implementatie aan de nationale autoriteiten overgelaten wordt. De globale financiële regulering kunnen we dus eerder als een soort leidraad voor nationale autoriteiten zien, het is geenszins een coherent of dwingend systeem. 271
269 270
271
A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 31-32. G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 8183. A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 31-32.
55
Internationale regelgeving
HOOFDSTUK 2: FINANCIAL STABILITY BOARD 95. Na de Aziatische bankcrisis van 1997 namen de ministers van financiën en de gouverneurs van de centrale banken van de G7 een initiatief tot oprichting van het Financial Stability Forum (FSF), de voorloper van het FSB. Het Forum kreeg de opdracht om op internationaal niveau een coördinatie tot stand te brengen tussen verschillende instellingen, met het oog op het ontwikkelen en promoten van een effectief, regulerend, financieel toezicht. 272 Vandaag is een van de voornaamste taken van het FSB het in kaart brengen van de kwetsbare plekken van het internationale financiële stelsel en het voorstellen van gepaste oplossingen. Daarnaast blijft het een belangrijk forum voor landen, internationale organisaties en sectorverenigingen die betrokken zijn bij het behouden van de financiële stabiliteit. In samenwerking met het IMF voert het FSB regelmatig early warning exercises (een soort simulatieoefening) uit. Het doel hiervan is factoren die de financiële stabiliteit bedreigen op te sporen. 273 96. Op de top van de G20 die op 2 april 2009 in Londen werd gehouden, werd besloten de naam van het FSF te wijzigen in « Financial Stability Board ». Bovendien kreeg het FSB een sterker mandaat met betrekking tot de implementatie van de verschillende maatregelen en werd het aantal leden uitgebreid. Zo is nu ook de Europese Commissie een volwaardig lid van het FSB.274 97. Het FSB heeft een vrij groot draagvlak in internationale kringen. TIMOTY GEITHNER, de Amerikaanse Minister van Financiën in het kabinet van president BARACK OBAMA, ziet het FSB als een vierde pijler, naast het IMF, de Wereldbank en de WTO.275 Toch merken we op dat het FSB geen regulerende macht heeft. Haar charter verklaart zelfs uitdrukkelijk dat het geen wettelijk afdwingbare rechten of verplichtingen creëert. 276 98. Hoewel er een duidelijke tendens is tot versterking van het Financial Stability board blijven er een aantal problemen. Zo hebben de Europese Bankautoriteit en het Europees Comité voor Systeemrisico’s geen institutionele band met het FSB. 277 Ook de interne organisatie van het FSB zal een verder aanpassing nodig hebben. De huidige bezetting bedraagt immers slechts ongeveer 20 medewerkers. De vraag rijst of dit in verhouding is met de toegewezen taken van het FSB. Bekijken we vergelijkbare instellingen, waaronder de IMF afdeling die zich bezighoudt met de financiële stabiliteit, zien we al gauw een capaciteit van enkele honderden medewerkers. 278
272 273 274 275 276 277
278
Art. 1 Financial Stability Board Charter, september 2009, www.financialstabilityboard.org. Art. 2 Financial Stability Board Charter, september 2009, www.financialstabilityboard.org. België is geen lid van het FSB. D. LOMBARDI, “The governance of the Financial Stability Board”, Brookings Instiution 2011, 3. Art. 16 Financial Stability Board Charter, september 2009, www.financialstabilityboard.org. M. DRAGHI, “Re-establishment of the FSF as the Financial Stability Board: Conclusion of London Summit, 1 – 3, www.financialstabilityboard.org. D. LOMBARDI, “The governance of the Financial Stability Board”, Brookings Institution, 2011, 8-9.
56
Internationale regelgeving
HOOFDSTUK 3: HET BAZELCOMITE Afdeling 1:
A L GEMEEN
99. Kredietverlening vormt voor de meeste banken een zeer belangrijk aandeel in de totale activiteit. De kerntaak van de bank bestaat er immers in deposito’s op te halen bij spaarders en deze om te zetten in korte, middellange en lange termijnleningen aan overheden, bedrijven en particulieren. Hierdoor bestaat er bij de banken een aanzienlijk liquiditeitsrisico. Indien het vertrouwen in de financiële instelling aangetast is, bestaat het risico dat klanten massaal hun deposito’s opvragen. Er ontstaat dan een zogenaamde ‘run on the bank’. 100. Gedurende de jaren ’70 merkte men een ernstige achteruitgang van de solvabiliteit in de financiële sector. Als reactie daarop, en met de vrees voor een crisis in de banksector, werd in 1975 op initiatief van de G10 het Bazelcomité opgericht.279 Dit comité werd samengesteld uit de vertegenwoordigers van de centrale banken en toezichthoudende instanties uit de G10-landen. Sindsdien komt het comité drie à vier keer per jaar samen. 280 Elke twee jaar wordt er een internationaal congres georganiseerd waarin bancaire toezichthouders hun ervaringen uitwisselen. 281 101. Het comité biedt een forum waarin lidstaten op het vlak van bancair toezicht op regelmatige basis samenwerken. Oorspronkelijk was het doel om gaten in het toezichtnetwerk op te vullen, maar op dit moment heeft het comité voornamelijk als taak het bankentoezicht wereldwijd te verbeteren. Het Bazelcomité verstrekt daartoe vooral niet-dwingende aanbevelingen. Het betreft slechts standaarden, richtsnoeren en aanbevelingen die door de autoriteiten overgenomen kunnen worden. Op deze manier moedigt het comité een harmonisering van de regels aan.282 Toch merken we dat ze een onmiskenbaar gezag uitstralen en over het algemeen wereldwijd worden toegepast. 102. In 1988 besloot het Bazelcomité kapitaalvereisten in te voeren. Hoewel dergelijke voorschriften reeds langere tijd gebruikt werden door nationale toezichthoudende autoriteit wou men dit meer op het internationale niveau regelen. Voordien was het probleem immers dat instellingen de vorm van het aan te houden kapitaal quasi vrij konden kiezen. Dit bemoeilijkte de onderlinge vergelijkbaarheid van kapitaalbuffers. Met de invoering van de kapitaalvereisten werd het Bazel I akkoord een feit. Zoals we verder zullen bespreken bleef het echter niet bij dit akkoord en ging men in 2008 over tot het Bazel II akkoord. Ondertussen treedt het Bazel III akkoord in werking. 279 280 281 282
Officiële benaming: Basel Committee on Banking Supervision (BCBS). Officiële website: www.bis.org/about/factbcbs.htm. Officiële website: www.bis.org/bcbs/about.htm. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “History of the Basel Committee and its Membership”, Bank for International Settlements, 2009, www.bis.org/bcbs/history.pdf.
57
Internationale regelgeving
Afdeling 2:
H ET C ONCORD AAT
VAN
1975
103. Het concordaat van 1975 kan gezien worden als de eerste aanbeveling van het Bazelcomité. Het legt de krijtlijnen vast voor het toezicht op de buitenlandse vestigingen van banken. Het concordaat legt hierbij drie grote principes vast: (1) Geen enkele buitenlandse bank mag aan het toezicht ontsnappen; (2) Het toezicht is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de toezichthouders uit het land van oorsprong en het gastland; (3) Informatie moet vlot uitgewisseld worden tussen deze toezichthouders. Al snel bleek dat dit concordaat niet volledig genoeg was. Er kwam een herziening in 1983 die de oorspronkelijke tekst op verschillende vlakken diende te versterken. 283 In 1992 herformuleerde het Bazelcomité het concordaat als een set minimumstandaarden met betrekking tot het toezicht op internationale banken. 284 Naar aanleiding van de crisis kwamen er ook in 2010 en 2012 specifieke aanbevelingen. 285
Afdeling 3: §1. H E T
B AZ EL I
A KKO O R D IN
1988
104. Gezamenlijke minimale kapitaalvereisten werden voor het eerst op internationaal niveau geïntroduceerd door het Bazel I akkoord. Het doel van dit akkoord was de stabiliteit van het financiële systeem te verbeteren, samen met het creëren van een ‘level playing field’ tussen de banken op internationaal niveau. Het akkoord verplichtte banken om een minimale hoeveelheid kapitaal te reserveren bij de toekenning van een krediet. Bovendien introduceerde men uniforme regels die het risico van activa en off-balance verrichtingen konden meten. De verplichting een hoeveelheid kapitaal aan te houden hield in dat de bank een vast percentage van 8% van de gewogen vordering onder vorm van eigen vermogen diende te reserveren. Hoe meer eigen vermogen een bank heeft moeten reserveren, hoe meer de bank kan verliezen bij risicovolle beleggingen. 286 Bovendien moet dit kapitaal een bepaalde kwaliteit hebben zodat het kan dienen als een buffer tegen onvoorziene verliezen. Om de kapitaalvereisten aan te passen aan de realiteit van risicodiversificatie heeft men wel voorzien in een systeem van ‘kortingen’ voor bepaalde kredieten. Het krediet werd gewogen in functie van bepaalde zekerheden die het garanderen. Zo kreeg een lening waarvan de terugbetaling gewaarborgd wordt door de overheid in een aantal gevallen een 0% risicoweging.287
283
284
285 286
287
D.D. EVANOFF, G.G. KAUFMAN en J.R. LABROSSE, International financial instability: global banking and national regulation, Signapore, World Scientific Publishing, 203. D.D. EVANOFF, G.G. KAUFMAN en J.R. LABROSSE, International financial instability: global banking and national regulation, Signapore, World Scientific Publishing, 205. zie hiervoor: www.bis.org/list/bcbs/tid_24/index.htm. C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 28. H. DECAN, S. DE KLERCK, E. DIELTIËNS, T FRANCK, L. GHEYSENS, N. HUYGHEBAERT, J. JANSSEN, L. KEULENEER, G. VAN CAMPENOUT, C. VAN HULLE en S. VAN UYTBERGEN, Financieel management, een casestudieboek, Amsterdam, Pearson Education Benelux, 2006, 141.
58
Internationale regelgeving
105. Het Bazelakkoord had vrijwel meteen succes en werd door quasi geheel de westerse wereld overgenomen. De EU verplichtte zelfs het gebruik van deze minimumnorm voor al haar banken. Toch was er ook kritiek. Ondanks de goede intenties van Bazel I, hadden deze wegingen in de praktijk een eerder geringe impact. Bovendien was er slechts een zeer beperkte differentiatie in functie van het risicoprofiel van de cliënt. 288 Het systeem was hierbij eerder toegesneden op het klassiek bankieren en hield te weinig rekening met de handel in risico’s.
§2. A M EN D EM EN T
IN
1996
106. Omwille van het feit dat het originele akkoord enkel over het kredietrisico handelde ging het Bazelcomité in 1996 over tot het uitvaardigen van amendementen om ook het marktrisico in het akkoord te incorporeren. Hierdoor dienden banken ook kapitaal te reserveren om de open posities onderhevig aan marktbewegingen te bufferen. Dit risico vertegenwoordigt de kans dat de bank verliezen moet slikken op zijn balans of off-balance producten door een verandering in de interestvoeten, wisselkoersen ed. Door de implementatie van dit risico doelt men dus op de financiële instrumenten die gehouden worden voor handelsdoeleinden.289
Afdeling 4:
B AZ EL II
§1. A LG EM EEN 107. Bazel II kwam er als reactie op de vele tekortkomingen van Bazel I. In 1998 stelde het Bazelcomité dat Bazel I vanwege de toenemende complexiteit van de financiële sector en financiële innovatie aan vervanging toe was.290 Het Bazelcomité zocht meer precieze methoden om het kredietrisico te berekenen en zo het toezicht aan te passen aan nieuwe tendensen. Het doel hierbij was voornamelijk de banken aan te moedigen hun risicomanagement, zakenmodellen, strategieën en dergelijke te verbeteren. Op 1 januari 2007 trad het nieuwe Bazel II- kader in werking. De Europese Unie voerde deze wijzigingen snel door en had ze reeds op 14 juni 2006 omgezet in een kapitaalrichtlijn. 291 Uiterlijk op 1 januari 2008 dienden alle banken, beleggingsondernemingen en beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve beleggingen het raamwerk te hebben ingevoerd. 292
288
289 290
291 292
B. VERVISCH, “Basel I en II en de impact op het kredietbeleid van de banken t.o.v ondernemingen”, Accountants & Co 2007, 3. D. BALLEGEER, “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin. 2011, 147. M.G. VAN ‘T WESTEINDE, “Solvabiliteitsvereisten onder de wet op het financieel toezicht en de implementatie van het Bazel 2 akkoord” in D.BUSCH, D.R. DOORENBOS, N.LEMMERS, R.H. MAATMAN, M.P. NIEUWE WEME en W.A.K RANK, Onderneming en financieel toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 207. CBFA, Jaarverslag 2006, 23, www.fsma.be. Art. 157 Richtlijn 2006/48 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, Pb. L. 30 juni 2006, afl. 177, 56; Art. 42, richtlijn 2006/49 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, Pb L. 30 juni 2006, afl. 177, 201 (hierna: CRD Richtlijn).
59
Internationale regelgeving
§2. D E
D R IE PIJ LER S
108. Het nieuwe akkoord berust op drie pijlers, die banken in hun geheel dienden te implementeren: minimale kapitaaleisen, toezicht en marktwerking.
Bazel II
Minimale Kapitaalvereisten
Toezicht
Marktwerking
A. M I NI M ALE K API TAALVERE I S TEN 109. Het principe dat de banken 8% eigen vermogen moeten reserveren voor kredieten wordt ongewijzigd overgenomen in het Bazel II akkoord. 293 Men voert voornamelijk een correctie door op het systeem van de weging van de kredietrisico’s in functie van het risicoprofiel van de betrokken onderneming. De banken kunnen kiezen: ofwel kiezen ze voor het standaard systeem (standardised approach), ofwel vertrouwen ze op eigen modellen/ratings (Internal Rate Basedmethode) om het risicoprofiel van de kredietnemers te bepalen. 294 Indien de bank kiest voor de standardised approach zal de risicoweging gebeuren op basis van de ratings die gegeven worden door de ratingbureaus. Bij een hoger risicoprofiel hoort dan een hogere kapitaalbuffer. Kiest de bank voor de Internal Rate Based methode, gebruikt de bank zijn eigen modellen. Elke bank heeft zo verschillende modellen, opgedeeld volgens de aard en omvang van de onderneming (beursgenoteerd, groot, middelgroot en kleine ondernemingen). De banken berekenen het risicoprofiel van een onderneming aan de hand van verschillende beïnvloedende factoren. 295 Ook in België kon deze methode op veel belangstelling rekenen. Eind februari 2008 waren de vier Belgische grootbanken overgeschakeld op de Internal Rate based methode. 296
293
294
295 296
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 12, www.bis.org. G. CHESINI, “The new basle accord: Trens in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank. Fin. 2001, 460; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 19, www.bis.org. In de praktijk wordt dit door de computer berekend aan de hand van diverse databanken. CBFA, Jaarverslag 2007 - 2008, 50, www.fsma.be; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2004, 52.
60
Internationale regelgeving
Het Bazelcomité ziet deze laatste methode als de meest aanbevelingswaardige. Ze is accurater dan de externe ratings, onder meer door de specifieke informatie die de banken zelf bezitten. Bovendien moedigt het comité zo de verdere ontwikkeling van risicomanagement en het gebruik van interne modellen in de bancaire sector aan. Toch blijft, net zoals bij Bazel I, het aspect zekerheden belangrijk. Hoe meer het krediet is gedekt door zekerheden, hoe minder eigen middelen de bank zal moeten opzij zetten. Een bank kan echter nooit enkel en alleen door de aanwezigheid van zekerheden een krediet toekennen.297 110. Uit de literatuur over de effectiviteit van de kapitaalvereisten blijkt dat Bazel II duidelijk een verbetering is tegenover de werking van Bazel I, en dit vooral op het gebied van risicoweging. Men merkt dat de kapitaalvereisten door de banken als een absoluut minimum worden ervaren zodat banken vaak kapitaalbuffers boven dit minimum aanhouden. Het systeem laat bovendien toe dat banken via de kapitaalvereisten hun activa optimaliseren. Dit was positief, aangezien de banken zo extra inkomsten konden binnenhalen en de depositohouders toch voldoende beschermd werden door de kapitaalbuffer.298 B. B ANK TO EZI CH T 111. Bazel II voorziet ook in een aantal bepalingen inzake bankentoezicht. Deze bepalingen vormen samen de tweede pijler. Deze pijler verzekert de kwaliteit van de interne processen die de bank heeft met het oog op een correcte evaluatie van de risico’s. Banken dienen regelmatig te controleren of hun kapitaal volstaat voor de risico’s die ze nemen. De methodes die banken gebruiken dienen op hun beurt regelmatig door de toezichthouder te worden getoetst. Zoals gezegd benadrukt Bazel II ook hier de expertise van de bank en het management.299 Door de instelling van de tweede pijler wil het Bazelcomité een versterkte dialoog tussen de banken en de toezichthouders bewerkstelligen. Het comité stelt een aantal principes van het bankentoezicht voor. 300 Hierin staat beschreven dat het in eerste instantie aan de bank is om de adequaatheid van zijn kapitaal te bepalen in functie van zijn risicoprofiel. Deze interne beoordeling staat onder controle van de verschillende nationale toezichthouders. Verder moedigt het comité het aanhouden van meer kapitaal dan de wettelijke minima aan. Toezichthouders dienen hierbij in een vroeg stadium in te grijpen om te vermijden dat het kapitaalniveau zou zakken beneden het minimale peil.
297
298
299
300
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Overview of the new Basel Capital accord”, Bank for International Settlements, 2001, 17, www.bis.org. R. VANDER VENNET en O. DE JONGHE, “Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1071. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Pillar 2 (supervisory review process)”, Bank for International Settlements, 2001, 3. Ibid.,1-2.
61
Internationale regelgeving
C. M ARK TDI S CI P LI NE 112. Dit is een nieuw onderdeel dat in het Bazelakkoord werd ingelast. Het betreft de vereiste om op geregelde tijdstippen bepaalde informatie te verstrekken. Men beroept zich hiervoor op het
disciplinerend
gedrag
van
marktparticipanten,
gebaseerd
op
transparantie
en
openbaarmaking van alle relevante informatie. 301 Het laat andere marktspelers toe de kapitaalpositie van de bank na te gaan en zo de mogelijkheden tot het opvangen van schokken en verliezen te beoordelen. 302 De derde pijler werkt hierbij ondersteunend voor de eerste en de tweede pijler. 303 Deze pijler sluit zoveel mogelijk aan bij de internationaal overeengekomen verslaggevingsstandaarden (IAS/IFRS).304 Opdat dit mechanisme goed zou werken moet er aan minstens twee voorwaarden voldaan zijn. Enerzijds moeten de marktparticipanten in staat zijn een adequaat beeld te vormen van de risico’s. Ten tweede moet er ook aangetoond worden dat de banken bewust reageren op de signalen die marktparticipanten geven. Dit kan ofwel vrijwillig zijn, ofwel onder druk door een toezichthouder.305
Afdeling 5:
B AZ EL 2.5
113. Als antwoord op de financiële crisis kondigde het Bazelcomité in april 2008 een aantal wijzigingen van het Bazel II akkoord aan. Deze aanpassingen vormen het zogenaamde Bazel 2.5 akkoord. Ze hebben voornamelijk betrekking op de definitie van kapitaal en de regels met betrekking tot de weging van de risico’s. Ze zijn daarbij ontworpen om de effectisering en de complexe financiële producten beter te beheersen. Bovendien kwamen er aanvullende transparantievereisten. 306 Uit de gegevens van de website van de Bank for International Settlements (BIS) blijkt dat vele landen volop bezig zijn met de implementatie van de Bazel 2.5 normen.307
301
302 303
304
305
306
307
G. CHESINI, “The new Basle accord: Trends in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank. Fin. 2001, 462; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 226, www.bis.org. G. CHESINI, “The new Basle accord: Trends in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank. Fin. 2001, 462. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 226, www.bis.org; Publicatie website DNB, www.toezicht.dnb.nl/2/50-202250.jsp. M.G. VAN ‘T WESTEINDE, “Solvabiliteitsvereisten onder de wet op het financieel toezicht en de implementatie van het Bazel 2 akkoord” in D. BUSCH, D.R. DOORENBOS, N. LEMMERS, R.H. MAATMAN, M.P. NIEUWE WEME en W.A.K RANK, Onderneming en financieel toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 207; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2004, 227, www.bis.org. R. VANDER VENNET en O. DE JONGHE, “Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1071. MOODY’S, “Basel II – 2009 enhancements / Basel 2.5”, 2011, www.moodysanalytics.com; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Revisions to the Basel II market risk framework”, Bank for International Settlements, 2009, 3, www.bis.org. www.bis.org/publ/bcbs/b2_5prog_rep_table.htm.
62
Internationale regelgeving
Afdeling 6:
B AZ EL III
114. Er waren dan wel reeds twee grote Bazelakkoorden gesloten, toch bleek tijdens de recente financiële crisis dat veel bankbalansen nog steeds niet bestand waren tegen de schokken die ze te verwerken kregen. Banken voldeden meestal wel aan de kapitaalvereisten, maar het bleek dat de reserves vaak illiquide (en niet beschikbaar) waren om verliezen te absorberen.308 Daarom werden de werkzaamheden van het Bazelcomité in 2010 voortgezet. Er kwamen een reeks nieuwe richtlijnen die op 11 november 2010 door de G20 werden goedgekeurd. De nieuwe Bazelrichtlijn (Bazel III) bestaat uit twee documenten. 309 Het eerste document “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems” is opgebouwd rond vier voorstellen voor kapitaalnormen. Het tweede document “Basel III: International framework for liquidity risk measurement, standards and monitoring” besteedt meer aandacht aan de aanscherping van het liquiditeitstoezicht. 310 Het Bazelcomité heeft zich bovendien voorgenomen om regelmatig te antwoorden op interpretatieproblemen van het akkoord via de zogenaamde ‘Frequently asked questions’. 115. De nieuwe regels moeten leiden tot een verbetering van de capaciteit van de banksector om schokken
op
te
vangen
in
crisissituaties.
Het
is
daarbij
duidelijk
dat
men
overheidstussenkomsten zoveel mogelijk wil beperken. De nieuwe eisen worden geleidelijk ingevoerd. Onderstaand schema maakt dit duidelijk. 311
308 309 310 311
Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011. D. BALLEGEER, “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin. 2011, 147. Beiden zijn te vinden op: www.bis.org/list/basel3/index.htm. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Results of the Basel III monitoring exercise as of 30 June 2011”, Bank for Intarnational Settlements, 2012, 23, www.bis.org.
63
Internationale regelgeving
§1. R E GE LS
TER V ER S TER KIN G V A N D E SO LV A B I LI TE I T IN D E BA N KS EC TO R
116. De nieuwe solvabiliteitsregelen houden een reeks doelstellingen voor ogen. We sommen ze hieronder kort op. i.
Verhoging van de kwaliteit van het kapitaal
117. De vorige Bazelakkoorden hadden reeds een systeem dat het kapitaal indeelde volgens de betrouwbaarheid (Tier 1, Tier 2 en Tier 3). Tijdens de financiële crisis, bleek het zogenaamde hoogwaardig kapitaal niet steeds meteen opvraagbaar, wat tot ernstige liquiditeitsproblemen leidde. Het Bazelcomité zag in dat de huidige indelingen van kapitaal niet langer stand konden houden. Het werd duidelijk dat risico’s gedekt moeten worden door hoogwaardig eigen vermogen, terwijl verliezen in de eerste plaats gedekt dienen te worden door het kapitaal en reserves. 312 Dit begrip ‘eigen vermogen’ werd niet door alle leden op een uniforme manier gedefinieerd. De werkelijke kwaliteit van het eigen vermogen bleek onvoldoende transparant.313 Het Bazelcomité wijzigt deze definitie nu. Het grootste deel van het bankkapitaal zal voortaan van de hoogste kwaliteit moeten zijn. Het comité legt hiervoor de nadruk op het begrip common equity, dat uitsluitend betrekking heeft op het door gewone aandelen vertegenwoordigd kapitaal en de reserves.314 Het aandelenkapitaal en de winstreserves zullen de kern blijven vormen, maar de zogenaamde hybride vormen komen niet langer zomaar in aanmerking als bankkapitaal van de hoogste kwaliteit. 315 De totale hoeveelheid aan te houden common equity bestanddelen bedraagt 4,5%. Het Tier 1 kapitaal moet daarbij minimaal 6,0 % bedragen. Samen met het Tier 2 kapitaal houdt de bank een kapitaal aan van minimaal 8%.316 Het Tier 3 kapitaal wordt in het nieuwe akkoord geschrapt.317
318
312 313
314 315 316 317 318
NBB, Financial Stability review 2011, 54, www.nbb.be. CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 11, www.fsma.be; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 2, www.bis.org. Ibid. NBB, Financial Stability review 2011, 54, www.nbb.be. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 12, www.bis.org. Ibid., 2. N. SMOLDERS, “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 1, www.rabobank.com.
64
Internationale regelgeving
ii.
Conservation buffer
118. Het comité voorziet bovendien in een extra buffer (als common equity), vastgesteld op 2,5%, die specifiek gericht is op het voorkomen van de situatie waarbij de belastingbetaler moet tussenkomen om de banken te redden. De huidige crisis zorgde voor een nood aan overheidsinterventies om instellingen te redden die niet genoeg buffers hadden om zelf hun kosten te dekken. Banken mogen bij een crisis op deze buffer interen, mits zij snijden in winsten bonusuitkeringen.319 Door de invoering van de conservation buffer stijgt het totaal vereiste kapitaalniveau sterk en omvat: de risicogewogen kapitaalbuffer (8%), conservation buffer (2,5%) en de anticyclische buffer.320 iii.
Verbetering van risicodekking kapitaaleisen
119. Een ander aandachtspunt betreft de verhoogde kapitaaleisen om het tegenpartijrisico in te dekken. Dit risico komt onder meer tot stand door transacties met afgeleide instrumenten. Het betreft hierbij voornamelijk de handel in opties, futures en swaps. Bij deze instrumenten deelt men ook in het risico van de onderliggende waarde. Wanneer een tegenpartij uit de onderliggende verhouding niet langer kredietwaardig is, dreigt ook de eigen positie van het derivaat in gevaar te komen. 321 Het Bazelcomité legt strengere eigenvermogensvereisten op voor het kredietrisico dat uit de derivatenactiviteit voortkomt. 322 iv.
Vermindering van de procycliciteit
120. Het Bazelcomité verplicht banken voortaan anticyclische kapitaalbuffers uit te bouwen. Uit de crisis leren we immers dat banken bij hoogconjunctuur systematisch de risico’s onderschatten en bij recessie diezelfde risico’s geregeld overschatten. Het buffersysteem bestaat erin dat in goede economische tijden de banken extra voorzieningen uitbouwen die ze in slechtere tijden kunnen aanspreken. 323 Men wil zo de schommelingen in de eigenvermogens uitvlakken. Bovendien voorkomt een hogere buffer in goede tijden dat kredieten te goedkoop worden en voorkomt het excessieve blootstellingen aan risico’s. 324 Dit systeem was reeds van toepassing in Canada. Ook de Europese Commissie was hier voorstander van. Instellingen worden dus verplicht bovenop het minimum eigen vermogen een
319
320 321
322 323
324
N. SMOLDERS, “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 1, www.rabobank.com; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 55, www.bis.org. Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011. K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, 16; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 29, www.bis.org. CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 12, www.fsma.be. K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, 16; D. BALLEGEER, “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin.2011, 158. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 57, www.bis.org.
65
Internationale regelgeving
bijkomende marge aan te leggen. Wanneer de toezichthouders vaststellen dat de kredietverlening hevig toeneemt, kunnen zij beslissen de anticyclische buffer te verhogen. In een crisissituatie zou de toezichthouder dan kunnen beslissen om die buffer te verlagen, zodat de banken op die manier kredieten zouden kunnen blijven verstrekken. 325
§2. N O R M EN
M ET BE TR E K KIN G TO T D E SC HU LD GR A A D
121. Het Bazelcomité stelde vast dat het excessief opbouwen van schuldposities in de banksector een van de onderliggende oorzaken van de crisis was. Vaak hielden banken een zeer hoge schuldgraad aan (ook off balance) zonder rekening te houden met risicoposities. Tijdens de crisis werd de sector door de financiële markten gedwongen om hun schuldgraad versneld af te bouwen (deleveraging). Dit zorgde voor een neerwaartse spiraal van activaprijzen die de gehele economie aantastte.326 Om deze reden voert het Bazelcomité nu een eenvoudige, transparante en niet op risico’s gebaseerde leverage ratio in. De maatregel wordt gezien als een aanvulling op de strikte kapitaalvereisten. De ratio zal ook rekening houden met off balance verrichtingen. Het Bazelcomité streeft hierbij in hoofdzaak twee doelen na: 327 -
De opbouw van schuldposities in de banksector beperken;
-
De risico gerelateerde vereisten versterken.
De ratio wordt gezien als het sleutelelement van het hele Bazelsysteem. Ze dient als bewaker tegen banken die willen ontsnappen aan de kapitaalvereisten door activa buiten de balans te houden. Het Bazelcomité zal een minimum Tier 1 leverage ratio van 3% testen gedurende de periode van 1 januari 2013 tot 1 januari 2017. Na eventuele noodzakelijke aanpassingen, zou de ratio in werking treden op 1 januari 2018. De ratio van 3% zou ervoor moeten zorgen dat banken geen activa kunnen verwerven die meer waard zijn dan 33 keer het kapitaalniveau. 328 Ze zal hierbij een zware beperking op de omvang van de banken vormen. Tegen deze ratio wordt overigens veel weerstand geboden. De meest gehoorde kritiek is dat ze te hard is en elke gevoeligheid mist. Ze negeert de specifieke modellen van de verschillende instellingen en hun blootstelling aan de volatiliteit van de markt. De banksector voert dan ook hevig oppositie tegen een bindende ratio. Praktisch alle lidstaten van de Europese Unie volgen deze redenering. 329
325 326
327 328
329
CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 12, www.fsma.be. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 61, www.bis.org. Ibid. BLOOMBERG, “Banks in Europe May Win EU Exemption From Basel Leverage Ratio”, 17 november 2010, www.bloomberg.com. Ibid.
66
Internationale regelgeving
§3. L IQ U ID I TEI TSN O R M EN
V O O R D E BA N KSEC TO R
A. L I Q UI DI TY C O VERAG E R ATI O (LCR) 122. Een belangrijke vernieuwing is dat Bazel III ook liquiditeitsratio’s bevat. 330 Deze ratio moet ervoor zorgen dat de banken voldoende cash en overheidsobligaties hebben om een liquiditeitscrisis te doorstaan. Men gaat hierbij de buffer van kwaliteitsvolle activa en liquide middelen van een instelling, zoals effecten die uitgegeven zijn door staten, vergelijken met de netto-liquiditeitsbehoeften die zich in de loop van één maand voordoen. Deze behoeften worden geraamd op grond van een stressscenario. 331 De bedoeling hiervan is na te gaan of de instelling in staat is om een moeilijke periode van een maand te overleven. Door hieraan een maximum te stellen zou het Bazelcomité overmatige schuldposities willen verhinderen. 332 B. N ET S TAB LE F UNDI NG R ATI O (NSFR ) 123. De ‘net stable funding ratio’ moet garanderen dat de bank voldoende stabiele financiering op lange termijn heeft. Hierbij wordt de structurele liquiditeitspositie van een instelling beoordeeld door het volume illiquide activa te vergelijken met het volume van stabiele financieringsbronnen zoals deposito’s van particulieren of andere langtermijndeposito’s.333 Het doel is ervoor te zorgen dat activa op lange termijn met ten minste een minimum bedrag aan stabiele passiva worden gefinancierd. 334 Deze ratio bestaat al in verschillende landen, o.a. in Zwitserland en de VS, maar is door de wijze waarop deze wordt berekend niet altijd onderling vergelijkbaar. Het nut van de leverageratio hang af van hoe de termen ‘risicovolle activa’ en ‘eigen vermogen’ precies worden gedefinieerd.335 124. Het comité besliste de twee ratio’s heel geleidelijk in te voeren. De eerste ratio geldt vanaf 2015, de tweede ratio zal pas volledig toegepast worden in 2018.336 Volgens een analist is die soepele timing belangrijk omdat een te snelle invoering van de ratio’s sommige banken kan verplichten hun balansen af te bouwen. 337
330
331 332 333 334
335 336
337
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity risk measurement, standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 61, www.bis.org. D. BALLEGEER, “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin. 2011, 156. CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 12, www.fsma.be. CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 14, www.fsma.be. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity risk measurement, standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 25, www.bis.org. K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, 16. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity risk measurement, standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 2, www.bis.org. DE TIJD, “Banken krijgen tijd voor nieuwe regels over liquiditeit”, 20 oktober 2010.
67
Internationale regelgeving
§4. D E
IN V O ER IN G IN D E
EU: CRD IV
125. De omzetting van de Bazelrichtlijnen gebeurt in de Europese Unie normaal gezien via de zogenaamde Capital Requirements Directives (CRD richtlijnen). Opmerkelijk is dat het Bazel III akkoord via een richtlijn (CRD 4), maar ook via een verordening zal gebeuren. 338 De stemming is voorzien halfweg 2012, waarna in 2013 de implementatie zal volgen. De Europese Commissie wil bepaalde reglementering binnen de Europese Unie meer harmoniseren. Dit kadert in de doelstelling van de Commissie om een wetboek op te stellen dat geldt voor de gehele Europese Unie. Hierdoor maakt de Commissie voor het eerst gebruik van een verordening ter omzetting van de Bazelakkoorden. Deze verordening bevat onder meer bepalingen met betrekking tot de hoeveelheid aan te houden kapitaal, de liquiditeitsratio’s en het tegenpartijkredietrisico. De richtlijn (CRD 4) bevat onder meer bepalingen in verband met de versterking van governance, sancties, de conservation en de anticyclische buffer.339 Hoewel de Commissie de Bazelrichtlijnen ondersteunt, voert ze toch een aantal wijzigingen door. De redenen hiervoor zijn divers. Ten eerste haalt de Commissie aan dat de richtlijn geen wet is. Het betreft enkel een set standaarden die ontwikkeld werden door toezichthouders en centrale banken. Wanneer men deze implementeert in de EU zijn ze door een heel proces van democratische controle gegaan. Bovendien is het Bazelakkoord van toepassing op internationaal actieve banken terwijl het regelgevend kader van de EU van toepassing is op alle banken en investeringsmaatschappijen. Deze bredere toepassing vergt een aantal aanpassingen.340 Europa zal hiermee de eerste zijn die de Bazelnormen in wetgeving omzet. De Commissie schat dat het eigen vermogen van de banken naar schatting met 460 miljard euro (tegen 2019) zal moeten opgetrokken worden. 341 De regelgeving zal voor zo’n 8200 Europese banken van toepassing zijn.342
338 339 340 341
342
NBB, Financial Stability review 2011, 53, www.nbb.be. Persmededeling van de Commissie IP/11/915, 20 juli 2011. Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, COM(2011) 452, 9. DE STANDAARD, “Miljardeneisen voor banken”, 22 juli 2011.
68
Internationale regelgeving
Afdeling 7: §1. E N KE LE
E VAL UAT IE PO S I TI EV E PU N TEN
126. De Bazelakkoorden zijn opmerkelijk omdat men er telkens in slaagt een globaal akkoord te bereiken. Dit akkoord wordt niet enkel gesloten tussen de industriële economieën, ook de opkomende landen zijn vertegenwoordigd. Bovendien is het resultaat van de onderhandelingen vrij concreet. Door de hernieuwde kapitaaleisen zullen banken meer kapitaalbuffers moeten aanleggen. 343 Het systeem van risicoweging is daarbij vrij nauwkeurig uitgewerkt. GERTRUDE TUMPEL-GUGERELL, lid van de Raad van bestuur van de ECB, stelt overigens dat het akkoord een goede balans is tussen de globale doelstelling van het versterken van het toezicht in de financiële sector en het vermijden van grote nadelige gevolgen voor nationale bancaire systemen en de reële economie. 344 Verder is er een goede balans gevonden tussen specifieke bezorgdheden van landen en de nood aan een internationale regelgeving. 345 De richtlijnen worden bovendien vrij goed opgevolgd. Uit een recent rapport van het Bazel Comité blijkt dat ondertussen alle lidstaten gestart zijn met de implementatie van Bazel II. 78% van de lidstaten passen Bazel II reeds volledig toe. 71% is klaar met de implementatie van Bazel 2.5.346 Veel lidstaten zijn ondertussen begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de implementatie van het Bazel III akkoord.
§2. K R I TIE K 127. Er was vrijwel meteen heel wat protest van de financiële sector tegen de nieuwe regels. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien de strengere regels meer kapitaal vragen dat als buffer wordt aangehouden. Dit betekent dat er minder geld aan andere doeleinden kan worden gegeven. De meest algemene kritiek is het verschil in (voornamelijk op het vlak van timing) implementatie op wereldwijd niveau. Ook in het verleden leek deze implementatie vaak niet gecoördineerd te lopen. Zo is Bazel II nog steeds niet volledig in werking in de VS (hoewel daar een parallel systeem loopt).347 Deze wereldwijde verschillen kunnen toezichtsarbitrage in de hand werken en zorgen voor het ontbreken van een level playing field. De verschillende opinies kunnen we terugvinden op de website van de bank for international settlements.348
343 344
345 346
347
348
J-C. TRICHET, “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin.2010, 464. G. TUMPEL-GUGERELL, “Priorities of the Belgian Presicency of the EU for the Financial Services Area”, Bank. Fin 2010, 468. Ibid., 469. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Progress report on Basel III implementation”, Bank for International Settlements, 2012, 2-5, www.bis.org. ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, 2011, www.ey.com/Publication/vwLUAssets/The_next_era_in_banking/$FILE/The_Next_Era_in_Banking.pdf. www.bis.org/.
69
Internationale regelgeving
Kritiek van de banken 128. De eerste reacties uit de bankwereld waren vrij positief, vooral wat betreft de termijn die gegeven werd voor de invoering van de nieuwe normen. Toch was er ook heel wat kritiek. Voornamelijk de Europese financiële sector leverde zwaar slag tegen de regulering omdat ze de Amerikaanse banken zou bevoordelen. 349 De banken stelden zich de vraag waar ze het extra geld vandaan konden halen om het kapitaal te versterken. De kans dat dit via een kapitaalverhoging met aandelenemissie moet gebeuren is vrij reëel, iets wat de banken niet graag zien gebeuren. Bovendien stellen ze dat ze door de hogere kapitaaleisen minder geld kunnen uitlenen, en dit zowel interbancair als aan klanten. Krediet zou dan onvermijdelijk duurder worden, wat een negatieve impact heeft op de economische groei. Ook bij de Belgische banken leeft deze vrees. Ongeveer 68% van de Belgische bankiers denkt dat Bazel III zal leiden tot hogere kredietkosten voor de klanten. Banken zijn hierbij van oordeel dat ze de bijkomende kosten niet volledig zullen kunnen doorrekenen. 350 Het IMF verwacht dat, onder meer door de strengere kapitaalvereisten, het balanstotaal van 58 grote banken uit de EU met 2000 miljard euro (of 7%) zal verminderen. Het kredietaanbod zal daarbij met bijna 500 miljard euro dalen. 351 Het lijkt duidelijk dat de grote winstmarges van banken onder druk zullen komen te staan. Een lagere blootstelling aan risico’s geeft onvermijdelijk een lager rendement. 352 Hierbij zou er een prikkel kunnen ontstaan ‘to game the system’. Banken zouden via toezichtsarbitrage hun activiteiten kunnen verplaatsen naar minder gereguleerde sectoren. 353 JEAN-CLAUDE TRICHET weerlegt deze kritiek. Hij stelt dat de kosten van implementatie slechts tijdelijk zijn en dat de globale economie zal profiteren van de financiële stabiliteit. Hij merkt op dat er een verband is tussen de daling van de kans op een financiële crisis en de wereldeconomie. De wereldeconomie zal additioneel groeien (0,6%) bij een dalende kans op een crisis (van 1%). 354 Ook GUY QUADEN, voormalig gouverneur van de Nationale Bank, meent dat de economische kost vrij klein zal zijn in vergelijking met de voordelen op lange termijn.355 Daarnaast vragen de banken zich niet te verkijken op de kapitaalvereisten. Ze stellen dat eigen vermogen slechts als buffer voor onverwachte verliezen kan dienen en deze niet zal voorkomen. 356 Meer specifiek hebben ze hun twijfels bij de nieuwe buffer ter dekking van de
349 350
351
352 353 354 355 356
Zie: W. EUBANKS, “The Status of the Basel III Capital Adequacy Accord”, CRS Report for Congress, 2010, 9. Dit blijkt uit het feit dat 49% van de Belgische bankiers verwacht dat Bazel III zal drukken op de rentabiliteit van de bank. DE TIJD, “Belgische banken op de rem voor leningen”, 21 maart 2012. IMF, “Global Financial Stability Report”, april 2012, xi; DE TIJD, “Kredietaanbod slinkt 500 miljard”, 19 april 2012. K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, afl. 9, 17. N. SMOLDERS, “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 4, www.rabobank.com. J-C. TRICHET, “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin. 2010, 464. G. QUADEN, “Basel III and Beyond”, Bank. Fin. 2010, 471. N. SMOLDERS, “Impact van de nieuwe kapitaalvoorstellen uit Bazel”, Rabobank, 2010, 4, www.rabobank.com.
70
Internationale regelgeving
procycliciteit. Ze vrezen dat sommige landen sneller een extra buffer zullen opleggen dan andere, wat de concurrentie kan verstoren. Ze merken bovendien op dat overheden de buffer, eens opgebouwd, niet snel weer zullen laten afbouwen. 357 Toch zijn de banken niet onverdeeld negatief. Zo stelt onder meer TOD GIBBONS, CFO VAN BNY Mellon, dat de berekening van zowel kapitaal als risicogewogen activa een echte uitdaging zal worden en veel meer onderhevig zal zijn aan schommelingen. Deze volatiliteit, versterkt door onzekerheden over de gevolgen van een schending, zal het voor banken moeilijker maken hun kapitaal te beheren. Activa met een relatief hoog risico zullen hierbij minder aantrekkelijk worden. Andere investeerders (bijv. speciale fondsen) die niet blootgesteld zijn aan deze kapitaaleisen zullen bij gevolg deze activa kunnen opkopen.358 Kritiek van de ratingbureaus 129. De verschillende ratingbureaus kwamen ook met argumenten tegen het akkoord. Moody’s en Standard & Poor’s zien de onbedoelde gevolgen van de maatregelen. Ook zij vrezen een impact op de kredietverlening met negatieve gevolgen voor interbancaire leningen. Toch wijzen ze ook op het feit dat het voor kleinere depositobanken relatief eenvoudiger wordt om zich naar de nieuwe regels te schikken. 359 Bovendien duiden ze op de verschillen tussen banken door het gebruik van de interne modellen voor de bepaling van een rating.360 Opinie van rechtsgeleerden361 130. De hoge schulden van banken en de daaruit voortvloeiende fragiliteit en systemische risico’s hebben bijgedragen tot de financiële crisis. Rechtsgeleerden menen dat Bazel III niet zal volstaan om het systeem te beschermen tegen crisissen. Er dient een nog veel grotere fractie, van minstens 15 procent, van de totale activa als eigen vermogen gereserveerd worden. Een groter eigen vermogen zou banken toelaten hun kerntaken uit te oefenen en te groeien zonder het financieel systeem in gevaar te brengen. De experts vallen bovendien het systeem van risicoweging aan. Dit systeem zou immers financiële innovaties aanmoedigen die uiteindelijk de kapitaalregulatie ondermijnen en vaak bijdragen tot systemische risico’s. Daarnaast lijkt door de invoering van de nieuwe kapitaalregels de macht van de kredietbeoordelaars nog toe te nemen. Dit omdat Bazel III nog uitdrukkelijk verwijst de ratings van deze private agentschappen. 362
357 358 359 360 361
362
DE TIJD, “Banken moeten bufferen bij zeepbel”, 12 januari 2011. ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, 2011, www.ey.com. K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, afl. 9, 17. www.bis.org/publ/bcbs165/standardpoors.pdf. THE FINANCIAL TIMES, “Healthy banking system is the goal, not profitable banks”, 9 november 2010; J. BARNEVELD, “Kapitaal is niet duur”, Ondernemingsrecht 2011, 19; C. Berg, “The world will be no safer under Basel III”, 30 november 2011, www.abc.net.au/unleashed/3704426.html. K. DEBACKER en L. VANDE KEYBUS, “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”, Sampol 2011, afl. 9, 1523.
71
Internationale regelgeving
Eigen oordeel 131. Door de invoering van het Bazel III akkoord zullen kredieten onvermijdelijk duurder worden. Het lijkt daarbij duidelijk dat de winstmarges van banken onder druk zullen komen te staan. Tot daar volg ik de kritiek van de banken. Toch zal deze duurdere kredietverlening volgens mij niet opwegen tegen de kosten van een nieuwe financiële crisis. De economie zal weliswaar trager groeien, maar we kunnen door deze nieuwe vereisten enkel maar hopen dat deze groei duurzamer zal zijn en minder explosief met het bijhorende risico op het ontstaan van zogenaamde bubbels. Het ontstaan van toezichtsarbitrage zou ik hierbij minimaliseren, gezien het kader op wereldwijd niveau zal worden ingevoerd. Vooral binnen Europa is de kans op toezichtsarbitrage vrij klein, gezien de regulering steeds dwingender wordt ingevoerd voor de gehele Europese Unie. Ook de zwaardere risicoweging bij het investeren in risicovolle producten kan enkel aangemoedigd worden, zeker wanneer het gaat over banken die handelen met spaargeld. Toch mag de risicoweging niet tot gevolg hebben dat banken geheel risico-avers worden. Dergelijke risico-aversie zou immers een te zwaar gevolg hebben voor de gehele economische sector. Risico nemen kan, maar moet op een gecontroleerde manier gebeuren. In die zin is het Bazel III akkoord een duidelijke verbetering. De kritiek omtrent de nationale verschillen in het beleid rond de anticylcische kapitaalbuffer is in mijn opinie terecht. Het is jammer dat op deze manier een verschil ontstaat tussen verschillende landen. Het louter op nationaal niveau bepalen over het al dan niet aanleggen van dergelijke buffer is een van de grootste gebreken van het Bazel III akkoord.
72
DEEL 3: HET EUROPEES FINANCIEEL TOEZICHT
“At times, the ESRB is going to have to take very unpopular decisions and face an immense lobby. We count on the EP to support us in those days.” Mervyn King Vice-voorzitter van het ESRB, gouverneur van de Bank of England
73
Het Europees financieel toezicht
HOOFDSTUK 1: SITUERING 132. Tot de financiële crisis was er geen sprake van een Europees toezicht. Het betrof eerder een los samenwerkingsverband tussen de verschillende nationale toezichthouders. 363 De verantwoordelijkheid voor de financiële stabiliteit lag bij de lidstaten zelf. Europa richtte zich op het stellen van regels, onder meer inzake samenwerking. Het toezicht was dan ook beperkt tot de controle op de naleving van deze regels. Het gevolg was inefficiëntie in het beleid, protectionisme en het ontbreken van een level playing field. Er heerste binnen de Europese Unie reglementaire concurrentie en arbitrage, met een voordeel voor de grotere spelers. 364 Volgens KOEN SCHOORS is een van de redenen dat de EU, en ook België, slechter uit de crisis dreigen te komen net het feit dat het financiële toezicht in Europa sterk gefragmenteerd en ingekapseld in nationale belangen was. In Europa leidde dit vaak tot een neerwaartse spiraal in de effectiviteit van het toezicht. 365 133. Het losse samenwerkingsverband diende een stuk dwingender te worden. De Nationale toezichtmodellen bleken niet meer berekend op de huidige realiteit, die gekenmerkt wordt door geïntegreerde en vervlochten Europese financiële markten waarop tal van instellingen over de grenzen heen actief zijn. 366 Tijdens de financiële crisis probeerde Europa dan ook zijn toezichtmodel aan te passen aan deze nieuwe realiteit. Hieronder beschrijven we uitgebreid deze evolutie. Toch moeten we ook opmerken dat de Europese regelgeving vaak een bijna identieke kopie is van internationale afspraken. Zo werden onder meer de Bazelakkoorden quasi geheel overgenomen in de Europese regelgeving. We duiden hierbij wel op het feit dat, waar de Bazelakkoorden louter adviserend zijn, de Europese regelgeving veel dwingender is. De lidstaten van de EU zijn verplicht de Europese richtlijnen om te zetten in nationale wetgeving. Verordeningen werken zelfs rechtstreeks door.367 134. De Europese Unie streeft met het Verdrag van Rome naar een geïntegreerde financiële markt. Hiermee wil men de doelstellingen van vrij verkeer van goederen, personen en kapitaal verwezenlijken. Ook in het financieel toezicht merken we dat alle lidstaten op termijn zullen moeten voldoen aan nagenoeg dezelfde reglementaire voorschriften. 368
363 364
365 366 367 368
L. COENE, “Voorwoord”, Ondernemersverslag 2010, 5, www.nbb.be. E. WYMEERSCH, “Hervormingen in het toezicht na de financiële crisis”, Financieel Forum, www.financialforum.be/FinancialForum/DOC/870.pdf. K. SCHOORS, “De financiële aardbeving van de eeuw”, Sampol 2011, afl. 10, 64. Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht, COM(2009) 252. Art. 288 VWEU. E. WYMEERSCH, “Hervormingen in het toezicht na de financiële crisis”, Financieel Forum, www.financialforum.be/FinancialForum/DOC/870.pdf.
74
Het Europees financieel toezicht
HOOFDSTUK 2: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL Afdeling 1:
L AMF AL USS Y
VERSL AG
135. De LAMFALUSSY-procedure is ontstaan in 2000 op advies van een expertgroep onder voorzitterschap van ALEXANDRE LAMFALUSSY. 369 Het betrof oorspronkelijk een bijzondere besluitvormingsprocedure voor richtlijnen op het gebied van financiële regelgeving in het algemeen. Het voornaamste doel van deze procedure was het vergemakkelijken en versnellen van het complexe en langdurige Europese wetgevingsproces. Daarnaast onderzoekt het comité de factoren die de integratie van de financiële markten versterken en kan het hieromtrent concrete voorstellen formuleren. 370 136. In het eindverslag van februari 2001 pleitte het comité voor een gelaagde regelgevingstructuur door het opsplitsen van de besluitvorming in vier niveaus. De centrale actoren zijn hierbij de Commissie, de Raad van Ministers, het Europese Parlement en de Nationale autoriteiten. Bovendien vroeg men de oprichting van twee comités: een regelgevend comité (European Securities committee of ESC) en een raadgevend comité (Committee of European Securities Regulators of CESR).371 137. Toen het LAMFALUSSY proces zijn nut bewezen had voor de financiële marktensector, besloot men de procedure uit te breiden tot de banksector, verzekeringssector en de bedrijfspensioenensector. Er volgde de oprichting van het European Banking Committee (EBC) en het European Insurance and Occupational Pensions Committee (EIOPC) die op het niveau van het ESC kwamen. Als tegenhanger van het CESR ontstond nu ook het Committee of Europan Banking Supervisors (CEBS) en het Committe of European Insurance and Occupational Pensions Supervisors (CEIOPS).372 138. Door deze nieuwe benadering werd de besluitvorming opgesplitst in vier niveaus. Op het eerste niveau komt de kaderwetgeving, waarin de kernbeginselen en de uitvoeringsbevoegdheden worden vastgelegd. Deze wetgeving wordt aangenomen door het Europees Parlement of de Europese Raad van Ministers, na uitgebreid overleg met alle betrokkenen. De technische uitwerking wordt formeel geregeld door niveau twee en wordt aangenomen na een stemming van het bevoegde regelgevend comité (bijv. het EBC). De Commissie houdt hierbij
369
370
371
372
Leden: A. Lamfalussy, C. Herkströter, L.A Rojo, B. Ryden, L. Spaventa, N. Walter, N. Wicks; X, “De Eu: werking van de instituties” in VNO-NCW, “Rondje Europa: de krachtproef van de kredietcrisis”, Den Haag, 2009, 115, www.vno-ncw.nl/SiteCollectionDocuments/Cmsdocs/broc232.pdf. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 155. Final report of the committee of wise men on the regulation of the European Securities Markets, Brussel, 15 Februari 2001, 19, http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/lamfalussy/wisemen/final-report-wisemen_en.pdf. Ibid, 157.
75
Het Europees financieel toezicht
ook rekening met het standpunt van het Europees Parlement. Bij de technische voorbereiding van de uitvoeringsmaatregelen krijgt de Commissie ook het advies van de comités waarin de nationale toezichthoudende autoriteiten zitting hebben (bijv. het CEBS). Dit is het derde niveau. Op niveau vier controleert de Commissie de tijdige en correcte omzetting van EU-wetgeving in nationaal recht.373 139. Bij de evaluatie in 2007 oordeelde de Commissie overwegend positief over de nieuwe procedure. Volgens de Commissie heeft het op aanzienlijke wijze bijgedragen tot een meer flexibele, transparante en snellere Europese regelgeving. Daarnaast leidde het tot meer convergentie en samenwerking tussen de toezichthouders. Het belangrijkste pijnpunt vormde het toezicht op grensoverschrijdende groepen. 374
Afdeling 2:
H ET
DE
L AROSI ÈRE - VERSL AG
140. Het besef groeide dat een grote financiële markt zoals de Europese Unie een verantwoordelijkheid draagt voor het bevorderen van de mondiale financiële stabiliteit en veiligheid. De EU kan deze rol enkel waarmaken als zij zelf over een grondig toezicht- en regelgevingskader beschikt. In november 2008 vroeg de Commissie (in hoofde van JOSÉ MANUEL BARROSSO) aan een werkgroep, voorgezeten door JACQUES DE LAROSIÈRE 375 , om voorstellen te formuleren met betrekking tot het versterken van het Europees financieel toezicht. 141. De groep kreeg als opdracht: “to make proposals to strengthen European supervisory arrangements covering all financial sectors, with the objective to establish a more efficient, integrated and sustainable European system of supervision.”376 Enkele van de overwegingen die de groep moest maken zijn377:
Het toezicht op Europese financiële instellingen en markten organiseren en de depositohouders, verzekeringsnemers en investeerders beschermen;
De Europese samenwerking inzake financiële stabiliteit, waarschuwingssystemen en crisismanagement organiseren;
De verschillende toezichthouders in de Europese lidstaten laten samenwerken met andere toezichthouders om de financiële stabiliteit op wereldvlak te waarborgen.
373
374 375 376
377
Mededeling van de Commissie van 20 november 2007 met als titel “Evaluatie van de Lamfalussy-procedure – Bevorderen van de toezichtconvergentie”, COM(2007) 727, 2. Ibid. Verleden: topman van het IMF, gouverneur van de Banque de France, adviseur bij BNP Paribas… Persmededeling, IP/08/1679, 11 november 2008; Report of the high-level Group on Financial Supervision in the EU, 25 februari 2008, 69. Ibid.
76
Het Europees financieel toezicht
142. Op 25 februari 2009 had de groep DE LAROSIÈRE zijn eindrapport klaar. 378 Het bevat voorstellen om de samenwerking en coördinatie tussen nationale toezichthouders te versterken. Dit doet men door onder meer nieuwe Europese toezichthouders op te richten, samen met een orgaan dat belast is met het toezicht op risico’s in het financiële stelsel in zijn geheel. FEBELFIN, de Belgische federatie voor de financiële sector, oordeelde dat het rapport een evenwichtige en pragmatische visie vormt op een nieuw systeem voor de uitoefening van het Europese financiële toezicht.379 143. De voornaamste aanbevelingen van de groep DE LAROSIÈRE zijn: 380 1. De oprichting van een Europees Comité voor Systeemrisico’s (ECSR) dat verantwoordelijk is voor het macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel binnen de Gemeenschap met de bedoeling systeemrisico’s te voorkomen of te beperken, perioden van wijdverbreide financiële onrust te voorkomen, bij te dragen tot een soepele werking van de interne markt en voor een duurzame bijdrage van de financiële sector aan de economische groei te zorgen; 2. De oprichting van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (ESFT) dat bestaat uit een netwerk van nationale financiële toezichthouders die samenwerken met de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s). Dit door de omvorming van de bestaande comités van toezichthouders tot een Europese Bankautoriteit (EBA), een Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) en een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB); 3. Een onmiddellijke versterking van de toezichtcolleges. Met de aanbeveling om dergelijke colleges op te zetten voor alle grensoverschrijdende financiële instellingen. 144. In een latere mededeling met als titel ‘Op weg naar Europees herstel’ van 4 maart 2009 heeft de Commissie zich verheugd getoond over deze aanbevelingen en onderschreef ze de algemene strekking ervan. 381 In mei 2009 publiceerde de Commissie een mededeling inzake financieel toezicht in de EU waarin beschreven staat hoe men deze aanbevelingen in de praktijk zal omzetten. Op 24 november 2010 voerde men uiteindelijk het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (ESFT) in.382 Gezien het internationale karakter van de instellingen gebruiken we in de verdere bespreking ervan de Engelstalige afkortingen.
378 379 380
381
382
Report of the high-level Group on Financial Supervision in the EU, 25 februari 2008. FEBELFIN, Jaarverslag 2009, 38, www.febelfin.be. Report of the high-level Group on Financial Supervision in the EU, 25 februari 2008; Voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499. Mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 aan de Europese Voorjaarsraad, "Op weg naar Europees herstel", COM(2009) 114. ESFS: Verordening (EU) nr. 1092/2010, EBA: Verordening (EU) nr. 1093/2010, ESMA: Verordening (EU) nr. 1095/2010, EIOPA: Verordening (EU) nr. 1094/2010.
77
Het Europees financieel toezicht
HOOFDSTUK 3: DE PIJLERS VAN HET TOEZICHTSMODEL
Europees Comité Voor Systeemrisico’s
Macroprudentieel Microprudentieel
Europese Bankautoriteit (EBA)
Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (EIOPA)
Europese Autoriteit Effecten en Markten (ESMA)
Nationale toezichthouders
Nationale toezichthouders
Nationale toezichthouders 383
Afdeling 1:
H ET E UROPEES S YST EEM
VOOR
F IN AN CIEEL T OE ZICHT
145. Het nieuwe toezichtkader dat de Commissie op 4 maart 2009 aankondigde bestaat in essentie uit twee nieuwe pijlers: enerzijds de Europese Raad voor Systeemrisico’s en anderzijds de Europese Toezichthoudende Autoriteiten. De Commissie benadrukt het belang van een stabiel en betrouwbaar financieel stelsel en ziet dit als “een absoluut noodzakelijke voorwaarde om het vertrouwen in en de samenhang van de interne markt te bewaren en aldus betere voorwaarden te scheppen voor de instelling van een volledig geïntegreerde en goed functionerende interne markt voor financiële diensten.”384 Verder wijst ze op het feit dat dieper en sterker geïntegreerde financiële markten meer mogelijkheden bieden voor financiering en risicospreiding waardoor, aldus volgens de Commissie, ze ertoe bijdragen dat economieën beter in staat zijn om schokken op te vangen. De reglementaire comités worden omgevormd tot instellingen met effectieve reglementaire macht. De nieuwe structuur bestaat uit een geïntegreerd netwerk van nationale en Europese toezichthoudende autoriteiten, waarbij het dagelijkse toezicht op financiële instellingen in beginsel op nationaal niveau blijft. 385 Een uitzondering op dit beginsel is het Europese toezicht op de kredietbeoordelaars dat vanaf 1 juli 2011 door de ESMA zal worden uitgeoefend. 386
383 384
385 386
www.fasken.com/financial-supervision-in-the-eu-a-new-start/ (Eigen vertaling). Overweging 7 Verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit, tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 13 (hierna: Verordening EBA). Overweging 43 Verordening EBA. Art. 21 Verordening nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, Pb. L. 31 mei 2011, afl. 145, 30.
78
Het Europees financieel toezicht
146. Het doel van dit systeem is toezien of de regels die van toepassing zijn op de financiële sector naar behoren worden uitgevoerd teneinde de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel. 387 Toch moet het ESFS niet alleen zorgen voor een voorkoming van systeemrisico’s, maar ook voor de harmonisatie van de prudentiële regels en praktijken op Europees niveau. Het is de bedoeling dat via het ESFS de samenwerking tussen nationale autoriteiten versterkt wordt.388 147. Het ESFS bestaat uit volgende instanties: -
Het Europees Comité voor Systeemrisico’s / European Systemic Risk Board (ESRB)
-
De ESA’s o
Europese Bankautoriteit / European Banking Authority (EBA)
o
Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen / European Insurance and Occupational Pension Authority (EIOPA)
o
Europese Autoriteit Effecten en Markten / European Securities and Markets Authority (ESMA)
-
Het Gemengd Comité van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten
-
De bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten;
Afdeling 2:
H ET E UROPEES C OMIT É
VOOR
S YST EEMRISICO ’ S
§1. A LG EM EEN 148. De financiële crisis maakte duidelijk dat het louter toezicht houden op individuele instellingen onvoldoende is. Men moet ook de bredere risico’s in aanmerking nemen, gebaseerd op bedrijfsmodellen in de gehele sector en het wereldwijd economisch kader waarbinnen de ondernemingen opereren. In het kader van het vorige toezichtmodel werd volgens de Commissie te weinig aandacht besteed aan het macroprudentieel aspect.389 Door het creëren van een Europees Comité voor Systeemrisico’s wil de Commissie dit pijnpunt aanpakken. Deze ontwikkeling ligt overigens in lijn met de vele andere internationale initiatieven, zoals het oprichten van een Financial Stability Board.390 149. Het ESRB heeft geen rechtspersoonlijkheid en trad in werking op 16 december 2010. Ze heeft haar zetel in Frankfurt am Main. Het is duidelijk dat het ESRB nauw samenwerkt met de ECB. Zo is er een persoonlijke link: de voorzitter van het ESRB is eveneens de voorzitter van de ECB. Daarnaast voorziet de ECB logistieke, administratieve en analytische/statistische ondersteuning voor het ESRB.391
387 388 389 390 391
Art. 1 Verordening EBA. NBB, Jaarverslag 2011, 45, www.nbb.be. Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht, COM(2009) 252, 12. S. FITZGERALD, “Reform of Financial Supervision in Europe”, Institute of Internal and European Affairs,2009,10. Art. 1 Verordening EBA.
79
Het Europees financieel toezicht
§2. S A M EN STE LLIN G 150. De verordening voorziet in een voorlopige regeling wat betreft het voorzitterschap. De president van de ECB zal gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening ook voorzitter zijn van het ESRB. Deze functies worden vandaag vervuld door MARIO DRAGHI. De vicevoorzitters van het ESRB worden voor een termijn van vijf jaar verkozen door en uit de leden van de algemene raad die ook lid zijn van de algemene raad van de ECB. Zij zijn herkiesbaar.392 Het belangrijkste orgaan is de algemene raad. Men heeft in deze algemene raad een relatief grote vertegenwoordiging van de nationale banken voorzien. 393 De reden hiervoor is dat ze geacht worden een goed overzicht te hebben op de onderlinge wisselwerking tussen de financiële sector en de bredere macro-economische omgeving. 394 Zo zijn de voorzitter en de vicevoorzitter ook lid van de algemene raad van de ECB. Bovendien zijn de presidenten van de nationale banken en de president en vicepresident van de ECB stemgerechtigd. 395 Dit omdat in de meeste lidstaten ook de centrale banken tot op zekere hoogte verantwoordelijk zijn voor het macroprudentiële toezicht op de financiële sector. 396 Verder hebben nog een lid van de Europese Commissie, de voorzitters van de ETA’s en de voorzitter van het technisch adviescomité stemrecht. De niet-stemgerechtigde leden zijn de vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende autoriteit 397 en de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité. 398 De belangrijkste kritiek op de samenstelling van de algemene raad is de omvang ervan. Ze bestaat uit 66 leden, wat het besluitvormingsproces enorm kan bemoeilijken. 399 Verder zijn er nog een stuurcomité, een wetenschappelijk adviescomité en een technisch adviescomité.400 Het secretariaat zal door de ECB worden verzorgd. Het is de bedoeling dat de Commissie uiterlijk tegen 17 december 2013 deze organisatie evalueert en eventuele aanpassingen doorvoert.401
392
393 394
395 396
397 398 399
400 401
Art. 5 Verord. Raad nr. 1092/2010, 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 6 (hierna: Verordening ESRB). Art. 6 Verordening ESRB. S. FITZGERALD, “Reform of Financial Supervision in Europe”, Institute of Internal and European Affairs,2009, 10. Art. 6 Verordening ESRB. Voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499, 5. Een vertegenwoordiger per lidstaat. Art. 6 Verordening ESRB. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 29, www.egmontinstitute.be/paperegm/ep44.pdf. Art. 4 Verordening ESRB. Art. 20 Verordening ESRB.
80
Het Europees financieel toezicht
§3. B EV O EGD HED EN 151. Het ESRB zal systeemrisico’s beoordelen met het oog op enerzijds het beperken van de blootstelling van het systeem aan het risico dat de systeemcomponenten falen, en anderzijds het verbeteren van de veerkracht van het systeem in geval van economische schokken. Het is aldus de taak van het ESRB bij te dragen tot de financiële stabiliteit en de negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie te beperken. 402 Het zal worden belast met het volgen en evalueren van mogelijke bedreigingen voor de financiële stabiliteit die uit macro-economische ontwikkelingen en uit ontwikkelingen in het financiële stelsel als geheel voortvloeien.403 JEAN-CLAUDE TRICHET ziet het zo: “The ESRB will bring together risk assessments from various angles and pay particular attention to the ways in which risks can reinforce each other in highly detrimental ways. 404 Hij vindt het de taak van het ESRB om het werk van de verschillende EU-instellingen samen te brengen (de centrale banken, partners bij het ESFS, nationale toezichthouders en de Commissie). Het ESRB zal hierbij complementair zijn aan deze instellingen. Hij beschrijft het mandaat als volgt: “The ESRB’s mandate is wide-ranging, covering any material systemic risk that threatens the stability of the EU’s financial system; the system’s contribution to the smooth functioning of the single market; and its sustainable contribution to economic growth.” Hij ziet een drievoudige opdracht: “To identify and prioritize systemic risks; to issue early warnings when significant systemic risks emerge; and to issue policy recommendations for remedial action in response to the risks it identifies.”405 Dit komt uiteraard overeen met de doelstellingen van de Europese Commissie. 406 152. Samen met de EBA stelt het ESRB de criteria op voor de vaststelling en meting van systeemrisico en voorziet ze onder meer in een regelingen voor de stresstests.407 De verordening beschrijft systeemrisico als “een risico op verstoring van het financiële stelstel met mogelijk ernstige negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie. Alle soorten financiële intermedia irs, markten en infrastructuur kunnen tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant zijn”.408 Bij het lezen van deze definitie valt vooral de vaagheid van het begrip op. Er worden weinig details geven over wat een ‘verstoring van het financiële systeem’ inhoudt of wat ‘ernstige negatieve gevolgen’ zijn. Dit zorgt ervoor dat er twijfel bestaat over de exacte bevoegdheidsafbakening van het ESRB en maakt deze onderhevig aan toekomstige evoluties.409
402 403
404 405 406 407 408 409
Overweging 10 Verordening ESRB. Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht,COM(2009) 252,3; Voor een volledige omschrijving zie art. 3 Verordening ESRB. J-C. TRICHET, “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin. 2010, 462. Ibid., 463. Art. 2 Verordening ESRB. Art. 23 Verordening EBA. Art. 2 Verordening ESRB. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 29.
81
Het Europees financieel toezicht
153. Ondanks zijn belangrijke toezichthoudende functie kan het ESRB niet rechtstreeks informatie opvragen bij individuele instellingen. Er bestaat hieromtrent een strikte hiërarchie. Het ESRB moet in eerste instantie gebruik maken van statistieken die beschikbaar zijn op Europees niveau. Indien dit niet voldoende is, kan het de verschillende ESA’s vragen om specifieke informatie. Vervolgens kan het zich eventueel richten tot de nationale banken, nationale toezichthouders en statistische autoriteiten. Als laatste middel kan het informatie opvragen via de lidstaten zelf.410 154. Het ESRB moet waarschuwen en, waar het dat nodig acht, aanbevelingen geven. De waarschuwingen en aanbevelingen kunnen van algemene of van specifieke aard zijn en worden gericht tot de Unie als geheel of aan een of meer lidstaten. Ze kunnen bovendien gericht worden aan de verschillende ESA’s of aan een of meerdere nationaal toezichthoudende autoriteiten. In dit laatste geval wordt de desbetreffende lidstaat daarvan op de hoogte gebracht. Bij de aanbevelingen wordt een welbepaalde termijn voor beleidsreactie vermeld. 411 Het valt op dat het ESRB geen juridisch bindende maatregelen kan nemen.
412
Ze kan bovendien geen
aanbevelingen of waarschuwingen aan individuele financiële instellingen richten.
413
De
verordening voorziet wel in de mogelijkheid tot een follow-up van de aanbevelingen. Degenen tot wie bovenstaande aanbevelingen gericht waren dienen het ESRB en de Raad mee te delen welke maatregelen ze na de aanbevelingen hebben genomen of moeten motiveren waarom ze dat niet hebben gedaan (het ‘comply or explain’-principe).414 Indien het ESRB de reactie niet afdoende acht, dient het, volgens strikte geheimhoudingsregels, degenen tot wie de aanbevelingen zijn gericht, de Raad en de betrokken ESA daarvan in kennis te stellen.415 Dit systeem van follow-up is niet voorzien voor waarschuwingen, wat de impact van dergelijke maatregelen duidelijk verzwakt.416 155. Omwille van de gevoeligheid van het financieel systeem zullen de waarschuwingen en aanbevelingen niet steeds openbaar gemaakt worden. In de toelichting van de verordening wijst de Commissie op de mogelijke gevaren. 417 Het publiceren van dergelijke waarschuwingen kan immers tot ongewenste reacties op de financiële markt leiden. 418 Men wil met andere woorden
410 411 412 413
414 415 416
417
418
Art. 15 Verordening ESRB. Art. 16 Verordening ESRB. X, “Reform of EU financial regulation and supervision”, Herbert Smith, 2009, 2, www.herbertsmith.com. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 26. Art. 17 Verordening ESRB. Art. 1 Verordening ESRB. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 27. Voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499, 6. Overweging 21 Verordening ESRB.
82
Het Europees financieel toezicht
vermijden dat de waarschuwingen uitdraaien als een selffulfilling prophecy. De beslissing tot het al dan niet openbaar maken zal geval per geval onderzocht worden. 156. Het ESRB dient geregeld verslag uit te brengen van zijn activiteiten. Dit voor zowel het grote publiek als de EU instellingen. Zo moet het ESRB een jaarverslag publiceren waarin een analyse van de financiële stabiliteit wordt opgenomen. Hierbij moet het ESRB geen informatie geven over het niet-openbare werk, zelfs niet nadien. 419 Naast deze openbare rapportering dient het ESRB ook te rapporteren aan de EU instellingen. De voorzitter van het ESRB wordt ten minste elk jaar, vaker in geval van wijdverspreide financiële onrust, uitgenodigd voor een jaarlijkse hoorzitting van het Europees Parlement ter gelegenheid van de presentatie van het jaarverslag van het ESRB.420
Afdeling 3:
D E E UROPESE T O EZICHT HO UD ENDE A UT ORIT EIT EN
§1. A LG EM EEN 157. De tweede pijler omvat de nieuwe Europese Toezichthoudende Autoriteiten. Hiermee worden de Europese Toezichthoudende Comités omgevormd tot een Europese Bankautoriteit (EBA), een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en een Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA).421 Zoals beschreven blijft het dagelijks toezicht op nationaal niveau.422 De voordelen van een overkoepelend Europees kader worden zo gecombineerd met de expertise van de lokale microprudentiële toezichthoudende autoriteiten.423 De drie nieuwe autoriteiten hebben elk afzonderlijke rechtspersoonlijkheid, wat hen de mogelijkheid geeft een onafhankelijke positie op te bouwen ten opzichte van andere EUinstellingen.424 Ze leggen verantwoording af aan de Raad en het Europees Parlement.425
§2. J U R ID ISC H
S TA TU U T
158. Gezien de ESA’s opgevat zijn als regelgevende Agentschappen, kan hen geen algemeen wetgevende opdracht worden gedelegeerd (tenzij onder strikte voorwaarden). 426 De verordening meldt daarvoor als grondslag art. 114 VWEU. 427
419
420 421
422 423
424
425 426
S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 26. Art. 19 Verordening ESRB. Het gaat om het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBS), het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CEIOPS) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR). Overweging 9 Verordening EBA. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 9. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 36. Overweging 10 Verordening EBA. HvJ 13 juni 1958, zaak 9/56, Meroni v. High Authority, Jur. 1958, 1, 133.
83
Het Europees financieel toezicht
§3. D E
V ER SC HI LLEN D E A U TO R I TE I TEN
A. E URO P ES E B ANK ENAUTO RI TEI T (EBA) 159. De EBA heeft als taak het toezicht op de banken in de Europese Unie te verzekeren. De autoriteit is op 1 januari 2011 operationeel geworden met als huidig voorzitter ANDREA ENRIA en als uitvoerend directeur ADAM FARKAS. De autoriteit is gevestigd in Londen. De EBA houdt toezicht op volgende instellingen:428 -
kredietinstellingen;
-
financiële conglomeraten;
-
beleggingsondernemingen;
-
betalingsinstellingen;
-
instellingen voor elektronisch geld.
160. Het voornaamste doel van de autoriteit is de collectieve belangen beschermen door bij te dragen aan de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel en dit op korte, middellange en lange termijn. Zo zal ze bijdragen aan een verbeterde werking van de interne markt en zal ze toezien op de integriteit, transparantie en efficiëntie ervan. Ook op het vlak van de coördinatie van het toezicht zal ze een belangrijke rol op zich nemen. 429 161. De EBA zal de totstandkoming van de regelgeving en praktijken ondersteunen. Ze zal onder meer het markt en kredietrisico controleren en evalueren. Daarnaast zal ze instaan voor de bevordering van de bescherming van depositohouders en beleggers. Hierbij zal ze ook consumententrends analyseren. De verordening meldt in het bijzonder een grotere aandacht voor systeemrisico’s die veroorzaakt worden door instellingen waarvan de insolventie de werking van het financiële stelsel of de reële economie kan aantasten. 430 De verordening omschrijft de doelstellingen dus opvallend ruim. B. E URO P ES E A UTO RI TEI T VOO R E FF ECTEN EN M ARK TEN (ESMA) 431 162. De Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) is belast met het toezicht op financiële producten in de Europese Unie. Sinds 1 januari 2011 is deze autoriteit operationeel. STEVEN MAIJOOR is benoemd tot voorzitter. VERENA ROSS is uitvoerend
427
428 429 430 431
De grondslag hiervoor is betwist. Zie hierover: E.FAHEY, “Does the emperor have financial crisis clothes? Reflections on the legal basis of the European Banking Authority”, The Modern law review 2011, 581-595. Art. 1 Verordening EBA. Art. 1 Verordening EBA. Art. 1 Verordening EBA. Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit, tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie, Pb. L.15 december 2010, afl. 331, 84 (hierna: Verordening ESMA).
84
Het Europees financieel toezicht
directeur. De autoriteit is gevestigd in Frankfurt en is bevoegd om financiële producten in Europa te onderzoeken en indien nodig te verbieden. 432 C. E URO P ES E A UTO RI TEI T VOO R V ERZEK ERI NG EN EN B EDRI J F SP ENS I O ENEN (EIOPA ) 433 163. De Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (EIOPA) is belast met het toezicht op verzekeraars en pensioenfondsen in de Europese Unie. De EIOPA is op 1 januari 2011 operationeel geworden. GABRIEL BERNARDINO is benoemd tot voorzitter. CARLOS MONTALVO is uitvoerend directeur. De autoriteit is gevestigd in Frankfurt en houdt toezicht op de risico's die financiële instellingen nemen op het gebied van verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen.
§4. O R GA N IE KE
B EPA LIN GEN
Zie bijlage 1.
§5. B EV O EGD HED EN 164. De bestaande comités dragen hun taken over aan de nieuwe ESA’s.434 Daarnaast hebben deze ESA’s ook een duidelijk uitgebreid bevoegdheidspakket. De toelichting bij het voorstel van de verordening omschrijft de bevoegdheden zeer goed. 435 Hieronder geven we een kort overzicht van de voornaamste bevoegdheden. Zowel voor de EBA, de EIOPA en de ESMA lopen deze bevoegdheden vrij parallel. We bespreken voornamelijk de regelgevende taken. A. O NTW I KK ELEN VAN T ECH NI S CH E NO RM EN 165. De autoriteiten hebben de bevoegdheid om in bepaalde sectorale wetgeving voorstellen te ontwikkelen voor technische normen. Ze dragen zo bij tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtnormen. 436 De verordening maakt hierbij een onderscheid tussen technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen.437
432 433
434 435
436 437
www.europa-nu.nl/id/vikfeocjclsb/europese_autoriteit_voor_effecten_en. Verordening nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit, tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 48 (hierna: Verordening EIOPA). Overweging 10 verordening EBA; Overweging 10 Verordening EIOPA; Overweging 10 Verordening ESMA. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 5-9. Art. 8 Verordening EBA; Art. 8 Verordening EIOPA; Art. 8 Verordening ESMA. Art. 10 Verordening EBA; Art. 10 Verordening EIOPA; Art. 10 Verordening ESMA.
85
Het Europees financieel toezicht
In het geval van technische reguleringsnormen gaat het om niet-wetgevinghandelingen van algemene strekking ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-wezenlijke onderdelen van de wetgevingshandeling (art. 290 VWEU). Deze bevoegdheid van de Commissie steunt op een bevoegdheidsdelegatie vanuit het Europees Parlement of de Raad. 438 Wanneer de Commissie deze normen initieert, zal de ESA een adviserende functie hebben. Ook de ESA kan beslissen over te gaan tot uitvaardigen van ontwerpen van technische reguleringsnormen. De Commissie zal dit ontwerp dan dienen te bekrachtigen. In het huidige kader kan de ESA ook technische uitvoeringsnormen ontwikkelen op de gegeven domeinen. Deze normen zullen eerder betrekking hebben op het creëren van uniforme voorwaarden bij de implementatie van bindende EU regulering (art. 291 VWEU).439 In beide gevallen zijn de normen van technische aard en houden geen beleidskeuze in. De ESA legt de ontwerpen aan de Commissie voor. Vervolgens stuurt de Commissie deze ontwerpen door aan het Europees Parlement en de Raad en beslist ze of ze tot bekrachtig overgaat. Na de goedkeuring krijgen de technische normen de status van EU-wetgeving (verordening of besluit). De Commissie kan ook via een gemotiveerde beslissing de normen gedeeltelijk, gewijzigd of geheel niet bevestigen. 440 In het geval het om een technische reguleringsnorm gaat, stelt de ESA het Europees Parlement en de Raad hiervan in kennis en omkleedt zij dit met de redenen. 441 Deze bepaling is niet voorzien voor technische uitvoeringsnormen. De Commissie kan de ontwerpnormen wijzigen. Deze beslissing moet gemotiveerd worden. De Commissie moet in dat geval de ESA om een nieuwe opinie te vragen. Indien de ESA deze aanpassingen niet volgt, kan de Commissie de normen aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht of de norm verwerpen. De Commissie heeft dus nog steeds het laatste woord. Ook wanneer een ESA systematisch niet meewerkt aan het ontwerp van een norm, kan de Commissie op eigen initiatief, maar na het vragen naar een advies van de ESA, normen vaststellen.442 166. De Europese Raad bevestigt hiermee zijn doelstelling om één EU-wetboek op te stellen dat op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. Het is de bedoeling dat verschillen in de nationale omzettingen van communautair recht op termijn uitgevlakt worden zodat één geharmoniseerd kernpakket van normen kan worden vastgesteld en toegepast. B. H ANDH AVI NG VAN DE EU- W ETG EVI NG 167. De bevoegdheden van de ESA’s met betrekking tot de naleving van de EU-regelgeving worden versterkt. Hoewel de ESA’s geen bevoegdheden hebben gekregen wat het dagelijks
438 439
440 441 442
Art. 11 t.e.m 14 Verordening EBA ed. regelen de verdere voorwaarden. Art. 10, art. 15 Verordening EBA; Art. 10, art. 15 Verordening EIOPA; Art. 10, art. 15 Verordening ESMA; E. WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 9. Art. 10, art. 15 Verordening EBA; Art. 10, art. 15 Verordening EIOPA; Art. 10, art. 15 Verordening ESMA. Art. 14 Verordening EBA; Art. 14 Verordening EIOPA; Art.14 Verordening ESMA. Art. 10, art. 15 Verordening EBA; Art. 10, art. 15 Verordening EIOPA; Art. 10, art. 15 Verordening ESMA.
86
Het Europees financieel toezicht
toezicht betreft, krijgen ze toch enkele belangrijke taken. Zo volgen en beoordelen ze de marktontwikkelingen op hun bevoegdheidsterrein en brengen ze andere instellingen op de hoogte van microprudentiële trends, potentiële risico’s en zwakke plekken. 443 Ze houden bovendien een oog op mogelijke systemische risico’s.444 De ESA kan ofwel op eigen initiatief, ofwel op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie of de relevante stakeholdergroep, een onderzoek starten naar een mogelijke inbreuk op (of het niet toepassen van) het Unierecht.445 Op te merken valt dat individuele marktdeelnemers dat recht niet hebben. Er bestaat geen vorm van klachtenbehandeling. 446 168. Eens een foutieve toepassing van de EU-wetgeving ontdekt wordt, zal de zaak leiden tot een dialoog met de bevoegde nationale toezichthouder. De ESA kan hierbij richtsnoeren en aanbevelingen tot de bevoegde autoriteiten of financiële instellingen richten. Nadat een richtsnoer of aanbeveling is verstrekt, dienen de bevoegde nationale autoriteiten te bevestigen of voldaan is aan de aanbevelingen of men voornemens is dit te doen. Wanneer daaraan niet voldaan is, dient ze de redenen op te geven waarom dit niet gevolgd wordt. De ESA kan het besluit met deze redenen openbaar maken of het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte brengen welke autoriteiten de aanbevelingen niet hebben gevolgd. 447 Het feit dat deze richtsnoeren en aanbevelingen niet bindend zijn is een grote zwakte voor de ESA’s. 448 Vaak zal de nationale toezichthouder argumenteren dat het de nationale wet toepast. Hierbij zou de autoriteit kunnen aandringen bij de nationale wetgever om de wetgeving te conformeren met de geldende EU-regulering. Indien de wetgever dit weigert, kan de Commissie verder actie ondernemen (o.g.v. art. 258 VWEU). Hier stopt de bevoegdheid van de ESA’s. Indien de Commissie van oordeel is dat er een inbreuk is op het Unierecht stuurt ze een schriftelijke aanmaning aan de betreffende lidstaat. Indien de lidstaat niet reageert, kan de Commissie de zaak voor het Europees Hof van Justitie brengen en riskeert de lidstaat een veroordeling.449 Toch krijgen de ESA’s nog een finaal wapen. Ze hebben de bevoegdheid om rechtstreeks in te grijpen en een individuele financiële instelling aanwijzingen te geven omtrent de toepassing van het EU recht (volgens de opinie van de Commissie). Het is duidelijk dat dit een uitzonderlijke maatregel is. Dit blijkt onder meer uit de zware procedure die gevolgd dient te worden. 450
443 444 445 446 447 448
449 450
Art. 32 Verordening EBA; Art. 32 Verordening EIOPA; Art. 32 Verordening ESMA. Art. 22 Verordening EBA; Art. 22 Verordening EIOPA; Art. 22 Verordening ESMA. Art. 17 Verordening EBA; Art. 17 Verordening EIOPA; Art. 17 Verordening ESMA. E. WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 10. Ibid.; Art. 16 Verordening EBA; Art. 16 Verordening EIOPA; Art. 16 Verordening ESMA. Art. 38 Verordening EBA; Art. 38 Verordening EIOPA; Art. 38 Verordening ESMA; S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 40. E. WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 10. E.WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 10; Art. 17 Verordening EBA; Art. 17 Verordening EIOPA; Art. 17 Verordening ESMA.
87
Het Europees financieel toezicht
C. S CH IK KI NG EN
VAN
M ENI N G S VERS CH I LLEN
TUS S EN
NATI O NALE
TO EZI CH THO UDENDE AUT O RI TEI TE N
169. Wanneer een toezichthoudende autoriteit van mening verschilt over een door een andere toezichthoudende autoriteit genomen/niet genomen maatregel, kan de ESA op verzoek van de klagende autoriteit hem bijstaan om tot een gemeenschappelijke aanpak te komen of de zaak te schikken. Dit mechanisme bestaat uit drie mogelijke stappen. In een eerste fase zal de ESA een verzoening tussen de autoriteiten trachten te bekomen. Hierbij zal de ESA de rol van bemiddelaar opnemen. Als dit niet lukt, kan de ESA beslissen via een besluit de zaak te schikken. Dit zal slechts uitzonderlijk voorkomen. Indien de toezichthoudende autoriteit vervolgens het besluit niet naleeft, kan de ESA zelf een besluit uitvaardigen dat gericht is tot een individuele financiële instelling.451 Men beklemtoont in de toelichting dat dit mechanisme enkel geldt voor materiële kwesties. 452 Bovendien is er een procedure voorzien indien een lidstaat meent dat een besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden. 453 D. V ERZAM ELEN VA N I NF O RM ATI E & S AM ENW ERK I NG 170. De ESA kan eenvoudig verzoeken aan toezichthoudende autoriteiten en andere overheidsinstanties om bepaalde informatie over te dragen. De ESA is ook belast met de oprichting en het beheer van een centraal systeem om informatie beschikbaar te stellen voor de andere toezichthoudende autoriteiten in het college van toezichthouders. 454 Het is duidelijk dat de ESA’s een grote ondersteunende rol voor de nationale toezichthouders vervullen. Bovendien verzekeren ze uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Unie. 455 Zo dienen de ESA’s periodiek collegiale toetsingen van de activiteiten te organiseren. 456 Ze helpen onder meer in de ontwikkeling van stresstests. E. M AATREG ELE N I N NO O DS I TUATI E S 171. Volgens de verordening hebben de lidstaten nog steeds een centrale verantwoordelijkheid in het zorgen voor een gecoördineerd crisismanagement en het bewaren van financiële stabiliteit. Bijgevolg bepaalt de verordening dat beslissingen van de ESA geen afbreuk mogen doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. Indien dit wel zo is, kan de nationale autoriteit beslissen de maatregel niet uit te voeren en een procedure opstarten. 457
451 452
453 454 455 456 457
Art. 19 Verordening EBA; Art. 19 Verordening EIOPA; Art. 19 Verordening ESMA. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 7. Art. 38 Verordening EBA; Art. 38 Verordening EIOPA; Art. 38 Verordening ESMA. Art. 35 Verordening EBA; Art. 35 Verordening EIOPA; Art. 35 Verordening ESMA. Art. 29 Verordening EBA; Art. 29 Verordening EIOPA; Art. 29 Verordening ESMA. Art. 30 Verordening EBA; Art. 30 Verordening EIOPA; Art. 30 Verordening ESMA. Art. 38 Verordening EBA; Art. 38 Verordening EIOPA: Art. 38 Verordening ESMA.
88
Het Europees financieel toezicht
De Raad van Ministers kan in overleg met de Commissie of het ESRB (en eventueel de ESA’s) een tot een ESA gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie. Ook het ESRB of de ESA kan oordelen dat er sprake is van een noodsituatie, maar ook hier zullen ze de Raad van Ministers om een beoordeling van de situatie moeten vragen. Indien de Raad op haar beurt van oordeel is dat er sprake is van een noodsituatie, stelt hij het Europees Parlement en de Commissie daarvan op de hoogte. Indien dergelijk besluit genomen is, of in bepaalde uitzonderlijke gevallen zonder besluit, kan de ESA individuele besluiten nemen die gericht zijn aan de nationale toezichthoudende autoriteit. 458 Indien de nationale autoriteit de aanbevelingen niet naleeft, kan de ESA vervolgens, onder de voorwaarden die worden bepaald in de wet, een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan deze instelling de nodige maatregelen moet nemen om te voldoen aan haar verplichtingen, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten. 459 De ESA’s zijn dus bevoegd om in geval van grensoverschrijdende noodsituaties van nationale toezichthouders gezamenlijk bepaalde maatregelen te eisen. 460 Daarnaast dragen ze bij tot de ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsprocedures teneinde het effect van failliet gaande instellingen zoveel mogelijk te beperken.461 F. C O NS UM ENTENB ES CH ERM I N G 172.
Tot
slot
hebben
de
ESA’s
bepaalde
bevoegdheden
met
betrekking
tot
consumentenbescherming. De ESA speelt een belangrijke rol in het bevorderen van transparantie, eenvoud en billijkheid op de markt voor financiële producten en diensten aan consumenten in de gehele interne markt. Ze kan opleidingsnormen voor de industrie ontwikkelen, bijdragen aan gemeenschappelijke openbaarmakingregels en dergelijke. 462 Ook hier spelen de beperkingen van de niet-bindende waarschuwingen en aanbevelingen. 463 Wel kan de ESA beslissen een bepaalde financiële activiteit tijdelijk te verbieden of te beperken wanneer ze een bedreiging vormt voor het functioneren van de financiële markten. Art. 9 stelt daaraan enkele voorwaarden. 464 Het lijkt erop dat deze bevoegdheid ook de bevoegdheid tot het verbieden van bepaalde financiële producten inhoudt. 465
458 459 460
461 462 463
464 465
Art. 18 Verordening EBA; Art. 18 Verordening EIOPA; Art. 18 Verordening ESMA. Art. 18 Verordening EBA; Art. 18 Verordening EIOPA; Art. 18 Verordening ESMA. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 6. Art. 25 Verordening EBA; Art. 25 Verordening EIOPA: Art. 25 Verordening ESMA. Art. 9 Verordening EBA; Art. 9 Verordening EIOPA: Art. 9 Verordening ESMA. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 45. Art. 9 Verordening EBA; Art. 9 Verordening EIOPA; Art. 9 Verordening ESMA. E. WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 12.
89
Het Europees financieel toezicht
Afdeling 4:
H ET G EMENG D C OMIT É
173. Via het Gemengd Comité werken de autoriteiten nauw samen met het ESRB. Het Comité dient als een forum tussen de verschillende instellingen en zorgt daarmee voor de internationale samenhang. Dit in het bijzonder met betrekking tot de financiële conglomeraten, maatregelen tegen witwaspraktijken, microprudentiële analyses van sectoroverstijgende ontwikkelingen, financiële verslaggeving…466 Het heeft als opdracht de taken van de ESA’s met betrekking tot financiële conglomeraten en andere sectoroverschrijdende aangelegenheden te coördineren. Het schikt internationale meningsverschillen die kunnen ontstaan tussen de bevoegde autoriteiten.467 174. Het Comité bestaat uit de voorzitters van de ESA’s en de voorzitter van de subcomités. De uitvoerend directeur, een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van het ESRB worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen. Het Comité moet voor een termijn van twaalf maanden op basis van een rotatiesysteem worden voorgezeten door een voorzitter van een ESA. Het Gemengd Comité vergadert ten minste om de twee maanden. 468 Het personeel van het Gemengd Comité wordt ter beschikking gesteld door de ESA’s, teneinde informele informatiedeling en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke aanpak die stoelt op een op toezicht gerichte cultuur binnen de ESA’s mogelijk te maken. 469 Bovendien stellen de autoriteiten adequate middelen ter beschikking voor de administratieve, infrastructuur- en operationele kosten. 470 Onderstaande figuur geeft de samenwerking tussen de verschillende ESA’s weer. De Nationale toezichthoudende autoriteiten (NT) werken indirect ook door tot het Gemengd Comité. 471 NT
NT
EBA
NT
NT
NT
EIOPA
NT
466 467 468 469 470 471
NT H
Gemengd Comité
ESMA
NT
NT
Art. 54 Verordening EBA; Art. 54 Verordening EIOPA; Art. 54 Verordening ESMA. Art. 20 Verordening EBA; Art. 20 Verordening EIOPA; Art. 20 Verordening ESMA. Art. 55 Verordening EBA; Art. 55 Verordening EIOPA; Art. 55 Verordening ESMA. Overweging 57 Verordening EBA; Overweging 57 Verordening EIOPA; Overweging 57 Verordening ESMA. Art. 54 Verordening EBA; Art. 54 Verordening EIOPA; Art. 54 Verordening ESMA. D. SCHOENMAKER, “Financial Supervision in the EU” in G. CAPRIO (ed.), Encyclopedia of Financial Globalization, Amsterdam, Elsevier, 2012, onuitgegeven.
90
Het Europees financieel toezicht
HOOFDSTUK 4: TOEZICHT OP BUITENLANDSE KREDIETINSTELLINGEN Afdeling 1:
H OME
COUNT RY R ULE
175. Wat de buitenlandse kredietinstellingen betreft, moeten we voornamelijk rekening houden met de tweede bankrichtlijn.472 Deze richtlijn werd in Belgisch recht omgezet door de wet van 22 maart 1993 met betrekking tot het toezicht op de kredietinstellingen. 473 De richtlijn introduceert het principe van de enkelvoudige vergunning en van de onderworpenheid aan de controle van de toezichthouder van het thuisland (home country rule). De richtlijn is van toepassing op bijkantoren en op de vrije dienstverlening door bankinstellingen die in een ander land van de EU gevestigd zijn. 474 De regeling is dus niet van toepassing op dochterondernemingen van banken omdat dit aparte rechtspersonen en dus aparte kredietinstellingen zijn.475 176. Het principe van de enkelvoudige vergunning houdt in dat een kredietinstelling die wil opereren in een andere lidstaat hiertoe slechts over een vergunning in zijn ‘thuisland’ (lidstaat van de EU) moet beschikken. Eens men deze vergunning verkregen heeft, kan men ook werkzaamheden ontplooien in een andere lidstaat. In België is de lijst van de bankwerkzaamheden hier belangrijk. Wanneer de buitenlandse bank werkzaamheden buiten deze lijst activiteiten wil ontplooien in België, dient ze over een bijkomende Belgische vergunning te beschikken.476 Het gastland kan dus bepaalde regels die zij van essentieel belang acht ook van toepassing verklaren op buitenlandse EU-instellingen.477 177. Het probleem van grensoverschrijdend toezicht manifesteert zich sterk in de EU, waar financiële liberalisering geleid heeft tot het ontstaan grensoverschrijdende bankgroepen. De EU heeft dit probleem trachten op te lossen door het instellen van homecountry supervision. De bank valt volledig onder de controleautoriteit van haar thuisland.478 Het gastland moet hierbij het toezicht door de homecountry toezichthouder aanvaarden en erkennen. Het voordeel van deze aanpak is de duidelijkheid, maar er blijven een aantal problemen. Zo kunnen banken 472
473
474 475
476 477 478
Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG, Pb. L. 30 december 1989, afl. 386, 1-13 (hierna: Tweede Bankrichtlijn). Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, BS 19 april 1993, 8650 (hierna: Bankwet). Art. 2 Tweede Bankrichtlijn. M. BJORKLAND, “The Scope of the general good notion in the second EC Banking directive according to recent case-law”, Euro Business Law Review 1998, 231. Art. 65 Bankwet; Art. 66 Bankwet. Art. 70 Bankwet. K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Kluwer, Antwerpen, 1995, 167 en R. WULF-HENNING, “General introduction to the second banking directive and the proposal for a directive on investment services”, in J.STUYCK, Financial and monetary Integration in the European Economic community: legal, institutional and economic aspects., Antwerpen, Kluwer law international, 1993, (57) 63.
91
Het Europees financieel toezicht
binnen de EU nog altijd kiezen voor landen waar het bankentoezicht iets losser is (toezichtsarbitrage). Bovendien kan er een probleem reizen wanneer er een opsplitsing is tussen de plaats van de activiteiten en de plaats waar men onderworpen is aan het toezicht. Indien de bank failliet gaat, kan dit ‘agency’ conflicten opleveren. De instelling van de home country rule lijkt zo meer een politieke keuze te zijn dan een economische. Het maakt enkel duidelijk wie toezicht mag houden, maar houdt geen rekening met wie het beste toezicht zou houden. Niet alle
toezichthouders
hebben
dezelfde
middelen,
technische
bagage
of
politieke
onafhankelijkheid. ‘Host countries’ kunnen dan wel actie ondernemen (toegang verbieden of host country supervision vragen), toch is dit een politiek harde beslissing met hoge kosten en zal dit niet snel gebeuren. 479 178. Blijft de vraag welk land bevoegd zal zijn bij insolventie van de bank. Richtlijn 2001/24/EG verbiedt de toepassing van afzonderlijke insolventiemaatregelen op bijkantoren uit hoofde van het recht van de staat van ontvangst (host country). Ze bewerkstelligt de wederzijdse erkenning en coördinatie van procedures onder zeggenschap van het land van herkomst en stelt een aanpak als één rechtspersoon verplicht. 480 Het is daarbij duidelijk dat alle activa en passiva in principe overeenkomstig het recht van de staat van herkomst als één rechtspersoon gesaneerd of geliquideerd worden. De richtlijn stelt daarbij wel dat ze niet voorziet in de consolidatie van insolventieprocedures voor afzonderlijke rechtspersonen binnen een bankgroep en niet gericht is op harmonisatie van het nationale insolventierecht.481
Afdeling 2:
G RENSO VERSCHRIJDEND
T OEZICHT
179. De ontwikkeling van colleges of supervisors lijkt een van de grootste innovaties te zijn die voortkomt uit de financiële crisis. Dergelijke colleges brengen verschillende nationale toezichthouders samen van de staten waarin een bepaalde financiële instelling opereert. Toezichthouders dienen in deze colleges tot een consensus te komen rond bepaalde toezichtgerelateerde maatregelen. Dergelijke toezichtcolleges zijn nu verplicht. 482 Als gevolg van deze verplichting werden in 2010 meer dan 100 toezichtcolleges opgestart in de EER.483 De ontwikkeling van deze colleges is een belangrijke vooruitgang. Samenwerking tussen verschillende toezichthouders is immers cruciaal geworden in een internationale banksector. We bespreken de colleges verder in het Deel 4.484
479 480 481 482
483 484
D.G. MAYES en G.E. WOOD, The structure of Financial Regulation, Oxon, Routledge, 2007, 142. Art. 3 Richtlijn 2001/24/EG Van het Europees parlement en de Raad van 4 april 2011 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen, Pb. L. 5 mei 2001, afl. 125, 15 (hierna: Insolventierichtlijn). Overweging 6 Insolventierichtlijn. Art. 131bis Richtlijn 2009/111/EG Van het Europees parlement en de Raad van 16 september 2009 wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer, Pb. L. 17 november 2009, afl. 302, 97. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 19. Randnummers 203 tot en met 206.
92
Het Europees financieel toezicht
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE 180. We kunnen de totstandkoming van deze nieuwe pijlers in het Europees financieel toezicht aanmoedigen. Het is een eerste stap naar een volledig geïntegreerd kader voor macro- en microprudentieel toezicht. Het zou immers inefficiënt zijn de EU-regelgeving aan te scherpen zonder iets te doen aan het toezichtsysteem dat tijdens de crisis zoveel tekortkomingen bleek te vertonen. Wel is er nog een lange weg te gaan in het creëren van een Europese Unie zonder toezichtsarbitrage. De EU zal intensiever moeten nagegaan welke verschillen er bestaan tussen de nationale omzettingsmaatregelen van het Gemeenschapsrecht. Deze verschillen ontstonden voornamelijk als gevolg van uitzonderingen, afwijkingen, toevoegingen of dubbelzinnigheden in de huidige richtlijnen. De uiteindelijke doelstelling tot het opstellen van één enkel wetboek lijkt hierbij een goed einddoel te zijn. Om dit proces te versnellen zou de EU vaker moeten optreden door middel van verordeningen.485 Een versterkte rol van de EU-instellingen is van cruciaal belang. Op het macro-prudentieel niveau houdt het ESRB toezicht op de stabiliteit van de financiële sector in zijn geheel. Op het micro-prudentieel niveau werden de voormalige comités omgevormd tot Europese Toezichthoudende Autoriteiten. Toch zien we dat ondanks deze versterkte rol er nog steeds heel wat beperkingen zijn. Zo hangt het succes van het ESRB vaak af van de bereidheid van lidstaten om waarschuwingen op te volgen. Ook de functie van de ESA’s is nog te weinig gericht op de uitoefening van het actuele toezicht. Een andere kritiek is dat de comités vaak zeer weinig middelen hebben om echte beleidsbeslissingen uit te lokken. 486 Nationale toezichthouders blijven dus de kern van het financiële toezicht. Alleen zij hebben een voldoende groot bevoegdhedenpakket en de mogelijkheid om beslissingen af te dwingen. Ook de grensoverschrijdende comités en Europese toezichthouders bestaan meestal voornamelijk uit een vertegenwoordiging vanuit de nationale toezichthouders. 487 Een verdere Europeanisering van het financieel toezicht valt aan te bevelen. Er groeide in het verleden te vaak een milde relatie tussen de nationale toezichthouder en de financiële instellingen. Om dit probleem aan te pakken zouden de bevoegdheden van de ESA’s gevoelig versterkt moeten worden. 488 Het is noodzakelijk dat de Commissie de onafhankelijkheid van de ESA’s erkent en hen laat uitgroeien tot federale toezichthoudende autoriteiten. 489 Europa zal de bevoegdheden van de
485 486
487 488
489
Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht, COM(2009) 252. S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 61. Ibid. Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. K. LANNOO, “The EU’s Response to the Financial Crisis: a Mid-Term Review”, CEPS Policy Brief, No. 241, 2011, 3.
93
Het Europees financieel toezicht
ESA’s met betrekking tot het nemen van bindende besluiten verder dienen te vergroten. Ook een verdere versterking van de toezichtscolleges valt aan te bevelen. Hierbij vermelden we graag het voorstel van onder meer SCHOENMAKER die stelt dat grote grensoverschrijdende banken hun vergunning rechtstreeks van de EBA dienen te verwerven. Dit worden dan de zogenaamde EBA-banken genoemd. De EBA zou de volle bevoegdheid krijgen over het toezicht. Onderstaande figuur toont hoe de samenwerking tussen de EBA en de nationale toezichthouders zou kunnen verlopen. 490
Europees niveau
Europese Bankautoriteit
EBA Banken
Intensieve samenwerking
Nationaal niveau
Nationale Toezichthouders (banken)
Nationale banken
Opvallend is ook het ontbreken van een Europees herstelprogramma wanneer een bank in de problemen komt. Vandaag kiest elke lidstaat voor een nationale oplossing en is er geen sprake van een zogenaamde burden sharing. De financiering van de reddingsoperatie wordt hierbij voornamelijk nationaal geregeld. Dit systeem van nationale redding van banken, met de mogelijke gevaren van te veel politieke inmenging, is totaal onaangepast aan de realiteit. Ook België redde verschillende banken. De Belgische belastingbetaler draagt hiervoor zware lasten, ondanks het feit dat deze reddingen ook vele andere landen in de Europese Unie ten goede kwam. Ook hier zal Europa prominenter moeten optreden, en dit voornamelijk op het vlak van de zogenaamde EBA-banken. De verordening die de ESA’s opricht voorziet een evaluatie van deze instellingen door de Commissie in januari 2014. We kunnen hopen dat de Commissie besluit om het toezicht op grensoverschrijdende bankgroepen verder aan de nationale toezichthouders te onttrekken en dit naar het Europees niveau over te hevelen. Daarnaast zal het overgebleven nationaal toezicht op kleinere banken verder geharmoniseerd moeten worden. Enkel zo zullen we verder kunnen bouwen aan een toezichtsarchitectuur die aangepast is aan de huidige evoluties en trends. Hierbij zullen nationale belangen steeds minder een rol spelen bij beoordeling van bepaalde risico’s.
490
D. SCHOENMAKER, “Banking Supervision and Resolution: The European Dimension”, DSF Policy Paper, nr. 19, 2012, 7 (eigen vertaling); In zijn paper beschrijft SCHOENMAKER ook de oprichting van een zogenaamde Europese brandweer, bestaande uit de EBA, de ECB en een Eurean Resolution authority. Ook deze evolutie is aan te bevelen, maar is wegens het beperkte bestek van deze cursus niet verder uitwerkbaar.
94
DEEL 4: ANDERE EUROPESE EN INTERNATIONALE MAATREGELEN
"I will say that the so-called bonus culture is one of the many factors that can drive the financial system in the wrong direction – away from intermediation to self-referential speculation; away from mediumterm stability to short-term orientation; and away from being a service sector to being a self-serving sector.” Jean-Claude Trichet Voorzitter ECB 2003-2011
95
Andere Europese en internationale maatregelen
HOOFDSTUK 1: AANPASSINGEN IN DE REGULERING Afdeling 1:
A ANP ASSING IFRS
N ORMEN
181. Voor de invoering van de IAS/IFRS normen werd de boekhouding gebaseerd op verschillende prudentiële principes die onder meer de onderneming verplichtten activa aan kostprijs te boeken. De redenen waarom men overgeschakeld is naar een eenvormig systeem van internationale boekhoudnormen (IAS/IFRS) zijn divers. Zo zorgen ze voor een meer geloofwaardige boekhouding, bevorderen ze de onderlinge vergelijkbaarheid en introduceren ze een ‘level playing field’.491 182. De IAS/IFRS normen zijn vooral gebaseerd op een ‘Fair Value measurement’. Er wordt gestreefd naar het tonen van een zo getrouw mogelijk beeld waarbij veel belang gehecht wordt aan waarderingen en waarde-evoluties van de onderliggende activiteiten of onderliggende producten. 492 Het betreft dus een idee van ‘mark to market’. Je waardeert hierbij alsof je het bestanddeel op elk moment zou moeten verkopen (de marktprijs). Vanaf het boekjaar dat eind 2005 afsloot, moesten geconsolideerde rekeningen van beursgenoteerde ondernemingen worden opgemaakt volgens deze principes.493 183. Mede door deze boekhoudkundige waarderingen kwamen banken in een vicieuze cirkel terecht. De idee van waardering aan marktprijs houdt immers een gevaar in. Om dit toe te passen moeten twee voorwaarden gelijktijdig voldaan zijn:494 -
De markt moet voldoende liquide zijn en groot genoeg om de hele overdracht door te voeren zonder dat de prijzen grondig veranderen;
-
De instelling moet ook de wil hebben een deel, en wanneer nodig zelfs de gehele positie te verkopen.
Het gevolg van deze waarderingsmethoden is dat, wanneer de marktwaarden dalen, de banken aanzienlijke afwaarderingen op een groot deel van hun portefeuilles moeten boeken met een rechtstreekse impact op het resultaat of het eigen vermogen. Deze waarderingen zijn zeer moeilijk wanneer de markten stilvallen zodat er geen marktprijs meer is. 495 Daarnaast zal het management zelden meteen de hele obligatieportefeuille verkopen, zelfs wanneer ze ervan overtuigd zijn dat de obligaties hun bodemprijs hebben gehaald. Indien ze beslissen een deel
491
492
493 494 495
R. BONTE : “De nieuwe internationale normen inzake financiële verslaggeving (IFRS) van uit het perspectief van het banktoezicht, Bank. Fin. 2004, 382. M. PEERAER, “Introductie van de IAS/IFRS binnen de financiële sector: een combinatie van boekhoud- en rapporteringsprocessing, Bank. Fin. 2003, 143. F. LIERMAN, “Belgisch EU-voorzitterschap gewikt op jaarlijkse studiedag Financieel Forum, Bank. Fin. 2002, 79. P. DEMBOUR, “Some Banking Sector Concerns with regard to IAS 39”, Bank. Fin. 2004, 41. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 79.
96
Andere Europese en internationale maatregelen
obligaties aan te houden, kan dit bij een foute beoordeling bezwarend zijn voor eventuele toekomstige resultaten en zware bijkomende waardeverminderingen teweeg brengen.496 Het is duidelijk dat er een negatieve spiraal van afwaardering kan ontstaan, waardoor het kapitaal daalt en er andere bestanddelen verkocht moeten worden, die op zich nog minder waard worden. Een heel stuk van de activa bij banken is liquide, maar er kan altijd een crisis zijn waarbij er geen markt is en dus ook geen marktwaarde. DEMBOUR haalt het volgende voorbeeld aan: “If you own a house that you do not intend to sell, does it have any meaning from a financial point of view to value it in your mind at market value? Do you feel richer and would you spend more if the real estate market shows a positive trend because of falling interest rates while you are certain that you will not sell your home?”497 Hij ziet de ‘fair value’ methode als een ongeschikte methode, zeker voor wat betreft activa nog een hele tijd op de balans blijven. Ook MAX JADOT, Belgisch CEO van BNP Paribas Fortis, zag problemen in deze waarderingsmethode. “In september deed de Europese bankenwaakhond EBA er nog een schep bovenop. Die besliste dat de banken hun staatspapier plots aan marktwaarde moesten waarderen. Ik heb dat nooit begrepen. De laatste steun werd onder de financiële sector weggeslagen. Banken kregen schrik van hun eigen portefeuille staatspapier, waardoor er een negatieve verkoopsspiraal ontstond. Europa opende de doos van Pandora.” 498 184. Verschillende auteurs en instellingen openen deze discussie en vragen aanpassingen. Geleidelijk aan zullen de standaarden dan ook gewijzigd worden. Het ‘mark to market’ principe zal hierbij niet verdwijnen, maar er kunnen wel verzachtingen komen. Onder de grote druk van de bancaire sector drong ook de Europese Commissie in september 2009 bij het IASB (International Accounting Standards Board) aan tot het ontwikkelen van een aangepaste versie van de IAS 39 standaarden. 499 Op internationaal niveau zullen de normen aangepast worden door de invoering van IFRS 9. Deze normen zullen in werking treden in 2015. IFRS 9 voorziet in twee categorieën voor financiële activa: deze gewaardeerd tegen ‘geamortiseerde kostprijs’ en deze gewaardeerd tegen ‘fair value’ (reële waarde).500 De standaarden voorzien bovendien in een grotere mogelijkheid tot hedging. Daarnaast zouden banken activa die ‘over time’ aangehouden worden aan kostprijs kunnen waarderen.501
496 497 498 499
500 501
P. DEMBOUR, “Some Banking Sector Concerns with regard to IAS 39”, Bank. Fin. 2004, 41. Ibid. DE STANDAARD, “In de kijker: Max Jadot”, 2 maart 2012, 37. Verordening Nr. 839/2009 van de Commissie van 15 september 2009 houdende wijziging van Verordening nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 39 betreft, Pb. L. 16 september 2009, afl. 244, 6; http://ec.europa.eu/internal_market/accounting/ias/revision_en.htm. www.ifrs.org. REUTERS, “New accounting rule would ease Greek pain: IASB”, 5 juli 2011, www.reuters.com.
97
Andere Europese en internationale maatregelen
Afdeling 2:
DE
BON USREG ULE RIN G
185. Het lijkt erop dat het gebruik van bonussen in de bancaire sector traditioneel een probleem vormt binnen de publieke opinie. Banken werden veelvuldig bekritiseerd omwille van de exorbitante bonussen. Deze kritiek is gedurende de laatste jaren alleen maar harder geworden. Velen oordeelden dat dit niet eerlijk was, aangezien banken nooit geziene verliezen hadden geleden en vaak gered dienden te worden door de overheden. Het geld van de belastingbetaler leek rechtstreeks in de portefeuille van de bankmanagers zijn gevloeid. 502 186. Het economische argument voor bonussen lijkt vrij duidelijk te zijn. Aandeelhouders gebruiken dit systeem om het gedrag van de managers te beïnvloeden. Aandeelhouders hebben door hun de facto vaak beperkte aansprakelijkheid (beperkte inleg) immers een stimulans om risico’s te nemen. Bonussen kunnen hierbij gezien worden als een middel om bestuurders voordeel te laten hebben bij winstbejag op korte termijn. Bonusschema’s worden op die manier gebruikt om het gewenste risiconiveau te implementeren. 503 In de literatuur wordt dit als de principle-agent theory omschreven. Ook het rapport van de bijzondere parlementaire commissie, die werd belast met het onderzoek naar de Financiële crisis, stelt dat het salariëringbeleid aanleiding geeft tot beslissingen die ingegeven zijn door een kortetermijnvisie, alsook tot het nemen van buitensporige risico’s. Zo beantwoordt het overgrote deel van de loonplannen aan druk vanuit de markt om winst te boeken, waarbij niet wordt nagegaan welke risico’s aan die winsten zijn verbonden. Dit leidt tot een positionering die op lange termijn niet efficiënt is en die de bank in moeilijkheden kan brengen.504 187. We kunnen ons de vraag stellen of er werkelijk een verband is tussen het genomen risico van de bank en het gevoerde bonusbeleid. Verschillende auteurs onderzochten dit reeds en de meesten bevestigen in de eerste plaats een belangrijke homogeniteit tussen bedrijven die veel risico’s nemen (Bear Stearns, Lehman, Citigroup...). Bovendien merkt men een duidelijke verband met de bonuspraktijken die de nadruk leggen op korte termijn beloningen en opties. De studie toonde hierbij het belang aan van korte termijn stimulansen in het tot stand komen van een hoger risicobeleid. 505 Het beloningsbeleid van Bear Stearns en Lehman Brothers moedigde excessieve risicoposities aan.506 Daarnaast wordt door een overheidsredding het risico op een faillissement quasi opgeheven en wordt de marktwerking tegengewerkt. Aandeelhouders hebben hierbij de neiging om bijkomende risico’s te nemen. 507
502 503 504 505 506 507
I. SCHNABEL en H. HAKENES, “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI Bonn, 2012, 2. Ibid. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 51-52. I-H CHENG, H. HONG, J. SCHEINKMAN, “Yesterday’s heroes: compensation and creative risk-taking, NBER working paper series, 2010, 28. www.princeton.edu/~joses/wp/yesterday.pdf. L. BEBCHUK, A. COHEN en H. SPAMANN, “The Wages of Failure: Executive Compensation at Bear Stearns and Lehman 200-2008”, Harvard Law and Economics Discussion paper No. 657, 2009, 28. I. SCHNABEL en H. HAKENES, “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI Bonn, 2012, 29.
98
Andere Europese en internationale maatregelen
188. De bonussen hebben in de banksector dus een pervers effect. Het systeem ondermijnt de noodzakelijke lange termijnvisie van banken en staan in schril contrast met de normale manier van bankieren. Instellingen die oorspronkelijk gewone spaarbanken waren, veranderden in investeringsbanken. Daarnaast ontstaat er een groot maatschappelijk probleem. Vooral na de crisis is de samenleving uiterst gevoelig geworden voor de uitkering van, al dan niet economisch terechte, bonussen. Hoe dan ook zijn bonussen vandaag te hoog geworden om op louter economische gronden verantwoord te worden. Bovendien is het niet omdat de bank meer winst maakt, dat de groei ook duurzaam is. 189. Om deze evolutie tegen te gaan lijkt een plafond op het bonusbeleid noodzakelijk in het belang van de onderneming. Een andere oplossing is het vertraagd uitkeren van bonussen. Indien het management bepaalde beslissingen neemt en investeringen doet, kan een bonus volgen na enkele jaren indien blijkt dat de bank er effectief sterker is door geworden. Je koppelt hiermee een bonus aan een soort ‘niet-uitbetalingsclausule’ (bij niet-duurzame prestaties). Dit systeem kan ook bekomen worden door gebruik te maken van aandelenopties op langere termijn. 508 Een aantal banken gaan deze richting uit. Bovendien kan men bepalen dat bonussen niet betaald mogen worden indien er geen solide kapitaalbasis ter beschikking is. Het nadeel aan bovenstaande restricties is dat ze eventueel de efficiëntie van de manager in de hand kunnen werken. Door een lagere potentiële bonus verdwijnt waarschijnlijk ook een deel van de motivatie. 509 Toch lijkt de voorbije bonuscultuur ongepast en zal ze gecorrigeerd moeten worden. 190. Verschillende internationale en nationale instanties zijn ondertussen voorstellen aan het uitwerken die het bonusbeleid aanpassen. Onder meer op de conferentie van de G-20 in Pittsburgh van 25 en 26 september 2009 werd een akkoord gesloten over het inperken van bankiersbonussen. Het werd de taak van het Financial Stability Board om de maatregelen te implementeren en eventueel bijkomende voorstellen te formuleren omtrent het bonusbeleid. 510 Op regelmatige tijdstippen gaat het FSB na in welke mate zijn aanbevelingen zijn geïmplementeerd in de wetgeving van de lidstaten. 511 In Europa is het beloningsbeleid sinds 1 januari 2011 aan strengere regels onderworpen.512
508 509 510
511 512
D. STRUYVEN, “Bonussen, beter, best?”, 15 november 2011, www.econoschock.be. I. SCHNABEL en H. HAKENES, “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI Bonn, 2012, 29. FSB, “Thematic Review on Compensation, Peer review report,” 30 maart 2010, www.financialstabilityboard.org/publications/. FSB, “2011 Thematic Review on Compensation, Peer review report”, 7 oktober 2011. Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/Eg en 2006/49/Eg wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, Pb. L. 14 december 2010, afl. 329, 3.
99
Andere Europese en internationale maatregelen
191. Nadat de CBFA eerder richtlijnen verstrekte omtrent het bonusbeleid, greep ook de Belgische wetgever in.
513
Zo bepaalt de Bankwet nu dat elke kredietinstelling een
remuneratiecomité dient op te richten. Dit comité is samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders en dient een onafhankelijk oordeel te geven over het beloningsbeleid en –cultuur en de stimulansen die worden gecreëerd voor het beheren van risico’s, kapitaal en liquiditeit. Bepaalde instellingen hebben evenwel een vrijstelling voor het oprichten van dergelijk comité, maar ook daar is een regeling voorzien. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat het renumeratiecomité rekening moet houden met de langetermijnbelangen van de aandeelhouders, de investeerders en andere belanghebbenden van de kredietinstelling. 514 Artikel 57ter bepaalt nu ook dat de NBB van de kredietinstellingen kan eisen dat ze de variabele beloning tot een bepaald percentage van hun totale netto bedrijfsresultaten moeten beperken als deze beloning niet met het in stand houden van een solide eigen vermogen te verenigen is of dat zij hun netto winsten aanwenden om het eigen vermogen te versterken. 515 De Belgische staat kan dit bovendien ook doen vanuit de positie die ze in vele banken bekleedt. Ze is vandaag vaak aandeelhouder in banken, staat garanties toe en verschaft krediet. Als kantmelding willen we hierbij ook vermelden dat ook dividenden in principe enkel mogelijk zouden moeten zijn wanneer de bank onder een bepaalde schuldgraad blijft en de liquiditeits- en solvabiliteitsnormen haalt.516 192. Hoe dan ook is dergelijk ingrijpen volledig verantwoord. Bonussen kunnen enkel bestaan wanneer ze gekoppeld worden aan een duurzame waardecreatie. 517 Wanneer we verder op deze piste doordenken, kunnen we ons de vraag stellen of bonussen in een bankwereld (met het klassiek model) überhaupt wel gepast zijn. Dergelijke bonus voert, hoe hoog ook, de druk op om voortdurend meer winst te maken. Het is maar de vraag of deze honger naar winst niet automatisch aanleiding geeft tot meer risicoposities. Gaan we hierop door zou het gebruik van bonussen, zeker in de bankwereld die handelt met spaargeld, totaal verboden moeten zijn. 518
513
514 515 516
517 518
Zie onder meer: CBFA, Mededeling van 17 november 2010 betreffende de verwachtingen inzake de implementatie van het beloningsluik van CRD III; Koninklijk Besluit van 22 februari 2011 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 8 februari 2011 aangaande het beloningsbeleid van financiële instellingen, BS 2 maart 2011; CBFA, Circulaire van 14 februari 2011 gericht aan de financiële instellingen inzake behoorlijk beloningsbeleid; Wet van 28 juli 2011 tot omzetting van diverse richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen, BS 31 augustus 2011, 55650. Art. 20 Bankwet. Art. 57ter Bankwet. Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. D. STRUYVEN, “Bonussen, beter, best?”, 15 november 2011, www.econoschock.be. Toegegeven, dit is een vrij ongenuanceerde mening. Wanneer er een strikte scheiding komt tussen spaarbanken en investeringsbanken lijkt dit verbod weinig zinnig. Spaarbanken kunnen dan normaal concurreren en zullen weinig of geen buitensporige risico’s kunnen nemen.
100
Andere Europese en internationale maatregelen
Afdeling 3: N IE UWE
SCHEIDI NG IN VE ST ERINGS - EN COMMERCIËLE
BAN KEN 193. Van 1935 tot 1993 gold voor de Belgische banken een vrij strikte scheiding tussen commerciële banken en investeringsbanken. Door deze regelgeving waren de banken onderworpen aan beperkingen met betrekking tot het bezit van aandelen in ondernemingen. De Europese richtlijnen zorgden echter voor een ommekeer. De scheiding verdween. Zo bepaalt artikel 32 van de Bankwet nu dat kredietinstellingen rechtstreeks of onrechtstreeks aandelen mogen bezitten, in welke vorm ook. Het artikel stelt daaraan wel enkele grenzen. Toch lijkt deze bepaling er ook voor gezorgd te hebben dat banken steeds meer risico’s namen en gingen beleggen in risicovolle afgeleide producten. 519 194. Meer en meer politici en economen pleiten voor de herinvoering van een ‘glass steagall act’. In België dienden verschillende partijen ondertussen een wetsvoorstel in tot opsplitsing van de bankactiviteiten. Het wetsvoorstel bouwt voort op de aanbevelingen van de bijzondere commissie, belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis.520 Deze ijverde in zijn verslag om opnieuw een voor cliënten transparante vorm van klassiek bankieren te introduceren. Ze vraagt daarbij een duidelijk onderscheid tussen deze instelling en de investeringsbank. 521 De depositobescherming tot 100.000 euro zou daarbij enkel mogen gelden voor de deposito’s van de banken die zich beperken tot deze klassieke activiteit.522 In de VS pleit onder meer voormalig FED topman PAUL VOLCKER voor dergelijke scheiding. 523 Hij vraagt een zwaar gereguleerde commerciële banksector. De investeringsbanken kunnen dan vrijer opereren, aangezien zij met durfkapitaal gefinancierd worden. Ook in Europa gaan er stemmen op om de scheiding door te voeren. Zo stelt DAVID LLEWELLYN, professor aan de Loughborough University, dat het opvallend is dat twee landen die grotendeels aan de crisis ontsnapten (Canada en Zuid-Afrika) een traditioneel, conservatief bankmodel hadden dat weinig gebruik maakte van effectisering en afgeleide financiële instrumenten. 524 195. Toch lijkt de effectieve scheiding zeer ver weg en zal de politieke moed wellicht ontbreken. Bovendien zal er steeds een grote invloed bestaan van een kleine homogene groep, de financiële lobby. Dit lijkt een duidelijke toepassing van de Public Choice Theory te zijn.
519 520 521
522 523
524
K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. Memorie van Toelichting, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1, www.senate.be. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 532. Memorie van Toelichting, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1, www.senate.be. BLOOMBERG, “Volcker Urges Dividing Investment, Commercial Banks”, 6 maart 2009, www.bloomberg.com/. D.T Llewellyn, “The global banking crisis and the post-crisis banking and regulatory scenario”, University of Amsterdam: Research Papers in Corporate Finance, 2010, 44, www.icffr.org.
101
Andere Europese en internationale maatregelen
Daarnaast zijn commerciële banken en investeringsbanken zo innig met elkaar verweven dat een strikte scheiding waarschijnlijk ook niet mogelijk is. Mede daarom lijkt het erop dat er een afgezwakte versie van de scheiding komt op internationaal niveau. We kunnen deze afgezwakte versie aanmoedigen. Een te strikte scheiding zou de mogelijkheden van banken al te zeer beperken. Wel moeten er duidelijke grenzen worden gesteld. De kans is groot dat het banksysteem een stuk minder winstgevend zal worden, maar wel duurzamer en schokbestendiger. 525 Deze stabielere financiële sector zal kunnen bijdragen aan een nieuwe groei van de wereldeconomie.
Afdeling 4:
T OEZ ICHT
OP DE RAT ING BURE AUS
196. Ratingbureaus zijn beursgenoteerde bedrijven die in eerste instantie adviezen geven over de kredietwaardigheid van bedrijven, overheden en geavanceerde financiële producten. Deze rating geldt als een soort kwaliteitslabel voor beleggers.526 Zoals reeds werd aangehaald zijn er drie grote kredietbeoordelaars. Fitch Ratings is de kleinste, Moody’s en Standard & Poors zijn groter. Ze zijn allemaal Amerikaans, beursgenoteerd en ontstonden eind 19de eeuw om grote beleggers meer duidelijkheid te geven over bepaalde investeringen in onder meer de spoorwegen. Samen hebben ze momenteel bijna 90% van de westerse markt in handen. Opmerkelijk is dat hun grootste aandeelhouders vaak financiële instellingen zijn. Ze worden gefinancierd door overheden en bedrijven die investeerders willen aantrekken. 527 197. In deel 1 haalden we reeds de rol aan van de ratingbureaus als een van de oorzaken van de crisis. 528 Er ontstaat immers een belangenconflict bij de werking van deze organisaties. Dit probleem rijst voornamelijk wanneer de aanvrager de mogelijkheid heeft om naar een alternatief ratingbureau te gaan. Wanneer een emittent van oordeel is dat het andere bureau hem een hogere rating zal geven, zal hij naar de concurrent gaan. Het eerste bureau zal bij gevolg een stimulans hebben om zijn beoordelingskader minder strikt op te stellen. 529 Zo onderschatten ratingbureaus vaak het risico, waardoor financiële instellingen verkeerdelijk aannamen dat de risico’s beperkt waren. Ook de bureaus zelf stelden zich na verloop van tijd vragen bij de gegeven ratings, maar de concurrentie dwong hen om mee te gaan. 530 Sommige auteurs zijn van oordeel dat er geen belangenvermenging ontstaat, aangezien de ratingbureaus in grote mate afhankelijk zijn van hun reputatie. Het financieringsmodel zou er niet toe leiden voordelige ratings aan hun klanten te geven. Wel klagen ze het gebrek van een 525 526 527 528 529
530
D. KILLEMAES, “Fortis & Co ontsnappen nipt aan het kapblok”, Trends Opinie, 22 augustus 2008, K. DEBACKER en L. VANDE KEYBUS, “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”, Sampol 2011, afl. 9, 19. K. DEBACKER en L. VANDE KEYBUS, “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”, Sampol 2011, afl. 9, 19. Zie randnummers 42 – 43. M. RICHARDSON en L.J. WHITE, “The rating agencies: is regulation the answer?” in V.V. ACHARYA en M. RICHARDSON, Restoring Financial Stability: How to repair a failed system, New Jersey, John Wiley & Sons, 105. K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek.
102
Andere Europese en internationale maatregelen
effectieve concurrentie tussen de drie grote spelers aan.531 Toch lijkt het duidelijk dat er een splitsing moet komen tussen de adviesverlening en de uiteindelijke beoordeling. Hierbij zal er evenwel steeds een spanningsveld zijn, gezien ratingbureaus hun inkomsten halen uit gelden die komen van een partij die ook een rating vraagt. 198. Verschillende auteurs stellen aanbevelingen op waarmee men in de toekomst mogelijke problemen kan vermijden. Ten eerste zouden de emittenten van gestructureerde producten hun prijs voor advies en analyses gescheiden moeten betalen ten opzichte van de prijs voor de rating. Ten tweede zou er meer transparantie moeten komen over de prijs voor dergelijke ratings. Als derde aanbeveling vragen deze auteurs dat alle emittenten van dergelijke producten ten minste twee ratings gebruiken. Hun belangrijkste aanbeveling is de oprichting van een onafhankelijk orgaan die de accuraatheid van de gebruikte methoden van de ratingbureaus kan nagaan. 532 Daarnaast vraagt onder meer KOEN SCHOORS, professor aan de Universiteit Gent, zich af of ratingbureaus wel de beoordelingen moeten doen van complexe producten. Hij stelt voor om wat betreft de aankoop van bepaalde producten de banken zelf te laten beslissen om de producten aan te kopen of niet. Tegenover die complexe producten komt er vervolgens een hoeveelheid kapitaal. Je haalt deze beoordeling dus weg van ratingbureaus.533 We merken dat ook de Bazelnormen steeds meer deze richting lijken uit te gaan. 199. Aangezien ratings in geheel de Europese Unie worden gebruikt, acht de Europese regelgever het hanteren van het traditionele onderscheid tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de andere bevoegde autoriteiten en het gebruik van toezichthoudende coördinatie via colleges niet meer geschikt voor het toezicht op de ratingbureaus. Men installeert nu een centraal toezicht. Ingevolge de verordening van 16 september 2009 krijgt de ESMA de exclusieve bevoegdheid voor de registratie en het toezicht op ratingbureaus in de Unie. 534 De autoriteit kan informatie opvragen, onderzoeken instellen of inspecties ter plaatse uitvoeren. 535 Indien de autoriteit inbreuken vaststelt, kan ze dwangsommen of geldboeten opleggen om ratingbureaus te dwingen zich te conformeren aan de regelgeving.
536
De
verordening werd geamendeerd door de verordening van 11 mei 2011. De verordening bepaalt dat de ratingbureaus een registratie moeten aanvragen, en dit om “een hoge mate van beleggers- en consumentenvertrouwen op de interne markt te waarborgen.”537 Kredietinstellingen, bepaalde verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE’s) mogen voor regelgevingdoeleinden alleen gebruik maken van 531 532 533 534
535 536 537
C. GOODHART, The regulatory Response to the Financial Crisis, Gheltenham, Edward Elgar Publishing, 2009, 19. Ibid.,121. K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. Art. 21 Verordening nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, Pb. L. 31 mei 2011, afl. 145, 38. (hierna: Verordening toezicht Ratingbureaus). Art. 23 Verordening toezicht Ratingbureaus. Art. 21 Verordening toezicht Ratingbureaus. Overweging 43 Verordening toezicht Ratingbureaus.
103
Andere Europese en internationale maatregelen
ratings die zijn afgegeven door in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.538 De verordening hecht veel belang aan de wijze van afgifte, de onafhankelijkheid van de ratings en het vermijden van belangenconflicten. Een uitgebreide bijlage somt de vereisten op. Ook het personeel moet over passende kennis en ervaring beschikken. 539 Voorts bespreekt men de methodologie en modellen, evenals de openbaarmaking en presentatie van ratings. Merkwaardig is dat, ondanks de grote macroeconomische gevolgen van ratings, het ESRB geen enkele rol heeft gekregen in het toezicht op deze ratingbureaus.540 200. Het nieuwe systeem kan volgens de Europese regelgever een grote potentiële meerwaarde bieden aan de werking van de markt en de bescherming van de beleggers. Bovendien heeft het ook voor de ratingbureaus het voordeel dat zij in een veel eenvoudigere toezichtsomgeving kunnen opereren. EU-commissaris BARNIER pleit evenwel niet voor een apart Europees kredietagentschap, zoals door sommigen werd voorgesteld. Hij wil wel dat de ratingbureaus een minder dominante rol spelen in het Europese financiële landschap. Zo voorziet CRD IV dat banken zelf bepaalde taken dienen uit te oefenen in plaats van daarvoor ratingbureaus in te huren. Banken dienen voortaan hun beleggingsbeslissingen te baseren op een eigen kredietoordeel. 541
Afdeling 5:
DE
BAN KENT AKS
201. Sinds het ontstaan van de crisis groeit de vraag naar het heffen van belastingen op banken quasi constant. Dergelijke maatregel zou ervoor kunnen zorgen dat bij toekomstige crisissituaties de banken zelf voorzien in eventuele noodzakelijke kapitaalinjecties. Er wordt immers een eigen noodfonds opgericht. Toch is hieromtrent veel discussie. Een belangrijke vraag is op welk niveau men het best de belasting toepast. Een bankentanks op Europees niveau, zoals de voorzitter van de Europese Commissie BARROSSO op 28 september 2011 voorstelde, stoot vooralsnog op veel verzet van onder meer Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Bovendien kunnen we ons afvragen of de taks werkelijk zou gebruikt worden ter oprichting van een noodfonds en niet zal dienen als een welgekomen aanvulling van begrotingstekorten. Dergelijke taks is in mijn opinie dan ook enkel geoorloofd ter spijzing van een noodfonds. De banken hebben immers reeds betaald voor de eventuele redding door de overheid. 542
538 539 540 541
542
Art. 4 Verordening toezicht Ratingbureaus. Art. 7 Verordening toezicht Ratingbureaus.. K. LANNOO, “The EU’s Response to the Financial Crisis: a Mid-Term Review”, CEPS Policy Brief, 2011, 3. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011 betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsonderneming in een financieel conglomeraat, COM(2011) 453, 3; DE STANDAARD, “Miljardeneisen voor banken”, 22 juli 2011. Onder meer door de hoge interesten die de overheden eisten.
104
Andere Europese en internationale maatregelen
202. België had tijdens de crisis wel een systeem van bankentaks op poten gezet via de programmawet van 23 december 2009. 543 Toch was de wet amper gestemd of Argenta, een Belgische bank, trok ten strijde tegen de taks en spande een procedure aan bij het Grondwettelijk Hof. Argenta was immers van oordeel dat de bankenheffing een disproportioneel en discriminerend effect had op de bancaire instellingen. Het probleem was voornamelijk dat de instellingen met een lager risicoprofiel en bredere depositobasis te hard werden getroffen door de maatregel. 544 Het Hof volgde deze redenering en stelde: “Aangezien alle kredietinstellingen voor de berekening van de bestreden bijdrage op dezelfde wijze worden behandeld, zonder enige weging rekening houdend met hun risicoprofiel, zijn de kredietinstellingen die hoofdzakelijk financiële middelen verkrijgen door het aantrekken van deposito’s bij het grote publiek op onevenredige wijze benadeeld tegenover diegene die hoofdzakelijk financiële middelen verkrijgen op de kapitaalmarkt”545 Het Hof handhaafde de gevolgen van de vernietigde bepaling echter tot 31 december 2011. Dit om de wetgever toe te laten ook de risicoafhankelijke elementen in de wet op te nemen. Begin 2012 lijkt er een consensus dat risicovolle banken meer zullen moeten betalen. Het lijkt erop dat de Nationale Bank de bank een rating zal geven die moet aangeven hoe groot de risico’s zijn die de bank neemt. De verdere uitwerking volgt in de loop van 2012.546 203. Tijdens de Eurotop eind 2011 werd besloten wetgeving op te stellen voor een heffing op financiële transacties (de zogenaamde Tobin Taks). Hoewel dit in essentie geen bankentaks is, zal dit toch een impact hebben op de gehele financiële sector. Initieel voorzag men de invoering van de transactietaks tegen 2015, maar verschillende lidstaten vroegen in februari 2012 een versnelling van het dossier. In april 2012 sprak de bevoegde commissie van het Europees Parlement zich met een meerderheid uit voor het invoeren van dergelijke belasting. 547 Het Europees Parlement heeft in deze materie evenwel slechts adviesrecht.548 Toch blijven sommige landen hardnekkig dwars liggen, vooral uit vrees dat de taks zware schade zou toebrengen aan de financiële centra, onder meer in Londen. 549
543 544 545 546 547 548 549
FEBELFIN, “Bankenheffing – Sectoralternatief”, Position Paper, 1, www.febelfin.be. KNACK, “Argenta voert strijd tegen bankentaks”, 1 juli 2010, http://trends.knack.be. GwH 23 juni 2011, nr. 115/2011, B.13 www.const-court.be/public/n/2011/2011-115n.pdf. DE STANDAARD, “Risicobanken betalen meer bankentaks”, 15 december 2011. De taks is overigens erg laag: 0,1 % op transacties met aandelen, 0,01% op transacties met derivaten. DE STANDAARD, “Europees parlement spreekt zich uit voor financiële transactietaks”, 25 april 2012. DE MORGEN, “Ook België voor taks op financiële transacties”, 8 februari 2012.
105
Andere Europese en internationale maatregelen
HOOFDSTUK 2: NAAR EEN GROTERE CONTROLE OP BANCAIRE GROEPEN Afdeling 1:
T OEZ ICHT COLLEGES
204. Een van de belangrijkste lessen uit de financiële crisis is dat het voor de effectiviteit van het toezicht op grensoverschrijdende financiële groepen van groot belang is dat de verschillende toezichthouders op de groep intens samenwerken. Deze vaststelling heeft geleid tot de oprichting van Colleges of Supervisors (toezichtcolleges).550 205. De traditie bestond echter al langer in sommige Europese landen (de Benelux, Scandinavische landen…). Zo werden er verschillende ad hoc colleges opgericht bij het toezicht op grensoverschrijdende banken, waaronder Deutsche Bank en HSBC. 551 Toezichthouders gebruikten het college als een forum om prudentiële informatie met betrekking tot grensoverschrijdende activiteiten uit te wisselen. 552 De voorganger van de EBA (het CEBS) en de voorganger van de EIOPA (het CEIOPS) hebben sinds hun oprichting actief gewerkt aan een verbeterde samenwerking tussen deze toezichthoudende autoriteiten. 553 Zo publiceerden ze bijvoorbeeld ’10 common principles’ met betrekking tot de functionering van de toezichtcolleges. 554 206. Het toezichtcollege is een forum waar alle toezichthouders die prudentieel toezicht houden op de dochters en significante bijkantoren van de financiële groep en de Europese Toezichthoudende Autoriteiten aan deelnemen. Het betreft permanente, doch flexibele, samenwerkings- en coördinatiestructuren tussen de verschillende toezichthouders, verwikkeld in het toezicht op grensoverschrijdende bankgroepen. 555 Het is aldus een samenwerkingskader waarin de consoliderende toezichthouder samen met de andere betrokken autoriteiten informatie uitwisselt, toezichtactiviteiten plant en zich probeert voor te bereiden op een eventuele crisis. Het is de consoliderende toezichthouder van een financiële groep die de toezichtcolleges moet oprichten en de taken dient te vereenvoudigen. 556
550 551
552 553 554 555
556
DNB, “Colleges of Supervisors: Factsheet”, www.toezicht.dnb.nl/2/50-202354.jsp. D. ALFORD, “Supervisory colleges: the global financial crisis and improving international supervisory coordination”, University of South Carolina, School of law, 2010, 9, www.law.emory.edu/fileadmin/journals/eilr/24/24.1/Alford.pdf. Ibid., 61. Ibid., 62. CEBS, “Colleges of Supervisors – 10 common principles”, 27 januari 2009, www.eba.eu. EUROPEAN BANKING FEDERATION, “International Colleges of Supervisors and Global European Bank”, Brussel, 18 september 2009, www.ebf-fbe.eu. DNB, Colleges of Supervisors (Toezichtcolleges), www.toezicht.dnb.nl/2/50-202354.jsp.
106
Andere Europese en internationale maatregelen
207. De Bankenrichtlijn (Capital Requirements Directive II) legt de vorming van een toezichtcollege verplicht op. Alle Europese grensoverschrijdende bankgroepen moesten een college van toezichthouders hebben tegen eind 2010.557 Europa stuurt daarnaast ook aan op een verdere versterking van deze colleges. Waar vroeger een systeem ter behandeling van meningsverschillen ontbrak, krijgt de EBA nu een bemiddelende rol toegewezen. 558 Bovendien publiceren de ESA’s richtlijnen en bindende standaarden voor de operationalisering van de colleges. Dit ter voorkoming van toezichtarbitrage. 559 Ook binnen het kader van het Financial Stability Board worden er toezichtcolleges georganiseerd.560 In België is het de Nationale Bank die, wanneer nodig, colleges van toezichthouders inricht en zorgt voor de passende coördinatie. 561
Afdeling 2:
DE
ST RESST EST S
§1. A LG EM EEN 208. Om een goede controle over de Europese banken te behouden, voerde Europa een reeks stresstests in. Het systeem bestaat al langer bij andere organisaties, maar door de crisis kreeg het veel meer aandacht. In mei 2009 kreeg het toenmalige Committee of European Banking Supervisors (de voorganger van de EBA) voor het eerst het mandaat van de ECOFIN om een stresstest op het banksysteem uit te voeren. Naar het voorbeeld van onder meer het Supervisory Capital Assessment Program uit de VS (2009) werden de methode en de resultaten van de stresstest openbaar gemaakt. In het huidige systeem is het de taak van de EBA om, in samenwerking met het ESRB, regelmatig Europese stresstests uit te voeren.562
§2. D O E L 209. Het doel van een stresstest is de impact van slechtere macro-economische situaties na te gaan op de banken. Het macro-economische stress scenario zal immers een weerslag hebben op de winst en verliesrekeningen van een individuele instelling. 563 Het mandaat in 2009 aan het Committee of European Banking Supervisors formuleerde het doel als volgt: “to assess the overall resilience of the EU banking sector and the banks’ ability to absorb further possible shocks on credit and market risks, including sovereign risks, and to assess the current
557 558
559 560
561 562 563
EBA, “Supervisory Colleges: Introduction”, www.eba.europa.eu/Supervisory-Colleges/Introduction.aspx. D. ALFORD, “Supervisory colleges: the global financial crisis and improving international supervisory coordination”, University of South Carolina, School of law, 2010, 10.; Art. 21 Verordening EBA. DNB, “Colleges of Supervisors (Toezichtcolleges)”, www.toezicht.dnb.nl/2/50-202354.jsp. FSB, “Progress since the St Andrews meeting in Implementing the G20 Recommendations for Strengthening Financial Stability”, 19 april 2010, www.financialstabilityboard.org/publications/. Art. 49 §5ter Bankwet. NBB, Financial Stability review 2011, 105, www.nbb.be. NBB, Financial Stability review 2011, 105, www.nbb.be.
107
Andere Europese en internationale maatregelen
dependence on public support measure.”564 Het doel bestaat er dus in te beoordelen of een bank een voldoende groot bedrag aan kapitaal aanhoudt. Dit kernkapitaal (Tier 1) wordt op een restrictieve manier gedefinieerd en moet ten minste 5% van de risicogewogen activa bevatten. 565 210. Toch lijkt het erop dat men via de stresstest niet zozeer het vertrouwen van de spaarders in de
banksector
wou
vergroten.
Dit
vertrouwen
was
immers,
mede
dankzij
de
depositobescherming, nog altijd relatief groot. Het werd voornamelijk een middel om het vertrouwen van de markt te herwinnen en zo onzekerheden te verminderen. 566 Men wou de interbancaire markt nieuw leven inblazen, zodat banken elkaar opnieuw leningen konden verstrekken. Ondanks de vele pogingen om meerdere bankrisico’s in de stresstests te voorzien, blijft het kredietrisico het belangrijkst. Het liquiditeitsrisico komt niet voor in de stresstest.567
§3. S C EN A R IO ’ S 211. De stresstests gaan steeds uit van twee macro-economische scenario’s en dit telkens gedurende twee jaar: een baseline en een adverse scenario. De verschillende scenario’s worden in samenwerking met de Europese Commissie opgesteld door de ECB. Het baseline scenario is gebaseerd op verwachtingen voor de economische groei die op het moment van de stresstest beschikbaar zijn. De test in 2011 ging uit van een groeiverwachting van 1,7% in 2010-11 en 2% in 2012.568 Het fictieve adverse scenario vormt de kern van de stresstest. Het scenario bestaat uit een twee jaar durende recessie waarin onder meer de werkloosheid fors oploopt terwijl de vastgoedprijzen dalen. De financieringskosten van banken stijgen in dit scenario onder meer door een vervlakkende rentecurve en oplopende spanningen op de interbancaire markt. Bovendien voorziet het scenario in een aantal problemen met betrekking tot de handelsportefeuille van banken en verplicht men het aanleggen van extra voorzieningen voor verliezen op overheids- en bankenuitzettingen in Europese landen. 569 De stresstest van 2011 voorziet drie belangrijke elementen:570
564
565 566 567 568 569
570
-
Een serie EU schokken – veroorzaakt door het doorlopen van de schuldencrisis;
-
Een wereldwijde recessie;
-
Een waardevermindering van de dollar tegenover de andere munten.
CEBS, “CEBS’s statement on key features of the extended EU-wide stress test”, 7 juli 2010, persbericht, www.eba.europa.eu. NBB, Financial Stability review 2011, 16, www.nbb.be. DE STANDAARD, “Zijn onze banken echt stressbestendig?”, 2 Juli 2010. EBA, “2011 EU-Wide Stress Test: Methodological Note”, March 2011, 8. www.eba.europa.eu. Ibid., 11. DNB, “Deelnemende Nederlandse banken doorstaan de Europese stresstest goed”, 15 juli 2011, persbericht, www.dnb.nl. EBA, “2011 EU-Wide Stress Test: Methodological Note”, March 2011, 11. www.eba.europa.eu.
108
Andere Europese en internationale maatregelen
§4. R ESU LTA TEN 212. De stresstest van 2010 was reeds op een aantal punten strenger dan die van 2009. Hierbij valt voornamelijk een strengere definitie van kapitaal op. In essentie worden alleen gewone aandelen aanvaard. De EBA heeft voor de keuze van de definitie en de drempel van het kapitaal een soort gemiddelde gemaakt van de huidige nationale regels en de toekomstige Bazel IIInorm. In 2010 scoorden 5 Spaanse, 1 Duitse en 1 Griekse bank een onvoldoende. 571 213. De meest recente test van 2011 introduceerde een meer specifieke test op het financieringsrisico. Hiermee onderzocht men de impact van een algemene stijging van de rente en de financieringskosten van de banken. 572 De test gaf aan dat 8 banken (van de 90 geteste banken) over onvoldoende kapitaal beschikten om serieuze economische en financiële schokken te doorstaan. Het gaat over vijf Spaanse banken, twee Griekse en een Oostenrijkse bank. 573 Daarbij zijn er nog eens zestien banken die nipt slagen. Men kan dus besluiten dat van de onderzochte banken een op de vier problemen hebben om een stevige kapitaalstructuur aan te houden en dat terwijl de Europese banken de maanden daarvoor bijkomend kapitaal hadden aangetrokken. 574 Gemiddeld genomen daalden de Core Tier-1 ratio’s van 8,9% in 2010 naar 7,7% eind 2012. 575 Na het analyseren van deze resultaten beveelt de EBA de nationale autoriteiten aan om de nodige stappen te nemen om het kapitaal van deze 24 banken te versterken. De EBA zal deze maatregelen evalueren in de loop van 2012.576
571 572 573 574 575 576
CEBS, “Aggregate outcome of the 2010 EU wide stress test exercise”, 2010, 6. http://stress-test.c-ebs.org. NBB, Financial Stability review 2011, 16, www.nbb.be. EBA, “Results of the 2011 EU-wide stress test”, 15 juli 2011, persbericht, http://stress-test.eba.europa.eu. KNACK, “Bankenprobleem blijft bestaan na stresstest”, 19 juli 2011. NBB, Financial Stability review 2011, 17, www.nbb.be. EBA, “Results of the 2011 EU-wide stress test”, 15 juli 2011, persbericht,, http://stress-test.eba.europa.eu.
109
Andere Europese en internationale maatregelen
214. Na deze stresstest besloot de EBA nog een bijkomende test te doen die beoogde de kapitaalbuffers te ramen op basis van bancaire posities in de soevereine schuldencrisis (EU Capital Exercise). 577 Deze test ging na of banken over voldoende Tier 1 –kernkapitaal beschikten om 9% van hun risicogewogen activa te dekken. Elk tekort aan eigen vermogen dient aangevuld te worden voor juni 2012. In België faalde Dexia, met een tekort van 6,3 miljard euro. Toch was dit tekort nog weinig actueel gezien het feit dat de groep reeds grondig geherstructureerd was.578
§5. K R I TIE K 215. Vooraleer we kritiek uiten op deze stresstest kunnen we eerst duiden op het bestaan ervan als een positief gegeven. De tests komt immers de transparantie in de gehele sector ten goede. Bovendien betreft het een overkoepelende benadering van alle grote banken. 216. Toch zijn er ook enkele punten van kritiek. Het meest fundamentele probleem is dat de tests gebaseerd zijn op oude vormen en gewoonten, waarbij alles draait om het kapitaal van de bank, terwijl we ondertussen geleerd hebben dat liquiditeitsschokken potentieel gevaarlijker zijn dan kapitaalschokken. De stresstests behandelen dit probleem geheel niet. LUC COENE, huidig gouverneur van de NBB, meldde na de Dexia problematiek dat de communicatie ongelukkig was en dat de stresstests enkel nagingen of er zich solvabiliteitsproblemen stelden (wat bij Dexia niet het geval was). Dexia slaagde in de test, ondanks het toen al exorbitant liquiditeitsprobleem. 579 Het lijkt erop dat de mogelijkheid van een faillissement van een eurolidstaat niet of nauwelijks werd ingecalculeerd. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom de stresstests onvoldoende geloofwaardig zijn. De Commissie lijkt zo met de stresstest enkel geruststellende signalen te willen geven. De banken slaagden immers als hun kernkapitaal ook in negatieve omstandigheden (zware recessie, forse terugval van het vastgoed, stevige duik van aandelenkoersen, …) minimaal 5 procent bedroeg van het geheel van hun activa gewogen volgens de graad van risico. Hierbij kregen kredieten aan consumenten en bedrijven een hogere risicowaardering dan kredieten verleend aan overheden.580 De toen reeds bekende moeilijkheden in onder meer Griekenland en Italië werden dus quasi volledig genegeerd. Nog een indicatie dat de stresstests niet streng genoeg zijn in hun kapitaaldefinitie, vinden we bij tests die uitgevoerd werden door andere instellingen. 581 Verschillende banken vertrouwden
577 578 579
580 581
http://eba.europa.eu/capitalexercise/2011/2011-EU-Capital-Exercise.aspx. NBB, Financial Stability review 2011, 18, www.nbb.be. KNACK, “Luc Coene: ‘De communicatie over de stresstest van Dexia was niet echt correct’”, 14 oktober 2011, http://trends.knack.be. KNACK, “Bankenprobleem blijft bestaan na stresstest”, 19 juli 2011. NBB, Financial Stability review 2011, 17, www.nbb.be.
110
Andere Europese en internationale maatregelen
de Europese tests niet erg en begonnen eigen testen uit te voeren. Bij de stresstest van ABN Amro (2011) bleek dat tot 21 banken een problematische situatie hadden. In een extreem scenario liep dit aantal op tot 31 banken. 582 Bovendien konden de stresstests, zelfs deze van ABN Amro, het de facto faillissement van Dexia niet voorspellen. Dexia publiceerde op 15 juli 2011 een persbericht dat ze geslaagd was voor de test. Het persbericht stelt: “Na afloop van de EU-stresstest blijkt uit de resultaten dat Dexia voldoet aan de voor die stresstest vastgelegde kapitaalmaatstaf. De bank zal er blijven voor zorgen dat het kapitaal op een passend niveau wordt gehandhaafd” en nog: “Meer specifiek zal als gevolg van de aangenomen schok in het kader van het ongunstige scenario, en geen rekening houdend met de impact van de versnelde activaverkoop die op 27 mei 2011 werd aangekondigd, de geraamde geconsolideerde Core Tier 1-kapitaalratio van de Groep evolueren van 12,1 % eind december 2010 naar 10,4 % in 2012, ver boven de Core Tier 1kapitaalmaatstaf van 5 %.”583 Het lijkt duidelijk dat stresstests slechts een hulpmiddel zijn om bepaalde risico’s bloot te leggen, maar nooit een sluitende zekerheid omtrent de financiële situatie van de bank zullen geven.
Afdeling 3:
H ET
BAN KT EST AMENT
217. Omwille van de financiële crisis is ook het pleidooi voor het opstellen van een banktestament weer hervat door vele internationale en nationale instellingen. Onder meer het Financial Stability board (FSB) is hier een fervent voorstander van. In België lijkt ook de denktank Itinera een voorstander van dergelijke maatregel. 584 218. De bedoeling is dat de banken plannen maken over hoe ze ontbonden kunnen worden bij grote financiële problemen. Men wil hierdoor bij een faillissement van een financiële instelling chaos vermijden en ervoor zorgen dat de spaarders en hun spaargeld kunnen overvloeien naar een andere instelling (overnemer). De meeste ontwerpen spreken over een tweeledig plan. Dit bestaat uit enerzijds een herstelplan, waarin de instelling beschrijft hoe ze kan herstellen van belangrijke problemen op het vlak van solvabiliteit en liquiditeit. 585 Anderzijds zal men ook een plan moeten opmaken waarin de instelling alle informatie samenbrengt die nodig is om ze te kunnen ontmantelen. 586 Financiële instellingen zullen hun ondernemingsstructuur daarvoor wel moeten vereenvoudigen.
582 583
584 585
586
DE STANDAARD, “21 banken zakken voor strengere stresstest ABN Amro”, 18 Juli 2011. DEXIA, “Resultaten van de EU-stresstest 2011: Dexia heft geen extra kapitaal nodig”, 15 juli 2011, persbericht, www.dexia.com. ITINERA INSTITUTE, “Van #NoGov naar #GoodGov”, 25 oktober 2011, persbericht, www.itinerainstitute.org. FINANCIAL STABILITY FORUM, “FSF Principles for Cross-border Cooperation on Crisis Management”, 2 april 2009, 3, www.financialstability.org. X, “Turner Review Conference Discussion Paper”, Financial Services Authority, 2009, www.fsa.gov.uk.
111
Andere Europese en internationale maatregelen
Banktestamenten zijn bedoeld om duidelijkheid te verstrekken over de infrastructuur van een bank. Ze zorgen voor extra informatie zodat de autoriteiten beter en grondiger op hun activiteiten kunnen toezien. Een financiële instelling zal in zijn testament moeten verklaren hoe de juridische structuur juist in elkaar zit en hoe deze wordt gerelateerd aan de operationele structuur. Dit geeft een duidelijk beeld van activa en passiva. Een testament zal ook de rol van derden bij de uitvoering van de belangrijkste bankfuncties aangeven. Bovendien geeft het document aan welke de bronnen zijn van belangrijke informatie binnen de instelling (kaderpersoneel ed.). Ook informatie die vroeger vertrouwelijk was, zal in dit document moeten worden opgenomen. 587 219. Het concept krijgt een vrij breed draagvlak binnen de financiële wereld. Zo vroeg de G20 de 24 grootste banken en 6 verzekeringsmaatschappijen te starten met het opmaken van dergelijk testament.588 Toch is er nog onenigheid wat betreft de uitwerking van de plannen. De vrees bestaat dat er een zware, bijkomende informatieverplichting zal ontstaan en dat bovendien veel nutteloze informatie zal moeten worden gegeven. Daarnaast dient het testament op zeer regelmatige basis geüpdatet te worden, wat een bijkomende administratieve last creëert.589 Deze vrees is terecht, maar kan worden aangepakt door een constructieve dialoog tussen instelling en toezichthouders. 220. De voordelen van het testament zijn evenwel talrijker. De complexiteit en ondoorzichtigheid van de bankstructuren zijn vaak een obstakel voor de toezichthoudende autoriteiten en zelfs voor het management van de bank zelf. De opgezette structuren vertroebelen vaak het zicht van de managers op de risico’s van de instelling. Het opstellen van een testament zou het management ertoe kunnen aanzetten meer na te denken over de blootstellingen aan risico’s en over de structuur van de onderneming. 590 Banktestamenten zullen zo voor meer klaarheid, meer strategische planning en eenvoudigere structuren zorgen. 591 Bovendien vermijden we dat banken ‘too big to fail’ worden. Elke bank dient over een ontmantelingsplan te beschikken, zodat delen eenvoudiger verkocht kunnen worden aan overnemers.592
587 588
589 590
591
592
J. F. BOVENZI, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, NY Times 8 juli 2010. E. AVGOULEAS, C. GOODHART en D. SCHOENMAKER, “Bank Resolution Plans as a catalyst for global financial reform”, Journal of Financial Stability, 2012, onuitg. http://personal.vu.nl/d.schoenmaker/Resolution%20Plans%20(JFS%20version).pdf. J. F. BOVENZI, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, NY Times 8 juli 2010. A. AVGOULEAS, C. GOODHART en D. SCHOENMAKER, “Living Wills as a Catalyst for action”, 2010, 3. http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/10/10-09.pdf. J. F. BOVENZI, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, NY Times 8 juli 2010; O. ALGOET, Bankcrisis anno 2010 : wat met het banktoezicht in de toekomst?, licentiescriptie rechten, UGent, 2009-10, www.lib.ugent.be. X, “Turner Review Conference Discussion Paper”, Financial Services Authority, 2009, www.fsa.gov.uk.
112
DEEL 5: HET BELGISCHE TOEZICHTMECHANISME
“'Pour gouverner mieux, il faut gouverner moins' , werd tot voor kort gezegd. En sommigen verstonden dat als minder toezicht. Nu weten we dat het anders is.” Herman Van Rompuy Eerste Minister 2008-2009
113
Het Belgische toezichtmechanisme
HOOFDSTUK 1: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL Afdeling 1:
B IJ ZOND ERE P ARLEMENT AIRE C OMMIS SIE
221. Als reactie op de financiële crisis richtte het federaal parlement op 4 december 2008 een bijzondere parlementaire commissie op.593 Deze commissie werd belast met het onderzoek naar crisis.
de
Meer
specifiek
bestond
de
opdracht
erin
“de
mechanismen
en
de
verantwoordelijkheden te onderzoeken die hebben geleid tot de financiële en bankcrisis die ons land doormaakt en de tekortkomingen van de wetgeving te analyseren.” 594 222. In april 2009 formuleerde de commissie een reeks aanbevelingen inzake de organisatie van het financiële toezicht. De commissie stelde vast dat de opdrachten van de CBFA soms te beperkend waren omschreven om passend op te treden in tijden van crisis. 595 Vervolgens deed ze een aantal aanbevelingen wat betreft de mogelijkheden van een verdere uitbouw van de toezichtarchitectuur. Centraal hierbij staat de evolutie van de interactie tussen de Nationale Bank van België (NBB) en de CBFA bij de uitoefening van het financieel toezicht op systeemrelevante instellingen.596 De commissie formuleerde drie keuzemogelijkheden:597 i.
Het Comité voor Financiële Stabiliteit (CFS) ongewijzigd laten voortbestaan en laten fungeren als contactforum tussen de CBFA, de NBB en de Schatkist. Men zou hierbij wel opteren voor een betere structurering van informatietaken. De CBFA blijft echter als enige bevoegd voor het toezicht op de systeemrelevante banken.
ii.
Het Comité voor Financiële Stabiliteit versterken met een nieuwe cel die belast is de overheid op geregelde tijdstippen micro- en macro-economische inlichtingen, analyses en aanbevelingen te verstrekken. Hiermee zou een soort een meso-prudentieel toezicht geïnstalleerd worden.
iii.
593
594 595 596
597
598
Invoering van het Twin-Peaks model. 598
Instelling van een Bijzondere Commissie belast met het onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.st. Kamer 2008-09, nr. 1643/001. Ibid, nr. 1643/003. Ibid, nr. 1643/002. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408/001, 6. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 532. Zie verder.
114
Het Belgische toezichtmechanisme
Afdeling 2:
H ET L AMF AL USS Y - COMIT É
223. De Belgische federale regering gaf op 10 december 2008 Baron LAMFALUSSY 599 de opdracht een ontwerp te maken van een nieuw Belgisch financieel toezicht. Hij startte het zogenaamde ‘High Committee for a new Financial Architecture’ op (ook wel het LAMFALUSSYcomité genoemd). 600 Het comité had als opdracht: “advies te geven over voorstellen om het financiële systeem te versterken en zo in de toekomst problemen te vermijden zoals bij de internationale financiële crisis van 2008.”601 224. In haar rapport van juni 2009 stelde het comité voor om het coöperatief model van samenwerking tussen de NBB en de CBFA aanzienlijk te versterken alvorens een meer fundamentele hervorming van de architectuur van controle op de financiële instellingen door te voeren. Concreet volgden er aanbevelingen op drie verschillende vlakken:602 -
Macroprudentieel beleid: het comité is van oordeel dat het gebrek aan een echt macroprudentieel beleid de voornaamste lacune vormt in het Belgisch toezichtmodel. Om hieraan te verhelpen zou men het Comité voor Financiële Stabiliteit (CFS) moeten vervangen door een comité voor systeemrisico’s dat macroprudentiële systeemrisico’s moet trachten te vermijden, beperken en herstellen;
-
Microprudentieel beleid: het microprudentiële kader zou verbeterd kunnen worden door enkele veranderingen aan te brengen in de functionering van de CBFA;
-
Marktintegriteit en consumentenbescherming: het comité vraagt een wettelijke basis te voorzien voor de verantwoordelijkheid van de CBFA inzake de bescherming van beleggers.
Afdeling 3:
DE
HERVORMINGE N : NI ET IN
B ELG IË
ALLEEN
225. De laatste jaren zoeken lidstaten steeds grondiger naar een optimaal toezichtmodel voor de bancaire sector. Tot op vandaag bestaat er dan ook een heterogeniteit in de toezichtmodellen van de verschillende Europese lidstaten. Samengevat kunnen we drie grote structuren waarnemen wat betreft het toezicht: het centrale model, het horizontale model en het verticale model. Elk model heeft verschillende kenmerken. We bespreken ze hier kort.603
599
600
601 602 603
Belgisch econoom, voordien werkzaam in onder meer the Bank for International Settlements (Basel), lid van het Delors Committee, president van het European Monetary Institute (Frankfurt) en voorzitter van het ‘Committee of Wise Men on the Regulation of the European Securities Markets’. Leden van het comité: A. Lamfalussy, J-F Cats, D. Gros, W. Kiekens, O. Lefebvre, G. Noels, P. Praet, E. Wymeersch. Tussentijds rapport Hoog comité voor een nieuwe financiële architectuur, 23 februari 2009, 5. M. PIETERS, “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische financiële sector”, Bank. Fin. 2011, 295. E. CERVEKKATU en E. FIORITI, “Financial Supervision in EU Countries”, University of Bologna, 2007, 4.
115
Het Belgische toezichtmechanisme
§1. H E T
C EN TR A LE M O D E L ( G EÏN TE GR EER D M O D EL )
226. Indien men kiest voor het centrale model, opteert men voor een enkele toezichthouder die het gehele financiële systeem controleert. Dit model werd vaak gebruikt in het vroege stadium van het financiële systeem, waarbij de centrale bank nog domineerde. Doorheen de jaren begon het financiële systeem uiteindelijk te evolueren, onder meer door het ontstaan van conglomeraten. Hierdoor gingen vele nationale overheden over tot het hervormen van het toezichtmodel. Men onttrok het toezicht aan de nationale bank en droeg het over aan een aparte organisatie die verantwoordelijk was voor het toezicht en de regulering van alle segmenten van de financiële sector: banken, verzekeringen en effectenmarkten. Het geïntegreerd toezicht werd dus verplaatst van de centrale bank naar een aparte instelling. Vele Europese landen pasten dit systeem toe. Het model werd in de late jaren ‘80 geïntroduceerd door de Scandinavische landen, maar werd al snel overgenomen door onder meer het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Oostenrijk en ook België. Veel van deze landen hebben dit model later weer verlaten.604
§2. H E T
V ER TIC A LE M O D E L ( SEC TO R A A L M O D E L )
227. Dit model werd ontwikkeld uit de crisis van 1930. Hierbij wordt het financieel systeem in drie grote traditionele sectoren onderverdeeld: de banken, de verzekeringen en de effectenmarkten. Het model is gebaseerd op een strikte verdeling van deze sectoren. Elk heeft zijn eigen toezichthouder. De instellingen worden dus per sector gecontroleerd, onafhankelijk van de te controleren materie. Het voordeel van het verticale model is dat het praktisch eenvoudig toepasbaar is. Er zullen hierbij geen overlappingen zijn van bevoegdheid, wat de kosten van toezicht aanzienlijk kan verlagen. Het nadeel is dan weer dat dit model geen overzicht heeft over het gehele systeem en de conglomeraten niet aan een geconsolideerd toezicht kan onderwerpen. 605
§3. H E T
HO R IZO N TA LE M O D E L ( FU N C TIO N E E L M O D EL )
228. Dit model is gebaseerd op een toezichtmodel met bepaalde doelstellingen. Elke materie die het voorwerp van toezicht kan zijn (micro-economische & macro-economische stabiliteit, mededinging…) staat onder de bevoegdheid van een autoriteit, onafhankelijk van het gecontroleerde orgaan. Er is dus geen strikte scheiding tussen sectoren. Iedere autoriteit heeft sectoroverschrijdende bevoegdheden. De meeste modellen evolueren nu in deze richting.606
604 605 606
E. CERVEKKATU en E. FIORITI, “Financial Supervision in EU Countries”, University of Bologna, 2007, 4. Ibid., 8. Ibid., 10.
116
Het Belgische toezichtmechanisme
Afdeling 4:
OP
NAAR EEN N IE UW MOD EL
229. Na het bestuderen van de mogelijke toezichtmodellen kan men besluiten dat geen enkel model superieur is gebleken. Elk model heeft zijn tekortkomingen. In deze zin stelt het LAMFALUSSY verslag dan ook het volgende:607 “Introducing a fully fledged macro-prudential supervision in the Belgian financial supervisory framework raises not only the question of a recalibration of Belgian financial supervision but also the question of the ideal institutional structure of the supervisory system. To properly assess the institutional aspect, one needs to take account of four interconnected functions at play: monetary policy, micro-prudential policy, macro-prudential policy, and market integrity and consumer protection.” […]
“It is therefore arguable that if the Belgian financial supervisory system were to be designed from scratch, micro-prudential supervision would unlikely be entrusted to an independent institution, outside the central bank. However, in the context where the latter situation already exists, the changeover to an integrated model would present several important drawbacks. First, recent experience with the financial crisis does not corroborate the hypothesis that countries with an integrated model were more successful in crisis prevention and management than countries which did not have this model. One of the main explanations for the similarity of outcomes seems to be that the problem of compartmentalisation of information flows and assessments affects both models: the problem is simply shifted from one institution to another when moving from one model to the other. In other words, even if the central bank were also responsible for micro-prudential supervision, there would be no guarantee that “Chinese walls” would not exist within the central bank as, unfortunately, the experience in some member states has recently demonstrated.” 230. Bij de oprichting van de CBFA bleek dat bijna twee derden van EU-lidstaten hadden geopteerd voor één toezichthouder, belast met de controle over de gehele financiële sector.608 Nu dit model gefaald leek te hebben, lag de weg open voor een nieuwe structuur: het zogenaamde Twin-Peaks model. Men stelde overigens vast dat de evolutie in de toewijzing van de bevoegdheden tussen de NBB en de nieuwe CBFA zou aansluiten bij de recente voorstellen tot oprichting van het ESFS.609
607
608
609
Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 44; A-P ANDRE -DUMONT, J-P BUYLE en D. VAN DER MOSEN, “Twin peaks: De hervorming van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector in België”, Banking & Finance 2010, 11, www.philippelaw.com. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408/001, 7. Ibid, 8; Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 42.
117
Het Belgische toezichtmechanisme
HOOFDSTUK 2: HET CSRSFI 231. Na bovenstaand verslag en de verschillende buitenlandse evoluties kon de regering overgaan tot het opstellen van een voorontwerp van wet dat voorziet in de oprichting van een Comité voor Systeemrisico’s en Systeemrelevante Financiële Instellingen (CSRSFI). Het Lamfalussy-comité oordeelde immers dat het door de wet van 2 augustus 2002 opgerichte Comité voor Financiële Stabiliteit er niet in geslaagd was de financiële crisis te vermijden. 610 In navolging hiervan voegde men in de wet een nieuw hoofdstuk in, getiteld “Comité voor systeemrisico’s en systeemrelevante financiële instellingen.” De regering maakte hiervoor gebruik van een volmachtenwet. 611 Hoewel voor dergelijke hervormingen een parlementaire controle aan te raden is, kunnen we deze actie toch toejuichen. Het gaat immers om zeer technische materie. Bovendien dienden de maatregelen met betrekking tot de nieuwe toezichtsarchitectuur snel te worden genomen. Een parlementaire procedure zou te log zijn en zou bijgevolg te lang duren. 232. Het CSRSFI was geboren. Het werd een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid die, onder het voorzitterschap van de gouverneur van de NBB, het directiecomité van de NBB en de FSMA verenigde. Het comité werd geacht over een dynamisme en voldoende bevoegdheden te beschikken om het land te behoeden voor een nieuwe financiële crisis. 612 Het betrof echter slechts een overgangsfase. Hierna werden de bevoegdheden inzake prudentiële controle geïntegreerd in de schoot van de Nationale Bank volgens het Twin Peaks-model. 613 233. Sinds 1 april 2011 is de Nationale Bank verantwoordelijk voor het toezicht op alle financiële instellingen in België, met inbegrip van de bevoegdheden van het CSRSFI (dat ophoudt te bestaan). Het is voortaan de NBB die nagaat of de financiële instellingen in ons land een voldoende stevige kapitaalbasis hebben, liquiditeitsregels oplegt en toeziet op hun rendabiliteit. De CBFA, omgedoopt tot FSMA, wordt bevoegd voor het toezicht op de financiële markten, de commercialisatie van financiële producten, de gedragsregels van financiële spelers en de consumentenbescherming bij financiële diensten. 614
610 611
612
613 614
Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 5. Wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en van de wet van 22 februari 1989 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en houdende diverse bepalingen, BS 28 september 2010, 59140. A-P ANDRE-DUMONT, J-P BUYLE EN D. VAN DER MOSEN, “Twin peaks: De hervorming van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector in België”, Banking & Finance 2010, 3, www.philippelaw.com. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2408/001, 7. NBB, Jaarverslag 2011, 48, www.nbb.be.
118
Het Belgische toezichtmechanisme
HOOFDSTUK 3: DE NATIONALE BANK Afdeling 1:
S IT UERING
234. Door de invoering van het Twin Peaks-model kwam er een scheiding tot stand tussen de controle op de prudentiële regels en deze op de gedragsregels. De NBB oefent voortaan de bevoegdheden uit met betrekking tot het prudentieel toezicht, met uitzondering van de aan de FSMA toegekende bevoegdheden (o.a. het gedragstoezicht). 615 Het prudentieel toezicht gaat in essentie na of een financiële onderneming in staat is zijn verbintenissen na te komen. Dit omvat onder meer een controle inzake organisatie, solvabiliteit, rendabiliteit en liquiditeit.
616
Opmerkelijk is wel dat er een volledige integratie bestaat van het micro- en het macroprudentieel toezicht. De NBB zal, naast de opvolging van het financiële stelsel als geheel, moeten toezien op het individuele prudentiële beleid van diverse financiële instellingen. 235. Zoals vroeger reeds bij de CBFA het geval was, worden de werkingskosten van de Nationale Bank die betrekking hebben op het prudentieel toezicht gedragen door de instellingen die onder haar toezicht staan.617 Dit om haar financiële onafhankelijkheid te vrijwaren. 618 De noodzakelijke opsplitsing met de andere werkingskosten van de NBB zal hierbij vaak moeilijk verlopen.
Afdeling 2:
O RG ANEN
Zie bijlage 2.
Afdeling 3:
B E VOEGD HEDE N
236. De NBB heeft als taak toe te zien of de kredietinstelling werkt overeenkomstig de bepalingen van de wet en de ter uitvoering genomen besluiten en reglementen. Dit onverminderd de bevoegdheden die werden toegekend aan de FSMA.619 Daarnaast heeft NBB ook nog enkele andere taken. Zo oordeelt ze over de toekenning van de bedrijfsvergunning aan de kredietinstelling.620 In deze Masterproef tracht ik mij te beperken tot de uitoefening van het prudentieel toezicht en bepaalde crisismaatregelen.
615 616 617 618 619 620
Zie art. 45 Wet 2 augustus 2002. NBB, Jaarverslag 2011, 48, www.nbb.be. Art. 12bis organieke wet NBB. Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. Art. 46 Bankwet. Art. 7 Bankwet.
119
Het Belgische toezichtmechanisme
237. Net zoals de FSMA is de NBB niet bevoegd inzake belastingaangelegenheden. 621 Ze doet evenwel bij het gerecht aangifte van de bijzondere mechanismen die, door een instelling die onder haar prudentieel toezicht staat, zijn opgezet met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen. 622 In een circulaire meldde de CBFA reeds wat moet verstaan worden onder deze bijzondere mechanismen. 623
§1. B EV O EGD HED EN
M E T BE TR E K KIN G TO T HE T TO E ZI C H T O P FIN A N C IË LE
IN S TE LLIN G EN .
A. A LG EM EEN 238. De verdeling van de bevoegdheden tussen de NBB enerzijds en de FSMA anderzijds leidt ertoe dat de NBB de voornaamste prudentiële toezichthouder wordt en dat de FSMA onder meer
zal
instaan
voor
het
transversaal
gedragstoezicht,
het
markttoezicht
en
consumenteninformatie en -bescherming. Deze bevoegdheidsafbakening lijkt misschien wel duidelijk, toch zullen er, zoals ook het geval is bij buitenlandse Twin Peaks-modellen, raakvlakken bestaan wat betreft de uitoefening van sommige toezichtbevoegdheden. 624 239. De NBB heeft als opdracht het prudentieel toezicht uit te oefenen op:625 − De kredietinstellingen, inclusief de financiële dienstengroepen; − De beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap; − De verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen; − De verrekeningsinstellingen; − De vereffeningsinstellingen en de daarmee gelijkgestelde instellingen; − De betalingsinstellingen; − De instellingen voor elektronisch geld; − De maatschappijen voor onderlinge borgstelling Het toezicht op de maatschappijen voor onderlinge bijstand vormt hierop een uitzondering. Deze vallen immers onder de bevoegdheid van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. 626
621
622 623 624
625
Art. 36 KB van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, BS 9 maart 2011, 15623 (hierna: KB 3 maart 2011). Art. 36/4 Organieke wet NBB. CBFA, Circulaire D1 97/9 aan de kredietinstellingen, 18 december 1997, www.nbb.be. Wetsontwerp van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408, 3. Art. 36/2 Organieke wet NBB.
120
Het Belgische toezichtmechanisme
240. De NBB beoordeelt inzonderheid het passende karakter van de beleidsstructuur, de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle van de kredietinstelling en het beleid van de kredietinstelling inzake haar kapitaalbehoeften. 627 Relaties tussen een kredietinstelling en een bepaalde cliënt behoren niet tot de bevoegdheid van de NBB, tenzij het toezicht op de instelling dit vergt. 628 Deze beoordeling dient minimaal één keer per jaar te worden bijgewerkt.629 241. Het toezicht zal worden bevoegdheden. De NBB dient:630
versterkt, onder meer door de toekenning van volgende
1. Tussen te komen bij het opsporen van mogelijke bedreigingen voor de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals de opvolging en de beoordeling van de strategische ontwikkelingen en het risicoprofiel van de systeemrelevante financiële instellingen; 2. De federale regering en het federale parlement te adviseren over de maatregelen die noodzakelijk of nuttig zijn voor de stabiliteit, de deugdelijke werking en de doelmatigheid van het financiële stelsel van het land; 3. Het beheer van financiële crisissen te coördineren; 4. Op internationaal en Europees vlak aan de bovengenoemde opdrachten mee te werken, met in het bijzonder de samenwerking met het Europees Comité voor Systeemrisico’s. 242. Het prudentieel beleid en toezicht streven een tweevoudig doel na. Enerzijds vergroten ze de weerbaarheid van het stelsel door de risico’s en de kwetsbaarheden te voorkomen die een bedreiging kunnen vormen voor de financiële stabiliteit. Anderzijds doorbreken ze de cycli in de kredietverlening en de prijszetting van de financiële activa, die de macro-economische stabiliteit in gevaar dreigen te brengen door een verscherping van de conjunctuurschommelingen. 631 243. In de toezichtsaangelegenheden waarvoor zij bevoegd is, kan de NBB reglementen vaststellen ter aanvulling van de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende technische aangelegenheden. Ze kan de inhoud van deze reglementen toelichten in een consultatieronde en deze bekendmaken op haar website voor eventuele opmerkingen van belanghebbende partijen. 632
626 627 628 629 630
631 632
Art. 36/2, lid 2 Organieke wet NBB. Art. 46 Bankwet. Art. 47 Bankwet. Art. 46 Bankwet. Wetsontwerp van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408, 4. ; Art. 36/3 KB Organieke wet NBB. Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. Art. 12bis Organieke wet NBB.
121
Het Belgische toezichtmechanisme
Dit systeem laat toe om via reglementen de wettelijke bepalingen over het zeer gespecialiseerde domein van het prudentieel en systemisch toezicht te verduidelijken en aan te vullen. Dit is belangrijk, rekening houdend met de technische, specifieke en evolutieve aard van de aangelegenheden waarop zij van toepassing zullen zijn. Het Verslag aan de Koning stelt dat deze aanpak de rechtszekerheid verhoogt en ervoor zorgt dat de soepelheid bewaard blijft die nodig is om snel te kunnen reageren op de evolutie van de markten.633 De reglementen hebben slechts uitwerking na goedkeuring door een Koninklijk Besluit en bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De Koning kan wijzigingen aanbrengen aan deze reglementen of deze regels zelf vaststellen indien de NBB geen reglement heeft vastgesteld. Er worden aldus dezelfde garanties geboden als bij de uitoefening van de regelgevende bevoegdheid door de Koning zelf. 634 De Koning heeft steeds het laatste woord. B. B I J ZO NDER REG IM E S Y S TEEM RELEVANTE I NS T ELLI NG EN (i) Systeemrelevante financiële instellingen 244. De wetgever was van oordeel dat bepaalde banken, de zogenaamde systeemrelevante financiële instellingen, aan striktere regels dienden onderworpen te worden. Vreemd is dat de wet van 2 juli 2010 wel een bepaling invoerde met een definitie van ‘systeemrelevante instelling’, maar dat deze bepaling door het KB van 3 maart 2011 werd geschrapt. 635 Hoewel een objectieve definitie dus ontbreekt, kunnen we deze banken beschouwen als instellingen waarvan een mogelijk faillissement het potentieel heeft om de rest van de financiële sector en de gehele economie ernstige schade toe te brengen. 636 Het werd de taak van de Nationale Bank om te bepalen welke financiële instellingen als systeemrelevant moeten worden beschouwd. 637 Dit geeft de NBB een zekere flexibiliteit, hoewel moet gezegd worden dat er zo ook onzekerheid kan ontstaan.638 245. De systeemrelevante instellingen zijn:639 1.
633 634 635 636
637 638 639
Kredietinstellingen
Dexia Bank België NV (Belfius NV)
Fortis Bank NV (BNP Paribas Fortis NV)
ING België NV
KBC Bank NV
Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. Ibid. Art. 199 KB van 3 maart 2011. Naar analogie met onder meer de Nederlandse en internationaal aanvaarde definities: BIS, IMF en FSB, “Guidance to Assess the Systemic Importance of Financial Institutions”, 28 oktober 2009, 5. Art. 36/3 §2 Organieke wet NBB. Art. 46bis Bankwet. CSRSFI, Circulaire aan de systeemrelevante financiële instellingen, 26 oktober 2010.
122
Het Belgische toezichtmechanisme
2.
3.
4.
Financiële Holdings
Dexia NV
KBC groep NV
Verzekeringsondernemingen
AG Insurance NV
Axa Belgium NV
Ethias NV
KBC Verzekeringen NV
Verzekeringsholdings
5.
Ageas SA/NV
Instellingen die op het Belgische grondgebied een doorslaggevende rol spelen op het vlak van de bewaringsverrichtingen of verrekenings- of effectenafwikkelingsverrichtingen
The Bank of New York Mellon NV
Euroclear Bank NV
Euroclear NV
C.I.K NV (Euroclear Belgium)
246. Elke systeemrelevante financiële instelling bezorgt de NBB een verslag over de ontwikkelingen in haar bedrijfsactiviteiten, risicopositie en financiële positie. 640 De NBB bepaalt de inhoud van de informatie die zij moet ontvangen evenals de frequentie en de modaliteiten van deze verslaggeving. Ook de FSMA verstrekt de NBB de informatie waarover ze beschikt en die door de NBB gevraagd wordt.641 247. Wanneer de NBB van oordeel is dat een systeemrelevante financiële instelling een onaangepast risicoprofiel heeft, of wanneer het beleid van de instelling een negatieve weerslag kan hebben op de stabiliteit van het financiële stelsel, kan zij aan de betrokken instelling specifieke maatregelen opleggen, waaronder bijzondere vereisten inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en risicoposities. 642 Deze maatregelen kunnen genomen worden in functie van hetzij het specifieke risicoprofiel van bepaalde instellingen, hetzij de conjuncturele cyclus. De NBB zal rekening kunnen houden met elementen die losstaan van de toestand van de betrokken instelling.
643
Bij niet-naleving van deze bepalingen loopt de instelling het risico op
administratieve geldboetes, dwangsommen en/of strafsancties. 644
640 641 642 643 644
Art. 36/3 §4 Organieke wet NBB. Art. 36/3 §6 Organieke wet NBB. Art. 36/4 §5 Organieke wet NBB. Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. Art. 36/3 §6 Organieke wet NBB.
123
Het Belgische toezichtmechanisme
(ii) Strategische beslissingen 248. De instellingen die onder deze kwalificatie vallen dienen een ontwerp van hun strategische beslissingen aan de NBB mede te delen. De NBB kan zich dan op haar beurt, binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van een volledig dossier dat de strategische beslissing onderbouwt, verzetten tegen deze beslissingen indien zij van oordeel is dat de voorgenomen beslissingen in strijd zouden zijn met een gezond en voorzichtig beleid van de systeemrelevante financiële instelling of indien deze de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig zouden kunnen aantasten. 645 249. Er werd wel uitdrukkelijk bepaald wat onder strategische beslissingen moet verstaan worden. Dit zijn: “die beslissingen […] die een zeker belang hebben, en die betrekking hebben op elke investering, desinvestering, deelneming of strategische samenwerkingsrelatie van de systeemrelevante financiële instelling, met name de beslissingen tot aankoop of oprichting van een andere instelling, tot oprichting van een joint venture, tot vestiging in een andere staat, tot het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst, tot het inbrengen of het kopen van een bedrijfstak, tot het aangaan van een fusie of een splitsing.”646 Opvallend hierbij is dat de wet van 2 juli 2010 met betrekking tot de bevoegdheidsafbakening van het CSRSFI nog een aanvulling bevatte. Er was slechts sprake van een strategische beslissing “in zoverre die beslissingen het balanstotaal of het totaal van de geconsolideerde inkomsten van de instelling met meer dan 10 % kunnen wijzigen, dan wel een investering van minstens 5 % van haar kapitaal en reserves vertegenwoordigen. 647 Dit is blijkbaar volledig verdwenen in het KB van 3 maart 2011. Dit is jammer, gezien door deze bepaling toch een zekere kwantificering van het begrip mogelijk was. De NBB kan nader bepalen welke beslissingen voor de toepassing van dit artikel als strategisch en van een zeker belang moeten worden beschouwd. Zij maakt deze beslissing openbaar.648 250. Krachtens art. 30 Bankwet is de toestemming van de NBB steeds vereist voor fusies van kredietinstellingen. Toch kan ze deze toestemming enkel weigeren om redenen die verband houden met het gezond en voorzichtig beleid van de betrokken kredietinstelling(en). Het niet optreden binnen een bepaalde termijn, houdt een impliciete goedkeuring in. 649 Via de mededeling van strategische beslissingen wil de NBB in elk geval op de hoogte zijn van de toekomstige evoluties.
645 646 647 648 649
Art. 36/3 §2 KB Organieke wet NBB. Art. 36/3 §2 Organieke wet NBB. Art. 90 § 2 Wet 2 juli 2010, BS 28 september 2010, 59145. Art. 36/3 §2 Organieke wet NBB. Art. 30 Bankwet.
124
Het Belgische toezichtmechanisme
§2. O N D ER ZO EKS BEV O E GD HE D EN 251. De Nationale Bank kan alle inlichtingen opvragen over de organisatie, de werking, de positie en de verrichtingen van de kredietinstellingen en kan ter plaatse inspecties verrichten of een kopie maken van elk gegeven in bezit van de instelling. Dit om onder meer na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen op het statuut van de kredietinstelling zijn nageleefd, om het passend karakter te toetsen van bijvoorbeeld de beleidsstructuren of om zich ervan te vergewissen dat het beleid van de instelling gezond en voorzichtig is.650 Bovendien kan de NBB ook bij de bijkantoren van de kredietinstellingen naar Belgisch recht die in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd inspecties verrichten. Hierbij dient er wel een voorafgaande kennisgeving aan de autoriteiten die toezicht houden op de kredietinstellingen van dat land te gebeuren. Ze kan ervoor opteren een deskundige aan te stellen. 651 De betrokken persoon of instelling maakt deze informatie over binnen de termijn en in de vorm die wordt bepaald door de NBB. De NBB kan in de boeken en documenten van de belanghebbenden de juistheid van de informatie die haar werd meegedeeld, nagaan of laten nagaan.652 Indien de betrokken persoon of instelling de gevraagde informatie niet heeft verstrekt bij het verstrijken van de vastgestelde termijn, kan de NBB een dwangsom opleggen. Deze bedragen zijn, in verhouding tot de balanstotalen van grootbanken, vrij laag. 653 252. Indien de NBB vaststelt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van een praktijk die aanleiding kan geven tot een administratieve geldboete of een dwangsom, of indien zij ingevolge een klacht van een dergelijke praktijk in kennis wordt gesteld, beslist het directiecomité een onderzoek in te stellen, en belast het de auditeur met dit onderzoek. 654 Na afloop van het onderzoek en nadat de betrokken personen werden gehoord of op zijn minst behoorlijk werden opgeroepen, stelt de auditeur een verslag op dat hij overmaakt aan het directiecomité. Op basis van het verslag van de auditeur beslist het directiecomité het dossier zonder gevolg te klasseren, een minnelijke schikking voor te stellen of de Sanctiecommissie te vatten. 655
§3. H ER S TE LM A A TR EG E LEN
BI J FIN A N C IË LE IN S TE LLIN G EN
253. Gedurende de crisis werd duidelijk dat het de overheid de nodige wettelijke slagkracht ontbrak om doortastend te kunnen optreden. De wet van 2 juni 2010 tracht daar iets aan te veranderen.656 De wet is gegrond op motieven van algemeen belang en heeft tot doel zowel de
650 651 652 653 654 655 656
Art. 46 Bankwet. Art. 48 Bankwet. Art. 36/19 Organieke wet NBB. Art. 36/9 Organieke wet NBB. Art. 36/9 Organieke wet NBB. Art. 36/10 Organieke wet NBB. Wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank -en financiële sector, BS 14 juni 2010, 37063 (hierna: Wet herstelmaatregelen).
125
Het Belgische toezichtmechanisme
financiële
markten als
de reële
economie te
vrijwaren voor
de gevolgen van
systeemverstoringen. Door de conflicten die ontstaan met de belangen van onder meer de aandeelhouders werd de wet aangevuld met de Wet op de Verhaalmiddelen. 657 254. De vraag stelt zich echter of deze wet niet in strijd is met het verbod van staatssteun aan ondernemingen, een fundamentele pijler van het mededingingsbeleid van de Europese Unie. Zo bepaalt artikel 107 VWEU dat: “behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.” 658 Er zijn wel enkele mogelijke uitzonderingen voorzien in lid 2 en lid 3 van artikel 107 VWEU. Zo vallen de door België genomen steunmaatregelen onder art. 107 lid 3 b, dat bepaalt dat steunmaatregelen die dienen om een ernstige verstoring in de economie van de lidstaat op te heffen als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd. 659 De Commissie aanvaardde de toepassing van deze uitzondering, waardoor de staatssteun rechtsgeldig werd.660 Europees Commissaris NEELIE KROES stelde, na goedkeuring van een groot aantal nationale steunmaatregelen, dat het tijd werd dat banken verantwoordelijk werden gesteld voor het ontstaan van de crisis. Ze kondigde een streng beleid aan, waarbij de Commissie hard zal optreden tegen lidstaten die zich om politieke redenen met banken inlaten, eerder dan om economische redenen. Steunmaatregelen mogen niet langer duren dan nodig en er mag geen buitensporig concurrentieel nadeel ontstaan voor andere ondernemingen. Staatsteun blijft dus steeds een uitzonderlijke en tijdelijke maatregel. 661 Uiteraard moet de steun binnen de perken blijven van wat de overheden kunnen dragen.662 255. De wet van 2 juni 2010 moet de overheden toelaten bepaalde maatregelen te nemen conform de Europese vereisten. Ik beperk mij hieronder tot de bespreking van deze wet. Ik merk wel op dat deze wet mogelijk zal moeten worden herzien, gezien er op dit vlak momenteel Europese ontwikkelingen aan de gang zijn. De Europese Commissie wil hierbij de aanpak van
657
658 659 660
661
662
Wet tot aanvulling, wat de verhaalmiddelen betreft, van de wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, BS 14 juni 2010, 37072. Art. 107 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 9 mei 2008, C115, 47 (hierna: VWEU). Art. 107, 3 b. VWEU. Zie o.a. Mededeling van de Commissie van 3 december 2008 betreffende de herstructureringssteun ten behoeve van Fortis Bank en Fortis Banque Luxembourg, COM(2008) 8085, 17; Verslag van de Commissie betreft “the extension of the Member State’s guarantee for Dexia bonds”, COM(2009) 8469; Beschikking 2010/396/EG van 18 december 2008 betreffende steunmaatregel C 18/09 die België ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 51. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 164. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 163; Geciteerd in Les Echos, 16 maart 2009.
126
Het Belgische toezichtmechanisme
de nationale autoriteiten harmoniseren, wat een invloed zal hebben op het crisisbeheer. 663 Deze richtlijn was voorzien in de herfst van 2011, maar werd uitgesteld. Indien de Belgische wetgeving strijdig blijkt met deze richtlijn zullen er aanpassingen volgen. A. V ERS P REI DEN VAN O NJ UI S TE OF M I S LEI DENDE I NFO RM ATI E OF G ERUCH TEN
256. Bekijken we de evolutie in de Belgische banksector gedurende de crisis kunnen we besluiten dat reddingsplannen (door de overheid of de instelling zelf) vaak mislukten door het verspreiden van al dan niet foutieve of misleidende informatie en geruchten. Deze signalen brengen ernstige schade toe aan het fragiele vertrouwen en zorgen voor nog meer onzekerheid in reeds onstabiele marktomstandigheden. 257. Als reactie op dit gegeven bepaalt artikel 25 § 4 van de wet van 2 augustus 2002 nu dat het eenieder verboden is: “informatie of geruchten te verspreiden, via de media, het internet of om het even welk ander kanaal, die onjuiste of misleidende signalen geven of kunnen geven over de toestand,
inzonderheid
de
financiële
toestand,
van
een
kredietinstelling,
verzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of vereffeningsinstelling of daarmee gelijkgestelde instelling, die van aard zijn haar financiële stabiliteit in het gedrang te brengen.”664 Vereist is dat de betrokkene wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was. Men specificeert bovendien dat journalisten, die in hun beroepshoedanigheid handelen, beoordeeld worden in het licht van de voor dat beroep geldende deontologische reglementeringen of verplichtingen.665 Gezien de impact van hun rapportering krijgen zij een aanmerkelijk zwaarder regime. Zij die deze bepaling miskennen worden gestraft met een gevangenisstraf en/of een geldboete. 666 B. U I TB REI DI NG VAN DE B E VO EG DH EDEN VAN DE RA AD VAN B ES TUUR 258. Ook de raad van bestuur van de betrokken instelling krijgt, ongeacht de algemene rechtsbeginselen, een bevoegdheid tot het nemen van bijzondere maatregelen. De raad van bestuur kan immers afwijken van de statutaire beperkingen van zijn bestuursbevoegdheden indien de toestand van dien aard is dat hij de stabiliteit van het Belgische of internationale financiële stelsel dreigt aan te tasten. 667
663 664 665 666 667
NBB, Financial Stability review 2011, 57, www.nbb.be. Art. 25 §4 Wet 2 augustus 2002. Tenzij deze personen rechtstreeks of middellijk voordeel of winst behalen uit de verspreiding van deze informatie; Art. 25 §4 Wet 2 augustus 2002. Art. 41 Wet 2 augustus 2002. Art. 57bis §8 Bankwet.
127
Het Belgische toezichtmechanisme
Het betreft de situatie waarin een kredietinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Haar beleid of financiële positie brengt hierbij de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang. De raad van bestuur kan dan een termijn vaststellen waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Dit geldt ook indien de instelling niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of rendabiliteit, of wanneer haar beleidsstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle ernstige leemten vertonen. 668 Er dient een bijzonder verslag opgesteld te worden waarin wordt verantwoord waarom deze bepaling wordt toegepast en waarin de genomen beslissingen worden uiteengezet. Dit verslag wordt binnen de twee maanden bezorgd aan de algemene vergadering. 669 C. U I TB REI DI NG B EVO EG DH E DEN N ATI O NALE B ANK 259. De Koning kan, na advies van de NBB, en ingeval zich een plotse crisis voordoet op de financiële markten of in geval van een ernstige dreiging van een systemische crisis teneinde de omvang of de gevolgen hiervan te beperken, bepaalde maatregelen nemen. We sommen ze hieronder kort op:670 1° Aanvullende of afwijkende reglementen vaststellen, onder meer ten opzichte van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; 2° In een systeem voorzien waarbij een staatswaarborg wordt verleend voor verbintenissen die zijn aangegaan door de aan toezicht onderworpen instellingen die de Koning bepaalt, of de staatswaarborg toekennen aan bepaalde schuldvorderingen gehouden door dergelijke instellingen; 3° In een systeem voorzien van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn van hun deel in het kapitaal van coöperatieve vennootschappen, erkend overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de nationale groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van de coöperatieve vennootschappen, die instellingen zijn onderworpen aan toezicht krachtens voornoemde wetten of waarvan minstens de helft van het vermogen is geïnvesteerd in dergelijke instellingen;
668 669 670
Art. 57 §1 Bankwet. Art. 57bis §8 Bankwet. Art. 36/24 Organieke wet NBB.
128
Het Belgische toezichtmechanisme
4° In een systeem voorzien van toekenning van de dekking door de Staat van verliezen opgelopen op bepaalde activa of financiële instrumenten door krachtens voornoemde wetten aan toezicht onderworpen instellingen; 5° In een systeem voorzien van toekenning van de staatswaarborg voor verbintenissen aangegaan door entiteiten waarvan de activiteit bestaat in het verwerven en beheren van bepaalde activa gehouden door krachtens voornoemde wetten aan toezicht onderworpen instellingen; 6° Alsook de staatswaarborg toekennen voor verbintenissen aangegaan door de Gemeentelijke Holding NV. Deze laatste bepaling zal overbodig worden, nu de Gemeentelijke Holding NV eind 2011 in vereffening is gegaan. Indien men overgaat tot dergelijk besluit, dient dit binnen de twaalf maanden bekrachtigd te worden door het parlement. Deze bekrachtiging werkt retroactief terug tot op de datum van de inwerkingtreding van het Koninklijk Besluit. 671 Indien het parlement de bekrachtiging weigert, of de termijn is verstreken, zal het genomen Koninklijk Besluit geen gevolg meer ressorteren. D. A RTI K EL 57 B ANK W ET . 260. Wanneer de Nationale Bank vaststelt dat een kredietinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van de wet, en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, en dat haar beleid of financiële positie de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te brengen, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Dit geldt ook indien de instelling niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of rendabiliteit, of wanneer haar beleidsstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle ernstige leemten vertonen. 672 261. Indien deze toestand na het verloop van de vooropgestelde termijn niet verholpen is, kan de Bank een aantal maatregelen nemen. Belangrijk is dat de wet van 2 juni 2010 de bevoegdheid geeft om in uiterst spoedeisende gevallen maatregelen te treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen. 673 Het toekennen van een termijn is immers niet nuttig wanneer de onderneming in de onmogelijkheid verkeert de toestand te verhelpen of de belangen van de cliënten ernstig bedreigd zijn.674 We duiden hierbij wel op het uitzonderlijke karakter van het verval van deze termijn.
671 672 673 674
Art. 36/24 Organieke wet NBB. Art. 57 Bankwet. Art. 4, 2° Wet herstelmaatregelen. S. PAUWELS, “Herstelmaatregelen bij financiële instellingen”, Bank. Fin. 2010, 270.
129
Het Belgische toezichtmechanisme
262. De maatregelen die de NBB kan nemen zijn675: 1° Een speciaal commissaris aanstellen; De commissaris zal zijn toestemming moeten geven voor alle handelingen en beslissingen van de organen van de instelling, inclusief de algemene vergadering, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid. De Nationale Bank kan evenwel de verrichtingen waarvoor een toestemming vereist is beperken. De speciaal commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht aan alle organen van de instelling voorleggen, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de speciaal commissaris wordt gedragen door de betrokken financiële instelling. Wanneer de NBB de aanstelling van een speciaal commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Hetzelfde geldt voor de beslissingen van de algemene vergadering. 676 2° Aanvullende vereisten opleggen, onder meer inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie; 3° Van kredietinstellingen eisen dat ze de variabele beloning tot een bepaald percentage van hun totale netto bedrijfsresultaten beperken wanneer deze beloning niet met het in stand houden van een solide eigen vermogen te verenigen is of dat zij hun netto winsten aanwenden om het eigen vermogen te versterken; 4° Voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de instelling geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden.; Deze maatregel wordt beschouwd als een saneringsmaatregel in de zin van de Europese richtlijnen 2001/17/EG en 2001/24/EG. Hierdoor houdt deze bepaling ook de mogelijkheid in om de uitvoering van lopende overeenkomsten te schorsen. Voor kredietinstellingen houdt dit in dat ze de terugbetaling van deposito’s van cliënten of andere terugbetaalbare fondsen kunnen schorsen.677 Indien de NBB de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig.
675 676 677
Art. 57 Bankwet. Art. 57 Bankwet. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 13.
130
Het Belgische toezichtmechanisme
5° De vergunning herroepen; De kredietinstellingen waarvan de vergunning is ingetrokken, blijven ingevolge art. 60 onderworpen aan wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen tot de van het publiek ontvangen gelden zijn terugbetaald, tenzij de NBB hen vrijstelt van bepaalde voorschriften. Dit is uiteraard niet van toepassing bij de intrekking van de vergunning van een failliet verklaarde kredietinstelling. 678 6° De vervanging gelasten van bestuurders of zaakvoerders van de instelling binnen een termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de instelling een of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naar gelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen. Ze kan op elk tijdstip de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt. Deze beslissingen van de NBB hebben voor de instelling uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Bij ernstige en stelselmatige overtreding van de regels kan de NBB de vergunning herroepen op verzoek van de FSMA.679 263. De NBB stelt de FSMA in kennis van de maatregel en houdt de FSMA op de hoogte van de behandelingen van het mogelijk beroep tegen deze beslissingen. 680 Daarnaast brengt ze de autoriteiten op de hoogte die toezicht houden op de kredietinstellingen van de andere lidstaten van de EER waar een kredietinstelling naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of er werkzaamheden verricht in het kader van het vrij verkeer van diensten. 681 264. Tot slot heeft de NBB enkele mogelijkheden om maatregelen te nemen wanneer de NBB kennis heeft van het feit dat een kredietinstelling een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen. De belangrijkste sanctie is hierbij de uitoefening van het bedrijf geheel of ten dele te schorsen of te verbieden. 682
678 679 680 681 682
Art. 60 Bankwet. Art. 57 §2 Bankwet. Art. 59, lid 1 Bankwet. Art. 59, lid 2 Bankwet. Art. 57 §3 Bankwet.
131
Het Belgische toezichtmechanisme
Procedure bij nietigheid 265. Wanneer de kredietinstelling, ondanks de aanstelling van een speciaal commissaris of de schorsing van de vergunning, toch blijft handelen, zijn deze handelingen nietig. De rechtbank van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit. Indien verantwoord om ernstige redenen kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben erga omnes uitwerking. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling of beslissing werd bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt. 683 Wanneer de nietigheid de rechten die een derde te goeder trouw ten aanzien van de instelling heeft verworven kan benadelen, heeft de rechtbank de mogelijkheid om te verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding. De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn.684 E. A RT . 57 B I S B ANK W E T 266. Naar aanleiding van de Fortis-crisis werd artikel 57bis ingevoerd. Dit artikel geeft de Koning de bevoegdheid om, wanneer de stabiliteit van het Belgische of internationale financiële stelsel dreigt aangetast te worden, bepaalde maatregelen te nemen. Deze instabiliteit wordt beoordeeld in het licht van de omvang van de deposito's van de betrokken kredietinstelling, van haar belang op de kredietmarkt of van haar rol in het financiële stelsel. Het besluit wordt genomen hetzij op verzoek van de NBB, hetzij op eigen initiatief maar na het advies van de NBB in te winnen, na overleg in de Ministerraad. De voorbereidende werken stellen uitdrukkelijk dat ingeval de NBB het verzoek formuleert, dit verzoek om proceseconomische redenen ook als haar advies dient te worden beschouwd.685 De Koning kan hierbij elke daad van beschikking vaststellen, ten gunste van de Staat of om het even welke andere Belgisch of buitenlandse persoon, inzonderheid elke overdracht, verkoop of inbreng. De Koning heeft daarbij de bevoegdheid om alle overige regelingen te treffen die nodig zijn om de goede uitvoering van de maatregelen te bewerkstelligen. 686 De wetgever inspireerde zich hiervoor op de Banking Act 2009 uit het Verenigd Koninkrijk.687
683 684 685 686 687
Art. 57 §6 Bankwet. Art. 57 §6 Bankwet. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 15. Art. 57bis Bankwet. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 13.
132
Het Belgische toezichtmechanisme
De maatregelen kunnen betrekking hebben op: 1° Activa, passiva of één of meer bedrijfstakken en meer algemeen, alle of een deel van de rechten en verplichtingen van de betrokken kredietinstelling; 2° Al dan niet stemrechtverlenende aandelen, die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen, die door de kredietinstelling zijn uitgegeven. 267. Het Koninklijk Besluit bepaalt de vergoeding die betaald moet worden aan de eigenaars van de goederen of de houders van de rechten waarop de daad van beschikking betrekking heeft. Het KB bepaalt uitdrukkelijk dat een deel van de vergoeding variabel mag zijn, maar dit slechts voor zover dit variabele gedeelte bepaalbaar is. In het geval de aangewezen overnemer een andere persoon is dan de Staat komt de prijs als vergoeding toe aan de genoemde eigenaars of houders, volgens de verdeelsleutel die in hetzelfde KB is vastgelegd. Het Koninklijk Besluit wordt ter kennis gebracht van de betrokken kredietinstelling. Zodra zij hiervan op de hoogte is, verliest de kredietinstelling de beschikkingsbevoegdheid over de activa waarop de daden van beschikking betrekking hebben. 688 Indien de instelling toch nog daden stelt zullen deze nietig zijn.689 De maatregelen worden gepubliceerd via een bericht in het Belgisch Staatsblad.690 268. De wet voorziet in een continuïteitsclausule die stelt dat, niettegenstaande elk strijdig beding, de vastgestelde maatregelen niet tot gevolg hebben dat de bepalingen van een tussen de kredietinstelling en één of meer derden gesloten overeenkomst worden gewijzigd, noch dat een einde wordt gesteld aan een dergelijke overeenkomst, noch dat aan één van de betrokken partijen het recht wordt verleend om de overeenkomst eenzijdig te beëindigen. Dit is vrij logisch, aangezien de interventie van de overheid net bedoeld is om de continuïteit te garanderen. De medecontractanten hebben hierbij geen mogelijkheid een einde te stellen aan hun overeenkomsten met de kredietinstelling.691 Hieruit volgt ook dat geen enkele statutaire of contractuele goedkeuringsclausule zal gelden. Zo kan geen recht van voorkoop, geen enkele optie tot aankoop van een derde of statutaire of contractuele clausule de wijziging van de controle over de betrokken kredietinstelling verhinderen. Daarnaast wordt voorzien in een ‘catch-all’ bepaling die aan de Koning de bevoegdheid toekent alle maatregelen te treffen die nodig zijn om de goede uitvoering van de genomen maatregelen te verzekeren. Indien de instelling naderhand toch failliet zou gaan, kan geen toepassing worden gemaakt van de artikelen 17, 18 en 20 van de Faillissementswet. 692
688 689
690 691
692
Art. 57bis Bankwet. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 16. Art. 57bis Bankwet. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 17. S. PAUWELS, “Herstelmaatregelen bij financiële instellingen”, Bank. Fin. 2010, 270; Art. 57bis Bankwet.
133
Het Belgische toezichtmechanisme
269. Met het oog op de bescherming van de personen die optreden in naam van de staat of op diens verzoek, wordt de burgerlijke aansprakelijkheid van deze personen beperkt tot gevallen van bedrog of zware fout in hun hoofde. De wet voorziet in een beoordelingskader voor het begrip zware fout. Hierbij wordt rekening gehouden met de concrete omstandigheden van het betrokken geval. 693 Alle geschillen behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de Belgische rechtbanken, die uitsluitend het Belgische recht toepassen. 694 De verdere procedure wordt geregeld via artikel 57ter Bankwet.
§4. B ER O EPS GE HEIM ,
U I TW ISSE LIN G V A N IN F O R M A TIE EN SA M EN W ER K IN G M E T
A N D ER E A U TO R ITEI TEN
A. B ERO EP SG EH EIM 270. Art. 36/13 van de Organieke wet NBB bepaalt uitdrukkelijk dat de NBB in bepaalde gevallen vertrouwelijke informatie mag meedelen. Het gaat onder meer over de strafrechtelijke misdrijven.695 Ook art. 36/14 bevat uitzonderingen op het beroepsgeheim. Dit artikel laat onder meer de mededeling van informatie aan de Europese Centrale Bank en de FSMA toe. 696 De NBB kan overigens enkel de informatie meedelen op voorwaarde dat de autoriteiten of instellingen aan wie deze mededeling geschiedt de informatie gebruiken voor de uitvoering van hun opdrachten en dat ze aan een gelijkwaardig beroepsgeheim gebonden zijn. Inbreuken op het beroepsgeheim worden bestraft met de straffen die artikel 458 van het Strafwetboek voorziet. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn van toepassing op deze inbreuken. 697 B. S AM ENW ERK I NG (i) Internationale samenwerking 271. De Nationale Bank werkt in de aangelegenheden die tot haar bevoegdheid behoren samen met de buitenlandse autoriteiten. Bovendien kan de NBB, op basis van wederkerigheid, overeenkomsten sluiten. Dit teneinde vast te stellen hoe deze samenwerking wordt opgevat, met inbegrip van de wijze waarop de controletaken desgevallend worden verdeeld. De overeenkomsten bevatten ook bepalingen inzake de aanduiding van een bevoegde autoriteit als controlecoördinator, van de wijze van toezicht via inspecties ter plaatse of anderszins, van welke samenwerkingsprocedures gelden alsook van hoe het inwinnen en uitwisselen van
693 694 695 696 697
Art. 57bis §5 Bankwet. Art. 57bis §6 Bankwet. Art. 36/13 Organieke wet NBB. Art. 36/14 Organieke wet NBB. Art. 35 Organieke wet NBB.
134
Het Belgische toezichtmechanisme
informatie wordt georganiseerd.698 Bovendien zijn er een aantal verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijn 2004/39/EG (art. 4, lid 2, 22) en uit de Richtlijn 2006/48/EG (art 4, 4)).699 De NBB zal in de uitoefening van haar toezicht nauw samenwerken met het ESRB. Weigering tot samenwerking 272. De NBB kan weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om inlichtingen, onderzoek, inspectie ter plaatse of toezicht indien het gevolg geven aan dergelijke verzoeken een gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van België. Ze kan ook weigeren indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid in België. Bovendien kan de NBB dit weigeren indien jegens deze personen voor dezelfde feiten reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan in België. In deze gevallen stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit daarvan in kennis, waarbij zij, in voorkomend geval, zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt over de procedure of uitspraak in kwestie. 700 Doelsgebonden informatieverwerving 273. Onverminderd de op de NBB rustende verplichtingen in gerechtelijke procedures van strafrechtelijke aard, kan de NBB de informatie die ze van een bevoegde autoriteit ontvangt enkel gebruiken voor bepaalde doeleinden. Wanneer de bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt toestemming geeft, mag de NBB deze informatie voor andere doeleinden gebruiken of doorgeven aan autoriteiten van andere landen. 701 (ii) Samenwerking tussen de FSMA en de NBB 274. Het is duidelijk dat het Twin Peaks-model zal leiden tot overlappingen in het beleid van de FSMA en de NBB. Om hieraan te verhelpen en een omvattende, coherente architectuur uit te bouwen, kan de Koning in voorkomend geval voorzien in modaliteiten voor de samenwerking tussen de NBB (of de door de NBB opgerichte entiteiten) en de FSMA. De Nationale Bank en de FSMA sluiten een protocol dat op de websites bekend wordt gemaakt. Dit protocol bepaalde de modaliteiten van de samenwerking tussen de NBB en de FSMA.702 C. M EDEDE LI NG S P LI CH T 275. Vaak wordt ook voorzien in een mededelingsplicht van genomen maatregelen. Zo bepaalt artikel 59 van de wet van 22 maart 1993 dat de NBB de FSMA in kennis stelt van de genomen
698 699 700 701 702
Art. 36/16 Organieke wet NBB. Art. 36/17 § 1 Organieke wet NBB. Art. 36/17 § 2 Organieke wet NBB. Art. 36/17 § 2 Organieke wet NBB. Art. 46ter Bankwet.
135
Het Belgische toezichtmechanisme
beslissingen in het kader van artikel 56 en 57. De NBB houdt de FSMA ook op de hoogte van de behandeling van het beroep. Daarnaast brengt de NBB de autoriteiten op de hoogte die toezicht houden op de kredietinstellingen van de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar een Belgische instelling een bijkantoor heeft gevestigd of bepaalde werkzaamheden verricht. 703 Ook de organieke wet NBB bepaalt verschillende gevallen waarin de NBB vertrouwelijke informatie kan mededelen. 704
HOOFDSTUK 4: DE FSMA Afdeling 1:
I NLE IDI NG
276. We beschreven hoger reeds kort de ontstaansgeschiedenis van de FSMA.705 Tot voor kort was de laatste grote wijziging hiervan de fusie tussen de toenmalige Commissie voor het Banken Financiewezen (CBF) en de Controledienst voor Verzekeringen (CDV). De CBFA kreeg de opdracht te waken over de bescherming van spaarders en verzekerden en had de taak de goede werking van de markten voor financiële instrumenten te garanderen. Daarnaast zorgde ze ervoor dat het vertrouwen van het publiek in deze producten en diensten gewaarborgd werd. Om dit te verwezenlijken had de CBFA een ruime bevoegdheid. 706 277. Sinds de hervorming van de financiële toezichtsarchitectuur zijn de bevoegdheden van de CBFA sterk ingekrompen. Sinds 1 april 2011 is de NBB de voornaamste prudentiële toezichthouder geworden. De CBFA werd bevoegd voor het transversaal gedragstoezicht, het markttoezicht en de consumenteninformatie en –bescherming. Om deze evolutie te beklemtonen werd in 2010 de naam van de CBFA gewijzigd. Voortaan zal de CBFA zowel in het Nederlands als in het Frans FSMA (Financial Services and Markets Authority) heten. 278. Het toezicht op de naleving van de gedragsregels heeft tot doel om, behalve rechtvaardige en transparante marktprocessen en correcte relaties tussen de marktspelers, een eerlijke, rechtvaardige en professionele behandeling van de klanten te bewerkstelligen. Het toezicht met betrekking tot de gedragsregels zal zich richten op de vennootschappen waarvoor de NBB bovendien ook het prudentieel toezicht dient uit te oefenen. 707 Aangezien het toezicht op de gedragsregels ook zal gaan over de manier waarop de banken en verzekeringsondernemingen worden georganiseerd, zullen de twee autoriteiten dus, elk voor hun bevoegdheden, moeten onderzoeken of de goede organisatie van deze instellingen op elkaar afgestemd is.708
703 704 705 706 707 708
Art. 59 Bankwet. Art. 36/13 Organieke wet NBB; Art. 36/14 Organieke wet NBB. Zie randnummer 23 en 32. CBFA, “Financiële diensten nader toegelicht”, www.fsma.be. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Senaat 2009-10, nr. 2408, 1. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Senaat 2009-10, nr. 2408, 1.
136
Het Belgische toezichtmechanisme
Afdeling 2:
B E VOEGD HEDE N
279. De wetgeving vertrouwt de FSMA volgende opdrachten toe:709 1) Het toezicht of de financiële markten; 2) Het toezicht op de financiële producten; 3) Het toezicht op de gedragsregels; 4) Het toezicht op de pensioenfondsen; 5) Het toezicht op de volgende financiële spelers: de tussenpersonen in bancaire en verzekeringssector, de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de wisselkantoren; 6) Bijdragen tot de financiële vorming van spaarders en beleggers. 280. De doelstelling van deze bevoegdheden is de bescherming van de financiële consument. Het gedragstoezicht vormt een exclusieve, transversale bevoegdheid van de FSMA. Zo zal de NBB in het kader van een vergunningsaanvraag bij de FSMA het advies inwinnen voor onder meer volgende materies:710 o
Beoordeling van de professionele betrouwbaarheid van de kandidaat-leiders die voor het eerst worden voorgedragen door een onderneming onderworpen aan het prudentiële toezicht van de NBB;
o
Beoordeling van het passende karakter van het integriteitbeleid van de onderneming in zoverre dit beleid gedragsregels betreft;
o
Beoordeling van de organisatie van de onderneming voor zoverre deze de loyale, billijke en professionele behandeling van de cliënten beïnvloedt.
281. Met het oog op de bescherming van de financiële consument en rekening houdend met de misbruiken die in het verleden zijn vastgesteld, voorziet de wet in de mogelijkheid dat de Koning specifieke regels vastlegt voor wat betreft de inhoud en de voorstellingswijze van reclame en andere documenten en berichten met betrekking tot een rekening bij een financiële instelling.711 Er wordt eveneens een departement opgericht dat bevoegd zal zijn voor de relaties met de spaarders en instaat voor de informatieverstrekking aan en de bescherming van de belangen van de consument van financiële diensten.712
709 710
711 712
L. VAN CAUTER, “De FSMA en de bescherming van de financiële consument”, Bank. Fin. 2011, 268. Art. 17 Wet 2 augustus 2002; KB van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, BS 9 maart 2011, 15627. Art. 25bis Wet 2 augustus 2002. Art. 54 Wet 2 augustus 2002.
137
Het Belgische toezichtmechanisme
HOOFDSTUK 5: KRITIEK OP HET BELGISCHE TWIN-PEAKS MODEL 282. Hoewel de hervormingen vrij belangrijk lijken, kunnen we toch enkele punten van kritiek aanhalen. Vooreerst kunnen we stellen dat de overheden quasi geen maatregelen genomen hebben tegen speculatie, wat nochtans een van de versnellers van de crisis was. Hoewel sinds augustus 2011 bijvoorbeeld short selling verboden was, werd het verbod in februari 2012 weer opgeheven. Wel komt er een meldplicht voor grote ‘netto-shortposities’ in Belgische financiële aandelen. Ook ‘naakt shorten’ zou beperkt worden. Deze regels lopen gelijk met de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake short selling en bepaalde aspecten van credit default swaps die op 1 november 2012 in werking zal treden. 713 Daarnaast moeten we vaststellen dat er sinds 2008 weinig diepgaande maatregel genomen zijn om rampscenario’s te voorkomen. Het complexe bankwezen blijft voortbestaan. Eerder haalden we reeds aan dat er een einde zou gemaakt moeten worden aan de gevaarlijke vermenging die ontstaat door banken op grote schaal te laten beleggen in complexe en risicovolle producten. Een bank heeft een uitgesproken algemeen maatschappelijk belang en dat mag niet in gevaar worden gebracht door speculatieve activiteiten. Het is waarschijnlijk wel zo dat de Belgische wetgever op zich daar niet veel aan zou kunnen veranderen, aangezien deze evolutie minimaal op Europees niveau zal moeten gebeuren. Wel zouden toezichthouders de portefeuilles met grote risico’s systematisch kunnen doorlichten. 714 De nieuwe wetgeving bevat ook geen enkele verplichting voor systeembanken om een bancair testament op te maken. Financiële instellingen zullen dus nog steeds geen scenario uitgeschreven hebben voor het geval grote problemen ontstaan bij een crisis. Toch was onder meer tijdens het Fortis debacle gebleken dat de overheid moeite had met het zicht krijgen op de structuur van de activa en passiva. Zo verklaarde huidig gouverneur van de NBB, LUC COENE, dat er bij de verkoop van Fortis veel tijd verloren ging bij het in kaart brengen van kruisparticipaties en interne vorderingen. 715 Dit probleem leunt aan tegen het gebrek aan transparantie in de banksector. De activiteiten van een bank zouden toegankelijk, begrijpelijk en eenvoudig verifieerbaar moeten zijn voor klanten, aandeelhouders en bestuurders. Vaak bereiken banken een zo grote omvang en opeenstapeling van complexe financiële producten dat het voor het bestuur van de vennootschap zelfs niet meer duidelijk is wat de blootstelling
713 714
715
FSMA, “FSMA past regels inzake short selling aan”, 13 februari 2012, persbericht, www.fsma.be. Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 9.
138
Het Belgische toezichtmechanisme
werkelijk is.716 Om de transparantie ten goede te komen, is het aanbevolen keurmerken uit te reiken om de consument te helpen bij de beoordeling van de risico’s. Bovendien zou elk nieuw product bij de FSMA aangemeld moeten worden. 717 Men merkt in de parlementaire werkzaamheden ook op dat het Belgische Twin Peaks-model hetzelfde gebrek lijkt te hebben als het Nederlandse model. Er is met name een gebrek aan arbitrage. Als de twee pijlers een andere mening hebben, is er geen arbitragemechanisme voorzien om tot een akkoord te komen. Kijken we daarentegen naar het model van Australië zien we dat dit hier wel ingebouwd is. 718 Bovendien is het statuut van de NBB onaangepast gebleven. Het blijft vreemd dat een beursgenoteerde onderneming zoals de NBB het toezicht moet uitoefenen op een andere beursgenoteerde onderneming (de financiële instelling). Het bevoegdheidspakket van de NBB is zodanig gewijzigd dat dit waarschijnlijk niet meer verenigbaar is met de belangen van den privé-aandeelhouders. Ook JEAN-LOUIS DUPLAT, voormalig voorzitter van de CBFA, pleit voor een volledige nationalisering van de NBB. Hij stelt dat de aandeelhouders in tal van processen tegenover de Staat staan. Hij vraagt een faire schadeloosstelling van de aandeelhouders. 719 Daarnaast moet de macroprudentiële autoriteit (NBB) tenminste operationeel onafhankelijk zijn van de politiek en de financiële sector. 720 Dit lijkt niet steeds zo te zijn. De politieke inmenging blijft een groot gevaar. Er is ook nog de kritiek van de ECB die duidt op de onvoldoende belangrijke rol die de NBB heeft bij het evalueren van de gevolgen van dergelijke herstelmaatregelen. De wet betrekt de NBB vaak slechts zijdelings bij eventuele herstelmaatregelen. 721 Daarnaast merkt men op dat bij de hervorming voornamelijk de externe controle op financiële instellingen wordt verbeterd. De interne controle, die klaarblijkelijk ook faalde gedurende de crisis, wordt quasi onverlet gelaten. Toch zijn de interne controle en het intern risicobeheer van cruciaal belang voor het goed functioneren van instellingen. 722 Meer in het algemeen zullen de macroprudentiële bevoegdheden en de systeembevoegdheden nog verruimd moeten worden. Men moet aan de NBB de bevoegdheid verlenen concrete maatregelen op te leggen, ongeacht het al dan niet om
716 717
718 719 720
721
722
DE STANDAARD, “Wat doet de bank met mijn geld?”, 12 oktober 2011. Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Senaat 2009-10, nr. 2408,7. KNACK, “Duplat (ex-CBFA) voorstander nationalisering NBB”, 16 oktober 2009, http://trends.knack.be. Aanbeveling van het Europees Comité voor Systeemrisico’s van 22 december 2011 inzake het macroprudentieel mandaat van nationale autoriteiten, Pb. C. 14 februari 2012, afl. 41, 1. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 6. Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 10.
139
Het Belgische toezichtmechanisme
systeemrelevante instellingen gaat of niet. Het gaat onder meer over de minimale buffervereisten of ratio’s.723 Bovendien is de tussenkomst de rechtbank van eerste aanleg in het geval dat de Staat activa of aandelen van financiële instellingen wil overdragen vrij minimaal. Krachtens artikel 57ter §8 Bankwet stelt de rechtbank vast of de daad van beschikking in overeenstemming is met de wet en de schadeloosstelling billijk is. Hierbij doet de rechtbank geen uitspraak over de opportuniteit. Paragraaf 9 bepaalt dat tegen dit vonnis geen beroep, verzet of derdenverzet mogelijk is. De eigenaars kunnen bij de rechtbank enkel een vordering tot herziening van de schadeloosstelling indienen en dit binnen de twee maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van het vonnis in het Belgisch Staatsblad.724 De vraag stelt zich of dit conform de Europese regelgeving is. 725
723
Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. 724 Art. 57ter §11 Bankwet. 725 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 10.
140
DEEL 6: OVERHEIDSBETROKKENHEID IN CRISISSITUATIES
" I’m in favor of nationalization as long it lasts just 10 minutes” Myron Scholes Nobelprijswinnaar economie 1997
141
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN 283. Er bestaat grote onzekerheid over de vraag welke maatregelen genomen moeten worden om het financiële systeem te versterken. Waar men in het begin van de crisis nog banken liet failliet gaan (bv. Lehman Brothers), kwam men al snel tot de conclusie dat dit niet de beste oplossing was. Op 11 oktober 2008 besloten de G8 en de EU landen een reddingsplan op te stellen. Men kwam tot het akkoord om verdere bankfaillissementen te vermijden en dit vooral met betrekking tot systeemrelevante banken. Het begrip ‘too big to fail’ werd naar voor geschoven. Om deze doelstelling uit te voeren werden massaal garanties verleend, dubieuze instrumenten opgekocht en fondsen ter beschikking gesteld om banken in nood te helpen bij hun kapitaalvereisten. 726 Tussen 1 oktober 2008 en 1 oktober 2011 keurde de Europese Commissie zo voor 4506 miljard euro steun aan de financiële sector goed.727 284. Het overheidsingrijpen bij een dreigend faillissement heeft in feite drie doelstellingen. Zo is er de bescherming van de depositohouders, het voorkomen van een run on the bank en het voortzetten van economisch zeer belangrijke contracten waarvan de beëindiging zware gevolgen zou hebben. Daarnaast wil men, gezien de rol van de banken, een onderbreking van de betalingssystemen voorkomen. Deze doelstellingen verklaren mede waarom overheidsingrijpen zo snel moeten gebeuren (vaak gedurende het weekend) en na sluitingstijd van de beurzen. Het gevaar bij overheidsingrijpen is dat er een ‘moral hazard’ gedrag bij bankiers kan uitgelokt worden. Wanneer bankiers weten dat er een redding zou komen, zijn ze meer geneigd risico’s te nemen. Overheidsingrijpen dient dus een vierde doelstelling te hebben: het minimaliseren van dit ‘moral hazard’ gedrag.728 Fire sales 285. Een groot probleem zijn de zogenaamde ‘fire sales’. 729 Als vele banken tegelijk in de problemen komen en hun activa willen verkopen zijn er vaak te weinig potentiële kopers. Dit grote aanbod zorgt voor een lage prijs en illiquide markten. De term kwam reeds voor in de 19 de eeuw en beschreef de situatie waarin bedrijven hun koopwaar die aangetast waren door rookschade na een brand aan zeer lage prijzen verkochten. In de moderne financiële wereld is het begrip echter geëvolueerd. Het begrip duidt nu eerder op een gedwongen verkoop van activa aan een ontwrichtte prijs. Ze is gedwongen in de zin dat de verkoper niet kan voldoen aan zijn verplichtingen zonder de activa te verkopen. De prijs is ontwricht omdat de hoogste potentiële 726
727 728
729
H-W SINN, Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 66. Verslag van de Commissie betreft “State Aid Scoreboard”, COM(2011) 848, 8. T. BECK, D. COYLE, M. DEWATRIPONT, X. FREIXAS en P. SEABRIGHT, “Bailing out the Banks: Reconciling Stability and Competition”, Centre for Economic Policy Research, 2010, 37. C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Balans, Amsterdam, 2009, 28.
142
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
bieders meestal betrokken zijn bij een soortgelijke activiteit als de verkoper, en daarom vaak zelf veel schulden hebben. In plaats van te bieden voor het actief kan het zijn dat ze zelf vergelijkbare activa willen verkopen. De activa worden dus opgekocht door andere kopers die enkel willen kopen aan een veel lagere prijs.730 Wanneer een fire sale leidt tot een scherpe reductie in de prijs van een actiefbestanddeel zullen vergelijkbare activa die aangehouden worden door andere instellingen ook in waarde dalen, wat hen kan dwingen om te verkopen of te herwaarderen. Dit zelfversterkend proces kan leiden tot een neerwaartse spiraal van afwaarderingen van activa, waardoor het risico systemisch wordt. 731 Enkele vooraanstaande Amerikaanse economen verwoorden het zo: “A bank that simply suffers large losses may be forced to reduce its risk by selling assets at distressed or fire-sale prices. If other banks must revalue their assets at these temporarily low market values, the first sale can set off a cascade of fire sales that inflicts losses on many institutions. Thus, whether through defaults or fire sales, one troubled bank can damage many others, reducing the financial system’s capacity to bear risk and make loans.”732 286. In dit hoofdstuk bekijken we maatregelen om de verkoop uit te stellen en een goede prijs voor de activa te bekomen. Drie ideeën hebben de laatste tijd veel aandacht gekregen: het oprichten van een ‘bad bank’, een waarborgsysteem voor toxische activa of de nationalisering van een bank. Over het algemeen zullen overheden moeten opletten dat ze niet eindigen in het ondersteunen van instellingen die uiteindelijk toch zullen falen. Bovendien is er een gevaar dat deze instellingen beginnen gokken met belastingsgelden op risico posities. 287. Hoewel het feit dat de overheid bepaalde garanties stelt volgens sommige economen verdacht is, lijkt het er toch op dat het noodzakelijke maatregelen zijn. Financiële markten hebben duidelijk meer systemische implicaties voor de economie dan vele andere markten. Het herstellen van de balans van een bank kan leiden tot het herstellen van het vertrouwen en opnieuw leningen mogelijk maken. Bovendien kan een overheid, via de Nationale Bank, de banken vrij efficiënt beheren. Hij heeft immers de nodige expertise op de bank te kunnen leiden.733 288. In onderstaand overzicht beperk ik mij tot de bespreking van mogelijke vormen van maatregelen waarbij de overheid betrokken is. Het concrete ingrijpen is hierbij vaak onderworpen aan door Europa of andere overheden opgelegde beperkingen. De bespreking van deze beperkingen valt buiten het bestek van deze Masterproef. 730
731 732 733
A. SHLEIFER en R.VISHNY, “Fire Sales in Finance and Macroeconomics”, Journal of Economic Perspectives, Afl. 25, 2011, 29. Ibid., 30. Ibid., 29. Ibid., 44.
143
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
HOOFDSTUK 2: OPRICHTEN VAN EEN ‘BAD BANK’ 289. Het systeem van een ‘bad bank’ bestaat er in feite in de meest toxische producten uit een bank te onttrekken en in een apart vehikel te stoppen. Het gaat om de activa waarvan de waardering het meeste onzeker is, voornamelijk complexe hypothecair-gerelateerde effecten. Dit vehikel gaat deze activa vervolgens op een zo goed mogelijke manier proberen herstructureren en beheren met het oog op het maximaliseren van de waarde.734 Om de activa aan te kunnen kopen heeft de bad bank uiteraard geld nodig. Daarenboven moet hij voorzien worden van een grote hoeveelheid kapitaal ter bescherming tegen een eventuele verdere waardedaling van de activa. De banken zelf worden bevrijd van deze problematische activa, en zullen deze dus niet meer constant moeten afwaarderen. De vicieuze cirkel die ontstaat door de dreiging van een faillissement, daling in het aantal uit te schrijven leningen en de bereidheid om risico’s te nemen zal op deze manier vaak doorbroken worden. 735
Afdeling 1:
O ORSPRONG
290. De termen ‘good bank/bad bank’ kregen voor het eerst wereldwijde aandacht bij de herstructurering van Mellon Bank in 1988. Deze Amerikaanse bank ging bijna failliet door slechte vastgoedgerelateerde leningen en investeringen. Men kon de werkelijke waarde van de activa nog moeilijk inschatten. Uiteindelijk besloot Mellon Bank zich op te splitsen in twee banken, waarbij de ‘slechte’ activa overgeheveld werden naar de bad bank (Grant Street National Bank). Dit bleek een goede keuze. De onzekerheid rond Mellon Bank verdween waardoor de aandeelhouders opnieuw vertrouwen kregen. Mellon Bank kon zijn kapitaal verhogen en groeide weer. 736 Grant Street National Bank werd zeven jaar later geliquideerd zonder tussentijdse kapitaaltekorten. 291. Dit succes leidde vanzelfsprekend tot het ontstaan van soortgelijke situaties. De strategie werd gesuggereerd of gebruikt in verschillende landen, waaronder Frankrijk, Duitsland, Tsjechië, Thailand, China, Nieuw-Zeeland en Brazilië. Ook in ons land werd dit systeem toegepast, onder meer bij Fortis.737
734
734
735
736
737
D. SCHÄFER en K. ZIMMERMAN, “Bad Bank(s) and Recapitalization of the Banking Sector”, IZA Policy Paper series, Nr. 10, 2009, 6, http://ftp.iza.org/pp10.pdf. D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 7. D. SCHÄFER en K. ZIMMERMAN, Bad Bank(s) and Recapitalization of the Banking Sector, IZA Policy Paper series, Nr. 10, 2009, 6, http://ftp.iza.org/pp10.pdf. D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 7. J. R MACEY, “Are bad banks the solution to a banking crisis?” SNS Occasional Paper, Nr 82, 1999, 15.
144
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
292. De herstructureringen kunnen verschillende vormen aannemen, maar er is altijd een opsplitsing tussen goede en slechte activa die vervolgens in aparte entiteiten worden ondergebracht. De good bank/bad bank strategie kan samen gaan met een faillissement, maar dit hoeft niet steeds zo te zijn. Bovendien kan de overheid beslissen om een participatie aan te gaan of garanties te verstrekken. 738 De onzekere waardering van de problematische activa of passiva moet spelen binnen bepaalde limieten vanuit het standpunt van de good bank aandeelhouders. Vaak betekent dit dat er een basisbedrag moet betaald worden aan de good bank voor de toxische activa. Er kan hierbij nog een voorwaardelijk bedrag bedongen worden, maar het grootste deel van de betaling dient vast te zijn, anders zal de onzekerheid niet verdwijnen. 293. IVAN VAN DE CLOOT, hoofdeconoom aan het Itinera institute, stelt dat de prioriteit nog steeds het herstructureren van de activa moet zijn, waarna een nieuwe kapitaalinjectie overwogen kan worden. Hij stelt dat wanneer de bank te weinig kapitaal heeft en onder normale omstandigheden geen investeerders zou kunnen vinden, ze geen bestaansreden heeft. Als de bank toch fundamenteel solvabel wordt geacht, blijven er twee mogelijke alternatieven om de bank in veiligheid te stellen: nationalisatie of de ‘bad bank’.739
Afdeling 2:
R AT IO
LEG IS
§1. P O SI TIEF 294. Vanuit economisch oogpunt is het doel duidelijk. Je haalt hiermee ontransparante, aangetaste activa van de bankbalans zodat het vertrouwen hersteld kan worden, en dit op korte termijn. 740 Hierbij gaan we er dus van uit dat vele grote banken levensvatbaar zijn op de lange termijn, maar problemen hebben om nieuw kapitaal aan te trekken en de dagelijkse activiteiten uit te voeren door een aantal moeilijke financiële producten. Het voordeel is dat toxische producten vaak makkelijker beheerd kunnen worden indien ze in een apart vehikel zitten. Het management kan de waarderingen van dichtbij opvolgen en de beste prijs uit de activa realiseren. Daarnaast kan de good bank opnieuw zijn competitieve rol in de economie opnemen. Hoge niveaus toxische activa hebben namelijk een effect op de competitiemogelijkheden van de bank en het toekomstperspectief. Het belangrijkste voordeel is echter dat je ondertussen tijd koopt. De afzondering van de toxische activa creëert opnieuw de mogelijkheid om op lange termijn te ageren en de blootstellingen op een ordelijke manier af te bouwen. 741
738 739 740 741
J. R MACEY, “Are bad banks the solution to a banking crisis?” SNS Occasional Paper, Nr. 82, 1999, 11. I. VAN DE CLOOT, “Een bad bank, een goed idee?”, Itinera institute nota, 2009/4, 2, www.itinerainstitute.org. R. VANDER VENNET, “Een nieuw paradigma voor een moderne banksector”, Bank. Fin. 2009, 359. D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 8.
145
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
§2. N EGA TIEF 295. Het oprichten van een bad bank lijkt een wondermiddel te zijn. Toch is het dat niet. Er zijn een aantal belangrijke beslissingen die gemaakt moeten worden over hoe het risico verdeeld wordt tussen aandeelhouders, schuldeisers en belastingplichtigen. Dit is een moeilijk evenwicht. Als het hier fout gaat, kan de constructie heel duur uitdraaien voor de belastingplichtigen of kan het de herstructurering blokkeren omdat het niet aantrekkelijk genoeg is voor aandeelhouders of schuldeisers.742 Naast de discussie over hoe de risico’s moeten verdeeld worden, kan er ook een discussie ontstaan over welke activa goed zijn en welke slecht. 743 Het kan ook zijn dat de good bank zo grote verliezen moet slikken op toxische activa door het oprichten van een bad bank, dat ze grote kapitaalhoeveelheden nodig heeft. Dit schrikt vele banken af. Het erkennen van grote blootstellingen aan dergelijke activa en de bijkomende noodzakelijke afschrijvingen zorgen voor een grote afbouw van het balanstotaal. Hierdoor blijven good banks vaak zwaar ondergekapitaliseerd achter. In dit geval kan een externe hulplijn zoals nationalisatie nodig zijn. We zien wel vaak dat het toekomstperspectief van de bank makkelijker nieuw kapitaal aantrekt. Dit maakt het essentieel dat er een good bank is met weinig toxische producten. Ander zou het onmogelijk zijn nieuw kapitaal aan te trekken aan een redelijke kostprijs.744 Bovendien blijven er een aantal fervente tegenstanders van het oprichten van een bad bank. Nobelprijswinnaar economie PAUL KRUGMAN (2008) pleitte reeds vele malen dat een ‘bad bank’ een ‘bad idea’ is. Hij stelt dat een bank die niet meer solvabel is, niet gered moet worden maar geliquideerd. Hij verwijst hierbij vaak naar de Japanse bad banks die een economisch herstel gedurende vele jaren belemmerden. 745
742
743 744
745
D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 8. J. R MACEY, “Are bad banks the solution to a banking crisis?” SNS Occasional Paper, nr. 82, 1999, 17. D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 7. I. VAN DE CLOOT, “Een bad bank, een goed idee?”, Itinera institute nota, 2009/4, 2, www.itinerainstitute.org.
146
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
HOOFDSTUK 3: STAATSWAARBORGEN 296. Een andere oplossing om de onzekerheid te verminderen is het verlenen van staatswaarborgen op de toxische activa. Dit systeem wordt vaak gebruikt in combinatie met het oprichten van een bad bank. Een van de gevallen waarin België dit systeem toepaste is KBC. 297. Dit geval lijkt overigens sterk op het geval van The Bank of Amerika (januari 2009). De Amerikaanse overheid verleende hierbij een staatswaarborg voor een door de Bank of Amerika zelf samen te stellen ‘pool’ van 118 miljard dollar aan financiële instrumenten. Het was hierbij de bedoeling dat de Bank of Amerika de eerste 10 miljard dollar aan verliezen zou dragen. Was er een groter verlies, zou de overheid 90% dragen en de Bank of Amerika de overige 10%.746 298. Staatswaarborgen werden tijdens de crisis door vele landen toegezegd. Onder meer de VS, Australië, België, Canada, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Portugal, Spanje, Zweden en Engeland maakten er gebruik van. De reden is vaak dezelfde: liquiditeiten in de bank houden. 747
Afdeling 1:
P OSIT IEF
299. Er zijn duidelijk een aantal voordelen verbonden aan het gebruiken van waarborgen. 748 Zo moet er geen overeenkomst zijn over de waarde van de toxische producten (i.t.t. de bad bank oplossing). De waardering van de activa doet er wel degelijk toe, maar het is minder noodzakelijk dat de partijen het er over eens zijn. ELLIOT749 geeft een voorbeeld: de overheid denkt dat de activa 10 miljard waard zijn, de bank denkt 12 miljard. Als je hier een bad bank wil oprichten zal dit zeer lastig worden. Staatswaarborgen zijn eenvoudiger indien de staat bijvoorbeeld enkel de verliezen beneden 8 miljard waarborgt.750 Bovendien blijft het beheer van de toxische activa binnen de bank. Dit is voordelig aangezien ze hun portefeuille vaak beter kennen dan eender welke buitenstaander. Hierdoor zal de bank de impuls hebben om de waarde te maximaliseren. De overheid moet ook niet meteen met geld over de brug komen. We merken hierbij op dat staatswaarborgen eenvoudig aan te passen zijn aan de individuele omstandigheden van verschillende banken. Een sterkere bank zal zo meer potentiële verliezen kunnen dragen. De bank kan ook beslissen de toxische activa aan te houden tot de markten er beter voor staan. Dit is voordelig indien de marktwaarden significant lager staan dan de echte economische waarde van het actief. 751
746
www.treasury.gov/press-center/press-releases/Documents/011508bofatermsheet.pdf.
747
D. MARTIN, O. SABA en F. ALONA, “European Responses to the Financial Crisis”, Bank. Fin. 2009, 187. D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 11. Lid van het Amerikaanse Brookings Institute en stichter van het Center On Federal Financial Institutions. Ibid. Ibid.
748
749 750 751
147
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
Afdeling 2:
N EG AT IEF
300. Ook hier is het niet eenvoudig een waarde te kleven op de waarborgen. Indien de prijs te gunstig is voor de banken dan zal dit niet accepteerbaar zijn voor de belastingbetaler. Indien de prijs te gunstig is voor de bank, zal deze twijfelen om de deal te maken. Opgemerkt dient wel te worden dat deze problematiek iets minder speelt wanneer de bank eerst zelf nog verliezen moet dragen, zoals in het geval van KBC. Toch zal het zeer moeilijk zijn om de publieke opinie en het parlement te overtuigen dat de juiste prijs is bepaald. Bovendien zal ook het bepalen van een vergoeding voor het verlenen van de waarborg (een soort interest) voor moeilijkheden kunnen zorgen. De overheid hoopt vaak inkomsten te bekomen door het verlenen van die waarborg, maar een bank die fundamenteel in de problemen zit zal dit potentieel niet kunnen betalen. Bovendien mag de waarborg niet te goedkoop zijn omdat de bank anders een concurrentieel voordeel krijgt tegenover banken die dit niet gekregen hebben. Elke waarborgregeling zal transparantie missen, onder meer ook omdat elke vergelijking met andere banken uit den boze is wegens te verschillende situatie. De regering loopt bovendien het kredietrisico voor de waarborgregelingen indien de bank toch failliet zou gaan.752
752
D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 11.
148
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
HOOFDSTUK 4: HERKAPITALISATIE 301. Wanneer een financiële instelling haar activa sterk in waarde ziet dalen, is het mogelijk dat haar kapitaalpositie in het gedrang komt. Het kapitaal kan daarbij onder de vereiste minimumdrempel zakken, waardoor een herkapitalisatie van de bank noodzakelijk wordt. Hiervoor zal de bank in eerste instantie een beroep doen op de private markt. Toch merkten we gedurende deze crisis dat de private markten vaak niet enthousiast zijn om deze herkapitalisatie te steunen. Regelmatig was het de overheid die met extra geld intekende op de kapitaalverhoging. 302. De Europese Commissie haalt verschillende doelstellingen aan van een herkapitalisatie. Zo dragen herkapitalisatiemaatregelen bij tot het herstel van de financiële stabiliteit en helpen ze bij het herstellen van het vertrouwen en de ondersteuning van de interbancaire kredietverlening. De extra buffer is nuttig indien er verdere verliezen opgestapeld worden en gaat zo de insolventie van de instelling tegen. Ten tweede helpt de herkapitalisatie de kredietverschaffing aan de reële economie veilig te stellen. Dit vermijdt dat fundamenteel gezonde banken hun kredietverstrekking inkrimpen om aan risico’s te ontsnappen. Ten derde zal herkapitalisatie vaak een gepast antwoord zijn op de moeilijkheden van financiële instellingen als gevolg van hun specifieke commerciële model of beleggingsstrategie. 753 303. De verschillende Europese landen vroegen de Europese Commissie een kader te scheppen waarbinnen de genomen maatregelen kunnen vallen. Zo stelde de Ecofin-Raad in haar conclusie van 8 oktober 2008 dat: “De regeringen zich ertoe verbinden passende hoeveelheden kapitaal te verstrekken wanneer daar behoefte aan is en tegelijk op alle mogelijke manieren het aantrekken van privé-kapitaal aan te moedigen. De financiële instellingen zijn verplicht bijkomende beperkingen te aanvaarden, met name ter voorkoming van mogelijk misbruik van deze regelingen ten nadele van wie er niet voor in aanmerking komt” en “om de rechtmatige belangen van concurrerende instellingen te beschermen, zullen in het bijzonder de regels voor staatssteun worden ingeroepen.”754 Om mogelijke problemen te voorkomen stelde de Commissie in 2009 een mededeling op met de in acht te nemen voorwaarden. Ze meldt hierbij de mogelijke mededingingsbezwaren, geeft de aanbevelingen van de ECB weer en geeft een aantal beginselen die nationale overheden in acht moeten nemen. 755 Deze mededeling werd eind 2011 vervangen door een nieuw kader.756
753
754 755 756
Mededeling van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen, COM(2008) 8259, 2. Ibid. Ibid. Mededeling van de Commissie van 1 december 2011 betreffende de toepassing vanaf 1 januari 2012 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis”, COM(2011) 8744.
149
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
HOOFDSTUK 5: NATIONALISATIE 304. Voorstanders van nationalisatie kunnen verschillende zaken bedoelen, afhankelijk van wat ze trachten te bereiken. De hoofddoelstellingen zijn meestal: het stoppen van de banken zonder toekomst nog voor ze zich verder in de problemen werken, de overheid middelen geven wanneer ze kapitaal investeert in de bank, aandeelhouders en managers straffen en de overheid controle geven over beslissingen. De overheid dringt hierbij aan op zware, realistische waarderingen van de toxische activa en vraagt conservatieve kapitaalvereisten. De instellingen die niet snel over het vereiste kapitaal beschikken worden overgenomen, geherstructureerd en daarna opnieuw geprivatiseerd. Het grootste argument voor deze benadering is dat meer zachte maatregelen nog grotere verliezen riskeren doordat noodzakelijke stappen uitgesteld worden en bestuurders van banken naar risicovolle strategieën gaan grijpen om insolventie te vermijden. Deze maatregel kan ook de publieke opinie bekoren die om sanctionerende maatregelen vraagt voor banken die te grote risico’s namen. 757 305. Toch komen banken die misschien de crisis wel zouden overleefd hebben zo in handen van een overheid. Hoe harder de maatregelen, hoe groter de kans dat sommige instellingen het wel zouden overleefd hebben. De kosten voor de belastingbetaler kunnen hoger zijn dan indien men de banken zou laten voortbestaan. Het is immers mogelijk dat de economie sneller opleefde dan verwacht en de markten stabiliseerden zodat sommige banken op zichzelf konden overleven. Op dat vlak is de marktwerking dus volledig verstoord. Ook de blootstelling van de overheid aan risico’s is veel groter, en dit net in een situatie waar die risico’s zo gevreesd worden. We merken bovendien een groot moral hazard probleem. Het grote gevaar is dat bepaalde beslissingen gebaseerd kunnen worden op politieke overwegingen en dat er een concurrentievervalsing ontstaat, wat een marktverstorend effect heeft. 758
757
758
D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009,13. M. TAYLOR, “Bad bank, good idea”, 2008, 46, www.financialworld.co.uk.
150
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
HOOFDSTUK 6: EEN BANCAIR HOSPITAAL 306. Dit is een systeem dat in Zweden toepassing krijgt. Problematische banken worden min of meer ‘gehospitaliseerd’, ondergaan herstructureringen en worden gezond terug afgeleverd. Wanneer de bank dus niet aan de kapitaalvereisten kan voldoen, moet de instelling accepteren dat een fonds in de instelling stapt om de kapitaalvereisten mee te financieren. Dit fonds wordt bij gevolg een tijdelijke aandeelhouder. Wanneer de crisis over is, en de bank hersteld, kan het fonds de aandelen verkopen en de bank op eigen benen laten verdergaan. 307. Dergelijk fonds kan gefinancierd worden door de banken in het bancair systeem en dient over genoeg kapitaal te beschikken om bij te kunnen springen bij een crisis. Eventueel kan er hierbij nog voorzien worden in een mogelijkheid dat de overheid mee in het fonds stapt. De overheid kan dan het noodzakelijke kapitaal lenen aan het fonds, dat het op zijn beurt later zal terugbetalen met een extra interest. 308. Het voordeel van deze aanpak is dat er steeds een grote kapitaalbuffer voor handen is. Het zou bovendien een stimulans geven tot gepast risicobeheer wanneer aandeelhouders het gevoel krijgen dat de kapitaalpositie onder druk staat en een instap van het fonds dreigt. Het fonds zou snel kunnen bijspringen bij een liquiditeitscrisis van een bank zodat het interbancair systeem gevrijwaard kan blijven. Het zou kapitalen ter beschikking stellen, echter zonder cadeaus te geven. Het is de bedoeling dat het fonds zijn participatie zo snel mogelijk na de crisis verkoopt.759
759
H-W SINN, Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 266.
151
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
HOOFDSTUK 7: LIQUIDATIE 309. De meeste toezichthouders waren geen voorstander van de liquidatie van banken. Dit komt waarschijnlijk omdat liquidatie vaak onderhevig is aan een rechterlijke procedure die lang kan aanslepen. Bovendien lijkt dit ook niet de beste optie te zijn, gezien het belang van de banken voor de economie van een land. Een verlies aan vertrouwen in het bancaire systeem kan resulteren in zware problemen in de reële economie. Bovendien bestaat het gevaar dat de markten zullen overreageren op het faillissement, waardoor de emotie het rationele begint te overheersen. Toch zijn er een aantal economen en politici die stellen dat een faillissement van banken steeds mogelijk blijft. Hun voornaamste argument hiervoor is dat staatshulp in wezen een honorering is van een slecht gevoerd beleid. 310. Er lijken inderdaad een aantal gevallen te zijn waarbij een faillissement een mogelijke optie is. In het geval dat een bank kiest voor een liquidatie zonder hulp van de staat zullen de toezichthouders ervoor moeten zorgen dat de liquidatie behoorlijk verloopt. De eerste aandacht zal daarbij moeten gaan naar de depositohouders. Wanneer tekorten aan activa ertoe leiden dat bepaalde depositohouders geen vergoeding krijgen zal het depositogarantiesysteem de depositohouders compenseren. 311. In de meeste gevallen zal er echter een liquidatie zijn met de hulp van de overheid. Hierbij gaat de overheid steun geven om de bank tijd te geven de activa op een ordelijke manier te verkopen. De staat kan hierbij in voorlopige of permanente liquiditeiten voorzien. Theoretisch zouden de toezichthouders ook het management van de bank kunnen afzetten en de liquidatie naar de toezichthouder zelf brengen.760 We vermelden hierbij evenwel dat de invoering van een speciale Europese instelling hiervoor positiever zou zijn. De omvang van grensoverschrijdende bankengroepen is vaak te groot om door een nationale lidstaat afgewikkeld te worden. Een Europese instelling (European Resolution Authority) zou bovendien kunnen voorzien in een systeem waarbij de lasten van de liquidatie worden gespreid over de verschillende lidstaten. 761
760
761
A. M. SANTOMERO en P. HOFFMAN, “Problem Bank Resolution: Evaluating the options”, Financial Institutions center University of Pennsylvania, 1998, 15-16, http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/98/9805.pdf. D. SCHOENMAKER, “Banking Supervision and Resolution: The European Dimension”, DSF Policy Paper, nr. 19, 2012, 8.
152
Uitleiding
UITLEIDING In deze Masterproef heb ik getracht een overzicht te geven van de evoluties van het bankentoezicht na de crisis. Ik besprak hierbij ingrepen op zowel internationaal, Europees als op nationaal niveau. Daarnaast haalde ik ook enkele internationale evoluties aan en bekeken we kort de mogelijkheden tot overheidsingrijpen die veelvuldig werden gebruikt. Het spreekt voor zich dat deze wijzigingen nooit af zullen zijn. Vandaag zien we een duidelijke verscherping van het regelgevend kader. De vrees bestaat dat men deze bij de heropleving van de economie stilaan weer zal afbouwen. Bovendien zal, ondanks het strenger toezicht, een volgende crisis niet uitblijven. Het regelgevend kader kan een milderend effect hebben, doch een echte crisis kan niet vermeden worden. In de nasleep van de crisis moeten we ons echter zorgen maken over het risicobeleid van vele instellingen en personen. Er bestaat een oprechte vrees dat (jonge) mensen en bedrijven die deze crisis hebben zien ontstaan te risico-avers zijn geworden. Ook beleggers leken een duidelijke risicoaversie op te bouwen en trokken massaal geld uit bedrijven, wat de crisis nog verergerde. Dit is jammer, gezien het in feite enkel de excessen waren die tot crisissituaties hebben geleid. Risico nemen kan positief zijn, zolang het op een gecontroleerde en verantwoordelijke manier gebeurd. Om de economie te ondersteunen zullen banken risico’s moeten blijven nemen. Een economie kan immers niet voldoende groeien op een overwegend defensief kredietbeleid en traditionele spaargelden, maar heeft nood aan risicogedrag. Een lening aan een nieuw opgericht bedrijf houdt altijd een zeker risico in, maar kan potentieel een hoge meerwaarde creëren. Ook het systeem van effectisering is op zich niet slecht, het zijn de excessen die geleid hebben tot deze crisis. In de toekomst zal het een uitdaging worden om op een gecontroleerde, verantwoorde wijze risico’s te nemen zonder de economie zwaar te beschadigen. Hierbij zullen banken binnen een strak afgelijnd kader moeten opereren. Er komt een eeuw van gedisciplineerde innovatie. 762 Ik wil dus in mijn uitleiding oproepen tot een rationeler gebruik van risico’s, waarbij men niet elk risico dient te vermijden. Beleggers, banken en individuen hebben een cruciale rol te spelen in nieuwe projecten die misschien op het eerste zicht erg twijfelachtig zijn, maar die zonder de steun nooit kunnen uitgroeien tot volwaardige activiteiten. In onze maatschappij hebben we nog steeds nood aan durfkapitaal, dat een stuk van investeringsbanken en beleggers zal moeten komen. Ook commerciële banken zullen hierbij niet volledig de rem mogen zetten op kredietverlening. We streven hierbij naar een economie die kan groeien via een gecontroleerd, verantwoordelijk beleid.
762
ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, CFO Publishing LLC 2011, 16.
153
Afkortingen
G EBRUIKTE
AFKORTINGEN
ACP
Autorité de Contrôle Prudentiel
BBP
Bruto Binnenlands Product
BIS
Bank for International Settlements
CBF
Commissie voor het Bank- en Financiewezen
CBFA
Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen
CBKS
Centraal Bureau voor de Kleine Spaarder
CDO
Collatoralized Debt Obligation
CDS
Credit Default Swap
CDV
Controledienst voor de Verzekeringen
CFS
Comité voor Financiële Stabiliteit
CEBS
Committee of Europan Banking Supervisors
CEIOPS
Committee of European Insurance and Occupational Pensions supervisors
CESR
Committee of European Securities Regulators
CRD
Capital Requirements Directive
CSRSFI
Comité voor Systeemrisico’s en Systeemrelevante Financiële Instellingen
ESMA
European Securities and Markets Authority
EIOPA
European Insurance and Occupational Pension Authority
EBA
European Banking Authority
EBC
European Banking Committee
ECB
Europese Centrale Bank
EER
Europees Economische Ruimte
EFSF
Europees Stabilisatiefonds
EIOPC
European Insurance and Occupational Pensions Committee
ELA
Emergency Liquidity Agreement
ESCB
European System of Central Banks
ESFS
European System of Financial Supervisors
ESRB
European Systemic Risk Board
ETA
European Supervisory Authority
ESC
European Securities Committee
EU
Europese Unie
i
Afkortingen FED
Federal Reserve
FSA
Financial Security Assurance
FSB
Financial Stability Board
FSF
Financial Stability Forum
FSMA
Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten
IAS
International Accounting Standards
IASB
International Accounting Standards Board
ICBE
Instelling Voor Collectieve Belegging in Effecten
IFRS
International Financial Reporting Standards
IMF
Internationaal Monetair Fonds
LCR
Liquidity Coverage Ratio
MBS
Mortgage Backed Securities
NBB
Nationale Bank België
NINJA
No Income, No Job and (No) Assets
NSFR
Net Stable Funding Ratio
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
RPI
Royal Park Investments
VWEU
Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
ii
Bibliografie
B IBLIOGRAFIE 1. WETGEVING A. EUROPESE WETGEVING Verordeningen Verordening Nr. 839/2009, 15 september 2009 houdende wijziging van Verordening nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 39 betreft, Pb. L. 16 september 2009, afl. 244, 6. Verordening nr. 1060/2009, 16 september 2009 inzake ratingbureaus, Pb. L. 17 november 2009, afl. 302, 1. Verordening nr. 1092/2010, 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 1. Verordening nr. 1093/2010, 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 12. Verordening nr. 1094/2010, 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie , Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 48. Verordening nr. 1095/2010, 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie , Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 84. Verordening nr. 513/2011, 11 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, Pb. L 31 mei 2011, afl. 145, 30. Richtlijnen Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG, Pb. L. 30 december 1989, afl. 386, 1-13. Richtlijn 2001/24/EG Van het Europees parlement en de Raad van 4 april 2011 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen, Pb. L. 5 mei 2001, afl. 125, 13. Richtlijn 2006/48 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, Pb. L. 30 juni 2006, afl. 177, 1.
iii
Bibliografie
Richtlijn 2006/49 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, Pb. L. 30 juni 2006, afl. 177, 201. Richtlijn 2009/111/EG Van het Europees parlement en de Raad van 16 september 2009 wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer, Pb. L. 17 november 2009, afl. 302, 97. Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/Eg en 2006/49/Eg wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, Pb. L. 14 december 2010, afl. 329, 3. Handelingen van de commissie Aanbeveling van het Europees Comité voor Systeemrisico’s van 22 december 2011 inzake het macroprudentieel mandaat van nationale autoriteiten, Pub. C. 14 februari 2012, afl. 41, 1. Beschikking 2010/396/EG van 18 december 2008 betreffende steunmaatregel C 18/09 die België ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 51. Mededeling van de Commissie van 20 november 2007 met als titel “Evaluatie van de Lamfalussy-procedure – Bevorderen van de toezichtconvergentie”, COM(2007) 727. Mededeling van de Commissie van 3 december 2008 betreffende de herstructureringssteun ten behoeve van Fortis Bank en Fortis Banque Luxembourg, COM(2008) 8085. Mededeling van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen, COM(2008) 8259. Mededeling van de Commissie van 18 december 2008 betreffende de goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag, COM(2008) 8820. Mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 aan de Europese Voorjaarsraad, "Op weg naar Europees herstel", COM(2009) 114. Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht, COM(2009) 252. Mededeling van de Commissie van 1 december 2011 betreffende de toepassing vanaf 1 januari 2012 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis, COM(2011) 8744. Mededeling van de Commissie, Aide d'Etat SA33751 (2011/C ex 2011/N) – Belgique Dexia S.A. - Rachat de Dexia Banque Belgique par l'Etat belge, COM(2011) 7468.
iv
Bibliografie
Mededeling van de Commissie van 1 december 2011 betreffende de toepassing vanaf 1 januari 2012 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis”, COM(2011) 8744. Verslag van de Commissie betreft de noodsteun ten behoeven van Dexia in de vorm van garanties voor verplichtingen en liquidity assistance, COM(2008) 7338. Verslag van de Commissie betreft “the extension of the Member State’s guarantee for Dexia bonds”, COM(2009) 8469. Verslag van de Commissie betreft “State Aid Scoreboard”, COM(2011) 848. Voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, COM(2011) 452. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011 betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsonderneming in een financieel conglomeraat, COM(2011) 453, 171. B. BELGISCHE WETGEVING Wetten Wet van 27 maart 1957 betreffende de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en tot wijziging van het Wetboek der zegelrechten en het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taxes, BS 13 april 1957, 2614. Wet van 30 juni 1975 betreffende het statuut van de banken, de private spaarkassen en bepaalde andere financiële instellingen, BS 2 augustus 1975, 9471. Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 29 juli 1975, 9267. Wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, BS 22 december 1990, 23800.
v
Bibliografie
Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, BS 19 april 1993, 8650. Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 4 september 2002, 39121. Wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, BS 28 april 2006, 22598. Wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, BS 16 maart 2009, 22323. Wet van 2 juni 2010 tot aanvulling, wat de verhaalmiddelen betreft, van de wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, BS 14 juni 2010, 37072. Wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank -en financiële sector, BS 14 juni 2010, 37063. Wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en van de wet van 22 februari 19989 to vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en houdende diverse bepalingen, BS 28 september 2010, 59140. Wet van 28 juli 2011 tot omzetting van diverse richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen, BS 31 augustus 2011, 55650. Koninklijke Besluiten KB nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, BS 10 juli 1935, 4362. KB van 25 maart 2003 tot uitvoering van art. 45 §2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 31 maart 2003, 16235. KB van 14 april 2009 tot toekenning van een staatswaarborg aan bepaalde operaties in verband met de redding van Fortis, BS 21 april 2009, 32110. KB van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, BS 9 maart 2011, 15623. KB van 22 februari 2011 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 8 februari 2011 aangaande het beloningsbeleid van financiële instellingen, BS 2 maart 2011, 14462. Circulaires CBFA, Circulaire D1 97/9 aan de kredietinstellingen, 18 december 1997. CSRSFI, Circulaire aan de systeemrelevante financiële instellingen, 26 oktober 2010.
vi
Bibliografie
2. RAPPORTEN EN VOORBEREIDENDE WERKEN A. INTERNATIONAAL (INCL. STANDAARDEN) BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 68 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity risk measurement, standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 44 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “History of the Basel Committee and its Membership”, Bank for International Settlements, 2009, 8 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for International Settlements, 2004, 251 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Overview of the new Basel Capital accord”, Bank for International Settlements, 2001, 37 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Pillar 2 (supervisory review process)”, Bank for International Settlements, 2001, 14 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Progress report on Basel III implementation”, Bank for International Settlements, 2012, 10 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Revisions to the Basel II market risk framework”, Bank for International Settlements, 2009, 29 p. BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Supervisory lessons to be drawn from the Asian crisis”, BCBS Working Papers, 1999, 63 p. BIS, IMF en FSB, “Guidance to Assess the Systemic Importance of Financial Institutions”, 28 oktober 2009, 27 p. FINANCIAL STABILITY FORUM, “FSF Principles for Cross-border Cooperation on Crisis Management”, 2 april 2009, 4 p. FINANCIAL STABILITY BOARD, “Financial Stability Board Charter”, 25 september 2009, 11 p. FINANCIAL STABILITY BOARD, “Thematic Review on Compensation, Peer review report,” 30 maart 2010, 37 p. FINANCIAL STABILITY BOARD, “Progress since the St Andrews meeting in Implementing the G20 Recommendations for Strengthening Financial Stability”, 19 april 2010, 33 p. FINANCIAL STABILITY BOARD, “2011 Thematic Review on Compensation, Peer review report”, 7 oktober 2011, 86 p.
vii
Bibliografie
INTERNATIONAL MONETARY FUND, “Global Financial Stability Report”, april 2012, 192 p. B. EUROPEES Report of the High-level group on financial supervision in the EU, 25 februari 2009, 85 p. Final report of the committee of wise men on the regulation of the European Securities Markets, 15 Februari 2001, 1155 p. CEBS, “Aggregate outcome of the 2010 EU wide stress test exercise”, 23 juli 2010, 55 p. EBA, “2011 EU-Wide stress test: aggregate report”, 15 juli 2011, 39 p. ECB, “Monthly Bulletin”, Maart 2012, 122 p. ECB, “Monthly Bulletin”, April 2012, 212 p. C. BELGISCH Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1988 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer 2009-10, nr. 2408/001. Wetsvoorstel tot opsplitsing van de bankactiviteiten, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1. Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 20 p. Hoog Comité voor een nieuwe financiële architectuur, “Tussentijds rapport”, 23 februari 2009, 41 p. Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 61 p. Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 605 p. Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 421 p.
viii
Bibliografie
3. RECHTSPRAAK HvJ 13 juni 1958, zaak 9/56, Meroni v. High Authority, Jur. 1958, 133. Brussel, 12 december 2008, F-20081212-1, www.juridat.be. Cass. 19 februari 2010, nr. AR. F-20100219-1, www.juridat.be. GwH 23 juni 2011, nr. 115/2011, B.13, www.const-court.be/public/n/2011/2011-115n.pdf.
4. RECHTSLEER A. BOEKEN BELLON, K., Bank en beurs binnenstebuiten, Antwerpen, De Boeck, 2009, 224 p. BEULENS, F. en VAN DEN BROECK, J., Financieel-institutionele analyse van de Belgische beursgenoteerde spoorwegsector 1836-1957, Antwerpen, Garant, 2004, 454 p. BOOTS, M.P. en SCHOENMAKER, D., “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: BUSCH, D., DOORENBOS, D.R., LEMMERS, N., MAATMAN, R.H., NIEUWE WEME, M.P. en RANK; W.A.K. (eds), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 693 p. BYTTEBIER, K., Handboek financieel recht, I, Antwerpen, Kluwer, 2001, 1200 p. BUYST, E., MAES, I., PLUYM, W. en DANNEEL, M., De bank, de frank en de euro: anderhalve eeuw Nationale Bank van België, Tielt, Lannoo, 2005, 295 p. DEBELS, T., De ondergang van Fortis, Antwerpen, Houtekiet, 2009, 184 p. DESAI, P., From financial crisis to global recovery, New York, Columbia University Press, 2011, 272 p. DECAN H., DE KLERCK, S., DIELTIËNS, E., FRANCK, T., GHEYSENS, L., HUYGHEBAERT, N., JANSSEN, J., KEULENEER, L., VAN CAMPENOUT, G., VAN HULLE, C. en VAN UYTBERGEN, S., Financieel management, een casestudieboek,,Amsterdam, Pearson Education Benelux, 2006, 156 p. EVANOFF, D.D., KAUFMAN G.G. en LABROSSE, J.R., International financial instability: global banking and national regulation, Signapore, World Scientific Publishing, 2007, 479 p. HEIRBAUT, D., Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht in België, Gent, Academia Press, 2009, 160 p. GOODHART, C., The regulatory Response to the Financial Crisis, Gheltenham, Edward Elgar Publishing, 2009, 151 p.
ix
Bibliografie
KALSE, E. en VAN LENT, D., Bankroet: hoe bankiers ons in de ergste crisis sinds de Grote Depressie stortten, Amsterdam, Prometheus, 2009, 351 p. MAYES, D.G en WOOD, G.E., The structure of Financial Regulation, Oxon, Routledge, 2007, 439 p. MICHIELSEN, S. en SEPHINA, M., Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo, 2009, 320 p. NOELS, G., Econoshock, Antwerpen, Houtekiet, 2008, 280 p. REINHART, C.M en ROGOFF, K. S., This time is different, New Jersey, Princeton University Press, 2009, 512 p. RICHARDSON, M en WHITE, L.J., “The rating agencies: is Regulation the answer?” in ACHARYA, V.V. en RICHARDSON, M., Restoring Financial Stability: How to repair a failed System, New Jersey, John Wiley & Sons, 2009, 416 p. ROTH, W-H., “General introduction to the second banking directive and the proposal for a directive on investment services”, in STUYCK, J. en BÖMKE N., Financial and monetary Integration in the European Economic community: legal, institutional and economic aspects, Antwerpen, Kluwer law international, 1993, 121 p. SCHILTZ, H., en LEYSEN, R., Inleiding tot de financiële wetgeving, Antwerpen, Kluwer, 1988, 189 p. SCHOENMAKER, D., “Financial Supervision in the EU” in CAPRIO, G. (ed.), Encyclopedia of Financial Globalization, Amsterdam, Elsevier, 2012, onuitgegeven. SCHOORS, K., De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. SINN, H-W., Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 304 p. AMERONGEN, B., LINDEIJER E. en PRUNTEL J.R., Derivaten: markten en beleid, Serie Bank- en Effectenbedrijf 1997, afl. 39, 212 p. VAN
VAN DEN SPIEGEL, F., “waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 961 – 974 p. R., en DE JONGHE, O., ”Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1149 p. VANDER VENNET, RECHT
VAN DER
ZWET, A., Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999,
115 p.
x
Bibliografie
EWIJK, C., en TEULINGS, C., De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 247 p. VAN
“The Banque National de Belgique and the Belgian economy in the Twentieth Century” in DE ROSA, L. (ed.), International Banking and Financial Systems: Evolution and Stability, Ashgate, 2003, 288 p. VAN HENTENRYK, G.K.,
VAN ‘T WESTEINDE, M.G., “Solvabiliteitsvereisten onder de wet op het financieel toezicht en de implementatie van het Bazel 2 akkoord” in BUSCH, D., DOORENBOS, D.R., LEMMERS, MAATMAN, R.H., NIEUWE WEME, M.P. en RANK, W.A.K., Onderneming en financieel toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 692 p. VERHOFSTADT, G., De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 222 p. WULF-HENNING, R., “General introduction to the second banking directive and the proposal for a directive on investment services”, in STUYCK, J., Financial and monetary Integration in the European Economic community: legal, institutional and economic aspects., Antwerpen, Kluwer law international, 1993, 121 p. WYMEERSCH, E., “Aspecten van toezicht op het Financieel Bestel”, in TISON, M., VAN ACKERE, C. en CERFONTAINE J., Financiële regulering: op zoek naar nieuwe evenwichten, II, Antwerpen, Intersentia, 2003, 520 p. YSEBAERT, C. en ASSELBERGHS, L., Politiek zakboekje 2010: Instellingen, Mechelen, Kluwer, 2010, 805 p. B. TIJDSCHRIFTEN ANDRE-DUMONT, A-P., BUYLE, J-P. en VAN DER MOSEN, D., “Twin peaks: De hervorming van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector in België”, Banking & Finance, 28 september 2010, 12 p. www.philippelaw.com. AVGOULEAS, E., GOODHART, C. en SCHOENMAKER, D., “Bank Resolution Plans as a catalyst for global financial reform”, Journal of Financial Stability, 2012, onuitg. http://personal.vu.nl/d.schoenmaker/Resolution%20Plans%20(JFS%20version).pdf. BALLEGEER, D., “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin.2011, 147-168. BARNEVELD,J., “Kapitaal is niet duur”, Ondernemingsrecht 2011, 19. BJORKLAND, M., “The Scope of the general good notion in the second EC Banking directive according to recent case-law”, Euro Business Law Review 1998, 277-243. BONTE, R., “De financiële crisis: lessen vanuit het banktoezicht”, Bank. Fin. 2009, 112-116. BONTE, R., “De nieuwe internationale normen inzake financiële verslaggeving (IFRS) van uit het perspectief van het banktoezicht, Bank. Fin. 2004, 382 – 387.
xi
Bibliografie
BUYST, E. en MAES, I., “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 23 28. BUYST, E. en MAES, I., “Financiële regelgeving en supervisie in België (1830-2005)”, Kwartaalschrift Economie 2008, 393-412. CHESINI, G., “The new Basle accord: Trends in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank. Fin. 2001, 460-468. COENE, L., “10 Years of EMU: What is the Role of National Central Banks Today?”, Bank. Fin. 2008, 243-245. DEBACKER, K. en VANDE KEYBUS, L., “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”, Sampol 2011, afl. 9, 15-23. DEMBOUR, P., “Some Banking Sector Concerns with regard to IAS 39”, Bank. Fin 2004, 40 – 44. FAHEY, E., “Does the emperor have financial crisis clothes? Reflections on the legal basis of the European Banking Authority”, The Modern law review 2011, 581-595. HANCKE, P., “Het Belgische bankwezen 1945-1968: feiten en tendensen”, Bank. Fin. 2006, 718-741. HENAU, B., “Het bank en verzekeringswezen in Antwerpen tijdens het interbellum”, Tijdschrift voor Economie en Management 1990, 329-359. HULPIAU, S., LIERMAN, F., en VERMAUT, J., “Solvabiliteit en rendabiliteit van het Belgisch financiewezen 1970 - 2010”, Bank. Fin. 2011, 430-475. KILLEMAES, D., “Fortis & Co ontsnappen nipt aan het kapblok”, Trends Opinie, 22 augustus 2008, http://trends.knack.be. LIERMAN, F., “Belgisch EU-voorzitterschap gewikt op jaarlijkse studiedag Financieel Forum”, Bank. Fin. 2002, 79. LAPORTE,
J., “Charles de Brouckiere”, Vlaamse Stam 2000, afl. 3, 121-130.
LAUWERS, K., “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, afl. 9, 16-17. MARTIN, D., SABA, O. en ALONA, F., “European Responses to the Financial Crisis”, Bank. Fin. 2009, 187-210. PEERAER, M., “Introductie van de IAS/IFRS binnen de financiële sector: een combinatie van boekhoud- en rapporteringsprocessing, Bank. Fin.2003, 142-151. PIETERS, M., “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische financiële sector”, Bank. Fin. 2011, 291-299.
xii
Bibliografie
PAUWELS, S., “Herstelmaatregelen bij financiële instellingen”, Bank. Fin. 2010, 268- 273. QUADEN, G., “Basel III and Beyond”, Bank. Fin. 2010, 471-476. SCHOENMAKER, D., “Internationale bankregulering”, Economische statische berichten 1992, nr.3868, 691-695. SCHOORS, K., “De financiële aardbeving van de eeuw”, sampol 2011, afl. 10, 62-72. TAYLOR, M., “Bad bank, good idea”, Financial World 2008, 45-47., www.financialworld.co.uk. TRICHET, J-C., “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin. 2010, 462 – 465. TUMPEL-GUGERELL, G., “Priorities of the Belgian Presidency of the EU for the Financial Services Area”, Bank. Fin. 2010, 468-470. VAN CAUTER, L., “De FSMA en de bescherming van de financiële consument”, Bank. Fin.2011, 267-272. VAN LANDEGHEM, K., “Regulering van het beloningsbeleid van financiële instellingen", Bank. Fin. 2011, 327-346. VANDER VENNET, R., "Een nieuw paradigma voor een moderne banksector", Bank. Fin. 2009, 359-368. VAN ROSSUM, A., “Financiële sector is geen rustig kabbelend beekje”, Bank. Fin. 2002, 75- 78. VERVISCH, B., “Basel I en II en de impact op het kredietbeleid van de banken t.o.v. ondernemingen”, Accountants & Co 2007, 3. VERWEIRE, K. en VAN DEN BERGHE, L., “De toekomst van bancassurance in België”, Bank. Fin. 2001, 135-139. WYMEERSCH , E., ‘De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 205218.
5. PAPERS ALFORD, D., “Supervisory colleges: the global financial crisis and improving international supervisory coordination”, University of South Carolina, School of law, 2010, 32 p. www.law.emory.edu/ . ALGOET, O., “Bankcrisis anno 2010 : wat met het banktoezicht in de toekomst?”, licentiescriptie rechten, UGent, 2009-10, 155 p. www.lib.ugent.be. AVDJIEV, S., UPPER, C., en VON KLEISt, K., “Highlights of international banking and financial market activity”, Bis Quarterly Review, 2010, 28 p. www.bis.org.
xiii
Bibliografie
AVGOULEAS A., GOODHART, C. en SCHOENMAKER, D., “Living Wills as a Catalyst for action”, 2010, 18 p. http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/10/10-09.pdf. BARTH, J.R., CAPRIO, G. en LEVINE, R., “Bank Regulation and Supervision: What Works Best?”, Bank for International Settlements, 2002, 47 p. www.bis.org/bcbs/events/b2ealev.pdf. BEBCHUK, L., COHEN A. en SPAMANN, H., “The Wages of Failure: Executive Compensation at Bear Stearns and Lehman 200-2008”, Harvard Law and Economics Discussion paper No. 657, 2009, 29 p. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1513522. BECK, T., COYLE, D., DEWATRIPONT, M., FREIXAS X. en SEABRIGHT, P., “Bailing out the Banks: Reconciling Stability and Competition: An analysis of state-supported schemes for financial institutions”, Centre for Economic Policy Research, 2010, 92 p. www.cepr.org. BUYST, E. en MAES, I., “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (18302005)”, Working Paper Bank of Greece, 2008, 34 p. www.bankofgreece.gr/BogEkdoseis/Paper200877.pdf. CERVEKKATU, E. en F IORITI, E., “Financial Supervision in EU Countries”, University of Bologna, 2007, 16 p. www.efmaefm.org. CHENG, I-H, HONG, H en SCHEINKMAN, J., “Yesterday’s heroes: compensation and creative risk-taking, NBER working paper series, 2010, 47 p. www.princeton.edu/~joses/wp/yesterday.pdf. DE MEYER, T., “Fusies in de Belgische Banksector: een nieuw-industrieel-economische benadering”, licentiescriptie economische wetenschappen UGent, 2001-02. www.lib.ugent.be. DRAGHI, M., “Re-establishment of the FSF as the Financial Stability Board”, 3 p. www.financialstabilityboard.org/publications/r_090402.pdf. ELLIOT, D., “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 17 p. www.brookings.edu/papers/2009/0129_banks_elliott.aspx. ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, CFO Publishing, 2011, 20 p. www.ey.com. EUBANKS, W., “The Status of the Basel III Capital Adequacy Accord”, CRS Report for Congress, 2010, 13 p. www.fas.org/sgp/crs/misc/R41467.pdf. EUROPEAN BANKING FEDERATION, “International Colleges of Supervisors and Global European Bank”, Brussel, 2009, 20 p. www.ebf-fbe.eu/. FEBELFIN, “Bankenheffing – Sectoralternatief“, Position Paper, 2 p. www.febelfin.be.
xiv
Bibliografie
FITZGERALD, S., “Reform of Financial Supervision in Europe”, Institute of Internal and European Affairs, 2009, 27 p. www.iiea.com/publications/the-reform-of-financial-supervision-in-europe. LAEVEN, L. en VALENCIA, F., “Systemic Banking Crises: A New Database”, IMF Working paper, 2008, 78 p. www.imf.org/external/pubs/ft/wp/2008/wp08224.pdf. LAEVEN, L. en VALENCIA, F., “Resolution of Banking Crisis: The Good, the Bad, and the Ugly”, IMF Working paper, 2010, 35 p. www.imf.org/external/pubs/ft/wp/2010/wp10146.pdf. LANNOO, K.,“The Eu’s Response to the Financial Crisis: a Mid-Term Review”, CEPS Policy Brief, No. 241, 2011, 12 p. www.ceps.eu. LLEWELLYN, D.T., “The global banking crisis and the post-crisis banking and regulatory scenario”, University of Amsterdam: Research Papers in Corporate Finance, 2010, 119 p. http://icffr.org/getdoc/9cdc391f-5d9b-4271-aaab-6c1eda54149f/David-Llewellyn---The-GlobalBanking-Crisis-and-th.aspx. LOMBARDI, D., “The governance of the Financial Stability Board”, Brookings Institution, 2011, 24 p. www.brookings.edu/papers/2011/0923_financial_stability_board_lombardi.aspx. MACEY, J. R., “Are bad banks the solution to a banking crisis?”, SNS Occasional Paper, Nr 82, 1999, 43 p. www.docstoc.com/docs/37731705/Are-Bad-Banks-the-Solution-to-a-Banking-Crisis. MOODY’S, “Basel II – 2009 enhancements / Basel 2.5”, 2011, 1 p. www.moodysanalytics.com. SANTOMERO, A.M en HOFFMAN, P., “Problem Bank Resolution: Evaluating the options”, Financial Institutions center University of Pennsylvania, 1998, 33 p., http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/98/9805.pdf. SMOLDERS, N., “Impact van de nieuwe kapitaalvoorstellen uit Bazel”, Rabobank, 2010, 4 p. www.rabobank.com. SMOLDERS, N., “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 4 p. www.rabobank.com. SCHÄFER, D. en ZIMMERMAN, K., “Bad Bank(s) and Recapitalization of the Banking Sector”, IZA Policy Paper series, Nr. 10, 2009, 29 p. http://ftp.iza.org/pp10.pdf. SCHICH, S. en KIM, B-H., “Systemic Financial Crises: Hof to Fund Resolution”, OECD Journal: Financial Market Trends, 2010, 34 p. www.oecd.org/dataoecd/16/16/46681329.pdf. SCHNABEL, I. en HAKENES, H., “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI Bonn, 2012, 36 p. www.financial.economics.uni-mainz.de/Dateien/DP8852.pdf. SCHOENMAKER, D. “Banking Supervision and Resolution: The European Dimension”, DSF Policy Paper, nr. 19, 2012, 14 p. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1982168.
xv
Bibliografie
SHLEIFER A. en VISHNY, R., “Fire Sales in Finance and Macroeconomics”, Journal of Economic Perspectives, Volume 25, Number 1, 2011, 29-48. www.economics.harvard.edu/faculty/shleifer/files/fire_sales_jep_final.pdf. SPONG, K., “Banking regulation: its purposes, implementation and affects”, Federal Reserve Bank of Kansas City, 2000, 277 p. www.kc.frb.org/publicat/bankingregulation/RegsBook2000.pdf. VAN DE CLOOT, I., “Een bad bank, een goed idee?”, Itinera institute nota, 2009, 3 p. www.itinerainstitute.org. VERHELST, S., “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 64 p. www.egmontinstitute.be/paperegm/ep44.pdf. WYMEERSCH, E., “The institutional reforms of the European Financial Supervisory System, an interim report”, Working Paper Series Financial Law Institute Ghent, 2010, 22 p. www.law.ugent.be/fli/wps/showwps.php?wpsid=167. X, “De EU: werking van de instituties” in VNO-NCW, “Rondje Europa: de krachtproef van de kredietcrisis”, VNO-NCW, 2009, 127 p. www.vno-ncw.nl/SiteCollectionDocuments/Cmsdocs/broc232.pdf. X, “Reform of EU financial regulation and supervision”, Herbert Smith, 2009, 4 p. www.herbertsmith.com. X, “Turner Review Conference Discussion Paper”, Financial Services Authority, 2009, 41 p. www.fsa.gov.uk/.
6. Jaarverslagen CBF, Jaarverslag 1996-1997, 372 p., www.fsma.be. CBF, Jaarverslag 1997-1998, 414 p., www.fsma.be. CBF, Jaarverslag 1998-1999, 243 p., www.fsma.be. CBFA, Jaarverslag 2000-2001, 148 p., www.fsma.be. CBFA, Jaarverslag 2004, 115 p., www.fsma.be. CBFA, Jaarverslag 2007, 127 p., www.fsma.be. CBFA, Jaarverslag 2008-2009, 119 p., www.fsma.be. CBFA, Verslag van het directiecomité 2007, 98 p., www.fsma.be. CBFA, Verslag van het directiecomité 2008-2009, 119 p., www.fsma.be. DEXIA, Jaarverslag 2008, 259 p., www.dexia.com. DEXIA, Jaarverslag 2009, 240 p., www.dexia.com. DEXIA, Jaarverslag 2010, 262 p., www.dexia.com. DEXIA, Jaarverslag 2011, 252 p., www.dexia.com. xvi
Bibliografie
FEBELFIN, Jaarverslag 2009, 38, 177 p., www.febelfin.be. FORTIS, Jaaroverzicht 2007, 98 p.,www.ageas.com. FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 62 p. www.ageas.com. KBC, Kwartaalrapport 3kw2008, 27 p., www.kbc.com. KBC, Jaarverslag 2008, 147 p., www.kbc.com. KBC, Jaarverslag 2009, 148 p., www.kbc.com. KBC, Jaarverslag 2010, 196 p., www.kbc.com. KBC, Jaarverslag 2011, 196 p., www.kbc.com. NBB, Financial Stability Review 2008, 172 p., www.nbb.be. NBB, Financial Stability Review 2009, 169 p., www.nbb.be. NBB, Financial Stability Review 2010, 175 p., www.nbb.be. NBB, Financial stability review 2011, 132 p., www.nbb.be. SVERIGES RISKBANK, Financial Stability Report 2011, 29 p., www.riskbank.se.
7. Persberichten FORTIS FORTIS, “Gezamenlijk bericht Fortis, Royal Bank of Scotland en Santander”, 13 april 2007, persbericht, www.ageas.com/. FORTIS, “Meerderheid van de aandeelhouders van Fortis vóór bod op ABN AMRO en kapitaaluitbreiding”, 6 augustus 2007, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Aankondiging”, 21 september 2007, persbericht, www.ageas.com. FORTIS “Fortis verheugd over goedkeuring van de Europese commissie”, 3 oktober 2007, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Fortis meldt goede vooruitgang bij integratie van ABN Amro”, 22 mei 2008, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Fortis , ABN AMRO en Deutsche bank komen verkoop overeen van onderdelen van ABN AMRO’s BU Nederland”, 2 juli 2008, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Belgische, Luxemburgse en Nederlandse overheid investeren EUR 11,2 miljard in Fortis”, 29 september 2008, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Fortis bevestigt verkoop bancaire en Belgische verzekeringsactiviteiten”, 6 oktober 2008, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Verklaring Fortis inzake arrest Hof van Beroep van Brussel”, 15 december 2008, persbericht, www.ageas.com.
xvii
Bibliografie
FORTIS, “Financiële update”, 22 januari 2009, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Fortis SA/NV van 11 februari 2009”, 11 februari 2009, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Fortis holding, BNP Paribas, Fortis Bank en de Belgische Staat bereiken overeenstemming over financieringsarrangement voor special purpose vehicle Royal Park Investments”, 26 april 2009, persbericht, www.ageas.com. FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders van Fortis op 28 en 29 april 2009”, 29 april 2009, persbericht, www.ageas.com. DEXIA DEXIA, “Gemeenschappelijke mededeling van de Franse, Belgische en Luxemburgse regeringen over Dexia”, 9 oktober 2008, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Dexia rondt de verkoop van de FSA Holdings Ltd aan Assured Guaranty Ltd. Af”, 1 juli 2009, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Verlenging met één jaar van de staatswaarborg op de uitgiften van Dexia”, 18 september 2009, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Mededeling”, 3 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Schorsing van het Dexia-aandeel op vraag van FSMA”, 6 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Start van exclusieve onderhandelingen voor de verkoop van Dexia Banque Internationale à Luxembourg”, 6 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DEXIA: “De Belgische, Franse en Luxemburgse nationale overheden verlenen Dexia aanzienlijke steun bij de implementatie van het herstructureringsplan dat op 4 oktober werd bekendgemaakt”, 10 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Principeovereenkomst voer de toekomst van de financiering van de Franse lokale openbare sector”, 10 februari 2012, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Jaarresultaten 2011 van Dexia en stand van zaken van het herstructureringsproces van de Groep”, 23 februari 2012, persbericht, www.dexia.com. DEXIA, “Dexia Bank België wordt Belfius Bank & Verzekeringen”, 1 maart 2012, persbericht, www.dexia.com. KBC KBC, “KBC neemt krachtige maatregelen om volatiliteit van toekomstige resultaten te verminderen en licht proactief voorlopige resultaten over derde kwartaal toe”, 15 oktober 2008, persbericht, www.kbc.be.
xviii
Bibliografie
KBC, “KBC versterkt huidige stevige financiële positie”, 27 oktober 2008, persbericht, www.kbc.be. KBC, “KBC verstrekt update van blootstelling aan gestructureerde kredietproducten en geeft krachtlijnen van 4Q 2008”, 22 januari 2009, persbericht, www.kbc.be. KBC, “KBC vraagt schorsing aandeel”, 13 mei 2009, persbericht, www.kbc.be. KBC, “Resultaten KBC Groep NV, eerste kwartaal 2009”, 14 mei 2009, persbericht, www.kbc.be. KBC, “KBC bereikt nu reeds 9% Core Tier-1 limiet in de EBA kapitaalbuffertoetsing”, 8 december 2011, persbericht, www.kbc.be. KBC, “Resultaten 4de kwartaal en boekjaar 2011 KBC groep”, 9 februari 2012, persbericht, www.kbc.be. ANDERE CEBS, “CEBS’s statement on key features of the extended EU-wide stress test”, 7 juli 2010, persbericht, www.eba.europa.eu. DNB, “Deelnemende Nederlandse banken doorstaan de Europese stresstest goed”, 15 juli 2011, persbericht, www.dnb.nl. EBA, “Results of the 2011 EU-wide stress test”, 15 juli 2011, persbericht, http://stress-test.eba.europa.eu. ECB, “ECB announces measures to support bank lending and money market activity”, 8 december 2011, persbericht, http://www.ecb.int/press/. ERNST & YOUNG, “Belgische banken stellen minder leningen in het vooruitzicht”, 21 maart 2012, persbericht, www.ey.com/BE/en/Newsroom/News-releases/Belgische-banken. FSMA, “FSMA past regels inzake short selling aan”, 13 februari 2012, persbericht, www.fsma.be. ITINERA INSTITUTE, “Van #NoGov naar #GoodGov”, 25 oktober 2011, persbericht, www.itinerainstitute.org. Persmededeling van de Commissie, IP/08/1679, 11 November 2008. Persmededeling Commissie, IP/08/1745, 20 november 2008. Persmededeling van de Commissie, IP/11/915, 20 juli 2011. Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011. Persmededeling van de Commissie, IP/11/1487, 1 december 2011. Persmededeling van de Commissie, IP/11/1592, 21 december 2011.
xix
Bibliografie
8. Divers 2007 DE STANDAARD, “Fortis dichter bij ABN Amro”, 7 augustus 2007. DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007. DE TIJD, “Brussels fiscaal paradijs verovert de wereld”, 21 augustus 2007. DE TIJD, “Driemaal doffe ellende, één keer euforie”, 22 augustus 2007. DE STANDAARD, “Combinatie Fortis/ABN Amro wordt Europees zwaargewicht”, 9 oktober 2007. 2008 DE STANDAARD, “Fortis heeft moeite met verkoop ABN Amro-onderdelen”, 15 juni 2008. DE STANDAARD, “Fortis minder waard dan overgenomen stuk ABN Amro”, 26 juni 2008. DE STANDAARD, “Fortis verkoopt delen ABN Amro aan Deutsche Bank”, 2 juli 2008. 2009 BLOOMBERG, “Volcker Urges Dividing Investment, Commercial Banks”, 6 maart 2009, www.bloomberg.com. KNACK, “Duplat (ex-CBFA) voorstander nationalisering NBB”, 16 oktober 2009, http://trends.knack.be. 2010 NEW YORK TIMES, “French and Germans Most Exposed in euro debt crisis”, 14 Juni 2010. KNACK, “Argenta voert strijd tegen bankentaks”, 1 juli 2010, http://trends.knack.be. DE STANDAARD, “Zijn onze banken echt stressbestendig?”, 2 juli 2010. NEW YORK TIMES, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, 8 juli 2010. THE FINANCIAL TIMES, “Healthy banking system is the goal, not profitable banks”, 9 november 2010. BLOOMBERG, “Banks in Europe May Win EU Exemption From Basel Leverage Ratio”, 17 november 2010, www.bloomberg.com. DE TIJD, “Banken krijgen tijd voor nieuwe regels over liquiditeit”, 20 oktober 2010. 2011 DE TIJD, “Banken moeten bufferen bij zeepbel”, 12 januari 2011. DE TIJD, “Banken komen onder twee toezichthouders”, 10 maart 2011. REUTERS, “New accounting rule would ease Greek pain: IASB”, 5 juli 2011, www.reuters.com. DE STANDAARD, “21 banken zakken voor strengere stresstest ABN Amro”, 18 Juli 2011. KNACK, “Bankenprobleem blijft bestaan na stresstest”, 19 juli 2011. DE STANDAARD, “Miljardeneisen voor banken”, 22 juli 2011. DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011. DE STANDAARD, “Overnames en financiële innovatie”, 8 oktober 2011.
xx
Bibliografie
DE STANDAARD, “Dexia was geen bank, maar een hedge fund”, 10 oktober 2011. DE STANDAARD, “Wat doet de bank met mijn geld?”, 12 oktober 2011. KNACK, “Luc Coene: De communicatie over de stresstest van Dexia was niet echt correct”, 14 oktober 2011. DE STANDAARD, “Europa keurt nationalisering Dexia Bank voorlopig goed”, 17 oktober 2011. DE STANDAARD, “Dexia sloeg waarschuwingen in de wind”, 20 oktober 2011. DE STANDAARD, “Dexia Frankrijk was tikkende tijdbom”, 20 oktober 2011. DE STANDAARD, “De val van Dexia”, 20 oktober 2011. L’ EXPRESS, “Le régulateur français avait alerté Dexia dès août 2010”, 20 oktober 2011. DE STANDAARD, “Dexia hield er ‘onorthodoxe’ financieringsmethoden op na”, 21 oktober 2011. DE STANDAARD, “Wil de schuldige opstaan?” 22 oktober 2011. DE STANDAARD, “Eurotop: de beslissingen op een rij”, 27 oktober 2011. DE STANDAARD, “Acht vragen over Dexia”, 29 oktober 2011. DE TIJD, “Bad bank Fortis gaat naar winstgroei”, 2 november 2011. D. STRUYVEN, “Bonussen, beter, best?”, 15 november 2011, www.econoschock.be. DE STANDAARD, “Nederlandse toezichthouder waarschuwde Fortis voor overname ABN Amro”, 25 november 2011. DE STANDAARD, “Risicobanken betalen meer bankentaks”, 15 december 2011. DE STANDAARD, “Een nieuw wapen tegen de schuldencrisis”, 22 december 2011. 2012 DE STANDAARD, “Dexia ligt nog aan noodinfuus ECB”, 18 januari 2012. DE STANDAARD, “Bankdeposito’s bij ECB blijven oplopen”, 18 januari 2012. DE STANDAARD, “Kapitaalverhoging Dexia wekte ongerustheid op”, 20 januari 2012. DE MORGEN, “Ook België voor taks op financiële transacties, 8 februari 2012. KNACK, “Enkel goedkope staatswaarborg kan Dexia nog recht houden”, 23 februari 2012. DE STANDAARD, “Banken tanken 529,5 miljard euro bij Europese centrale bank”, 1 maart 2012. DE STANDAARD, “Mario Draghi onder vuur”, 2 maart 2012, 44. DE STANDAARD, “In de kijker: Max Jadot”, 2 maart 2012, 37. DE STANDAARD, “Grieks faillissement afgewend”, 9 maart 2012. DE STANDAARD, “Griekse schuldherschikking is een succes”, 10 maart 2012. DE STANDAARD, “Het Drama van Dexia”, 17 maart 2012. DE TIJD, “Belgische banken op de rem voor leningen”, 21 maart 2012. DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012. DE TIJD, “ECB houdt Spaanse banken overeind”, 13 april 2012. DE TIJD, “Kredietaanbod slinkt 500 miljard”, 19 april 2012. DE STANDAARD, “Europees parlement spreekt zich uit voor financiële transactietaks”, 25 april 2012.
xxi
Bibliografie
9. Websites: The Crisis of Credit visualized, http://crisisofcredit.com. Legal Structure Royal Park Investments, www.royalparkinvestments.com. Federal housing Finance Agency, www.fhfa.gov/webfiles/23063/MonthlyHPI12512F.pdf. Federal Deposit Insurance Corporation, Failed Bank List, www.fdic.gov. Financial Stability Board, www.financialstabilityboard.org. www.europa-nu.nl. www.toezicht.dnb.nl. www.ifrs.org.
xxii
Bijlage 1
BIJLAGE 1: O RGANEN VAN DE ESA’ S A. R ECH TS S TATUS De ESA’s zijn communautaire organen met rechtspersoonlijkheid en vormen het centraal element van het ESFS. Ze genieten in elke lidstaat van de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Zo kunnen ze onder meer roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden of in rechte optreden. 763 B. O RG ANEN Voor elke ESA op zich: De raad van toezichthouders vormt het belangrijkste besluitvormingsorgaan van elke ESA. Ze is samengesteld uit de hoofden van de desbetreffende nationale toezichthouders samen met de voorzitter van de ESA. Als aanvulling bevat ze nog een vertegenwoordiger van de Commissie, de ECB, het ESRB en een vertegenwoordiger van elke van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten. Deze vertegenwoordigers hebben geen stemrecht. 764 De voorzitter leidt de vergaderingen en vertegenwoordigt de autoriteit. Een uitvoerend directeur oefent het dagelijks bestuur van de autoriteit uit.765 De raad van bestuur zorgt voor de correcte vervulling van de opdrachten van de ESA. Ze stelt onder meer het werkprogramma en het reglement van orde op. Daarnaast speelt ze een centrale rol in de vaststelling van de begroting. Ze is samengesteld uit de voorzitter van de ESA en zes andere leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders werden gekozen. 766 De uitvoerend directeur kan de bijeenkomsten van de raad van bestuur bijwonen, maar is evenals de vertegenwoordiger van de Commissie niet stemgerechtigd.767 De ESA wordt vertegenwoordigd door een voltijdse, onafhankelijke voorzitter. Deze persoon is verantwoordelijk voor de voorbereidingen van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders. Hij zit zowel de vergaderingen van de raad van toezichthouders als van de raad van bestuur voor. Hij wordt verkozen door de raad van bestuur voor een periode van 5 jaar.768 De
763
Art. 5 Verordening EB; Art. 5 Verordening EIOPA; Art. 5 Verordening ESMA. Art. 40, 1 Verordening EBA; Art. 40,1 Verordening EIOPA; Art. 40,1 Verordening ESMA. 765 Art. 44 Verordening EBA; Art. 44 Verordening EIOPA; Art. 44 Verordening ESMA. 766 Art. 45 Verordening EBA; Art. 45 Verordening EIOPA; Art. 45 Verordening ESMA. 767 Art. 45 Verordening EBA; Art. 45 Verordening EIOPA; Art. 45 Verordening ESMA. 768 Art. 48 Verordening EBA; Art. 48 Verordening EIOPA; Art. 48 Verordening ESMA. 764
xxiii
Bijlage 1
dagelijkse activiteiten van de ESA’s worden echter beheerd door een uitvoerend directeur. Hij is evenals de voorzitter een voltijdse, onafhankelijke deskundige. 769 Elke ESA dient bovendien een commissie financiële innovatie op te richten, waarin alle relevante bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten zitting hebben met het oog op een gecoördineerde benadering van de behandeling van nieuwe of innoverende financiële activiteiten uit het oogpunt van regulering en toezicht. De commissie geeft advies dat de ESA aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verstrekt. 770 De verschillende ESA’s zullen de rol van het comité verder dienen uit te werken. Daarnaast wordt er per ESA een Stakeholdergroep opgericht die wordt geraadpleegd omtrent bepaalde maatregelen. Binnen de EBA bestaat er bijvoorbeeld een stakeholdergroep bankwezen. Elke stakeholdergroep is samengesteld uit 30 leden en bestaat uit academici, vertegenwoordigers van de werknemers van krediet- en beleggingsinstellingen die in de Unie opereren, consumenten…771 Zijn gezamenlijk voor alle ESA’s: Een Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten zal toezien op de wederzijdse verstandhouding, samenwerking en consistente toezichtaanpak tussen de drie nieuwe ESA’s. 772 Bovendien is er ook voorzien in de oprichting van een subcomité bij het Gezamenlijk Comité. Dit comité zal sectoroverschrijdende kwesties, daaronder begrepen financiële conglomeraten, behandelen en zal ervoor zorgen dat aan iedereen dezelfde eisen worden gesteld. Het speelt een belangrijke rol in de samenwerking met het ESRB. Het Gemengd Comité zal ervoor zorgen dat de ESA’s gelijklopende besluiten nemen. 773 Er is voorzien in een bezwaarcommissie. 774 Hiermee wil men verzekeren dat alle natuurlijke of rechtspersonen, daaronder begrepen nationale toezichthoudende autoriteiten, in eerste instantie bij een raad in beroep kunnen gaan tegen een besluit van de ESA. 775 De commissie bestaat uit 6 leden. Elke ESA dient twee leden te nomineren uit een lijst die de commissie ter beschikking stelt. 776 Tegen de beslissingen van de bezwaarcommissie kan vervolgens beroep worden aangetekend bij het Hof van Justitie.777
769
Art. 51 Verordening EBA; Art. 51 Verordening EIOPA; Art. 51 Verordening ESMA. Art. 9 Verordening EBA; Art. 9 Verordening EIOPA; Art. 9 Verordening ESMA. 771 Art. 37 Verordening EBA; Art. 37 Verordening EIOPA; Art. 37 Verordening ESMA. 772 Art. 54 Verordening EBA; Art. 54 Verordening EIOPA; Art. 54 Verordening ESMA. 773 Art. 55 Verordening EBA; Art. 55 Verordening EIOPA; Art. 55 Verordening ESMA. 774 Art. 60 Verordening EBA; Art. 60 Verordening EIOPA; Art. 60 Verordening ESMA. 775 Art. 62 Verordening EBA; Art. 62 Verordening EIOPA; Art. 62 Verordening ESMA. 776 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 37. 777 Art. 61 Verordening EBA; Art. 61 Verordening EIOPA; Art. 61 Verordening ESMA. 770
xxiv
Bijlage 1
C. B EG RO TI NG De Autoriteiten krijgen de beschikking over een autonome begroting met inkomsten uit, hoofdzakelijk verplichte, bijdragen van de nationale autoriteiten en uit de algemene begroting van de Europese Unie. 778
778
Art. 62 Verordening EBA; Art. 62 Verordening EIOPA; Art. 62 Verordening ESMA.
xxv
Bijlage 2
BIJLAGE 2: O RGANEN VAN DE N ATIONALE B ANK De organen van de NBB zijn: de gouverneur, het directiecomité, de regentenraad, het college van censoren en de sanctiecommissie. Wegens de recente inwerkingtreding van de NBB als toezichthouder lichten we de verschillende organen hier kort toe.
§1. D E
GO U V ER N EU R
De gouverneur staat in voor de leiding van de NBB en zit het directiecomité en de regentenraad voor. Hij wordt door de Koning benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar en kan slechts door de Koning van zijn ambt ontheven worden indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten. 779 Hij kan vervangen worden door de vice-gouverneur.780 Jaarlijks dient de gouverneur aan de voorzitters van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat een jaarverslag verzenden, alsook een jaarlijks verslag over de activiteiten van de NBB inzake prudentieel toezicht. De gouverneur kan door de bevoegde commissies van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat worden gehoord op verzoek van die commissies of op zijn eigen initiatief. 781
§2. H E T
D IR EC TI EC O M ITÉ
Samenstelling Het directiecomité bevat, naast de gouverneur, minimaal vijf directeurs en maximaal zeven leden. Onder de directeurs draagt er één de titel van vice-gouverneur. Deze titel wordt door de Koning toegekend. Het directiecomité bestaat uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden, de gouverneur eventueel uitgezonderd. 782 De andere leden van het directiecomité worden door de Koning benoemd op de voordracht van de regentenraad voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Ze kunnen slechts door de Koning van hun ambt ontheven worden indien zij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van hun ambt voldoen of op ernstige wijze zijn tekortgeschoten.783
779
Art. 23 Wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, BS 28 maart 1998, 9377. (hierna: Organieke wet NBB) 780 Art. 17 Organieke wet NBB. 781 Art. 28 Organieke wet NBB. 782 Art. 19 Organieke wet NBB. 783 Art. 23 Organieke wet NBB.
xxvi
Bijlage 2
Bevoegdheden784 Het Comité bestuurt en beheert de Nationale Bank en bepaalt de koers van het beleid. Het beschikt hiervoor over een reglementaire macht in de door de wet bepaalde gevallen. Het bepaalt, in omzendbrieven of aanbevelingen, alle maatregelen ter verduidelijking van de toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen waarvan de NBB de toepassing controleert. Het beslist over de plaatsing van het kapitaal, de reserves
en de
afschrijvingsrekeningen, na raadpleging van de regentenraad en onverminderd de regels vastgelegd door de ECB. Daarnaast bezit het een residuaire bevoegdheid. Het comité kan zich immers uitspreken over alle zaken die niet uitdrukkelijk door de wet, de statuten of het huishoudelijk reglement zijn voorbehouden aan een ander orgaan. Het verstrekt advies aan de verschillende overheden die een wettelijke of reglementaire macht uitoefenen voor elk ontwerp van wetgevende of reglementaire akte die de toezichtsopdrachten betreft waarmee de NBB belast is of zou worden. In spoedeisende gevallen vastgesteld door de gouverneur, kan het, behalve voor de vaststelling van
reglementen,
beslissen
langs
schriftelijke
procedure
of
via
een
vocaal
telecommunicatiesysteem, volgens de nadere regels bepaald in het huishoudelijk reglement van de NBB.
§3. R E GEN TEN R A A D Samenstelling De regentenraad is samengesteld uit de gouverneur, de directeurs en tien regenten. Hij telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige regenten. 785 De regenten worden gekozen door de algemene vergadering voor een termijn van drie jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar. Twee regenten
worden
gekozen
op
de
voordracht
van
de
meest
vooraanstaande
werknemersorganisaties. Drie regenten worden gekozen op de voordracht van de meest vooraanstaande organisaties van de nijverheid en de handel, van de landbouw en van de middenstand. Vijf regenten worden gekozen op de voordracht van de Minister van Financiën. 786 Bevoegdheid De raad wisselt van gedachten over de algemene kwesties met betrekking tot de NBB, het monetaire beleid en de economische toestand van het land en van de Europese Gemeenschap, het toezichtsbeleid op elke sector die onder het toezicht van de NBB staat, de Belgische, 784
Art. 19 Organieke wet NBB. Art. 20 Organieke wet NBB. 786 Art. 23 Organieke wet NBB. 785
xxvii
Bijlage 2
Europese en internationale ontwikkelingen op het gebied van het toezicht, en in het algemeen elke ontwikkeling betreffende het financieel stelsel dat onder toezicht van de NBB staat, zonder daartoe over enige bevoegdheid te beschikken om tussen te komen op het operationele vlak of kennis te nemen van individuele dossiers. Hij neemt iedere maand kennis van de toestand van de instelling. 787 Hij stelt, op voorstel van het directiecomité, het huishoudelijk reglement vast dat de basisregels bevat inzake de werking van de organen van de NBB en de organisatie van de departementen, diensten en vestigingen. De Raad keurt de begroting der uitgaven alsook de jaarrekeningen goed, die worden voorgelegd door het directiecomité. Hij regelt definitief de verdeling der winsten die door het comité wordt voorgesteld.
§4. C O LLE GE
V A N C EN SO R EN
Samenstelling Het college van censoren bestaat uit tien leden. Het telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. Minstens één lid is onafhankelijk in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen. 788 De censoren worden, voor een termijn van drie jaar, verkozen door de algemene vergadering der aandeelhouders. Zij worden gekozen onder de op het stuk van controle speciaal bevoegde vooraanstaande personen. Hun mandaat is hernieuwbaar.789 Bevoegdheid Het college van censoren ziet toe op de voorbereiding en de uitvoering van de begroting. Het is het auditcomité van de NBB en oefent in die hoedanigheid een aantal, niet-limitatief opgesomde bevoegdheden uit.790 Het omvat minstens:791 a) Monitoring van het financiële verslaggevings-proces; b) Monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en risicobeheer, en van de interne audit van de NBB; c) Monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening, inclusief opvolging van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de bedrijfsrevisor; d) Beoordeling en monitoring van de onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor, waarbij met name wordt gelet op de verlening van bijkomende diensten aan de NBB.
787
Art. 20 Organieke wet NBB. Art. 20 Organieke wet NBB. 789 Art. 23 Organieke wet NBB. 790 Art. 21 Organieke wet NBB. 791 Art. 21bis Organieke wet NBB. 788
xxviii
Bijlage 2
§5. D E
B ED R IJ FSR EV ISO R
Ook de bedrijfsrevisor heeft een aantal taken.792 Hij: a) Bevestigt jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité zijn onafhankelijkheid van de NBB; b) Meldt jaarlijks alle voor de NBB verrichte bijkomende diensten aan het auditcomité; c) Voert overleg met het auditcomité over de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die genomen zijn om deze bedreigingen in te perken en die hij heeft onderbouwd in de controledocumenten. Het huishoudelijk reglement bepaalt nader de werkingsregels van het auditcomité
§6. V ER TE GEN W O O R D IGER
M IN ISTER V A N
F IN A N C IËN
Behalve voor de taken en verrichtingen die van het ESCB afhangen, heeft de Minister van Financiën, langs zijn vertegenwoordiger om, het recht controle uit te oefenen op de verrichtingen van de NBB en kan hij opkomen tegen de uitvoering van elke maatregel die strijdig zou zijn met de wet, met de statuten of met ‘s Rijks belangen. 793 De vertegenwoordiger van de Minister van Financiën woont van rechtswege de vergaderingen van de Regentenraad en van het College van Censoren bij. Behalve voor de taken en verrichtingen die van het ESCB (European System of Central Banks) afhangen, houdt hij toezicht op de verrichtingen van de NBB en kan hij elke beslissing die strijdig zou zijn met de wet, de statuten of met ’s Rijks belangen schorsen. Hij brengt dit ter kennis van de Minister van Financiën. Indien de Minister van Financiën binnen acht dagen niet over de schorsing heeft beslist, mag de beslissing uitgevoerd worden. 794
§7. D E S A N C TI EC O M M ISSIE A. Samenstelling De Sanctiecommissie bestaat uit zes leden, aangeduid door de Koning: 795 1° één staatsraad of erestaatsraad, aangeduid op voordracht van de eerste voorzitter van de Raad van State;
792
Art. 21bis Organieke wet NBB. Art. 22 Organieke wet NBB. 794 Art. 22 Organieke wet NBB. 795 Art. 36/8 §2 Organieke wet NBB. 793
xxix
Bijlage 2
2° één raadsheer bij het Hof van Cassatie of één ereraadsheer bij het Hof van Cassatie, aangeduid op voordracht van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie; 3° twee magistraten die geen raadsheren zijn bij het Hof van Cassatie noch bij het hof van beroep te Brussel; 4° twee andere leden. De voorzitter wordt door de leden van de Sanctiecommissie gekozen uit de bovenstaande personen.
796
De wet bepaalt wel enkele onverenigbaarheden, als waarborg voor de
onafhankelijkheid. Zo mogen de leden van de Sanctiecommissie tijdens de drie jaar voorafgaand aan hun benoeming geen deel hebben uitgemaakt van het directiecomité van de NBB, noch van het personeel of van het CSRSFI.797 Het mandaat van de leden van de Sanctiecommissie heeft een duur van zes jaar en is hernieuwbaar. De leden kunnen slechts door de Koning van hun ambt worden ontheven indien zij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van hun ambt voldoen of op ernstige wijze zijn tekortgeschoten. 798 De Sanctiecommissie kan geldig beslissen als twee van haar leden en haar voorzitter aanwezig zijn en in staat zijn om te beraadslagen. Wanneer haar voorzitter verhinderd is, kan zij geldig beslissen als drie van haar leden aanwezig zijn en in staat om te beraadslagen. 799 Bevoegdheid De Sanctiecommissie oordeelt over het opleggen, door de NBB, van de administratieve geldboetes en dwangsommen voorzien door de wetten die van toepassing zijn op de instellingen waarop zij toeziet.800 Artikel 36/9 tot en met artikel 36/12 bepalen verder de toepasselijke procedure.801
796
Art. 36/8 §3 Organieke wet NBB. Art. 36/8 §4 Organieke wet NBB. 798 Art. 36/8 §5 Organieke wet NBB. 799 Art. 36/8 §6 Organieke wet NBB. 800 Art. 36/8 Organieke wet NBB. 801 Art. 36/9 t.e.m. art 36/12 Organieke wet NBB. 797
xxx