HET NEDERLANDSE LEESONDERWIJS NADER BEKEKEN Dr. Kees Vernooy september 2006 ProBiblio
Motto ‘Goed leren lezen is een mensenrecht’ (Lyon, 2001).
Samenvattingsdia • • • •
Startopdracht 1. Vooraf 2. Knelpunten 3. Verklaringen gebrekkige leesvaardigheid • 4. Gevolgen gebrekkige leesvaardigheid • 5. Een andere leesproblematiek • 6. Wat laat 10 jaar leesbevorderingsbeleid zien
Samenvattingsdia (vervolg) • 7. Tot slot • Werkopdracht
Startopdracht Hoeveel kinderen leren er niet goed lezen in groep 3 en 4 van de basisschool? Hoeveel kinderen verlaten na groep 8 als een niet goede lezer de basisschool?
1. Vooraf
Wat kenmerkt een goede lezer?
Een goede lezer …. • Kan vlot lezen • Beschikt over een goede woordenschat • Beheerst een aantal leesstrategieën
Verhouding drie dimensies woordenschat (.80)
vlot lezen
leesstrategieën kwaliteit begrijpend lezen
(.80-.90) Toelichting: - vlot lezen en woordenschat zijn voorwaarden voor het kunnen toepassen van leesstrategieën; - na 8 jaar is vlot lezen belangrijk voor het verwerven van de schoolse woordenschat
Hoe word je een goede lezer? • De meeste kinderen: goede leesinstructie. • Veel lezen.
Kan elk kind een lezer worden? Internationaal leesonderzoek laat zien, dat 95% van de kinderen een goede lezer kan worden! Conditie: goede instructie! Leren lezen is geen natuurlijk proces!
Leesvaardigheid op het einde van de basisschool Kinderen moeten minimaal teksten van het niveau AVI-9 • nauwkeurig, • vlot en • met begrip kunnen lezen
Het belang van AVI-9 In …… hadden we …. We liepen daar met een …… vol ….. en een ……. Op een groot plein zagen we ………. ………… ………… Ze rookten ….. …….. In het hotel gingen we gelijk ….. Over onze …. …. Dat was ……..
In Barcelona hadden we vakantiepret. We liepen daar met een picknickmand vol sigaretten en een routeboek Op een groot plein zagen we tweehonderdentien verschrikkelijke militairen. Ze rookten geërgerd sigaretten. In het hotel gingen we gelijk emailen over onze vakantie. Dat was ideaal.
Het belang van goed leesonderwijs
HET BELANG VAN GOED LEREN LEZEN VOOR DE LEERLING • Schoolloopbaan • Plaats in de maatschappij
Maar: goed leren lezen is geen vanzelfsprekendheid!
LEREN LEZEN IS NIET VANZELFSPREKEND! Een aantal Nederlandse gegevens: • 1,5 miljoen (functioneel) analfabeten • 7% van de 15-jarigen kan niet lezen
GOED LEREN LEZEN IS OOK ….. Preventie van -
sociaal-emotionele problemen gedragsproblemen schoolverzuim analfabetisme werkeloosheid criminaliteit!
Goed taal/leesonderwijs is ook …. Het hart van het kwaliteitsbeleid van een school. Taal/lezen werkt door op rekenen, het onderwijs in de kennisgebieden, etc.
HET BELANG VAN GOED LEREN LEZEN VOOR DE SAMENLEVING
Een goede leesvaardigheid is een vereiste voor een kenniseconomie. Kinderen moeten beter lezen dan in 1970!
2. Knelpunten
Hoe staat het er volgens de inspectie bij? (Onderwijsverslag 2004/2005) • Onvoldoende afstemming groep 1/2 en 3 m.b.t. taal/lezen (40% onvoldoende); • Onvoldoende omgaan met verschillen in groep 3 en 4 bij lezen. Twee van de drie leerkrachten doen dit niet, hetgeen tot gevolg heeft dat 15% van de kinderen in groep 3 niet goed leert lezen en dat in groep 4 de leesuitval dikwijls verdubbelt; • 25% van de leerlingen verlaat met een groep 6 leesniveau de basisschool; • 25% van de leerlingen heeft in het 1e jaar VMBO moeite met het lezen van teksten.
Toelichting De 30% van de leerlingen met een achterblijvende leesontwikkeling in groep 3 en 4, zijn in belangrijke mate de 25% leerlingen die na groep 8 met een onvoldoende leesniveau de basisschool verlaten.
KERVEZEE (NRC, 7 februari 2006) ‘Op dit moment zit een vijfde tot een kwart van de leerlingen aan het einde van groep 8 qua technisch lezen op het niveau van groep 6. Daar maak ik me zorgen over. Dat kun je niet omschrijven als een goed resultaat van ons primair onderwijs’.
Gevolgen niet goed kunnen technisch lezen • onbekende woorden niet zelfstandig kunnen decoderen/lezen • geen toename woordenschat • negatieve resultaten begrijpend lezen • gedragsproblemen (50% van de leerlingen)
Leesvaardigheid (Stalpers 2004) • Neerwaartse spiraal bij ‘zwakkere’ lezers: frustraties tijdens leesproces leiden ertoe dat men weinig leest en lezen moeilijk blijft. • Hangt sterk samen met leesattitude, met name bij vmbo-leerlingen • Omstreeks 12% tot 15% ervaart moeite met lezen • Vaak leerlingen van wie ouders en vrienden ook weinig lezen. • Noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde voor lezen
Wat doen goede leesscholen volgens de inspectie? • Scholen zonder zwakke lezers hebben het leerstofaanbod beter afgestemd op de onderwijsbehoeften van de leerlingen en op de verschillen tussen de leerlingen. • De leraar zonder zwakke lezers gebruikt toetsgegevens ook om het effect van zijn onderwijs te bepalen.
3. Verklaringen gebrekkige leesvaardigheid
Verklaring zorgelijke gegevens slechte technische leesvaardigheid Niet: - intelligentie - sociaal economische achtergrond - dyslexie Maar: - Vooral kwaliteitsproblemen op het gebied van instructie in het onderwijs (Lyon, 2004; Vernooy, 2006)! - Inspectie (2006): leesprofessionaliteit van de leerkracht; - Te weinig lezen.
Zijn die kinderen dyslectisch? • Inspectie (2006): aantal zwakke lezers einde bao: • Blomert (2002): aantal dyslectische leerlingen: • NICHD/BOV-project: Geen goede lezer vanwege kwaliteitsproblemen
25,- % 3,6% 21,4%
Oorzaken problematiek • Dyslectische leerlingen: fonologisch zwak • Zwakke lezers: - moeite met decoderen meerlettergrepige woorden - onvoldoende leessnelheid Beide groepen: vlotter leren lezen
Veel voorkomende hiaten in het leesonderwijs Geen aandacht voor: -
spraak-/taalproblemen fonemisch bewustzijn voortgezet technisch lezen woordenschat het niet onderhouden van vlot lezen in groep 6-8
Rol van de leerkracht
Het geschatte aandeel van de verklaarde variantie in lees- en rekenscores
(N ational Commission on Teaching and America's
Future (1997). Doing What Matters Most, p. 8-9)
Thuis- en gezinsfactoren
Leerkracht kwaliteiten
49%
43%
Klassengrootte 8%
HET BELANG VAN INSTRUCTIE DOOR DE LEERKRACHT Recent onderzoek laat volgens Allington (2001) de geweldige impact van kwalitatief hoogstaande groepsinstructie zien: ‘Risicoleerlingen deden het bij goede leerkrachten net zo goed als gemiddelde leerlingen bij zwakke leerkrachten. Niets was effectvoller voor risicoleerlingen dan de kwaliteit van de leerkracht; de kwaliteit van de leerkracht voorspelt de resultaten van de kinderen. Te lang hebben we dit fundamentele aspect van het onderwijs genegeerd door het invoeren van meer remediërende programma’s, meer klassenassistenten en extra-leerkrachten en door het inzetten van computerprogramma’s. Al deze maatregelen halen het niet bij kwalitatief hoogstaande instructie’.
4. Gevolgen gebrekkige leesvaardigheid Deze zijn divers: - aantasting zelfvertrouwen (Matthëuseffect) - onvoldoende profiteren van het onderwijs (lezen en leren leren) - onvoldoende aansluiting in het VO - drop out worden - risico om tot de onderklasse te gaan behoren (functioneel analfabetisme) - geen levenslang leren - risico van een kansarme toekomst
Opdracht basisscholen: terugbrengen van het aantal zwakke lezers in de basisschool Specifieke aandacht volgens de inspectie gewenst voor: • het leren lezen en omgaan met verschillen in groep 3 en 4 (centraal!) • preventieve activiteiten in groep 1 en 2 (40% doet niets!) • vlot technisch lezen voor risicoleerlingen in groep 6 - 8
Hoe? Goed leren lezen: prioriteit nr. 1 binnen de basisschool! alle leerlingen verlaten minimaal met een AVI-9 niveau de basisschool zwakke lezers: meer instructietijd!
LEESGEGEVENS UIT HET BOVPROJECT De 30 BOV-scholen haalden: • eind groep 3 een gemiddeld AVI-niveau van 3.11; • eind groep 4 was het gemiddelde AVI-niveau 6.36. Onderzoek van de Universiteit van Utrecht liet verder zien, dat: • eind groep 3 4,7% van de kinderen en • eind groep 4 7,9% van de kinderen het gestelde minimumdoel niet hadden gehaald, terwijl aan het begin van groep 3 21.6% van de kinderen een potentiële risicolezer was.
5. Een andere leesproblematiek
Ander probleem (Twist e.a., 2004) Kinderen uit Nederland en de Verenigde Staten hebben de meest negatieve attitude ten opzichte van lezen.
Leesattitude (Stalpers 2004) • Noodzakelijke én voldoende voorwaarde voor lezen. • Gevormd door eerdere leeservaringen, met name die met sterke emotionele lading. • Hangt sterk samen met opvoeding, vaardigheid en mogelijkheid • 42% vindt lezen leuk, 29% saai • 41% vindt lezen nuttig, 28% overbodig
Invloed vrienden (Stalpers 2004) • Zijn sterkste beïnvloeders lees- en leengedrag tieners. • Meerderheid (64%) keurt lezen goed, maar praat er zelden tot nooit over en raadt geen boeken aan. • Lezen lijkt voor deel tieners (30%) onzichtbaar en onbesproken gedrag te zijn. • Wordt niet afgekeurd, maar vormt ook geen gespreksthema
6. Wat laat 10 jaar leesbevorderingsbeleid zien • Het nut wordt door iedereen erkend; • Allerlei culturele instellingen richten zich op leerlingen in het primair onderwijs; • De meeste culturele instellingen ontwikkelen doorlopende leerlijnen; • De activiteiten sluiten niet altijd aan bij de kerndoelen (cultuur versus vaardigheid); • Meerderheid po-scholen maakt gebruik van aanbod culturele instellingen; • Effecten aanbod op leesgedrag zijn onbekend.
Wat zegt internationaal leesonderzoek • Jongens lezen veel minder dan meisjes; • Na het 8e jaar gaan jongens en meisjes veel minder lezen: ▫ Tot 8e jaar: 40% leest intensief; ▫ 9 – 11 jaar: 29% leest intensief ▫ na 11e jaar: 17% leest intensief (zie Kids and Family Reading Report)
Wat vinden de ouders van het lezen van hun kinderen? • 74% vindt lezen belangrijk voor het leessucces van hun kind; • 21% van de ouders leest zelf regelmatig; • Kinderen van ouders die elke dag lezen, lezen meer dan kinderen die dergelijke ouders niet hebben.
7. Aanbevelingen
Rol bibliotheken In willekeurige volgorde: 1- Doe iets voor de 25% zwakke lezers; 2- Stimuleer een stilleesbeleid bij scholen; 3- Probeer ouders bij het lezen van de kinderen te betrekken; 4- Probeer meer jongens te bereiken; 5- Probeer met leescontactfiguren te gaan werken.
Werkopdracht • Aan welke leeszaken hebt u te weinig aandacht besteed? • Met welke zaken gaat u morgen aan de slag?