HET KONINKRIJK VAN GOD Verdiepingsavonden Evangelische gemeente De Driehoek Hans Wulffraat Het koninkrijk van God is het hart van Jezus’ boodschap. Wij zijn burgers van dat koninkrijk. Maar wat bedoelde Hij nou precies met dat beeld? Je kunt veel van Jezus’ woorden niet begrijpen, als je niets weet van de gedachten en dromen van Joden in zijn tijd. Daar gaan we beginnen: in het Oude Testament, maar ook in de vreemde wereld van de apocriefen en de Dode Zeerollen, van bijbelgeleerden, Zeloten en Essenen. Van valse Messiassen en would-be verlossers.
Intro
De prediking van het koninkrijk van God is het hart van Jezus’ boodschap. Dat blijkt uit
de kale aantallen keren dat de evangeliën spreken over het koninkrijk/-schap (basileia) van God of Jezus (94; zonder dubbeltellingen van parallellen 60). de manier waarop de evangelisten Jezus’ boodschap en die van zijn leerlingen samenvatten: En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te prediken, en Hij zei: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie.” Marc 1:14-15 vgl. Matt 4:23//Luc 4:43 5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; 6 begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. 7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. 8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. Matt 10:7 14 En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn. Matt 24:14
de manier waarop zij hun beschrijving van Jezus’ bediening structureren: Matt 4:23 en 9:35 vormen begin- en eindpunt van Jezus’ woorden –Bergrede- en daden (vgl. 10:7). Koninkrijk van God = Koninkrijk der hemelen De uitdrukking ‘het koninkrijk der hemelen’ (he basileia toon ouranoon) komt alleen in het Evangelie van Mattheüs voor (32 keer). Diverse keren wordt het gebruikt in bijna en zelfs exacte parallellen waar Marcus en Lucas ‘het koninkrijk van God’ gebruiken1. Op vier plaatsen gebruikt Mattheüs ook het koninkrijk Gods (he basileia tou theou, Matt 12:28; 19:24; 21:31, 43). Hiervan staat 19:24 direct na het noemen van het koninkrijk der hemelen in hetzelfde verhaal van de rijke jongeling. Kennelijk zijn de twee uitdrukkingen synoniem. Het ‘koninkrijk der hemelen’ is een Semitische uitdrukking die de Godsnaam vermijdt (vgl. Luc 15:18). Mattheüs gebruikt hem bijna uitsluitend vanwege de gevoeligheden van zijn bedoelde lezers. Voor de overwegend heidense lezers van de andere Synoptici zou de uitdrukking onduidelijk zijn.
Legt Jezus de term ergens uit? Nee. Wat zegt dat? Kennelijk was het begrip gemeengoed in Israël.
Jezus knoopte aan bij gedachten en verwachtingen die heel sterk leefden onder de Joden, ook al dachten verschillende stromingen onder de Joden er heel verschillend over. Het Jodendom in Jezus’ dagen was net zo gevarieerd en verdeeld als de Nederlandse kerken nu. Jezus gebruikte woorden en beelden die ze kenden – en net toen ze dachten dat ze wisten waar hij heen wilde, ging hij een totaal onverwachte kant op en liet hen verbijsterd en soms 1
Matt 4:12,17//Marc 1:14-15; Matt 5:3//Luc 6:20; Matt 11:11=Luc 6:28; Matt 13:11//Marc 4:11//Luc 8:10; Matt 13:24//Marc 4:26; Matt 13:31//Marc 4:30; Matt 10:7//Luc 9:2; Matt 19:14b=Marc 10:14b =Luc 18:16b.
1
woedend achter. Wat dachten ze dan? Daarvoor gaan we op verkenning in het OT en het vroege Jodendom (d.w.z. het Jodendom uit de tijd van de tweede tempel, 517 vChr – 70 nChr)2.
Gods koningschap in het OT De woorden koninkrijk van God/der hemelen kom je nergens in het OT tegen. Maar wel wordt in allerlei toonaarden verteld dat de HEER regeert3. Het vroegste bijbelse gebruik van deze woorden is aan het slot van Mozes’ verlossingslied: “de HERE regeert voor altoos en eeuwig” (Ex 15:18). Gods koningschap wordt bezegeld in het Sinaïtische verbond, waar God zijn volk weer bezoekt en Israël een ‘koninkrijk van priesters’ wordt (Exod 19:6). Het hele boek Deuteronomium heeft de vorm van een verbond tussen een hoge koning en een vazal. Bileams orakels en Mozes’ laatste zegen (Num 23:21; Deut 33:5) spreken ook van God als Israëls koning. Maar uiteindelijk regeert de HEER omdat Hij de Schepper is. Hij schept Adam en Eva naar zijn beeld en gelijkenis en geeft hen de opdracht: 27
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. 28 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.
Zo stelt Hij hen aan als zijn plaatsvervanger (zoals in de oudheid vaak achter de zetel van een stadhouder een beeld van de koning stond; vgl. Rom 5:12-21; Hebr 2:5v). Universeel koningschap: God is Koning Als Schepper heerst God altijd over alles en iedereen (gewillig, rebellerend of onwetend). Dan 4 :34 Ps 10:16 Jes 6 Ps 29:10 Ezech 1 Ps 145:8-13 Dan 7 Ps 103:19-22 1 Kron 29 :11,12
Maar deze wereld is niet zoals God haar hebben wil. Het lijkt vaak alsof Hij geen koning is. Ook Jezus bidt: “Laat Uw koninkrijk komen ..” (Matt 6:10, toekomst). Hetzelfde verlangen spreekt uit Dan 2:44, Ps 96-98, en de Openbaring (o.a. 11:15-18). Wat is er gebeurd? Door de zondeval is Adam geen ‘koning’ meer, maar slaaf (van satan/zonde). Het Hebreeuwse pesha betekent niet alleen ‘zonde’ maar ook ‘rebellie, opstand’. Door Adams rebellie tegen God is satan nu de vorst van deze wereld (o.a. Ef 2:1v; Luc 4:6). De lijn vanaf Adam gaat bergafwaarts (val-vloed-volken, Gen 1-11). God maakt een nieuw begin met Abram (Gen 12:3): - naam, volk (zaad), land, zegen - verbond en land (Gen 15:7, landschenking van koning aan onderdaan) Eén man/volk wordt uitgekozen om alle volken bij God terug te brengen. 2 3
Daarvoor spreekt men van het Oude Israël, erna van het Tannaïtische en rabbijnse Jodendom. Cf. 1 Kron 16:31 ; Ps 10:16; 29:10; 93:1 ; 96:10 ; 97:1 ; 99:1 ; Jes 44:6; Jer 22:2.
2
Over dat volk regeert God als Koning (Ex 15:18; 19:6; Deut 7?). Een voorpost van het koninkrijk, een kolonie van de hemel op aarde. Aan dat volk belooft/geeft God koningen Gen 17 Gen 49:10
Belofte van koningen uit Abram idem, uit Juda (Silo)
Gods koningschap betekende dat ere en spanning ontstond toen Israël probeerde een monarchie in het Beloofde Land te vestigen ten tijde van Saul. 4 Deze spanning werd opgelost toen David nederig handelde als Gods onderkoning en zo ook over zijn zoon Salomo sprak: “Uit al mijn zoons (…) verkoos Hij mijn zoon Salomo om te zitten op de troon van het koningschap des HEREN over Israël” (1 Kron 28:5). In het Davidische verbond beloofde de HERE aan David voor hem een huis te bouwen dat voor altijd zou duren – zijn nakomelingen zouden altijd op zijn troon zitten (2 Sam 7:11-16). Verbroken verbond en komend Koninkrijk Hoe meer Davids opvolgers tekort schoten in het naleven van het Davidische ideaal, en hoe meer de historische ontwikkelingen op gespannen voet leken te staan met Gods koningschap, hoe meer de profeten spraken over een ingrijpen van God en een herstel van het koninkrijk. God zou komen als een strijder (El Gibbor) om oorlog te voeren tegen de overheersende machten en zijn volk te verlossen. o Jes 9:5; 59:9-21 o Ezech 1 (merkavah) o Hab 3 (God komt als strijder vanuit de woestijn, beelden van Exodus) o Zach 14:1-7 Dat was het doel van de Dag des Heren. Soms, vooral in het begin, spraken profeten over Die Dag als onderdeel van de geschiedenis. In deze wereld en binnen de tijd zou God het koninkrijk van Juda en Israël herstellen en de volken onderwerpen. Soms klinken die profetieën ons heel nationalistisch in de oren: Israël wordt verheven, de volken vernietigd. Maar vooral later spreken de profeten steeds vaker over een ingrijpen van God dat boven de tijd en de grenzen van deze wereld uitgaat:de Dag des Heren omvat de inzameling van de verspreide joodse ballingen en de laatste grote strijd tussen de machten van de gerechtigheid en die van het kwaad5, de oordeelsdag, de komst en regering van de Messias, de opstanding der doden en het inluiden van een paradijselijke staat van vrede en gerechtigheid. Die dag en het koninkrijk behoren in wezen tot deze wereld. Maar we vangen een paar glimpjes op van een eeuwig koninkrijk op een vernieuwde aarde na een universele dag van oordeel. Die Dag is het einde van de tegenwoordige wereld (of eeuw) en het begin van de toekomende eeuw. De komst van Gods heerschappij en de hoop op een Davidische koning Toen het huis van David, zelfs zijn beste zoons (zoals Uzzia en Hizkia), faalde en werd terug gebracht tot een stronk, voorspelde de profeet Jesaja de vernietiging van zijn vijanden
4 5
Cf. 1 Sam 8:6-8; 12:12 - een koning vragen is Gods koningschap afwijzen. De oorlog tegen Gog en Magog (Ezech 38-39).
3
en het uitlopen van een scheut die een tijdperk van vrede en gerechtigheid zou brengen (Jes 7:10-14; 9:1-7; 11:1-5 cf. 32:1): een zoon van David, een rechtvaardige koning. Over de ballingschap heen werd de profetie uitgesproken: Uw God is Koning (Jes 52:7; cf. 41:21; 43:15; 44:6). Zoals YHWH zijn koningschap over Israël vestigde door hen uit Egypte te leiden, zo zou Hij hen uit de Babylonische ballingschap leiden in een tweede exodus (cf. Jes 43:1-21; 44:6; 63:11-14). Hij zou zijn koninklijke macht aan alle volken tonen door zijn verspreide volk te verzamelen en te herenigen in een hersteld en gereinigd Jeruzalem. Jes 25-26 geeft een uniek beeld van het koninkrijk als een banket dat God aanricht voor de volken6, wanneer de dood voor altijd verzwolgen wordt (25:6vvf.). Jes 65-66 vertelt dat God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal scheppen (65:17; 66:22) met paradijselijke trekken (65:25), en zijn volk en aanbidders uit alle naties zal verzamelen in een hersteld Jeruzalem na een laatste strijd tegen de goddelozen (Jes 2:1v; 66:15-17, 18v). Ten tijde van de laatste Babylonische belegering van Jeruzalem spreekt Jeremia in krachtige bewoordingen van Gods koningschap. Hij alleen is de eeuwige Koning van de volkeren (8:19; 10:7,10; cf. 46:18; 48:15; 51:57). De dreigende verwoesting is zijn rechtvaardige oordeel over Juda’s ontrouw aan het verbond. De hoofdstukken 30-33 staan vol beloften dat YHWH de twaalf verspreide stammen zal herenigen in het land van hun vaderen. Daarmee nauw verbonden is de belofte van een Davidische koning die zal regeren over het herstelde volk (30:8-9, 21; 33:14-26; cf. 23:1-8). In dezelfde tijd, maar al weggevoerd in ballingschap, spreekt Ezechiël op soortgelijke wijze van YHWH als koning van Israël (20:33) in de context van een beloofde nieuwe exodus en oordeel.7 Hij zal zijn verloste volk regeren door een Davidische vorst die wordt verbeeld als een rechtvaardige herder (17:22-24; 34:23-24; 37:15-28). Soortgelijke uitingen van hoop dat YHWH als koning zal regeren in een hersteld Jeruzalem worden her en der in de kleine profeten verwoord (bijv. Oba 21; Mic 2:12-13; 5:1-3; Zef 3:15; Zach 9:9-10). Zacharia beschrijft Hem als een goddelijke strijder die vecht ten behoeve van zijn volk (14:17). Na een apocalyptische strijd regeert Hij over alle volken vanuit Jeruzalem - zij komen Hem jaarlijks op bedevaart schatting brengen (14:8-11, 16-19). Gods heerschappij over de koninkrijken van de aarde is het grote thema van het boek Daniël. Hij beschrijft hoe de heidense volken worden verslagen en Gods eeuwige koninkrijk wordt gevestigd zonder menselijke interventie (2:34, 45). Na een verschrikkelijke vervolging worden de gelovige Joden die hebben volhard tot het einde uit de dood opgewekt. Zij zullen voor eeuwig leven in heerlijkheid, terwijl de goddelozen opgewekt zullen worden tot een eeuwig oordeel (12:1-3, 13). Gods heerschappij en de Messias in het Oude Testament In Dan 7:13-14 ziet de profeet hoe het koningschap wordt gegeven aan iemand als een Mensenzoon. Veel Joden zagen die als een verbeelding van hun eigen volk, anderen als de 6
Deze noot van universalisme is ook te vinden in 45:21-22; 51:4-5; 52:10-11; 56:3-4; Jer 3:17; Zef 3:8-9; Zach 8:20-21 en 14:9. De profeet Jona neemt hier wel een heel bijzondere plaats in als enige die naar een vreemd volk gezonden wordt om hen op te roepen tot bekering. Zou het toeval zijn dat Jezus de Farizeeën en schriftgeleerden juist het teken van Jona belooft? Op andere plaatsen wordt de bekering van de volken gecombineerd met een meer nationalistische noot wanneer zij zich niet alleen aan de HERE onderwerpen maar ook aan Israël (bijv. Jes 49:22-26; 60:4-16; Amos 9:11vv.; Mic 4:13 en 7:8-17). 7 Zijn eerste visioen geeft Gods heerschappij en verlossende macht beeldend weer in een tijd van diepe persoonlijke en nationale ontreddering.
4
aartsengel Michaël die in de hemelse gewesten strijdt tegen de vorsten van heidense machten. En sommigen zagen hem als een bijzondere persoon die door God gestuurd zou worden om zijn volk te verlossen. Hoe verschillend ook begrepen, die profetie van Daniël bleef onder de Joden leven en tegen de tijd van Jezus was de verwachting tot een kookpunt gestegen. Diverse Joodse sekten (zoals de Essenen/Qumran) gebruikten de getallen in het boek om te berekenen dat zij in de laatste dagen leefden en het koninkrijk elk moment kon komen. Soms, maar lang niet altijd, speelde in hun verwachting de aangekondigde zoon van David een rol. Heel af en toe werd in de geschriften van het Oude Testament de verwachte Verlosser-koning ‘Messias’ genoemd, afgeleid van het Hebreeuwse mashiach (‘gezalfde’). Buiten de Pentateuch (waar het verwijst naar de hogepriester), verwijst het meestal naar de Davidische koning. Het meest opmerkelijke Messiaanse gebruik is te lezen in Ps 2:2. De Messiaanse koning is Gods zoon en zal als ‘zijn gezalfde’ regeren over de hele aarde. Het woord wordt maar twee keer gebruikt in verband met de eindtijd (Dan 9:25,26). Met uitzondering van Jes 45:1, Dan 9:25-26 en Hab 3:13 (dat de gevangenneming van een Davidische koning beweent) wordt de Messias niet genoemd in de profeten. Maar er zijn ook belangrijke profetieën over een toekomstige Davidische koning die het woord mashiach niet gebruiken.8 Dat zijn o.a. Jes 7:14; 9:1-6; 11:1-9; Mic 5:1-3; Jer 23:1-4; Ezech 17:22-24; 34:23-24; 37:24-25 en Zach 9:9-10. Pas eeuwen na de afsluiting van het OT werd mashiach een echte titel voor de langverwachte, door God aangestelde Davidische koning die zou regeren over een nieuwe gouden eeuw. Het Oude Testament bood Jezus dus een veelzijdig beeld met dimensies van eeuwigheid, heden en toekomst, en connotaties van macht, oordeel en (steeds meer) barmhartigheid. Bij alle continuïteit was Jezus toch radicaal verschillend in zijn veelvuldig gebruik van de termen ‘het koninkrijk van God’ en ‘zoon des mensen’. In de eeuwen na de ballingschap groeiden en veranderden de verwachtingen van het koninkrijk. De Apocriefen, Pseudepigrafen en geschriften van Qumran uit deze periode weerspiegelen sommige varianten van het wereldbeeld van Jezus’ Joodse tijdgenoten. Soms vertoont hij overeenkomsten met hen, soms staat hij er radicaal tegenover.
8
Zoals in de profetie van het Davidische verbond in 2 Sam 7:12vv.
5
De 400 ‘stille jaren’: machten, messiassen, would-be verlossers en Zeloten STROMINGEN EN GROEPEN Priesters en Levieten Schriftgeleerden Ontstaan t.t.v. de Babylonische ballingschap (6e eeuw vChr.), wanneer de concentratie op de Wet de onmogelijk geworden tempeldienst vervangt. Geestelijke erfgenamen van Ezra, die voor vele Joden de grootste geestelijk leider sinds Mozes was (diverse apocriefe boeken aan hem toegeschreven). Sadduceeën Ontstaan t.t.v. de Seleucidische overheersing (3e eeuw vChr.). Aanvaardden de Torah als gezaghebbend; wezen de mondelinge traditie af. Farizeeërs Ontstaan als reactie op de Seleucidische overheersing (3e eeuw vChr.). Verdedigers van de Wet en de Joodse traditie. Streefden naar reinheid door onderhouden van de Wet en de mondelinge overlevering. Hillelieten Shammaïeten Essenen Ontstaan als reactie op de Hasmoneeën (2e eeuw vChr.). Wezen de vereniging van priesteren koningschap fel af. Meden de tempel, omdat die nu in hun ogen verontreinigd was. Eerste leider: de raadselachtige “Leraar der gerechtigheid” – een Zadokitische priester in vrijwillige ballingschap? Sommigen woonden in een afgesloten wijk in Jeruzalem, anderen in gemeenschappen in Judea (w.o. Qumran), mogelijk nog anderen in Syria (Damascus). Hun wereldbeeld was sterk apocalyptisch. ‘Struikrovers’ Zeloten Vooral in Galilea verarmden veel kleine boeren uitermate, toen de Romeinen in strijd met de Mozaïsche wetgeving privaat grondeigendom en daarmee grootgrondbezit invoerden. Velen konden ternauwernood overleven als dagloners (zie hun veelvuldige figureren in de evangeliën). Anderen trokken de bergen in en sloten zich aan bij bendes struikrovers of vrijheidsstrijders (of misschien waren ze wel afwisselend beide). Pas in de tweede helft van de 1e eeuw ontstond hieruit een echte beweging van Zeloten die de gewapende strijd tegen Rome aangingen. Hoe zouden de Zeloten op Jezus hebben gereageerd? De Sadduceeërs? Farizeeën? Essenen?
6
Gods Koningschap en Messianisme in de Apocriefen en Pseudepigrafen Na de afsluiting van het OT zijn er nog veel Joodse boeken geschreven. Vooral de pseudepigrafen geven blijk van hooggespannen Joodse verwachtingen. De apocriefe of deuterocanonieke boeken De aanduiding apocrief (avpokru,fon) betekent zoveel als ‘verhuld, verborgen’. Voor de voorstanders wees dit op esoterische kennis voor ingewijden, te diepzinnig om zomaar aan iedereen meegedeeld te worden. Tegenstanders vonden dat ze maar beter verborgen konden blijven vanwege hun dwalende en twijfelachtige karakter. Het zijn:
1 Esdras; 2 Esdras; Tobit; Judith; Aanvullingen op het boek Esther; De Wijsheid van Salomo; Ecclesiasticus, de Wijsheid van Jezus ben Sirach; Baruch; De Brief van Jeremia (soms als laatste hoofdstuk opgenomen in Baruch); Het Gebed van Azarja en het Lied van de Drie Jonge Mannen; Susanna; Bel en de Draak; Het Gebed van Manasse; II Makkabeeën
Zij maken geen deel uit van de Hebreeuwse of Palestijnse canon, maar zijn wel opgenomen in de Septuagint, de Alexandrijnse canon. De pseudepigrafen Letterlijk: ‘onder fictieve naam’. Die aanduiding zou op de meeste apocriefen van toepassing zijn (m.u.v. Ecclesiasticus), maar wordt gewoonlijk gereserveerd voor joodse geschriften uit de periode 200 v Chr – 200 n Chr. Er is geen standaard of traditionele ordening van zulke boeken. Tot deze groep worden gerekend:
De hemelvaart van Jesaja; De opname van Mozes; Het boek van Henoch; Het boek der Jubileeën; De Griekse Apocalyps van Baruch; Brieven van Aristeas; III en IV Maccabeeën; Psalmen van Salomo; Geheimenissen van Henoch; Sibyllijnse orakels; De Syrische Apocalyps van Baruch; De brief van Baruch; Het Testament van de Twaalf Aartsvaders.
In 1948 werden in een grot bij Khirbet Qumran de inmiddels wereldberoemde Dode Zeerollen gevonden. Waarschijnlijk was Qumran een nederzetting van de Essenen, een Joodse sekte die 1 maal in het NT wordt genoemd, en ook door de Joodse geschiedschrijver Flavius Josefus. De Qumran gemeenschap zag zichzelf als de rechtmatige erfgenaam van het Jodendom. Heidenen hadden het land verontreinigd en de Hasmoneeën bedierven de tempel en het priesterschap. Als trouwe volgelingen van het ware Zadokitische priesterschap hadden zij zich uit de tempeldienst terugtrokken in hun gesloten gemeenschappen waar zij wachtten op het ingrijpen van God. Ze geloofden dat Hij daar in het verborgene al mee begonnen was in en door hun heilige gemeenschap. Wanneer Hij in het openbaar zou ingrijpen in de wereld, zouden zij, de zonen van het Licht, ten strijde trekken tegen de zonen van de Duisternis (heidenen en zich compromitterende Joden) in een veertigjarige oorlog. Daarin zouden ze hulp ontvangen van een leger van engelen onder leiding van de aartsengel Michael. Zo zouden ze Satans strijdkrachten verslaan en een eeuwig koninkrijk vestigen. Het is uit hun boeken niet helemaal duidelijk of dat koninkrijk bij deze eeuw of de toekomende eeuw hoort. De zegening van genezing, vrede, rijk eten en een groot nageslacht klinken aards. Deze boeken hebben voor bijbelgetrouwe christenen geen gezag; we erkennen ze niet als door God geïnspireerd. Maar ze geven ons wel inzicht in de geschiedenis van het Joodse volk in de vier ‘stille eeuwen’ en in het wereldbeeld en de toekomstverwachting van Jezus’ tijdgenoten.
7
Ze vertellen ons dat de Joden in Jezus’ dagen zuchtten onder het Romeinse juk en onder de ontheiliging van hun land en hun tempel. Sinds de ballingschap is Israël overheerst en onrein. Heidenen heersen in het land, veel Joden zijn afgeweken van de wet (zondaren). Daarom kijkt men reikhalzend uit naar Gods ingrijpen om zijn volk te verlossen. Vijanden zouden vernietigd worden door vuur van de hemel of engelenlegers, of door een rechtvaardige en vrome koning uit het huis van David die de legers van Israël zou aanvoeren. - Er zouden geweldige tekenen aan de hemel zijn (vgl. Joël 2), en uiteindelijk zou het laatste oordeel plaats vinden en de nieuwe schepping komen. Alle heidenen en ontrouwe Joden zouden in het vuur geworpen worden; maar de martelaren en wetsgetrouwe Joden zouden uit de dood opstaan en eeuwig leven. Met andere woorden: de verwachting werd steeds exclusivistischer. Voor heidenen en Joodse zondaren was geen hoop. o het heil voor de volken lijkt in Joodse geschriften van die tijd vergeten. o vgl. de vraag van de discipelen om vuur van de hemel over de Samaritanen Davidisch koningschap hersteld in Sion (nationalistisch heil) o Johannes’ prediking van de doop met Geest en vuur (Matt 3:7v) heeft een parallel in het apocriefe Testamenten van de Twaalf Aartsvaders. Maar waar het bij de Doper om geloof gaat, gaat het in de Testamenten om nationaliteit. De tegenstelling tussen de tegenwoordige en de toekomende eeuw wordt steeds groter9. Eigenlijk schrijven veel Joden deze wereld af. Hier wordt het toch nooit wat. De verlosser is soms een hemelse, eeuwige figuur die als uiteindelijk rechter naast God optreedt10, soms een nationalistische Davidische koning van deze wereld11. Soms lossen ze de spanning tussen de twee perspectieven op door na een tijdelijk koninkrijk (van 400 of 1000 jaar12) dat nog tot deze eeuw behoort, te spreken van een algemene opstanding, oordeel en een eeuwig koninkrijk in de toekomende eeuw, de nieuwe hemel en aarde. Ze verwachtten dat God zou ingrijpen; soms ook dat Hij dat zou doen door een afstammeling van David. Soms, maar niet zo vaak als wij zouden denken, noemden ze die ook Messias13. Voor hen was vooral belangrijk dat God zijn koninkrijk vestigde. Zo zien we in de tijd van de Maccabeeën/Hasmoneeën en onder de Romeinse overheersing steeds weer dat pseudo-Messiassen en valse profeten grote aantallen volgelingen krijgen en vervolgens afgeslacht worden. -
De opstand van de Maccabeeën tegen Antiochus IV en diens opvolgers had Messiaanse ondertoon.14 De Qumran gemeenschap verwachtte twee Messiassen: een Davidische (de vorst de vergadering) en een hoger staande Messiaanse hogepriester (de Messias Aäron). Daarin herken je hun strijd met de Hasmoneeën die als priesters
een van van het
9
De nadruk op deze wereld, die we vinden in de meeste profeten, blijft bestaan in verschillende geschriften van deze tijd, zoals Jubileeën, de Testamenten van de Twaalf Aartsvaders en de Psalmen van Salomo. In tegenstelling daarmee zien we in de apocalyptische geschriften tussen de 2e eeuw vChr en de 1e eeuw nChr (1 Henoch, 4 Ezra, 2 Baruch) een tegenstelling tussen deze en de toekomende eeuw. 10 In 4 Ezra, 2 Baruch, 1 Henoch. 11 In de Psalmen van Salomo 17-18. 12 Daarin speelt een Davidische koning (soms: de Mensenzoon) een niet scherp omschreven rol (soms sticht hij het koninkrijk, soms ontvangt hij het van God). 13 De pseudepigrafen denken nogal verschillend en zijn soms innerlijk tegenstrijdig. Ze spreken vaak over de hoop op het koninkrijk. Maar naast een opmerking en passant in Jubileeën, spreken alleen 2 Esdras (= 4 Ezra), 1 Henoch en 2 Baruch van de komende Messias. 14 Cf. 1 Macc 14:4-15.
8
-
-
koningschap naar zich toe getrokken hadden15. Geen van beide heeft bovennatuurlijke trekken. Bij het grote Messiaanse banket komt de Messias van Aäron het eerst binnen en krijgt de erezetel. Hij speelt ook de hoofdrol in de laatste oorlog, want hij wijst de rangen hun plaats, spreekt de zegeningen uit en laat de heilige trompetten blazen voor het laatste gevecht. De koninklijke Messias, die is onderwezen door de priesters, voert de troepen aan in het veld. Beschreven in de Oorlogsrol. Weer andere Joden verwachtten een koninkrijk in een vernieuwde schepping door een bovennatuurlijke verlosser zoals de Mensenzoon in Dan 7:13-14 (cf. 2 Esdras and 2 Baruch; nog meer in 1 Henoch). Veel Zeloten waren volgelingen van de radicale rabbi Shammai. Zij geloofden dat zij het koninkrijk konden inluiden door het land te reinigen van heidenen en zondaren. De pseudepigrafen wemelen van de Messiaanse beschrijvingen Josefus noemt in zijn Joodse Oorlog zo’n twaalf pseudo-Messiassen en valse profeten die beloofden grote tekenen te doen (woestijn in, oevers van de Jordaan, Olijfberg, zeven maal rond Jeruzalem). Kennelijk verwachtten allerlei Messiaanse groepen een soort herhaling van Exodus en intocht. o Veel van zulke groepen vochten in de opstanden tegen Rome van A.D. 66-70, 115-117 en 132-135 (Bar Kochba). De rampen die de Joden troffen in deze oorlogen werden gezien als de barensweeën die de komst van het koninkrijk aankondigden. Na de vierde generatie van de Tanna’im stierven de Messiaanse verwachtingen weg. In tijden van vervolging en grote crisis flakkerden ze soms weer op.
Ook al draaide niet alle hoop om de Messias, toch was hij voor het gewone volk dat geen boeken schreef of las heel belangrijk. Een citaat: Messiaanse verwachting leefden onder de mensen – waarschijnlijk meer dan uit de bronnen blijkt. Het Griekse woord messias (vgl. Joh 1.41) is een transcriptie van het Aramese meshiha, niet van het Hebreeuwse woord mashiah; d.w.z. het komt uit het gewone spraakgebruik en niet uit de gewijde taal van de geleerden en mensen met een opleiding. Het volk had altijd minder gelegenheid om zijn verwachtingen in teksten tot uitdrukking te brengen dan de elite, die er belang bij had om de Messiaanse onrust onder controle te houden. Wanneer twee populaire troonpretendenten met een Messiaanse uitstraling optreden in de Roversoorlog (4/3 vChr) en het hele land in oproer brengen, tonen deze gebeurtenissen beter dan vele literaire teksten dat Messiaanse verwachtingen onder de mensen leefden. Het is historisch mogelijk dat Jezus ermee werd geconfronteerd.
15
Dat de hogepriester boven de koning wordt geplaatst, is te verklaren uit het feit dat Zadokitische priesters de sekte van de Essenen leidden. Deze ‘diarchie’ weerspiegelt waarschijnlijk hun verzet tegen het bewind van de Hasmoneeën dat beide ambten samenvoegde. Een soortgelijke opvatting is te vinden in de Testamenten van de Twaalf Aartsvaders (T. Levi 18 en T. Juda 24).
9
Wat een contrast met Jezus!
16
Het koninkrijk is nabij gekomen: een lont in het kruitvat. Geen pessimisme en wereldontkenning, maar de aankondiging van een feest: niet vasten, maar eten en drinken zolang de bruidegom er is. Het koninkrijk staat open voor heidenen en zondaren; Jezus houdt maaltijd met hen als voorspel van het Messiaanse banket Het koninkrijk komt niet door geweld, maar door een offer van uiterste liefde. Wie het zwaard opneemt, zal erdoor vergaan. Het koninkrijk komt niet ineens met dramatische tekenen; in Jezus is het schijnbaar onbeduidend maar onweerstaanbaar in de wereld gekomen. Het grote verschil is te vinden op het punt van lijden en sterven van de Messias. Beide apart kom je tegen in het vroege Jodendom, maar geen Messias die lijdt en sterft. Soms ondergaat hij vernedering voordat hij erkend wordt, soms sterft hij aan het eind van de tegenwoordige eeuw – maar een Messias die lijdt en sterft als plaatsvervanger voor alle mensen was in het vroege Jodendom onbekend. Jesaja 53 had kennelijk geen invloed gehad op het beeld van de Messias.16
Ook al werd hij soms ‘mijn knecht’ genoemd.
10