Nieuwsbrief Fiscaal Juridisch Adviesbureau Maandelijks informatiebulletin voor verzekeringsadviseurs Nummer 115 – Januari 2013 Inhoud
Reacties kunt u sturen naar
[email protected].
FJA signaleert • Vervallen tijdklemmen voor KEW, SEW en BEW in specifieke gevallen 1 Vraag van de maand • Onherroepelijke koopovereenkomst Beleid • Uitstel pensioen zónder doorwerken • Nieuw staffelbesluit Recente Jurisprudentie • Navorderen IB mogelijk bij aangifte te kwader trouw • Belastbaarheid in Nederland van bij Belgische verzekeraar gesloten C-polis • Verevening Nederlandse pensioenrechten door Duitse echtgenoten
Als u deze Nieuwsbrief voortaan automatisch wilt ontvangen, kunt u zich via mijn.nn.nl aanmelden.
2 Voor eventuele onjuistheden wordt geen aansprakelijkheid aanvaard. 4 4
Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale-Nederlanden
5
Tel: (010) 513 04 68 E-mail:
[email protected]
6 7
Kijk op wetenwaarjeaantoebent.nl voor meer artikelen van het Fiscaal Juridisch Adviesbureau. Volg ons op Twitter: @NNfja
Fiscale documenten
Op mijn.nn.nl is over een veelheid aan onderwerpen fiscale informatie terug te vinden. Deze fiscale documenten zijn gratis te downloaden. Echter, niet iedereen kan op mijn.nn.nl alle documenten downloaden. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw accountmanager.
FJA signaleert Vervallen tijdklemmen voor KEW, SEW en BEW in specifieke gevallen Tijdens de behandeling van de plannen rondom de eigen woning is toegezegd dat de zogeheten 'tijdklemmen' om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling voor de KEW, SEW en het BEW in specifieke gevallen kunnen vervallen. Deze toezegging is nu in een besluit opgenomen. Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 20 december 2012, nr. BLKB2012/1977M De uitkering uit een KEW, SEW of BEW is in beginsel belast met inkomstenbelasting. Onder voorwaarden kan echter gebruik gemaakt worden van een vrijstelling. Een van deze voorwaarden is dat gedurende 15 jaar (lage vrijstelling) of gedurende 20 jaar (hoge vrijstelling) jaarlijks premie is betaald of is ingelegd. Om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling moet de KEW, SEW of
het BEW dus een bepaalde duur 'vast' staan. Deze voorwaarde wordt een 'tijdklem' genoemd. In het besluit is goedgekeurd dat de tijdklemmen in specifieke gevallen kunnen vervallen. De KEW, SEW of het BEW kan worden afgekocht met gebruikmaking van de uitkeringsvrijstelling nog voordat er 15 of 20 jaar premie is betaald. Deze specifieke gevallen zijn: • Bij echtscheiding en beëindiging fiscaal partnerschap; of • Als er na verkoop van de eigen woning een restschuld is ontstaan; of • Als de belastingplichtige gebruikmaakt van een vorm van schuldhulpverlening. De voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling zijn: • Er is tot het moment van afkoop jaarlijks binnen de bandbreedte 1:10 premie betaald of ingelegd; en • Met de uitkering wordt de eigenwoningschuld zo veel mogelijk afgelost; en • Tegenover de uitvoerder wordt aannemelijk gemaakt dat de belastingplichtige zich in een van de genoemde situaties bevindt. Belang voor de praktijk Het besluit geeft een tegemoetkoming voor belastingplichtigen die in een lastige financiële situatie zitten. In het besluit wordt al aangegeven dat afkoop niet in alle gevallen gunstig is. In de eerste plaats kan bij afkoop het uitgekeerde bedrag tegenvallen. Daarnaast moet ermee rekening worden gehouden dat – behoudens gevallen van overgangsrecht – na afkoop van een KEW, SEW of BEW het niet meer mogelijk is een nieuwe KEW, SEW of BEW te sluiten. De eigenwoningschuld moet echter te zijner tijd wel worden afgelost. Het besluit geeft drie specifieke situaties waarin van de goedkeuring gebruik mag worden gemaakt. Zit een belastingplichtige in een lastige financiële situatie die niet onder het besluit valt, dan kan hij zich tot de Belastingdienst wenden en verzoeken of toch gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling. Fiscaal wordt op deze wijze de mogelijkheid geboden een KEW, SEW of BEW vervroegd af te kopen. Is de KEW, SEW of het BEW verpand, dan zal de geldverstrekker moeten instemmen met afkoop. Daarnaast kan een geldverstrekker boeterente in rekening brengen als een lening vervroegd (deels) wordt afgelost.
Vraag van de maand Via onze mailbox
[email protected] bereiken ons dagelijks veel vragen. Maandelijks selecteren wij een vraag die (geanonimiseerd) in de Nieuwsbrief FJA wordt opgenomen.
Onherroepelijke koopovereenkomst
Kamerstukken Het gaat hier om de Nota naar aanleiding van het Verslag, kamerstuk TK 33402, nr. 14.
Vraag Ik heb op 31 december 2012 de koopovereenkomst getekend voor mijn nieuwe woning. In de overeenkomst is een bedenktijd van drie dagen opgenomen. Is er sprake van een onherroepelijke koopovereenkomst? Antwoord Is er op 31 december 2012 sprake van een onherroepelijke koopovereenkomst, dan valt de lening in verband met deze aankoop onder de oude regels voor hypotheekrenteaftrek zoals die golden op 31 december 2012. In de parlementaire behandeling van de belastingplannen is voor het begrip 'onherroepelijke
2
koopovereenkomst' aangegeven dat zoveel mogelijk zal worden aangesloten bij het overgangsrecht zoals dat gold ten tijde van de invoering van de bijleenregeling in 2004 en de afschaffing van de goedkoperwonenregeling in 2010. Het begrip onherroepelijke koopovereenkomst is toen nader uitgelegd en is ook in de huidige overgangsregeling met betrekking tot de eigenwoningschuld van toepassing. Wanneer is er sprake van een onherroepelijke koopovereenkomst? Er moet sprake zijn van een reële overeenkomst die partijen onherroepelijk bindt. De schriftelijke overeenkomst moet uiterlijk op 31 december 2012 door partijen getekend zijn. En partijen moeten overeenkomen dat de woning binnen afzienbare tijd wordt overgedragen tegen een van te voren vastgestelde prijs. Het overgangsrecht is alleen van toepassing als de woning daadwerkelijk wordt gekocht en aansluitend op de levering als eigen woning gaat dienen. De overeenkomst mag de volgende ontbindingsclausules bevatten: •
•
• •
•
Bedenktijd Het gaat hier om een bedenktijd van drie dagen na ondertekening op basis van de Wet koop onroerende zaken. In de praktijk wordt ook wel eens een week bedenktijd gehanteerd. Financieringsvoorbehoud De overeenkomst kan een ontbindingsclausule bevatten voor het geval de koper de financiering van de hypotheek niet binnen een periode van twee maanden rond krijgt. Ook wordt wel het voorbehoud gemaakt dat de koper Nationale Hypotheekgarantie krijgt voor de hypotheeklening. Woonvergunningvoorbehoud De overeenkomst kan een ontbindingsclausule bevatten voor het geval de koper geen vergunning krijgt om de woning te mogen bewonen. Leveringsverplichting Als een van de partijen niet meewerkt (in gebreke blijft) aan de uitvoering van de overeenkomst, dan kan de andere partij de ontbinding van de overeenkomst vorderen. Voorbehoud van verkoop Het gaat hier om een voorbehoud van verkoop van de huidige woning door de koper.
Ook in situaties van onderhoud aan de woning of verbetering van de woning is de eis gesteld dat op 31 december 2012 een onherroepelijke schriftelijke overeenkomst aanwezig moet zijn voor het onderhoud of verbetering om de lening onder de oude regels voor hypotheekrenteaftrek te laten vallen. Het onderhoud of de verbetering moet bovendien in 2013 voltooid worden.
3
Beleid Uitstel pensioen zónder doorwerken De doorwerkeis die aan pensioenuitstel wordt gesteld wordt tijdelijk losgelaten voor werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950. Uitstel is dan mogelijk tot de voor de werknemer geldende AOW-leeftijd. Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 5 december 2012, nr. BLKB2012/1822M Vanaf 1 januari 2013 gaat de AOW-gerechtigde leeftijd in stappen omhoog. Verder gaat op 1 januari 2014 de pensioenrichtleeftijd (ineens) omhoog naar 67 jaar. Het zal niet altijd mogelijk zijn om het pensioen uit te stellen tot de AOWgerechtigde leeftijd. Aan uitstel van pensioen wordt namelijk de eis gesteld dat de deelnemer doorwerkt. Als daar geen sprake van is, is pensioenuitstel niet mogelijk. In dit besluit is het doorwerkvereiste voor bepaalde gevallen tijdelijk buiten werking gesteld. Goedgekeurd is dat een (ex-)werknemer zijn pensioen mag uitstellen tot de voor hem geldende AOW-leeftijd zonder dat hij hoeft te voldoen aan het doorwerkvereiste. De goedkeuring geldt ook voor deeltijders. De goedkeuring geldt alleen voor werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950. De goedkeuring eindigt op 31 maart 2015. Belang voor de praktijk Het doorwerkvereiste wordt alleen voor specifieke situaties losgelaten. In veel gevallen blijft deze van kracht. Om van de goedkeuring gebruik te kunnen maken, zal de pensioenuitvoerder ook moeten willen meewerken aan uitstel. Dat is niet vanzelfsprekend. De mogelijkheid van pensioenuitstel moet namelijk uit de pensioenregeling blijken. Dit besluit biedt 'slechts' het fiscaal-juridisch kader. Als de mogelijkheid van pensioenuitstel niet in de pensioenregeling staat, is uitstel in beginsel niet mogelijk.
Nieuw staffelbesluit Nieuw staffelbesluit, geldig voor het jaar 2014, geldt niet voor (deels) eigen beheer voerende DGA en biedt brutostaffels aan geldend tot 2015 op pensioenrichtleeftijd 67. Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 13 december 2012, nr. BLKB2012/1761M Eind vorig jaar is het nieuwe staffelbesluit verschenen. Dit staffelbesluit vervangt vanaf 2014 het staffelbesluit uit 2009. In hoofdlijnen zijn er geen inhoudelijke wijzigingen (beoogd). Toch wijkt het nieuwe besluit wel enigszins af van het besluit uit 2009. Een aantal opvallende aspecten: • Het nieuwe staffelbesluit geldt niet meer voor de DGA voor wie het pensioen (gedeeltelijk) in eigen beheer houdt. • Het staffelbesluit geldt alléén voor het jaar 2014. • Alle premieovereenkomsten moeten uiterlijk 1 januari 2014 zijn aangepast aan de nettostaffeluitgangspunten van dit nieuwe besluit én aan de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar.
4
•
Het staffelbesluit 2012 bevat als overgangsrecht tot 1 januari 2015 brutostaffels op leeftijd 67 jaar met de forfaitaire opslagen voor kosten en premievrijstelling bij invaliditeit.
Belang voor de praktijk Het is opmerkelijk dat het besluit niet geldt voor DGA's die hun pensioen geheel of gedeeltelijk in eigen beheer uitvoeren. In de praktijk wordt nogal eens gekozen voor een gedeeltelijk verzekerd pensioen. Dit kan op twee manieren: een onbepaald verzekerd pensioen en een bepaald verzekerd pensioen. Bij een onbepaald verzekerd pensioen is er sprake van (doorgaans) een eindloonregeling in eigen beheer en is een pensioenverzekering gesloten waarbij niet is bepaald welk deel van de pensioenaanspraak nu eigenlijk gedekt wordt door de pensioenverzekering. Dat is anders bij een bepaald pensioen. In dat geval is exact duidelijk welk deel van het pensioen in eigen beheer wordt uitgevoerd en welk deel van het pensioen is verzekerd. Als er sprake is van een bepaalde pensioenverzekering bood het staffelbesluit de DGA de helpende hand. Het nieuwe staffelbesluit biedt die helpende hand niet meer. Regeerakkoord Het Regeerakkoord is gepubliceerd in TK 33.410, nr. 15. De verdere verlaging van de pensioenopbouw volgt uit pagina 62, post 97 en 98.
In het besluit wordt het overgangsrecht dat voor de oude staffels is getroffen ingekort met een jaar. Inmiddels is duidelijk geworden dat dit niet bedoeld is. De brutostaffels die gebruik maken van de forfaitaire opslagen voor kosten en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid mogen dan ook – zoals was toegezegd – tot 2015 gebruikt worden. Dit uiteraard onder de voorwaarde dat de maximale staffelpercentages uit bijlage VI C niet worden overschreden. Het is waarschijnlijk dat de verdere verlaging van de pensioenopbouw en de aftopping van het pensioengevend salaris, zoals is afgesproken in het Regeerakkoord tussen VVD en PvdA, in 2015 ingaat (Kamerstuk II 33 410, nr. 15, blz. 62, post 97 en 98). Voor 2015 e.v. zal er dan dus een opnieuw een staffelbesluit moeten worden gepubliceerd. Dit verklaart waarom dit besluit maar een gelding heeft van één jaar.
Jurisprudentie Navorderen IB mogelijk bij aangifte te kwader trouw De afkoopsom van een lijfrente is door de belastingadviseur niet meegenomen bij de aangifte inkomstenbelasting. Als blijkt dat de adviseur te kwader trouw was, dan kan dat worden toegerekend aan de belastingplichtige en kan de inspecteur belasting navorderen. Nieuwsbrief FJA De uitspraak van het Hof hebben wij besproken in Nieuwsbrief FJA nr. 106. Deze en andere Nieuwsbrieven FJA kunt u vinden op mijn.nn.nl.
Hoge Raad Het gaat hier om het arrest van 23 januari 2009, nr. 2007/10942.
Advocaat-Generaal 10 december 2012, nr. 2012/01060 A heeft in 1978 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule (oud regime lijfrente) afgesloten. Hij heeft de premies ten laste van zijn inkomen gebracht. In 2003 wordt de lijfrente afgekocht en maakt de verzekeraar de afkoopsom zonder inhoudingen over naar de bankrekening van A. Bij de aangifte inkomstenbelasting over 2003 heeft de belastingadviseur nagelaten melding te maken van de door A ontvangen afkoopsom. De aanslag is opgelegd conform de aangifte. De inspecteur heeft nadien een navorderingsaanslag opgelegd met een boete. Hof Amsterdam oordeelde dat de belastingadviseur te kwader trouw was. De Advocaat-Generaal (A-G) haalt een arrest van de Hoge Raad aan. Daaruit volgt dat van kwade trouw sprake is indien een belastingplichtige de inspecteur opzettelijk de juiste inlichtingen heeft onthouden of opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Onder opzet wordt ook 'voorwaardelijke opzet' begrepen. Van voorwaardelijke opzet is sprake indien de belastingplichtige (c.q. de door hem
5
ingeschakelde adviseur) ten tijde van het doen van de aangifte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat een onjuiste aangifte zou worden gedaan, en dat hij (c.q. die adviseur) die kans toen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Voor voorwaardelijk opzet is volgens de A-G derhalve niet alleen vereist dat belanghebbende (of diens adviseur) bij de aangifte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven, maar ook dat hij die kans bewust heeft aanvaard. Omdat het hof dit buiten beschouwing heeft gelaten, geeft de A-G de Hoge Raad in overweging het beroep gegrond te verklaren. Belang voor de praktijk De conclusie van de A-G vormt een advies aan de Hoge Raad. De Hoge Raad moet nog uitspraak doen. Vaak volgt de Hoge Raad de conclusie van de A-G, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Navordering van belasting is slechts mogelijk als er sprake is van een zogeheten 'nieuw feit' of als er sprake is van kwade trouw. De inspecteur kon in deze zaak geen beroep doen op een nieuw feit, omdat de verzekeraar de afkoop heeft gerenseigneerd aan de Belastingdienst en de inspecteur dus had kunnen weten dat A een afkoopsom heeft ontvangen. Ook kon de inspecteur niet aantonen dat A te kwader trouw was, omdat A op fiscaal terrein onvoldoende kennis had en bovendien ernstig ziek was. Dus richtte de inspecteur zijn pijlen op de adviseur. Het is namelijk vaste rechtspraak dat indien sprake is van kwade trouw van degene van wiens hulp de belastingplichtige gebruik heeft gemaakt (bijvoorbeeld een belasting- of verzekeringsadviseur) diens kwade trouw aan de belastingplichtige kan worden toegerekend. Sinds de invoering van de vierde tranche Algemene Wet Bestuursrecht in 2009 is het mogelijk dat ook een adviseur een boete krijgt opgelegd. Er moet dan wel sprake zijn van 'medeplegen' en derhalve dat de belastingplichtige ook een verwijt kan worden gemaakt. Dat was in deze casus, zoals al opgemerkt, niet het geval.
Belastbaarheid in Nederland van bij Belgische verzekeraar gesloten C-polis In geschil is of de uitkering uit een bij een Belgische verzekeraar gesloten pensioenpolis tot het belastbaar binnenlands inkomen mag worden gerekend. Hof Leeuwarden 18 december 2012, nr. 2011/00037 M heeft pensioen in eigen beheer opgebouwd in zijn BV. Nadat hij geëmigreerd was naar België heeft een waardeoverdracht van het pensioen plaatsgevonden naar een in België gevestigde verzekeraar. Er is een polis opgemaakt waarin is opgenomen dat het kapitaal moet worden gebruikt voor de aankoop van een ouderdoms- en nabestaandenpensioen conform de Nederlandse Wet op de loonbelasting 1964. Tevens is opgenomen dat de regels van de Nederlandse Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) van toepassing zijn. In 2003 is de polis geëxpireerd en heeft de verzekeraar het kapitaal van € 238.668 uitgekeerd aan M. De inspecteur is van mening dat de uitkering uit de polis tot het Nederlandse belastbare binnenlandse inkomen moet worden gerekend omdat dit duidelijk blijkt uit de in de polis opgenomen pensioenclausules. Nu de polis niet is gewijzigd, zijn deze bepalingen onverkort van kracht. M stelt dat de uitkering niet tot het Nederlandse belastbare binnenlandse inkomen moet worden gerekend, omdat het een uitkering uit een kapitaalverzekering betreft aan een Belgisch ingezetene door
6
een Belgische verzekeraar. M stelt dat de pensioenclausules wel degelijk zijn vervallen. Hof Leeuwarden stelt dat nu de uitkering verband houdt met een in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking, ervan uit mag worden gegaan dat de uitkering ook in Nederland belast is. Omdat M stelt dat deze regel niet opgaat, ligt de bewijslast bij hem. Het is dan ook aan M om aannemelijk te maken dat de in de pensioenpolis opgenomen pensioenclausules vóór de expiratiedatum van de polis zijn verwijderd. M slaagt er in de ogen van het Hof niet in om aannemelijk te maken dat de polis is gewijzigd en stelt de inspecteur in het gelijk: de uitkering mag tot het belastbaar binnenlands inkomen worden gerekend. Belang voor de praktijk Wie stelt, moet bewijzen. Dit aloude adagium was al geldig bij de Romeinen. En nog steeds geldt het in Nederland als rechtsprincipe zoals M in deze procedure heeft ondervonden. Uiteraard ligt het in de praktijk iets genuanceerder. Zo geldt de bewijsplicht alleen voor feiten en rechten die door de wederpartij betwist worden. Daarbij geldt dat een stelling voor waar wordt aangenomen, tenzij daartegen specifiek verweer wordt gevoerd. Als de wederpartij niet reageert op een stelling, zal de rechter die stelling dus voor waar aannemen. Een uitzondering geldt voor feiten van algemene bekendheid, die niet bewezen hoeven te worden. Een stelling hoeft overigens niet altijd 100% te worden aangetoond. Vaak is voldoende dat zij aannemelijk is gemaakt. Wel van belang, maar niet in deze procedure aan de orde gekomen, is de werking van het belastingverdrag Nederland-België. Er wordt namelijk eerst gekeken naar de Nederlandse belastingwetgeving. Nu de rechter heeft bepaald dat de uitkering uit de pensioenpolis tot het Nederlandse belastbare binnenlandse inkomen wordt gerekend, moet nog naar het belastingverdrag worden gekeken aan welk land de belastingheffing wordt toegewezen. In het belastingverdrag tussen Nederland en België van 5 juni 2001 is opgenomen dat het heffingsrecht wordt toegekend aan de bronstaat (in dit geval Nederland) als het pensioen geen periodiek karakter draagt en wordt uitbetaald vóór de datum waarop het pensioen zou moeten ingaan. Ook op grond van het belastingverdrag mag Nederland dus heffen.
Verevening Nederlandse pensioenrechten door Duitse echtgenoten De verevening van Nederlandse pensioenrechten op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is van toepassing ongeacht het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Hof Amsterdam 18 december 2012, nr. 200.081.853 M en V hebben voorafgaand aan hun huwelijk in Duitsland huwelijkse voorwaarden met koude uitsluiting opgesteld. Op het huwelijksvermogensregime is Duits recht van toepassing. Op 3 mei 2007 scheiden M en V. In geschil is of V op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: WVPS) recht heeft op verevening van het pensioen dat M tijdens hun huwelijk in Nederland heeft opgebouwd. Hof Amsterdam sluit aan bij het oordeel van de rechtbank en beslist dat V recht heeft op verevening van het pensioen dat M in Nederland heeft opgebouwd. Op het in Nederland opgebouwde pensioen van M is de WVPS van toepassing. Tevens is in de WVPS bepaald dat de wet van toepassing is ongeacht het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Het feit dat het Duitse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime is niet relevant. Het
7
beroep van M op het Haags huwelijksvermogensverdrag wordt niet van toepassing verklaard, omdat pensioenverevening niet onder het toepassingsgebied van het Verdrag valt. Ook hebben M en V in de huwelijkse voorwaarden niet expliciet de toepassing van verevening uitgesloten. Belang voor de praktijk Vanaf 1 mei 1995 zal op basis van de WVPS in geval van een scheiding het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen verevend moeten worden, ongeacht het huwelijksgoederenregime. Een uitzondering is mogelijk als de partners de toepassing van de WVPS expliciet hebben uitgesloten. De ex-partner heeft tevens recht op bijzonder partnerpensioen op basis van de Pensioenwet (hierna: PW), tenzij de partners dit expliciet hebben uitgesloten. In het hieronder opgenomen overzicht ziet u in welke situaties voor de meeste pensioenregelingen verevening verplicht is voor zover partners geen afwijkende afspraken hebben gemaakt (niet alle pensioenen zijn opgenomen): Pensioenverevening
Bijzonder partnerpensioen
Werknemerspensioen (PW, Wet Bpf)
Verplicht op basis van artikel 1, lid 4, sub a en b, WVPS
Verplicht op basis van artikel 57 PW
DGA-pensioen
Verplicht op basis van artikel 1, lid 4, sub a, WVPS
Verplicht op basis van artikel 3a, lid 2 en 3, WVPS
BPR-pensioen
Verplicht op basis van artikel 1, lid 4, sub h, WVPS
Verplicht op basis van artikel 68 Wet BPR
Buitenlands pensioen van partners die naar Nederlands recht zijn gehuwd
Verplicht op basis van artikel 1, lid 8, WVPS
N.v.t.
Nederlands pensioen van partners die naar buitenlands recht zijn gehuwd
Verplicht op basis van artikel 1, lid 7, WVPS
Verplicht op basis van artikel 57 PW
Rechtstreekse uitbetaling uitvoerder Ja, op grond van artikel 2, lid 2, WVPS (binnen 2 jaar na scheiding melden aan de uitvoerder) Ja, op grond van artikel 2, lid 2, WVPS (binnen 2 jaar na scheiding melden aan de uitvoerder) Ja, op grond van artikel 2, lid 2, WVPS (binnen 2 jaar na scheiding melden aan de uitvoerder) Nee, recht op uitbetaling bestaat alleen jegens de andere echtgenoot (artikel 1, lid 8, WVPS) Ja, op grond van artikel 2, lid 2, WVPS (binnen 2 jaar na scheiding melden aan de uitvoerder)
© 2013 Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale-Nederlanden
8