Herbergen, Bierstekerijen en Koffiehuizen in Petten en Hazepolder door W. Siewertsen.
Het wapen van Amsterdam Het wapen van Alkmaar
De geschiedenis van deze dranklokalen is de geschiedenis van Petten. Bedreiging door de zee, afbraak en landinwaarts weer opbouwen. Petten verschoof in oostelijke richting, maar in de zestiende eeuw kwam het einde van de mogelijkheid tot opschuiven in zicht. De landtong waarop Petten lag werd smaller en smaller, tot in 1598 de Hasedwarsdijk werd aangelegd. Men kon toen uitwijken naar De Haasepolder waar tussen 1600 en 1700 de bebouwing is ontstaan die Nieuw-Petten werd genoemd en Tater Hazepolder heette. Het Vlak stond voor 1700 regelmatig onder water en heette Krabbewater. Via het Korfwater was er noordelijk van Petten een verbinding met de zee. In 1691 kwam er met de Spreeuwendijk een definitieve afsluiting van de zee en was Het Vlak beschikbaar voor bebouwing. Tussen 1700 en
8.
1800 werd daar het Petten gebouwd dat de ouderen onder ons nog hebben gekend. In beschrijvingen van de geschiedenis van Petten werd vaak gesuggereerd dat de golven weer een deel van de geschiedenis hadden verzwolgen. Wellicht is dit in 1421 bij de Elisabethsvloed gebeurd, maar daarna gaat dit beeld niet meer op. Ieder jaar, het ene wat meer dan het andere knabbelde de zee enkele meters van de dijken en duinen af. Dit proces ging geleidelijk en men zag het aankomen. De huizen verdwenen niet plotseling in de golven, maar werden meestal op tijd afgebroken en landinwaarts weer opgebouwd. Bouwmaterialen waren te kostbaar om door de zee te laten wegsleuren. Petten schoof geleidelijk langs de Heereweg of Gemeeneweg Het Vlak in tot in plm. 1840 de toestand was bereikt van voor de laatste wereldoorlog.
De eerste gegevens over herbergen in Haasepolder en Out Petten De oudste vermelding van een herberg in Out Petten is waarschijnlijk uit 1570, er werden toen huizen weggeslagen tot aan Het Moriaanshoofd. Op een tekening van t'Honsbos is een gebouw met een uithangbord afgebeeld, waarschijnlijk een herberg, maar de afbeelding op het bord is niet herkenbaar.
In 1645 kocht de brouwerij "Drie Ruijten" uit Alkmaar een huis in de Hasepolder en in datzelfde jaar kocht de brouwer van "De Hollandsche Tuin" uit Alkmaar ook een huis in de Hasepolder. In 1646 kreeg de bierstecker Floris Andries van Out Petten een zoon die Leenert werd gedoopt (1) en op 26 juni 1710 verkocht Aerjen Thoonisz 't Hooft hospes in "'t Roo Vliegende Hart" (Hert) tot Petten aan Hendrik Jansz. Hoedt verlegger en afslager tot Petten alle zijn meubilair (2). Het zijn alle fragmenten waaruit geen duidelijk beeld ontstaat, maar er blijkt wel uit dat er al heel lang herbergen en bierstekerijen in Petten zijn. Na 1700 zijn er veel meer gegevens bekend. "Het Wapen van Amsterdam" Op 14 maart 1684 kocht Gerrit van Blankendaal Mr. chirurgijn in de Hasepolder van Elias Thomasius en van Bouwen Maertz. de helft van een huis en erf "staende en leggende op de hoeck van de westerregelhuijsen - in de Hasepolder belent de Schorelse dijck ten westen, de Hasedwarsdijk ten noorden en de wegh ten oosten". Elias Thomasius en Bouwen Maertz. waren beide bierbrouwers en eigenaars van de brouwerij 't Swaert of Het Wapen
van Haarlem aan de Varkensmarkt in Alkmaar (3). Bierbrouwers met een aandeel in een herberg zijn dus geen verschijnsel van deze tijd. Gerrit van Blankendaal is niet lang herbergier op de Hasepolder geweest, want op 20 april 1686 verkocht hij zijn deel in de herberg aan Johannes Crombe "beijde wonende in de Hasepolder de gerechte helft van een huijs en erve staende en leggende in de Hasepolder daer tegenwoordigh Amsterdam uijt hangnt". Vaak waren herbergier en chirurgijn dicht bij elkaar gevestigd en soms zoals bij Blankendaal was het één en dezelfde persoon.
In 1742 was Gerrit Steijl hospes op de Hasepolder in een herberg die op dezelfde plaats stond en waarschijnlijk de zelfde herberg was. De naam Het Wapen van Amsterdam werd toen niet vermeld. In 1742 was Klaas Keman chirurgijn op de Hasepolder, hij woonde in huis no. 284 aan de westzijde. De herberg van Gerrit Gerritsz. Steijl was huis no. 286. Chirurgijn en herbergier woonden dus weer dicht bij elkaar. Zakenlieden maakten gebruik van de herbergen. O p 21 december 1745 verkocht Abraham Bood in de herberg van Gerrit Steijl aan Cornelis Zeeman Zeijlemaker uit Amsterdam vier stukken "cabeltouw als hij hadde leggen op de werf van zijn vader Jan Bood wonende op de Hasepolder. Jan Abrahamsz. Bood was de Mr. timmerman van de Hondsbossche en houtkoper. Hij woonde bij het Gemenelandshuis. Het cabeltouw dat werd verkocht voor één stuiver en acht penningen per pond woog in totaal 1200 pond (4). In 1759 overleed Gerrit Steijl, zijn zoon volgde hem op en in 1766 was zoon Gerrit Gerritsz. Steijl nog altijd hospes in deze herberg. In 1788 was de Hondsbossche zeewering door overmolling zo ver landinwaarts geschoven dat alle huizen van de westzijde op de Hasepolder moesten worden afgebroken (5).
9.
Rechts de bierbrouwerij 't Swaert of Het Wapen van Haarlem later bekend onder de naam Het Fortuin. Gebouwd in 1689, gesloopt in 1809.
De huizen werden van de eigenaren gekocht door het Hoogheemraadschap en daarna voor de sloop verkocht. In de jaren 1790 en 1791 werden de laatste huizen gesloopt. Dat was het einde van deze herberg. Hondsbossche Zeewering en de Oude Schoorlse Zeedijk waren over dit gedeelte bij HaSepolder in elkaar geschoven en een dijk geworden. "Het Wapen van Alkmaar"
zeker in de herberg hun drankjes hebben gedronken en een vers visje hebben gegeten, maar of ze er ook oesters konden eten is onbekend. In 1737 was Claes Garmentsz. Swaelf eigenaar, hij was hospes en dienaar der justitie, een combinatie die tegenwoordig niet zo logisch zou zijn. Behalve schippers kwamen er ook anderen om hun zaken te doen, zoals in 1737 na een stranding. Op 28 september waren een aantal mannen in "'t Wapen van Alkmaar" bijeen voor 't doen der Reeckeninge in verband met het betwiste bergen van een partij ijzer. De bijeenkomst werd in de grote keuken gehouden. Aanwezig waren Cornelis Adriaansz. Keeleman, Pieter Lourisz. Janbroer en Pieter Fransz. Er werd door Cornelis Keeleman met Lijsebeth Claes en Aaltje Claes, beide dochters van de hospes Claes Swaelf, in het agterkeukentje een kopje thee gedronken en Aaltje was later aan het schoonmaken in het agterend. Deze gegevens werden in een schepenrolle vermeld om vast te stellen dat Cornelis Keeleman niet de gehele tijd bij 't doen der Reeckeninge aanwezig was geweest (6). Op 1 juli 1750 stierf Claes Garmentsz. Swaelf. Voor zijn dood was er veel herstelwerk aan de herberg uitgevoerd. Dat bleek uit het beschrijven van zijn schulden: aan de erven van P. Oosterbrug wegens gelevérde materialen en arbeidslonen van timmerwerk aan de herberg: f 91,88 aan Claas Spierdijk wegens timmerlonen van reparatie: f 71,02 aan Dirk Coolmeijer wegens geleverd riet: f31,80 aan Louris Aalbertsz. Decker wegens decklonen:f 4,74 aan Adriaan Prz. Decker wegens decklonen: f251,40 aan Willem Jansz. Brederoede wegens verven en glasemaken: f 35,66
Niet ver van "Het Wapen van Amsterdam", maar aan de westkant van de Oude Schoorlse Zeedijk, stond de herberg "Het Wapen van Alkmaar" met de meelmolen ten noorden en de Hasepolder ten zuiden. Op de kaart van Jan Spruijtenburgh uit 1730 is de herberg getekend en op een kaart uit 1715 is deze bebouwing ook al aangegeven. De herberg stond aan de Sloot, waar iedere dag de zoutwaterhalers uit Alkmaar met hun schepen langs voeren om water voor de zoutketen in Alkmaar op te halen. Naast de herberg lagen van 1751 tot +1775 de oesterputten. De schippers zullen
10.
aan Wiggert Pieterz. Smit wegens leverantie van ijzerwerk: f 20,50 aan d'erve Jan Ad. Windig wegens reparatie van metselwerk: f 1,14 Weinig metselwerk en veel reparatie aan timmerwerk; zou er brand zijn geweest? Behalve schulden door werk aan de herberg had Swaelf nog schulden aan vele Pettemers en anderen, zoals een schuld van f 200 aan de scheepstimmerman Jan Gerritsz. Nol wegens geleend en geleverd bier. Nol had naast zijn scheepstimmerwerk ook nog een bierstekerij. Er was ook een flinke schuld aan
de wijnkoper Marcant uit Alkmaar wegens geleverde wijn (7). Op 23 september 1750 werd de herberg voor f 800 verkocht aan Jacob Adriaanse Noorden, in de wandeling Jacob Sanders. Na het vergaan van de Elisabeth Dorothea in 1767 tussen Petten en Callantsoog kwamen strandvonders in "Het Wapen van Alkmaar" bijeen. In dat jaar was Pieter Hendriksz. Twisk eigenaar van deze herberg en in de processtukken van deze geruchtmakende schipbreuk werd vermeld dat de strandvonder Corne is Schagen zich om drie uur in de nacht van 27 november naar de herberg van Pieter Twisk spoedde. Cornelis Schagen was de baljuw van Petten. Jan Mooijman Hoet, de tweede strandvonder, ging eveneens naar de herberg en ook de derde gewaarschuwde strandvonder Aris Oost kwam daar aan met nog een aantal niet met name genoemde personen. Spoedig daarna ging deze groep in de nacht vanuit "Het Wapen van Alkmaar" naar het strand en in de richting van Callantsoog. Pieter Hendriksz. Twisk was niet alleen herbergier, maar ook dienaar der justitie zoals ook zijn voorganger Claes Swaelf dat was geweest. Maar ondanks dat moest hij eind 1767 uit Petten vluchten omdat hij op de lijst van te arresteren mannen stond die werden gezocht voor strandroverijen na de schipbreuk van de Elisabeth Dorothea. Pieter Hendriksz. Twisk stierf op 19 juli 1772 en zijn grafsteen is nog steeds te zien op de begraafplaats van Petten. Op de steen is een medaillon afgebeeld met een springend paard. De weduwe van Pieter Hendriksz. Twisk, Jannetje van Buunen, verkocht de herberg staande op de dijk op 1 mei 1773 voor f 600 aan Poulis Vriesman (7). Toch nog vrij veel geld voor een bedreigde herberg, want de Hondsbossche zeewering kwam ieder jaar dichter bij. Op 5 juni 1776 werd er al molwerk aan de Hondsbossche uitgevoerd even bezuiden de kluft bij het huis van Poulis Vriesman. In het bestek van het molwerk werd vermeld dat er bij deze herberg ook een dars was. Molwerk was het weer in profiel brengen van de door de storm aangetaste zanddijk van de zeewering, dit had echter tot gevolg dat de zeewering na iedere herstelling een stuk landinwaarts was geschoven. In 1778 schreef Poulis Vriesman een verzoek aan de Dijkgraaf van de Hondsbossche en Duijnen tot Petten voor financiële steun om zijn herberg te kunnen verplaatsen. Door het overgebrachte zand was het practisch niet meer mogelijk de deur en venstercozijnen te gebruiken en door de persing van het zand dreigden de muren in te storten. Het gevolg was dat veel passagiers voornemens om naar gewoonte bij hem
hun nachtrust te nemen door dreigend gevaar zich naar elders begaven. Er werd aan Poulis Vriesman f 200 steun gegeven. Na een mondeling verzoek kreeg hij er nog eens f 100 bij zodat hij voor f 300 de herberg moest verplaatsen (5). Eind 1778 werd er weer molwerk aanbesteed "in de plaats van het weggekeurde huis cum annexis van Poulis Vriesman staande in en aan de zeewering even bezuiden de noorderscheij". Dat was het einde van "Het Wapen van Alkmaar". De herberg werd herbouwd aan de Hasedwarsdijk maar met een andere naam.
De herberg "In Egmond aan Zee"
Op 1 oktober 1743 gaf Wiggen Pieters van Buuren Mr. Hoeffsmit tot Petten aan Annetje Frederiks, Casteleijnesse in "Het Wapen van Egmond aan Zee" 995 gulden in ruil voor een obligatie. Op 24 augustus 1751 schonk Wiggert Pieters van Buuren "uijt een zonderlinge affectie en toegenegenheit" deze obligatie aan Frederik Pietersz. van der Beek wonende tot Petten, zoon van Pieter van der Beek en Anne Vreriks (8). Op 30 april 1752 was Frederik al overleden en werd begraven aangegeven. In 1753 was Anna Vreriks nog steeds de eigenaresse van de herberg "In Egmond aan Zee" in Petten belent met de erve van Jan Gertsz. ten noorden en de gemeene weg ten oosten en ten westen (7). De plaats waar deze herberg stond is nog niet bekend, maar hij stond in het deel van Out Petten dat na de hevige storm van 1777 is afgebroken. Op 2 januari 1769 was Poulis Vriesman eigenaar van de herberg met stalling "In Egmond aan Zee" belent met Jan Mettis ten noorden en de erven van Jacob Swaen ten zuiden. Naast het huis van de erven Swaen stond de bakkerij van Pieter Jansz. Bakker. Deze bakkerij is in 1777 afgebroken en verplaatst naar Het Vlak van Petten. Het is zeer waarschijnlijk dat de herberg ook in deze tijd is afgebroken. De vrouw van Poulis Vriesman was Louisje Pieters van der Beek, een zuster van Frederik Pietersz. van der Beek die in 1751 de obliga-
11.
tie op de herberg kreeg. Poulis Vriesman kocht in 1773 de herberg "Het Wapen van Alkmaar". Hij bezat toen twee herbergen die enkele jaren later beide moesten worden afgebroken. Voor het verplaatsen van "Het Wapen van Alkmaar" kreeg hij f 300 steun, maar de in 1778 nieuw gebouwde herberg noemde hij "In Egmond aan Zee". De plaats van deze herberg is wel bekend; hij werd gebouwd op de grens van Petten en de Zijpe, in de barmte van de Hasedwarsdijk in Het Vlak van Petten bij het Kerkepad. Het grootste deel van de herberg lag op het grondgebied van Petten maar een uitbouw van de herberg lag in de Zijpe. Het vertrek in
de uitbouw heette de 'Zijper Kamer' en had een schuifraam met uitzicht op de Hasedwarsdijk. Poulis overleed in 1780. Op 22 juni 1780 werd de impost op het begraven vermeld. De vrouw van Poulis, Louisje Pietersz. van der Beek, stierf op 8 februari 1781. Op 18 maart 1781 werd deze vrij nieuwe herberg met stalling, dars en schuur verkocht aan Nicolaas Dilhof, wijnkoper uit Alkmaar. De naam werd veranderd in "De Hollantse Tuyn" en in 1789 droeg de herberg deze naam nog. Van 1804 tot 1811 was Cornelis Verwer eigenaar en van 1812 tot 1837 Pieter Krans.
De herberg "In Egmond aan Zee " De Zijper Kamer
Van 1837 tot 1848 was William Siewertsen eigenaar van de herberg, hij kocht het pand op 23 oktober 1837 van Pieter Krans. William werd in 1837 vermeld als kastelein en winkelier, en in 1845 als logementhouder. Het was toen nog altijd een herberg. In 1850 werd het gebouw verkocht aan Arie Kossen, vrachtrijder te Hasepolder en in 1884 werd Jacob Wartenhorst, landman te Petten, eigenaar. Hij was landman maar ook kastelein, want vanaf 1870 was hij ook eigenaar van de herberg "De Willem Barentsz." Op een oude prentbriefkaart is het gebouw nog te zien. Piet Glas was de
12.
laatste eigenaar en hij heeft het in 1930 afgebroken. Henk Glas heeft van de schouw van deze herberg een aantal scherven van de tegels opgegraven. Het zijn blauwe geglazuurde landschaptegels uit de 18e eeuw met spinnekopjes als hoekmotief. Bierstekerijen Bij de eigenaars van bierstekerijen in Petten komen we vaak dezelfde namen tegen. Het 'regt' bleef soms generaties lang in dezelfde familie, zoals bij de familie Nol, maar men kon het 'regt' ook kopen. Op 24 december 1760 verkocht Gerrit
Jansz. Nol aan zijn zoon Willem Nol "het regt van zijn bierstal of bierstekerij die hij door erfenisse van zijn vader Jan Pietersz. over vele jaren eerwaarts heeft gekregen doch daarvan geen octroij hebbende gevonden veronderstelle alsdat hetzelve hetzij door de amoveeringe der huizen van de zeewering alhier of door andere diergelijke voorvallen zal weg geraakt en uithandig geworden wezen" (7). Zo'n bierstekerij was meestal een bijverdienste, je kon er niet van leven en Gerrit Jansz. Nol was behalve biersteker ook de Mr. schuijtemaker of scheepstimmerman van Petten. Een akte uit 1775 geeft een beeld hoe het transport van het bier naar Petten verliep. Op 29 juni 1775 kreeg Willem Nol des avonds om zes uren voor zijn bierkelder staande en gelegen tot Petten enige verndels bier vervoerd op de wagen van Gerrit Krans. De vaten bier waren door Jan Ellen, de veerschipper, van de Hasepolder uit Alkmaar meegebracht. Gerrit Krans was de zwager van de schipper en hij had het bier verder getransporteerd. Teunis Dirksz. Snip en Aalbert Cornelisz. Duijts hadden dit gezien en zij legden een verklaring af voor de secretaris van de Hooge en Vrije Heerlijkheid Petten ter ondersteuning van een klacht van Hendrik Twisk, de veerschipper van Petten op Alkmaar. Waarom deze klacht? Jan Ellen was de veerschipper van Hasepolder op Alkmaar en Hasepolder behoorde juridisch bij de Zijpe. Ellen mocht dus geen vrachten voor Petten vervoeren en aan de regels moest men zich houden. Er waren nog meer regels. Bier tappen tijdens de kerkdienst mocht ook niet, maar het gebeurde toch wel eens. Op 11 december 1713 kreeg Aarjen Siewerts wonende op Sloot een boete van drie 'Heeren ponden' omdat zijn vrouw Guurt Jans Bien op zondag 3 december onder de predicatie bier had getapt aan Hendrik Jansz. Twisk en dat was contra de keur. Op 28 december 1769 machtigde Maertje Gerrits Nol, weduwe van Pieter van Croonenburg, Jan Schravesant wonende in de Oude Zijpe aan de Belkmerweg, om een huis staende te Petten benevens het Regt van bierstekerij of bierstal daer bij behorende te verkopen. Op 27 maart 1770 gebeurde dit ook en Pieter Hendriksz. Twisk, de hospes van "Het Wapen van Alkmaar" kocht er voor ƒ 450 ook nog een huis met het regt van bierstekerij bij, belent met Poulis Vriesman ten noorden en de armenhuijse ten zuiden (7). Jan Adriaensz. Mettis, de Mr. timmerman van Petten, heeft ook verschillende bierstekerij en gehad. Op 5 augustus 1732 verkocht Pieter Jansz. Spanjaert, schoolmeester tot Spanbroek, aan Jan
Adriaensz. Mettis zijn swaeger een bierkelder met desselfs bierstekerij belent Dirk Teunisz. Snip ten zuiden 't weeshuis ten noorden Willem Gerritsz. Kroon ten westen voor ƒ 600 (7). Naast de herberg "In Egmond aan Zee", welke in 1769 eigendom was van Poulis Vriesman, had Jan Mettis een huis met het regt van bierstekerij. Op 25 juni 1772 verkochten de erven Jan Ad. Mettis dit huis voor ƒ 450 aan Maartje Teunis de Jong (7). Maartje had in dit pand in 1775 ook een commenijwinkel (kruidenierswinkel). Waarschijnlijk is dit huis ook in 1777 na de hevige storm afgebroken. Al deze bierstekerij en stonden in Out Petten, dat in de zee is verdwenen en ongeveer 100 a 150m uit de kustlijn van nu lag, recht voor het Petten dat in de laatste wereldoorlog is afgebroken. Na de storm van 1777 was het met Out Petten afgelopen. Op 3 maart 1783 kocht Marijtje de Leeuw, weduwe van Evert van Eist een huis met het regt van bierstekerij in de kerkebuurt Pieter Bijl ten oosten en de weduwe van Evert van Eist ten westen voor / 395 (9). In het 'Registre Civique' uit 1811 in de Napoleontische tijd, vinden we in Petten maar één herbergier, namelijk Kien Vincent oud 34 jaar "aubergiste". Maar er zullen zeker meer gelegenheden zijn geweest waar men drank kon kopen. Belastingen op drank Drank is voor de overheid al lang een bron van inkomsten. In november 1636 stelden de Staten van Westfriesland in een Octroij vast dat de biertappers in de Hasepolder voortaan vijftien stuivers per ton bier moesten afdragen voor het onderhoud van de bruggen, wallen en platinge in de Hasepolder. Deze belasting was nodig omdat er veel achterstallig onderhoud was. De biertappers in Out Pettenhetaalden deze vijftien stuivers al voor 1636, maar omdat er onduidelijkheid was over de jurisdictie in de Hasepolder werden de tappers daar niet voor deze belasting aangeslagen (10). Over de jaren 1730 tot 1741 is er een afrekening bewaard gebleven van deze dorpsaccijns. Cornelis Schagen, collecteur tot Petten, droeg ƒ 7,-6 stuivers af over deze elf jaren, veel was het niet (11). In 1750 was Jan Backer impostmeester voor wijnen in Petten. Het ontduiken van belastingen op drank kwam vroeger ook al voor. In 1827 was er in Petten een plaatselijke belasting op drank. De burgemeester Pieter Langedijk had al enige tijd in de gaten dat er niet veel belasting werd betaald, terwijl er toch flink werd gedronken. De geleidebiljetten van 's
13.
Rijks belastingen werden opgevraagd over de periode van 5 september 1827 tot 16 oktober 1827. Het bleek dat de kasteleins ongeveer over de helft van de geschonken drank belasting betaalden. In deze zes weken was er 1170 liter jenever, 160 liter wijn, 200 liter brandewijn en 20 liter anijs naar Petten vervoerd. Petten telde toen ongeveer 350 inwoners. Het gemeentebestuur probeerde op een vriendelijke manier de vier kasteleins tot betalen te bewegen. Willem Siewertsen wilde wel betalen, maar Pieter Vriesman ontkende de dranken te hebben ontvangen en bij C. en W. Vriesman waren waarschijnlijk verkeerde namen opgegeven. Ook toen was de burger vindingrijk bij het bedotten van de overheid (12). Waar kwam de drank vandaan ? De leveranciers van de dranken waren meestal in Alkmaar en Haarlem gevestigd. In deze steden waren al heel lang bierbrouwerijen en de steden zorgden er voor dat er op het platteland geen brouwerijen mochten komen. De brouwers waren vroeger, net als nu, vaak eigenaar van herbergen. In 1645 was de brouwer van "Drie Ruijten" uit Alkmaar eigenaar van een huis in de Hasepolder en in dat zelfde jaar kocht de concurrent "De Hollandsche Tuijn" uit Alkmaar ook een huis in de Hasepolder. In 1684 hadden de brouwers van "'t Swaert" uit Alkmaar de helft van de herberg "Het Wapen van Amsterdam" in de Hasepolder in bezit en de wijnhandelaar Nicolaas Dilhof uit Alkmaar kocht in 1781 de herberg "In Egmond aan Zee" van de erven Poulis Vriesman. De wijnhandelaar Marcant leverde voor 1750 dranken aan Claes Garmentsz. Swaelf, de herbergier van "Het Wapen van Alkmaar". Het bier kwam dan wel uit Alkmaar, maar het water waarmee het werd gebrouwen kwam uit Schoorl. Het duinwater werd met schepen vanuit Schoorl naar Alkmaar vervoerd. "De drie Putten" In 1836 was Johanna Frederica Hemelrin tapster en eigenaresse van de herberg, die de ouderen uit Petten nog hebben gekend onder de naam "Het Wapen van Petten", maar die eigenlijk "De drie Putten" heette. In 1840 werd de herberg verkocht aan Jan Schravezande uit Sint Maarten. Een van de activiteiten die plaats vonden was het houden van verkopingen, zoals in 1842 toen een verkoping plaats vond van afbraakmateriaal.
14.
WÊKKmmmBmKKKSm
De Willem Barentsz. De drie Putten
In 1869 kocht Gerbrand Siewertsen de herberg, maar Gerbrand overleed in dat zelfde jaar. De weduwe van Gerbrand wilde de zaak voortzetten. In 1870 werd er een stal bijgebouwd, maar in 1871 verkocht zij de herberg aan Floris Kruit uit Callantsoog. Kruit was eigenaar tot 1874; in dat jaar werd de herberg verkocht op een veiling aan Klaas Mos. Na de dood van Klaas in 1891 zette zijn weduwe Maartje de Boer de zaak voort. Op feestdagen werd er muziek gemaakt en werd er gedanst en in 1896 werd er in de Zijper Courant een advertentie geplaatst om het Paasbal aan te kondigen.
BAL, JBt, Eersten
Pamchdag,
bij de Wed. K. MOS te PETTEN.
In 1903 schreef Andries Siewertsen op 28 september een brief aan Burgemeester en Wethouders, waarin hij mededeelde dat hij "De drie Putten" had gekocht onder de voorwaarde dat de vergunning voor het perceel behouden kon blijven. "De drie Putten", had zoals vermeld, de oudste vergunning in de gemeente Petten en had "gelijk talfooze malen gebleken is bij stranding van schepen de schipbreukelingen geherbergd en van de schipbreukelingen als hun redders levensgeest en kracht weder opgewekt door het tijdig toedienen van geestrijk vocht'! (12) Siewertsen kreeg zijn vergunning. Op 23 februari 1904 des voormiddags om 11 uur vond de publieke veiling plaats door notaris Backx van de herberg genaamd "De drie Putten" met vergunning, bestaande uit: sterk huis, dorsch, hooiberging, boet met koestallen en erf groot 3 aren 10 centiaren. Te aanvaarden 1 mei 1904. De stallen werden na 1904 verbouwd tot een zaaltje waarin uitvoeringen konden worden gegeven. De gymnastiekvereniging maakte er gebruik
van en met Pettemer kermis en met Pasen, Pinksteren en kerstmis was er bal in de verbouwde koeiestal (13).
Muziek voor den Dans op Zondag? 10 Februari^ Ü L SIEWERTSEN i - N B i ^ f g In 1905 verbleven militairen van de kustwacht in "Hotel Siewertsen". De soldaten en matrozen vonden het eten slecht en de Schout bij Nacht uit Den Helder stuurde een klacht naar het gemeentebestuur van Petten (12). In 1913 brak er een brandje uit in de herberg, de schade was niet groot, maar dit was toch de aanleiding om de oude herberg te slopen en op dezelfde plaats een nieuwe te bouwen. Spoedig daarna brak de Eerste Wereldoorlog uit en dat was voor de eigenaar van "De drie Putten" een goede tijd. Er werden militairen ingekwartierd, meestal 30 man maar af en toe moest er zelfs voor 100 man worden gezorgd. In 1971 werd de herberg verkocht aan de heer Langedijk uit Anna Paulowna. Hij kocht ook "De Willem Barentsz.", die schuin tegenover "De drie Putten" lag. Langedijk had de beide herbergen maar kort in bezit. Hij verkocht "De drie Putten" aan de heer Sneeboer en deze verkocht de herberg weer aan Hendrik Vriesman. Hendrik bleef de eigenaar tot het café in 1943 tegelijk met het dorp werd afgebroken op bevel van de Duitsers. "De Willem Barentsz." In 1868 liet William Siewertsen schuin tegenover "De drie Putten" een herberg bouwen die hij "De Willem Barentsz." noemde. In 1869 kocht Gerbrand Siewertsen "De drie Putten". Gerbrand en William waren beide zoons van de William Siewertsen die in 1837 de herberg "In Egmond aan Zee" kocht. Erg gelukkig waren de broers niet met hun herbergen. Gerbrand stierfin 1869 en William ging in 1879 failliet. Jacob Wartenhorst kocht "De Willem Barentsz." in 1881 op een veiling. In 1885 werd zoon Maarten Wartenhorst de eigenaar van dit café, waar boeren en middenstanders bij elkaar kwamen. De strandwerkers hadden de herberg van de overbuurman als trefpunt.
De volgende eigenaar van "De Willem Barentsz." was Jan Constant. Hij was niet alleen herbergier, maar ook boer. Ook zijn herberg kreeg in 1914 inkwartiering van militairen. Op 4 april 1917 werd het café onderhands verkocht aan de heer Langedijk uit Anna Paulowna. Hij heeft het café maar korte tijd in bezit gehad. De laatste eigenaar was Jacob Timmrman, maar hij gebruikte het niet meer als café, doch als pakhuis. Koffiehuizen, verlofzaken en café's In de loop der tijd veranderden de benamingen van de zaken. De bierstekerijen werden verlofzaken, daarna koffiehuizen en nog later café's. In de Hasepolder had Piet Koopman zo'n verlofzaak in perceel no. 7 aan de Hasedwarsdijk. In 1897 verkocht hij zijn zaak aan Andries Siewertsen, die er maar één jaar eigenaar van was, want daarna kocht Andries in Petten op de Voorbuurt een koffiehuis. Dit was gevestigd in een oud pand dat bekend was onder de naam "De Rombom". Het waren gewone woonhuizen waarin deze verlofzaken waren gevestigd en het waren praathuizen van de buurtjes. Reeds in 1832 had Pieter Vries(man?) aan de Voorbuurt in het huis met het kadastrale no. B69 zo'n verlofzaak. De Achterbuurt had ook zo'n huis, gevestigd in het pand met de kadastrale nummers B20 en B21. Gerbrand Siewertsen was er in 1857 de eigenaar van. De café's verschenen in Petten en Hasepolder aan het einde van de 19e eeuw. Jan Bruineman had er een in de Hasepolder en J.C. Bellis en Klaas Govers in Petten. Jan Kossen en Ant Kuiper hadden in de jaren dertig een café op de hoek van de Voorbuurt en het Kerkepad en bij Klaas Govers kon men op 29 november 1908 op zondagmiddag prijsbiljarten, aanvang 2 uur namiddags, bal na (13). De Pettemers hadden geen radio en televisie, geen auto's en brommers, maar ze hebben zich toch vermaakt in hun schaarse vrije tijd!
In 1905 was Wartenhorst nog eigenaar toen er op 15 maart in de herberg een openbare verkoping plaats vond, waarbij de broodbakkerij van de heer Heertje Govers aan de Middenbuurt werd verkocht met veestalling en hooiberging.
15.
mk* m f
yy/*j
Bronnen: 1. Doopboeken van de Kerk te Petten. Klapper Baken. 2. R.A.H. Not. Archief 4596. 3. Oude boerderijen en buitenverblijven langs de Zijper Grote Sloot, deel 2a. P. Dekker. 4. R.A.H. Not. Archief 4640. 5. Archief Hoogheemraadschap van de Hondsbossche, Alkmaar No. 5 11.6.1788). 6. R.A.H. O.R.A. 2201. 7. R.A.H. O.R.A. 2196. 8. R.A.H. Not. Archief 4648. 9. R.A.H. O.R.A. 2197. 10.PA.Z. (Hoorn) 427. ll.P.A.Z. (Hoorn) 428. 12. Gemeente Archief Petten. Aantekeningen van G. v.d. Hul-Geensen. 13. Zijper Courant. Aantekeningen van Henk Glas. 14. Gemeente Wapen Egmond aan Zee. Dr. Lute. Heiloo.
16.