NL
De functies van de camera gebruiken
DIGITALE CAMERA
Het juiste programma kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden Overige fotofuncties
HANDLEIDING
Scherpstelfuncties Belichting, beeld en kleur Beelden weergeven Instellingen / functies van uw camera aanpassen Printen Aansluiten op een computer Uw camera beter leren kennen Informatie Verwisselbare lenzen Diversen
• In deze handleiding vindt u uitleg over geavanceerde functies voor het maken en weergeven van foto's, over het aanpassen van functies en instellingen, over het overzetten van de opgenomen beelden naar een computer, enz. • Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken om vertrouwd te raken met uw camera. • De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
Voor klanten in Europa Het waarmerk “CE“ garandeert dat dit product voldoet aan de richtlijnen van de EU (Europese Unie) wat betreft veiligheid, gezondheid, milieubeheer en persoonlijke veiligheid van de gebruiker. Apparaten met het waarmerk “CE“ zijn bedoeld voor de Europese markt. Dit symbool [doorgekruiste verrijdbare afvalbak volgens WEEE Annex IV] geeft de gescheiden inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in de landen van de EU aan. Gooi het apparaat a.u.b. niet bij het gewone huisvuil. Maak a.u.b. gebruik van het inzamelsysteem dat in uw land beschikbaar is voor de afvoer van dit product.
Handelsmerken • IBM is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation. • Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • MacIntosh is een handelsmerk van Apple Computer Inc. • xD-Picture Card™ is een handelsmerk. • Alle andere genoemde bedrijfs- en productnamen zijn gedeponeerde handelsmerken en/of handelsmerken van de betreffende rechthebbenden. • De in deze handleiding genoemde normen voor camera bestandssystemen zijn de door de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA) opgestelde “Design Rule for Camera File System / DCF“-normen.
Hoe leest u de instructies Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen.
TIPS
g
2
NL
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera. Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
Inhoudsopgave
Beschrijft de functies van de camera en hoe u ze bedient.
De functies van de camera gebruiken
blz. 11
1
Beschrijft de diverse programma's voor het fotograferen.
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden blz. 15
2
Diverse fotofuncties
blz. 22
3
Beschrijft de functies die voor het scherpstellen worden gebruikt.
Scherpstelfuncties
blz. 36
4
Beschrijft de functies die te maken hebben met belichting, beeld en kleur.
Belichting, beeld en kleur
blz. 40
5
Beschrijft de functies die gebruikt worden voor het weergeven van opgenomen beelden.
Beelden weergeven
blz. 51
6
Beschrijft de overige verschillende soorten functies. De instellingen of functies kunnen aangepast worden aan de omgeving waarin de camera gebruikt wordt.
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
blz. 59
7
Printen
blz. 71
8
Beschrijft hoe u de beelden van de camera naar uw computer overbrengt en ze daar opslaat
Aansluiten op een computer
blz. 76
9
Kijk hier als u hulp nodig hebt of als u meer over de camera wilt weten.
Uw camera beter leren kennen
blz. 83
10
Beschrijft hoe u met de kaartjes en het laadapparaat om moet gaan en bevat een lijst met functies en monitorbeelden van de camera.
Informatie
blz. 95
11
Beschrijft hoe u met verwisselbare lenzen om moet gaan.
Verwisselbare lenzen
blz. 103
12
Diversen
blz. 105
13
Beschrijft de diverse manieren van fotograferen.
Beschrijft hoe u opgenomen beelden print.
Beschrijft voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het gebruik van de camera en accessoires.
3
NL
Overzichtstekening van de camera Camera u (Live view) knop g blz. 20
#UP knop g blz. 28
A/B knop g blz. 20
AEL/AFL knop g blz. 43 0 (Protect) knop g blz. 57
Oculairsluithendel g blz. 32
j (Sluiterfunctie) knop g blz. 31, blz. 32, blz. 33 < (Kopiëren / Printen) knop g blz. 57, blz. 74
Zoeker g blz. 96 Oogcorrectieknop q (Weergave) knop g blz. 51
Indicatie-LED Dataverkeer g blz. 80
S (Wis) knop g blz. 58
WB (Witbalans) knop g blz. 45
MENU knop g blz. 13
AF (Scherpstelfunctie) knop g blz. 36
INFO (Informatiedisplay) knop g blz. 53 LCD-monitor g blz. 97
i knop g blz. 13
Lichtmeetknop g blz. 41
ISO knop g blz. 44
Pendelknop g blz. 13
Multiconnector g blz. 74, blz. 79
CF-kaartsleuf xD-picture-kaartsleuf Uitwerpknop
Klepje over de connector
Functieknopg blz. 11
Klepje van het kaartje SSWF-indicatielampje g blz. 93
Instelknop g blz. 13, blz. 64 Flitsschoen g blz. 29 Cameraschakelaar F (Belichtingscorrectie) knop g blz. 42 Ontspanknopg blz. 15
4
NL
Flitser g blz. 28
Spiegel Markering voor lenskoppeling
Lensvergrendelingspen Lensontgrendelknop
Zelfontspanner / LED afstandsbediening / ontvanger afstandsbediening g blz. 33
Lensvatting (Bij het bevestigen van de lens verwijdert u eerst de cameradop van de camera die voorkomt dat stof en vuil kunnen binnendringen.)
Vergrendelknop van het batterijcompartiment Klepje van het batterijcompartiment
Statiefaansluiting
Voorbereiding Batterij laden Laad de batterij op met het meegeleverde laadapparaat. Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Daarom dient u deze vóór gebruik eerst helemaal op te laden. Lithium-ion-batterij (BLM-1) Indicator voor laadtoestand Rood lichtje: Bezig met opladen Groen lichtje: Opladen voltooid (laadtijd: ca. 5 uur)
3
Verwijder de cameradop van de batterij.
Netsnoer Lithium-ion-laadapparaat (BCM-2)
1
NL
5
Camerariem bevestigen
1 2 3
Opmerkingen • Bevestig de camerariem op de hierboven beschreven wijze zodat de camera niet kan vallen. Als de camerariem niet goed bevestigd is en de camera valt, stelt Olympus zich niet aansprakelijk voor de schade.
Batterij inzetten
1
Zorg dat de cameraschakelaar op OFF staat.
Batterijvergrendeling
3
Batterij uitnemen Druk op de batterijvergrendeling om deze te ontgrendelen en haal de batterij eruit.
Uitrichtteken
Een lens op de camera bevestigen
1 2 3
Verwijder de cameradop van de camera en de achterkap van de lens (linksom). Houd de rode koppelingsmarkering op de lens tegenover de rode markering op de camera, en steek de lens in het camerahuis. Draai de lens rechtsom tot u een klik hoort. Verwijder het lenskapje.
Markering voor lenskoppeling (rood) Uitrichtteken (rood)
2 1
Lenskapje
De lens uit de camera verwijderen Terwijl u de lensontgrendelknop ingedrukt houdt, draait u de lens linksom tot u deze kunt verwijderen. g“Overzichtstekening van de camera“ (blz. 4)
6
NL
Een geheugenkaartje plaatsen Open het klepje van het kaartje en plaats het kaartje. Compact Flash/Microdrive
xD-Picture card
Steek het contactvlak van het kaartje zo ver mogelijk in de sleuf.
Schuif het kaartje zoals aangegeven in de afbeelding erin tot het vastklikt.
WMarkering
xD-picture-Card-sleuf
CF-kaartsleuf
Opmerkingen • Druk het kaartje niet naar binnen met een pen of een ander hard of spits voorwerp. • Zolang de camera is ingeschakeld, mag u de klepjes van het batterijcompartiment en het kaartje niet openen en de batterij of het kaartje niet verwijderen. Als u dit doet, kunnen de gegevens op het kaartje worden beschadigd. Eenmaal beschadigde gegevens kunnen niet worden hersteld.
Geheugenkaartje verwijderen Verwijder het kaartje als de indicatie-LED Dataverkeer dooft.
Uitwerpknop
Indicatie-LED Dataverkeer
Compact Flash/Microdrive
xD-Picture card
• Druk de uitwerpknop helemaal in, laat deze uitspringen, en druk de knop dan weer helemaal in.
• Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het springt eruit.
NL
7
Voorbereidingen Camera inschakelen Zet de cameraschakelaar op ON. Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op OFF. Zet de functieknop op P.
SSWF-indicatielampje
Monitor
INFO-knop
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt het fotofunctievenster op de monitor. Verschijnt het fotofunctievenster niet, druk dan op de knop INFO.
Batterijcontrole Als de camera ingeschakeld wordt of als de batterij bijna leeg is, verandert de indicatie van de batterijlading.
Brandt (groen)
Brandt *1 (rood)
Resterende batterijlading: Hoog. *2
Resterende batterijlading: Laag. Binnenkort opladen.
[BATTERY EMPTY] (batterij leeg) verschijnt. Resterende batterijlading: Leeg.
*1 Knippert in de zoeker. *2 Het energieverbruik van uw digitale camera varieert afhankelijk van het gebruik en de omstandigheden tijdens het bedienen. Onder sommige omstandigheden kan de camera zichzelf uitschakelen zonder een waarschuwing te geven dat de batterij leegraakt.
Automatische stofreductie Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
Datum / Tijd instellen Informatie over datum en tijd is samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. Het bestandsnummer is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1 8
Druk op de MENU-knop.
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
NL
2
Gebruik ac om [ ] te selecteren, druk dan op d. Gebruik ac om [X] te selecteren, druk dan op d. • De geselecteerde functie wordt dan groen weergegeven.
3 4 5
Gebruik ac om één van de volgende datumnotaties te selecteren: “Y-M-D“, “M-D-Y“, “D-M-Y“. Druk daarna op d. Gebruik ac om het jaartal in te stellen en druk op d om naar de instelling van de maand te gaan. Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld. • De tijd verschijnt in 24-uurs notatie.
6
Druk op knop i. Opmerkingen
• De datum en tijd worden naar de standaardinstellingen af fabriek hersteld als ongeveer 1 dag geen batterij in de camera zit. Deze instellingen kunnen eerder verloren gaan als de batterij maar gedurende een korte tijd in de camera heeft gezeten voordat deze eruit werd gehaald.
Voordat u gaat fotograferen Oogcorrectie van de zoeker instellen Verwijder het lenskapje. Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait u langzaam de oogcorrectieknop. Zodra u het autofocuskader goed en scherp kunt zien, bent u klaar.
Oogcorrectieknop AF-kader
Zoeker
De hoek van de monitor instellen De hoek van de monitor kan voor het nemen van foto's aan de omgeving aangepast worden. 1 3
De hoek kan binnen het bereik van de gestippelde lijnen veranderd worden.
2
Opmerkingen • Oefen geen overmatig grote kracht uit op de monitor. Als u de camera op een statief zet, let er dan op dat de onderkant van de monitor niet tegen het statief slaat. • Zorg ervoor dat de achterkant van de monitor en het bereik rond de metalen fitting niet beschadigd worden.
NL
9
Fotograferen Door de zoeker kijken om een foto te maken Zet de functieknop op P. Richt het autofocuskader op het onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
1
Ontspanknop Functieknop
AF-kader (autofocus)
Zoeker
Indicatie-LED Dataverkeer
2
Scherpstellen.
Half indrukken
3
Laat de ontspanknop los.
Druk de ontspanknop rustig (half) in. • De scherpstelling wordt vastgehouden wanneer u een pieptoon hoort. De AF-bevestiging en en het AF-kader verschijnen in de zoeker. • De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt. • Het fotofunctievenster verschijnt niet als de ontspanknop ingedrukt wordt.
Druk de ontspanknop helemaal in. • Als een foto wordt genomen, is er een sluitergeluid te horen. • De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera slaat de foto op.
AF-bevestiging
Sluitertijd Diafragmawaarde
Rec view Dit biedt u de mogelijkheid de foto die u zojuist genomen heeft op de monitor weer te geven terwijl de foto op het kaartje wordt opslagen. Helemaal indrukken
10
NL
Gebruik van de functieknop De functieknop biedt u de mogelijkheid de camera-instellingen moeiteloos aan het onderwerp en de lichtomstandigheden aan te passen.
1 De functies van de camera gebruiken
Programma's voor gemakkelijk fotograferen Deze camera heeft optimale instellingen voor verschillende onderwerpen. Afhankelijk van de camerafunctie kunt u de instellingen veranderen g (blz. 15)
i Portret voor een portret van een persoon. l Landschap voor het fotograferen van landschappen en andere buitenscènes. & Macro voor het maken van close-up-opnamen (macro shooting). j Sport voor scherpe opnamen van snelbewegende onderwerpen. / Nachtscène en portret voor scherpe opnamen van het onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond.
g Motiefprogramma’s
In deze stand kunt u kiezen uit 20 verschillende motiefprogramma's voor diverse situaties. g (blz. 15)
Geavanceerde fotofuncties P programmagestuurd fotograferen Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en sluitertijd. g (blz. 16)
A Diafragmavoorkeuze Hierbij stelt u zelf het gewenste diafragma in. De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. g (blz. 17)
S Sluitertijdvoorkeuze Hierbij stelt u zelf de gewenste sluitertijd in. De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma. g (blz. 18)
M Handmatig fotograferen Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. g (blz. 19)
NL
11
Instellen van de functies Fotofunctievenster
De functies van de camera gebruiken
1
Zodra u de cameraschakelaar op ON zet, verschijnt op de LCD-monitor het fotofunctievenster met informatie. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • De weergave verandert bij elke druk op knop INFO. • Zodra u de functieknop op g zet, verschijnt het motiefmenu. (g blz. 15) Fotofunctievenster
Normaal
Gedetailleerd
Uit
Functies instellen U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen. • Instellen terwijl u naar het fotofunctievenster kijkt (g blz. 12) • Instellen met behulp van de directe knoppen (g blz. 13) • Instellen vanuit het menu (g blz. 13)
Functies instellen vanuit het fotofunctievenster Selecteer een functie in het fotofunctievenster en verander de instelling. Druk op knop i.
1
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • Op het fotofunctievenster verschijnt de cursor.
Fotofunctievenster
2
Cursor
Directmenu
Met de pendelknop p verplaatst u de cursor naar de functie die u wilt instellen. Bijvoorbeeld bij het instellen van de witbalans
3
Draai de instelknop om de instelling te veranderen.
12
NL
• Door op de knop i te drukken terwijl de functie geselecteerd is, verschijnt het menu voor die functie. Draai de instelknop om de instelling te veranderen. • Als u na het instellen enkele seconden wacht, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het fotofunctievenster opnieuw.
Procedures bij gebruik van het fotofunctievenster In deze handleiding worden de procedures bij gebruik van het fotofunctievenster (tot het moment waarop een directmenu verschijnt) als volgt aangegeven. Bijvoorbeeld bij het instellen van de witbalans i WBi
1
Deze camera is uitgerust met directe knoppen waaraan functies zijn toegekend en snel ingesteld kunnen worden. Druk op de knop die bestemd is voor de functie die u wilt instellen.
1 2
• Het directmenu verschijnt.
Stel dit in met instelknop. • Als u na het instellen enkele seconden wacht, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het fotofunctievenster opnieuw. g “Button timer (knoptimer)” (blz. 69). U kunt de gemaakte instelling ook bevestigen met knop i. • Stelt u de camera in met directe knoppen, dan kunt u uw instellingen ook vanuit de zoeker bevestigen.
Lijst met directe knoppen g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) De functies zijn als volgt aan de knoppen toegewezen. Directe knoppen Witbalans knop Scherpstelknop ISO-knop Lichtmeetknop
1 2 3 4
WB AF ISO d
5
j Sluiterfunctieknop
6 7 8
F Belichtingscorrectieknop u Knop Live bekijken A/B A/B-functieknop
Functie
Zie blz.
Witbalans instellen Scherpstelfunctie kiezen Lichtgevoeligheid (ISO) instellen Lichtmeetmethode kiezen Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening Belichtingscorrectie Functie Live bekijken Functie Live bekijken wisselen
blz. 45 blz. 36 blz. 44 blz. 41 blz. 31, blz. 32, blz. 33 blz. 42 blz. 20 blz. 20
Instellen vanuit het menu
1
Druk op de MENU-knop.
• Het menu verschijnt op de LCD-monitor. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Onderin het monitorbeeld staan de bedieningsaanwijzingen.
CANCEL Ja : Druk op MENU om de instelling ongedaan te maken. SELECT J/ : Druk op dac om de functie te selecteren. De pijltjes op het scherm komen overeen met de onderstaande pendelknopsymbolen. :a :c :d :b GO J f : Druk op i om de gemaakte instelling te bevestigen.
NL
13
De functies van de camera gebruiken
Instellen met behulp van de directe knoppen
2
Selecteer het gewenste tabblad met
De huidige instelling verschijnt op het scherm
Tabblad
1 De functies van de camera gebruiken
.
• De functies zijn gerangschikt in tabbladen.
Hiermee gaat u naar functies binnen het geselecteerde tabblad.
Soorten tabbladen Fotofuncties instellen. Fotofuncties instellen. q Weergavefuncties instellen. Voorkeurfuncties aanpassen. Functies instellen waarmee u de camera efficiënt kunt gebruiken.
3
Selecteer een functie. Gaat naar het instelmenu van de geselecteerde functie (sommige functies kunnen vanuit het menu ingesteld worden).
4
Functie
Selecteer een instelling.
Instelling
Voorbeeld van een instelmenu
5
Druk zo vaak op i tot het menu verdwijnt. • Het normale fotofunctiemenu verschijnt dan weer.
Procedures bij het gebruik van menu's In deze handleiding worden de procedures bij gebruik van menu's als volgt aangegeven. Bijvoorbeeld bij het instellen van de witbalans MENU[W][WB] Instelling
14
NL
Voorbeeld van een menuscherm
Fotofuncties Met de functieknop kunt u kiezen tussen de volgende fotofuncties. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4).
Programma's voor gemakkelijk fotograferen
• Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen. P Programmagestuurd fotograferen(g blz. 16) A Diafragmavoorkeuze(g blz. 17) S Sluitertijdvoorkeuze(g blz. 18) M Handmatig fotograferen(g blz. 19)
Instelling Zet de functieknop op het gewenste programma. • Voor g, zie g “Motiefprogramma” (blz. 15).
Fotograferen Voor A/S/M, stel de sluitertijd of de diafragmawaarde eerst in. g “A: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17), “S: Sluitertijdvoorkeuze“ (blz. 18), “M: Handmatig fotograferen“ (blz. 19)
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop helemaal in om de foto te nemen.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
• Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, verschijnt het diagram rechts in de zoeker. AF-bevestiging Belichtingsfunctie
Motiefprogramma
Zoeker
Als u een programma voor een bepaalde situatie kiest, past de camera zijn instellingen optimaal aan de lichtomstandigheden aan. In tegenstelling tot het motiefprogramma van de functieknop, kunnen de meeste functies niet veranderd worden.
1 2 3
Zet de functieknop op g. Selecteer met ac het gewenste motiefprogramma.
• Er verschijnt een beschrijving en een voorbeeld van het geselecteerde motief.
Druk op knop i. • De camera is nu klaar om te fotograferen. • Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op i.
NL
15
2 De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
• Selecteren afhankelijk van de te fotograferen scène. De camera kiest automatisch de juiste instellingen. i Portret l Landschap & Macro j Sport / Nachtscène en portret g De camera beschikt over 20 verschillende motiefprogramma's. g “Motiefprogramma” (blz. 15)
Geavanceerde programma's
Soorten motiefprogramma's Pictogram I L
1 2
K
3
G U
4 5
G J H
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
2
Stand PORTRAIT (portret) LANDSCAPE (landschap)
Pictogram J r
11 12
&
13
Stand MACRO NATURE MACRO (natuuropname macro) CANDLE (kaars)
* (
14 15
SUNSET (zonsondergang) FIREWORKS (vuurwerk)
6 7 8
LANDSCAPE+PORTRAIT (landschap+portret) NIGHT SCENE (nachtscène) NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret) CHILDREN (kinderen) SPORT HIGH KEY (overbelichten)
@ s g
16 17 18
I
9
LOW KEY (onderbelichten)
B
19
q
10
IMAGE STABILIZATION (beeldstabilisatie)
A
20
DOCUMENTS (documenten) PANORAMA BEACH & SNOW (strand & sneeuw) UNDER WATER WIDE (onder water groothoek) UNDER WATER MACRO (onder water macro)
Geavanceerde fotofuncties P : programmagestuurd fotograferen Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd. Met Ps (Program Shift) kunt u de combinatie van sluitertijd en diafragma naar wens aanpassen met behoud van de juiste belichting (EV-waarde = Exposure Value).
Zet de functieknop op P.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Fotofunctievenster
AF-bevestiging Belichtingsfunctie
Zoeker
Diafragmawaarden en sluitertijden in de stand P In de stand P is de camera zo geprogrammeerd dat deze aan de hand van de helderheid van het onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt aangegeven. Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt.
Diafragmawaarde
Bij gebruik van een ED 50 mm F2 MACRO-lens (bij een EV-waarde van bijv. 7 wordt de diafragmawaarde F2 gekozen met als sluitertijd 1/30 s) Bij gebruik van de 14 mm – 54 mm F 2,8 – 3,5 zoomlens (brandpuntsafstand: 54 mm)
Bij gebruik van de 14 mm – 54 mm F 2,8 – 3,5 zoomlens (brandpuntsafstand: 14 mm)
Sluitertijd
16
NL
Programmacorrectie (%) Door in de stand P de instelknop te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft. Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de programmacorrectie ongedaan te maken, draait u aan de instelknop tot in de zoeker of in het fotofunctievenster de indicatie % verandert in P, of u schakelt de camera uit. Bij gebruik van een flitser is er geen programmacorrectie mogelijk.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
AF-bevestiging
2
Belichtingsfunctie
A: Diafragmavoorkeuze De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Deze functie gebruikt u als u de weergave van de achtergrond wilt beïnvloeden. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de controlebeeldfunctie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt. g “Controlebeeldfunctie” (blz. 21)
Stel de functieknop op A in en draai de instelknop om de diafragmawaarde in te stellen. Diafragma verder openen (Fgetal wordt lager)
Bij een lagere diafragmawaarde (F-getal)
Sluit het diafragma (F-getal wordt hoger)
Bij een hogere diafragmawaarde (F-getal)
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half ingedrukt is. Sluitertijd
Diafragmawaarde
Overbelicht als de sluitertijdaanduiding knippert. Verhoog de diafragmawaarde. (F-getal).
AF-bevestiging Belichtingsfunctie Zoeker
Sluitertijd
Diafragmawaarde
AF-bevestiging Belichtingsfunctie Zoeker
Onderbelicht als de sluitertijdaanduiding knippert. Kies een lagere diafragmawaarde (F-getal).
NL
17
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
Zoeker
TIPS
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
2
De sluitertijdaanduiding blijft knipperen, ook al hebt u de diafragmawaarde veranderd. → Als bij een korte sluitertijd de sluitertijdaanduiding knippert, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een lagere waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de hoeveelheid invallend licht aan te passen. g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44) → Hebt u een lange sluitertijd ingesteld en de sluitertijdaanduiding blijft knipperen, dan zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een hogere waarde. g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44) Het interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen: g “EV-stap“ (blz. 62) De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren: g “Controlebeeldfunctie” (blz. 21).
S: Sluitertijdvoorkeuze De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met korte sluitertijden kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een lange sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt, waarmee u een gevoel van snelheid of beweging kunt oproepen.
Stel de functieknop op S in en draai de instelknop om de diafragmawaarde in te stellen. Langere sluitertijd
Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“ zonder bewegingsonscherpte.
Kortere sluitertijd Door een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische beweging op.
Weergave in de zoeker als de ontspanknop half ingedrukt is. Sluitertijd
Diafragmawaarde
Sluitertijd Diafragmawaarde
AF-bevestiging
AF-bevestiging
Belichtingsfunctie
Belichtingsfunctie Zoeker
Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, * is er geen correcte belichting mogelijk (onderbelicht). Kies een langere sluitertijd.
Zoeker Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, * is er geen correcte belichting mogelijk (overbelicht). Kies een kortere sluitertijd.
* Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens, en bij een zoomlens van de gebruikte zoomstand.
18
NL
TIPS De foto is onscherp → Tijdens macro- en ultrateleopnamen neemt de kans dat bewegingsonscherpte uw foto’s bederft aanzienlijk toe. Om dit te voorkomen, kiest u een kortere sluitertijd, of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
Het interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen: g “EV-stap“ (blz. 62)
M: Handmatig fotograferen Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsindicator te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand, zodat u elke gewenste instelling kunt maken, onverschillig of de opname goed belicht wordt of niet. U kunt zo ook tijdopnamen maken van bijv. de sterrenhemel of vuurwerk. g “Tijdopnamen” (blz. 20)
Stel de functieknop op M in en draai de instelknop om de diafragmawaarde in te stellen.
• Om de sluitertijd : in te stellen, draait u de instelknop. Om de diafragmawaarde : in te stellen, draait u de instelknop terwijl u de knop F (belichtingscorrectie) ingedrukt houdt. De instelling [DIAL] biedt u de mogelijkheid, de tegenovergestelde instelling te nemen. g “De functie van de instelknop aanpassen” (blz. 64) • Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype. • De sluitertijd kunt u instellen tussen 1/4000 – 60" (s) of [BULB]. • Bij het verdraaien van de instelknop worden de diafragmawaarde en de sluitertijd in stappen van 1/3 EV gewijzigd. U kunt ook de stappen veranderen met de voorkeursinstellingen. g “EVstap” (blz. 62) • In het fotofunctievenster verschijnt de belichtingsindicator die het verschil aangeeft (over een bereik van –3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw huidige instelling (diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend.
Belichtingsindicator Onderbelichting Overbelichting
Ruis in foto's
Optimale belichting
Bij het fotograferen met lange sluitertijden (30 seconden of langer), kan op het scherm beeldruis verschijnen, of de linkerbovenhoek van het beeld in de monitor kan te helder zijn. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, elektrische stromen gaan vloeien waardoor de temperatuur van het beeldopneemelement of van de stuurschakelingen ervan stijgt. Dit kan ook gebeuren als u met een hoog ingestelde ISO-waarde fotografeert in een omgeving waar een hoge temperatuur heerst. Deze ruis kunt u verminderen met de functie NOISE REDUCTION (ruisonderdrukking). g “Ruisonderdrukking” (blz. 49)
NL
19
2 De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
De diafragma-aanduiding blijft knipperen, ook al hebt u de sluitertijd veranderd. → Als hoogst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een lagere waarde, of gebruikt u een apart verkrijgbaar ND-filter (Neutral Density- of grijsfilter) om de hoeveelheid invallend licht te temperen. g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44) → Als laagst mogelijke diafragmawaarde blijft knipperen, zet u de ISO-lichtgevoeligheid op een hogere waarde. g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
Tijdopnamen
→ Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt (maximaal 8 minuten). Zet de sluitertijd op [BULB] (tijdopname) met de camera ingesteld op M. U kunt ook tijdopnamen maken met een apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1). g “Tijdopnamen met de afstandsbediening” (blz. 34)
De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
2
Live view (live bekijken) U hebt de mogelijkheid, het onderwerp op de LCD-monitor weer te geven en de compositie te controleren of te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt.
Druk op de knop u.
• Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor. De weergave van opnamegegevens kan uitgeschakeld worden door op de knop INFO te drukken. Sluitertijd Moduspictogram
Diafragmawaarde
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen
A/B-modus Beeldkwaliteit
u-knop
Belichtingscorrectiewaarde
A/B-knop INFO-knop
Kaartje Focusteken
Er zijn twee modi in live view (live bekijken), modus A en modus B (scherpstelgeheugen). Het is mogelijk deze instelling aan de situatie aan te passen.
Druk op de knop A/B om het menu weer te geven. Draai de instelknop om te kiezen en druk dan op de knop i. Ondersteunde modus Stand Fotograferen (functieknop: i, l, &, j, /) Stand Fotograferen (P, A, S, M) Motiefprogramma (g) Repeterende opnamen Vergrote weergave k: Ongeschikt 3: Geschikt
A-modus 3 3 3 3 k
B-modus 3 3 k 3 3
Opmerkingen • Bij gebruik van de modus A is een nauwkeurige meting eventueel niet mogelijk, sluit de oculairsluiter. Tijdens het gebruik in de modus A, worden de instellingen niet in de zoeker weergegeven. • Bij gebruik van modus B is het mogelijk dat, als er een sterke lichtbron in het beeld voorkomt, het beeld donkerder wordt weergegeven maar het wordt normaal opgeslagen.
20
NL
Werkwijze bij vergrote weergave (modus B) Het is mogelijk het onderwerp 10 keer vergroot weer te geven. De scherpstelling kan ook bevestigd of aangepast worden op de vergrote opname. Deze modus eindigt na 8 minuten. Druk op de knop INFO om naar het scherm met een vergrote weergave te gaan.
1 2
Draai de scherpstelring om het onderwerp scherp te stellen. Opmerkingen
• Autofocus kan in modus B niet gebruikt worden. • Als modus B langdurig gebruikt wordt, stijgt de temperatuur van het beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en ongelijkmatige kleuren vertonen. Verlaag de ISOgevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit. • Door het vervangen van de lens stopt het live bekijken. • De instellingen kunnen niet met de directe knoppen veranderd worden.
Weergave met lijnen Als de compositie van het onderwerp op de LCD-monitor opgeslagen is, kunnen er lijnen weergegeven worden. Stel de weergaven in voor wanneer het live bekijken modus A is en wanneer modus B.
MENU[Y][FRAME ASSIST]
[MODUS A]OFF (uit) PASSPORT (paspoort) C PASSPORT (paspoort) D [MODUS B]OFF (uit) GOLDEN SECTION (gulden snede) GRID (raster) SCALE (schaal)
Controlebeeldfunctie Als u het diafragma gebruikt, verschijnt in de zoeker de bij de huidige diafragmawaarde horende scherptediepte (het gebied tussen het dichtstbijzijnde en het verste punt dat als “scherp“ wordt waargenomen). Om ervoor te zorgen dat de controlebeeldfunctie door indrukken van de knop j werkt, moet eerst de functie van de knop j op het menu worden gezet. g “j knopfunctie” (blz. 64)
Druk op de knop j om de controlebeeldfunctie te gebruiken. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) NL
21
2 De juiste functie kiezen voor bepaalde lichtomstandigheden
3
Gebruik p om het kader te verplaatsen en druk op de knop i. • Het vlak binnen het kader wordt vergroot weergegeven. • Druk op de knop i en houd deze ingedrukt om het verschoven vergrote kader weer in het midden te zetten.
Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen) Het is mogelijk dat in onderstaande gevallen het autofocussysteem van de camera er niet in slaagt scherp te stellen op het onderwerp (bijv. als het onderwerp niet in het midden van het AF-kader staat, als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving, enz.). Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen (focus lock) gebruiken.
Scherpstellen met het scherpstelgeheugen (als het onderwerp zich niet in het midden van het AF-kader bevindt)
1 Diverse fotofuncties
3
2
Pas het AF-kader aan aan het onderwerp waarop u wilt scherpstellen en druk de ontspanknop half in tot de AF-bevestiging verschijnt.
AF-kader (autofocus)
• De ingestelde scherpstelling wordt vastgehouden. De AFbevestiging en en het AF-kader lichten op in de zoeker. • Als de AF-bevestiging nog steeds knippert, drukt u de ontspanknop opnieuw half in. • Het fotofunctievenster verdwijnt. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Verplaats de gewenste compositie met half ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan helemaal in.
AF-bevestiging
• De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen.
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving Als het contrast van het onderwerp gering is, bijvoorbeeld wanneer de belichting niet voldoende is of het onderwerp door mist niet goed zichtbaar, is het mogelijk dat de camera er niet in slaagt zich scherp te stellen. Stel scherp (scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste beeldcompositie en maak de opname.
Auto bracketing (Automatische proefbelichting) U kunt deze functie gebruiken als u niet zeker weet of de instellingen van de diafragmawaarde of de witbalans goed zijn en ze niet kunt blijven veranderen om de opname opnieuw te maken. Met deze camera kunt u de volgende soorten auto bracketing uitvoeren:
Auto bracketing AE bracketing (belichting variëren)
Vergelijking
Zie blz.
Maakt meerdere opnamen met verschillende belichtingen.
blz. 23
WB bracketing (witbalans variëren)
Maakt meerdere opnamen met verschillende witbalansinstellingen.
blz. 24
MF bracketing (scherpstelling variëren)
Maakt meerdere opnamen met verschillende scherpstelpunten.
blz. 24
Flash bracketing (flitssterkte variëren)
Maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht.
blz. 28
*
* WB bracketing kunt u tegelijkertijd gebruiken met andere bracketing-functies.
22
NL
AE bracketing (belichting variëren) De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto's worden in deze volgorde gemaakt: Foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in negatieve zin (-) , foto met belichtingscorrectie in positieve zin (+). Voorbeeld: Als BKT op [3F 1.0EV] gezet is
3 ±0
+1,0EV
Belichtingscorrectiewaarde: 0,3, 0,7 of 1,0
De belichtingscorrectiewaarde verandert als de EV-stap veranderd wordt. De EV-stap kan vanuit het menu veranderd worden. U kunt de belichtingscorrectie instellen binnen over een bereik van –1,0 tot +1,0. g “EV-stap” (blz. 62)
Aantal beelden: 3
1 2 3 4
MENU[X][AE BKT]
AE BKT
Stel dit in met p. [OFF] / [3F 0,3EV] / [3F 0,7EV] / [3F 1,0EV] Druk op knop i.
OFF 3F 0.3EV
Begin met fotograferen. Enkelbeeldopnamen Telkens als u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt een foto met een andere belichting gemaakt.
• De instelling voor de volgende opname verschijnt in de zoeker.
Belichtingscorrectie waarde van de volgende opname
Zoeker
Repeterende opnamen Houd de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto's is genomen. Elke foto krijgt een andere belichting. • Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met auto bracketing. Als het fotograferen stopt, is [BKT] in het fotofunctievenster blauw.
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elke belichtingsfunctie Afhankelijk van het gekozen programma wordt de belichting als volgt gecorrigeerd: Fotofunctie P: Diafragmawaarde en sluitertijd Fotofunctie A: Sluitertijd
Fotofunctie S: Diafragmawaarde Fotofunctie M: Sluitertijd
TIPS
AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd: → Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
NL
23
Diverse fotofuncties
–1,0EV
Opmerkingen • Als tijdens repeterende opnamen de batterij indicatie als gevolg van geringe lading begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje. Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
WB bracketing (witbalans variëren)
Diverse fotofuncties
3
Bij één opname worden automatisch drie foto's genomen met verschillende witbalansen (aangepast in de opgegeven kleurrichtingen). Eén foto heeft de opgegeven witbalans, en de andere twee tonen hetzelfde beeld, maar aangepast in verschillende kleurrichtingen. De drie beelden worden opgeslagen op het geheugenkaartje.
1 2
MENU[X][WB BKT] Selecteer de kleurrichting met p. R-B rood – blauw G-M groen – magenta
• U kunt ook beide kleurrichtingen instellen.
3 4
Stel de EV-stappen met p in. [OFF] / [3F 2STEP] / [3F 4STEP] / [3F 6STEP] Begin met fotograferen. • Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch foto's gemaakt die aangepast worden in de opgegeven kleurrichtingen.
TIPS
WB bracketing toepassen op de witbalans die u hebt ingesteld:
→ Stel eerst met de hand de witbalans in en gebruik vervolgens WB bracketing. WB bracketing wordt toegepast op uw witbalansinstelling.
Opmerkingen • Bij WB bracketing kan de camera geen reeks beelden fotograferen als op het geheugenkaartje onvoldoende geheugen beschikbaar is om het geselecteerde aantal beelden op te slaan.
MF bracketing (scherpstelling variëren) De camera maakt meerdere foto's en kiest bij elke foto een iets andere scherpstelling. De verschillende foto's worden opgeslagen op het geheugenkaartje in deze volgorde: de foto met het handmatig ingestelde scherpstelpunt, de foto met het scherpstelpunt iets verder weg, de foto met het scherpstelpunt iets dichterbij.
1 2
MENU[X][MF BKT] Stel dit in met p. [OFF] / [5F 1STEP] / [5F 2STEP] / [7F 1STEP] / [7F 2STEP] EV stap : 1STEP, 2STEP Aantal opnamen : 5 beelden / 7 beelden
3 4
Druk op knop i. Stel in de stand MF scherp op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop helemaal in. • Zodra u de ontspanknop helemaal hebt ingedrukt, maakt de camera een serie opnamen: de opname met het handmatig ingestelde scherpstelpunt, de opnamen met het scherpstelpunt iets verder weg, en de opnamen met het scherpstelpunt iets dichterbij.
24
NL
• Afhankelijk van de gebruikte lens en de lichtomstandigheden is het aantal opnamen voor en na de opname met het handmatig ingestelde scherpstelpunt anders. • Als het onderwerp niet in het midden van het beeld staat of het contrast gering is, wijkt het aantal opnamen voor en na eventueel af. • Als u deze functie gebruikt, zet de camera dan op een statief.
Gebruik van de flitser Flitserfunctie
Autoflitsen AUTO Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch. Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het AF-kader op het onderwerp.
Flitsen met onderdrukken van rode ogen ! In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van de persoon aan het heldere licht waardoor de kans op rode ogen wordt verkleind.
De ogen van het gefotografeerde onderwerp zijn rood.
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) #SLOW De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert, wordt bij kortere sluitertijden de achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt, gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
1e sluitergordijn Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het 1e sluitergordijn genoemd. Tenzij u dit verandert, is dit de standaardmanier waarop de flitser ontsteekt.
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn) #SLOW2 Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. Wat de langst mogelijke sluitertijd is, hangt af van het gekozen programma. Als de sluitertijd op 2 seconden is gezet
2 sec
2e sluitergordijn 2 sec
0
1e sluitergordijn
1e sluitergordijn: flitser ontsteekt 2e sluitergordijn: flitser ontsteekt Sluiter gaat dicht
Sluiter helemaal open
NL
25
3 Diverse fotofuncties
De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma. De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers.
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van rode ogen / !SLOW (traag) Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie ook gebruiken om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert kunt met deze functie het verschijnsel 'rode-ogen' onderdrukken. Aangezien de tijd tussen de inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de 2e sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk om rode ogen te onderdrukken. Daarom staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking.
Invulflits #
Diverse fotofuncties
3
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de lichtomstandigheden. Deze functie dient om schaduwen op het gelaat van personen op te heffen, bijvoorbeeld de schaduw van boombladeren en bij tegenlichtopnamen, maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren die veroorzaakt worden door kunstlicht (met name van TL-licht).
Opmerkingen • Als de flitser ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/180 seconde of korter. Als u met de invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond overbelicht worden. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50 of FL-36 en fotografeert u in de stand Super FP.
Flitser uit $ De flitser ontsteekt niet. Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lichtbron gebruiken (mits u de flitser opgeklapt hebt). g “AF-hulpverlichting” (blz. 39)
Flitssynchronisatiesnelheid U kunt de sluitertijd veranderen die wordt gebruikt bij het ontsteken van de ingebouwde flitser. g “Flitssynchronisatie” (blz. 63)
Handmatig flitsen (Manual) Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Als u [MANUAL FLASH] (g blz. 63) op [ON] zet, kunt u bij de instelling flitserfunctie de gewenste hoeveelheid licht kiezen. Bij handmatig flitsen is het F-getal die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp. Hoeveelheid licht naar verhouding
RG: Richtgetal van de flitser
VOL (1/1)
13
1/4
6
1/16
3
1/64
1.5
Bereken met de onderstaande formule het F-getal die u moet instellen RG x ISO-waarde
Diafragma (F-getal) =
Afstand tot het onderwerp in meters
ISO-waarde ISO-waarde
100
200
400
800
1600
Diafragmawaarde
1.0
1.4
2.0
2.8
4.0
26
NL
Flitserfuncties die beschikbaar zijn in verschillende belichtingsfuncties Belichtingsfunctie
! #
SynchroniOntstekingssatiemoment moment Autoflitsen 1e sluiterOntsteekt gordijn automatisch in het Autoflitsen (rode ogen donker en bij onderdrukken) tegenlicht *1 Invulflitsen Ontsteekt altijd Flitserfunctie
Beperkte sluitertijden 1/30 s – 1/180 s 60 s – 1/180 s 60 s – 1/180 s
Trage synchronisatie 1e sluiterOntsteekt altijd (rode ogen gordijn onderdrukken) Trage synchronisatie #SLOW (1e sluitergordijn) Trage synchronisatie 2e sluiter#SLOW2 (2e sluitergordijn) gordijn Handmatig flitsen 1e sluiterOntsteekt altijd 60 s – P #FULL (Manual) gordijn 1/180 s (FULL) (vol) A i Handmatig flitsen #1/4 (Manual) & (1/4) l Handmatig flitsen /*2 #1/16 (Manual) (1/16) j S Handmatig flitsen #1/64 (Manual) M (1/64) # Invulflitsen Invulflitsen (rode ogen H S onderdrukken) M 2e sluiterInvulflitsen / Ontsteekt altijd 60 s – #SLOW2 Trage synchronisatie / gordijn 1/180 s (2e sluitergordijn) *1 Met de flitser in de stand Super FP detecteert de flitser het tegenlicht langer dan voor een normale flits alvorens de flits te ontsteken. g “Super FP-flitser” (blz. 30) *2 AUTO, !, #, $ kan niet in de modus NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret) worden gezet. !SLOW
De flitserfunctie instellen (flash mode) ip (flitserfunctie)
1
Draai de instelknop om de instelling te kiezen. • Door op de knop i te drukken, verschijnt het directmenu van waaruit de instelling ook kan worden verricht. g “Flitserfuncties die beschikbaar zijn in verschillende belichtingsfuncties” (blz. 27) Instelprocedure vanuit het menu
MENU[X][FLASH MODE] instelling
NL
27
3 Diverse fotofuncties
P A i & l /*2 j
Weergave in bedieningspaneel / menu AUTO
Gebruik van de ingebouwde flitser Bij gebruik van een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 14 mm (vergelijkbaar met een 28 mm lens op een kleinbeeldcamera) kunnen bij het licht van de ingebouwde flitser de randen van de foto donkerder worden (vignettering). Of dit effect inderdaad optreedt, hangt ook af van het lenstype en de lichtomstandigheden (zoals de afstand tot het onderwerp).
1 2 Diverse fotofuncties
3
3
Druk op de knop #UP om de flitser op te klappen. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Druk de ontspanknop half in.
• Als # continu oplicht, is de flitser gebruiksklaar. Als dit teken knippert, is de flitser bezig met opladen. Wacht in dit geval tot het opladen is voltooid.
Flitser stand-byteken
Druk de ontspanknop helemaal in. Zoeker
Lichtopbrengst van de flitser instellen U kunt instellen hoe sterk het flitslicht moet zijn. Bij sommige situtaties krijgt u betere resutaten als u de lichtopbrengst van de flitser aanpast, bijv. bij het fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto's levendiger worden.
MENU[X][w]
Stel de correctiewaarde in met p.
Opmerkingen • Deze functie werkt niet wanneer als flitserfunctie van de elektronenflitser MANUAL wordt ingesteld. • Als de lichtopbrengst van de elektronenflitser wordt aangepast, wordt die gecombineerd met de op de camera ingestelde lichtopbrengst. • Als [w+F] in het menu op [ON] is gezet, wordt dit bij de belichtingscorrectie opgeteld.
Flash bracketing (flitssterkte variëren) De camera maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht.
MENU[X][FL BKT]
Stel dit in met p. [OFF] / [3F 0,3EV] / [3F 0,7EV] / [3F 1,0EV] • In het CUSTOM-menu kunt u de interval van van de EV-stappen wijzigen. g “EV-stap” (blz. 62) • Als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera 3 opnamen, de eerste met de optimale hoeveelheid licht, de tweede aangepast in negatieve zin (–) en de derde in positieve zin (+).
28
NL
Externe elektronenflitsers (optioneel) Behalve van de ingebouwde flitser kunt u ook gebruik maken van externe flitsers die geschikt zijn voor deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een grotere verscheidenheid van flitstechnieken, waarmee u aan uiteenlopende lichtomstandigheden tegemoet kunt komen. De externe flitsers communiceren met de camera, zodat u de flitserfuncties van de camera kunt uitbreiden met andere flitserfuncties zoals TTL AUTO en Super FP. De externe flitser kunt u bevestigen op de flitsschoen van de camera. Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers Optionele flitser
RG (richtgetal) (ISO100)
FL-50
FL-36
TTL AUTO, AUTO, MANUAL, FP TTL AUTO, FP MANUAL RG50 (85 mm*) RG28 (24 mm*)
RG36 (85 mm*) RG26 (24 mm*)
FL-20 TTL AUTO, AUTO, MANUAL RG20 (35 mm*)
RF-11
TF-22
TTL AUTO, MANUAL RG11
RG22
* Berekend op basis van een kleinbeeldcamera.
Opmerkingen • De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
Gebruik van een externe elektronenflitser Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
1
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen zoals aangegeven door de pijl in de afbeelding. • Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op een veilige plek zodat u het niet verliest en zet het nadat u uw flitsopnamen gemaakt hebt weer op de camera.
2
Schuif de flitser in de flitsschoen. • Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait u de vergrendelring zo ver mogelijk in de tegengestelde richting van LOCK. Hierdoor wordt de vergrendelpen naar binnen getrokken. Vergrendelpen
3
Schakel de flitser in.
4 5
Selecteer een flitserfunctie.
Vergrendelring
• Als de laadindicator op de flitser gaat branden, is het opladen voltooid. • De flitser is gesynchroniseerd met de camera bij sluitertijden van 1/180 seconde of korter.
Selecteer de gewenste flitserfunctie. • Kies voor normaal gebruik de instelling TTL AUTO.
NL
29
3 Diverse fotofuncties
Flitserfunctie
6
Druk de ontspanknop half in.
7
Druk de ontspanknop helemaal in.
• De camera en de flitser wisselen nu informatie uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde en de sluitertijd. • # blijft continu zichtbaar in de zoeker.
Opmerkingen
Diverse fotofuncties
3
• Bij fotograferen met de flitsregeling in de stand TTL AUTO, ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen. • Met de flitsregeling op TTL AUTO, of bij een onderwerp op grotere afstand met een ISO-waarde van 400 of hoger, zal de nauwkeurigheid van de flitsregeling afnemen.
Super FP-flitser Super FP flash is beschikbaar met de FL-50 of FL-36. Super FP flits duurt qua tijd langer dan een gewone flits. Dit houdt in dat u hiermee foto's kunt maken met een kortere sluitertijd dan bij normale flitsopnamen. Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP. Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
Super FP-flitser
Gedetailleerde weergave in het fotofunctievenster
Opmerkingen • Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers Bij gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers dan de speciaal voor deze camera bedoelde flitsers dient u het programma M te kiezen. Meer informatie over flitser die niet speciaal op deze camera zijn afgestemd, vindt u op . g “In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld” (blz. 31).
1 2
Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe flitser te kunnen bevestigen. Selecteer de fotofunctie M (Manual) en stel vervolgens de diafragmawaarde en de sluitertijd in. • Zet de sluitertijd op 1/180 s of langer. Bij kortere sluitertijden zijn andere, in de handel verkrijgbare flitsers onbruikbaar. • Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe foto's groter.
3 4
Schakel de flitser in. • Zorg dat u de flitser pas inschakelt nadat die op de camera is bevestigd.
Stel op de camera de ISO-waarde en de diafragmawaarde zo in dat dit overeenkomt met de instelling van de flitser. • Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
Opmerkingen • De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even niet wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit. • Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchronisserd is met de camera.
30
NL
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld 1) Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de externe flitser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezelfde waarden in voor het diafragma (Fgetal) en de lichtgevoeligheid (ISO). 2) Zelfs als het F-getal en de ISO-gevoeligheid overeenkomen, is het mogelijk dat opnamen toch niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de automatisch ingestelde diafragmawaarde of de ISO-waarde op de flitser aan of berekent u de afstand in de handmatige modus. 3) Gebruik een flitser met een openingshoek die overeenkomt met de brandpuntsafstand van de lens. Bij een kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van de lens ongeveer tweemaal zo lang als de brandpuntafstanden van de lenzen die speciaal voor deze camera werden ontwikkeld: bijv. de brandpuntsafstand van de standaardlens bij kleinbeeld is ongeveer 50 mm, bij deze camera echter ongeveer 24 mm. 4) Gebruik geen flitser of extra TTL-flitser die over nog meer communicatiefuncties beschikt dan die in de door ons aanbevolen flitsers, aangezien het zou kunnen dat deze flitser niet alleen niet normaal functioneert maar ook nog eens de camera-elektronica beschadigt. 1 opname bij elke druk op de ontspanknop (normale fotofunctie). Maakt minimaal 4 foto's met 3 beelden/s (in de beeldkwaliteit SHQ, HQ of SQ), en blijft foto's maken zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. Bij alle foto's worden de scherpstelling en de belichting van de eerst opname (tijdens S-AF, MF) aangehouden.
Enkelbeeldopnamen/repeterende opnamen Enkelbeeld-/repeterende opnamen instellen Druk op de knop j (drive) en stel met de instelknop in. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) o Enkelbeeldopnamen j Repeterende opnamen • Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop loslaat. • Als de instellingen met de knop j worden verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
: Enkelbeeldopnamen : Repeterende opnamen
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit het menu
ip:o (Sluiterfunctie) i
MENU[X][j / < / Y] instelling
Opmerkingen • Repeterende opnamen zijn niet mogelijk als [NOISE REDUCTION] (g blz. 49) (ruisonderdrukking) op [ON] staat. • Als tijdens repeterende opnamen de batterij indicatie als gevolg van geringe lading begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje. Als de batterijlading te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
NL
31
3 Diverse fotofuncties
Enkelbeeldopnamen o Repeterende opnamen j
Fotograferen met de zelfontspanner Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen dat de foto óf na 12 seconden, óf na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten.
De zelfontspanner instellen : zelfontspanner na 12 s : zelfontspanner na 2 s
• Als de instellingen met de knop j worden verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
Diverse fotofuncties
3
Druk op de knop j (drive) en stel met de instelknop in. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) Y12s zelfontspanner na 12 s Y2s zelfontspanner na 2 s
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit het menu
ip:o (Sluiterfunctie) i
MENU[X][j / < / Y] instelling
Gebruik van de zelfontspanner Druk de ontspanknop helemaal in. • De foto wordt gemaakt. • De scherpstelling en de belichting worden vastgehouden als u de ontspanknop half indrukt. • Als Y12s gekozen is: De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer 10 seconden continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen, en daarna wordt de foto gemaakt. • Als Y2s gekozen is: De zelfontspanner-LED begint ongeveer 2 seconden lang te knipperen voordat de foto wordt gemaakt. • Druk op de knop j om de zelfontspanner uit te zetten.
Opmerkingen • Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een halfingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
Oculairsluiter Bij fotograferen zonder door de zoeker te kijken, draait u de oculairsluithendel en sluit u het oculair zodat het licht niet in de zoeker komt.
Oculairsluithendel
32
NL
Fotograferen met de afstandsbediening Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportret of een opname bij nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken. U kunt de camera zó instellen dat, na het indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening, de foto onmiddellijk of pas na 2 seconden wordt gemaakt. Met de optionele afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken.
De afstandsbediening instellen Druk op de knop j (drive) en stel met de instelknop in. <0s De opname wordt onmiddellijk gemaakt. <2s De opname wordt 2 seconden later gemaakt.
: 0 seconden : 2 seconden
3
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit het menu
ip:o (Sluiterfunctie) i
MENU[X][j / < / Y] instelling
Gebruik van de afstandsbediening Zet de camera stevig op een statief, richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en druk op de ontspanknop van de afstandsbediening. • Als <0s gekozen is: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt gemaakt. • Als <2s gekozen is: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en na ongeveer 2 seconden wordt de foto gemaakt.
Effectief bereik van de afstandsbediening Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder staat aangegeven. Felle lichtbronnen zoals direct zonlicht, TL-licht of apparaten die elektrische of radiogolven produceren, kunnen het effectieve bereik beperken. Ontvanger van afstandsbedieningssignalen Ca. 3m (binnens huis) Ca. 2m (buitens huis)
Afstandsbediening
Ca. 5m (binnenshuis)
15°
Ca. 3m (buitenshuis)
15°
huis) (binnens Ca. 3m nshuis) te ui (b Ca. 2m
NL
33
Diverse fotofuncties
• Als de instellingen met de knop j worden verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
TIPS Het afstandsbedieningslampje knippert niet als u op de ontspanknop van de afstandsbediening drukt. → Het uitgezonden signaal heeft geen effect als de ontvanger op de camera wordt blootgesteld aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening. → Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening. → Het signaal wordt gestoord. Wijzig het zendkanaal zoals aangegeven in de handleiding van de afstandsbediening.
Diverse fotofuncties
3
Uitschakelen van de functie Afstandsbediening: → Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld. Dit gaat alleen door een andere functie te kiezen. Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via de afstandsbediening: → De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand “Fotograferen via de afstandsbediening“. Opmerkingen • Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp. • Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen of de foto wel gemaakt is. • Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
Tijdopnamen met de afstandsbediening Zet de functieknop op M (Manual) en de sluitertijd op [BULB] (tijdopname). Druk bij de afstandsbediening op knop W om de sluiter te openen. Zodra na het indrukken van knop W 8 minuten zijn verstreken, gaat de sluiter automatisch dicht.
Druk op knop T om de sluiter te sluiten.
Panoramaopnamen U kunt gemakkelijk van panoramaopnamen genieten door de OLYMPUS xD-picture card te gebruiken. Met de OLYMPUS Master (bijgevoegde CD-ROM) kunt een aantal opnamen daar waar de randen van het onderwerp elkaar overlappen samenvoegen en zodoende één enkel samengesteld beeld maken. Panoramaopnamen zijn tot maximaal 10 opnamen mogelijk.
• Let er bij het fotograferen van het onderwerp op, dat de opnamen elkaar overlappen.
34
NL
Fotograferen
1
Fotofunctie instellen g “Motiefprogramma” (blz. 15) • De camera wisselt naar de live-view-modus A.
2
Gebruik p om de richting te specificeren en fotografeer dan het onderwerp zo dat de randen elkaar overlappen. d : Voegt de volgende opname rechts toe. d : Voegt de volgende opname links toe. d : Voegt de volgende opname aan de bovenkant toe. d : Voegt de volgende opname aan de onderkant toe.
3
Opmerkingen • Panoramaopnamen kunnen niet gemaakt worden als OLYMPUS xD-picture card niet in de camera geplaatst is. • Tijdens de panoramaopnamen blijft de opname, die voor de positie-uitlijning werd genomen, niet behouden. Maak de compositie zo dat de overlappende beelden elkaar binnen de frames overlappen en gebruik daarbij de frames of andere weergavetekens in de beelden als leidraad.
NL
35
Diverse fotofuncties
• Fotografeer terwijl u de compositie zo verandert dat de opnamen van het onderwerp elkaar overlappen. • Scherpstelling, belichting enz. worden bij de eerste opname vastgelegd. • Het g (waarschuwings-) teken verschijnt als u 10 opnamen heeft gemaakt. • Door op de knop i te drukken voordat u de eerste opname hebt gemaakt, komt u terug in het keuzemenu van het motiefprogramma. • Door midden in de opnamen op de knop i te drukken, stopt de reeks panoramaopnamen en kunt u met de volgende verder gaan.
AF-kader selecteren Normaliter meet de camera de afstand tot het onderwerp met behulp van de drie AF-kaders in de zoeker en selecteert vervolgens het meest geschikte scherpstelpunt. Met deze functie kunt u één bepaald AF-kader selecteren. [AUTO] of P (Auto) Scherpstelling met behulp van de drie AF-kaders. QScherpstelling via het linker AF-kader. R Scherpstelling via het centrale AF-kader. S Scherpstelling via het rechter AF-kader.
Zoeker Centraal AF-kader
Gebruik het fotofunctievenster voor de insteling. ip AF-kaderi [AUTO] / Q / R / S
4
Linker AF-kader Rechter AF-kader
Scherpstelfuncties
Instelprocedure vanuit het menu
MENU[ ]P instelling
Scherpstelfunctie Deze camera beschikt over de volgende scherpstelfuncties: S-AF (single AF) : Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera éénmaal scherp. C-AF (continu AF) : De camera herhaalt het scherpstellen als de ontspanknop half ingedrukt blijft. MF (handmatig scherpstellen):Handmatig scherpstellen.
Druk op de knop AF (scherpstellen) en stel met de instelknop in. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) [S-AF] / [C-AF] / [MF] / [S-AF+MF] / [C-AF+MF] : S-AF g “S-AF - fotograferen met eenmaal : C-AF scherpstellen“ (blz. 37) : MF “De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+ MF)“ (blz. 37) : S-AF+MF “C-AF - fotograferen met continu : C-AF+MF scherpstellen“ (blz. 38) “De methoden C-AF en MF gelijktijdig Zoeker gebruiken (C-AF+ MF)“ (blz. 38) “Handmatig scherpstellen (MF - Manual Focus)“ (blz. 38) • Als de instellingen met de knop AF worden verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
36
NL
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
ip:AF (scherpstellen)i
Instelprocedure vanuit het menu
MENU[
] [AF MODE] instelling
S-AF - fotograferen met eenmaal scherpstellen
Druk de ontspanknop half in. • Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt de AFbevestiging met knipperen. • U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen.
Zoeker
AF-bevestiging
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+ MF) Met deze functie kunt u, nadat de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring van de lens. Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF worden gebruikt. • U kunt fijn scherpstellen met de scherpstelring als u de ontspanknop half ingedrukt hebt en AF scherpgesteld is. U kunt ook fijn scherpstellen met de scherpstelring als de ontspanknop niet half ingedrukt is.
Scherpstelring
Opmerkingen • Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
NL
37
4 Scherpstelfuncties
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp. Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in. Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen.
C-AF - fotograferen met continu scherpstellen De camera herhaalt het scherpstellen zolang de ontspanknop half ingedrukt blijft. Als het onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de scherpstelling continu aanpassen (Predictive AF). Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de camera blijft proberen zich scherp te stellen. Zoeker
AF-bevestiging
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden. • Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt de AF-bevestiging met knipperen. • De AF-bevestiging stopt niet met knipperen, ook al is de scherpstelling in orde. • De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen. • U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer na de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
Scherpstelfuncties
4
De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+ MF) Stel scherp met de scherpstelring en druk de ontspanknop half in om de C-AF-methode te activeren. • Als de ontspanknop ingedrukt is, is de MF-methode niet geactiveerd. • Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF worden gebruikt.
TIPS Een andere manier om handmatig scherp te stellen met de methode C-AF
→ U kunt de knop AEL/AFL instellen om C-AF met de instellingen van de AEL/AFL-methode te gebruiken. g “AEL/AFL-functie” (blz. 61)
Opmerkingen • Als u na het handmatig bijregelen van de scherpstelling de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
Handmatig scherpstellen (MF - Manual Focus) Hierbij kunt u met de hand scherpstellen op een onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt.
Stel scherp met de scherpstelring.
Live view (live bekijken) U kunt de LCD-monitor gebruiken om de scherpstelling bij te stellen. Druk op de knop u en als het onderwerp op de LCD-monitor verschijnt, drukt u op de knop A/B. g “Live view (live bekijken)” (blz. 20)
Draairichting van de scherpstelring U kunt de draairichting van de scherpstelring naar eigen voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand oneindig. g “Scherpstelring” (blz. 65)
Hulp bij het scherpstellen Als u door verdraaien van de scherpstelring met de hand scherpstelt op een onderwerp, licht de AF-bevestiging op. Werden 3 AF-kaders geselecteerd, dan stelt de camera scherp met het centrale AF-kader.
38
NL
AF-hulpverlichting De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht. Om deze functie te kunnen gebruiken, klapt u de flitser op.
1 2 3
MENU[Y][AF ILLUMINATOR] Gebruik p om [ON] of [OFF] te kiezen. Druk op knop i.
Sluitertijdvoorkeuze
1 2 3
Volg de stappen die horen bij de scherpstelfunctie die u hebt geselecteerd. Scherpstelfunctie S-AF MENU[Y][RELEASE PRIORITY S] Scherpstelfunctie C-AF MENU[Y][RELEASE PRIORITY C]
Gebruik p om [ON] of [OFF] te kiezen. Druk op knop i.
NL
39
4 Scherpstelfuncties
Normaliter kunt u geen foto maken terwijl AF (autofocus) bezig is met scherpstellen of terwijl de flitser wordt opgeladen. Als u toch een foto wilt kunnen maken voordat de camera er helemaal klaar voor is, gebruikt u de volgende instelling. Bij de scherpstelfuncties S-AF (g blz. 37) en C-AF (g blz. 38) kunt u als volgt sluitertijdvoorrang selecteren. Als u [RELEASE PRIORITY C] op [ON] hebt gezet, is de functie continu scherpstellen (Predictive AF) niet beschikbaar voor de eerste opname.
De beeldkwaliteit selecteren U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die het best past bij het doel waarvoor u de foto wilt gebruiken (printen, bewerken op een PC, bewerken voor een website, enz.).
Soorten beeldkwaliteiten
Beeld wordt helderder Het aantal pixels wordt hoger
Belichting, beeld en kleur
5
Als beeldkwaliteit (record mode) voor Beeld met een hoog uw opnamen kunt u kiezen tussen aantal pixels combinaties van aantallen pixels en compressiefactoren. Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u Beeld met een laag een beeld gaat vergroten, ziet u bij een aantal pixels laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat weergeven.
Kwaliteit (compressie) Applicatie
Aantal pixels
Afhankelijk van het gewenste printformaat
3136x2352
Voor kleine prints en websites
2560x1920 1600x1200 1280x960 1024x768
Ongecomprimeerd 1/1 TIFF
k
Lage Hoge Hoge Hoge compressie compressie compressie compressie factor factor factor factor 1/2.7 1/4 1/8 1/12 SHQ
HQ
SQ
640x480
Beeldkwaliteit RAW Dit is onbewerkt beeldmateriaal waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven. Ze kunnen met normale software niet weergegeven of geselecteerd worden voor printreservering. U kunt met deze camera opnamen bewerken die met de beeldkwaliteit RAW zijn gemaakt. g “Foto's bewerken” (blz. 55)
De beeldkwaliteit kiezen MENU[W][D] Stel dit in met p. [HQ] / [SQ] / [RAW+SHQ] / [RAW+HQ] / [RAW+SQ] / [RAW] / [TIFF] / [SHQ]
40
NL
Het instellen van het aantal pixels en de compressiefactor MENU[Y][HQ] MENU[Y][SQ] Volg de stappen die horen bij de beeldkwaliteit die u hebt geselecteerd. [HQ] 1 Met p stelt u de gewenste compressiefactor in. [1/4] / [1/8] / [1/12] [SQ] 1 Met p stelt u het gewenste aantal pixels in. [2560x1920] / [1600x1200] / [1280x960] / [1024x768] / [640x480] 2 Met p stelt u de gewenste compressiefactor in. [1/2.7] / [1/4] / [1/8] / [1/12]
5 De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: Digitale ESP-meting, gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden.
Druk op de knop d (lichtmeting) en stel met de instelknop in.
Zoeker
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
d / 4 / n / nHI / nSH
• Als de instellingen met de knop d worden verricht, verschijnt de informatie ook in de zoeker.
: Digitale ESP-meting : Gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden : Spotmeting : Spotmeting Highlight control (bij veel lichte partijen) : Spotmeting Shadow control (bij veel schaduwpartijen)
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit het menu
id (lichtmeetmethode)i
MENU[W][LICHTMETING] instelling
d Digitale ESP-meting
De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 49 verschillende vlakken van het beeld. Dit systeem zorgt voor een exacte lichtmeting, ook al bestaat er een groot contrastverschil tussen het centrum van het beeld en het gebied daaromheen, zoals onderwerpen bij tegenlicht en opnamen bij fel licht. Deze methode wordt aanbevolen voor algemeen gebruik. Door de AF gesynchroniseerde functie [ESP+AF] op ON te zetten, werkt het meetgebied met het kader in scherpgesteld in AF als het centrum.
NL
41
Belichting, beeld en kleur
Lichtmeting – wijzigen van het lichtmeetsysteem
4 Gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden Deze lichtmeetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk beïnvloedt.
Meetgebied
n Spotmeting De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze methode bij opnamen met fel tegenlicht. nHI -spotmeting – bij veel lichte partijen Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale automatische belichting de witte partijen grijs worden. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de witte partijen wit blijven. Het meetvlak is hetzelfde als bij spotmeting.
Belichting, beeld en kleur
5
nSH -spotmeting – bij veel schaduwpartijen Is achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie in positieve zin (+) gaan deze tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in negatieve zin (–). U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van –5,0 EV tot +5,0 EV.
–2,0EV
±0
Terwijl u knop F (belichtingscorrectie) ingedrukt houdt, stelt u met instelknop de gewenste waarde van de belichtingscorrectie in. • Bijstellen naar +: tot maximaal +5,0 EV. Bijstellen naar –: tot maximaal –5,0 EV. • Het interval van de EV-stap kan gekozen worden uit 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g “EV-stap” (blz. 62) • U kunt de functie van de instelknop ook zo wijzigen dat u bij belichtingscorrectie alleen maar deze instelknop hoeft te verdraaien zonder dat u daarbij knop F hoeft in te drukken. g “De functie van de instelknop aanpassen” (blz. 64)
42
NL
+2,0EV Zoeker
Belichtingscorrectiewaarde
Hoe interpreteert u de belichtingscorrectieindicatie
Fotofunctievenster
Belichtingscorrectie-indicatie Belichtingscorrectie-indicatie in stappen van 1/3 EV 1/3 EV Belichtingscorrectie-indicatie in stappen van 1/2 EV 1/2 EV
Instelprocedure vanuit het menu
MENU[W][F][F] instelling
Opmerkingen • Belichtingscorrectie is niet mogelijk in M en g standen.
AE-lock – de belichting vasthouden De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop AEL (AE-lock). Gebruik AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling AF (autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden met behulp van knop AEL. Het AE-lock kan niet gebruikt worden in de live view B-modus.
Druk op de knop AEL op de positie waar u de meetwaarden wilt vasthouden en de belichting wordt vastgehouden. Aangezien de belichting vastgehouden wordt als de knop AEL wordt ingedrukt, drukt u op de ontspanknop.
Zoeker
AE-lock
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • Door loslaten van de knop AEL wordt het AE-lock opgeheven. • In het CUSTOM-menu kunt u AE-lock zo instellen dat dit niet wordt opgeheven als u knop AEL loslaat. g “AEL/AFL-functie” (blz. 61)
NL
43
5 Belichting, beeld en kleur
• Als de belichtingscorrectie buiten de schaalverdeling van de belichtingscorrectie-indicatie valt, verschijnt rood vw aan de linker en rechter rand van de indicatie. • Bij een belichtingscorrectie met de waarde 0 verschijnt de belichtingscorrectie-indicatie niet.
ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaan uw foto's er echter korrelig uitzien.
Druk op de knop ISO en stel met de instelknop de ISO-waarde in.
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • Instelling [ISO BOOST] op [ON] maakt de instelling op een hogere gevoeligheid mogelijk. (g blz. 63)
Belichting, beeld en kleur
5
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit het menu
ip ISOi
MENU[W][ISO] instelling
Witbalans – de kleurtint aanpassen De wijze waarop de kleuren worden gereproduceerd verschilt afhankelijk van de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur wit telkens een andere tint heeft. Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur van het wit zo aanpassen dat de keur er natuurlijker uitziet. Dit mechanisme noemen we de witbalans. Met deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Witbalans automatisch instellen De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand daarvan de kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen. Als het beeld echter nauwelijks witte kleuren bevat, is het mogelijk dat de witbalans van de foto niet correct is. Om in dergelijke gevallen een correcte witbalans te krijgen, gebruikt u een vooraf ingestelde witbalans (preset WB) of de witbalansinstelling met behulp van slechts één knop (one-touch WB). Vooraf ingestelde witbalans In deze camera zijn 7 kleurtemperaturen voorgeprogrammeerd (preset WB's) die geschikt zijn voor een groot aantal verlichtingssituaties, zowel binnenshuis als buitenshuis, inclusief TL- en gloeilampverlichting. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname van een zonsondergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen. Probeer de verschillende preset WB's eens uit om te zien wat het effect ervan is. Custom witbalans U kunt de kleurtemperatuur van een van de preset WB-instellingen zelf naar wens aanpassen. g “Auto WB / preset / custom WB instellen” (blz. 45) Aangepaste witbalans U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt opgeslagen als een van de preset WB-instellingen. g “Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans)” (blz. 46)
44
NL
Kleurtemperatuur De spectrale verdeling van verschillende witte lichtbronnen wordt aangeduid met een kleurtemperatuurwaarde, een natuurkundige meetwaarde op basis van de Kelvintemperatuurschaal (K). Hoe hoger de kleurtemperatuur, hoe voller de blauwe tinten en hoe bleker de rode tinten, en omgekeerd: hoe lager de kleurtemperatuur, hoe voller de rode tinten en hoe bleker de blauwe tinten. Hieronder wordt uitgelegd waarom de kleurtemperatuur van TL-licht dit licht eigenlijk ongeschikt maakt als kunstlichtbron. In de kleurschakering van TL-licht zitten hiaten. Als deze hiaten klein zijn, kan er toch een kleurtemperatuur worden berekend die we in dit geval een toegevoegde kleurtemperatuur noemen. De preset WB's 4000 K, 4500 K en 6600 K in deze camera zijn gecorreleerde kleurtemperaturen, maar mogen strikt genomen niet als “kleurtemperatuur“ beschouwd worden. Gebruik deze instellingen bij het fotograferen bij TL-licht.
TIPS
Witbalans met een flitser:
→ Bij flitsopnamen wordt de stand Auto WB aanbevolen. Wilt u echter een preset WB gebruiken, selecteer dan de kleurtemperatuur 6000 K. Bij flitsopnamen kunt het beste de gemaakte foto's weergeven en de kleur op het scherm controleren. Diverse omstandigheden hebben invloed op de kleurtemperatuur en de wijze waarop kleur wordt weergegeven op het scherm.
Auto WB / preset / custom WB instellen U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor de heersende lichtomstandigheden te kiezen.
Druk op de knop WB (witbalans) en stel met de instelknop in. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
AUTO / 5 / 3 / 2 / 1 / w / x / y / V / CWB • CWB (Custom witbalans) wordt ingesteld door CWB te kiezen en dan met de ingedrukte knop F (belichtingscorrectie) aan de instelknop te draaien. Zoeker : Witbalans automatisch instellen : w/x/y : Custom witbalans : Aangepaste witbalans Verschijnt niet als u de witbalans op AUTO zet.
NL
45
Belichting, beeld en kleur
Opmerkingen • De kleurtemperaturen van de lichtbronnen in de schaalverdeling hierboven gelden bij benadering. Deze waarden geven geen exacte kleuren aan. Het zonlicht op dit moment is nooit precies 5300 K, en TL-licht nooit exact 4000 K.
5
WB-stand AUTO 5 5300K 3 2 1 w x y
6000K 7500K 3000K 4000K 4500K 6600K V
CWB
Belichting, beeld en kleur
5
Lichtomstandigheden Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte beeldpartij zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen. Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor het vastleggen van de roodtinten van een zonsondergang of van de kleuren van een vuurwerk. Voor buitenopnamen op een bewolkte dag (bij gebruik van de flitser) Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag Voor fotograferen bij gloeilamplicht Voor fotograferen bij wit TL-licht Voor fotograferen bij een neutrale witte TL-lamp Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen De bij “one-touche WB“ ingestelde kleurtemperatuur g “Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans)” (blz. 46) De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Als hier geen waarde is ingesteld, staat deze op 3000 K. De kleurtemperatuurweergave wordt aangepast aan uw CWB-instelling.
Instelprocedure vanuit het fotofunctievenster
Instelprocedure vanuit het menu
ip: WB (witbalans)i
MENU[W][WB] instelling
TIPS
Als onderwerpen zonder witte beeldpartijen op de foto staan:
→ In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met een van de preset-WB-instellingen.
Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans) Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB's. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt door de gewenste lichtbron. De op deze wijze bepaalde witbalans kunt u opslaan in de camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij natuurlijk licht fotografeert, maar ook bij andere lichtbronnen met verschillende kleurtemperaturen. Zet [jFUNCTION] van tevoren op [V]. (g blz. 64)
1 2
Richt de camera op een wit vel papier.
3
Druk op knop i.
46
• Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
Terwijl u knop j ingedrukt houdt, drukt u de ontspanknop in. • Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • De witbalans wordt nu vastgelegd. • De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als een van de preset WB's. De vastgelegde witbalans blijft bewaard als u de camera uitschakelt.
NL
TIPS
Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY].
→ Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte te weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
Witbalanscorrectie Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen.
1 2 3
MENU[W][WB]
Selecteer met p de witbalans die u wilt aanpassen.
Selecteer de kleurrichting met p. R-B rood – blauw G-M groen – magenta
5
4
De witbalans in de R-B richting aanpassen
De witbalans in de G-M richting
Afhankelijk van de originele witbalans wordt het beeld roder telkens u op a drukt, en blauwer telkens u op c drukt.
Afhankelijk van de originele witbalans wordt het beeld groener telkens u op a drukt, en meer magenta telkens u op c drukt. • De witbalans kunt u in elke richting (R, B, G en M) in 7 stappen instellen.
Druk op knop i. • Uw aanpassing wordt opgeslagen.
TIPS
De aangepaste witbalans controleren:
→ Na het uitvoeren van stap 3 richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te maken. Als u op knop AEL drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige witbalansinstellingen hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen: → Zie g “Alle witbalansen corrigeren” (blz. 63)
NL
47
Belichting, beeld en kleur
• U kunt ook beide kleurrichtingen instellen.
Beeldeffecten Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. Beeldparameters zoals contrast en scherpte kunt u in iedere stand een fijn-instellen.
MENU[W][PICTURE MODE] De aanpasbare parameters zijn ingedeeld naar de toestand van de foto. • Contrast / Scherpte / Kleurdiepte [hVIVID] : Voor levendige kleuren. [iNATURAL] : Voor natuurlijke kleuren. [jMUTED] : Voor afgevlakte tinten. • Contrast / Scherpte / Z&W filter / Fototint [MONOTONE] : Voor zwart-wit tinten. [SEPIA] : Voor een sepia-tint.
Belichting, beeld en kleur
5
De afzonderlijke paramaters luiden als volgt: [CONTRAST] : Het verschil tussen lichte en donkere partijen. [SHARPNESS] : De scherpte van het beeld. [SATURATION]: De kleurdiepte van het beeld. [B&W FILTER] : Hiermee levert een zwart-wit-beeld. De filterkleur wordt lichter en de complementaire kleur wordt donkerder. [N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart-wit-foto. [Ye: YELLOW] : Geeft mooi doortekende witte wolken tegen een helderblauwe lucht. [Or: ORANGE]: Accentueert de kleuren in blauwe luchten en zonsondergangen lichtjes. [R: RED] : Accentueert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de helderheid van karmozijnrood gebladerte. [G: GREEN] : Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene bladeren. [PICT. TONE] : Kleurt zwart-wit-beelden. [N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart-wit-foto. [S: SEPIA] : Sepia [B: BLUE] : Blauw [P: PURPLE] : Purper [G: GREEN] : Groen Van elke beeldeffectfunctie kunt u de aangepaste parameters opslaan. De gewenste beeldeffectfunctie stelt u in vanuit het fotofunctievenster.
Gradatie U kunt twee soorten gradatie instellen. HIGH KEY(H) : Meer gradaties in de lichte beeldpartijen. LOW KEY(L) : Meer gradaties in de donkere beeldpartijen.
HIGH KEY Geschikt voor onderwerpen met veel lichte tinten.
48
NL
LOW KEY Geschikt voor onderwerpen met veel schaduwtinten.
MENU[W][GRADATION] [HIGH KEY] / [NORMAL] / [LOW KEY] • In de meeste gevallen kunt u [NORMAL] gebruiken.
Opmerkingen • Contrastaanpassing werkt niet in de stand HIGH KEY of LOW KEY.
Schaduwen in beeldhoeken corrigeren Bij gebruik van sommige lenzen kunnen de beeldhoeken schaduwen gaan vertonen. Deze functie maakt donkere beeldhoeken lichter. Dit komt met name van pas bij gebruik van groothoeklenzen.
MENU[Z][SHADING COMP.] [OFF] / [ON]
5
Opmerkingen
Ruisonderdrukking Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Als [NOISE REDUCTION] (ruisonderdrukking) op [ON] is gezet, onderdrukt de camera automatisch deze beeldruis zodat de foto's helderder worden. Daarbij duurt het maken van een foto echter ongeveer twee keer langer dan normaal.
OFF
ON
MENU[W][NOISE REDUCTION] [OFF] / [ON] Kies [ON].
• Na de opname start het proces waarmee de beeldruis wordt onderdrukt. • Tijdens het ruisonderdrukkingsproces knippert de indicatie-LED Dataverkeer. U kunt de volgende opname pas maken zodra de indicatie-LED Dataverkeer is gedoofd. • [busy] verschijnt in de zoeker terwijl het ruisonderdrukkingsproces bezig is.
Opmerkingen • Als u g op ( hebt gezet, blijft [NOISE REDUCTION] (ruisonderdrukking) steeds op [ON] staan. • Repeterende opnamen zijn niet mogelijk als [NOISE REDUCTION] (ruisonderdrukking) op [ON] staat. • Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen heeft deze functie mogelijk niet het gewenste effect.
NL
49
Belichting, beeld en kleur
• Deze functie is niet beschikbaar als een teleconverter of tussenring op de camera wordt geplaatst. • Bij hoge ISO-waarden kan de ruis in de beeldhoeken erg gaan opvallen.
Color space - kleurruimte
T
Hiermee kunt u selecteren op welke wijze kleuren door de monitor of printer worden weergegeven. Het eerste teken in de bestandsnaam geeft aan welke kleurruimte op dat moment is ingesteld. g “Bestandsnaam” (blz. 66)
Pmdd0000.jpg P : sRGB _ : Adobe RGB
[sRGB] Gestandaardiseerde kleurruimte voor Windows. [Adobe RGB] Kleurruimte die met Adobe Photoshop kan worden ingesteld.
MENU[Z][COLOR SPACE] Kies [sRGB] of [Adobe RGB].
Belichting, beeld en kleur
5 Anti-shock - trillingen voorkomen Hiermee voorkomt u dat de camera tijdens de opname trilt door het opklappen van de spiegel. U kunt de tijd instellen die moet verstrijken tussen het opklappen van de spiegel en het openen van de sluiter. Deze functie kan handig zijn bij astrofotografie en microscoopfotografie of andere fotografische situaties waarin een zeer lange sluitertijd wordt gebruikt en trilling van de camera tot een minimum moet worden beperkt.
MENU[X][ANTI-SHOCK] Select [OFF] or [1SEC] – [30SEC].
50
NL
Enkelbeeldweergave De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven. Voordat u een van deze functies gaat gebruiken, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren.
1
2
Druk op de knop q (weergave). g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCD-monitor zichzelf uit. De camera schakelt automatisch uit als er daarna niets wordt bediend. (Standaardinstelling is 4 uur) Schakel de camera weer in.
Selecteer met p de beelden die u wilt bekijken.
Het laatst opgenomen beeld verschijnt.
a Toont het tiende beeld vóór het huidige beeld.
b Toont het voorgaande beeld.
6
d Toont het volgende beeld.
Beelden weergeven
c Toont het tiende beeld na het huidige beeld.
• Om te stoppen met de weergave drukt u op knop q. • Zodra u de ontspanknop half indrukt, kunt u weer fotograferen.
Gezoomd weergeven Hiermee kunt u de beelden vergroten die op de monitor verschijnen. Dit is handig als u bepaalde beelddetails wilt controleren.
Telkens als u de instelknop in de richting U verdraait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2x – 14x. • Door de instelknop in de richting G te draaien, herstelt u het voorgaande beeldformaat. (Enkelbeeldweergave)
(Gezoomd weergeven)
(Display van de close-up-positie)
(Gezoomd weergeven)
Druk op p om de close-up-positie te veranderen.
Druk op p om het display van de close-up-positie te verplaatsen.
Druk op p om de close-ups beeld voor beeld te bekijken.
Druk op de knop INFO.
Druk op de knop INFO.
NL
51
Lichtbakweergave U kunt de close-up-foto en andere foto's, die links en rechts weergegeven zijn, bekijken. Dit is handig bij het controleren van beelden die u met bracketing hebt opgenomen.
1
Tijdens de enkelbeeldweergave, draait u de instelknop om naar gezoomd weergeven over te schakelen. g “Overzichtstekening van de camera“ (blz. 4) • Stel met de instelknop de gewenste vergroting in.
Beelden weergeven
6
2
Druk op de knop F.
3
Selecteer een beeld met p.
4
Druk op knop F om terug te keren naar close-up-enkelbeeldweergave.
• Het beeld dat u als eerste vergroot, verschijnt op de linkerhelft van het scherm, en het volgende beeld verschijnt met dezelfde vergroting op de rechterhelft van het scherm. • U kunt dit beeld beveiligen, wissen of kopiëren. • Door op de knop i te drukken, springt het referentiebeeld links naar het gekozen beeld rechts. • Door op de knop INFO te drukken, kan de close-up-positie met de knop p verschoven worden.
Opmerkingen • Bij lichtbakweergave kunt u de vergrotingsmaatstaf niet veranderen.
Indexweergave / kalenderweergave Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als u tussen een aantal foto's een bepaalde foto wilt opzoeken.
Telkens als u de instelknop in de richting G verdraait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven van 4 naar 9 naar 16 naar 25.g“Overzichtstekening van de camera“ (blz. 4) b : Om naar het vorige beeld te gaan. d : Om naar het volgende beeld te gaan.
a : Om naar het beeld erboven te gaan. c : Om naar het beeld eronder te gaan.
• Om naar de enkelbeeldweergave terug te keren, draait u de instelknop op U. (9-beelden indexweergave)
(4-beelden indexweergave)
(16-beelden indexweergave)
(25-beelden indexweergave)
52
NL
(Enkelbeeldweergave)
(Kalenderweergave)
Kalenderweergave Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum gesorteerd weergeven. Als u op één datum meerdere foto's hebt gemaakt, verschijnt de foto die op die dag als eerste werd gemaakt. Gebruik om het gewenste beelden te selecteren en druk op de knop i om het geselecteerde beeld beeldvullend weer te geven.
Informatiedisplay Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen. Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen).
Druk meerdere keren op de knop INFO tot de gewenste informatie verschijnt.
g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt. Het beeld alleen
Informatie 1
Informatie 2
6 Beelden weergeven
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit en bestandsnummer
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit, aantal pixels, compressiefactor, datum en tijd, en bestandsnummer Histogram*
*
Histogram
Als in het histogram de balken rechts hoger zijn dan links, is de foto misschien te licht (overbelicht). En als de balken links hoger zijn dan rechts, is de foto misschien te donker (onderbelicht). Corrigeer indien nodig de belichting of maak de foto nogmaals.
Algemene informatie
Highlight-weergave (lichte partijen)
Shadow-weergave (schaduwpartijen)
Highlight-weergave (lichte partijen)
De onderbelichte partijen in de foto knipperen. Ook de ingestelde beeldkwaliteit verschijnt.
De overbelichte partijen in de foto knipperen. Ook de ingestelde beeldkwaliteit verschijnt.
Opnamegegevens
Histogramweergave De verdeling van de helderheid van het opgenomen beeld verschijnt in een histogram (helderheidscomponentgrafiek). Ook de ingestelde beeldkwaliteit verschijnt.
NL
53
Diashow Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De diashow begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden lang op het scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave. Het aantal beelden dat de diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16 of 25.
1 2
MENU[q][m]
3 4
Druk op i om de diashow te starten.
Stel dit in met p. [K] [L] [M] [N] [O]
weergave met 1 beeld weergave met 4 beelden weergave met 9 beelden weergave met 16 beelden weergave met 25 beelden
Druk op i om de diashow te stoppen.
Als u L kiest
Beelden weergeven
6 Opmerkingen
• Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
Beelden draaien Hiermee kunt u beelden kantelen (draaien) en ze verticaal op de monitor laten verschijnen. Dit is handig bij het bekijken van foto's waarbij u de camera verticaal hebt gehouden.
MENU[q][y][ON] [OFF] / [ON] g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • Als dit op ON staat, worden verticaal opgenomen beelden tijdens de weergave automatisch gedraaid en weergegeven. U kunt ook op de knop F drukken om het beeld te draaien en weer te geven. • Na het roteren wordt het beeld opgeslagen op het geheugenkaartje.
Origineel beeld vóór het draaien
54
NL
Weergave op televisie Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
1 2 3
Schakel eerst de camera en de televisie uit en sluit de videokabel aan zoals aangegeven in de afbeelding. Zet de televisie aan en zet deze in de stand Video. Raadpleeg voor informatie over het omschakelen naar de video-ingang-modus de handleiding van uw televisie. Schakel de camera in en druk op knop q (weergeven).
Knop q
Multiconnector
Videokabel
Video-ingang
6 Beelden weergeven
Opmerkingen • Sluit de camera met de bijgeleverde videokabel aan op de televisie. • Zorg dat het type videosignaal van de camera overeenkomt met dat van de televisie. g “Vóór aansluiting op de televisie eerst het type videosignaal selecteren” (blz. 68) • Zodra u de videokabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit. • Bij sommige tv's verschijnt de foto niet in het midden van het televisiescherm.
Foto's bewerken Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen u kunt uitvoeren, hangt af van het beeldformaat (beeldkwaliteit) waarmee de foto is opgeslagen. JPEG- en TIFF-bestanden kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAW-bewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand.
Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken. De camera voert beeldbewerking uit op het RAW-bestand (zoals aanpassen van de witbalans en de beeldscherpte), en slaat het bewerkte beeld op als een nieuw TIFF- of JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden controleert, kunt u ze desgewenst bewerken. De beeldbewerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camera-instellingen. Als u bij het bewerken andere instellingen wilt gebruiken, wijzigt u eerst de actuele camerainstellingen.
Als JPEG- of TIFF-bestand opgeslagen beelden bewerken. [BLACK & WHITE] [SEPIA] [REDEYE FIX] [SATURATION] [Q]
Hiermee maakt u een beeld zwart-wit. Voor beelden in sepia-tinten. Voor het corrigeren van rode ogen op flitsopnamen. Voor het instellen van de kleurdiepte (kleurverzadiging). Om de foto te converteren naar 1280 x 960, 640 x 480 of 320 x 240 pixels.
NL
55
Foto in het bestandstype RAW
Foto in het bestandstype JPEG/TIFF
Opmerkingen • De TIFF-opname wordt opgeslagen als een SHQ-beeld.
1 2 Beelden weergeven
6
3
MENU[q][EDIT] Selecteer met bd de beelden die u wilt bekijken. Druk op knop i.
• De camera herkent het bestandstype van de beeldgegevens. • Bij het bewerken van andere beelden, gebruikt u bd om het beeld te selecteren. • Voor beelden die in RAW+JPEG opgeslagen zijn, verschijnt een keuzemenu dat u vraagt de juiste gegevens te bewerken. • Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop MENU.
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer het beeldmateriaal dat u wilt bewerken en volg de stappen die bij het betreffende bestandstype horen.
Een JPEG/TIFF-beeldbestand bewerken.
Een RAW-beeldbestand bewerken.
[BLACK & WHITE] / [SEPIA] / [REDEYE FIX] / [SATURATION] / [Q]
De RAW-bewerking gebeurt aan de hand van de actuele camera-instellingen De voorkeursinstellingen kiest u in voordat u gaat fotograferen.
• Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld.
Opmerkingen • In RAW- en TIFF-beelden kunt u geen rode ogen corrigeren. Het is mogelijk dat bij sommige foto's de rode-ogen-correctie niet werkt. De rode-ogen-correctie kan behalve de ogen ook andere delen van de foto beïnvloeden. • In de volgende gevallen kunt u het aantal pixels niet wijzigen: Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt, als er onvoldoende ruimte is op het geheugenkaartje, als de foto met een andere camera is gemaakt. • Bij het wijzigen van het aantal pixels kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen dan dat van de originele opname.
56
NL
Beelden kopiëren Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van xD-Picture Card naar CompactFlash/Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren.
Alle beelden kopiëren
1 2 3 4
MENU[q][COPY ALL] Druk op d. Met knop ac selecteert u [YES]. Druk op i.
Geselecteerde beelden kopiëren Geef de foto weer die gekopieerd moet worden en druk op de knop i. • De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gekopieerd moeten worden en druk op de knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt kopiëren, drukt u op knop < (kopiëren). Gebruik ac om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
• Om te stoppen met kopiëren drukt u op de knop MENU. • U kunt ook beelden kopiëren vanuit de indexweergave.
Enkelbeeldkopie
1 2
Selecteer het gewenste beeld en druk op knop < (kopiëren). Gebruik ac om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
Beelden beveiligen tegen per ongeluk wissen Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de functie “enkel beeld/alle beelden wissen“.
Geef het beeld weer dat u wilt beveiligen en druk op de knop AEL/AFL/0 (beveiligen).
Beveiligingsteken
• Op het scherm verschijnt 9.
De beveiliging opheffen
Roep op het scherm de beveiligde beelden op en druk op knop AEL / AFL / 0.
Opmerkingen • Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde beelden. (g blz. 95) • Beveiligde beelden kunt u niet meer draaien.
NL
57
6 Beelden weergeven
1 2 3 4
Beelden wissen Hiermee kunt u opgeslagen beelden wissen. U kunt kiezen tussen “enkel beeld wissen“ waarbij alleen de foto die op het scherm staat, wordt gewist, en “alle beelden wissen“ waarbij alle beelden worden gewist die op het geheugenkaartje staan.
Opmerkingen • Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél wissen. • Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g “Beelden beveiligen tegen per ongeluk wissen” (blz. 57)
Een enkel beeld wissen
1 2 3
Roep op het scherm het beeld op dat u wilt wissen. Druk op knop S (wissen). Gebruik ac om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
TIPS
Beelden weergeven
6
Onmiddellijk wissen:
→ Als u [QUICK ERASE] (blz. 66)op ON hebt gezet, kunt u met knop S een beeld onmiddellijk wissen.
Wissen van alle beelden
1 2 3
MENU[W][CARD SETUP] Selecteer [ALL ERASE] met p. Druk op knop i. Gebruik ac om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i. • Alle beelden worden gewist.
Geselecteerde beelden wissen Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave de geselecteerde beelden in één keer wissen.
1
Geef de foto’s weer die gewist moeten worden en druk op de knop i.
2 3 4
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gewist moeten worden en druk op de knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt wissen, drukt u op de knop S (wissen). Gebruik ac om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i. • Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt wissen en druk vervolgens op de knop i.
Voorrangsinstelling In het menu [Z] kunt u onder [PRIORITY SET] (blz. 65) de instelling van de cursor op [YES] zetten.
58
NL
Uw eigen reset-instelling Normaliter blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera uitschakelt. Bij deze camera kunt u met [RESET] de standaardinstellingen af fabriek herstellen, en u kunt onder [RESET1] en [RESET2] twee verschillende reset-instellingen vastleggen die u later kunt gebruiken.
MENU[W][CUSTOM RESET SETTING] [RESET] / [RESET1] / [RESET2] • Als de instellingen al vastgelegd zijn, verschijnt [SET] naast de [RESET1] / [RESET2] optie.
Reset-instellingen vastleggen
1 2
Selecteer of [RESET1] / [RESET2] om vast te leggen en druk op de knop d. Selecteer [SET] en druk op knop i. • Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
Reset-instellingen gebruiken U kunt de camera op [RESET1] of [RESET2] instelling terugzetten of de standaardinstellingen af fabriek herstellen. [RESET] Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. [RESET1] / [RESET2] Herstelt de vastgelegde instellingen.
7
Selecteer of [RESET] / [RESET1] / [RESET2] en druk op de knop i. Gebruik ac om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i.
Functies die u kunt vastleggen onder CUSTOM RESET SETTING, en functies waarvan de standaardinstellingen af fabriek worden hersteld Functie
Standaardinstelling af fabriek
Vastleggen als custom reset
Vastleggen als MY MODE
PICTURE MODE GRADATION D F NOISE REDUCTION WB ISO METERING FLASH MODE j/
VIVID NORMAL HQ ±0 OFF AUTO AUTO ESP Autoflitsen*1 o S-AF AUTO OFF OFF OFF OFF OFF
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
3 3 3 3 k 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 k
NL
59
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
1 2
Functie
Standaardinstelling af fabriek
Vastleggen als custom reset
Vastleggen als MY MODE
Stand Weergeven
Enkelbeeldweergave (zonder informatie) 1/3EV OFF OFF 1/3EV ±0 1/8 1280x960, 1/8 OFF OFF 1/180 OFF %*1 stand 1*2 OFF Gesynchroniseerd met lichtmeetfunctie. OFF RAW+JPEG j/
k
k
3 3 3 3 k 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
k k k k k k k k k 3 3 k k k k
3 3 3 3 3 3 k 3 3 3
k k k k k 3 k 3 3 k
2006.01.01 CF AUTO OFF 0 *3 *3 ON OFF 1MIN 4h 8SEC OFF COLOR1 NO
k k k k 3 k k 3 3 3 k k k k k
k k k k k k k k k k k k k k k
ISO STEP ISO BOOST ISO LIMIT EV STEP ALL > HQ SQ MANUAL FLASH w+F #X-SYNC LIVE VIEW BOOST DIAL AEL/AFL AEL/AFL MEMO AEL METERING
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
7
QUICK ERASE RAW+JPEG ERASE jFUNCTION MY MODE SETUP FOCUS RING AF ILLUMINATOR RESET LENS RELEASE PRIORITY S RELEASE PRIORITY C FRAME ASSIST (frameondersteuning) X CF/xD FILE NAME EDIT FILENAME s W VIDEO OUT 8 REC VIEW SLEEP 4h TIMER BUTTON TIMER SCREEN CTL PANEL COLOR PRIORITY SET
60
NL
Functie
Standaardinstelling af fabriek
Vastleggen als custom reset
Vastleggen als MY MODE
USB MODE AUTO k k COLOR SPACE sRGB 3 k SHADING COMP. OFF 3 3 PIXEL MAPPING k k k CLEANING MODE (Stand k k k Reinigen) JU / AB DIAL JU k k FIRMWARE k k k 3 : Kan worden vastgelegd. k : Kan niet worden vastgelegd. Als u de instellingen van [RESET1] / [RESET2] toepast, houden de functies met het teken “k” hun huidige instelling. De standaardinstellingen af fabriek worden niet hersteld. *1 : Afhankelijk van de geselecteerde belichtingsfunctie zal de standaardinstelling af fabriek wijzigen. *2 : Afhankelijk van de geselecteerde scherpstelmethode zal de standaardinstelling af fabriek wijzigen. *3 : Welke standaardinstellingen af fabriek worden toegepast, is afhankelijk van het land waar u deze camera hebt gekocht.
AEL/AFL-functie
7
Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt wordt.
MENU[Y][AEL/AFL] [S-AF] / [C-AF] / [MF] [S-AF] Selecteert van modus1 – modus3. [C-AF] Selecteert van modus1 – modus4. [MF] Selecteert van modus1 – modus3.
Beschikbare functies in de stand S-AF AEL knopfunctie
Ontspanknopfunctie Stand
Half indrukken
Helemaal indrukken
Als u de AEL-knop ingedrukt houdt
Scherpstellen
Belichting
Scherpstellen
Belichting
Scherpstellen
Belichting
modus1
Vastgehouden
Vastgehouden
k
k
k
Vastgehouden
modus2
Vastgehouden
k
k
Vastgehouden
k
Vastgehouden
modus3
k
Vastgehouden
k
k
Vastgehouden
k
NL
61
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
U kunt in plaats van de ontspanknop ook de knop AEL gebruiken om automatisch scherp te stellen of een lichtmeting uit te voeren. U kunt de knop op de volgende manieren gebruiken. • Als u op een onderwerp wilt scherpstellen en dan de compositie van de foto wilt veranderen. • Als u de belichting wilt instellen door aan een ander vlak te meten dan waarop de camera scherpgesteld is.
Beschikbare functies in de stand C-AF Stand
Ontspanknopfunctie Half indrukken Helemaal indrukken
modus3
Scherpstellen Het scherpstellen begint Het scherpstellen begint k
modus4
k
modus1 modus2
Belichting Vastgehouden k Vastgehouden k
Scherpstellen Vastgehouden Vastgehouden Vastgehouden Vastgehouden
Belichting k Vastgehouden k Vastgehouden
AEL knopfunctie Als u de AEL-knop ingedrukt houdt ScherpBelichting stellen k Vastgehouden k Vastgehouden Het scherpk stellen begint Het scherpk stellen begint
Beschikbare functies in de stand MF Stand
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
7
Ontspanknopfunctie Half indrukken Helemaal indrukken
modus1
Scherpstellen k
modus2
k
modus3
k
Belichting Vastgehouden k Vastgehouden
Scherpstellen k
Belichting
k
Vastgehouden k
k
k
AEL knopfunctie Als u de AEL-knop ingedrukt houdt ScherpBelichting stellen k Vastgehouden k Vastgehouden S-AF k
Andere functie-instellingen AEL / AFL memo U kunt de gemeten belichting vasthouden en handhaven door op de knop AEL (AE lock) te drukken.
MENU[Y][AEL/AFL MEMO]
[ON] : Druk op de knop AEL om de belichting vast te houden en te behouden. Druk opnieuw op de knop om het behouden van de belichting te annuleren. [OFF] : De belichting wordt alleen vastgehouden als de knop AFL ingedrukt is.
AEL-lichtmeting Stel de lichtmeetmethode in voor als u op de knop AEL (AE lock) drukt om de belichting vast te houden.
MENU[Y][AEL METERING] [AUTO] / [4] / [n] / [nHI] / [nSH]
• [AUTO] voert metingen uit in de geselecteerde modus onder [METERING] methode.
EV-stap Hiermee kunt u de EV-stap wijzigen die wordt toegepast bij de belichtingsparameters zoals sluitertijd, diafragmawaarde, belichtingscorrectiewaarde enz.
MENU[Y][EV STEP] [1/3EV] / [1/2EV] / [1EV]
62
NL
ISO-stap Hiermee kunt u de correctiestappen voor de ISO-waarde wijzigen.
MENU[Y][ISO STEP] [1/3EV] / [1EV] ISO boost - ISO-waarde verhogen Hiermee kunt u instellen dat u naast de standaardwaarden ISO 100-400 ook de waarden ISO 400-1600 kunt gebruiken.
MENU[Y][ISO BOOST] [OFF] / [ON+NF] / [ON] • Als u [ISO BOOST] op [ON+NF] hebt gezet, duurt het maken van een opname langer dan normaal.
ISO-grenswaarde Hiermee kunt u de maximale ISO instellen. Zelfs als de ISO-waarde vastgelegd is in de ISO-instelling, wordt de waarde niet hoger dan de maximale ISO-instelling in [ISO LIMIT].
MENU[Y][ISO LIMIT] [OFF] / [100] / [200] / [400] / [800] Alle witbalansen corrigeren Hiermee kunt u in één keer dezelfde correctiewaarde toepassen op alle beschikbare witbalansen. [ALL SET] Bij alle witbalansen wordt dezelfde correctiewaarde toegepast. [ALL RESET] De op alle witbalansen toegepaste correctiewaarde wordt hiermee in één keer ongedaan gemaakt.
Als u [ALL SET] hebt geselecteerd 1) Selecteer de kleurrichting met bd. R-B rood – blauw / G-M groen – magenta 2) Stel de correctiewaarde in met ac. g “Witbalanscorrectie” (blz. 47) • U kunt de aangepaste witbalans controleren.
Als u [ALL RESET] hebt geselecteerd 1) Met knop ac selecteert u [YES].
Handmatig flitsen (Manual) Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Als u [MANUAL FLASH] op [ON] hebt gezet, kunt u bij de instelling van de flitserfunctie de gewenste hoeveelheid licht kiezen (FULL, 1/4, 1/16, of 1/64).
MENU[Y][MANUAL FLASH] [ON] / [OFF] Flitssynchronisatie U kunt de sluitertijd instellen die wordt gebruikt als de ingebouwde flitser ontsteekt. U kunt deze sluitertijd instellen tussen 1/60 en 1/180 s in stappen van 1/3 EV.
MENU[Y][#X-SYNC] [1/ 60] / [1/180] • Voor meer informatie over de flitssynchronisatie van in de handel verkrijgbare flitsers raadpleegt u de handleiding van die flitser.
NL
63
7 Instellingen / functies van uw camera aanpassen
MENU[Y][ALL>]
Live view boost Het is eventueel moeilijk om beelden op het LCD-monitor te bekijken als de Live-View-functie bij nachtelijke opnamen of donkere plaatsen gebruikt wordt. Stel [ON] in als u wilt dat het onderwerp op de monitor wordt weergegeven.
MENU[Y][LIVE VIEW BOOST] [ON] / [OFF]
• Als het onderwerp met deze functie op de LCD-monitor wordt weergegeven, dan is de kwaliteit van het beeld minder dan normaal.
De functie van de instelknop aanpassen De instelknop heeft de volgende standaardinstellingen af fabriek:
P
programmagestuurd fotograferen Programmacorrectie (Program shift - Ps) : Instelknop verdraaien. Belichtingscorrectie instellen : De instelknop verdraaien terwijl u knop F (belichtingscorrectie) ingedrukt houdt.
M (Manual) handmatig fotograferen Sluitertijd instellen Diafragma (F-getal) instellen
: Instelknop verdraaien. : De instelknop verdraaien terwijl u knop F (belichtingscorrectie) ingedrukt houdt.
U kunt de toewijzing van de functies omkeren. P M
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
7
Belichtingscompensatie kan door alleen de instelknop te gebruiken uitgevoerd worden. Het diafragma kan door alleen de instelknop te gebruiken ingesteld worden.
MENU[Y][DIAL] [P]/[M] Als u [P] selecteert [%] Gebruik de instelknop om een programmacorrectie uit te voeren. [F] Gebruik de instelknop om de belichtingscorrectie uit te voeren.
Als u [M] selecteert [SHUTTER] [FNo.]
Gebruik de instelknop om de sluitertijd in te stellen. Gebruik de instelknop om het diafragma in te stellen.
j knopfunctie Hiermee vervangt u de toegewezen functie van de knop j door een andere functie vast te leggen.
MENU[Y][jFUNCTION] [j / < / Y] Het werkt net als de “Repeterende opnamen / Afstandsbediening / Zelfontspanner” instelling. (standaardinstellingen af fabriek) g “Enkelbeeldopnamen/repeterende opnamen” (blz. 31), “Fotograferen met de zelfontspanner“ (blz. 32), “Fotograferen met de afstandsbediening“ (blz. 33)
[V] Aangepaste witbalans g “Een one-touch witbalans instellen (aangepaste witbalans)” (blz. 46)
[TEST PICTURE] Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de knop j indrukt, kunt u de zojuist genomen foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven opslaan. Dit is handig als u eerst wilt kijken of een foto goed gelukt is voordat u deze gaat opslaan.
64
NL
[MY MODE] Terwijl u knop j ingedrukt houdt, kunt u foto's maken met de camera-instellingen die u eerder hebt vastgelegd onder [MY MODE SETUP]. g “My Mode-instelling” (blz. 65) (Zie hieronder)
[PREVIEW] / [PREVIEW B] (electronic) Terwijl u knop j ingedrukt houdt, kunt u de controlebeeldfunctie gebruiken. g “Controlebeeldfunctie” (blz. 21)
My Mode-instelling Hiermee kunt u 2 verschillende combinaties van camera-instellingen vastleggen. Dit is handig als u tijdelijk de instellingen wilt veranderen tijdens memo-fotograferen. U kunt ofwel [MY MODE SETUP] van tevoren in het menu uitschakelen. Voor My Mode stelt u [jFUNCTION] op [MY MODE] en als u het gebruikt, fotografeert u terwijl u de knop j indrukt.
MENU[Y][MY MODE SETUP] [MY MODE1] / [MY MODE2] • Als u deze menu-instellingen al hebt vastgelegd, verschijnt naast de betreffende resetoptie de indicatie [SET].
Vastleggen Selecteer [SET] en druk op knop i. • De huidige instellingen worden in de camera vastgelegd. • Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
7
Uitvoeren
De lens resetten Hiermee kunt u de brandpuntsafstand van de lens weer op oneindig zetten als u de camera uitschakelt.
MENU[Y][RESET LENS] [OFF] / [ON] Scherpstelring Hiermee kunt u kiezen wat voor u de meest logische draairichting van de scherpstelring is.
MENU[Y][FOCUS RING] [b] / [c]
)
DICHTBIJ
)
DICHTBIJ
Voorrangsinstelling Voor het kiezen van de voorkeurspositie van de cursor ([YES] or [NO]) als beginpositie op het scherm [ALL ERASE] of [FORMAT].
MENU[Z][PRIORITY SET] [YES] / [NO]
NL
65
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2] en druk op de knop i. • Selecteer [YES] en druk op de knop i om de beschikbare My Mode in te stellen.
Onmiddellijk wissen Hiermee kunt u de foto die u zojuist hebt gemaakt onmiddellijk wissen met knop S (wissen).
MENU[Y][QUICK ERASE]
[OFF] Als knop S (wissen) wordt ingedrukt, verschijnt het bevestigingsscherm waarin wordt gevraagd of u de foto wilt wissen. [ON] Als u op knop S (erase) drukt, wordt de foto onmiddellijk gewist.
RAW- en JPEG-bestanden wissen Hiermee selecteert u de methode om opgenomen beelden in RAW+JPEG te wissen. Deze functie werkt alleen als u één beeld wist.
MENU[Y][RAW+JPEG ERASE] [JPEG]
Wist alle JPEG-beeldbestanden en laat alleen de RAW-beeldbestanden staan. [RAW] Wist alle RAW-beeldbestanden en laat alleen de JPEG-beeldbestanden staan. [RAW+JPEG] Wist beide soorten beeldbestanden. Opmerkingen
• Deze functie werkt alleen als u één beeld wist. Voor 'alle beelden wissen' of 'geselecteerde beelden wissen' worden zowel RAW en JPEG gewist, ongeacht deze instelling.
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
7
Bestandsnaam Als u een foto maakt, slaat de camera die foto onder een unieke bestandsnaam op in een map. De map en de bestandsnamen kunt u later gebruiken voor het openen van bestanden op een computer. Hoe bestandsnamen worden toegekend, ziet u in de onderstaande afbeelding. Alle mappen
Mapnaam Mapnummer (100 – 999) Bestandsnaam
Dag (01 – 31)
Kleurruimte
MENU[Z][FILE NAME] [AUTO]
Maand (10, 11, 12 wordt A, B, C)
Bestandsnummer (0001 – 999) Als u 9999 foto’s gemaakt heeft, wordt de teller teruggezet op 0001 voor de volgende foto, bij het mapnummer wordt de waarde 1 opgeteld om een nieuwe map te benoemen en aan te leggen waarin het volgende beeld (bestand) is opgeslagen.
Zelfs als u een nieuwe geheugenkaart inzet, worden de mapnummers aangehouden van het vorige kaartje. Als het nieuwe kaartje een foto bevat met hetzelfde bestandsnummer als een foto die op het vorige kaartje is opgeslagen, krijgen de foto's op het nieuwe kaartje een bestandsnummer dat aansluit op het hoogste nummer van het vorige kaartje. [RESET] Als er een nieuw kaartje ingestoken wordt, beginnen de mapnummers met 100 en bestandsnummers begint met 0001. Als een kaartje, dat foto's bevat, ingestoken wordt, beginnen de bestandsnummers met het nummer dat op het hoogste nummer op het kaartje volgt. • Als zowel het mapnummer als het bestandsnummer de maximumwaarde bereikt (999/9999), kunt u op dit geheugenkaartje helemaal geen foto's meer opslaan, ook niet als het kaartje nog niet helemaal vol is. U kunt dan geen foto's meer maken. Vervang het geheugenkaartje door een nieuw.
66
NL
Bestanden een nieuwe naam geven U kunt aan beeldbestanden een nieuwe naam geven zodat u ze gemakkelijker kunt terugvinden en organiseren.
Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB]. (g blz. 50) MENU[Z][EDIT FILENAME]
Voer het eerste teken in met ac. Druk op d om naar de volgende positie te gaan, en voer dan met ac het tweede teken in. sRGB : Pmdd0000.jpg
AdobeRGB : _mdd0000.jpg
U kunt het teken wijzigen in OFF, A – Z of 0 – 9.
REC VIEW – onmiddellijk na de opname de foto controleren Hiermee kunt u de zojuist gemaakte foto weergeven op de monitor terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, en u kunt instellen hoe lang de foto wordt weergegeven. Dit is handig als u de foto die u zojuist heeft genomen even wilt controleren. Door de ontspanknop half in te drukken terwijl u de foto controleert, kunt u onmiddellijk doorgaan met fotograferen.
MENU[Z][REC VIEW] [OFF]
De pieptoon instellen De camera piept als er knoppen worden ingedrukt. Met deze functie kunt u de pieptoon in- en uitschakelen.
MENU[Z][8] [OFF] / [ON] Helderheid van de monitor instellen Met deze functie kunt u de helderheid van de monitor instellen op een optimale weergave.
MENU[Z][s] Met ac kunt u de helderheid aanpassen. Sleep timer Als de camera gedurende een bepaalde tijd niet wordt bediend, neemt hij automatisch de sluimerstand (stand by) aan om de batterijen te sparen. In het menu [SLEEP] activeert u deze functie door de gewenste tijd in te stellen waarna de camera op stand-by moet springen. Met [OFF] schakelt u de sluimerstand uit. De camera komt weer uit de stand-by-stand zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.).
MENU[Z][SLEEP] [OFF] / [1MIN] / [3MIN] / [5MIN] / [10MIN]
NL
67
7 Instellingen / functies van uw camera aanpassen
De foto die op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, wordt niet weergegeven. [1SEC] – [20SEC] Hiermee selecteert u het aantal seconden dat de foto moet worden weergegeven. Dit kunt u instellen in stappen van 1 seconde.
USB-functie Met het bijgeleverde USB-kabeltje kunt u de camera rechtstreeks op een computer of printer aansluiten. Als u van tevoren opgeeft op welk apparaat u de camera aansluit, kunt u de instelprocedure voor de USB-aansluiting overslaan die normaliter verschijnt als u de kabel aansluit op de camera. Voor meer informatie over de wijze waarop u de camera op een apparaat aansluit, raadpleegt u hoofdstuk 8 g “Camera aansluiten op een printer” (blz. 74) en hoofdstuk 9 g “Camera aansluiten op een computer” (blz. 79).
MENU[Z][USB MODE] [AUTO]
Het selectiescherm voor de USB-aansluiting verschijnt telkens als u de camera op een computer of printer aansluit.
[STORAGE ]
Voor het aansluiten op een pc en het overzetten van beeldmateriaal naar die pc. Selecteer deze stand ook als u via een pc-aansluiting de OLYMPUS Master-software wilt gebruiken.
[CONTROL]
Hiermee kunt u de camera via een pc bedienen met behulp van de optionele OLYMPUS Studio-software.
[<EASY]
Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hiermee kunt u foto's rechtstreeks vanuit de camera afdrukken zonder dat u een pc nodig hebt. g “Camera aansluiten op een printer” (blz. 74)
[
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
7
Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hierbij kunt u foto's printen met vooraf gekozen instellingen voor het aantal prints, de papiersoort enz. g “Camera aansluiten op een printer” (blz. 74)
Een andere taal kiezen voor de schermteksten Voor de schermteksten en de foutmeldingen kunt u behalve Engels ook andere talen kiezen.
MENU[Z][W] Selecteer met ac de gewenste taal.
• Er kan een andere taal aan uw camera toegevoegd worden met de geleverde software van OLYMPUS Master. Raadpleeg 'Help' in de OLYMPUS Master software voor details.
Vóór aansluiting op de televisie eerst het type videosignaal selecteren Kies het type videosignaal dat wordt gebruikt in het land waar u verblijft: NTSC of PAL. In het buitenland moet u deze instelling misschien wijzigen als u de camera op een TV wilt aansluiten en beelden wilt weergeven. Zorg dat u het juiste type videosignaal hebt geselecteerd voordat u de videokabel aan gaat sluiten. Als u het verkeerde type videosignaal hebt geselecteerd, worden de foto's niet goed weergegeven op uw televisie.
MENU[Z][VIDEO OUT] [NTSC] / [PAL] Types videosignaal in de belangrijkste landen en gebieden Controleer het type videosignaal voordat de camera op uw televisie wordt aangesloten. NTSC
Noord Amerika, Taiwan, Korea, Japan
PAL
Europese landen, China
68
NL
Button timer (knoptimer) Als functies met de directe knoppen worden ingesteld, kunt u met deze functie de tijd tussen de laatste bediening van de knoppen en het verdwijnen van het menu instellen.
MENU[Z][BUTTON TIMER]
[HOLD] U krijgt alle tijd om de functie op het scherm in te stellen. Het huidige scherm verdwijnt pas als u de knop nogmaals indrukt. [3 SEC] U hebt 3 seconden de tijd om de functie in het huidige instelmenu in te stellen. [5 SEC] U hebt 5 seconden de tijd om de functie in het huidige instelmenu in te stellen. [8 SEC] U hebt 8 seconden de tijd om de functie in het huidige instelmenu in te stellen.
Automatisch uitschakelen U kunt de camera zo instellen dat deze automatisch uitschakelt als hij langdurig niet gebruikt wordt. De camera schakelt niet uit als hij op [OFF] gezet wordt.
MENU[Z][4h TIMER] [OFF] / [4h] Opstartscherm Met deze functie kunt u instellen dat het startscherm niet verschijnt als de camera ingeschakeld wordt. Als dit op [OFF] ingesteld is, verschijnt het startscherm niet.
MENU[Z][SCREEN] [OFF] / [ON]
7
U kunt de achtergrondkleur van de monitor wijzigen.
MENU[Z][CTL PANEL COLOR] [COLOR1] / [COLOR2] AB (onderwaterfotografie) U kunt [J (SPORT)] en [U (NIGHT+PORTRAIT)] op de functieknop in [A (UNDER WATER MACRO)] and [B (UNDER WATER WIDE)] veranderen. Gebruik een optionele onderwaterbescherming voor onderwateropnamen.
MENU[Z][JU / AB] [DIALJU] / [DIALAB] Firmware De firmwareversie van uw product verschijnt. Als u informatie gaat inwinnen over uw camera of accessoires, of als u software wilt downloaden, moet u opgeven welke versie van elk van de producten u gebruikt.
MENU[Z][FIRMWARE] Druk op d. De firmwareversie van uw product verschijnt. Druk op i om terug te keren naar het vorige scherm.
NL
69
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
Monitorkleur wijzigen
Datum en tijd instellen Informatie over datum en tijd wordt samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. Samen met datum en tijd wordt ook de bestandsnaam opgeslagen. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voordat u de camera gaat gebruiken.
MENU[Z][X]
Gebruik ac om één van de volgende datumnotaties te selecteren: [Y-M-D] (Jaar / Maand / Dag), [M-D-Y] (Maand / Dag / Jaar), [D-M-Y] (Dag / Maand / Jaar). Druk daarna op d. • De nu volgende stappen laten zien hoe datum en tijd worden ingesteld wanneer als datumnotatie [Y-M-D] is geselecteerd.
1
Gebruik ac om het jaartal in te stellen en druk op d om naar de instelling van de maand te gaan. • Wilt u naar de vorige instelling terugkeren, dan drukt u op d. • De eerste twee cijfers van het [Y] (jaartal) zijn vast ingesteld.
2
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld. • De tijd verschijnt in 24-uurs notatie. Bijvoorbeeld, twee uur 's middags verschijnt als 14:00
3
Druk op knop i. • Voor een nauwkeurigere instelling drukt u op i op het moment dat de klok 00 seconden weergeeft. De klok start als u de knop indrukt.
Instellingen / functies van uw camera aanpassen
7
Opmerkingen • De datum en tijd worden naar de standaardinstellingen af fabriek hersteld als ongeveer 1 dag geen batterij in de camera zit. Deze instellingen kunnen eerder verloren gaan als de batterij maar gedurende een korte tijd geladen is in de camera voordat deze eruit werd gehaald. Controleer, voordat u belangrijke foto’s gaat maken, of de juiste datum en tijd zijn ingesteld.
70
NL
Printreservering (DPOF) Het printreserveringssysteem biedt u de mogelijkheid om samen met de op het kaartje opgeslagen beelden ook printgegevens (het aantal prints en datum- en tijdinformatie) op te slaan. DPOF is een genormaliseerd bestandstype voor het opslaan van printinformatie vanuit digitale camera’s. U kunt foto's geheel automatisch printen, thuis of in een fotospeciaalzaak, door gegevens zoals de foto's die u wenst te printen en het aantal gewenste prints op een kaartje op te slaan. De met printreservering opgeslagen beelden kunt u op de volgende manieren printen.
Laten printen door een voor DPOF ingerichte foto-ontwikkelcentrale Hier kunnen foto’s geprint worden aan de hand van de printreserveringen. Printen met een voor DPOF geschikte printer Het is mogelijk om rechtstreeks van het kaartje met printreserveringsgegevens te printen zonder tussenkomst van een PC. Voor details raadpleegt u de handleiding van de printer. Het is mogelijk dat u, afhankelijk van de printer, een PC-kaartadapter nodig hebt.
Formaat van de foto en printen De resolutie van een computer / printer wordt gewoonlijk uitgedrukt in een aantal dots (pixels) per inch. Dit wordt dpi (dots per inch) genoemd. Hoe hoger de dpi-waarde, hoe beter de printresultaten. Denk eraan dat de dpi-waarde van de foto niet wijzigt. Dit betekent dat de grootte van de geprinte foto kleiner wordt als u een foto met een groter aantal pixels print. Houd er rekening mee dat de beeldkwaliteit verslechtert als de beelden vergroot worden. Als u grote foto's van hoge kwaliteit wilt printen, stel dan een zo hoog mogelijke beeldkwaliteit in als u de foto's maakt. g “De beeldkwaliteit selecteren” (blz. 40)
Opmerkingen
Werkvolgorde voor printreservering Er zijn twee printreserveringsstanden beschikbaar: reservering van een enkel beeld [<] of reservering van alle beelden [U]. Verricht de volgende instellingen in het menu. MENU[q][<]
De functie Printreservering selecteren
(g blz. 72)
De beelden die u wilt printen selecteren (alleen als [<] geselecteerd is)
(g blz. 72)
Printgegevens instellen
(g blz. 72)
Uw printinstellingen aanpassen
(g blz. 72)
Volg de hier getoonde bedieningsaanwijzingen.
NL
71
8 Printen
• Het is mogelijk dat DPOF-reserveringen die werden ingesteld met een ander apparaat, met deze camera niet gewijzigd kunnen worden. Eventuele wijzigingen moet u dan aanbrengen met het oorspronkelijke apparaat. • Bevat een kaartje DPOF-reserveringen die met een ander apparaat werden gespecificeerd, dan worden met deze camera de vorige reserveringen gewist. • Is op het kaartje onvoldoende geheugenruimte beschikbaar, dan verschijnt de melding [CARD FULL] en is het mogelijk dat reserveren van printen niet lukt. • Op een en hetzelfde kaartje kunt u DPOF-reserveringen instellen voor maximaal 999 beelden. • Het is mogelijk dat bepaalde printers of fotospeciaalzaken niet over alle functies beschikken. • Printreservering kan een tijdje duren als printgegevens op een kaartje worden opgeslagen.
De functie Printreservering selecteren Selecteer of u printreservering toepast op geselecteerde foto's of op alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. [<] [U]
Past de functie Printreservering toe op geselecteerde foto's. Past de functie Printreservering toe op alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. Foto's die gemaakt werden na de reservering van alle beelden en opgeslagen zijn op hetzelfde kaartje worden niet geprint.
Als er reeds printreserveringsgegevens op het kaartje zijn opgeslagen Het venster voor het selecteren van RESET / KEEP verschijnt. Hier kunt u kiezen of u de gegevens wilt annuleren of behouden. g “Printreservering annuleren” (blz. 72)
De beelden die u wilt printen selecteren Past de functie Printreservering toe op geselecteerde foto's. Open het beeld dat u wilt printen en selecteer het gewenste aantal prints. Er kunnen maximaal 10 prints gemaakt worden. Als het aantal prints op 0 is ingesteld, wordt de printreservering niet toegepast. Als de reservering van alle beelden gebruikt wordt na de reservering van een enkel beeld, worden de gegevens die het aantal prints betreffen overschreven en er wordt slecht één kopie van elk beeld geprint.
Printgegevens instellen U kunt de datum en het tijdstip van fotograferen afdrukken op alle voor het printen geselecteerde foto's. [NO] De beelden worden zonder datum en tijd geprint. [DATE] Op alle geselecteerde foto's wordt de fotodatum afgedrukt. [TIME] Op alle geselecteerde foto's wordt het tijdstip van fotograferen afgedrukt.
Printen
8
Uw printinstellingen aanpassen [SET] Bevestigt de printreservering die u heeft gemaakt. [CANCEL] Annuleert de printreservering en het q menu verschijnt opnieuw.
Printreservering annuleren Hiermee kunt u de printreserveringsgegevens annuleren. U kunt alle printreserveringsgegevens annuleren of alleen de gegevens voor geselecteerde foto's.
1 2
MENU[q][<]
3
Druk op knop i.
4
Volg de stappen die horen bij de printreserveringsfunctie die u hebt geselecteerd:
Gebruik p om [<] of [U] te kiezen.
[<] Selecteer deze functie als u de printreserveringsgegevens voor een geselecteerd beeld wilt annuleren. [U] Selecteer deze functie als u de printreserveringsgegevens voor alle beelden wilt annuleren. • Als er al printreserveringsgegevens op het kaartje zijn opgeslagen, verschijnt het venster voor het selecteren van RESET / KEEP waarin u kunt kiezen of u de gegevens wilt annuleren of behouden.
Om de printreserveringsgegevens voor alle beelden te annuleren, selecteert u de printreserveringsfunctie en selecteert u [RESET] om te annuleren.
72
NL
Om de printreserveringsgegevens voor een geselecteerd beeld te annuleren, volgt u de stappen in “Annuleren van de printreserveringsgegevens van een geselecteerde foto“ (blz. 73) en zet u het aantal prints op 0.
Printreserveringsgegevens van alle foto's annuleren 1) Als het scherm rechts in stap 2 verschijnt, selecteert u [RESET]. 2) Druk meerdere keren op de knop MENU tot het menu verdwijnt.
Annuleren van de printreserveringsgegevens van een geselecteerde foto 1) Selecteer [KEEP] en druk op knop i. 2) Gebruik bd om het beeld te selecteren met Ingesteld op 0 printreserveringsgegevens die u wilt annuleren en druk daarna op c om het aantal prints op 0 te zetten. • Om printreserveringsgegevens van andere beelden te annuleren, dient u deze stap te herhalen. 3) Druk op de knop i als u klaar bent. • Het [X] verschijnt. 4) Gebruik ac om [NO], [DATE] of [TIME] te selecteren, druk dan op de knop i. • Deze instelling wordt op alle beelden met printreserveringsgegevens toegepast. 5) Gebruik ac om [SET] te selecteren en druk daarna op de knop i. • De instelling wordt opgeslagen. • Het q-menu wordt opnieuw weegegeven.
Direct printen (PictBridge)
PictBridge De norm die het u mogelijk maakt om digitale camera's en printers van verschillende fabrikanten op elkaar aan te sluiten en u toelaat om foto's rechtstreeks van de camera te printen.
STANDARD Alle printers die PictBridge ondersteunen beschikken over standaard printinstellingen. Door [<STANDARD] te selecteren in het instelmenu (g blz. 75), kunt u foto's overeenkomstig deze instellingen printen. Voor details over de standaardinstellingen van uw printer raadpleegt u de handleiding ervan of neemt u contact op met de fabrikant.
Printertoebehoren Voor details over de soorten printerpapier, inktcassettes, enzovoort, raadpleegt u de handleiding van de printer.
Opmerkingen • Houd de ladingstoestand van de batterij in het oog. Indien u de batterij gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze volledig is opgeladen. Stopt de camera terwijl dataverkeer met de printer plaatsvindt, dan is het mogelijk dat de juiste werking van de printer wordt verstoord of dat beeldgegevens verloren gaan. • Beelden opgenomen met bestandstype RAW kunnen niet geprint worden. • De camera kan de sluimerstand niet aannemen, omdat hij verbonden is met het USB-kabeltje.
NL
73
8 Printen
Sluit u de camera met het USB-kabeltje aan op een voor PictBridge geschikte printer, dan kunt u de opgeslagen beelden rechtstreeks printen. Met de camera aangesloten op de printer, selecteert u in de monitor van de camera de beelden die u wilt printen en specificeert u het aantal prints. U kunt ook beelden printen waarvoor printreserveringsgegevens zijn gespecificeerd. (g blz. 71) Om vast te stellen of uw printer wel of niet geschikt is voor PictBridge raadpleegt u de handleiding van de printer.
Camera aansluiten op een printer Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is met PictBridge.
1
Schakel de printer in en steek de plug van het USB-kabeltje in de USBpoort van de printer. • Voor details over hoe u de printer inschakelt en over de plaats van de USB-poort, raadpleegt u de handleiding van de printer.
2
Steek de andere plug van het USB-kabeltje in de multiconnector van camera en zet de camera aan. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4) • Het instelmenu voor de USB-aansluiting wordt weergegeven.
3
Gebruik p om [<EASY] of [
Als u [
Opmerkingen • Als het venster na een paar minuten niet verschijnt, zet u de camera uit en start u opnieuw vanaf stap 2.
Printen
8
Eenvoudig printen
1
Geef de foto die u wilt printen op de camera weer en sluit de camera met behulp van een USB-kabeltje op een printer aan. g “Camera aansluiten op een printer” (blz. 74) • Het scherm [EASY PRINT START] wordt weergegeven.
2
Druk op de knop < (print).
Werkvolgorde voor printen volgens specificaties van de klant Printfunctie selecteren
g blz. 75
De eigenschappen van het printpapier instellen
g blz. 75
De beelden die u wilt printen selecteren
g blz. 75
Printgegevens instellen
g blz. 75
Printen
g blz. 75
Volg de hier getoonde bedieningsaanwijzingen.
74
NL
Printfunctie selecteren Selecteer de manier van printen (printfunctie) De beschikbare printfuncties staan hieronder vermeld. [PRINT] [ALL PRINT] [MULTI PRINT] [ALL INDEX] [PRINT ORDER]
Print geselecteerde foto's. Print u alle beelden die opgeslagen zijn op het kaartje en maakt van elke foto een print. Print meerdere kopieën van dezelfde foto als afzonderlijke beelden op een enkel blad. Print een index van alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. Print overeenkomstig de printreservering die u gemaakt heeft. Als er geen foto met printreservering bestaat, is deze functie niet beschikbaar. (g blz. 72)
Printfuncties en instellingen De beschikbare printfuncties en instellingen, zoals papierformaat, zijn afhankelijk van het type printer. Voor details raadpleegt u de handleiding van de printer.
Papierformaat, enzovoort instellen Deze instellingen variëren, afhankelijk van het type printer. Als alleen de STANDAARD-instelling van de printer beschikbaar is, kunt u de instelling niet wijzigen. [SIZE] [BORDERLESS] [PICS / SHEET]
Stelt het papierformaat in dat de printer ondersteunt. Selecteert of de foto op een volledige pagina wordt geprint of binnen een blanco rand. Selecteert het aantal beelden per blad. Dit verschijnt als u de functie [MULTI PRINT] hebt geselecteerd.
De beelden die u wilt printen selecteren
Printgegevens instellen Selecteert of u printgegevens zoals de datum en het tijdstip of de bestandsnaam op de foto wilt afdrukken. [<x] Hiermee stelt u het aantal prints in. Print de datum en het tijdstip, die bij het beeld zijn opgeslagen. [ X] [FILE NAME] Print de bestandsnaam die bij het beeld is opgeslagen.
Printen Print, als u de beelden die geprint moeten worden en de printgegevens hebt ingesteld. [OK] Brengt de beelden die u wilt printen over naar de printer. [CANCEL] Annuleert de instellingen. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren. Als u de printreserveringsgegevens wilt behouden en andere instellingen wilt maken, drukt u op b. Hiermee keert u terug naar de vorige instelling. Om te stoppen en het printen te annuleren, drukt u op de knop i. [CONTINUE] Het printen wordt voortgezet. [CANCEL] Het printen wordt geannuleerd. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren.
NL
75
8 Printen
Selecteer de beelden die u wilt printen De geselecteerde foto's kunnen later worden geprint (reservering van een enkel beeld) of het beeld dat u geopend hebt kan rechtstreeks worden geprint. PRINT (f) Print de foto die op dat moment wordt weergegeven. Als er een foto bestaat waarop [SINGLE PRINT] reservering al werd toegepast, zal alleen deze gereserveerde foto worden geprint. SINGLE PRINT ( ) Past printreservering toe op de foto die op dat moment wordt weergegeven. Als u de printreservering op andere beelden wilt toepassen nadat u op [SINGLE PRINT] hebt gedrukt, gebruikt u bd om deze te selecteren. MORE ( ) Stelt het aantal prints in en andere parameters van het op dat moment weergegeven beeld, en of u dit wilt printen of niet. g “Printgegevens instellen” (blz. 75)
Aansluiten op een computer Werkvolgorde Sluit de camera met het USB-kabeltje aan op een computer. Met de meegeleverde OLYMPUS Master software kan u nu eenvoudig beelden die op het kaartje zijn opgeslagen overbrengen naar de computer.
Voor te bereiden • CD-ROM met OLYMPUS Master • USB-kabeltje OLYMPUS Master installeren
• Computer uitgerust met USB-poort (g blz. 76)
De camera op de computer aansluiten met het meegeleverde USB-kabeltje
(g blz. 79)
OLYMPUS Master starten
(g blz. 79)
Foto's op uw computer opslaan
(g blz. 80)
Camera loskoppelen van de computer
(g blz. 80)
De meegeleverde OLYMPUS Master software Wat is OLYMPUS Master?
Aansluiten op een computer
9
OLYMPUS Master is een beeldbeheerprogramma met functies om beelden die u met uw digitale camera gemaakt heeft te bekijken en te bewerken. Als u de software op uw computer hebt geïnstalleerd, kunt u gebruik maken van volgende mogelijkheden. • Beelden bewerken • Beelden overbrengen van de camera of U kunt beelden draaien, deelvergrotingen verwisselbare media naar uw computer • Beelden bekijken maken of de resolutie wijzigen. U kunt ook genieten van diashows en geluid • Diverse printformaten U kunt in diverse formaten printen, zoals afspelen. indexprints, kalenders, ansichtkaarten en • Beelden groeperen en organiseren U kunt beelden organiseren door ze in nog meer. kalenderformaat weer te geven. Met de • Panoramabeelden maken U kunt een panorama maken van de foto's datum van fotograferen of trefwoorden kunt die u met de panoramafunctie gemaakt u gezochte beelden snel terugvinden. hebt. • Beelden corrigeren met filters en correctiefuncties Voor informatie over de andere mogelijkheden van OLYMPUS Master en voor details over het gebruik van de software raadpleegt u de OLYMPUS Master [Help] of de OLYMPUS Master gebruiksaanwijzing.
Installeren van OLYMPUS Master Identificeer het besturingssysteem op uw computer voor u de software installeert. Voor de meest recente informatie over compatibele besturingssystemen bezoekt u de website van OLYMPUS (http://www.olympus.com)
76
NL
Systeemeisen Windows BesturingssysteemWindows 98SE / Me / 2000 Professional / XP CPU Pentium III 500 MHz of korter RAM 128 MB of meer (256 MB of meer aanbevolen) HD space 300 MB of meer Interface USB-poort Monitor 1024 x 768 pixels of meer, minimum 65.536 kleuren Opmerkingen • Alleen vooraf geïnstalleerde besturingssystemen worden ondersteund. • Om OLYMPUS Master te installeren op een computer onder besturing van Windows 2000 Professional of Windows XP, dan moet u zich aanmelden als gebruiker met beheerderaccount. • QuickTime 6 of later en Internet Explorer moeten op voorhand op uw computer geïnstalleerd zijn. • Bij Windows XP wordt Windows XP Professional / Home Edition ondersteund. • Bij Windows 2000 wordt alleen Windows 2000 Professional ondersteund. • Bij Windows 98SE wordt automatisch een USB-driver geïnstalleerd.
Macintosh OS CPU RAM HD space Interface Monitor
Mac OS X 10.2 of later Power PC G3 500 MHz of hoger 128 MB of meer (256 MB of meer aanbevolen) 300 MB of meer USB-poort 1024 x 768 pixels of meer, minimum 32.000 kleuren Opmerkingen
Wijze van installeren Windows
1
Start uw computer op en leg de OLYMPUS Master CD in het CD-ROMstation. • Het OLYMPUS Master setup menu wordt automatisch gelanceerd. • Verschijnt het menuvenster van OLYMPUS Master niet automatisch, dan dubbelklikt u op het pictogram [My Computer] (Deze computer) en daarna op het CD-ROM-pictogram.
2
Klik op [OLYMPUS Master]. • Het QuickTime setup programma wordt automatisch gestart. • QuickTime hebt u nodig om met OLYMPUS Master te kunnen werken. Als QuickTime 6 of later geïnstalleerd is op uw computer, zal het setup programma niet opstarten. In dat geval gaat u verder met stap 4.
NL
77
9 Aansluiten op een computer
• Als uw Macintosh geen ingebouwde USB-poort heeft, wordt zijn functie niet gegarandeerd als de camera via USB is aangesloten op de computer. • QuickTime 6 of later en Safari 1.0 of later moeten geïnstalleerd zijn op uw computer. • Voordat u onderstaande handelingen uitvoert, moet u er voor zorgen dat u het kaartje verwijdert (sleep het op het prullenbak-pictogram en zet het daar neer). Als u deze procedure overslaat, is het mogelijk dat de computer niet goed functioneert en dat u hem opnieuw moet starten. • Loskoppelen van het kabeltje tussen camera en computer los. • Uitschakelen van de camera. • Openen van het klepje over de kaartsleuf.
3
Klik op de knop [Next] (volgende) en volg daarna de aanwijzingen op het scherm om met de installatie van het programma door te gaan. • Als het venster met de software-licentieovereenkomst verschijnt, leest u deze tekst en klikt u op [Agree] (accepteer). • Het OLYMPUS Master installatievenster verschijnt.
4
Volg de aanwijzigingen op het scherm om met de installatie van het programma door te gaan. • Als het venster met de software-licentieovereenkomst verschijnt, leest u deze tekst en klikt u op [Yes]. • Als het scherm rechts verschijnt, vult u uw [Name] (naam) en het [OLYMPUS Master serienummer] in. Selecteer uw regio en klik op [Next]. Het serienummer staat op het etiket van de verpakking van de CD-ROM vermeld. • Als het venster met de licentieovereenkomst van DirectX verschijnt, leest u die aandachtig door en klikt u op [Yes] om met de installatie door te gaan. • In het bevestigingsvenster dat nu geopend wordt, wordt u gevraagd of u Adobe Reader al dan niet wilt installeren. Adobe Reader moet geïnstalleerd zijn om de OLYMPUS Master handleiding te kunnen lezen. Als Adobe Reader al op uw computer geïnstalleerd is, klikt u op [OK].
5
Volg de aanwijzigingen op het scherm om met de installatie van het programma door te gaan. • In een venster wordt aangegeven wanneer de installatie voltooid is.
6 Aansluiten op een computer
9
Als het venster verschijnt waarin u gevraagd wordt of u de computer opnieuw wilt starten, selecteert u de optie om onmiddellijk opnieuw te starten en klikt u dan op [OK].
Macintosh
1
Leg de CD met de OLYMPUS Master software in het CD-ROM-station.
2
Dubbelklik op het pictogram [Installer] (Installatieprogramma).
3 4
Klik op de knop [Quit] (Afsluiten). Haal de CD uit het CD-ROM-station en klik op [Restart].
78
• Nu wordt automatisch het CD-ROM-venster geopend. • Verschijnt het venster niet, dan dubbelklikt u op het pictogram van de CD-ROM op het bureaublad.
• Volg de aanwijzigingen op het scherm om met de installatie van het programma door te gaan. OLYMPOS Master Installer wordt automatisch gelanceerd. • Als het venster met de software-licentieovereenkomst verschijnt, leest u deze tekst en klikt u op [Continue] en [Agree]. • In een venster wordt aangegeven wanneer de installatie voltooid is.
NL
Camera aansluiten op een computer Sluit de camera aan op uw computer met het meegeleverde USB-kabeltje
1 2 3 4
Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de USB-poort van de computer met de multiconnector van de camera te verbinden. • De plaats van de USB-poort is afhankelijk van het soort computer. Voor details raadpleegt u de handleiding van de computer. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4).
Zet de cameraschakelaar op ON. • Het instelmenu voor de USB-aansluiting wordt weergegeven.
Druk op ac om [STORAGE] te selecteren. Druk op knop i. De computer herkent de camera als een nieuw apparaat. • Windows De eerste keer dat u de camera op uw computer aansluit, herkent de computer automatisch de camera. Klik op [OK] als de melding verschijnt dat de installatie voltooid is. De computer herkent de camera als een [Removable Disk ](Verwisselbare schijf).
• Macintosh iPhoto is de standaard software voor het beheren van beelden voor Mac OS. Sluit u uw digitale Olympus-camera voor de eerste keer aan, dan wordt automatisch het applicatieprogramma iPhoto gestart. Sluit iPhoto en start OLYMPUS Master.
Opmerkingen • Sluit u de camera aan op een computer, dan zijn alle knoppen van de camera buiten bedrijf.
9
OLYMPUS Master starten
1
Dubbelklik op het pictogram
(OLYMPUS Master) op het bureaublad.
• Nu verschijnt het hoofdmenu van OLYMPUS Master.
Macintosh
1
Dubbelklik op het pictogram [OLYMPUS Master].
(OLYMPUS Master) in de map
• Nu verschijnt het hoofdmenu van OLYMPUS Master. • De eerste keer dat u het programma start, verschijnt het dialoogvenster waarin u om uw gebruikerinformatie wordt gevraagd. In dit venster voert u uw [naam] in en het [serienummer van OLYMPUS Master], zoals dat is afgedrukt op het etiket van OLYMPUS Master. Vervolgens selecteert u uw regio.
NL
79
Aansluiten op een computer
Windows
1 Knop [Transfer Images] 4 Knop [Print Images at Home] (Beelden overbrengen) (Beelden thuis printen) Nu wordt het printmenu geopend. Met deze knop kunt u beelden vanaf de camera of vanaf verwisselbare media 5 Knop [Create and Share] overbrengen. (Maken en delen) De menu's voor het gebruik van de beelden 2 Knop [Browse Images] (In beelden verschijnen. bladeren) Het venster [Browse] (Bladeren) verschijnt. 6 Knop [Backup Images] (Beelden reservekopiëren) 3 Knop [Online Print] Met deze knop kunt u reservekopieën maken Het venster voor online printen wordt van de beelden op verwisselbare media. weergegeven. 7 Knop [Upgrade] (Opwaarderen) Met deze knop opent u het dialoogvenster waarmee u het programma kunt opwaarderen naar OLYMPUS Master Plus.
OLYMPUS Master sluiten
1
Klik op
(Exit) in het hoofdmenu.
• Het OLYMPUS Master programma wordt gesloten.
Beelden vanuit de camera weergeven op uw computer Beelden overbrengen om ze op te slaan op uw computer
Aansluiten op een computer
9
Breng beelden vanuit de camera over naar uw computer om ze daar op te slaan.
1
Klik in het hoofdmenu van OLYMPUS Master op de knop overbrengen].
[Beelden
• Het keuzemenu voor de mappen met daarin de bestanden die u wilt kopiëren verschijnt.
2
Klik op
3
Selecteer het beeldbestand dat u op de computer wilt opslaan en klik dan op de knop [Transfer Images] (Beelden overbrengen).
(Vanuit de camera).
• Het venster met daarin de bestanden die u wilt kopiëren verschijnt. Getoond worden de thumbnails van alle in de camera opgeslagen beelden.
• In de monitor wordt u nu om bevestiging gevraagd.
4
Klik op de knop [Browse images now] (Nu in beelden bladeren). • Nu worden de naar het venster Bladeren overgebrachte beelden weergegeven. • Om naar het hoofdmenu terug te keren klikt u in het venster Bladeren op de knop [Menu]. • Open nooit het klepje van het batterijcompartiment / het geheugenkaartje van de camera, terwijl de indicatie-LED Dataverkeer knippert. Doet u dat toch, dan kunt u de beeldbestanden beschadigen.
Camera loskoppelen van de computer Nadat u de beelden vanuit de camera hebt overgebracht naar uw computer, kunt u de camera afkoppelen van uw computer.
1
Controleer of de indicatie-LED Dataverkeer niet meer knippert.
80
NL
2
Voer de volgende stappen uit overeenkomstig het besturingssysteem van uw computer.
Voor Windows 98 SE
1) Dubbelklik op het pictogram [My Computer] (Deze computer) en open het menu door met de rechtermuisknop op [Removable Disk] (Verwisselbare schijf) te klikken. 2) Klik in het snelmenu op [Eject].
Voor Windows Me / 2000 / XP 1) Klik in de taakbalk op het pictogram [Remove Hardware] (Hardware verwijderen) . 2) Klik op de getoonde melding. 3) Klik op [OK] in het venster [Safe to Remove Hardware].
Macintosh
3
1) Het pictogram van de prullenbak verandert in een verwijderpictogram als u het pictogram [Untitled] (Zonder titel) of [NO_NAME] (Naamloos) op het bureaublad sleept. Sleep dit pictogram op het verwijderpictogram en zet het daar neer.
Trek de plug van het USB-kabeltje uit de camera. Opmerkingen
• Voor Windows Me / 2000 / XP: Als u op [Unplug or Eject Hardware] (Hardware loskoppelen of uitwerpen) klikt, is het mogelijk dat er een waarschuwing verschijnt. Gebeurt dat inderdaad, dan controleert u of de camera bezig is met het lezen van beeldgegevens of dat applicatiesoftware actief is met het openen van camera beeldbestanden. In dat geval sluit u de applicatiesoftware, geeft u de opdracht [Unplug or Eject Hardware] opnieuw en koppelt u het kabeltje af.
Aansluiten op een computer
Stilstaande beelden bekijken
1 2
Klik in het hoofdmenu van OLYMPUS Master op de knop (In beelden bladeren). • Het venster [Browse] (Bladeren) verschijnt. Dubbelklik op de thumbnail van het beeld dat u wilt bekijken.
(Browse Images)
Miniatuurbeeld
• Het monitorbeeld schakelt nu om naar de stand Weergeven en het beeld wordt beeldvullend weergegeven. • Om naar het hoofdmenu terug te keren klikt u in het venster [Browse] (Bladeren) op de knop [Menu].
NL
9
81
Printen Het programma beschikt over tal van printmenu's zoals [Photo] (Foto's), [Index] (Indexbeelden), [Postcard] (Ansichtkaart), [Calendar] (Kalender) enz. In de volgende voorbeelden is gebruik gemaakt van het menu [Photo].
1 2 3 4 5 6 7
Aansluiten op een computer
9
Klik in het hoofdmenu van OLYMPUS Master op (Print Images at Home) (Beelden thuis printen). • Nu wordt het printmenu geopend. Klik op (Foto). • Het venster “Photo Print“ (Foto printen) wordt geopend. Klik op (printerinstellingen) in het dialoogvenster Photo Print. • Het dialoogvenster voor de printerinstellingen verschijnt. Kies de gewenste instellingen. Selecteer de bladindeling en het formaat van het beeld dat u wilt printen. • Om foto's met datum of datum en tijd te printen, klikt u in het keuzevakje [Print Date] (Datum printen) en selecteert u [Date] of [Date & Time]. Selecteer de thumbnail van het beeld dat u wilt printen en druk vervolgens op de knop [Add] (Toevoegen). • Van het geselecteerde beeld wordt nu een controlebeeld weergegeven. Stel het aantal kopieën in dat moet worden geprint. Klik op de knop [Print]. • Om naar het hoofdmenu terug te keren klikt u in het dialoogvenster Photo Print op de knop [Menu].
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken. Uw camera voldoet aan de normen voor USB Mass Storage Class. U kunt beelden overbrengen naar een computer door de camera met het meegeleverde USB-kabeltje op een computer aan te sluiten. Dit kan zelfs zonder dat u hiervoor OLYMPUS Master gebruikt. De volgende besturingssystemen ondersteunen de USBaansluiting: Windows : Windows 98SE / Me / 2000 Professional / XP Macintosh : Mac OS 9.0 – 9.2 / X
Opmerkingen • Op computers die onder besturing van Windows 98SE werken moet u een USB-driver installeren. Voordat u de camera met het USB-kabeltje op uw computer aansluit, dubbelklikt u op het bestand in de volgende map op de meegeleverde CD-ROM met OLYMPUS Master. Installeert u OLYMPUS Master, dan wordt tegelijkertijd de USB-driver geïnstalleerd. De driver naam is: \USB\INSTALL.EXE • Ook als uw computer over een USB-connector beschikt, is het toch mogelijk dat de gegevensoverdracht niet goed werkt wanneer u met een van de hieronder genoemde besturingssystemen werkt of wanneer in de computer een USB-uitbreidingskaart e.d. is ingebouwd. • Windows 95 / 98 / NT 4.0. • Windows 98SE opgewaardeerd vanuit Windows 95 / 98. • Mac OS 8.6 of eerder • De overdracht van gegevens wordt niet gegarandeerd voor zelfgebouwde computers of voor computers waarin het besturingssysteem niet door de fabriek werd geïnstalleerd.
82
NL
Een handleiding voor functies voor verschillende onderwerpen Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse onderwerpen geschikt zijn.
Landschapsfoto's nemen Buitenscènes zoals opnamen van bloemen en nachtopnamen behoren tot de landschapsfoto's. Er zijn een aantal dingen waarop u tijdens het maken van landschapsfoto's moet letten. Deze paragraaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bijvoorbeeld bossen en meren overdag.
De stand Fotograferen veranderen Buitenopnamen omvatten zowel dynamische als ook statische beelden. De manier van fotograferen is anders als u een realistische beweging van het onderwerp vast wilt leggen. • Om een foto te nemen die op een bepaald punt scherpgesteld is en toch de diepte van bijvoorbeeld een bos weergeeft, gebruikt u de functie A (diafragmavoorkeuze) en sluit u het diafragma zoveel mogelijk (diafragmawaarde verhogen). • Om het moment vast te leggen waarop golven tegen de kust slaan, gebruikt u de functie S (sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een korte sluitertijd. Om stromende watervallen of rivieren te fotograferen, stelt u een lange sluitertijd in om een ander effect te krijgen. Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende fotofuncties worden gebruikt. Controleer de foto die u hebt genomen en gebruik + of – om te corrigeren.
Witbalans gebruiken De kleur van water is bij een meer omgeven door bossen anders dan bij een tropische oceaan. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt u de instelling van de witbalans veranderen. Het is waarschijnlijk moeilijk met een automatische instelling de subtiele kleuren vast te leggen van een meer dat de groene bladeren van de bomen reflecteert of van een oceaan omringd door koraal. Probeer de instellingen voor verschillende situaties te veranderen zoals bijvoorbeeld 5300 K voor zonnige dagen en 7500 K voor een buitenopname in de schaduw op een zonnige dag.
10
Van lichtmeetmethode veranderen
Kleurdiepte veranderen Misschien kon u niet altijd dezelfde kleur reproduceren die u had gezien terwijl u toch witbalans of belichtingscorrectie had gebruikt. U kunt de kleurdiepte instellen om die kleur te krijgen die u wilt. U kunt een hoge of lage instelling voor de kleurdiepte kiezen. Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt. Maar als het beeld opgeslagen wordt met deze instelling tijdens het fotograferen, raden wij u aan om te hoog instellen te voorkomen. g “A: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17), “S: Sluitertijdvoorkeuze“ (blz. 18), “Lichtmeting – wijzigen van het lichtmeetsysteem“ (blz. 41), “Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren“ (blz. 42), “Witbalans – de kleurtint aanpassen“ (blz. 44), [SATURATION] (kleurdiepte) “Beeldeffecten“ (blz. 48)
NL
83
Uw camera beter leren kennen
Afhankelijk van de diepte en de richting van de zon, verschilt de helderheid van de zee aanzienlijk, zelfs in dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke vlakken u de correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de lichtmeetmethode veranderen. De lichtmeetmethode staat op ESP zolang de camera-instellingen onveranderd blijven. De camera schat automatisch de helderheid in de compositie en de ESP bepaalt de belichting. Om een specifieke gedeeltelijke belichting in de compositie te benadrukken, stelt u de camera in op gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden, of op spotmeting, zet het AF-kader op de plaats waar u de belichting wilt aanpassen en meet u de belichting.
Bloemen fotograferen Opnamen van bloemen varieren van een paar in het wild groeiende bloemen tot een heel bloemenveld. De manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt bereiken met uw foto.
Witbalans gebruiken Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van licht tot fel. Afhankelijk van de kleur, worden subtiele kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. Als mooie kleurnuances niet worden weergegeven, controleer dan de lichtomstandigheden en verander de instelling van de witbalans. De standaardinstelling van de witbalans is automatisch zolang de camerainstellingen niet worden veranderd. De automatische instelling is goed, maar door de instellingen voor verschillende situaties te veranderen bijvoorbeeld 5300 K voor zonnige dagen en 7500 K voor een buitenopname in de schaduw op een zonnige dag kunt u de subtiele kleurnuances veel effectiever naar voren brengen.
Belichtingscorrectie gebruiken Als u een foto met achtergrond neemt, kies dan een achtergrond waardoor de vorm en de kleur van de bloem goed tot hun recht komen. Een eenvoudige achtergrond laat het onderwerp goed tot zijn recht komen. Als u lichte en bleekwitte bloemen fotografeert, past u negatieve belichtingscorrectie (-) toe zodat de bloem tegen de donkere achtergrond afsteekt.
Van fotofunctie veranderen De manier om een onderwerp vast te leggen is afhankelijk van het soort onderwerp dat u wilt benadrukken, dat geldt net zo goed voor een heel veld als voor een bosje bloemen. Om het scherpstelbereik te veranderen, stelt u de camera in de stand A (diafragmavoorkeuze) in en kiest u de diafragmawaarde.
Uw camera beter leren kennen
10
• Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is. • Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto een duidelijke scherpte krijgt. U kunt de controlebeeldfunctie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte te bevestigen als het diafragma veranderd wordt.
Live view gebruiken • U kunt eventueel geen goede hoek kiezen als u door de zoeker kijkt. Aangezien de LCD-monitor van dit apparaat onder elke hoek gedraaid kan worden, kunt u met de live-view-functie en de LCD-monitor makkelijker kijken en foto's maken dan met de zoeker.
Lenzen verwisselen Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, zet u de lens op extender om de foto te nemen. Op een foto die met extender genomen is, lijkt het of de bloemen in volle bloei staan en afstanden lijken kleiner. Door de telescoopfunctie van de zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te bereiken als de scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van 54 mm. g “A: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17), “Live view (live bekijken)“ (blz. 20), “Controlebeeldfunctie“ (blz. 21), “Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren“ (blz. 42), “Witbalans – de kleurtint aanpassen“ (blz. 44),
84
NL
Nachtopnamen maken Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, varierend van het avondrood na een zonsondergang tot straatlicht in een donkere stad. Opnamen van een zonsondergang en van vuurwerk zijn ook een soort nachtopnamen.
Het statief gebruiken Een statief is absoluut noodzakelijk als u nachtopnamen maakt omdat de sluitertijd lang is in verband met de duisternis. Als er geen statief beschikbaar is, moet u de camera ook op een stabiele ondergrond zetten zodat hij niet kan bewegen. Zelfs als de camera stevig staat, kunt u de camera toch bewegen als u op de ontspanknop drukt. Daarom moet u zoveel mogelijk de afstandsbediening of de zelfontspanner gebruiker om de sluiter te activeren.
Van fotofunctie veranderen Als u nachtopnamen maakt, is de balans van de helderheid in de compositie niet uniform door de intensiteit van de helderheid. Omdat er veel donkere bereiken zijn, zal de functie P (programmagestuurd fotograferen) een witachtige foto nemen die overbelicht is. Ten eerste, gebruik de functie A (diafragmavoorkeuze) om de foto te nemen. Zet het diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de sluitertijd aan de camera over. Aangezien het normaal is dat de foto te licht wordt, past u een belichtingscorrectie van -1 of -1,5 toe. Controleer het diafragma en de belichtingscorrectie in het [REC VIEW] beeld en verander deze indien nodig. Ruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet [NOISE REDUCTION] op [ON] om het optreden van ruis te onderdrukken.
Handmatig scherpstellen
NL
85
10 Uw camera beter leren kennen
In gevallen waarin het onderwerp donker is en u niet scherp kunt stellen met AF (autofocus) of als u niet op tijd kunt scherpstellen voor foto's van bijvoorbeeld vuurwerk, zet u de scherpstelfunctie op MF (handmatig scherpstellen) en stelt u handmatig scherp. Voor nachtopnamen draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de straatverlichting duidelijk kunt zien. Voor vuurwerk is het voldoende om op oneindig in te stellen zolang u de long-focus-lens niet gebruikt. Als u de juiste afstand weet, kunt u van tevoren ook scherpstellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt. g “P : programmagestuurd fotograferen” (blz. 16), “A: Diafragmavoorkeuze“ (blz. 17), “Fotograferen met de zelfontspanner“ (blz. 32), “Fotograferen met de afstandsbediening“ (blz. 33), “Scherpstelfunctie“ (blz. 36), “Ruisonderdrukking“ (blz. 49), “REC VIEW – onmiddellijk na de opname de foto controleren“ (blz. 67)
Fototips en -gegevens Tips voordat u gaat fotograferen De camera schakelt niet in, zelfs niet als een batterij geplaatst is De batterij is niet volledig opgeladen • Laad de batterij op met het laadapparaat. De batterij werkt tijdelijk niet wegens een te lage temperatuur. • Bij lage temperatuur nemen de prestaties van batterijen af waardoor de lading van de batterij onvoldoende is om de camera in te schakelen. Verwijder de batterij en warm deze op door deze een tijdje in uw zak te houden.
Er wordt geen opname gemaakt als de ontspanknop wordt ingedrukt. De camera is automatisch uitgeschakeld • Om de batterij te sparen als er niets bediend wordt, zelfs als de camera aan is (monitor is aan), gaat de camera in de sluimerstand na een vastgestelde tijd en de camera werkt niet meer. Als dit gebeurt, gaat het licht van de LCD-monitor uit. De camera gaat automatisch uit als hij enkele uren niet bediend wordt. De camera werkt niet tot hij weer ingeschakeld wordt. g “Sleep timer” (blz. 67) De flitser wordt opgeladen. • Als de flitser geactiveerd is en het # symbool op het fotofunctievenster of in de zoeker knippert, betekent dit dat de flitser opgeladen wordt. Wacht tot het knipperen stopt en druk dan op de ontspanknop. Kan niet scherpstellen • Als de AF-bevestiging in de zoeker knippert, betekent dit dat de camera niet kan scherpstellen met AF. Druk de ontspanknop weer in.
Fototips
Uw camera beter leren kennen
10
Scherpstellen op het object Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het object.
AF-kader is niet op het onderwerp scherpgesteld • Gebruik het scherpstelgeheugen om het AF-kader op het onderwerp scherp te stellen. g “Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt (scherpstelgeheugen)” (blz. 22) Andere dingen dan het onderwerp worden op de respectievelijke AF-kaders scherpgesteld. • Zet P (AF-kader selecteren) op R en stel op het midden van het beeld scherp. g “AF-kader selecteren” (blz. 36) Het object beweegt snel • Stel de camera scherp op een punt, dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt als het object dat u wilt fotograferen (door de ontspanknop half in te drukken), kader uw foto opnieuw af en wacht totdat het object binnen het beeld verschijnt. Haal uw onderwerp dichterbij met de macrolens • Als u de macrolens gebruikt om het onderwerp dichterbij te halen, is het moeilijk om met AF scherp te stellen als de vergrotingsfactor van het onderwerp groter is. Probeer de Bmodus van de live-view-functie te gebruiken Als AF automatisch in MF verandert, controleert u het beeld in de LCD-monitor, draai aan de scherpstelring en stel handmatig scherp. g “Live view (live bekijken)” (blz. 20)
86
NL
Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen. AF-bevestiging knippert Deze onderwerpen worden niet scherpgesteld. Onderwerp met weinig contrast
Extreem fel licht in het midden van het beeld
Een onderwerp met patronen die zich herhalen
Onderwerpen op verschillende afstanden
Snel bewegende objecten
Het onderwerp valt niet binnen het AF-kader
AF-bevestiging gaat branden maar het onderwerp is niet scherpgesteld.
Stel altijd scherp op iets dat een hoog contrast heeft en zich op dezelfde afstand als het onderwerp bevindt, bepaal de compositie en neem de foto.
Foto's maken zonder bewegingsonscherpte Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld onscherp wordt.
Het onderwerp is te donker • Verander de sluitertijd om deze aan de helderheid van het onderwerp aan te passen. Als een lange sluitertijd is ingesteld om een donker onderwerp te fotograferen, is het goed mogelijk dat de opname onscherp wordt als het onderwerp beweegt. En, als de filtser uitgeschakeld is in g (motiefprogramma), wordt de sluitertijd langer. De camera op een statief bevestigen Door de afstandsbediening (optioneel) voor het sluiten van de sluiter te gebruiken, kan ook de bewegingsonscherpte verminderd worden. Er zijn ook manieren om te fotograferen met [q (IMAGE STABILIZATION)] onder g (motiefprogramma). De gevoeligheid van de ISO verandert automatisch, waardoor u foto's kunt maken in situaties met weinig licht met uitgeschakelde flitser terwijl u de camera vasthoudt.
De camera of uw hand beweegt als u op de ontspanknop drukt.
10
• Druk de ontspanknop rustig in of houd de camera stevig met beide handen vast.
De flitser gaat automatisch af als het niet licht genoeg is. Als het object te ver weg is, heeft de flitser geen invloed. Hier wordt beschreven hoe u in dergelijke situaties foto's dient te maken zonder de flitser.
Zet g (motiefprogramma) op [q (IMAGE STABILIZATION)]
• Aangezien de ISO-gevoeligheid automatisch groter wordt, kunt u de camera in uw hand houden en foto's maken bij weinig licht met de flitser uit.
Kies een hogere [ISO]-instelling • Kies een hogere waarde van de [ISO]-instelling. Het beeld kan korrelig worden. g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
Het beeld is te korrelig Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld korrelig wordt.
Kies een hogere ISO-gevoeligheid • Als u de [ISO]-instelling verhoogt, kan er “ruis” ontstaan, dat als puntjes met ongewenste kleuren of als oneffenheden in de kleur verschijnt, en het beeld korrelig maken. Deze camera is uitgerust met een functie voor fotograferen met een hoge gevoeligheid met ruisonderdrukking. Door de ISOgevoeligheid te verhogen ontstaan echter korreligere beelden dan wanneer er een lagere gevoeligheid wordt gebruikt. g “ISO – de gewenste lichtgevoeligheid instellen” (blz. 44)
NL
87
Uw camera beter leren kennen
Foto's maken met minder flits
Fotograferen met weinig licht en een lange sluitertijd • Als u in het donker fotografeert, wordt de sluitertijd langer en kan er eerder ruis optreden. Door [NOISE REDUCTION] op [ON] te zetten, wordt de ruis tijdens het fotograferen opgeheven en kunnen er mooie foto's gemaakt worden. g “Ruisonderdrukking” (blz. 49) Gemaakte foto's zien er witachtig uit • Dit kan gebeuren als de foto met tegenlicht of semi-tegenlicht gemaakt is. Dit komt door het fenomeen dat lichtvlek of beeldschaduw genoemd wordt. Bedenk zoveel mogelijk een compositie waarbij een sterke lichtbron niet in het beeld wordt opgenomen. Een lichtvlek kan zelfs optreden als een lichtbron niet in het beeld aanwezig is. Gebruik een zonnekap om de lens tegen de lichtbron af te schermen. Als een zonnekap niet helpt, gebruikt u uw hand om de lens tegen het licht af te schermen.
Foto's maken met de juiste kleur De oorzaak van verschillen tussen de kleuren op een foto en de werkelijke kleuren is de lichtbron die het object verlicht. [WB] is de functie waarmee de camera de juiste kleuren kan bepalen. In normale gevallen zorgt de [AUTO]-instelling voor de optimale witbalans, maar afhankelijk van het onderwerp kan het beter zijn om te experimenteren met het wijzigen van de [WB]-instelling. • Als het object zich op een zonnige dag in de schaduw bevindt • Als het object wordt verlicht door zowel natuurlijk licht als verlichting binnen, bijvoorbeeld wanneer het object zich vlakbij een raam bevindt • Als het beeld geen wit bevat g “Witbalans – de kleurtint aanpassen” (blz. 44)
Panoramafoto's maken De functie [PANORAMA] is alleen beschikbaar als de Olympus xD-picture card wordt gebruikt. Kaartjes van een ander merk kunnen niet gebruikt worden. Gebruik de meegeleverde OLYMPUS Master software om foto's samen te voegen met de panoramafunctie op uw computer. g “Panoramaopnamen” (blz. 34)
Foto's maken van een wit strand of een sneeuwlandschap
Uw camera beter leren kennen
10
In normale gevallen lijken witte onderwerpen, zoals sneeuw, donkerder dan gebruikelijk als de foto gemaakt is. Er bestaan diverse manieren om het wit vast te leggen. • Stel [F] op [+] bij. • Gebruik [BEACH & SNOW] in g (motiefprogramma) om de foto te nemen. Deze stand is uitstekend geschikt voor het maken van foto's van de zee op een zonnige dag of sneeuwtoppen op bergen. g “Motiefprogramma” (blz. 15) • Gebruik [nHI] (bij veel lichte partijen). Druk de ontspanknop half in op het midden van de zoeker waar u het wit wilt ophelderen. Het gemeten deel in het midden wordt zo ingesteld dat het witter lijkt. • Gebruik de functie auto bracketing om foto's te nemen. Als u niet weet hoe groot belichtingscorrectie is, probeer dan auto bracketing te gebruiken. De correctiewaarde verandert een beetje met elke druk op de ontspanknop. Als u een grotere belichtingscorrectie instelt, kunt u de correctiewaarde vanaf deze waarde naar boven of naar beneden veranderen en de foto nemen. g “Belichtingscorrectie – Helderheid van het beeld variëren” (blz. 42)
Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte plekken beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting bepaalt naar aanleiding van de helderheid van het hele scherm. • Zet [d (METERING)] op n (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van het beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van de beeld. Terwijl u de knop AFL ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u de ontspanknop in. g “Lichtmeting – wijzigen van het lichtmeetsysteem” (blz. 41)
88
NL
• Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulfiltsen) en neem de foto. U kunt een object fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het object donkerder lijkt. [#] (invulflitsen) wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander kunstlicht. g “De flitserfunctie instellen (flash mode)” (blz. 27)
Foto ist te licht of te donker Als u foto's in de S modus of A modus neemt, knippert eventueel de weergegeven sluitertijd of het diafragma op het fotofunctievenster of in de zoeker. Een rood display betekent dat de juiste belichting niet kan worden bereikt. Als u de foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat gebeurt, verandert u het diafragma of de sluitertijd. g “A: Diafragmavoorkeuze” (blz. 17) g “S: Sluitertijdvoorkeuze” (blz. 18)
Aanvullende fotografeertips en -gegevens Het aantal foto's dat gemaakt kan worden, verhogen Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven hoe u meer beelden kunt opslaan. • Verander de beeldkwaliteit De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner het [PIXEL COUNT] en hoe groter de [COMPRESSION], des te kleiner wordt de afmeting van het beeld. U kunt deze allebei in [SQ] van de beeldkwaliteit selecteren. • Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit. Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje. Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Gebruik van een nieuw kaartje Als u een kaartje gebruikt van een andere merk dan Olympus of een kaartje dat in een andere toepassing werd gebruikt, bijvoorbeeld in een computer, wordt de melding [CARD FULL] weergegeven. Om een dergelijk kaartje in deze camera te kunnen gebruiken, dient u de [FORMAT]-functie te gebruiken om het kaartje te formatteren. g “Het geheugenkaartje formatteren” (blz. 95)
10
Door uitvoering van een van de volgende handelingen terwijl u geen foto's maakt, kan de batterijvoeding uitgeput raken. • Het herhaaldelijk half indrukken van de ontspanknop. • Herhaaldelijk weergeven van de opgenomen beelden gedurende een lange periode. • De live-view-functie langdurig gebruiken. Schakel de camera uit wanneer deze niet gebruikt wordt om de batterij te sparen.
Functies die niet vanuit menu's geselecteerd kunnen worden Het is mogelijk dat u sommige functies niet met de pendelknop vanuit de menu's kunt selecteren. • Functies die niet ingesteld kunnen worden met de huidige stand Fotograferen • Functies die niet ingesteld kunnen worden vanwege een functie die al is ingesteld: Combinatie van [MACRO] en [FLASH MODE], etc.
NL
89
Uw camera beter leren kennen
Gebruiksduur van de batterij verlengen
De optimale beeldkwaliteit selecteren Beeldkwaliteiten worden in 3 hoofdtypes ingedeeld: RAW, TIFF en JPEG. RAW neemt op zonder rekening te houden met de instellingen voor belichtingscorrectie, witbalans, enz op de beelden zelf. TIFF of JPEG neemt op als beelden die met deze instellingen rekening houden. JPEG comprimeert ook beelden om de bestandsgrootte te verkleinen als u ze opneemt. JPEG is verdeeld in “SHQ”, “HQ” en “SQ” types gebaseerd op de resolutie (aantal pixels) of de compressiefactor. Hoe hoger de compressiefactor, hoe korreliger het beeld als het vergroot wordt tijdens de weergave. Een grove leidraad voor het kiezen staat hieronder vermeld.
Maak fijne aanpassingen van de fotoinstellingen op de computer • [RAW] Rekening houden met de grofheid als de foto uitvergroot wordt • [TIFF] Voor het printen van grote beelden op een groot papierformaat/Voor het bewerken van beelden op een computer • [SHQ][HQ] met een groot aantal pixels Voor het printen van beelden op ansichtkaartformaat • [SQ] met een groot aantal pixels Voor het versturen als bijlage bij een e-mail of voor het plaatsen op een website • [SQ] met een klein aantal pixels
Om functies weer op de instellingen te zetten zoals deze bij aankoop waren • De instellingen worden opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt. Als de camera ingeschakeld wordt in de stand Motiefprogramma’s, neemt de camera specifieke instellingen aan. • Om de standaardinstellingen af fabriek weer te herstellen, stelt u [RESET] onder [CUSTOM RESET SETTING] in. U kunt twee soorten instellingen voor reset selecteren. Stel diverse functies van de camera in en leg ze vast met [RESET1] of [RESET2] onder [CUSTOM RESET SETTING]. g “Uw eigen reset-instelling” (blz. 59)
De belichting bevestigen als de monitor buiten lastig te zien is
Uw camera beter leren kennen
10
Het is mogelijk dat de monitor lastig te zien is en dat het moeilijk is om de belichting te bevestigen, wanneer buiten gefotografeerd wordt. Weergeven van opgenomen beelden en het gebruik van de histogramweergave om ze te controleren. Geef een beeld weer en druk een paar keer op de knop INFO. Hieronder ziet u hoe u de histogramweergave makkelijk kunt aflezen. Het histogram lezen 1 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk donker zijn. 2 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk wit zijn.
1 2
g “Informatiedisplay” (blz. 53)
Ingestelde functies op de camera opslaan zodat ze later gebruikt kunnen worden. De huidige camera-instellingen kunnen in [MY MODE SETUP] opgeslagen worden. My Mode (mijn eigen instellingen) kan maximaal 2 instellingen opslaan. Om de instellingen van My Mode op te roepen en te gebruiken, moet [jFUNCTION] op [MY MODE] gezet worden. Als u de knop j indrukt tijdens het nemen van een foto, kan de foto met de opgeslagen instellingen gemaakt worden. g [jFUNCTION] (blz. 64), [MY MODE] (blz. 65)
90
NL
Weergavetips Instellingen van en andere gegevens over gemaakte foto's begrijpen Geef een beeld weer en druk op de knop INFO. Druk herhaaldelijk op de knop om de hoeveelheid weergegeven informatie te wijzigen. g “Informatiedisplay” (blz. 53)
Bekijken van foto's op een computer Bekijken van de gehele foto op een computerscherm Het formaat van de foto die wordt weergegeven op een computerscherm verandert afhankelijk van de computerinstellingen. Als de monitorinstelling 1024 x 768 is en u Internet Explorer gebruikt om een foto te bekijken met een resolutie van 2048 x 1536 op 100%, kan niet de gehele foto worden bekeken zonder te schuiven. Er zijn meerdere manieren waarop u de gehele foto op het computerscherm kunt bekijken.
Bekijken van de foto met software voor het bladeren in beelden • Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM. Wijzigen van de monitorinstelling • De pictogrammen op het bureaublad van de computer kunnen opnieuw worden geschikt. Voor details over het wijzigen van de instellingen van uw computer, raadpleegt u de handleiding van uw computer. Opgenomen beelden in RAW bekijken • Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM. U kunt de RAWontwikkelingsfunctie in OLYMPUS Master gebruiken om het beeld op de instelling van tijdens het fotograferen te zetten en gedetailleerde instellingen van belichtingscorrectie en witbalans te veranderen.
Als er foutmeldingen verschijnen
10
Foutcodes
Normal indication
Indicatie op de monitor
NO CARD
Mogelijke oorzaak
Steek een kaartje erin of steek een ander kaartje erin.
Er is een probleem met het kaartje.
Plaats het kaartje opnieuw in de camera. Blijft het probleem bestaan, dan moet u het kaartje formatteren. Als het kaartje niet geformatteerd kan worden, kan dit niet gebruikt worden.
Opslaan op dit kaartje is niet toegestaan.
Met de computer werd het kaartje beveiligd tegen schrijven (Alleen lezen). Annuleer deze instelling met de computer.
Het kaartje is vol. Er kunnen geen foto's meer worden genomen of er kan geen informatie, zoals printreservering, meer worden opgeslagen.
Vervang het kaartje door een ander of wis overbodige beelden. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
CARD ERROR
WRITE PROTECT Geen indicatie
CARD FULL
Oplossing
U hebt geen kaartje in de camera geplaatst of het kaartje wordt niet herkend.
NL
91
Uw camera beter leren kennen
Indicaties in de zoeker
Indicaties in de zoeker
Geen indicatie
Indicatie op de monitor
NO CARD SPACE
Oplossing Vervang het kaartje door een ander of wis overbodige beelden. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen. Het kaartje bevat geen foto's. Foto's opslaan en weergeven.
Er zijn geen foto's op het kaartje opgeslagen.
Geen indicatie
Geen indicatie
Mogelijke oorzaak Er is geen plaats op het kaartje en printreservering of nieuwe beelden kunnen niet opgeslagen worden.
NO PICTURE
PICTURE ERROR
Er heeft zich een probleem met de geselecteerde foto voorgedaan, waardoor dit beeld met de camera niet kan worden weergegeven. Of het beeld kan met deze camera niet worden weergegeven. Het klepje van het kaartje is open.
Gebruik de beeldbewerkingssoftware om het beeld op een PC te bekijken. Lukt dat niet, dan is het beeldbestand beschadigd. Sluit het klepje van het kaartje.
CARD-COVER OPEN Het kaartje is niet geformatteerd. Formatteer het kaartje.
CARD ERROR Geen indicatie
De batterij is uitgeput.
Laad de batterij op.
BATTERY EMPTY
Indicaties die met het printen te maken hebben Voor details over mogelijke oplossingen raadpleegt u de handleiding van de printer. Indicatie op de monitor
Oplossing Koppel de camera los en sluit hem opnieuw, maar nu goed, aan.
De papiervoorraad van de printer is op.
Leg een nieuwe voorraad papier in de printer.
De inktvoorraad van de printer is op.
Vervang de inktcassette in de printer.
Het papier in de printer is vastgelopen.
Haal het papier dat de printer blokkeert uit de printer.
De papiercassette van de printer is verwijderd of de printer werd bediend, terwijl de instellingen op de camera gemaakt werden.
Bedien de printer niet, terwijl u instellingen op de camera maakt.
NO CONNECTION
Uw camera beter leren kennen
10
Mogelijke oorzaak De camera is niet op de juiste wijze op de printer aangesloten.
NO PAPER
NO INK
JAMMED SETTINGS CHANGED
92
NL
Indicatie op de monitor
Mogelijke oorzaak
Schakel camera en printer uit. Controleer de printer en hef eventuele storingen op voordat u beide apparaten weer inschakelt.
Het is mogelijk dat foto's die met andere camera's gemaakt zijn, niet vanuit deze camera geprint kunnen worden.
Gebruik een computer om de foto's te printen.
PRINT ERROR
CANNOT PRINT
Oplossing
Er heeft zich een probleem met de printer en/of de camera voorgedaan.
Onderhoud van de camera Reinigen en opbergen van de camera Reinigen van de camera Schakel de camera uit en verwijder de batterij alvorens de camera te reinigen. Camerahuis: → Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek. Is de camera erg vuil, dan dompelt u de doek in een een mild sopje en wringt de doek goed uit. Wrijf de camera met de vochtige doek goed af en droog hem vervolgens met een droge doek. Heeft u de camera op het strand gebruikt, dan wrijft u hem schoon met een met schoon water bevochtigde en goed uitgewrongen doek. Monitor en zoeker: → Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek. Lens, spiegel en scherpstelscherm: →Verwijder stof van lens, spiegel en scherpstelscherm met een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje. Wrijf de lens met een lensreinigingsdoekje voorzichtig schoon.
Opslag • Haal de batterij en het kaartje uit de camera als u denkt de camera langere tijd niet te gebruiken. Berg de camera op op een koele, droge, goed geventileerde plaats. • Zet van tijd tot tijd de batterij in de camera en controleer de functies van de camera.
10
Deze camera beschikt over een stofreductiefunctie om ervoor te zorgen dat er geen stof op het beeldopneemelement komt en om stof of vuil van het oppervlak van het beeldopneemelement te verwijderen met ultrasone trillingen. Stofreductie functioneert als de cameraschakelaar op ON staat. Omdat de stofreductie elke keer dat de camera aangezet wordt geactiveerd wordt, moet de camera rechtop gehouden worden voor een effectieve stofreductiefunctie. Het SSWFindicatielampje knippert terwijl de stofreductie uitgevoerd wordt. g “Overzichtstekening van de camera” (blz. 4)
Opmerkingen • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals benzine of alcohol of een met chemicaliën behandeld reinigingsdoekje. • Berg de camera niet op in ruimtes waar met chemicaliën gewerkt wordt, om de camera te beschermen tegen roest. • Laat u de camera met een vuile lens liggen, dan kan schimmelvorming op de lens optreden. • Controleer alle onderdelen van de camera als u hem langere tijd niet heeft gebruikt. Maak een proefopname om te controleren dat de camera naar behoren werkt, voordat u belangrijke foto's maakt.
NL
93
Uw camera beter leren kennen
Reinigen en controleren van het beeldopneemelement
Reinigingsfunctie – Stof verwijderen Als er stof of vuil op het beelopneemelement komt, kunnen er zwarte stippen op de foto verschijnen. Als dit gebeurt, neem dan contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus om het beeldopneemelement te laten reinigen. Het beeldopneemelement is een precisiecomponent dat gemakkelijk beschadigd raakt. Als u het beeldopneemelement zelf reinigt, dient u de instructies hieronder op te volgen. Als er een batterij wordt gebruikt en deze raakt leeg tijdens het reinigen, gaat de sluiter dicht. Dit kan ertoe leiden dat het sluitergordijn en de spiegel stukgaan.
1 2 3 4 5 6
Verwijder de lens uit de camera.
7
Zorg ervoor dat het blaaskwastje niet vast komt te zitten in het sluitergordijn als u de camera uitschakelt om de reiniging te beëindigen.
Zet de cameraschakelaar op ON. MENU[Z][CLEANING MODE] Druk op d, druk daarna op de i-knop. • De camera gaat in de reinigingsstand.
Druk de ontspanknop helemaal in. • De spiegel gaat omhoog en het sluitergordijn gaat open.
Reinig het beeldopneemelement. • Blaas voorzichtig het stof van het oppervlak van het beeldopneemelement met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje.
• Als de camera uitschakelt, gaat het sluitergordijn dicht, waardoor de spiegel omlaag klapt.
Opmerkingen
Uw camera beter leren kennen
10
• Zorg ervoor dat het blaaskwastje (in de handel verkrijgbaar) het beeldopneemelement niet raakt. Als het blaaskwastje het beeldopneemelement raakt, wordt het beeldopneemelement beschadigd. • Plaats het blaaskwastje nooit achter de lensvatting. Als de camera uitschakelt, gaat de sluiter dicht, waardoor het sluitergordijn stukgaat. • Gebruik niets anders dan het blaaskwastje. Als er hogedrukgas op het beeldopneemelement wordt gespoten, bevriest het op het oppervlak van het beeldopneemelement, waardoor het beschadigd raakt.
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties Met de functie Pixel Mapping kan de camera het beeldopneemelement en de beeldbewerkingfuncties controleren en bijstellen. U hoeft deze functie niet vaak uit te voeren. Wij raden u aan dit één keer per jaar te doen. Als u de monitor heeft gebruikt of continue foto's gemaakt heeft, wacht dan minstens één minuut voordat u de functie pixel mapping gebruikt om er zeker van te zijn dat de functie correct werkt. Voordat u begint, zet u het lensdop erop en sluit u de oculairsluiter.
1 2
MENU[Z][PIXEL MAPPING] Druk op d. Gebruik ac om [YES] te selecteren en druk daarna op de knop i. • Tijdens het controleren van de beeldbewerkingfuncties geeft de [BUSY]-balk in het monitorbeeld de voortgang weer. Als het controleren van de beeldbewerkingsfuncties afgesloten is, verschijnt het menu weer.
Opmerkingen • Als u tijdens het controleren van de beeldbewerkingsfubcties de camera uitschakelt, begint u opnieuw vanaf stap 1.
94
NL
Info over het kaartje Toepasbare geheugenkaartjes Met een “geheugenkaart“ bedoelen we in deze handleiding een opslagmedium. In deze camera kunt u de volgende geheugenkaartjes gebruiken: CompactFlash, Microdrive en xD-Picture Card (optioneel).
CompactFlash
Een CompactFlash-kaart bevat een chip met een groot vastestof flashgeheugen. Deze kaarten zijn gewoon in de winkel verkrijgbaar.
Microdrive
Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf met veel opslagruimte. U kunt alle Microdrives gebruiken die CF+type II ondersteunen (Compact Flashuitbreidingsnorm).
xD-Picture Card
Een xD-Picture Card is een opslagmedium dat voornamelijk in compacte camera's wordt gebruikt.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een Microdrive Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf. Omdat deze harde schijf ronddraait, is een Microdrive niet zo goed bestand tegen trillingen en schokken als andere geheugenkaartjes. Houd hier rekening mee als u een Microdrive gebruikt (met name tijden het opslaan en weergeven) door de camera niet bloot te stellen aan trillingen of schokken. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u een Microdrive gaat gebruiken. Bestudeer ook de handleiding van uw Microdrive. • Wees voorzichtig als u de camera neerzet terwijl deze bezig is met het opslaan van gegevens. Zet de camera voorzichtig neer op een stabiel oppervlak. • Gebruik de camera niet op plaatsen waar deze wordt blootgesteld aan trillingen of heftige schokken, zoals op bouwplaatsen of in rijdende auto's op een slecht wegdek. • Houd een Microdrive uit de buurt van sterke magnetische velden.
Het geheugenkaartje formatteren Kaartjes van andere merken dan Olympus, en kaarten die op een computer zijn geformatteerd, moet u eerst met deze camera formatteren voordat u ze kunt gebruiken. Bij het formatteren worden alle gegevens gewist die op het kaartje staan, ook eventuele beveiligde opnamen. Gaat u een gebruikt kaartje formatteren, controleer dan eerst of dit kaartje geen opnamen bevat die u wilt bewaren.
MENU[W][CARD SETUP] Met knop ac selecteert u [FORMAT]. Druk op knop i.
11
Met knop ac selecteert u [YES]. Druk op knop i.
Informatie
1 2 3
• Het kaartje wordt dan geformatteerd.
TIPS Als u de kaartjes in de twee kaartsleuven steekt, → selecteer het kaartje dat gebruikt moet worden in [CF / xD] van MENU.
MENU[Z][CF / xD] [CF] / [xD]
NL
95
Batterij en laadapparaat • Gebruik de enkele Olympus lithium-ion-batterij (BM-1). Andere batterijen kunnen niet worden gebruikt. • Het verbruik van de camera varieert aanzienlijk, afhankelijk van het gebruik en andere omstandigheden. • Aangezien de volgende functies veel energie verbruiken, zelfs zonder fotograferen, zal de batterij snel leeg zijn. • Herhaaldelijk zoomen. • Half indrukken van de ontspanknop in de stand Fotograferen waardoor de autofocus herhaaldelijk wordt ingeschakeld. • Langdurig weergeven van beelden op de LCD-monitor. • Als de camera op een computer of printer aangesloten is. • Als u een lege batterij gebruikt, kan de camera eventueel uitschakelen zonder dat de waarschuwing 'batterij bijna leeg' verschijnt. • Op het moment van aanschaf is deze batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij, voor gebruik, met het daarvoor bestemde laadapparaat (BCM-2) op. • De normale laadtijd van het meegeleverde laadapparaat is ongeveer 5 uur (geschat). • Gebruik geen andere laadapparaten dan het hier beschreven. • Het laadapparaat is geschikt voor netspanningen tussen AC 100 – 240 V (50/60 Hz). Als u het apparaat in het buitenland gebruikt, hebt u eventueel een omvormer nodig. Vraag voor meer informatie bij een elektricien of reisbureau na. • Gebruik geen in de handel verkrijgbare reisadapters omdat het laadapparaat dan eventueel niet goed functioneert.
Indicaties in de zoeker
Informatie
11
nee.
Functie
1 2 3 4 5 6 7 8
AF-kader (autofocus) Diafragmawaarde Sluitertijd AF-bevestiging Flitser Witbalans AE-lock Indicatie van de belichtingscorrectiewaarde (verschijnt tijdens de belichtingscorrectie) 9 Lichtmeetfunctie 10 Batterijcontrole 11 Belichtingsfunctie
96
NL
Voorbeelden van indicaties
( # U V
e, 4, n , (knippert) P, %, A, S, M
Zie blz.
blz. 22, 36 blz. 16 – 20 blz. 16 – 20 blz. 22 blz. 28 blz. 45 blz. 43 blz. 42 blz. 41 k blz. 16 – 20
Indicaties op de LCD-monitor (tijdens weergave) U kunt het monitorbeeld wisselen met de knop INFO (informatiedisplay). g “Informatiedisplay” (blz. 53) 1
2
3
1
4
2
8
9
5
5
10 11 12 15 16
6
13 14 17
7 18 Informatie over enkelbeeldweergave nee.
1 2 3 4 5 6 7
20
Opnamegegevens
21
Voorbeelden van indicaties
, CF, xD < x10 9 RAW, TIFF, SHQ, HQ, SQ 06. 06. 16. 21:56 y 100 – 0030 30
F2.8 1/4000 P, A, S, M, i, l, &, j, / 0.7 45 mm AUTO, ISO 100, ISO 200, ISO 400 e, 4, n, nHI, nSH +0.5 WB: AUTO hVIVID sRGB, Adobe RGB R: +3, G: –2
Zie blz.
k blz. 95 blz. 71 blz. 57 blz. 40 blz. 70 blz. 53 blz. 36 blz. 53 blz. 16 – 20 blz. 16 – 20 blz. 16 – 20 blz. 42 blz. 104 blz. 44 blz. 41 blz. 28 blz. 45 blz. 48 blz. 50 blz. 47
• De brandpuntafstand wordt in eenheden van 1 mm weergegeven.
NL
97
11 Informatie
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Functie
Batterijcontrole Kaartje Printreservering Aantal prints Beveiligen Beeldkwaliteit Datum en tijd Bestandsnummer Beeldnummer AF-kader (autofocus) Histogram Diafragmawaarde Sluitertijd Belichtingsfunctie Belichtingscorrectie Brandpuntafstand* ISO Lichtmeetfunctie Regelen van de flitssterkte Witbalans Beeldeffecten Kleurruimte Witbalanscorrectie
19
Fotofunctievenster 1
2
3
4
1
5 7 8
13 1415 16
1 2 3
17
4 5 6 7
Informatie
11
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
98
NL
3 10 21
22
13
16
Gedetailleerd
Functie
Batterijcontrole Sluitertijd Belichtingscorrectie-indicatie Belichtingsindicator Flitssterkte-indicatie Diafragmawaarde Belichtingsfunctie Belichtingscorrectiewaarde Datum en tijd Auto bracketing Ruisonderdrukking Live view (live bekijken) ISO Witbalans Beeldeffecten Flitserfunctie Beeldkwaliteit Kaartje Regelen van de flitssterkte Lichtmeetfunctie Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen Scherpstelfunctie Super FP-flitser Ruisonderdrukking Witbalans Witbalanscorrectie
6
20
Normaal nee.
4
19
10
12
2
5 8
6
9 11
18
Voorbeelden van indicaties
Zie blz.
, 1/2000
k blz. 16 – 20 blz. 43 blz. 20 blz. 28
F2.8 P, A, S, M, i, l, &, j, / +2.0 06. 06. 16, 21:56 0 O 5, 6 AUTO, 100, 200, 400 1, 5 hVIVID H, # RAW+SHQ 4, CF # +2.0 e, 4, n, nHI, nSH
blz. 16 – 20 blz. 15 – 20 blz. 42 blz. 70 blz. 22 blz. 49 blz. 20
135
blz. 44 blz. 45 blz. 48 blz. 27 blz. 40 blz. 95 blz. 28 blz. 41 k
S-AF 1 O 1, 5 R+3, G–2
blz. 36 blz. 30 blz. 49 blz. 45 blz. 47
nee.
Functie
20
Flitserfunctie Regelen van de flitssterkte Lichtmeetfunctie Scherpstelfunctie AF-kader (autofocus) Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening Live view (live bekijken) Auto bracketing AF-hulpverlichting Kleurruimte Scherpte Contrast Kleurdiepte Gradatie Beeldkwaliteit Aantal pixels
21
22
Voorbeelden van indicaties
H # +2.0 e, 4, n S-AF P j, Y2s, < 5, 6 0 T sRGB, Adobe RGB N+2 J+2 T+2 z, zH, zL RAW+SHQ 1280x960
Zie blz.
blz. 27 blz. 28 blz. 41 blz. 36 blz. 36 blz. 31 – 33 blz. 20 blz. 22 blz. 39 blz. 50 blz. 48 blz. 48 blz. 48 blz. 48 blz. 42
11 Informatie
NL
99
Technische gegevens Technische gegevens van de camera Soort camera Soort camera
: Eénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem Lens : Zuiko Digital, Four Thirds-systeem lens Lensvatting : Four Thirds-lensvatting Equivalent brandpuntsafstand op een kleinbeeldcamera : Ong. twee keer de brandpuntsafstand van de lens
Beeldopneemelement Producttype : Aantal effectieve pixels : Schermgrootte : Breedte-hoogteverhouding : Zoeker Producttype : Gezichtsveld : Vergroting van de zoeker : Oogpunt : Oogcorrectiebereik : Breking optisch traject : Scherptediepte : Scherpstellen Scherm Oogdop Oculairsluiter
Informatie
11
4/3 type Live MOS sensor Ong. 7.500.000 pixels 17,3 mm (H) x 13,0 mm (V) 1,33 (4:3) Eénogige reflexzoeker op ooghoogte Ong. 95 % (voor gezichtsveld op opgenomen beelden) Ong. 0,92x (–1 m – 1, 50 mm lens, oneindig) 18 mm vanaf het beschermglas (–1 m–1) –3.0 – +1,0 m –1 m Halfdoorlatende vlug-terugspiegel Kan gecontroleerd worden met de knop j (als PREVIEW geregistreerd is)
: Vast : Verwisselbaar Ingebouwd
Live view (live bekijken) A-modus : Permanente Live view Gebruikt CCD uitsluitend voor zoeker Gezichtsveld van ongeveer 92% TTL auto-exposure Automatische witbalans Autofocus B-modus : Macro Live view Gebruikt Live MOS-sensor voor fotograferen Gezichtsveld van 100% TTL auto-exposure Automatische witbalans Handmatig scherpstellen (MF - Manual Focus) Monitor Producttype : 2,5" TFT kleuren-LCD (Hyper crystal LCD) / verticaal beweegbaar type Totaal aantal pixels : Ong. 215.000 pixels Sluiter Producttype : Computergestuurde spleetsluiter Sluiter : 1/4000 – 60 s Handmatige bediening: Tijdopname (maximale sluitertijd: 8 min.)
100
NL
NL
101
11 Informatie
Autofocus Producttype : TTL fasecontrast detectiesysteem Scherpstelpunt : 3-punts meervoudig AF (links, midden, rechts) AF verlichtingsbereik : EV 0 – EV 19 Selectie van scherpstelpunt :Auto, Optioneel AF-lichtbron : De ingebouwde flitser zorgt voor licht. (er kan ook door een externe elektrische flitser voor licht gezorgd worden.) Belichtingsregeling Lichtmeetsysteem : TTL volledig diafragma lichtmeetsysteem (1) Digitale ESP-meting (2) Gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden (3) Spotmeting (ong. 2 % van het zoekerbeeld) Meetbereik : (1) EV 2 – 20 (Digitale ESP-meting, gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden) (2) EV 3 – 17 (Spotmeting) (Bij normale temperatuur, 50 mm F2, ISO 100) Belichtingsfunctie : (1) P: Program AE (Programmacorrectie mogelijk) (2) A: Diafragmavoorkeuze AE: (3) S: Sluitertijdvoorkeuze AE (4) M: Handmatig ISO-gevoeligheid : 100 – 400 (Hoge ISO-waarden [400 – 1600] zijn beschikbaar) Belichtingscorrectie : Belichting kan aangepast worden in 1/3, 1/2 of 1 EV-stappen in een bereik van ± 5 EV Witbalans Producttype : Beeldopneemelement Functie-instelling : Auto, Vooraf ingestelde WB (7 instellingen), Voorkeursinstelling WB, aangepaste WB Opnemen Geheugen : CF-kaartje (compatibel met type I en II) Microdrive (compatibel met FAT 16/32) xD-Picture Card Opslagsysteem : Digitaal opslagsysteem, TIFF (niet-gecomprimeerd), JPEG [in overeenstemming met Design Rule for Camera File system (DCF)], RAW data Compatibel met de normen: Exif 2.2, Digital Print Order Format (DPOF), PRINT Image Matching III, PictBridge Beelden weergeven Stand Weergeven : Enkelbeeldweergave, close-up-weergave, indexweergave, Beeld draaien, diashow, lichtbakweergave, kalenderweergave Informatieweergave : Informatieweergave, histogramweergave Sluiterfunctie Sluiterfunctie : Enkelbeeldopnamen, repeterende opnamen, zelfontspanner, afstandsbediening Repeterende opnamen : 3 beeld / s (max. aantal repeterende beelden dat kan worden opgeslagen: 4 beelden in RAW / TIFF) Zelfontspanner : Vertragingstijd: 12 s, 2 s Optische afstandsbediening :Vertragingstijd: 2 s, 0 s (direct fotograferen) (RM-1 afstandsbediening [optioneel]) Flitser Synchronizatie : Gesynchroniseerd met de camera op 1/180 s of minder Flitsregeling : TTL-AUTO (TTL voorflitsfunctie), AUTO, MANUAL Bevestigingspunt externe flitser : Flitsschoen met middencontact
Externe connector USB-connector / AV-connector (multiconnector) Stroomvoorziening Batterij : BLM-1 Li-ion-batterij x1 Afmetingen / massa Afmetingen : 140 mm (B) x 87 mm (H) x 72 mm (D) (niet gemeten over uitstekende delen) Massa : Ong. 550 g (zonder batterij) Bedrijfscondities Temperatuur : 0 – 40 m (tijdens bedrijf) / –20 – 60 m (opslag) Relatieve vochtigheid : 30 – 90% (tijdens bedrijf) / 10 – 90% (opslag)
Technische gegevens batterij / laadapparaat BLM-1 lithium-ion-batterij Typenummer Producttype Nominale spanning Nominale capaciteit Aantal keren laden en ontladen Omgevingstemperatuur Afmetingen Massa
: : : :
PS-BLM1 Oplaadbare lithium-ionbatterij DC 7,2 V 1500 mAh
: ongeveer 500 keer (afhankelijk van de gebruiksomstandigheden) : 0 m – 40 m (laden) –10 m – 60 m (tijdens bedrijf) –20 m – 35 m (opslag) : ca. 39 mm (B) x 55 mm (D) x 21,5 mm (H) : ca. 75 g (zonder cameradop)
BCM-2 laadapparaat voor lithium-ionbatterijen
Informatie
11
Typenummer : PS-BCM2 Nominaal opgenomen vermogen: AC 100 V – 240 V (50 / 60 Hz) Nominaal uitgangsvermogen: DC 8,35 V. 400 mA Laadtijd : ca. 300 minuten (ongeveer 5 uur) (kamertemperatuur: bij gebruik van BLM-1) Omgevingstemperatuur : 0 – 40 m (tijdens bedrijf) / –20 – 60 m (opslag) Afmetingen : ca. 62 mm (B) x 83 mm (D) x 26 mm (H) Massa : ca. 72 g (zonder aansluitsnoer) WIJZIGINGEN IN TECHNISCHE GEGEVENS VOORBEHOUDEN ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING OF VERPLICHTING VAN DE ZIJDE VAN DE FABRIKANT.
102
NL
Info over lenzen Toepasbare lenzen Selecteer de lens waarmee u wilt fotograferen. Gebruik een Four Thirds-lens (Four Thirds-lensvatting). Als u een andere lens gebruikt, zal de AF (autofocus) en de lichtmeting niet goed werken. Soms zullen ook andere functies niet werken.
Four Thirds-lensvatting Ontwikkeld door Olympus als lensvattingstandaard voor het Four-Thirds-systeem. Deze compleet nieuwe verwisselbare lenzen met Four Thirds-lensvatting zijn speciaal voor digitale camera's optisch opnieuw berekend en ontwikkeld.
ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens Verwisselbare Four Thirds-lens, ontworpen om bestand te zijn tegen hardhandig professioneel gebruik. Bij het Four Thirds-systeem met een beeldverhouding van 4:3 kan een lens compacter en lichter worden uitgevoerd. Het assortiment aan verwisselbare Four Thirds-lenzen bestaat ondere andere uit de volgende producten:
ZUIKO DIGITAL ED 50 mm – 200 mm f2,8 – 3,5: Supertelefotozoomlens, vergelijkbaar met een 100 – 400 mm-lens op een kleinbeeldcamera. ZUIKO DIGITAL 40 mm – 150 mm f3,5 – 4,5: Tele-zoomlens, vergelijkbaar met een 80 – 300 mm-lens op een kleinbeeldcamera. Opmerkingen • Bij het bevestigen of verwijderen van de cameradop of de lens kunt u de lensvatting het beste naar beneden laten wijzen. Hiermee voorkomt u dat er stofdeeltjes en dergelijke in de camera terecht kunnen komen. • Op stoffige plaatsen kunt u beter nooit de cameradop verwijderen of de lens verwisselen. • Richt met de lens op de camera, de lens nooit op de zon. Dit kan camerastoringen en zelfs brand veroorzaken omdat het zonlicht door de lens gebundeld wordt zoals bij een vergrootglas. • Zorg dat u de cameradop van de camera en de achterdop van de lens niet kwijtraakt. • Als er geen lens op de camera zit, kunt u het beste de cameradop op de camera bevestigen om te voorkomen dat er stof kan binnendringen.
ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens
12
ZUIKO DIGITAL 14 – 45 mm f3,5 – 5,6 1
7
9
4
2
Verwisselbare lenzen
Namen van onderdelen 1 Kapvatting 2 Filtervatting 3 Zoomring 4 Scherpstelring 5 Index lensvatting 6 Elektrische contacten 7 Voorkap van de lens 8 Achterkap van de lens 9 Zonnekap
5
8 3
6
NL
103
Bevestigen van de kap
Opbergen van de kap
Fotografeert u een object in tegenlicht, gebruik dan de zonnekap.
Belangrijkste technische gegevens Lensvatting Scherpstelafstand Max. diafragma Beeldhoek Configuratie van de lens Diafragmabereik Scherpstelbereik Scherpstelinstelling Massa Afmetingen Lensdop vatting Diameter filterdraad
FOUR THIRDS-lensvatting 14 – 45 mm f3,5 – 5,6 75 o – 27 o 10 groepen, 12 lenzen Meerlaags-coating (gedeeltelijk enkellaags) f3,5 – 22 0,38 m (1,2ft) – ) (oneindig) AF / MF wisseling 285 g (10,1oz) (zonder kap en lensdop) Ø 71 x 86,5 mm Bajonet 58 mm
Geschikt voor gebruik met de optionele EX-25 tussenring onder de volgende voorwaarden: Scherpstelafstand
14 mm
Verwisselbare lenzen
12
25 mm 45 mm
Scherpstelfunctie
Scherpstelbereik
Vergroting ( ): Berekend op basis van een kleinbeeldcamera.
Er kan niet gefotografeerd worden omdat er niet scherpgesteld kan worden op de objecten met deze brandpuntsafstand. MF 15,3 cm - 15,7cm 0,99 – 1,14x (1,98 – 2,28x) MF 20,8 cm - 23,5 cm 0,57 – 0,78x (1,14 – 1,56x)
Voorzorgsmaatregelen voor opslag • Maak de lens na gebruik schoon en bewaar hem. Verwijder stof en vuil van het oppervlak van de lens met een blaaskwastje of kwastje. Gebruik in de handel verkrijgbare lensreinigingsdoekjes om vuil van de lens te verwijderen. • Doe altijd een kapje op de lens en berg hem op als u hem niet gebruikt. • Gebruik geen organische oplosmiddelen. Opmerkingen over fotograferen • De randen van foto's zouden afgesneden kunnen worden als er meer dan één filter gebruikt wordt of als er een dik filter wordt gebruikt.
104
NL
Veiligheidsmaatregelen
LET OP GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK NIET OPENEN LET OP: OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN, MAG DE BEHUIZING (OF ACHTERKANT) NIET VERWIJDERD WORDEN. IN DE CAMERA BEVINDEN ZICH GEEN ONDERDELEN WAARAAN U ONDERHOUD KUNT VERRICHTEN. LAAT DAT OVER AAN ERKENDE SERVICETECHNICI VAN OLYMPUS. Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt u voor de aanwezigheid van open spanningen in het product die een ernstige elektrische schok kunnen veroorzaken. Een driehoek met daarin een uitroepteken vestigt uw aandacht op belangrijke aanwijzingen in de bij deze camera geleverde documentatie ten aanzien van de bediening en het onderhoud ervan.
WAARSCHUWING ! STEL DE CAMERA, OM GEVAAR VOOR BRAND OF ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN, NOOIT BLOOT AAN WATER EN GEBRUIK DE CAMERA OOK NIET IN OMGEVINGEN MET ZEER HOGE VOCHTIGHEID.
Algemene voorzorgsmaatregelen
NL
105
13 Diversen
Lees alle gebruiksaanwijzingen – Lees, voordat u het apparaat gaat gebruiken, alle gebruiksaanwijzingen. Bewaar deze gebruiksaanwijzingen – Bewaar alle veiligheidsinstructies en gebruiksaanwijzingen om deze later nog eens te kunnen raadplegen. Neem waarschuwingen in acht – Lees alle waarschuwingen op het product en in de instructies zorgvuldig en volg ze op. Volg de instructies op – Volg alle instructies die met het product zijn meegeleverd. Reinigen – Gebruik uitsluitend een vochtige doek om het apparaat te reinigen. Gebruik nooit vloeibare of aërosole reinigingsmiddelen, of welk soort organische oplosmiddelen dan ook, om het apparaat te reinigen. Accessoires – Gebruik, uit oogpunt van uw eigen veiligheid en om beschadigingen van het apparaat te voorkomen, uitsluitend de door Olympus aanbevolen accessoires. Water en vocht – Gebruik dit product nooit in de buurt van water (badkuip, gootsteen, wasteil, vochtige kelder, zwembad of in de regen). Voor voorzorgsmaatregelen voor producten met een weerbestendig design, leest u de paragrafen over de weerbestendigheid in de handleidingen van deze producten. Plaats van opstelling – Om schade aan het product en persoonlijk letsel te voorkomen mag het product nooit op een instabiel(e) standaard, statief, beugel, tafel of wagen. Gebruik alleen een stabiel(e) statief, standaard of beugel. Volg de instructies die beschrijven hoe u het product veilig kunt bevestigen, en gebruik alleen door de fabrikant aanbevolen bevestigingsproducten. Elektrische voedingsbronnen – Sluit de camera uitsluitend aan op de in de technische gegevens beschreven elektrische voedingsbron. Als u niet zeker bent over het soort stroomvoorziening in uw huis, raadpleeg dan uw plaatselijke energiebedrijf. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor informatie over de werking van het product met batterij. Vreemde objecten, morsen van vloeistof – Steek nooit een metalen object in het product, om persoonlijk letsel door brand of elektrische schok door contact met interne onderdelen onder hoogspanning te voorkomen. Vermijd gebruik van het product als er risico is op morsen. Hitte – Gebruik of berg de camera nooit op in de buurt van een warmtebron zoals een radiator, verwarmingsrooster, kachel of enig ander apparaat of toestel dat warmte ontwikkelt, met inbegrip van stereo-versterkers. Uitvoeren van een servicebeurt – Laat het uitvoeren van een servicebeurt over aan erkende technici. Als u probeert de behuizing te verwijderen of het product te ontmantelen, kunt u blootgesteld worden aan gevaarlijk punten die onder hoogspanning staan. Schade waarbij service nodig is – Als u één van onderstaande toestanden constateert, dient u het uitvoeren van service over te laten aan erkende technici: (a) Er is vloeistof gemorst op het product of er is een ander object in gevallen. (b) Het product is blootgesteld aan water. (c) Het product functioneert niet goed ondanks het opvolgen van de gebruiksaanwijzing. Pas alleen de instellingen aan die in de gebruiksaanwijzing beschreven worden. Incorrecte aanpassing van andere instellingen kan het product beschadigen en vergt intensieve reparatie door een gekwalificeerde technicus. (d) Het product is gevallen of op een of andere manier beschadigd. (e) Het product vertoont een sterke afwijking in prestatie.
Vervangende onderdelen – Als u vervangende onderdelen nodig hebt, zorg er dan voor dat het servicecentrum alleen onderdelen gebruikt met dezelfde karakteristieke eigenschappen als de originele delen, die aanbevolen zijn door de fabrikant. Onoordeelkundige vervanging van onderdelen kan leiden tot brand, elektrische schok of andere gevaren. Veiligheid controleren – Vraag nadat de servicebeurt of reparatie voltooid is aan de service-technicus om de veiligheid te controleren om er zeker van te zijn dat het product naar behoren functioneert.
Hanteren van de camera GEVAAR
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat letsel of de dood tot gevolg hebben.
LET OP
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat licht persoonlijk letsel, schade aan apparatuur, of het verlies van waardevolle data tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Diversen
13
• Gebruik de camera niet in de buurt van brandbare of explosieve gassen. Er kan brand of een explosie ontstaan. • Maak nooit van dichtbij flitsfoto’s van personen (zuigelingen, kleine kinderen, enzovoort). Als u flitst, moet u zich minimaal op 1 m (3 ft.) afstand van de gezichten van de te fotograferen personen bevinden. Het te dicht bij de ogen van de te fotograferen personen flitsen kan tijdelijk gezichtsverlies veroorzaken. • Houd de camera uit de buurt van kleine kinderen en zuigelingen. Al u dit niet doet, kunnen de volgende situaties zich voordoen: • Verward raken in de camerariem of de stroomsnoeren, wat verstikking tot gevolg kan hebben. Als dit gebeurt, dient u de aanwijzingen van uw arts op te volgen. • Per ongeluk inslikken van de batterij of andere kleine onderdelen. • Per ongeluk ontsteken van de flitser terwijl ze in de flitser kijken of vlak voor de ogen van andere kinderen. • Per ongeluk letsel oplopen door bewegende delen van de camera. • Gebruik en berg de camera niet op in stoffige of vochtige ruimten. Het gebruiken of opbergen van de camera in stoffige of vochtige ruimten kan leiden tot brand of een elektrische schok. • Dek de flitser, op het moment dat die ontsteekt, niet af met uw hand. Dek de flitser niet af en raak hem niet aan direct nadat hij herhaaldelijk geflitst heeft. De flister kan heet zijn en kleine brandwonden veroorzaken. • Haal de camera niet uit elkaar en verander hem niet. Probeer de camera nooit uit elkaar te halen. De interne circuits bevatten punten onder hoogspanning die ernstige brandwonden of een elektrische schok kunnen veroorzaken. • Zorg dat er geen water of vreemde objecten in de camera komen. Er kan brand of een elektrische schok ontstaan. Als de camera per ongeluk in het water gevallen is, of als er vloeistof op de camera gemorst is, dient u het gebruik ervan af te breken, de camera te laten drogen en daarna de batterij te verwijderen. Neem contact op met het dichtstbijzijnde servicecentrum van Olympus. • Raak de batterij of het laadapparaat voor de batterij niet aan als de batterij wordt opgeladen. Wacht totdat de batterij volledig is opgeladen en afgekoeld. De batterij en het laadapparaat worden heet tijdens het opladen. Ze kunnen dan lichte brandwonden veroorzaken. • Gebruik geen batterijen en / of laadapparaten die niet op deze camera zijn afgestemd. Als u dit toch doet kan dat leiden tot storing van de camera of de batterij en tot andere onverwachte onregelmatigheden. Onregelmatigheden die voortkomen uit het gebruik van niet op de camera afgestemde apparatuur worden niet vergoed.
106
NL
LET OP • Bespeurt u in de buurt van de camera ongewone geuren, vreemde geluiden of rook, gebruik de camera dan onmiddellijk niet meer. Bespeurt u in de buurt van de camera ongewone geuren, vreemde geluiden of rook terwijl u hem gebruikt, schakel hem dan onmiddellijk uit – en verwijder de batterij. Geef de camera een paar minuten tijd om af te koelen. Breng de camera naar buiten, weg van brandbare objecten en verwijder voorzichtig de batterij. Verwijder de batterij nooit met blote handen. Neem onmiddellijk contact op met het dichtstbijzijnde servicecentrum van Olympus. • Gebruik de camera niet met vochtige handen. Er kan schade of een elektrische schok ontstaan. U dient ook nooit met natte handen de netstekker aan te sluiten of los te koppelen. • Let op de camerariem terwijl u de camera met u meedraagt. De riem kan achter een vreemd voorwerp blijven haken — en zo ernstige schade veroorzaken. • Laat de camera niet achter op plaatsen die zijn blootgesteld aan extreem hoge temperaturen. Doet u dat toch, dan kan daardoor de kwaliteit van bepaalde onderdelen achteruit gaan en in sommige gevallen zelfs brand worden veroorzaakt. • Omdat de camera metalen onderdelen bevat, kan oververhitting ontstaan en kunt u zich branden. Let daarom op het volgende: • Gebruikt u de camera lang achtereen, dan kan hij heet worden. Hanteert u de camera in deze toestand, dan kan dat een verbranding veroorzaken. • Op plaatsen waar extreem lage temperaturen kunnen optreden, kan de temperatuur van het camerahuis lager worden dan de omgevingstemperatuur. Draag waar mogelijk handschoenen als u de camera bij lage temperaturen hanteert. • Voorkom beschadigingen aan het netsnoer. Trek niet aan het snoer van het laadapparaat en breng geen ander snoer aan. Zorg ervoor dat u de netstekker vasthoudt terwijl u het snoer van het laadapparaat aansluit of loskoppelt. Als de volgende gevallen zich voordoen, dient u het gebruik te stoppen en contact op te nemen met een Olympus-dealer of een erkende klantendienst. • De netstekker of het snoer produceert hitte, een branderige geur of rook. • De netstekker of het snoer is gebarsten of gebroken. Het contact van de netstekker is slecht.
Voorzorgsmaatregelen bij de omgang met batterijen Volg onderstaande belangrijke richtlijnen op om te voorkomen dat de batterij gaat lekken, oververhit raakt, ontbrandt, explodeert of elektrische schokken of verbrandingen veroorzaakt.
GEVAAR • Probeer nooit batterijen te verhitten en gooi ze ook niet in het vuur. • Verbind de (+)- en (-)-polen niet met elkaar met metalen objecten. • Berg de batterij niet op op een plaats waar hij in aanraking zou kunnen komen met metalen objecten, zoals sieraden, pennen, paparclips enzovoort. • Berg de batterij nooit op op plaatsen waar deze blootgesteld kan worden aan direct zonlicht of aan hoge temperaturen zoals bijvoorbeeld in een afgesloten auto in de zon, in de buurt van warmtebronnen, enzovoort. • Probeer de batterij nooit uit elkaar te halen of op een of andere manier aan te passen, bijvoorbeeld door er aan te solderen, enzovoort. Dit kan ertoe leiden dat de contacten stukgaan of de batterijvloeistof eruit komt, wat weer kan leiden tot brand, explosie, lekken van de batterij, oververhitting of andere schade. • Als batterijvloeistof in uw ogen terechtkomt, kan dit leiden tot blindheid. Is batterijvloeistof in uw ogen terecht gekomen, wrijf er dan niet in. Spoel uw ogen onmiddellijk met schoon, koud stromend water en raadpleeg onmiddellijk een arts.
13
WAARSCHUWING
NL
107
Diversen
• Houd de batterij altijd droog. Zorg ervoor dat de batterij nooit in contact komt met water. • Raak de batterij niet met natte handen aan. • Indien de oplaadbare batterij niet binnen de gespecificeerde tijd opgeladen is, laad deze dan niet verder op en gebruik de batterij niet meer. Anders bestaat er gevaar voor brand, explosie, ontbranding of oververhitting. • Gebruik geen batterij die gebarsten of gebroken is. Dit kan een explosie of oververhitting veroorzaken. • Stel de batterij nooit bloot aan zware schokken of ononderbroken trillingen. Dit kan een explosie of oververhitting veroorzaken. • Probeer nooit het batterijcompartiment in de camera te veranderen, stop nooit iets anders dan de gespecificeerde baterij in het compartiment.
• Is een batterij gaan lekken, verkleurd of vervormd, of gedraagt deze zich op een of andere manier afwijkend, gebruik dan de camera niet meer. Neem contact op met uw dealer of een servicecentrum van Olympus. Verder gebruik kan leiden tot brand of een elektrische schok. • Is batterijvloeistof op uw kleding gelekt, trek het kledingstuk dan uit en spoel het onmiddellijk met veel, stromend schoon water. Raadpleeg onmiddellijk een arts wanneer de vloeistof met uw huid in aanraking is gekomen.
LET OP • Verwijder de batterij nooit uit de camera direct nadat u de camera lang achtereen met de batterij gebruikt heeft. Dit kan leiden tot brandwonden. • Verwijder de batterij uit de camera als u de camera lange tijd niet gaat gebruiken. Anders kan de batterij gaan lekken of oververhit raken en brand of letsel veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij de omgang met het laadapparaat GEVAAR • Dompel het laadapparaat niet in water en gebruik het niet nat. Raak het laadapparaat niet met natte handen aan. Dit kan een verkeerde werking of een elektrische schok veroorzaken. • Gebruik het laadapparaat niet als er een doek over ligt, bijvoorbeeld een deken. Gebruik het laadapparaat niet als iets over ligt (bijvoorbeeld een deken). De warmte kan niet ontsnappen waardoor het laadapparaat vervormd kan raken. Dit kan leiden tot brand, ontbranding of oververhitting. • Laadapparaat niet demonteren en geen wijzigingen aan het laadapparaat uitvoeren Dit kan leiden tot elektrische schok of letsel. • Gebruik een laadapparaat dat ontworpen is voor de wisselspanning van de regio waar u de camera gebruikt. Anders kan dit leiden tote een explosie, rook, oververhitting, een elektrische schok of brandwonden.
WAARSCHUWING • Voorkom beschadigingen aan het netsnoer van het laadapparaat. Trek niet aan het snoer van het laadapparaat en breng geen ander snoer aan. Zorg ervoor dat u de netstekker vasthoudt terwijl u het snoer van het laadapparaat aansluit of loskoppelt. Als de volgende gevallen zich voordoen, dient u het gebruik te stoppen en contact op te nemen met een Olympusdealer of een erkende klantendienst. • De netstekker of het snoer produceert hitte, een branderige geur of rook. • De netstekker of het snoer is gebarsten of gebroken. Het contact van de netstekker is slecht.
LET OP • Trek het snoer van de wisselstroomadapter uit het stopcontact voordat u de camera reinigt. Anders kan dit leiden tot een elektrische schok of letsel.
Garantiebepalingen
Diversen
13
1. Indien dit product gebreken vertoont, hoewel het op de juiste wijze gebruikt wordt (in overeenstemming met de meegeleverde documentatie Voorzichtig gebruik en gebruiksaanwijzingen), wordt dit product, gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van aankoop, bij een geautoriseerde Olympusdealer binnen het zakengebied van Olympus Imaging Europa GmbH zoals bepaald in de lijst met geautoriseerde dealers, gerepareerd of, naar Olympus’ keuze, kostenloos vervangen. Voor aanspraak op deze garantie dient de klant, voor afloop van de garantieperiode van twee jaar, het product en deze garantieverklaring mee te nemen naar de dealer waar het product aangeschaft is of iedere andere servicedienst van Olympus binnen het zakengebied van Olympus Imaging Europa GmbH zoals bepaald in de lijst met geautoriseerde dealers. Tijdens de World Wide Warranty-periode van één jaar kan de klant het product terugbrengen naar iedere servicedienst van Olympus. Let erop dat niet in alle landen een dergelijke servicedienst van Olympus gevestigd is. 2. De klant dient het product op eigen risico naar de dealer of de geautoriseerde servicedienst van Olympus te brengen en hij draagt zelf de kosten die ontstaan bij het transport van het product.
108
NL
3. Deze garantie geldt niet in onderstaande gevallen. De klant is zelf verantwoordelijk voor de reparatiekosten, zelfs indien deze gebreken optreden tijdens de hierboven vermelde garantieperiode. (a) Elk gebrek dat optreedt wegens ondeskundig, onreglementair gebruik (zoals handelingen die niet worden genoemd in Voorzichtig gebruik of andere delen van de gebruiksaanwijzing, etc.). (b) Ieder gebrek dat optreedt wegens een reparatie, wijziging, reiniging, etc. die niet is uitgevoerd door Olympus of een geautoriseerde servicedienst van Olympus. (c) Gebreken of beschadigingen die ontstaan bij het transporteren, vallen, stoten, etc. na aankoop van het product. (d) Gebreken of beschadigingen die ontstaan door een brand, aardbeving, overstroming, blikseminslag, andere natuurrampen, milieuvervuiling en onregelmatige spanningsbronnen. (e) Ieder gebrek dat optreedt wegens het onzorgvuldig of ongeschikt opbergen (zoals opbergen op een plaats die is blootgesteld aan hoge temperaturen en vochtigheid, nabij insectenwerende middelen zoals naftaleen of schadelijke stoffen, etc.), ondeskundig onderhoud, etc. (f) Ieder gebrek dat optreedt wegens lege batterijen, etc. (g) Ieder gebrek dat ontstaat doordat zand, modder, etc. in de behuizing van het product is gekomen. (h) Indien deze garantieverklaring niet wordt meegeleverd met het product. (i) Indien de garantieverklaring op een of andere wijze gewijzigd wordt met betrekking tot het jaar, de maand en de datum van aankoop, de naam van de klant, de naam van de dealer, en het serienummer. (j) Indien geen bewijs van aankoop bij deze garantieverklaring gevoegd wordt. 4. Deze garantie is uitsluitend op het product van toepassing; de garantie is niet van toepassing op ieder ander toebehoren, zoals de behuizing, de camerariem, het lenskapje en de batterijen. 5. Olympus’ enige verplichting onder deze garantie is beperkt tot het repareren of vervangen van het product. Iedere verplichting voor verlies of beschadiging, indirect of voortvloeiend, op enigerlei wijze opgelopen door de klant vanwege een gebrek in het product, en met name alle soorten verlies of schade veroorzaakt in lenzen, fotorolletjes, andere uitrusting of toebehoren dat bij het product hoort of ieder soort verlies dat het resultaat is van een vertraagde reparatie of gegevensverlies, is uitgesloten. Deze bepalingen hebben geen invloed op de wettelijke dwingende regelgeving.
Opmerkingen met betrekking tot het onderhoud 1. Deze garantie geldt uitsluitend, indien de garantieverklaring naar behoren is ingevuld door Olympus of een geautoriseerde dealer of indien andere documenten voldoende bewijskrachtig zijn. Controleer daarom of uw naam, de naam van de dealer, het serienummer en het jaar, de maand en datum van aankoop volledig zijn ingevuld, of dat de originele factuur of de bon (met vermelding van de naam van de dealer, de datum van aankoop en het producttype) aan deze garantieverklaring is toegevoegd. Olympus behoudt zich het recht voor om kostenloze dienstverlening te weigeren, indien noch de garantieverklaring volledig is ingevuld, noch het bovengenoemde document toegevoegd is of indien de informatie die daar in staat onvolledig of niet leesbaar is. 2. Aangezien deze garantieverklaring niet nogmaals verstrekt wordt, dient deze op een veilige plek bewaard te worden. • Raadpleeg de toegevoegde lijst voor het geautoriseerde, internationale servicenetwerk van Olympus.
NL
109
13 Diversen
Beperkte aansprakelijkheid Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg, noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend aanvaard, ten aanzien van of met betrekking tot de inhoud van dit geschreven materiaal of van de software en kan in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld voor enige stilzwijgende garantie bij de aankoop met betrekking tot de verkoopbaarheid of de geschiktheid voor enige specifiek doel of voor enige directe, indirecte, zwaarwegende, bijkomstige of andere schade (met inbegrip van en niet beperkt tot schade door derving van inkomsten of verlies van zakelijke winsten, onderbreking van zakelijke activiteiten en verlies van zakelijke informatie) die voortvloeien uit het gebruik van of niet kunnen gebruiken van het geschreven materiaal of van de software of van de apparatuur. Sommige landen of staten accepteren een dergelijke uitsluiting of beperking op de aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade niet, zodat de hierboven opgesomde beperkingen mogelijk op uw situatie niet van toepassing zijn.
Index w+F .............................................................. 28 CWB (Custom witbalans) ................................ 45 F (Belichtingscorrectie) .................................. 42 AF (Scherpstelfunctie) ..................................... 36 W (Taalkeuze) ............................................ 68 0 (Beveiligen) .............................................. 57 Q (Formaat wijzigen) .................................... 55 j (Repeterende opnamen) ............... 31, 32, 33 W / X (Menu Fotograferen) ............................. 14 AB (Onderwatermodus) .............................. 69 4 Gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden ................................................ 42 < CUSTOM .............................................. 68, 74 e Digital ESP meting .................................... 41 < EASY .................................................... 68, 74 j FUNCTION ................................................ 64 ISO ISO ........................................................... 44 #SLOW .......................................................... 25 n Spotmeting ................................................ 42 nHI -Spotmeting – bij veel lichte partijen ...... 42 nSH -Spotmeting – bij veel schaduwpartijen 42 # X-SYNC ....................................................... 63 4h TIMER ......................................................... 69
A A/B-modus ....................................................... 20 Aangepaste witbalansV .............................. 46 Adobe RGB ...................................................... 50 AE BKT ............................................................ 23 AEL .................................................................. 43 AEL METING ................................................... 62 AEL/AFL .......................................................... 61 AEL/AFL MEMO .............................................. 62 AF ILLUMINATOR ........................................... 39 AF MODE ........................................................ 36 Afstandsbediening < ........................................ 33 ALL ERASE ..................................................... 58 ALL > ......................................................... 63 ANTI-SHOCK ................................................... 50 Auto bracketing ................................................ 22 Autoflitsen ........................................................ 25 Autofocus ......................................................... 22
B
Diversen
13
BEACH & SNOW ............................................. 16 Beelden roteren y .......................................... 54 Beeldkwaliteit D ............................................. 40 Belichtingscorrectie F ..................................... 42 BLACK & WHITE ............................................. 55 BUTTON TIMER .............................................. 69
C C-AF – fotograferen met continu scherpstellen 38 C-AF+MF ......................................................... 38 CANDLE .......................................................... 16 CARD SETUP ............................................ 58, 95 CHILDREN ...................................................... 16 CLEANING MODE ........................................... 94 COLOR SPACE ............................................... 50 CompactFlash .................................................. 95 Compressie ...................................................... 40 COPY ALL ....................................................... 57
110
NL
CTL PANEL COLOR ........................................ 69 CUSTOM RESET SETTING ............................ 59 Custom witbalans ............................................ 44
D Datum / tijdinstelling X .................................. 70 Diafragmavoorkeuze A ................................... 17 Diafragmawaarde ............................................ 16 DIAL ................................................................. 64 Diashow m .................................................... 54 Direct printen ................................................... 73 DOCUMENTS .................................................. 16 DPOF ............................................................... 71
E Eenvoudig printen ............................................ 74 EDIT ................................................................. 56 EDIT FILENAME .............................................. 67 Enkelbeeldopnamen ........................................ 31 Enkelbeeldweergave ....................................... 51 EV STEP .......................................................... 62
F FILE NAME ...................................................... 66 FIREWORKS ................................................... 16 FIRMWARE ..................................................... 69 Flash bracketing .............................................. 28 Flitsen met onderdrukken van rode ogen ! . 25 Flitser uit $ ..................................................... 26 Flitserfunctie .................................................... 25 FOCUS RING .................................................. 65 Fotofunctievenster ..................................... 12, 98 FRAME ASSIST .............................................. 21
G Geheugenkaartje formatteren .......................... 95 Gezoomd weergeven ....................................... 51 GRADATION .................................................... 48
H Handmatig fotograferen M .............................. 19 Handmatig scherpstellen (MF) ......................... 38 HIGH KEY ........................................................ 48 Histogram .................................................. 53, 90 HQ ............................................................. 40, 90 Hulp bij het scherpstellen ................................. 38
I IMAGE STABILIZATION ............................. 16, 87 Indexweergave ................................................ 52 Invulflitsen ....................................................... 26 ISO BOOST ..................................................... 63 ISO LIMIT ........................................................ 63 ISO STEP ........................................................ 63
J JPEG/TIFF bewerken ...................................... 55
K Kalenderweergave ........................................... 52 Kleurtemperatuur ............................................. 45
L
S
LANDSCAPE ................................................... 16 LANDSCAPE+PORTRAIT ............................... 16 Lichtbakweergave ............................................ 52 Live view .......................................................... 20 LIVE VIEW BOOST ......................................... 64 LOW KEY ........................................................ 48
S-AF – fotograferen met eenmaal scherpstellen ............................................... 37 S-AF+MF ......................................................... 37 SATURATION .................................................. 55 Scherpstelgeheugen ........................................ 22 SCREEN .......................................................... 69 SHADING COMPENSATIE ............................. 49 SHQ ........................................................... 40, 90 Sleep timer ....................................................... 67 Sluitertijd .......................................................... 16 Sluitertijdvoorkeuze S ..................................... 18 SPORT ............................................................ 16 SQ .............................................................. 40, 90 sRGB ............................................................... 50 STORAGE ................................................. 68, 79 SUNSET .......................................................... 16
M MACRO ........................................................... 16 MANUAL FLASH ....................................... 26, 63 METERING ...................................................... 41 MF BKT ............................................................ 24 Microdrive ........................................................ 95 Monitor aanpassen s ................................... 67 Motiefprogramma g .................................. 15 MY MODE SETUP ........................................... 65
N NATURE MACRO ............................................ 16 NIGHT SCENE ................................................ 16 NIGHT+PORTRAIT ......................................... 16 NOISE REDUCTION ....................................... 49 NTSC ............................................................... 68
O Oculairsluiter ................................................... 32 OLYMPUS Master ........................................... 76 Onmiddellijk wissen ......................................... 66
P PAL .................................................................. 68 PANORAMA .................................................... 34 PictBridge ........................................................ 73 PICTURE MODE ............................................. 48 Pieptoon 8 ..................................................... 67 PIXEL COUNT ................................................. 40 PIXEL MAPPING ............................................. 94 PORTRAIT ....................................................... 16 PREVIEW .................................................. 21, 64 Printen volgens de specificatie van de klant .... 74 Printreservering ............................................... 71 Programmacorrectie % .................................. 17 Programmagestuurd fotograferen P ................ 16
R
TIFF ........................................................... 40, 90 Tijdopnamen .............................................. 20, 34 Toepasbare geheugenkaartjes ........................ 95
U UNDER WATER MACRO ................................ 16 UNDER WATER WIDE .................................... 16 USB-functie ...................................................... 68
V VIDEO OUT ..................................................... 68 Vooraf ingestelde witbalans ....................... 44, 45 Voorkeursinstelling ..................................... 58, 65
W WB bracketing ................................................. 24 Wissen van een enkel beeld S ....................... 58 Witbalans automatisch instellen ................ 44, 45 Witbalanscorrectie ........................................... 47 Witbalans WB .................................................. 44
X xD-Picture card ................................................ 95
Z Zelfontspanner Y ............................................ 32 Zoeker ............................................................. 96 ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens ............... 103
13 Diversen
RAW bewerken ................................................ 55 RAW+JPEG ERASE ........................................ 66 REC VIEW ....................................................... 67 REDEYE FIX ................................................... 55 Regelen van de flitssterkte w ........................ 28 RELEASE PRIORITY C ................................... 39 RELEASE PRIORITY S ................................... 39 RESET LENS .................................................. 65
T
NL
111
http://www.olympus.com/
Shinjuku Monolith, 3-1 Nishi-Shinjuku 2-chome, Shinjuku-ku, Tokyo, Japan
2 Corporate Center Drive, P.O. Box 9058, Melville, NY, 11747-9058, U.S.A., Tel.: 631-844-5000
Technische service (USA) 24/7 automatische online help: http://www.olympusamerica.com/support Telefonische klantenondersteuning: Tel. 800-260-1625-4448 (gratis) Onze telefonische klantenondersteuning is bereikbaar tussen 08.00 uur en 22.00 uur (maandag t/m vrijdag) ET E-mail:
[email protected] Updates van de Olympus software zijn verkrijgbaar onder: http://www.olympus.com/digital
Vestiging:
Wendenstrasse 14 – 18, 20097 Hamburg, Duitsland Tel.: +49 40 - 23 77 3-0 / Fax: +49 40 - 23 07 61 Afleveradres goederen: Bredowstrasse 20, 22113 Hamburg, Duitsland Correspondentieadres: Postfach 10 49 08, 20034 Hamburg, Duitsland
Europese Technische klantendienst: Bezoek ook onze homepage http://www.olympus-europa.com of bel ons GRATIS NUMMER*: 00800 - 67 10 83 00 voor België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland. * Sommige (mobiele) telefoon services / providers geven geen toegang of hebben een extra voorvoegsel voor +800 nummers nodig. Voor alle Europese landen die niet vermeld werden en als u ons niet kunt bereiken op de hierboven vermelde nummers, maak dan a.u.b. gebruik van de volgende BETAALDE NUMMERS: +49 180 5 - 67 10 83 of +49 40 - 23 77 38 99. Onze technische klantendienst is van maandag t/m vrijdag bereikbaar tussen 09.00 uur en 18.00 uur (MET).
©2006
Printed in Germany · OE · 0.4 · 2/2006 · Hab. · E0417285