aboekje NL
Grammatic
Grammaticaboekje NL Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.
…………
………………
van …………
G ram m a tic a b o e k je O pzoe NL k bo e k j e v o o r le in d e o e rlin g e n d e rbo n in k l uw va m avo a s 1 to n – havo het vo t en m o – r tg e z e vw o e van gr et 3 t onde n ie d e am m a r w ijs r ande t ic a w il o p f r i r d ie z In d it b ijn k e n sse n . n is o e k je w o rd e N ed er n d la n d s e e b a s is g ra m m re g e ls een na van d e a tic a a s la g w e a n rk m e t g e re ik u itg e b t e in d e v en hel r e id tr e o rm v a d e r e in fw o o r d z in s o n n houds e n re g i t le d in g o s p t gave e e r. H e (re d e k w o o rd n t b u ehand n d ig o s o o rte e lt n t le d e n ben o g e e ft s n) en em en ta p p e n ( t a a lk u n p la n n e g ra m m d ig o n n en d a t ic a le tle d e n e nam en te rm e n ), van in h e t D it G r E n g am m a e ls , F r a tic a b o ns en D e r v a r in e k je N u it s . . g in h e L i s to t s ta t geve v o o rtg n n d v a n re ezet o geko m m e d ia n d e rw en o p l te a c h i j s b a s is v . Je ltje H in g le s a n ja re se n a a a rn m e n la n g e n le e r l ije r is a sc h o o l in g e n ls rt’e r voor m in n h e en d ys avo, h re m e d t le x ie c o avo en ia l t e a c a c h v w h v i e o n het ge rb o n d . Z ij h e g voor b ie d v en aan e ft d a a le e r lin a n s tu een m g r e n s tr a te g n a a i d n s i t id d e lb e h e v et voo ie ë n v e n e ig a a r d ig a re r o e h t n o g e r be g ri ezet o d e n , le E n g e ls p r a k tijk v o n d e rw jp e n d . e r s tr a t o r i le z e n js , H B e g ie ë n e n ta a O en W , p la n n lv e r w e in g e n O op r v in g N o rg a n i e d e r la s a t i e , n d s, F ra n s e n
aching in medial Te Praktijk Re
het Gooi
Praktij k G ra m m a tic a b o e k je IS B N 9 NL 7 8 -9 0 82208 NUR 1 3 -0 -6 00
Remed
ial Tea
chin in het Gooi
g je ltje @ h arn m e ije r .n www. l h a rn m e ije r.n l
9 789 082
20830
6
3
Voorwoord Beste leerling, In dit boekje vind je beknopte uitleg van de Nederlandse grammaticaregels. Ik hoop dat het je helpt bij het ontleden van zinnen en benoemen van woordsoorten. Het is bedoeld als opzoekboekje. Je kunt het gebruiken naast iedere methode Nederlands. Als je verbeteringen of aanvullingen hebt, dan hoor ik ze graag, het liefst via e-mail op
[email protected] Veel succes! Jeltje Harnmeijer juli 2014
Inhoudsopgave Woordsoorten, taalkundig ontleden ........................................................... 5! 1.! Lidwoord (LW) ............................................................................... 5! 2.! Zelfstandig naamwoord / zelfst.nw (ZNW) ......................................... 6! 3.! Bijvoeglijk naamwoord/bijv.nw (BNW) ............................................... 7! 4.! Werkwoord/werkw. (WW) ................................................................ 9! 5.! Zelfstandig werkwoord/zelfst.ww. (ZWW) ......................................... 10! 6.! Hulpwerkwoord/hulpww. (HWW – eind klas 1 .................................... 11! 7.! Koppelwerkwoord/koppelww. (KWW) – klas 2 ................................... 12! 8.! Wederkerend werkwoord/wederkerend ww. (WWW) ........................... 13! 9.! Gebiedende wijs. ........................................................................... 14! 10.!Bijwoord/bijw. (BW) ...................................................................... 15! 11.!Voornaamwoord/vnw (VNW) ........................................................... 16! 12.!Persoonlijk voornaamwoord/pers.vnw (PERS.VNW) ............................ 17! 13.!Bezittelijk voornaamwoord/bezittelijk vnw. (BEZ.VNW) ....................... 18! 14.!Aanwijzend voornaamwoord/aanw.vnw (AANW.VNW) ......................... 19! 15.!Vragend voornaamwoor/vragend vnw. (VR.VNW) .............................. 20! 16.!Betrekkelijk voornaamwoord/betrek.vnw (BETR.VNW) - klas 2 ............ 21! 17.!Onbepaald voornaamwoord/onbep. vnw. (ONB.VNW.) – klas 2 ............ 22! 18.!Wederkerend voornaamwoord (Wederkerend VNW) – klas 2 ............... 23! 19.!Wederkerig voornaamwoord (Wederkerig VNW) – klas 2 ..................... 24! 20.!Voorzetsel (VZ) ............................................................................. 25! 21.!Voegwoord (VW)/Signaalwoord – klas 1/2 ........................................ 26! 22.!Telwoord (TELW) – klas 2 ............................................................... 27! Namen woordsoorten: Engels, Frans en Duits ........................................... 28! ©
Jeltje Harnmeijer, Praktijk Remedial Teaching in het Gooi
4
Zinsdelen, redekundig ontleden .............................................................. 29! 23.!Wat is een zin? ............................................................................. 29! 24.!Samengestelde zin - klas 3 ............................................................ 29! 25.!Wat is een zinsdeel? ...................................................................... 30! 26.!Persoonsvorm (pv) (congruentie) .................................................... 31! 27.!Gezegde ...................................................................................... 32! 28.!Werkwoordelijk gezegde (WWG) - klas 1 .......................................... 33! 29.!Naamwoordelijk gezegde (NWG) – klas 2 H/V ................................... 34! 30.!Onderwerp (OND) ......................................................................... 36! 31.!Lijdend voorwerp (LV) ................................................................... 37! 32.!Meewerkend voorwerp/meewerkend vw. (MWV)................................ 39! 33.!Voorzetselvoorwerp/voorzetselvw. (VZV) – klas 2 ............................. 41! 34.!Bijwoordelijke bepaling/bijw.bep. (BWB) – klas 2 .............................. 42! 35.!Bijvoeglijke bepaling/bijv.bep. (BVB) – klas 2 ................................... 44! 36.!Bijstelling (BIJST.) – klas 2 ............................................................ 45! 37.!Beknopte bijzin - klas 3 ................................................................. 46! 38.!Samengestelde zin – klas 3 ............................................................ 47! 39.!Nevengeschikte zin - klas 3 ............................................................ 48! 40.!Ondergeschikte zin – klas 3 ............................................................ 49! 41.!Samentrekking – klas 3 ................................................................. 50! 42.!Zinnen in de bedrijvende (actieve) vorm – klas 3 .............................. 51! 43.!Zinnen in de lijdende (passieve) vorm – klas 3: ................................ 51! Namen zinsdelen: Engels, Frans en Duits ................................................. 52! Stappenplan Zinsontleding ..................................................................... 53! Checklist Woordsoorten benoemen ......................................................... 54! Soorten zinnen – klas 3 ......................................................................... 55! Leestekens .......................................................................................... 56! Trefwoorden ........................................................................................ 58!
Grammaticaboekje NL
6
Zelfstandig naamwoord: naam van mens, dier, ding Er kan ‘de’, ‘het’ of ‘een’ voor staan.
2.
Zelfstandig naamwoord / zelfst.nw (ZNW)
Alles wat je om je heen ziet heeft een naam: huis, docent, dolfijn, man, viooltje, Jan, Afrika, Utrecht. Ook dingen die je niet ziet maar bijvoorbeeld voelt, denkt of begrijpt, hebben een naam: idee, gedachte, verdriet, politiek, liefde, kennis. Dit soort namen van dingen, mensen en dieren noemen we in de grammatica zelfstandige naamwoorden. Je kunt er één van de drie lidwoorden, de, het of een (p.5), voor zetten, behalve bij eigennamen als Jaap en Amsterdam. Uitzonderingen: de Provence, de Veluwe, de Maas en bij extra nadruk: Het Amsterdam van Rembrandt. De Jaap van mijn fietsclub.
LET OP:
Ook (eigen)namen zijn zelfstandige naamwoorden Jan, Amsterdam, China
Nederlands zelfstandig naamwoord Grammaticaboekje NL
Engels
Frans
Duits
noun
substantif
Substantiv
31
Persoonsvorm: werkwoord dat bij het onderwerp hoort. De vorm verandert als de tijd of het getal (=enkelvoud of meervoud) verandert.
geef
heb gegeven
gaf
had gegeven
zal geven
zou geven
26. Persoonsvorm (pv) (congruentie) De persoonsvorm is het werkwoord dat bij het onderwerp hoort: is het onderwerp enkelvoud, dan is de persoonsvorm dat ook, is het onderwerp meervoud, dan is de persoonsvorm dat ook. Zijn moeder bakt een cake voor zijn verjaardag. (enkelvoud) Zijn ouders kopen een cadeau voor zijn verjaardag. (meervoud) Dit verschijnsel wordt congruentie genoemd. (Congrueren=overeenkomen, ond. en pv. komen dus overeen in getal.)
Er is maar één persoonsvorm in een enkelvoudige zin. Weet je wat de persoonsvorm is, dan weet je meestal meteen wat het onderwerp is en andersom. Hoe vind je de persoonsvorm? Zoek het werkwoord 1. =het woord dat mee verandert als je de tijd verandert Het sneeuwt nu, het sneeuwde gisteren. 2. =het woord dat mee verandert als je de persoon/het onderwerp verandert van enkelvoud in meervoud of andersom Ik geef, wij geven, ik kijk goed uit (uitkijken). 3. =het woord dat vooraan staat in een vraagzin eerste woord: Vertrekken jullie? of, als er een vraagwoord vooraan staat, tweede woord: Wanneer vertrekken jullie?
Nederlands persoonsvorm
Engels
Frans
Duits
finite form
verbe conjugué
finiten Verbalformen
©
Jeltje Harnmeijer, Praktijk Remedial Teaching in het Gooi
58
Trefwoorden De dikgedrukte paginanummers in de trefwoordenlijst verwijzen naar de pagina waarop het onderwerp besproken wordt. A! Aanhalingsteken ........................................................................................................ 57 AANW.VNW ....................................................................... zie Aanwijzend voornaamwoord Aanwijzend voornaamwoord ........................................................................ 16, 19, 28, 54 Accent ...................................................................................................................... 57 antecedent ................................................................................................................ 21 B! Beknopte bijzin ............................................................................................... 46, 52, 55 Beletselteken ............................................................................................................. 57 BETR.VNW ........................................................................ zie Betrekkelijk voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord ................................................................. 16, 21, 28, 29, 54 BEZ.VNW ............................................................................ zie Bezittelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord ..................................................................................... 18, 54 BIJST. ........................................................................................................ zie Bijstelling Bijstelling ............................................................................................................. 45, 53 Bijv.nw ..................................................................................... zie Bijvoeglijk naamwoord Bijvoeglijk gebruikt tegenwoordig deelwoord.................................................................... 8 Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ........................................................................... 8 Bijvoeglijk naamwoord .............................................................................. 7, 8, 15, 28, 54 Bijvoeglijke bepaling............................................................................. 42, 44, 45, 52, 53 Bijvoeglijke bijzin ............................................................................................ 44, 52, 55 Bijw ............................................................................................................ zie Bijwoord Bijwoord ................................................................................................... 15, 25, 28, 54 Bijwoordelijke bepaling ......................................................................... 42, 43, 51, 52, 53 Bijwoordelijke bijzin .............................................................................................. 43, 52 Bijzin .............................................................................21, 26, 29, 42, 46, 47, 49, 52, 55 Breukgetal ................................................................................................... zie Telwoord BVB ............................................................................................ zie Bijvoeglijke bepaling BW.............................................................................................................. zie Bijwoord BWB ........................................................................................ zie Bijwoordelijke bepaling C! Congruentie .............................................................................................................. 31 D! Dubbele punt ............................................................................................................. 57 E! Eigennaam .................................................................................................................. 6 Enkelvoudige zin .................................................................................. 31, 33, 47, 52, 55 G! Gebiedende wijs ................................................................................................... 14, 36 Gedachtestreepje ....................................................................................................... 57 Gezegde ................................... 9, 10, 11, 12, 15, 29, 32, 33, 34, 36, 37, 39, 41, 42, 51, 52 H! Haakjes .................................................................................................................... 57 Hele werkwoord (infinitief) ................................................................................... 8, 9, 14 Hoofdletter ................................................................................................ zie Leestekens Hoofdtelwoord .............................................................................................. zie Telwoord Hoofdzin ........................................................................21, 26, 29, 46, 47, 48, 49, 52, 55 Hulpwerkwoord ...................................................................................... 9, 10, 11, 12, 54 Hulpww .............................................................................................. zie Hulpwerkwoord Grammaticaboekje NL