Gladheidbestrijdingsplan 2015 - 2020
Grip op Gladheid
Versie: Datum: project: projectnummer:
Definitief 28 april 2015 Gladheidbestrijdingsplan 2015 - 2020 BN140129-4
Opgesteld door:
Beheernet Robin Arians Postbus 70 6641 AB Beuningen 024 - 677 14 01
[email protected] www.beheernet.nl
p: t: e: w:
voor:
P: t: e: w:
2
Gemeente Beuningen De heer Hans van Baaijen Hoofd afdeling Belastingen en Buitenruimte Postbus 14 6640 AA Beuningen 024 - 678 08 69
[email protected] www.beuningen.nl
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Inhoudsopgave 1. Beleid __________________________________________________ 5 1.1 Inleiding _________________________________________________________ 5 1.2 Relevante aspecten en bepalingen ___________________________________ 5 1.2.1 Juridische aspecten __________________________________________ 5 1.2.2 Arbo-aspecten _______________________________________________ 7 1.2.3 Milieuaspecten ______________________________________________ 10 1.2.4 Risicoinventarisatie en evaluatie (RI&E) _________________________ 10 1.2.5 Samenwerking ______________________________________________ 11 1.2.6 Strooimethodiek en signaleringsmethode ________________________ 12 1.2.7 Communicatie gladheidbestrijding _____________________________ 13 1.3 Kaders gladheidbestrijding ________________________________________ 13 1.3.1 Gladheid bestrijden we samen ________________________________ 13 1.3.2 Keuzes gladheidbestrijding ___________________________________ 15 1.3.3 Prioriteiten gladheidbestrijding _______________________________ 23 1.3.4 Kostenraming gladheidbestrijding ______________________________ 25
2. Uitvoering _____________________________________________ 27 2.1 Inleiding ________________________________________________________ 27 2.2 Kerngegevens wegbeheerders ______________________________________ 27 2.2.1 Werkgebied ________________________________________________ 27 2.2.2 Aangrenzende gemeenten ____________________________________ 27 2.3 Werkwijze ______________________________________________________ 28 2.3.1 Gekozen methodiek (preventief/curatief) _______________________ 28 2.3.2 Routes ____________________________________________________ 28 2.3.3 Winkelgebied _______________________________________________ 29 2.3.4 Busroutes/-haltes ___________________________________________ 29 2.3.5 Overzichtskaart _____________________________________________ 29 2.3.6 Strooivloot _________________________________________________ 29 2.3.7 Handmatige gladheidbestrijding _______________________________ 31 2.3.8 Overige extra inspanningen ___________________________________ 32 2.4 Organisatie _____________________________________________________ 33 2.4.1 Verantwoordelijken _________________________________________ 33 2.4.2 Inkoop _____________________________________________________ 35 2.4.3 Werkzaamheden ____________________________________________ 37
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
3
2.4.4 Afstemming andere partijen ___________________________________ 38 2.4.5 Regeling rusturen ____________________________________________ 38 2.4.6 Verzekeringen ______________________________________________ 38 2.5 Communicatie ___________________________________________________ 38 2.5.1 Uitvoerende partijen _________________________________________ 38 2.5.2 Wegbeheerders _____________________________________________ 39 2.5.3 Hulpdiensten _______________________________________________ 39 2.5.4 Informatiecentrum ___________________________________________ 39 2.6 Registratie en evaluatie ___________________________________________ 40 2.6.1 Monitoring __________________________________________________ 40 2.6.2 Registratieformulieren _______________________________________ 40 2.6.3 Evaluatie ___________________________________________________ 41 2.7 Planning ________________________________________________________ 43 Bijlagen ____________________________________________________________ 44 Bijlage 1: Risico-inventarisatie & -evaluatie gladheidbestrijding __________ 45 Bijlage 2: Protocol schaarste dooimiddelen ___________________________ 46 Bijlage 3: Strooischema en routes ___________________________________ 52 Bijlage 4: Route informatie & strooilog invulformulier __________________ 59 Bijlage 5: Interne afspraken taakverdeling ____________________________ 61
4
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
1. Beleid 1.1 INLEIDING De gladheidbestrijding staat in Nederland op een hoog niveau. Door preventieve strooiacties wordt in veel gevallen voorkomen dat het glad wordt en als dat niet mogelijk is, zoals bij hevige sneeuwval, worden door curatieve acties belangrijke wegen snel sneeuwvrij gemaakt. Dankzij een efficiënte organisatie van de gladheidbestrijding, geavanceerde meteorologische modellen, modern materieel en deskundig personeel kunnen weggebruikers ook bij winterse omstandigheden rekenen op redelijk tot goed begaanbare wegen. Dat is van groot maatschappelijk belang. Gladheidbestrijding dient om de verkeersveiligheid te bevorderen, de doorstroming te optimaliseren en de bereikbaarheid op peil te houden. Als doeltreffende maatregelen tegen gladheid achterwege blijven, kan dat grote en ernstige gevolgen hebben. Denk hierbij in de eerste plaats aan doden, gewonden, materiële en immateriële schade als gevolg van ongevallen door gladheid. Daarnaast kunnen de economische en de maatschappelijke schade grote vormen aannemen bij onvoldoende doorstroming van het verkeer en bij een tekortschietende bereikbaarheid van bedrijven en instellingen.
1.2 RELEVANTE ASPECTEN EN BEPALINGEN Gladheidbestrijding wordt uitgevoerd om meerdere redenen. Ook moet er bij de uitvoering invulling gegeven worden richtlijnen die opgenomen zijn in wet- & regelgeving. In dit hoofdstuk leest u welke relevante aspecten en bepalingen van toepassing zijn op de bestrijding van de winterse gladheid op de wegen binnen de gemeente Beuningen. 1.2.1 JURIDISCHE ASPECTEN Regelmatig worden wegbeheerders geconfronteerd met schadeclaims als gevolg van wintergladheid (sneeuw, ijzel en bevroren weggedeelten). Burgers zijn vaak van mening dat de wegbeheerder te allen tijde aansprakelijk is voor de geleden schade, ongeacht de weersomstandigheden. Deze opvatting is niet juist, maar niettemin zijn er omstandigheden waarbij de wegbeheerder wel degelijk aansprakelijk is voor de schade van de weggebruiker. In het huidige rechtssysteem geldt weliswaar het algemene uitgangspunt, wie eist bewijst, maar de bewijslast voor een benadeelde is redelijk licht. Soms houden wegbeheerders daar onvoldoende rekening mee. Het is van groot belang om op eventuele claims te anticiperen. Neemt men een afwachtende houding aan dan loopt men vaak achter de feiten aan. Aansprakelijkheid Wanneer een wegbeheerder aansprakelijk wordt gesteld op basis van een onrechtmatige daad, dan moet de burger het bewijs hiervoor te leveren. Wanneer de wegbeheerder een claim ten gevolge van gladheid wil weerleggen,
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
5
dan dient hij aan te tonen dat hij niet tekort geschoten is in de zorgvuldigheid die hij in het maatschappelijk verkeer ten opzichte van anderen moet nastreven. Kortom de wegbeheerder heeft de plicht aan te tonen dat hij zorgvuldig gehandeld heeft en moet dus voldoen aan de in artikel 6:162 BW opgesloten zorgvuldigheidsnorm. Het komt voor dat een wegbeheerder aansprakelijk gesteld wordt op basis van artikel 6:174 BW (Aansprakelijkheid voor personen en zaken). Dit is bij wintergladheid niet terecht, aangezien wintergladheid geen gebrek van de verharding zelf is. De weggebruiker mag in redelijkheid van de wegbeheerder niet verwachten dat de weg over zijn gehele oppervlakte ten alle tijden aan alle eisen van stroefheid voldoet. Er geldt voor de wegbeheerder een inspanningsverplichting en geen garantieplicht. Om aan te tonen dat een wegbeheerder zorgvuldig heeft gehandeld kan hij de volgende zorgvuldigheidsrichtlijnen betrachten: Het opstellen van een gladheidbestrijdingsplan waarin is aangegeven binnen welke tijd men de wegen strooit en volgens welk strooischema. Dit plan dient te zijn goedgekeurd door de gemeenteraad. De in het strooischema vastgelegde routes dienen voldoende uiting te geven aan de prioriteit van de wegen. Locaties die bij gladheid een bijzonder gevaar kunnen opleveren, zoals bruggen en opritten, dienen bij voorrang te worden gestrooid. De wegbeheerder dient de burgers jaarlijks te informeren over dit plan. Op deze wijze weet de burger wat hij/zij van de overheid kan verwachten. Indien zich gladheid voordoet kan de wegbeheerder aan de hand van een inzetplanning aantonen dat hij tijdig en naar vermogen heeft gestrooid en dat hij dus zorgvuldig heeft gehandeld. De door de wegbeheerder genomen beslissingen en adviezen dienen te worden vastgelegd in een logboek. Informatie uit hulpmiddelen, zoals een gladheidsmeldsysteem, helpen bij het aantonen van het juiste handelen van de wegbeheerder. Schuld weggebruiker Wanneer een wegbeheerder aansprakelijk wordt gesteld voor schade, dan is deze vaak niet alleen veroorzaakt door een handelen of nalaten in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid door de wegbeheerder, maar mede te wijten aan het handelen van de weggebruiker zelf. Niet zelden ontstaan ongelukken omdat weggebruikers zich, mede gelet op de omstandigheden, niet aan een veilige snelheid houden of onoplettend rijden, dan wel waarschuwingen via de media geheel of gedeeltelijk negeren (een veilige snelheid is niet persé dezelfde als de maximumsnelheid). Eigen schuld leidt tot een verminderde aansprakelijkheid van de wegbeheerder en kan er zelfs toe leiden dat er in het geheel geen aansprakelijkheid bestaat. Deze regel is neergelegd in artikel 6:101 BW. Uit de rechtspraak is het volgende gebleken: Een weggebruiker mag onder bepaalde omstandigheden, gezien de beperkingen van de bij gladheidbestrijding toegepaste middelen, in 6
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
redelijkheid niet verwachten dat het wegdek over zijn gehele oppervlakte volmaakt stroef is. Hij had onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid rekening moeten houden met eventueel aanwezige gladde plekken op het wegdek. Een weggebruiker die vanwege de weersgesteldheid rekening houdt met een kans op gladheid en die in verband daarmee een gematigde snelheid aanhoudt en speurt naar tekenen van werkelijke gladheid, kan in principe geen eigen schuld verweten worden, tenzij hij/zij nog meer had moeten anticiperen op de gladheid dan hij/zij heeft gedaan. Een weggebruiker kan in de regel geen rekening houden met plotseling optredende gladheid. Conclusie Wanneer de wegbeheerder aansprakelijk wordt gesteld voor schade ten gevolge van gladheid op de weg (sneeuw, ijzel, modder of olie) is artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) van toepassing. Een wegbeheerder pleegt een onrechtmatige daad, indien hij tekort is geschoten in de zorgvuldigheid die hij in het maatschappelijk verkeer in acht moet nemen. De wegbeheerder heeft niet de plicht een volmaakte veiligheid te bewerkstelligen. Er geldt voor de wegbeheerder een inspanningsverplichting en geen garantieplicht. Hij dient alle mogelijke inspanningen te verrichten om eventuele schade te beperken. Daarnaast zal moeten worden bekeken of de weggebruiker zijn rijgedrag heeft aangepast aan de omstandigheden. Er kan immers sprake zijn van eigen schuld van de weggebruiker. 1.2.2 ARBO-ASPECTEN De bestuurders van strooiwagens vallen niet onder het per 1 december 1998 ingevoerde Arbeidstijdenbesluit vervoer. Dit omdat de werkzaamheden (de gladheid bestrijden met behulp van zoutstrooiwagens) niet onder de normen van dit besluit zijn te brengen. De gladheidbestrijding valt wel onder de normen van de Arbeidstijdenwet en het (algemene) Arbeidstijdenbesluit. De reden hiervan is dat voertuigen die worden ingezet voor gladheidbestrijding te beschouwen zijn als voertuigen die worden ingezet bij (ter voorkoming van) noodsituaties; zie ook verordening (EEG) 3820/85, artikel 4, lid 7. De gemeentelijke werkgever kan medewerkers verplichten om zich buiten de normale werktijden beschikbaar te houden voor arbeid. De medewerker werkt dan alleen als de werkgever hem oproept voor onvoorziene werkzaamheden. Bij de gladheidsbestrijding komt dit veel voor: medewerkers zijn in de wintermaanden buiten werktijd beschikbaar om als het nodig is te komen werken. De CAR-UWO gebruikt het begrip beschikbaarheidsdienst, de Arbeidstijdenwet gebruikt het begrip consignatie. Beschikbaarheidsdienst en consignatie betekenen hetzelfde. Kenmerk van consignatie is dat de medewerker verplicht is om aan een oproep gehoor te geven. Als een medewerker alleen bereikbaar is en niet verplicht is om na een oproep te komen werken, noemen we dit een bereikbaarheidsdienst. De Arbeidstijdenwet en de CAR-UWO kennen geen aparte regels voor bereikbaarheidsdiensten.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
7
Bij consignatie moet men rekening houden met regels voor de arbeids- en rusttijden. Regels voor de arbeids- en rusttijden De gemeentelijke werkgever kan medewerkers consigneren op grond van de CARUWO, artikel 15:1:10 tweede lid onder c. Elke medewerker die regelmatig consignatie heeft, moet daarvoor een schriftelijke aanwijzing krijgen. Bij de gladheidsbestrijding ligt de grondslag voor deze aanwijzing doorgaans in een werktijdenregeling. De regels voor consignatie en voor werk tijdens consignatie staan in de Arbeidstijdenwet en in de CAR-UWO. Bij de regels voor arbeidstijden geldt altijd: de bepaling die de meeste bescherming aan de medewerker biedt, heeft voorrang. Bij consignatie is dat soms de ATW en soms de CAR-UWO. Hoeveelheid consignatiediensten Het maximale aantal consignatiediensten staat in de Arbeidstijdenwet — de CARUWO heeft hiervoor geen regels. In elke periode van 28 dagen moet de medewerker 14 dagen vrij van consignatie zijn, en moet de medewerker één periode van twee aaneengesloten dagen vrij van consignatie én werk zijn. De Arbeidstijdenwet bepaalt niet wanneer de medewerker vrij van consignatie moet zijn, dus er zijn verschillende varianten mogelijk: één dag met en één dag zonder consignatie, twee dagen met en twee dagen zonder consignatie, één week met en één week zonder consignatie, enzovoort. De regels voor de hoeveelheid consignatiediensten staat in de Arbeidstijdenwet artikel 5:9 lid 2. Maximale arbeidstijd Voor de Arbeidstijdenwet en de CAR-UWO is consignatie geen arbeidstijd. Dus als een medewerker naast zijn gewone dienst consignatie heeft, dan telt die consignatie niet mee voor de berekening van de maximale arbeidstijd. Als de medewerker tijdens consignatie een oproep krijgt en moet werken, geldt dit wel als arbeidstijd. Voor de maximale arbeidstijd zijn zowel de CAR-UWO als de Arbeidstijdenwet van belang. De CAR-UWO bepaalt de maximale geplande arbeidstijd en de Arbeidstijdenwet bepaalt de maximale arbeidstijd inclusief overwerk. We behandelen hieronder eerst de regels uit de CAR-UWO en daarna de regels uit de Arbeidstijdenwet. De CAR-UWO geeft grenzen aan de maximale arbeidstijd maar die grenzen gelden alleen voor de geplande werkzaamheden, ofwel het werk volgens rooster of de van te voren afgesproken arbeidstijd. In de CAR-UWO heet dit de feitelijke arbeidsduur. De maximale feitelijke arbeidsduur is: · per dag 11 uur · per week 50 uur Als de medewerker op een dag of in een week meer dan de feitelijke arbeidsduur werkt, dan is dat overwerk. De CAR-UWO kent geen grenzen aan overwerk, maar
8
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
ook bij overwerk moet men altijd binnen de grenzen van de Arbeidstijdenwet blijven. De Arbeidstijdenwet geeft de absolute maximale arbeidstijd: de medewerker mag nooit meer dan deze maximale arbeidstijd werken, ongeacht of er sprake is van werk of overwerk. De Arbeidstijdenwet kent namelijk geen onderscheid tussen werk en overwerk. De regels voor de maximale arbeidstijd staan in de Arbeidstijdenwet artikel 5:7. Uitzonderingen speciaal voor medewerkers met consignatie staan in de Arbeidstijdenwet artikel 5:9. De maximale arbeidstijd voor medewerkers met consignatie is: Periode Per dag
Maximum 13 uur
Per week Gemiddeld per week in elke periode van vier weken Gemiddeld per week in elke periode van zestien weken
60 uur 55 uur
48 uur
NB Dit maximum geldt alleen op dagen dat er consignatie is. Anders geldt het normale maximum van 12 uur per dag. Arbeidstijdenwet artikel 5:9 lid 4 Bij collectieve regeling (CAO of een overeenkomst met de ondernemingsraad) kan dit worden opgerekt naar maximaal 60 uur. Arbeidstijdenwet artikel 5:7 lid 4 Voor medewerkers die in een periode van vier weken 16 keer ’s nachts (tussen 00:00 en 06:00 uur) consignatie hebben, gelden strengere regels: Een maximum van 40 uur per week, of: Een maximum van 45 uur per week, als de medewerker na de consignatie of na de dienst die op de consignatie volgt, 8 uur onafgebroken rust heeft. Arbeidstijdenwet artikel 5:9 lid 5 en 6
Deze regels zijn van toepassing op de geplande werkzaamheden en het werk bij oproepen tijdens consignatie. Bij oproepen tijdens consignatie begint de arbeidstijd op het moment van de oproep en eindigt hij als het werk af is. Als er tussen twee afzonderlijke oproepen minder dan een half uur zit, telt ook deze tijd mee als arbeidstijd. Zie hierover Arbeidstijdenwet artikel 5:9 lid 7. Minimale rust De Arbeidstijdenwet kent regels voor de minimale rusttijd per dag en per week. Consignatie geldt niet als een onderbreking van die rust. Ook een oproep tijdens consignatie geldt niet als een onderbreking van de dagelijkse en wekelijkse rusttijd. Dat betekent dat een medewerker na een consignatiedienst meteen weer een gewone dienst kan draaien, ongeacht of hij tijdens de consignatie een oproep heeft gehad. Bij een oproep tijdens consignatie geldt niet de verplichting om een pauze te houden. Zie hierover Arbeidstijdenwet artikel 5:9 lid 8
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
9
Bron: Handreiking consignatiediensten voor gladheidsbestrijding uitgebracht door VNG Overige bepalingen De chauffeur van een strooi(vracht)wagen met een massa van meer dan 7.500 kg hoeft naast zijn ‘groot’ rijbewijs niet in het bezit te zijn van een chauffeursdiploma. De tachograaf valt onder het Arbeidstijdenbesluit vervoer en is dus bij gladheidbestrijding niet verplicht. De registratie van werk- en rusttijden is voldoende. Wijziging regelgeving Zowel de Nederlandse wet- & regelgeving als de eerder beschreven bepalingen, zijn aan verandering onderhevig. Bij het optreden van een wijziging is het van belang dat de uitvoering van de gladheidbestrijding aangepast wordt op deze wijziging. Indien nodig zal het gevolg van een dergelijke wijziging, met een passend advies, voorgelegd worden aan het College van B&W. Op deze wijze wordt geborgd dat de maatregelen om winterse gladheid te bestrijden aan blijven sluiten op vigerende wet- & regelgeving. 1.2.3 MILIEUASPECTEN Bij de bestrijding van gladheid wordt gebruikgemaakt van dooimiddelen die een schadelijke invloed hebben op het leefmilieu. Een deel van het gebruikte dooimiddel komt direct door verwaaiing in de berm terecht. Indirect komt het middel, na afspoeling vanaf het wegdek, terecht in het oppervlakte- of grondwater. Bomen en struiken kunnen worden aangetast door een te grote blootstelling aan dooimiddelen. De meest voor de hand liggende maatregel om milieuschade te beperken, is ervoor zorgen dat er zo min mogelijk dooimiddel in het milieu komt. De te kiezen strooimethodiek dient daartoe te voorzien in beperkt en gericht strooien met minimale doseringen. In dit plan wordt hier verder uitwerking aan gegeven. 1.2.4 RISICOINVENTARISATIE EN EVALUATIE (RI&E) De veiligheidsaspecten bij gladheidbestrijding hebben betrekking op het gebruik van materiaal en materieel en op de uitvoering. In principe draagt de uitvoerder van de werkzaamheden de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het personeel tijdens de uitvoering. De belangrijkste risicofactoren hebben betrekking op: het omgaan met dooimiddelen; het bedienen van, en werken met, gladheidbestrijdingsmaterieel; onveilige situaties tijdens het strooien (gladheid tijdens strooien en woonwerkverkeer). Ten behoeve van de veiligheid dient het gladheidbestrijdingsmaterieel conform de Arbowetgeving te zijn voorzien van een CE-markering en een bijbehorende EG-verklaring.
10
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Voor de werkzaamheden binnen de gladheidbestrijding is een aanvullende RI&E opgemaakt door de specifieke risico's binnen deze dienstverlening. Deze treft u aan als Bijlage 1: Risico-inventarisatie & -evaluatie gladheidbestrijding. 1.2.5 SAMENWERKING Als de wegbeheerders bij het bestrijden van wintergladheid samenwerken, komt dit in de eerste plaats de veiligheid van de weggebruiker ten goede. Ook de doorstroming en bereikbaarheid zijn gebaat bij een goede samenwerking. Daarnaast kan, als gevolg van de schaalvergroting, de beschikbare capaciteit beter worden afgestemd op het totale wegennet. Hierdoor kunnen mensen en middelen optimaal worden ingezet en neemt de efficiëntie van de samenwerkende organisaties toe. Het is belangrijk dat voor de start van een samenwerkingstraject de randvoorwaarden en uitgangspunten van alle partners worden getoetst. Hierdoor wordt duidelijk wat partijen verwachten van de samenwerking. Wegbeheerders, ongeacht de samenwerkingsvorm die wordt gekozen, blijven de inspanningsverplichting (zie § 1.2.1 Juridische aspecten) voor hun eigen wegennet behouden. Bij de gladheidbestrijding kan op diverse onderdelen en in diverse vormen worden samengewerkt. De zes onderdelen die over het algemeen hierin worden onderscheiden zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
de coördinatie van de gladheidbestrijding; het gebruik van het gladheidmeldsysteem; het gebruik van een of meer steunpunten en/of zoutloodsen; het gebruik van materieel; de inkoop van dooimiddel; de uitvoering van strooiacties.
Voor sommige activiteiten is samenwerking sneller en gemakkelijker te realiseren dan voor andere. De volgende onderdelen zijn inmiddels opgepakt: uitwisseling van informatie en afstemming van strooiroutes; het uitwisselen van meteogegevens en informatie van het gladheidmeldsysteem. Het optreden van gladheid wordt door vele factoren bepaald. De weersomstandigheden, grondslag, begroeiing, wegdeksoort en wegconstructie zijn slechts enkele zaken die van invloed zijn op het moment dat gladheid optreedt en de mate waarin. Om goed in te kunnen spelen op de weersverwachtingen in relatie tot deze factoren, is een gedegen lokale kennis van groot belang. Het borgen van de kwaliteit van de dienstverlening en het zoveel mogelijk voorkomen van onnodige strooiacties, zijn bepalende argumenten om deze coördinerende taak zelf binnen de gladheidbestrijding uit te voeren.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
11
De samenwerking bij de inkoop van dooimiddelen is door de gemeente tot op heden bewust afgehouden. Reden hiervan is gelegen in het zeer geringe voordeel in de prijs per eenheid tegenover een aanzienlijke inzet bij de voorbereiding om te komen tot een gezamenlijk inkoop. Kortom: de kosten van gezamenlijke inkoop van dooimiddelen wegen niet op tegen de baten. Samenwerking op andere onderdelen vergt meer voorbereiding en heeft (aanzienlijk) veel impact op de beheerorganisaties. Als er bijvoorbeeld wordt gestreefd naar een gezamenlijke uitvoering van de gladheidbestrijding, is hiervoor een veranderproces nodig waarbij werkprocessen worden afgestemd en waaraan organisatorische consequenties verbonden zijn. Een zorgvuldige voorbereiding en inbedding zijn hierbij essentieel. De mogelijkheden en haalbaarheid van dergelijke samenwerkingsverbanden zijn bij de opmaak van dit plan niet nader onderzocht. 1.2.6 STROOIMETHODIEK EN SIGNALERINGSMETHODE Wintergladheid kan op twee verschillende manieren worden bestreden, te weten preventief of curatief. Bij preventief strooien wordt dooimiddel aangebracht voordat het wegdek glad wordt. Bij curatief strooien is er sprake van bestrijding van gladheid die reeds aanwezig is. Zoals bekend kan wintergladheid ontstaan door bevriezing van een natte weg, condensatie of neerslag in de vorm van sneeuw, hagel of ijzel. Preventief strooien Bij preventief strooien, dus strooien voordat het glad is, kan er sprake zijn van zowel een droge of natte weg. Op een droge weg heeft preventief natzoutstrooien een groot voordeel, het zout kleeft aan de weg. Bij preventief droogzoutstrooien bestaat het risico dat door wind en/of verkeer het zout (deels) van de weg verdwijnt. Een hogere dosering zou hiervoor een oplossing kunnen zijn, maar dit is uit oogpunt van milieu en efficiency ongewenst. Op een natte weg is het voordeel van natzoutstrooien minder expliciet. Nu speelt alleen de verwaaiing en dus ook de snelheid van de strooier een belangrijker rol. Bij een lage rijsnelheid, bijvoorbeeld in woonwijken, is het voordeel van natzoutstrooien minder. Curatief strooien Curatief strooien vindt plaats terwijl het wegdek reeds glad is. Een curatieve strooiactie op sneeuw kan zowel volgens de droogzout- als de natzoutmethode gebeuren. Op ijzel of aangereden sneeuw is de verdeling van het zout bij droog strooien minder goed, omdat het zout weg kan rollen/stuiteren. Bij curatief strooien speelt het probleem van verwaaiing ook, maar minder vanwege de lagere rijsnelheid van de strooiers en auto’s. Signalering Binnen de gemeente wordt preventief gestrooid, hierdoor is het noodzakelijk tijdig geïnformeerd te worden over (mogelijk) naderende gladheid. Pas dan kan de techniek van natzoutstrooien optimaal worden ingezet. Dit betekent wel dat de informatievoorziening betrouwbaar en tijdig moet zijn. Om dit te kunnen bewerkstelligen is in het verleden geïnvesteerd in de organisatie van een
12
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
adequate en nauwkeurige signaleringssysteem. Er is een gladheidmeldsysteem aanwezig op de Betenlaan in Winssen. Voor deze locatie is gekozen omdat door infraroodmetingen is vastgesteld dat daar zich het koudste wegdek bevindt binnen de gemeentegrenzen. Medewerkers zijn opgeleid om deze verzamelde data op juiste wijze te kunnen interpreteren en er is een contract afgesloten met een weerbureau voor bewaking. Foto 1 Meldsysteem Betenlaan Winssen
1.2.7 COMMUNICATIE GLADHEIDBESTRIJDING Meerdere uitgangspunten worden gehanteerd bij de berichtgeving rondom de gladheidbestrijding. Proactieve communicatie Door zelf actief te communiceren in plaats van alleen te reageren op klachten of meldingen, neemt het aantal meldingen en klachten over het algemeen af. Met name in deze tijd waarin snelle social media een grote rol spelen is het belangrijk snel en actief te zijn in de communicatie. Heldere communicatie Door helder te verwoorden wat weggebruikers kunnen verwachten van de wegbeheerder en vooral ook wat niet, ontstaan er geen verkeerde verwachtingen. Daarbij is het ook goed om te wijzen op de gedeelde verantwoordelijkheid: het schoon en begaanbaar houden van alle wegen en paden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van wegbeheerders, inwoners, bedrijven, scholen en instellingen. Eenduidige boodschap De weggebruiker kan op verschillende manieren informatie verkrijgen over gladheidbestrijding in zijn of haar buurt. Bijvoorbeeld via een artikel in de krant of lokale omroep, via social media, via telefonisch contact met de gemeente, provincie of RWS. Een eenduidige boodschap draagt er aan bij dat er minder vragen en klachten binnen komen over gladheidbestrijding.
1.3 KADERS GLADHEIDBESTRIJDING Om tot een goede bestrijding van winterse gladheid te komen, zijn kaderstellende afspraken noodzakelijk. In dit hoofdstuk worden deze kaders nader toegelicht. 1.3.1 GLADHEID BESTRIJDEN WE SAMEN De overheid wil niet meer de alles bepalende overheid zijn. Ook de gemeente Beuningen heeft hierop haar visie afgestemd. De slogan 'Beuningen maken we samen' geeft in 4 vier kernwoorden haar visie weer. De organisatie zal zich de komende periode steeds meer vormen naar een netwerkorganisatie die initiatieven stimuleert en mensen verbindt. Hiermee wil zij optimaal gebruik maken van de kracht die in de samenleving van nature aanwezig is. Dit geldt ook voor de bestrijding van de winterse gladheid.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
13
1.3.1.1 Burgers Inwoners van de gemeente Beuningen kunnen zelf veel betekenen bij de bestrijding van de gladheid op onder andere trottoirs en paden in de eigen woonomgeving. Hoewel het niet meer als verplichting is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), kunnen inwoners wel aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheid als mens. Deze vanzelfsprekendheid moet gestimuleerd worden zodat iedereen zijn eigen trottoir voor de woning en die van de oudere of mindervalide buurtbewoners, schoon en begaanbaar houdt. Met communicatie kan hierop gestuurd worden. Deze verbetering in houding van de burger is een kwestie van lange adem. Gedragsbeïnvloeding vraagt immers tijd. Dit onderwerp krijgt dan ook structureel aandacht in uitingen over gladheidbestrijding door de gemeente Beuningen richting haar inwoners. Burgers krijgen geen rol toebedeeld in het bestrijden van de gladheid voor het deel waarmee de wegbeheerder invulling geeft aan de inspanningsverplichting (zie § 1.2.1 Juridische aspecten). Deze taken dienen op professionele wijze en met een grote mate van zekerheid uitgevoerd te worden om onnodige aansprakelijkheidsstellingen van weggebruikers te voorkomen en invulling te geven aan de uitgangspunten in dit plan. Burgers kunnen in het kader van 'Samen in de Buurt' initiatieven aandragen bij de gemeente. De ambtelijke organisatie pakt deze initiatieven op om samen te komen tot een goede invulling. Deze invulling van gladheidbestrijding dient aanvullend te zijn op de uitgangspunten van de bestrijding zoals in dit plan beschreven is en kan nimmer daarvoor in de plaats komen. 1.3.1.2 Ondernemers Gelijk aan de burgers kunnen ook ondernemers aangespoord worden om invulling te geven aan goed 'huisvaderschap'. Om er voor te zorgen dat klanten op veilige wijze toegang behouden tot de locatie van de ondernemer, ligt er een verantwoordelijkheid bij de ondernemer om dit te realiseren. Deze bijdrage wordt niet alleen in en rondom winkelcentra verwacht, maar ook bij huisartsen, scholen, bedrijventerreinen, medische en overige voorzieningen. Buitengebied In de regio zijn afgelopen winterseizoenen pilots gehouden met het inzetten van agrariërs bij het bestrijden van de gladheid op wegen in het buitengebied. Deze inzet werd tegen een vergoeding uitgevoerd en bestond uit het verwijderen van sneeuw met behulp van een schuif. Deze inzet is een aanvulling die de bestrijding kan ondersteunen bij aanhoudende stevige sneeuwval, maar voorziet niet geheel in de inzet die nodig is om te voldoen aan de inspanningsverplichting zoals beschreven in § 1.2.1 Juridische aspecten. Het blijft noodzakelijk om na deze ondersteunende actie minimaal met een strooier, gevuld met dooimiddel, de wegen te behandelen om gladheid tegen te gaan. Het schuiven van sneeuw is alleen niet voldoende. In bepaalde omstandigheden kan het zelfs bijdragen tot een toename van de gladheid. Met deze wetenschap is deze vorm van ondersteunende gladheidbestrijding in het buitengebied niet verder uitgewerkt. Een ondersteunende maatregel tegen 14
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
betaling waarvan de zekerheid van uitvoering niet kan worden afgedwongen, past niet binnen een bestrijding van gladheid waarbij de zekerheid van de dienstverlening voorop staat. Daarnaast doet het afbreuk aan de inzet van ondernemers die invulling geven aan het goed 'huisvaderschap'. Zij leveren immers een aanvullende inzet waarbij gladheid volledig wordt bestreden zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Wanneer aanhoudende sneeuwval zorgt voor noodzakelijke ondersteuning bij het schuiven van sneeuw op de routes, zal een beroep gedaan worden op de lokale ondernemers die reeds een rol hebben bij de inzet van de gladheidbestrijding in de gemeente. Wanneer agrariërs op vrijwillige basis een bijdrage willen leveren in het bestrijden van de winterse neerslag, dan wordt deze aanvraag opgenomen als een initiatief binnen 'Samen in de buurt'. Met deze aanpak krijgt deze welwillende ondernemer de mogelijkheid om zijn steentje bij te dragen zonder dat dit afbreuk doet aan de inspanningsverplichting van de wegbeheerder. 1.3.1.3 Vrijwilligers Inwoners die op basis van vrijwilligheid bij willen dragen aan aanvullende gladheidbestrijding in de gemeente, worden vanuit het initiatief via 'Samen in de buurt' door de gemeentelijke organisatie begeleidt. De gemeentelijke buitendienst kan hen hierbij faciliteren en waarnodig ondersteunen op werkdagen tijdens kantooruren, door het inzetten van medewerkers van de buurt- en/of serviceploeg (zie § 2.3.7.2 Buurt-/serviceploeg). 1.3.2 KEUZES GLADHEIDBESTRIJDING Juiste inzet van materieel, personeel en dooimiddelen zijn kritieke succesfactoren om de winterse gladheid op de Beuningse wegen het hoofd te bieden. Daarnaast is de wijze van communiceren van groot belang voor alle betrokkenen. 1.3.2.1 Afwegingen materieel Ofschoon aan het basisprincipe van de strooimachine de laatste jaren niets veranderd is (trechter, doseersysteem en strooischotel), zijn er veel ontwikkelingen. Zo is het mogelijk droog of nat te strooien en zijn er diverse soorten strooimiddelen op de markt. Automatisering Moderne elektronica maakt het mogelijk de hoeveelheid strooimiddel te laten afhangen van de wegbreedte en de rijsnelheid. De juiste dosering is daarbij niet alleen van groot belang voor het milieu, maar uiteraard ook voor de veiligheid van de weggebruiker en de kosten. Strooimethoden Er zijn twee strooimethoden: ‘droogzoutstrooien’ en ‘natzoutstrooien’. Globaal genomen wordt droog zout gestrooid bij curatieve gladheidbestrijding. Natzoutstrooien wordt doorgaans toegepast als preventie het doel is. De maximale strooisnelheden zijn – in verband met verwaaiing – 40 km/h (droog) en 70 km/h (nat).
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
15
Droogzoutstrooien Droogzoutstrooien betekent: het strooien van zout waaraan geen toevoegingen zijn gedaan. Voor deze methode wordt een standaard strooimachine ingezet. Natzoutstrooien Natzoutstrooien betekent: het strooien van zout waaraan een vloeistof is toegevoegd (meestal een zoutoplossing). Voor deze methode wordt de strooimachine uitgerust met vloeistoftank, pomp, sproeibuis, leidingen en besturingsapparatuur. De tank wordt gevuld met een zoutoplossing (bijvoorbeeld calciumchloride of natriumchloride). De mengverhouding – 2,5 deel zout op 1 deel vloeistof – dient automatisch constant gehouden te worden. Ook wordt het toerental van de strooiplaat automatisch gereduceerd, zodat de strooibreedte constant blijft. Zou het toerental gelijk blijven, dan zou het vochtige zout – dat meer massa heeft – verder worden weggeslingerd, in de berm bijvoorbeeld. Voor een optimaal resultaat is het van groot belang dat er een homogeen mengsel ontstaat. Voordelen Natzoutstrooien heeft een aantal duidelijke voordelen. In zijn algemeenheid zijn dat een betere beheersing van het strooipatroon én zoutbesparing. Wat dat laatste betreft: in vergelijking met droogzoutstrooien kan met natzoutstrooien worden volstaan met 25% minder zout (bij juiste korrelgrootte en correcte afstelling van de machine). De voordelen van natzoutstrooien op een rij:
geen verwaaiing van het zout bij hogere snelheden; strooipatroon is minder zijwind-gevoelig; grotere strooibreedtes zijn mogelijk; exacter strooipatroon (minder zout in de berm); zout blijft langer effectief (kleeft aan wegdek); grotere actieradius; snellere werking (‘nat-zout’ zet het dooiproces direct in gang); minder zout, beter resultaat.
Fietspaden Zodra er op fietsverbindingen sneeuw van enige betekenis ligt, is het gewenst dat deze wordt verwijderd. In de praktijk komen hiervoor twee technieken in aanmerking. Het borstelen van sneeuw is in het algemeen erg geschikt voor de gladheidsbestrijding op zelfstandige fietspaden. Als de actie tijdig wordt uitgevoerd, kan vrijwel alle sneeuw in een werkgang worden verwijderd. Er zijn wel grenzen aan de dikte van de sneeuwlaag die door borstelen kan worden verwijderd. Deze worden voor een deel bepaald door de beschikbare apparatuur. Bij grotere hoeveelheden sneeuw is schuiven meestal de enige manier om het grootste deel van de sneeuw weg te krijgen. Als fietsverbindingen deel uitmaken van een rijbaan voor het autoverkeer, wordt het rijbaan- gedeelte bestemd voor de fietsers ‘meegenomen’ door de brede sneeuwschuif voor het autoverkeer. Voor fietspaden wordt een smaller voertuig en sneeuwschuif ingezet.
16
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Bij zowel sneeuwborstelen als sneeuwschuiven is de afvoer van de sneeuw een belangrijk aandachtspunt. Er moet worden voorkomen dat fietsers of ander verkeer hinder ondervinden van de verplaatste sneeuw. Met sneeuwborstelen worden op fietspaden zeer goede resultaten bereikt. Droge sneeuw wordt vrijwel volledig verwijderd, maar ook natte sneeuw verdwijnt voor het overgrote deel onder de sneeuwborstel. Hoewel de techniek van het sneeuwborstelen zich bijzonder goed leent voor de gladheidsbestrijding op fietsverbindingen, kan de werksnelheid als een beperkende factor worden aangemerkt. Sneeuwborstelen gaat namelijk beduidend langzamer dan ploegen. Afhankelijk van met name de dikte van het sneeuwpakket varieert de werksnelheid van circa 15 tot 8 km/h. Met deze lagere werksnelheid moet rekening worden gehouden bij het indelen van de ‘borstelroutes’, het opstellen van de werkschema’s en het inzetten van personeel (arbeidstijden). Technisch is het mogelijk om sneeuw weg te borstelen tot een laagdikte van circa 20 cm. De tractie en de verdere apparatuur moeten dan wel aan hoge eisen voldoen. In de praktijk gaat we ervan uit dat er, afhankelijk van het vermogen van de beschikbare apparatuur en dergelijke, kan worden geborsteld tot een sneeuwdikte van 5 à 10 cm. Naarmate de sneeuwlaag dikker wordt, neemt de werksnelheid sterk af. De sneeuwborstel verwijdert (‘slingert’) niet alleen sneeuw van het wegdek, maar ook al het andere materiaal dat zich daar bevindt. Denk hierbij aan zand, steentjes en diverse vormen van straatvuil. Dit kan schade toebrengen aan bijvoorbeeld ramen en gevels en aan geparkeerde auto’s. Daarom is het zaak om waar nodig het toerental en/of de afvoerrichting aan te passen of andere voorzorgsmaatregelen te treffen. Een voordeel van sneeuwschuiven is dat met een vrij hoge werksnelheid het grootste deel van de sneeuw op fietsverbindingen kan worden verwijderd. Er kan een zekere hoeveelheid sneeuw achterblijven, omdat de sneeuwschuif niet alle hoogteverschillen en oneffenheden in het wegdek kan volgen. Dit verschijnsel speelt met name bij elementen verhardingen (tegelfietspaden). Voor het schuiven van fietsverbindingen zijn speciale, smalle ploegen beschikbaar. Schuiven met relatief zachte kunststofstroken aan de onderzijde krijgen meer sneeuw weg dan de hardere varianten, maar ze slijten sneller. De fietspaden welke zijn opgenomen in de route (zie § 2.3.2 Routes) bestaan voornamelijk uit asfalt- en betonverhardingen. De aanwezige elementverhardingen zijn relatief vlak. Om deze reden is voor het schuiven van sneeuw op de Beuningse fietspaden gekozen om te werken met een sneeuwschuif welke is aangepast aan de breedte van de fietspaden. Beuningse vloot Medio 2009 is de Beuningse strooivloot geheel vervangen door strooiers die zowel droogzout als natzout kunnen strooien. Ook zijn de sneeuwschuiven vervangen. Ondanks stevige inzet in eerdere winters, verkeert de vloot in technisch goede staat. Iedere strooier is uitgerust met besturingsapparatuur. Met deze apparatuur strooien de strooiers vooraf ingestelde hoeveelheden en breedtes op de in geprogrammeerde routes. Dit zorgt voor een zeer verantwoord gebruik van het (nat)zout. GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
17
In de periode 2015-2020 zijn op voorhand geen vervangingsinvesteringen te verwachten. Afschrijvingstermijnen staan op 12 jaar. Wel is de discussie gaande om deze vervangstermijn aan te passen op de vervangingstermijn van de voertuigen waar de strooiers op geplaatst worden. Dit heeft als grote voordeel dat de techniek die afgestemd moet worden tussen opbouw en voertuig het meest optimaal is. Dit kan tot gevolg hebben dat de betreffende voertuigen later vervangen worden. Het financiële voordeel dat hierdoor ontstaat zou het tekort bij het vervroegen van vervangingen van de strooiers op moeten vangen. De verwachting is dat in de periode van 2015- 2020 met de huidige strooivloot de gladheidbestrijding uitgevoerd kan worden. Het materieel van de strooivloot is aangepast op deze zware taak en is ontwikkeld om zo lang mogelijk weerstand te bieden tegen corrosie1 door het zout. Ondanks een goed onderhoudsregime moet er rekening worden gehouden met stijgende onderhoudskosten in de loop der jaren door dit effect van het zout op het materieel. 1.3.2.2 Afwegingen personeel De gladheidbestrijding wordt grotendeels uitgevoerd door eigen medewerkers van de buitendienst. Momenteel wordt alleen een smalle trekker met chauffeur ingehuurd bij een lokale ondernemer die met de strooier voor de fietspaden op pad gaat. Deze keuze is gemaakt omdat het voor de gemeente geen gangbaar materieel betreft dat ingezet wordt op de fietpaden. De overige voertuigen worden het hele jaar ingezet bij werkzaamheden van de buitendienst. Inzet Om goede invulling te geven aan een volledige strooiactie, zijn er 4 medewerkers van de buitendienst inzetbaar (waaronder de reguliere geconsigneerde) en 1 medewerker van een lokale ondernemer. Totaal zijn er binnen de gemeentelijke organisatie 8 medewerkers opgeleid en beschikbaar voor deze taak. Dit zorgt per medewerker voor een mogelijke maximale consignatie van 7 dagen per 2 weken bij aanhoudende gladheid. Hiermee wordt invulling gegeven aan een voorwaarde uit de Arbeidstijdenwet (zie § 1.2.2 Arbo-aspecten). Rooster Jaarlijks wordt het consignatierooster voor de winterperiode vormgegeven door een medewerker van de buitendienst. Dit rooster is kalenderjaaroverschrijdend en beslaat de weken 42 tot en met 52 van het eerste jaar en de weken 01 tot en met 15 van het tweede jaar. In deze periode wordt vanaf 1 oktober tot 1 april invulling gegeven aan het gladheidrooster. Gedurende die periode worden naast de reguliere geconsigneerde nog 3 aanvullende medewerkers ingeroosterd. Hiermee wordt bereikt dat medewerkers op voorhand weten in welke weken, bij kans op winterse gladheid, zij ingezet kunnen worden voor de bestrijding van de 1
Corrosie is de aantasting van materialen doordat hun omgeving op ze inwerkt, in het bijzonder de
aantasting van metalen door elektrochemische reacties. Aantasting door puur mechanische invloeden, zoals schuren en breuk door een botsing of val worden niet als corrosie aangemerkt.
18
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Foto 2 Materieel
gladheid. Het gaat hier om een vooraankondiging. Een dergelijk rooster draagt bij aan zicht op mogelijke inzet en geeft zekerheid voor een goede dienstverlening. De medewerkers kunnen aan de hand van het rooster maatregelen treffen die bijdragen aan een goede afstemming op hun privéleven. Gladheidcoördinator Gedurende de gehele winterperiode is er 1 medewerker van de buitendienst permanent geconsigneerd. Het rooster bepaald welke medewerker dienst heeft in een bepaalde periode. Deze geconsigneerde is aanspreekpunt voor externen bij calamiteiten, zoals gat in de weg of verstopte riolering. Naast deze taken bewaakt de geconsigneerde tijdens de gladheidperiode ook de kans op gladheid op de Beuningse wegen zoals in dit plan is beschreven. Hiermee vervult de geconsigneerde de rol van gladheidcoördinator onder verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. Consignatie2 In tegenstelling tot de gladheidcoördinator zijn de overige medewerkers gedurende de winterperiode niet geconsigneerd ondanks hun deelname in het consignatierooster. Wanneer de gladheidcoördinator aan de hand van de uitgangspunten in dit plan, verwachte weersomstandigheden en/of temperaturen de kans op gladheid reëel acht, informeert hij de ingeroosterde medewerkers. Vanaf dat moment zijn ook deze medewerkers geconsigneerd. Zij behouden deze status zolang hun inzet gepland is in het consignatierooster. De status 'geconsigneerd' is per week. Ook als het verzoek van de gladheidcoördinator pas gedurende de week gedaan wordt aan de medewerkers. 1.3.2.3 Afwegingen dooimiddelen Het wegenzout dat bij de gladheidbestrijding als dooimiddel wordt gebruikt, met als hoofdbestanddeel natriumchloride (NaCl), heeft geen noemenswaardig effect op de wegverharding. Maar natriumchloride kan, onder bepaalde omstandigheden, wel het staal van kunstwerken en het wapeningsijzer in betonnen constructies aantasten. Daarnaast kunnen dooimiddelen de bodem en de vegetatie in de directe omgeving van de weg beïnvloeden. Uiteindelijk spoelt een groot deel van het wegenzout met hemelwater van het wegdek af en bereikt, via bermen en sloten, het grondwater. Een beperkt gedeelte van het zout komt in de riolering terecht. Een juiste strooimethodiek (zie § 1.2.6 Strooimethodiek en signaleringsmethode) kan veel van deze negatieve bijeffecten verminderen. Het meest gebruikte dooimiddel in Nederland is natriumchloride (NaCl). Er worden twee soorten zout onderscheiden op basis van het productieproces: 2
Consignatie is als begrip in de Arbeidstijdenwet beschreven. Er wordt een oproepdienst mee
bedoeld, maar in de dagelijkse praktijk zijn er nog wel andere omschrijvingen zoals pieperdienst, wachtdienst, piket, standby, enz. De essentie is dat de geconsigneerde werknemer geheel vrij in een door hem zelf gekozen omgeving over zijn tijd kan beschikken, waarbij alleen rekening gehouden moet worden met het feit dat er een oproep kan plaatsvinden. Dat betekent wel dat werknemer geen onbeperkte mogelijkheid heeft ten aanzien van de vrijetijdsbesteding. Het is niet noodzakelijk dat de werkgever de oproep doet, het kan ook een externen zijn. De arbeid op oproep binnen de consignatieperiode heeft geen gevolgen voor de geplande dagelijkse en wekelijkse rusttijd.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
19
vacuümzout en steenzout. Beide soorten worden in Nederland gebruikt. Vacuümzout wordt gewonnen door het op grote diepte op te lossen en het vervolgens als pekel op te pompen. Daarna wordt het door indampen weer neergeslagen als vaste stof. Steenzout wordt door middel van mijnbouw gewonnen. Vacuümzout heeft door het winningsproces een fijnere gradering (0,20-0,45 mm) dan steenzout. Steenzout wordt in Nederland gebruikt in een gradering tot 3 mm. Beide soorten zout kunnen voor zowel nat- als voor droogzoutstrooien (zie § 1.3.2.1 Afwegingen materieel) worden gebruikt. De vloeistof (pekel) die ingezet wordt bij natzoutstrooien is een oplossing van zout in water. Het zout is toegevoegd om te voorkomen dat het water bevriest. Deze zoutoplossing wordt de ‘natte component’ genoemd. De verhouding tussen de natte en droge component is meestal 1: 2,5. Voor de natte component wordt veelal een 16% oplossing van calciumchloride (CaCl2) gebruikt, of een 20% oplossing van natriumchloride (NaCl). De Beuningse strooivloot staat afgesteld op het gebruik van vacuümzout. Grootste voordelen hiervan zijn een gelijkmatiger strooibeeld en een kleinere belasting voor het milieu doordat het niet van de weg stuitert. De kans op verwaaiing is gering bij natzoutstrooien. Daarnaast wordt vacuümzout gewonnen uit de Nederlandse bodem. Dit draagt aanzienlijk bij aan het voorkomen van CO 2. In tegenstelling tot steenzout wordt dit voornamelijk per as aangevoerd. Steenzout wordt zowel per schip als per as aangevoerd omdat het uitsluitend in het buitenland gewonnen wordt. Opslag De opslagvoorraad van het wegenzout kent een omvang welke garandeert dat er voor meerdere strooiacties vacuümzout voorradig is. De voorraadcapaciteit van de zoutloods dient hiervoor een minimale capaciteit te hebben van 250 m3. De strenge winters in het verleden hebben aangetoond dat dit volume voor een goede balans zorgt tussen invulling kunnen geven aan de inspanningsverplichting (zie § 1.2.1 Juridische aspecten) door de wegbeheerder en de leveringsmomenten van dooimiddel door de leverancier(s). De huidige opslagloods op de gemeentewerf (zie Foto 3 Zoutloods) voldoet aan deze Beuningse norm. De opslag van pekel vindt plaats in een betonnen opslagtank welke eveneens gesitueerd is op de gemeentewerf. De inhoud van deze tank is 30.000 liter en ruim voldoende om invulling te geven aan de vraag tijdens de winterperiode. Deze betonnen opslagtank wordt periodiek gekeurd om mogelijke uitspoeling van zout naar de bodem en het grondwater te voorkomen. De zoutloods ondergaat periodiek een visuele controle op mogelijke gebreken waardoor uitspoeling kan optreden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de milieuvergunning van de gemeentewerf. 1.3.2.4 Systeem gladheidsmelding Een gladheidmeldsysteem (GMS) is een elektronisch systeem om gladheid te detecteren. In Nederland is er sprake van een landelijk GMS, waarbij meetresultaten van meetpunten op gemeentelijke, provinciale en rijkswegen 20
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Foto 3 Zoutloods
gebundeld worden verzameld. Het systeem wordt door wegbeheerders gebruikt om, meestal in combinatie met gegevens van een meteorologische dienst, te bepalen of er al dan niet gestrooid moet worden. Binnen de gemeente is er een meetpunt aan de Betenlaan in Winssen aanwezig (zie § 1.2.6 Strooimethodiek en signaleringsmethode). Het GMS geeft onder andere de volgende informatie:
actuele gegevens over de wegdektemperatuur, de toestand van het wegdek en meetgegevens van de lucht en neerslag in de omgeving van het wegdek een korte termijn verwachting met betrekking tot bovenstaande gegevens actuele radarinformatie
Aan de hand van actuele informatie, een korte termijn verwachting uit het GMS en de mogelijkheid tot het presenteren van neerslagbeelden kan de beslissing om tot actie over te gaan beter worden genomen. Zo hebben actuele waarnemingen een enorme bijdrage naast de eigen waarnemingen, berichten van aangrenzende wegbeheerders en de politie. Het GMS heeft als grote meerwaarde dat het niet alleen de gegevens meet, maar ook deels interpreteert. Door vooraf ingestelde grenzen kan het systeem bepalen of meetresultaten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Indien dat zo is, wordt dat met een kleurcodering zichtbaar gemaakt. De gladheidcoördinator bekijkt de voor hem relevante meetgegevens en komt tot een besluit. Het weerbureau stelt de parameters in ten behoeve van deze interpretaties. 1.3.2.5 Communicatie Voor zowel betrokkenen binnen de organisatie als weggebruikers is het van belang dat informatie over de gladheidbestrijding tijdig en efficiënt wordt overgebracht. Daarnaast moet het publiek worden gewaarschuwd als er een reële kans op gladheid ontstaat. Interne communicatie Het traject voor de interne communicatie heeft betrekking op het uitwisselen van informatie voor, tijdens en na de strooiactie. Iedereen moet weten wat er bij (naderende) gladheid en de bestrijding daarvan van hem of haar wordt verwacht. De coördinator fungeert als spin in het web. Als verantwoordelijke voor de uitvoering onderhoudt hij de contacten met meteorologische dienstverlener, eigen medewerkers gladheidbestrijding en derden. Externe communicatie De wegbeheerder behoort burgers en bedrijven te informeren over de wijze waarop, wanneer nodig, de gladheid wordt bestreden. Dat is in het belang van beide partijen. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de maatregelen binnen het beheergebied. De informatie omvat ten minste de volgende onderwerpen:
het strooibeleid in algemene zin; de strooiroutes en hun prioritering;
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
21
de mogelijkheden om vragen te stellen of klachten in te dienen.
Vooral binnen de bebouwde kom is het van belang het publiek tijdig in te lichten over de prioriteiten die bij de gladheidbestrijding worden aangehouden. Ook wordt het publiek geattendeerd op eventueel wenselijk gedrag. De media spelen een belangrijke rol bij het motiveren van burgers en bedrijven om op wintergladheid en de bijbehorende maatregelen te anticiperen. Voor de berichtgeving wordt gebruik gemaakt van onder meer internet, huis-aanhuisbladen, de frontoffice en gegevens van de coördinator voor het geval de frontoffice niet in de behoefte kan voorzien. Daarnaast wordt de plaatselijke politie geïnformeerd door het verspreiden van een verkort gladheidbestrijdingsplan. De meest recente informatie over de opzet en werkwijze van de gladheidbestrijding is voor de start van het winterseizoen (1 oktober) beschikbaar. Dit is tevens het meest geschikte tijdstip om de externe communicatie te starten. Voor een goede dienstverlening is het van belang dat de medewerkers van de frontoffice tijdig zijn geïnformeerd over (de laatste aanpassingen van) het gladheidbestrijdingsplan. De frontoffice handelt de binnengekomen vragen en eventuele klachten af. Een goede registratie van klachten is essentieel voor de evaluatie van het winterseizoen. Urgente klachten leiden direct tot aanpassingen in de uitvoering van het strooibeleid. Figuur 1 toont schematisch het informatieschema.
Figuur 1. Interne communicatie over de gladheidbestrijding Waarschuwingen De grote gevaren die gladheid kan opleveren voor zowel het gemotoriseerde als het niet-gemotoriseerde verkeer, waren lang geleden al aanleiding om waarschuwingssystemen op te zetten. In eerste instantie hadden deze betrekking op reeds ingetreden gladheid, later steeds meer op de mogelijkheid dat gladheid kan ontstaan. Tegenwoordig wordt op vele manieren gewezen op het risico van gladde wegen. Denk hierbij aan weer-en verkeersberichten op radio en televisie, teletekst, smsberichten, websites voor (weer) nieuws en navigatiesystemen. Bekende
22
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
instellingen die de berichtgeving verzorgen, zijn Verkeerscentrale Nederland (VCNL), Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), Verkeersinformatiedienst (VID), ANWB en meteorologische dienstverleners (weerbureaus). 1.3.2.6 Conservering en onderhoud materieel Zoutstrooiers, sneeuwschuiven en mengopslaginstallaties voor het natzout moeten gedurende de winterperiode 24 uur per dag gebruiksklaar staan. Het gebruik van deze apparatuur vindt voornamelijk plaats onder erbarmelijke weersomstandigheden. Om deze reden is een goede conservering en onderhoud van het materieel van groot belang. Met de betreffende leveranciers zijn onderhoudscontracten afgesloten zodat dit deskundig en tijdig wordt uitgevoerd. 1.3.3 PRIORITEITEN GLADHEIDBESTRIJDING Het bepalen van strooiroutes die aan alle richtlijnen en randvoorwaarden voldoen, is geen eenvoudige opgave. Er zijn een groot aantal variabelen. Deze variabelen worden in dit hoofdstuk nader toegelicht. 1.3.3.1 Wegtypen Binnen het wegbeheer van de gemeente is een wegenstructuurkaart opgemaakt. Deze wegenstructuurkaart onderscheidt meerdere wegtypen.
Hoofdwegen Deze wegen behoren tot de hoofdstructuur en zorgen voor de (inter-) lokale mobiliteit
Wijkontsluitingswegen Wijkontsluitingswegen zijn 50 km/u wegen binnen de bebouwde kom
Snelfietsroutes Erfontsluitingswegen Erfontsluitingswegen zijn ingericht op 30 km/u
Centrumgebieden Doorgaande fietspaden Overige wegen Waaronder voetpaden, voetgangersgebied, overige fietspaden, pleinen, woonstraten, woonerven, parkeerterreinen, parallelwegen en landbouwwegen
1.3.3.2 Tijdscriteria Het tijdsbestek waarbinnen de strooiacties worden opgestart en volbracht, kunnen opgedeeld worden in twee categorieën. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen een preventieve en een curatieve actie (zie § 1.2.6 Strooimethodiek en signaleringsmethode). Preventief Bij een preventieve actie is de verwachting dat er gladheid gaat optreden. Hierdoor is er geen sprake van urgentie. De actie wordt door de gladheidscoördinator gepland. Om deze reden wordt het volgende tijdscriterium gehanteerd:
Strooiactie voltooid
:
binnen 3½ aaneengesloten uren vanaf aanvang
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
23
Curatief Er is direct sprake van gladheid of binnen een zeer korte tijd (4 uur) wordt gladheid verwacht bij een curatieve actie. Hierdoor is er sprake van urgentie. Om deze reden worden de volgende tijdscriteria gehanteerd:
Na alarmering inlichten direct betrokken medewerkers
:
0,5 uur
Na alarmering opkomst direct betrokken medewerkers
:
1,0 uur
Na alarmering aanvang strooiactie
Strooiactie voltooid zonder neerslag
:
binnen 3½ aaneengesloten uren vanaf aanvang
Strooiactie voltooid met neerslag
:
Totdat routes (zie § 2.3.2 Routes) onder controle zijn ter beoordeling van de gladheidcoördinator
1,5 uur
1.3.3.3 Doelgroepen De aanpak van de bestrijding van de winterse gladheid richt zich in hoofdzaak op het begaanbaar houden van wegtypen waarvan meerdere doelgroepen gebruik maken om hun taak te vervullen of doel te bereiken. Het betreffen de volgende doelgroepen, involgorde van urgentie: 1. 2. 3. 4. 5.
hulpdiensten openbaar vervoer fietsers goederentransporteurs forenzen
1.3.3.4 Prioriteit strooiroute De wegenstructuurkaart voor wegbeheer dient als leidraad voor de prioritering van wegen voor de gladheidbestrijding. De bestrijding van gladheid wordt met een hoge prioriteit opgestart op de volgende wegtypen met behulp van meerdere routes (zie § 2.3.2 Routes):
Hoofdwegen Wijkontsluitingswegen Snelfietsroutes Vrijliggende doorgaande fietspaden
De onderstaande wegtypen worden gestrooid met een lage prioriteit.
24
Centrumgebieden, inclusief aansluitende parkeerterreinen Erfontsluitingswegen, inclusief woonstraten en woonerven
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Een lage prioriteit betekent dat bij weersverwachtingen waarbij de gladheid langer aanhoudt dan 2 dagen, op deze wegtypen de gladheid wordt bestreden. Deze bestrijding start nadat de gladheidbestrijding op de wegtypen met een hoge prioriteit succesvol is afgerond en wordt alleen op werkdagen binnen kantoortijden uitgevoerd. Op overige wegen wordt geen gladheid bestreden. 1.3.4 KOSTENRAMING GLADHEIDBESTRIJDING De kosten die gemaakt worden om de gladheid te bestrijden zijn moeilijk exact te bepalen. Reden hiervoor is dat deze kosten sterk weersafhankelijk zijn. Na het verstrijken van de winterperiode is te bepalen wat de financiële gevolgen zijn geweest. In deze paragraaf wordt wel een voorzet gedaan van de kosten van deze dienst. Hierbij wordt dan ook nadrukkelijk de kanttekening gemaakt dat de uitkomst van de berekening gebaseerd is op aannames. Kosten eigen medewerkers Het tarief van de eigenmedewerkers is opgebouwd uit meerdere kosten. In dit uurtarief zijn de kosten voor het gebouw, werfterrein, verzekeringen etc. opgenomen. Ook toeslagen zijn hierin opgenomen. In de gemeentelijke begroting zijn de uren van de medewerkers geraamd gebaseerd op het gehanteerde uurtarief. De inzet buiten reguliere werktijden wordt gecompenseerd volgens het ‘tijd-voor-tijd’ principe. Om deze reden worden deze kosten niet ondergebracht bij andere beschikbare budgetten. Kosten voertuigen Afschrijving, verzekeringen en andere vaste kosten van het materieel in eigendom van de gemeente, zijn verrekend in het gehanteerde uurtarief. De budgetten waar de gebruikelijke variabele kosten (brandstof, slijtdelen en onderhoud) uit worden betaald, zijn afgestemd op de inzet tijdens de winterperiode. Om deze reden zijn deze kosten niet meegenomen in de berekening. Verschil Het verschil dat in de berekening zichtbaar is, vraagt niet om bijstelling van de beschikbare gelden. Omdat de berekening opgebouwd is uit meerdere weersafhankelijke variabelen is een verschil onontkoombaar.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
25
Kostenberekening
Let op:
Vaste Kosten Abonnement weerbureau
Meteorologische ondersteuning gladheidbestrijding inclusief strooilog uitgebreid met e-mail, twitterfunctie en roadmaster-app t/m 10 licenties
€
4.375,65
X
Reservering en opslag dooimiddelen leverancier
€
1.750,00
X
Onderhoudscontract materieel
€
3.500,00
X
€
9.625,65
€
6.500,00
X
Subtotaal
€
ne Pe rs o
Bu d
ge t
els k
os
te n
berekening bevat weersafhankelijke aannames
9.625,65 €
-
Variabele kosten Onderhoudscontract materieel Aanname (gebaseerd op begroting) kosten buitencontract om
Vacuümzout zomerleverantie
Weersafhankelijk. Tonnage is aanname gebaseerd op de contracthoeveelheid
250 ton
€ 45,00 per ton
€
11.250,00
X
Vacuümzout winterleverantie
Weersafhankelijk. Tonnage is aanname gebaseerd op de contracthoeveelheid
350 ton
€ 55,00 per ton
€
19.250,00
X
Pekel
Weersafhankelijk. Tonnage is aanname gebaseerd op opslagcapaciteit
25 ton
€ 35,00 per ton
€
875,00
X
Inhuur trekker
Weersafhankelijk. Aantal uren is gebaseerd op een gemiddelde inzet van 2010 t/m 2014
181 uur
€ 65,00 per uur
€
11.752,00
X
Inzeturen medewerkers
Weersafhankelijk. Aantal uren is gebaseerd op een gemiddelde inzet van 2010 t/m 2014. Betreft de uren van 4 medewerkers buitendienst
569 uur
€ 73,00 per uur
€
41.522,40
€
84.649,40
Subtotaal
Totaal
€ 94.275,05
Beschikbare budgetten 42106000/434302 42106021/434394
Onderhoud materieel gladheid Abonnement weerkamer gladheidbestrijding
€ €
14.000,00 5.750,00
42106020/434306
Aankoop zout/overig materiaal
€
26.300,00
26
Totaal
€ 46.050,00
Verschil
€
-6.702,65
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
X
€
43.127,00 €
41.522,40
€ 52.752,65 € 41.522,40
2. Uitvoering 2.1 INLEIDING Tijdens de winterperiode moet de organisatie rondom de gladheidbestrijding staan als een huis. Hoe dit in Beuningen wordt gerealiseerd, wordt in hoofdstuk 2 nader toegelicht.
2.2 KERNGEGEVENS WEGBEHEERDERS Om een sluitende gladheidbestrijding in de regio te bewerkstellingen, is een goed en nauw contact met andere wegbeheerders noodzakelijk. Een weggebruiker heeft geen besef van het feit dat hij van het ene verzorgingsgebied overgaat naar een andere. En dat hoort ook zo. Dit gaat echter niet van zelf. In dit hoofdstuk wordt nader beschreven met wie wordt samengewerkt om deze noodzakelijk afstemming ingevuld te krijgen. 2.2.1 WERKGEBIED De wegbeheerder is organiek ingedeeld bij de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Op werkdagen is de wegbeheerder bereikbaar via het telefoonnummer 14 024. De gladheidscoördinator is eveneens organiek ingedeeld bij de afdeling Belastingen en Buitenruimte en verzorgt de werkzaamheden rondom de gladheidbestrijding vanuit de gemeentewerf. De gladheidscoördinator is op werkdagen bereikbaar via het telefoonnummer 14 024. Buiten kantoortijden kunnen spoedmeldingen van gladheid doorgegeven worden middels de Meld- & Herstelservice: 024-6780876. 2.2.2 AANGRENZENDE GEMEENTEN Het verzorgingsgebied van de gemeente grenst aan het grondgebied van de gemeente Nijmegen, Wijchen en Druten. De provinciale weg, de Schoenaker, is gedeeltelijk in beheer bij de Provincie Gelderland. De contactgegevens van wegbeheerders waarmee voor de bestrijding contacten worden onderhouden zijn: Gemeente Wijchen Contactpersoon Telefoonnummer
: :
Dhr. B. Winnemuller 024 -751 71 11
Gemeente Druten Contactpersoon Telefoonnummer
: :
Dhr. M. Megens 0487 – 58 01 38
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
27
Met deze wegbeheerders zijn uitvoeringsafspraken gemaakt voor een efficiënte gladheidbestrijding rondom wegen ter hoogte van de gemeentegrenzen. Afspraken zijn gemaakt en vastgelegd met de gemeente Druten (IN09.04630) en de gemeente Wijchen (UI09.05500). De provincie Gelderland verzorgt de bestrijding van gladheid op de Schoenaker komende vanuit Wijchen tot en met de rotonde t.h.v. industrieterrein de Schoenaker. Om een logische route te hebben, strooit de Provincie dit gedeelte van de Schoenaker standaard mee. Het wegennet van Beuningen sluit op een logische wijze aan op het Nijmeegse wegennet. Om deze reden zijn geen nadere werkafspraken noodzakelijk.
2.3 WERKWIJZE Duidelijkheid over de gehanteerde werkwijze bij de bestrijding van gladheid is essentieel. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in deze aanpak. 2.3.1 GEKOZEN METHODIEK (PREVENTIEF/CURATIEF) De gladheidcoördinator bepaald de methodiek waarop de gladheid wordt bestreden. Met behulp van lokale kennis, gegevens van het weerbureau en het gladheidmeldsysteem bepaalt de coördinator of hij preventief of curatief (zie § 1.2.6 Strooimethodiek en signaleringsmethode) de bestrijding aangaat. De gekozen methode heeft voor de aanpak van de bestrijdingsactie geen significante consequenties. 2.3.2 ROUTES Wegtypen met een hoge prioriteit (zie § 1.3.3.4 Prioriteit strooiroute) zijn opgenomen in 4 routes. Deze wegen zijn globaal verdeeld over de volgende routes:
Blauwe route Hoofdwegen en wijkontsluitingswegen ten oosten van de Wilhelminalaan (inclusief de Wilhelminalaan en buitengebied) in Beuningen en Weurt Groene route Hoofdwegen en wijkontsluitingswegen ten westen van de Wilhelminalaan in Beuningen, kern Ewijk inclusief Steeg en de Elsenpas Rode route Van Heemstraweg, Schoenaker, industrieterrein Schoenaker, hoofdwegen en wijkontsluitingswegen Winssen inclusief buitengebied Ewijk en Winssen Oranje route Vrijliggende doorgaande fietspaden inclusief snelfietsroutes
De uitgeschreven routes zijn opgenomen in Bijlage 3: Strooischema en routes. Wegtypen met een lage prioriteit (zie § 1.3.3.4 Prioriteit strooiroute) zijn niet opgenomen in een route. Naast beschikbare capaciteit en klachten, wordt de gekozen aanpak van de gladheidbestrijding voornamelijk bepaald door de actuele situatie. De gladheidscoördinator, in samenwerking met de werfbeheerder, verzorgt de aansturing van deze werkzaamheden.
28
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Het strooischema, met daarin opgenomen de 4 routes, wordt voorafgaand aan de winterperiode door de wegbeheerder voorgelegd aan het college van B&W. Daarbij worden de aanpassingen aangeven die in de routes zijn doorgevoerd aan de hand van de uitgangspunten uit dit plan. 2.3.3 WINKELGEBIED In het winkelgebied van de kern Beuningen wordt bij weersverwachtingen waarbij de gladheid langer aanhoudt dan 2 dagen, de gladheid bestreden. Deze bestrijding start nadat de gladheidbestrijding op de wegtypen met een hoge prioriteit succesvol is afgerond en wordt alleen op werkdagen binnen kantoortijden uitgevoerd. Uitzondering hierop is het gebied in het centrum waar de weekmarkt wordt georganiseerd. Bij winterse neerslag wordt in dit gebied, aansluitend op de routes, de gladheid bestreden bij de verwachting dat de weekmarkt plaatsvindt in de periode binnen de 2 dagen. De wegen op de parkeerplaatsen aan Kerkplein, Mauritsplein en Thorbeckeplein zijn opgenomen in de strooiroute. 2.3.4 BUSROUTES/-HALTES Busroutes zijn opgenomen in de routes doordat deze vallen binnen de wegtypen met hoge prioriteit. De havens waarin de bus stopt bij de haltes, worden met zout bestrooid. Dit gebeurt door plaatselijk de breedte-instelling van de strooier aan te passen. Het strooivoertuig blijft hierbij op de rijbaan. Bij het schuiven van winterse neerslag beperkt de bestrijding zich tot de rijbaan en worden de havens niet vrijgemaakt. Er wordt geen gladheidbestrijding uitgevoerd op en rondom de bushalte zelf. 2.3.5 OVERZICHTSKAART Jaarlijks wordt, voorafgaand aan de winterperiode, een overzichtskaart (zie Bijlage 3: Strooischema en routes) samengesteld. Deze kaart wordt actief gecommuniceerd naar alle belanghebbenden (zie § 1.3.2.5 Communicatie). Een overzicht van de routes op kaart is bijgevoegd als strooischema in Bijlage 3: Strooischema en routes. 2.3.6 STROOIVLOOT De gemeente beschikt over een moderne strooivloot in eigendom en deze bestaat uit: Merk
Foto 4 Voertuig 8-VDN-51
Nido Nido Nido Nido Nido Nido Nido Nido
Inhoud (Ltr.) Droog Nat 1100 500 1100 500 2500 1200 800 350 -
Strooibreedte Schuifbreedte Autologic Aanschaf(Meter) (Meter) aanwezig jaar 1 tot 6 Ja 2009 1 tot 6 Ja 2009 2 tot 8 Ja 2009 1 tot 4 Ja 2009 max 2,4 2009 max 2,4 2009 max 2,4 2009 max 1,8 2009
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
Foto nr. 4 5 6 8 4 5 6 8
29
De bedrijfsvoertuigen die worden ingezet bij strooiacties zijn eveneens in eigendom van de gemeente. Deze voertuigen worden het gehele jaar ingezet ten behoeve van de taken van de buitendienst. Uitzondering hier op is het trekkende voertuig van de fietspadstrooier. Voor deze strooier wordt een compacte trekker ingezet ten behoeve van de wendbaarheid en voertuigbreedte. Deze trekker inclusief machinist wordt op basis van nacalculatie ingehuurd bij een lokale ondernemer. De navolgende bedrijfsvoertuigen worden ingezet:
Merk
Model
Kenteken
Iveco Iveco DAF Heftruck Trekker
Daily 50C15 Euro 4 Daily 50C15 Euro 4 LF 45 eev Smalspoor
Aanschafjaar 8-VDN-51 2009 8-VDN-52 2009 BX-FT-99 2009 -
Foto nr. 4 5 6 7 8
Foto 5 Voertuig 8-VDN-52
Foto 6 Voertuig BX-FT-99
2.3.6.1 Automatisering De Strooivloot is ter ondersteuning van een veilige, optimale en duurzame gladheidbestrijding uitgerust met Autologic (zie § 1.3.2.1 Afwegingen materieel). Verkeersveiligheid Autologic ontlast de chauffeur. Dit is een groot voordeel omdat een gladheidbestrijder bovenal een verkeersdeelnemer is. Eén met een bijzondere taak en verantwoordelijkheid. Op het moment waarop hij een strooiactie uitvoert is er nog niet gestrooid en zijn de wegcondities niet optimaal. Dankzij de routebegeleiding van Autologic wordt de chauffeur van de strooimachine op de juiste manier over de strooiroute begeleid. Vergelijkbaar met een navigatiesystemen, krijgt de medewerker tijdens het rijden aanwijzingen over de te rijden route. Tevens wordt de strooimachine volledig automatisch ingesteld op de wegsituatie tijdens de strooiactie. Naast de strooibreedte worden onder andere het strooipatroon en het aan/uit schakelen van de strooier automatisch ingesteld. Hierdoor kan de medewerker zich volledig concentreren op de weg en de verkeerssituatie. Onder winterse omstandigheden resulteert dit in verhoogde veiligheid voor de chauffeur en de medeweggebruikers. Optimale strooierinstellingen Gedurende het rijden van de strooiroute past Autologic automatisch de strooierinstellingen aan. Tijdens de strooiactie worden onder andere dosering, strooibreedte en strooipatroon op basis van GPS-coördinaten automatisch aangepast. Zonder tussenkomst van de medewerker. Zo kan er meer zout gestrooid worden op een rotonde en het weggedeelte er vlak voor en na. Of smaller of breder gestrooid worden bij de overgang naar een ander weggedeelte. Ook kan het strooibeeld en de strooibreedte aangepast worden zodat een bushalte of een uitvoegstrook goed meegestrooid worden. Uiteraard kan de chauffeur tijdens de strooiroute ingrijpen en de automatische instellingen "overrulen". Bij het volgende verstelpunt neemt het systeem het weer over. Met Autologic wordt de route elke keer exact hetzelfde gestrooid. Dit zorgt voor een goede borgen van een constante kwaliteit van de dienstverlening.
30
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Foto 7 Heftruck
Foto 8 Trekker
Foto 9 Autologic
Duurzaam Dankzij een dergelijk automatiseringssysteem wordt er op zout bespaard. Dit is goed voor het milieu en zorgt voor een betere beheersing van de kosten. Dankzij de vooraf gedefinieerde instellingen wordt er niet meer zout gestrooid dan nodig is. Door Autologic wordt de strooimachine op elk weggedeelte tijdens iedere strooiactie exact zo ingesteld als vooraf vastgelegd is. Deze instellingen zijn bewust en overwogen tot stand gekomen. Voldoende dosering voor een veilig strooiresultaat. 2.3.6.2 Vlootschouw Jaarlijks wordt door de wagenparkbeheerder vlak voor de winterperiode een vlootschouw georganiseerd. Doel van deze schouw is dat alle medewerkers voor aanvang van de winterperiode weer kennis hebben gemaakt met het materieel en eventuele gebreken aan het materieel nog voor de winter aan het licht komen. Voor dat dit moment gepland wordt zorgt de wagenparkbeheerder er voor dat het materieel al het noodzakelijke onderhoud heeft ondergaan. Tijdens deze momenten wordt, onder begeleiding van de wagenparkbeheerder, door de medewerkers het materieel opgebouwd. Het voertuig wordt opgebouwd met strooier, sneeuwschuif en besturingsapparatuur (zie § 1.3.2.1 Afwegingen materieel). 2.3.6.3 Stalling Het strooimaterieel wordt, wanneer deze niet gebruikt wordt, gestald in een daarvoor ingerichte loods (zie Foto 2 Materieel). Deze voorziening is ondergebracht op de gemeentewerf. Naast een hijsinstallaties om de strooiers van de voertuigen te halen en er op te plaatsen, is de loods voorzien van een vloeistofdichte vloer. Deze voorziening wordt periodiek gekeurd om mogelijke uitspoeling van zoutrestanten naar de bodem en het grondwater te voorkomen. Hiermee wordt eveneens invulling gegeven aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de milieuvergunning van de gemeentewerf. 2.3.7 HANDMATIGE GLADHEIDBESTRIJDING Er vinden geen handmatige strooiacties plaats bij (dreigende) gladheid. De aanpak gladheidbestrijding, waarmee de wegbeheerder invulling geeft aan de inspanningsverplichting (zie § 1.2.1 Juridische aspecten),wordt volledig machinaal uitgevoerd. 2.3.7.1 Samen in de Buurt Handmatige aanvullende inzet kan georganiseerd worden door inwoners, bedrijven en/of organisaties in de gemeenten. Via Samen in de Buurt (zie § 1.3.1 Gladheid bestrijden we samen) kan de gemeente hierin ondersteunen. 2.3.7.2 Buurt-/serviceploeg De buurt-/serviceploeg is een initiatief dat aangestuurd wordt vanuit de buitendienst van de gemeente in nauwe samenwerking met het werkveld Werk en Inkomen en het UWV werkbedrijf. Door inwoners van de gemeente Beuningen worden hierbij additionele werkzaamheden in de openbare ruimte verricht om werkervaring op te doen waardoor kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Bij winterse omstandigheden kan deze ploeg, afhankelijk van beschikbare
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
31
capaciteit, ingezet worden bij aanvullende handmatige gladheidbestrijding. Door de onzekerheid in beschikbare capaciteit betreft deze inzet geen gegarandeerde inzet. Om deze reden wordt door de medewerkers van de buitendienst tijdens kantoortijden de mogelijke inzet door deze ploeg bepaald. Wanneer inzet mogelijk is gebeurt dit veelal op basis van klachten en/of verzoeken vanuit ‘Samen in de Buurt’ (zie § 1.3.1 Gladheid bestrijden we samen). 2.3.8 OVERIGE EXTRA INSPANNINGEN Om de Beuningse weggebruiker te ondersteunen en motiveren bij het bestrijden van winterse gladheid zijn op enkele locaties aanvullende maatregelen getroffen. 2.3.8.1 Zoutkisten Op meerdere openbare en centraal gelegen locaties zijn gedurende het hele jaar zoutkisten aanwezig. Minimaal ieder dorp beschikt over een openbare zoutkist. Het zout in deze kisten is bedoeld om aanvullende handmatige gladheidbestrijding door burgers in het openbare gebied te faciliteren. Op de volgende locaties zijn zoutkisten aanwezig: Weurt
Beuningen
Ewijk Winssen
Metaalweg Kerkstraat Kapittelweg Kerkplein Van Heemstraweg 46 Van Heemstraweg 46 Van Heemstraweg 46 Dijk 19 t/m 39 Bonenkampstraat Schoolstraat Molenstraat Julianastraat Den Elt Sonnavillestraat t.h.v. nr. 26 Sonnavillestraat t.h.v. nr. 36 Notaris St. Roesstraat Notaris St. Roesstraat Molenstraat
Uitrit wasplaats R.K. kerk Dorpshuis Kloosterhof N.H. Kerk Achteringang gemeentehuis Zij-ingang gemeentehuis Hoofdingang gemeentehuis Dijkoprit Dijkoprit Dorpshuis Leghe Polder Molenhuis R.K. Kerk Dorpshuis MFA Bejaardenhuizen Bejaardenhuizen R.K. Kerk R.K. kerk zij-ingang Dorpshuis De Paulus
Verzoeken voor het bijplaatsen van zoutkisten, worden zorgvuldig beoordeeld. Een verzoek moet altijd een locatie betreffen in openbaar gebied. Met instemming van het college van Burgemeesters & Wethouders, wordt een verzoek structureel tot het plaatsen van een extra zoutkist gehonoreerd wanneer deze minimaal voldoet aan de volgende randvoorwaarden:
32
in de nabijheid van een openbare voorziening; geen gestrooide alternatieve route in nabijheid aanwezig (te bepalen door de wegbeheerder); géén gevaar oplevert voor de weggebruiker of kan bijdragen tot gevaarlijke situaties voor de weggebruiker;
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Gedurende een winterperiode kan door de wegbeheerder tot het plaatsen van een aanvullende zoutkist worden besloten, wanneer is voldaan aan de bovenstaande randvoorwaarden. Voorafgaand aan de volgende winterperiode wordt deze kist dan wel of niet goedgekeurd door het college van Burgemeester & Wethouders en kan deze een permanent karakter krijgen. Zoutkisten kunnen hierdoor een tijdelijk karakter hebben en alleen dienst doen in de winterperiode waarin deze geplaatst is. Zoutkisten in de openbare ruimte zijn gevoelig voor misbruik. Deze voorzieningen worden gebruikt voor het achterlaten van afval, zijn snel doelwit van baldadigheid en het beschikbare zout wordt niet altijd ingezet voor het bestrijden van gladheid in openbaar gebied. Het onderhoud van zoutkisten vraagt om bovenstaande redenen de nodige aandacht. Daarnaast moet in de winterperiode met enige regelmaat de vulling van de kist gecontroleerd en zo nodig aangevuld worden. Deze inzet zijn kosten die ten laste komen van de gemeentelijke begroting (zie § 1.3.4 Kostenraming gladheidbestrijding). 2.3.8.2 Verstrekken dooimiddelen De gemeente verstrekt geen dooimiddelen aan burgers, ondernemers en/of organisatie anders dan door middel van zoutkisten. Vanuit de opslag van dooimiddelen op de gemeentewerf wordt eveneens niets verstrekt.
2.4 ORGANISATIE Voor elk winterseizoen moeten zaken duidelijk geregeld zijn. Zo moet helder zijn waar verantwoordelijkheden en taken belegd zijn. Ook moet duidelijk zijn hoe het werkproces er uitziet en welke aanvullende werkafspraken zijn gemaakt. Dit hoofdstuk gaat in op deze facetten van het werk. 2.4.1 VERANTWOORDELIJKEN Binnen de gladheidbestrijding zijn een vijftal functionarissen verantwoordelijk voor een goede invulling van de inspanningsverplichting. Dit zijn de wegbeheerder, gladheidcoördinator, wagenparkbeheerder, werfbeheerder en de medewerker buitendienst. Wegbeheerder De wegbeheerder is organiek binnen de organisatie ondergebracht bij de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Hij/zij legt direct verantwoording af aan het hoofd van de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Primair is de functionele verantwoordelijkheid van de wegbeheerder het beheer van de openbare weg. Gladheidbestrijding maakt onderdeel uit van dat beheer. Om deze reden is de wegbeheerder verantwoordelijk voor (de opmaak en het actualiseren van) het gladheidbestrijdingsplan en de implementatie en uitvoering van dat plan. Gladheidcoördinator De gladheidcoördinator is organiek binnen de organisatie ondergebracht bij de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Deze rol wordt ingevuld door medewerkers
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
33
van de buitendienst (zie § 1.3.2.2 Afwegingen personeel). De gladheidcoördinator functioneert onder verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. Tot zijn taken behoren het:
bewaken van de wegconditie m.b.t. winterse gladheid; functionele onderhouden van contacten met het weerbureau m.b.t. advisering; coördineert voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van strooiacties; bepalen van inzetmomenten van strooiacties; bepalen van de strooimethodiek; bepalen van de duur en het einde van de strooiacties; verzorgen van communicatie rondom strooiacties; verzorgen van rapportages aangaande de strooiacties; aanspreekpunt m.b.t. strooiacties; onderhouden van contacten m.b.t. derden t.b.v. strooiacties.
Wagenparkbeheerder De wagenparkbeheerder is organiek binnen de organisatie ondergebracht bij de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Hij legt direct verantwoording af aan het hoofd van de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Gedurende het jaar zorgt de wagenparkbeheerder voor het beheer en onderhoud van het beschikbare materieel (zie § 1.3.2.1 Afwegingen materieel en 2.3.6 Strooivloot) dat wordt ingezet t.b.v. de gladheidbestrijding. Vanuit deze rol is hij de contractbeheerder van de onderhoudscontracten die zijn aangegaan met de leveranciers van het betreffende materieel. Gedurende de winterperiode ondersteunt de wagenparkbeheerder de gladheidcoördinator bij meldingen van technische mankementen aan het materieel. Primaire taak is het inzetbaar houden van de strooivloot in breedste zin van het woord. Werfbeheerder De werfbeheerder is organiek binnen de organisatie ondergebracht bij de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Hij legt direct verantwoording af aan het hoofd van de afdeling Belastingen en Buitenruimte. De werfbeheerder ondersteunt de gladheidcoördinator tijdens kantooruren. Daarnaast is de werfbeheerder primair verantwoordelijk voor de opslag en het beschikbaar zijn van dooimiddelen op de gemeentewerf. Medewerker buitendienst De medewerker buitendienst is organiek binnen de organisatie ondergebracht bij de afdeling Belastingen en Buitenruimte. Hij legt direct verantwoording af aan het hoofd van de afdeling Belastingen en Buitenruimte. De medewerker buitendienst is belast met de feitelijke uitvoering van de strooiactie op aangeven van de gladheidcoördinator. Tot zijn taken behoren het:
34
strooien van de routes; ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van een strooiactie.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
2.4.2 INKOOP Op de gemeentewerf zijn voorzieningen aanwezig voor de opslag van dooimiddelen (zie § 1.3.2.3 Afwegingen dooimiddelen). Voor strooizout is een overdekte loods aanwezig met een capaciteit van ruim 350 ton. Voor de vloeistof welke ingezet wordt als ‘natte component’ ten behoeve van het strooien van natzout, is een opslagtank aanwezig met een inhoud van 30.000 liter. Bij de inkoop van dooimiddelen worden de uitgangspunten gehanteerd zoals geformuleerd in het vigerende inkoopbeleid van de gemeente. 2.4.2.1 Vacuümzout De inkoop van vacuümzout is geregeld via een overeenkomst met een Nederlandse producent. Deze overeenkomst legt afspraken vast over leverantie van ‘zomerzout’, ‘winterzout’ en het uitleveren van zout in depot. Wanneer de gemeente zout afneemt in de zomer (zomerzout) voor het afvullen van haar eigen opslagvoorziening, is de prijs per ton 3 voordeliger ten opzichte van zoutafname in de winterperiode. Afhankelijk van de weersomstandigheden is het noodzaak om tijdens de winterperiode de beschikbare voorraad in de eigen opslag aan te vullen. Voor deze leveringen wordt de prijs per eenheid gerekend die overeengekomen is voor de leverantie van winterzout. Om aanspraak te kunnen maken op het tarief van zomerzout moet het zout afgenomen zijn voor 1 oktober van het betreffende kalenderjaar. In het totaal reserveert de gemeente bij de producent per winterperiode een hoeveelheid vacuümzout van 600 ton groot. Hiervan is de verwachting dat 250 ton zout als zomerzout wordt afgenomen en het restant als winterzout. Wanneer door zachte winterse omstandigheden naar verhouding weinig zout wordt gebruikt, wordt er geen aanspraak gemaakt op de gereserveerde hoeveelheid zout. Er rust geen afnameverplichting op deze resterende hoeveelheid. Wel ontvangt de producent een vaste vergoeding per winterperiode voor het reserveren van het zout en het beschikbaar stellen van de nodige opslagcapaciteit. Wat werkelijk wordt uitgeleverd aan zout is sterk weersafhankelijk en daarom niet te beïnvloeden. 2.4.2.2 Pekel De vloeistof die ingezet wordt bij gladheidbestrijding, wordt op basis van nacalculatie met een Nederlandse leverancier verrekend. De hoogte van de vergoeding per kubieke meter4 wordt jaarlijks in een overeenkomst met de leverancier overeengekomen. Levering geschiedt per 25 m3 (1 vracht). 2.4.2.3 Dreigende schaarste Voorgaande jaren heeft de winter Nederland enkele seizoenen flink in haar greep gehouden. Met de grootste moeite konden wegen begaanbaar blijven voor het verkeer. De vraag naar en het gebruik van zout steeg hierdoor explosief. Op de zoutmarkt ontstond schaarste en leveringen aan wegbeheerders konden niet meer worden gegarandeerd. Het strooizout ging op rantsoen. Rijkswaterstaat richtte het Zoutloket in en nam hiermee de regie in handen op de uitlevering van 3
1 ton = 1000 kilogram
4
1 kubieke meter (m3) = 1000 liter
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
35
zout en de hoeveelheid daarvan. Zij bewaakte de prioriteiten op het hoogste niveau en voorkwam daarmee dat de hoofdstructuren van Nederland onbegaanbaar werden en economie tot stilstand kwam. De gemeente Beuningen heeft in de periode waarin zout op rantsoen was, de wegen begaanbaar kunnen houden. Dit is mede gelukt door tomeloze en betrokken inzet van de eigen medewerkers, voldoende eigen zoutvoorraad door een opslag van enige omvang en een aanvullend opgesteld protocol waarin beschreven werd op welke wijze de gladheid bestreden zou worden bij een beperkte hoeveelheid beschikbaar zout. Ook is daarbij aangegeven per scenario, wat er gecommuniceerd wordt, wie welke keuze maakt en welke actie daaruit volgt. Aankomende jaren wordt ook dit protocol gehanteerd bij situaties van dreigende schaarste aan dooimiddelen. Dit protocol is als Bijlage 2: Protocol schaarste dooimiddelen, toegevoegd aan dit plan.
36
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
2.4.3 WERKZAAMHEDEN De werkzaamheden (acties) zijn weergegeven in onderstaand processchema. Aanvullende werkinstructies zijn opgenomen in Bijlage 5: Interne afspraken taakverdeling.
1 november
1. Bewaken
Stap 1.
Nee
Beschrijving § 1.3.2.2 Afwegingen personeel § 1.3.2.4 Systeem gladheidsmelding
Kans op gladheid
§ 2.4.1 Verantwoordelijken 2.
Ja
§ 2.4.1 Verantwoordelijken § 1.3.3.2 Tijdscriteria
2. Actie inzetten
3.
§ 2.5 Communicatie
4.
§ 1.3.3.2 Tijdscriteria § 1.3.3.4 Prioriteit strooiroute
3. Communiceren
§ 2.3 Werkwijze 4. Actie uitvoeren
Nee
5.
§ 2.4.1 Verantwoordelijken
6.
§ 2.6.2 Registratieformulieren
Gewenst resultaat
Ja 5. Actie beëindigen
6. Registreren
Kans op gladheid
Ja
Nee 1 april
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
37
2.4.4 AFSTEMMING ANDERE PARTIJEN Met wegbeheerders van aangrenzende gemeenten en Provincie, zijn vaste afspraken gemaakt (zie § 2.2.2 Aangrenzende gemeenten). Tijdens de winterperiode behoeven deze afspraken geen aanvullende aandacht. Wel wordt contact onderhouden wanneer blijkt dat in de uitvoering zaken anders verlopen dan overeengekomen. Verdere afstemming bij de uitvoering van de gladheidbestrijding is niet aan de orde. Meldingen van andere wegbeheerders worden voor kennisgeving aangenomen. De voorgaande acties, de aanwezige hoeveelheid restzout op de wegen, eigen waarnemingen en inschatting van de actuele situatie zijn voor de gladheidcoördinator bepalend. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige stooiacties worden uitgevoerd met alle nadelige gevolgen van dien. 2.4.5 REGELING RUSTUREN De bewaking van de rusturen zoals beschreven in § 1.2.2 Arbo-aspecten, gebeurt door de medewerkers. Medewerkers die een oproep hebben ontvangen tijdens de consignatiedienst worden zo nodig afgelost door medewerkers uit de dagdienst. Deze zelfsturende teams leggen hierover verantwoording af bij het afdelingshoofd Beheer. 2.4.6 VERZEKERINGEN Medewerkers zijn gedurende de feitelijke inzet en gedurende de reistijd van en naar huis, verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid. Er is echter geen inzittende verzekering afgesloten voor de strooivoertuigen. Dit betekent dat personen die met strooivoertuigen meerijden en niet in dienst zijn van de gemeente, niet verzekerd zijn. Om deze reden is het niet toegestaan om tijdens de inzetmomenten gezinsleden, familieleden of andere niet-werknemers mee te laten rijden in de voertuigen.
2.5 COMMUNICATIE Bij het inzetten van de bestrijdingsactie maakt de gladheidscoördinator, naast zijn telefoon, gebruik van de webapplicatie van het weerbureau om meerdere doelgroepen te informeren. Daarnaast zend hij per actie via deze applicatie een twitterbericht uit namens de gemeente Beuningen met de standaardtekst: Gemeente Beuningen gaat strooien vanwege verwachte gladheid. 2.5.1 UITVOERENDE PARTIJEN Alle medewerkers die betrokken zijn bij de gladheidbestrijding, intern en extern, worden door gladheidcoördinator persoonlijk via de telefoon benaderd. Hierdoor heeft de coördinator direct de mogelijkheid om aanvullende informatie en/of wensen te delen.
38
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
2.5.2 WEGBEHEERDERS De wegbeheerder van de gemeente ontvangt bij het inzetten van een bestrijdingsactie een e-mailbericht. Dit bericht wordt verstuurd door de gladheidcoördinator en wordt gegenereerd via de logboekfunctie van de applicatie van het weerbureau. Via dit mailbericht kan de coördinator de volgende gegevens delen:
moment van informatieverstrekking; startmoment van de strooiacties; naam gladheidcoördinator; dosering dooimiddel; omvang strooiactie; soort gladheid welke wordt bestreden; of de schuiven worden ingezet; gekozen strooimethodiek; eventuele aanvullende opmerkingen.
Wegbeheerder van aangrenzende gemeenten (zie § 2.2.2 Aangrenzende gemeenten) ontvangen geen bericht. 2.5.3 HULPDIENSTEN Bij het inrichten van de strooiroutes kennen de hulpdiensten als doelgroep de hoogste prioriteit (zie § 1.3.3.3 Doelgroepen). Hierdoor is een goede bereikbaarheid van woonwijken, winkelgebieden en bedrijventerreinen maximaal ingevuld. Nadere communicatie hierover biedt om deze reden geen toegevoegde waarden. De politie ontvangt echter uit het belang van openbare orde en veiligheid bij het inzetten van een bestrijdingsactie een e-mailbericht. Dit bericht wordt verstuurd door de gladheidcoördinator en wordt gegenereerd via de logboekfunctie van de applicatie van het weerbureau. Via dit mailbericht kan de coördinator de volgende gegevens delen:
moment van informatieverstrekking; startmoment van de strooiacties; naam gladheidcoördinator; dosering dooimiddel; omvang strooiactie; soort gladheid welke wordt bestreden; of de schuiven worden ingezet; gekozen strooimethodiek; eventuele aanvullende opmerkingen.
2.5.4 INFORMATIECENTRUM De medewerkers van het telefonische informatiecentrum (TIC) ontvangen bij het inzetten van een bestrijdingsactie een e-mailbericht. Dit bericht wordt verstuurd door de gladheidcoördinator en wordt gegenereerd via de logboekfunctie van de applicatie van het weerbureau. Via dit mailbericht kan de coördinator de volgende gegevens delen:
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
39
moment van informatieverstrekking; startmoment van de strooiacties; naam gladheidcoördinator; dosering dooimiddel; omvang strooiactie; soort gladheid welke wordt bestreden; of de schuiven worden ingezet; gekozen strooimethodiek; eventuele aanvullende opmerkingen.
2.6 REGISTRATIE EN EVALUATIE Om goede invulling te kunnen geven aan de inspanningsverplichting zoals beschreven in 1.2.1 Juridische aspecten, is registratie van uitgevoerde acties en de basis waarop deze keuzes gemaakt zijn van groot belang. In dit hoofdstuk volgt daarop een toelichting. 2.6.1 MONITORING De gladheidcoördinator bewaakt de bestrijdingsactie van A tot Z. Op werkdagen wordt hij hierbij ondersteund door de werfbeheerder. In nauw overleg met de medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering, wordt het resultaat van de acties bewaakt. De administratieve afhandeling van de uitgevoerde acties is eveneens een verantwoordelijkheid van de gladheidcoördinator. Het registreren van de gegevens heeft als doel om eventuele aansprakelijkheden achteraf te kunnen pareren door aan te tonen om welke reden acties zijn ingezet en feitelijk zijn gestart en afgerond. Op deze wijze kan de wegbeheerder aantonen dat er invulling is gegeven aan een zorgvuldigheidsrichtlijn zoals beschreven in § 1.2.1 Juridische aspecten. 2.6.2 REGISTRATIEFORMULIEREN Bij het monitoren maakt de gladheidcoördinator gebruik van twee formulieren. Dit zijn de volgende formulieren:
Route informatie invulformulier Strooilog invulformulier
Beide formulier zijn opgenomen in Bijlage 4: Route informatie & strooilog invulformulier. Route informatie invulformulier Het ‘route informatie invulformulier’ wordt door de medewerkers op de strooiwagens ingevuld. Per gereden route wordt één formulier ingevuld door de betreffende medewerker die de strooiactie heeft uitgevoerd. De ingevulde formulieren worden per strooiactie door de gladheidcoördinator ingenomen, gecontroleerd op volledigheid en (digitaal) gearchiveerd.
40
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Naast eventuele bijzonderheden wordt de volgende informatie met betrekking tot de strooiactie, door de medewerker op het formulier ingevuld: Aanduiding formulier:
Aanvangstijd strooiroute
-
Eindtijd strooiroute
-
Gereden route
-
Hoeveelheid (gram) gestrooid dooimiddel per m
2
-
Totaal aantal Kilogram gestrooid zout op de route
Zout fijn
Totaal aantal Liters gebruikt natzout op de route
NaCl
Duur (uren) van de strooiroute
Uren
Werkuren van de strooier tijdens het rijden van de route
Werkuren
Totaal gereden afstand van de route
Afstand
Werkafstand in de route waarop de strooier in werking was
Werkafstand
Strooilog invulformulier Het ‘strooilog invulformulier’ wordt door de gladheidcoördinator ingevuld per strooiactie die wordt uitgevoerd. Wanneer deze compleet is ingevuld draagt de coördinator voor een (digitale) archivering van het document. Toelichting:
Datum
Datum van de strooiactie
Dag
Betreffende dag van de week
Naam coördinator
Naam gladheidcoördinator van dienst
Actie uitgevoerd van
Begin- en eindtijd totale strooiactie
Deelnemers
Namen van medewerkers buitendienst
Inhuur aanwezig vanaf
Begin- en eindtijd inzet ondernemer
Naam chauffeur inhuur
Naam medewerker ondernemer
Dosering
Hoeveelheid (gram) te strooien hoeveelheid zout per m2 en of er nat- en/of droogzout is ingezet
Actie soort
Preventieve of curatieve bestrijdingsactie
Geploegd
Tijdstip waarvan af de voertuigen uitgerust zijn met de schuiven
Soort gladheid
Bevriezing, ijzel, condensatie of sneeuw
Betrokkenen geïnformeerd
Alle betrokkenen geïnformeerd
Bijzonderheden / opmerkingen
Eventuele bijzonderheden die zich gedurende de actie hebben voorgedaan. Dit kan zijn onverwachtte stilstand van een voertuig of meldingen van hulpdiensten etc.
2.6.3 EVALUATIE Eenmaal per jaar wordt er een evaluatiemoment met alle medewerkers van de gladheidbestrijding door de wegbeheerder gepland. Na de winter (april) wordt
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
41
dit moment gepland om de inzet en resultaten van afgelopen winterperiode te beschouwen. Voor de komende winterperiode (oktober) wordt eveneens een overlegmoment met alle medewerkers door de wegbeheerder georganiseerd. Tijdens beide momenten komen minimaal de volgende onderwerpen aan bod:
Gestelde prioriteiten Routes Klachten Werk- en rusttijden Rooster Ondersteuning weerbureau Materieel
Van deze bijeenkomsten wordt een verslag opgemaakt. Voorstellen tot verbetering worden voor de volgende winterperiode meegenomen in het voorstel richting het College van B&W (zie § 2.3.2 Routes). 2.6.3.1 Verantwoording De wegbeheerder brengt na de winterperiode geen evaluatieverslag uit aan het College. De bevindingen worden tijdens het evaluatiemoment besproken en met een verslag vastgelegd. Hieruit komen, indien van toepassing, verbetervoorstellen naar voren gebaseerd op de ervaringen van voorgaande winterperiode. Deze verbetervoorstellen worden onderbouwd aan het College van B&W ter goedkeuring voorgelegd alvorens een nieuwe winterperiode van start gaat. Met deze aanpak is het continu verbeteren van de dienstverlening en het naleven van de inspanningsverplichting (zie § 1.2.1 Juridische aspecten) voldoende geborgd. Eventuele excessen gedurende de winterperiode worden op gebruikelijke wijze via het hoofd van de afdeling en de Wethouder gecommuniceerd. Met deze aanpak blijft het College geïnformeerd wanneer zaken dreigen af te wijken van hetgeen in dit plan is beschreven. Een apart verslag van reguliere bedrijfsvoering heeft om deze reden geen toegevoegde waarde.
42
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
2.7 PLANNING De jaar planning voor de gladheidbestrijding ziet er als volgt uit: Maand
Actie
Verantwoordelijke
Paragraaf
1 april
Einde winterperiode
-
-
April
Evaluatiemoment
Wegbeheerder
2.6.3 Evaluatie
Wegbeheerder
2.4.2 Inkoop
Wegbeheerder
2.3.2 Routes
Wegbeheerder
2.3.2 Routes
voorgaande winterperiode Mei
Contract afsluiten inkoop dooimiddelen
Augustus
Opmaken/aanpassen strooischema en routes
Augustus
Opmaken B&W-voorstel met strooischema en
2.6.3 Evaluatie
verbetervoorstellen September
Uiterlijk goedkeuring op
Wegbeheerder
-
Wegbeheerder
1.3.2.2
strooischema voor komende winterperiode en verbetervoorstellen door college van B&W September
Opmaken en vaststellen winterrooster
Afwegingen personeel
Mei t/m
Onderhoudsperiode
oktober
materieel
Oktober
Overlegmoment
Wagenparkbeheerder
-
Wegbeheerder
2.6.3 Evaluatie
Wegbeheerder
1.3.2.5
aankomende winterperiode Oktober
Opstarten externe communicatie
Oktober
Vlootschouw
Communicatie Wagenparkbeheerder
2.3.6.2 Vlootschouw
1 November
Start winterperiode
-
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
-
43
BIJLAGEN Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
44
1: Risico-inventarisatie & -evaluatie gladheidbestrijding 2: Protocol schaarste dooimiddelen 3: Strooischema en routes 4: Route informatie & strooilog invulformulier 5: Interne afspraken taakverdeling
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
BIJLAGE 1: RISICO-INVENTARISATIE & -EVALUATIE GLADHEIDBESTRIJDING Risicoprofiel Gladheidbestrijding Werkzaamheden
Risico
Maatregelen
Aanwijzing van
Opbouwen voertuig met strooier en sneeuwschuif
Beknelling tussen voertuig en opbouw
Duidelijke instructie geven wagenparkbeheerder
Wagenparkbeheerder
Contact met smeermiddelen en oliën
Gebruik juiste PBM’s
Beknelling tussen voertuig en heftruck
Duidelijke instructie geven werfbeheerder
Contact met dooimiddelen
Gebruik juiste PBM’s
Betrokken raken bij ongeval
Volgen rijvaardigheidstraining
Afnemende alertheid door vermoeidheid
Respecteer rust- & werktijden
Opstandige weggebruikers
Volgen training omgaan met aggressie
Beknelling tussen voertuig en heftruck
Duidelijke instructie geven werfbeheerder
Contact met dooimiddelen
Gebruik juiste PBM’s
Beknelling tussen voertuig en opbouw
Duidelijke instructie geven wagenparkbeheerder
Huidcontact smeermiddelen en oliën
Gebruik juiste PBM’s
Laden strooier met dooimiddelen
Strooien route & Sneeuwschuiven
Ledigen strooier met dooimiddel
Afbouwen voertuig met strooier en sneeuwschuif
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
Werfbeheerder
Hoofd van de afdeling
Werfbeheerder
Wagenparkbeheerder
45
BIJLAGE 2: PROTOCOL SCHAARSTE DOOIMIDDELEN Met de winters 2009/2010 en 2010/2011 nog in het geheugen, wordt de gemeente Beuningen tijdig geïnformeerd over de wegenzoutsituatie bij zoutleveranciers. Met extra voorraad en de hoeveelheid die nog uit de productie aan wegenzout beschikbaar komt, proberen de leveranciers voldoende te zijn voorbereid op een stevige winter. Daarbij wordt aangenomen dat de leveringen redelijk gelijk verspreid over de winterweken plaatsvinden. Diverse oorzaken kunnen leiden tot een enorme piek in de bestellingen van wegenzout. Daarmee is bij aanhoudend winterweer het risico reëel dat leveranciers ruim voor het einde van de winter de overeengekomen contractuele hoeveelheid volledig zullen hebben geleverd en door de voorraad wegenzout heen zijn. Wegenzoutverdeelplan Om dit te voorkomen en vanuit gedeelde verantwoordelijkheid vanuit leveranciers om, ook later in de winter, de wegen in Nederland veilig berijdbaar te houden, kunnen zij de leveringen van wegenzout per week beperken. Het beschikbare wegenzout blijft gereserveerd voor klanten met een contract, zoals de gemeente Beuningen. Dit verdeelplan met als basis een gelijkmatige verdeling van de resterende contractuele hoeveelheden over de weken, wordt vooraf aangekondigd met een te verwachte looptijd door de leveranciers. Mogelijke gevolgen Met het huidige strooiregime moet er tijdens een actief verdeelplan rekening gehouden worden met de totale contractueel beschikbare hoeveelheid wegenzout en met een gespreide uitlevering gedurende de wintermaanden. Dit kan betekenen dat er moet worden besloten om het strooien te beperken tot de routes die gepubliceerd zijn en niet overgaan, bij aanhoudende vorst, tot het strooien van de overige wegen. Bij het ontstaan van een nog grotere schaarste van zout door aanhoudende slechte weersomstandigheden, kunnen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Deze aanvullende maatregelen en de beslismomenten zijn opgenomen in een zestal scenario’s. Deze scenario’s zijn in dit bijlage beschreven.
SCENARIO’S Om bij mindere beschikbaarheid van gangbare dooimiddelen toch de Gemeente Beuningen begaanbaar te houden, zijn de navolgende scenario’s bepaald. Scenario 1 Gladheidbestrijding wordt uitgevoerd conform het, door de Raad, vastgestelde gladheidbestrijdingsplan. Het betreft de blauwe, groene, oranje en rode route en bij aanhoudende gladheid aanvullende strooiacties op overige wegen. Uitgangspunten: Voldoende voorraad van droog en nat zout.
46
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Scenario 2 Gladheidbestrijding wordt alleen uitgevoerd op de, door het College, vastgestelde routes. Het betreft hier de blauwe, groene, oranje en rode route. Bij dit scenario worden bij aanhoudende gladheid geen strooiacties meer gehouden op overige wegen. Ook niet wanneer de routes onder controle zijn. Winkelcentra en parkeerterreinen worden eveneens niet meegenomen in de bestrijding. Indien mogelijk en inpasbaar kunnen overige wegen machinaal met behulp van een schuif, ondersteund door het strooien van zand, vrijgemaakt worden van sneeuw. De toepasbaarheid en de omvang van deze aanvullende maatregel wordt bepaald door de gladheidscoördinator. Door het dreigend tekort aan dooimiddelen worden alleen de vastgestelde routes gestrooid. Uitgangspunten: Voldoende voorraad van nat zout en een te matige hoeveelheid (< 250 ton) droog zout. De verwachting van levering van nieuwe voorraad droog zout door leveranciers is op langere termijn. Bij inwerking treden van dit scenario wordt er besloten of en wanneer er een werkvoorraad van 60 m3 brekerzand aangelegd wordt. Deze werkvoorraad is t.b.v. het opmengen met het restant droog strooizout. Tot deze voorzorgsmaatregelen zal worden overgegaan als de weersverwachtingen, in de periode voor aanlevering van nieuwe voorraad droog zout, laten zien dat er een aanzienlijke kans aanwezig is op gladheid door temperaturen en/of neerslag. Deze beslissing wordt genomen door de werfbeheerder. Scenario 3 Gladheidbestrijding wordt alleen nog uitgevoerd op hoofdwegen, busroutes en uitvalswegen voor hulpdiensten binnen de, door het College, vastgestelde routes. Het betreft hier de blauwe, groene, oranje en rode route. Hoofdwegen, busroutes en uitvalswegen voor hulpdiensten die gestrooid worden, binnen de gemeentegrens, zijn de navolgende wegen: • • • • • • • • • • • •
Gehele van Heemstraweg Schoenaker, tussen van Heemstraweg en rotonde industrieterrein Wilhelminalaan vanaf van Heemstraweg tot Ficarystraat Verlengde Wilhelminalaan Gedeelte Elsenpas (richting ambulancepost) Trajanussingel vanaf Wilhelminalaan tot aan Hadrianussingel Hadrianussingel Lagunasingel Nieuwe Pieckelaan Burgemeester van Suchtelenstraat Houtduiflaan Burgemeester Gerardtslaan
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
47
• • • • • • • • • •
Haagstraat Leigraaf Postkantoorstraat, de dijkoprit t.h.v. stoplichten aan de van Heemstraweg Kerkstraat, de dijkoprit t.h.v. stoplichten aan de van Heemstraweg Ficarystraat Betenlaan Leegstraat tussen Koningstraat en van Heemstraweg Vrijliggende fietspaden gelegen aan bovenstaande wegen Snelfietsroutes
Indien mogelijk en inpasbaar kunnen overige wegen machinaal met behulp van een schuif, ondersteund door het strooien van zand, vrijgemaakt worden van sneeuw. De toepasbaarheid en de omvang van deze aanvullende maatregel wordt bepaald door de gladheidscoördinator. Uitgangspunten: Voldoende voorraad van nat zout en een te kleine hoeveelheid (< 150 ton) droog zout. De verwachting van levering van nieuwe voorraad droog zout door leveranciers is op langere termijn. Scenario 4 Gladheidbestrijding wordt alleen nog uitgevoerd op hoofdwegen, busroutes en uitvalswegen voor hulpdiensten binnen de, door het College, vastgestelde routes. Het betreft hier de blauwe, groene, oranje en rode route. Hoofdwegen, busroutes en uitvalswegen voor hulpdiensten die gestrooid worden, binnen de gemeentegrens, zijn gelijk aan scenario 3. Door het gebrek aan dooimiddel wordt de droge fractie opgemend met brekerzand. Brekerzand kent geen dooiende werking maar draagt bij aan de stroefheid van het wegdek. Het mengsel wordt uitgestrooid in combinatie met de natzout fractie. Hiermee wordt naast het vergroten van de stroefheid ook nog een geringe mate van een dooiend effect bereikt. Indien mogelijk en inpasbaar kunnen overige wegen machinaal met behulp van een schuif, ondersteund door het strooien van zand, vrijgemaakt worden van sneeuw. De toepasbaarheid en de omvang van deze aanvullende maatregel wordt bepaald door de gladheidscoördinator. Uitgangspunten: Voldoende voorraad van nat zout en geen noemenswaardige hoeveelheid (< 50 ton) droog zout. De verwachting van levering van nieuwe voorraad droog zout door leveranciers is op langere termijn.
48
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Scenario 5 Gladheidbestrijding wordt alleen nog uitgevoerd op hoofdwegen, busroutes en uitvalswegen voor hulpdiensten binnen de, door het College, vastgestelde routes. Het betreft hier de blauwe, groene, oranje en rode route. Hoofdwegen en busroutes die gestrooid worden, binnen de gemeentegrens, zijn gelijk aan scenario 3. Door een volledig gebrek aan de droge fractie wordt er gestrooid met brekerzand. Brekerzand kent geen dooiende werking maar draagt bij aan de stroefheid van het wegdek. Het brekerzand wordt uitgestrooid in combinatie met de natzout fractie. Hiermee wordt naast het vergroten van de stroefheid ook nog een geringe mate van een dooiend effect bereikt. Indien mogelijk en inpasbaar kunnen overige wegen machinaal met behulp van een schuif, ondersteund door het strooien van zand, vrijgemaakt worden van sneeuw. De toepasbaarheid en de omvang van deze aanvullende maatregel wordt bepaald door de gladheidscoördinator. Uitgangspunten: Voldoende voorraad van nat zout en geen hoeveelheid (= 0 ton) droog zout. De verwachting van levering van nieuwe voorraad droog zout door leveranciers is op korte of langere termijn. Scenario 6 Gladheidbestrijding wordt alleen nog uitgevoerd op hoofdwegen, busroutes en uitvalswegen voor hulpdiensten binnen de, door het College, vastgestelde routes. Het betreft hier de blauwe, groene, oranje en rode route. Hoofdwegen en busroutes die gestrooid worden, binnen de gemeentegrens, zijn gelijk aan scenario 3. Door een volledig gebrek aan de droge en natte fractie wordt er alleen gestrooid met brekerzand. Brekerzand kent geen dooiende werking maar draagt bij aan het vergroten van de stroefheid van het wegdek. Indien mogelijk en inpasbaar kunnen overige wegen machinaal met behulp van een schuif, ondersteund door het strooien van zand, vrijgemaakt worden van sneeuw. De toepasbaarheid en de omvang van deze aanvullende maatregel wordt bepaald door de gladheidscoördinator. Uitgangspunten: Geen voorraad van nat en droog zout. De verwachting van levering van nieuwe voorraad nat en droog zout door leveranciers is op korte of langere termijn.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
49
COMMUNICATIE De gladheidcoördinator (op werkdagen de werfbeheerder) overlegt met het hoofd van de afdeling Belastingen en Buitenruimte over de momenten om over te gaan naar een ander scenario. Het hoofd van de afdeling zorgt voor het informeren van de directie en verantwoordelijke wethouder of zo nodig het College. Communicatie intern Na het wijzigen van het scenario worden meerdere afdelingen en functionarissen geïnformeerd. Deze informatie wordt op werkdagen verstrekt door de werfbeheerder. Buiten kantoortijden zal de gladheidcoördinator niet communiceren naar andere afdelingen. Deze communicatie zal op de eerste werkdag door de werfbeheerder verzorgd worden. De afdelingen en functionarissen die geïnformeerd worden zijn: • • • • •
Werkveld Communicatie Telefonische Informatie Centrum Werkveld Publiekszaken Wegbeheerder Wijkcoördinatoren
Communicatie extern Vanaf scenario 3 zal de weggebruiker geïnformeerd worden door borden. Deze borden worden bij acht (8) invalswegen geplaatst. Deze borden bevatten de volgende tekst:
Wegen beperkt gestrooid De borden worden op de volgende locaties geplaatst bij het inrijden van de gemeente Beuningen: • Verlengde Wilhelminalaan, inrijdend vanaf de Schoenaker richting Wilhelminalaan • Ficarystraat, inrijdend vanaf de Schoenaker richting Wilhelminalaan • Ficarystraat, inrijdend vanaf de Schoenaker richting “Groene Heuvels” • Schoenaker, komende vanaf de A73 voor de rotonde bij het industrieterrein • Nieuwe Pieckelaan, inrijdend vanaf industrieterrein West-Kanaaldijk (Nijmegen) • Van Heemstraweg, inrijdend vanaf de sluis Weurt • Van Heemstraweg, inrijdend vanaf de gemeente Druten • Betenlaan, inrijdend vanaf Bergharen (Gem. Wijchen) voor de kruising met de Ficarystraat • Elsenpas, komende vanuit Lindeholt (Nijmegen) voor de kruising met • Bijsterhuizenstraat
50
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
MIDDELEN Initiële kosten Vanaf scenario 2 kan er besloten worden een voorraad brekerzand aan te leggen. Deze voorraad is 60 m3 groot. De initiële kosten zullen bestaan uit de aanschaf van de hoeveelheid brekerzand en de transportkosten. De voorraad wordt opgeslagen en afgedekt op de gemeentewerf. Hierdoor zijn er geen kosten verbonden aan het in opslag nemen van deze hoeveelheid. De kosten voor het aanleggen van deze eerste voorraad wordt geraamd op 60 m3 x € 30,00 = € 1.800,00 (inclusief transportkosten en exclusief BTW). Aanvullend op deze kosten komen de kosten voor het opmengen van zand en zout. Deze kosten zijn alleen op basis van nacalculatie inzichtelijk te maken. Deze kosten komen ten laste van 42106020/ 434306 Aankoop zout/overig materiaal. Het verloop van de winter bepaald of deze voorraad aangesproken wordt of zo nodig aangevuld moet worden. Om deze reden is er geen inschatting te maken over hoe deze kosten zich per winterperiode ontwikkelen. Na het einde van de winterperiode kan de zandvoorraad weer volledig afgebouwd worden. Voor het zand dient dan een andere bestemming gezocht te worden. Eventuele opbrengsten hieruit worden geboekt op 42106020/ 434306 Aankoop zout/overig materiaal. Ook kan gekozen worden bij voldoende beschikbare ruimte, de hoeveelheid zand te laten liggen voor de komende winterperiode. Deze beslissing wordt door de werfbeheerder gemaakt. Na de winterperiode kunnen aanvullende onderhoudsmaatregelen noodzakelijk zijn om het gestrooide brekerzand te verwijderen van wegen, goten en uit kolken. De noodzaak van een dergelijke maatregel is ter beoordeling van de wegbeheerder. De omvang van deze kosten is sterk afhankelijk van de gekozen maatregel en de mate waarin deze wordt ingezet. De kosten worden geboekt op 42106020/ 434306 Aankoop zout/overig materiaal. Jaarlijkse exploitatielasten Op dit moment is er geen sprake van jaarlijkse exploitatielasten.
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
51
BIJLAGE 3: STROOISCHEMA EN ROUTES Strooischema
52
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Blauwe route
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
53
54
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Groene route
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
55
56
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
Rode Route
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
57
Oranje route
58
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
BIJLAGE 4: ROUTE INFORMATIE & STROOILOG INVULFORMULIER Route informatieformulier
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
59
Strooilog invulformulier
60
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 - 2020 | DEFINITIEF
BIJLAGE 5: INTERNE AFSPRAKEN TAAKVERDELING
GLADHEIDBESTRIJDINGSPLAN 2015 – 2020 | DEFINITIEF
61