Provinciale Staten
Vergadering d.d. 23 september 2009 Besluit nr. PS2009-658
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 juli 2009, nr. 2009-013327, Gelet op artikel 82 van de Provinciewet en de hoofdstukken 7 en 9 van de Algemene wet bestuursrecht BESLUITEN Vast te stellen: de Verordening bezwaar- en klachtbehandeling Gelderland 2009 Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. ambtenaar: degene die door gedeputeerde staten is aangesteld om in de openbare dienst van de provincie werkzaam te zijn, zijn nagelaten betrekking en rechtverkrijgenden. Onder ambtenaar wordt tevens verstaan de gewezen ambtenaar; b. commissie: de commissie van advies voor bezwaarschriften en klachten; c. klacht: klacht als bedoeld in artikel 9:1 van de wet, die betrekking heeft op gedrageningen van of toe te rekenen aan een provinciaal bestuursorgaan. d. verwerend orgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen; e. wet: Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2. Toepasselijkheid afdeling 9.1.3 Voor de behandeling van klachten wordt de in afdeling 9.1.3 van de wet geregelde procedure gevolgd. Hoofdstuk II Behandeling van bezwaarschriften en klachten Paragraaf 1 Commissie Artikel 3. Commissie 1. Er is een commissie als bedoeld in artikel 7:13 en 9:14 van de wet belast met de behandeling van en de advisering over: a. bezwaarschriften als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid, van de wet; b. klachten. 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van: a. administratieve beroepen en geschillen; b. bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en de Subsidieregeling natuurbeheer 2000; c. bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen besluiten waarbij met toepassing van het functiewaarderingssysteem Fuwaprov de waardering van een functie is vastgesteld. Artikel 4. Samenstelling commissie 1. De commissie bestaat, met inbegrip van de voorzitter, uit ten minste 6 en ten hoogste 20 leden.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7, vierde lid, worden de voorzitter en de leden van de commissie benoemd, geschorst en ontslagen door gedeputeerde staten. Zij kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een provinciaal bestuursorgaan. Artikel 5. Zittingsduur 1. De voorzitter en de leden van de commissie worden voor vier jaar benoemd. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd. 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen. 3. In geval van aftreden of ontslag blijven zij hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien. Artikel 6. Secretaris 1. De commissie wordt ondersteund door een of meer secretarissen. 2. De secretaris van de commissie is een door gedeputeerde staten aangestelde ambtenaar. 3. De secretaris is slechts verantwoording schuldig aan de commissie. Artikel 7. Instelling kamers 1. De commissie stelt kamers in die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften en klachten. De commissie stelt voor elke kamer vast welke categorieën bezwaarschriften en klachten door haar zullen worden behandeld. 2. Er is in ieder geval een kamer belast met de behandeling van bezwaarschriften en klachten, gericht tegen besluiten gebaseerd op regelgeving betreffende: a. de arbeidsverhouding tussen de provincie en ambtenaren, of b. de organisatie en de inrichting van het ambtelijk apparaat van de provincie of onderdelen daarvan. 3. Elke kamer bestaat uit: a. een voorzitter, zijnde de voorzitter van de commissie of een op diens voorstel door gedeputeerde staten als plaatsvervangend voorzitter benoemd lid; b. twee andere leden, van de commissie; c. een secretaris. 4. De kamer als bedoeld in het tweede lid wordt als volgt samengesteld: a. een lid en een plaatsvervangend lid aan te wijzen door gedeputeerde staten; b. een lid en een plaatsvervangend lid aan te wijzen door de vakorganisaties in de commissie voor Georganiseerd Overleg in ambtenarenzaken; c. Gedeputeerde staten en de in het Georganiseerd Overleg vertegenwoordigde vakorganisaties wijzen gezamenlijk één lid, tevens voorzitter, aan. 5. Met uitzondering van de kamer, bedoeld in het tweede lid, kunnen de kamers kan beslissen dat de behandeling van een bezwaarschrift of klacht door de commissie zal geschieden. 6. Op de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Procedurele bepalingen Artikel 8. Ingediend bezwaarschrift en klaagschrift 1. Op het ingediende bezwaarschrift of klaagschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. 2. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in 6:14 van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaarschrift zal adviseren. 3. Het bezwaarschrift of klaagschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen gesteld van de commissie.
2
Artikel 9. Mediation Na ontvangst van een bezwaarschrift of klaagschrift kan een onderzoek worden ingesteld naar de mogelijkheid het geschil door middel van mediaton op te lossen. Indien mediation leidt tot een vaststellingsovereenkomst is deze paragraaf met uitzondering van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, niet van toepassing. Artikel 10. Vooronderzoek 1. De voorzitter van de commissie kan in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift of klaagschrift alle gewenste inlichtingen inwinnen of doen inwinnen. 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe ter zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van gedeputeerde staten vereist. Artikel 11. Hoorzitting 1. De secretaris van de commissie bepaalt, in overleg met de voorzitter, plaats en tijdstip van de zitting waarop de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen. 2. De belanghebbende of klager en het verwerend orgaan of degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft worden ten minste twee weken, behoudens bijzondere omstandigheden, voor de zitting schriftelijk uitgenodigd. 3. Het schriftelijk commentaar van het bestuursorgaan op het bezwaarschrift of de klacht wordt ten minste twee weken voorafgaand aan de hoorzitting aan de commissie, de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, toegezonden. 4. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet. Artikel 12. Quorum 1. Het horen kan worden opgedragen aan de voorzitter of een lid van de commissie. 2. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt in het advies vermeld welke leden zijn betrokken bij de totstandkoming van het advies van de commissie. Artikel 13. Niet deelneming aan de behandeling De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift of klacht, indien daarbij een persoonlijk belang als bedoeld in 2:4 van de wet in het geding kan zijn. Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting 1. De hoorzitting van de commissie is openbaar. 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende of het verwerend orgaan daartoe een verzoek doet. 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen de openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren. Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 en 9:15, vierde lid, van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid. 2. Het verslag bevat een beknopte weergave van het ter hoorzitting verhandelde.
3
3. Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, wordt hiervan melding gemaakt in het verslag. 4. Het verslag verwijst naar de tijdens de hoorzitting overgelegde bescheiden. Deze worden aan het verslag gehecht. 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Artikel 16. Nader onderzoek 1. Indien na afloop van de hoorzitting vóórdat het advies is uitgebracht naar het oordeel van de commissie een nader onderzoek wenselijk is, geschiedt dit door of onder leiding van de voorzitter van de commissie. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van gedeputeerde staten vereist. 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden gezonden. 3. Het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen kan, indien nadat de commissie advies heeft uitgebracht, feiten en omstandigheden bekend worden als bedoeld in artikel 17, de commissie verzoeken onder terugneming van het advies het onderzoek te heropenen. Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden na de hoorzitting 1. Indien na het horen feiten en omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaarschrift te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden en, indien dit daarmee nog niet bekend is, het verwerend orgaan medegedeeld en worden zij, alvorens toepassing te geven aan artikel 7:9 van de wet, in de gelegenheid gesteld daarop binnen een bepaalde termijn schriftelijk te reageren. 2. Bij de oproep voor de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:9 van de wet wordt melding gemaakt van de ontvangst van krachtens het vorige lid ingediende reacties. Artikel 18. Raadkamer en advies 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies. 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt. 3. De secretaris heeft een raadgevende stem. 4. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift of het klaagschrift. 5. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend. Artikel 19. Uitbrengen advies 1. Het advies wordt, onder meezending van de op de zaak betrekking hebbende stukken, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift of klaagschrift dient te beslissen. 2. Indien naar het oordeel van de secretaris van de commissie de termijn als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid of artikel 9:11, eerste lid van de wet ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het in eerste lid bedoelde bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen. 3. Van een besluit tot verdaging ontvangt de commissie een afschrift.
4
Hoofdstuk III Slotbepalingen Artikel 20. Jaarverslag De commissie brengt jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden aan provinciale staten en doet zo nodig aanbevelingen. Artikel 21. Overgangsrecht De leden van de commissie die zijn benoemd onder de werking van de Verordening bezwaar- en beroepschriften 1994 en de Bezwarenregeling personeel worden geacht te zijn benoemd onder de werking van deze verordening. Artikel 22. Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst. 2. De Verordening bezwaar- en beroepschriften 1994, de Bezwarenregeling personeel en de Verordening klachtbehandeling Gelderland worden ingetrokken, met dien verstande dat in de Verordening klachtbehandeling Gelderland neergelegde bepalingen van kracht blijven voor klachten die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening. Artikel 23. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bezwaar- en klachtbehandeling Gelderland 2009. Arnhem, 23 september 2009 - zaaknr. 2009-013327 Provinciale Staten van Gelderland
voorzitter
griffier
5