Geselecteerde onderzoeksprojecten door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek
Geselecteerde onderzoeksprojecten do or het Fond s vo or Wetenschappelijk Onderzoek
Ten geleide, Het Levenslijn-Kinderfonds heeft zich gedurende de voorbije jaren geprofileerd als het bedrijfsfonds van VMMA dat wil bijdragen tot een vermindering van het aantal jonge verkeersslachtoffers, tot een betere opvang en tot een veiliger en aangenamer mobiliteit voor kinderen. De middelen van het Levenslijn-Kinderfonds worden verzameld door de actie Levenslijn van vooral vtm en andere zenders van de Vlaamse Mediamaatschappij VMMa. Meer informatie over hun acties is te vinden op: http://www. vtm.be/levenslijn. Deze middelen worden beheerd door de Koning Boudewijnstichting die daartoe een Bestuurscomité heeft samengesteld. Het Levenslijn-Kinderfonds heeft initiatieven ontwikkeld m.b.t. preventie, de opvang van jonge verkeersslachtoffers en wetenschappelijk onderzoek. Ongetwijfeld zijn de initiatieven rond opvang en preventie het best bekend. Enerzijds is Zebra (intussen een deelwerking van Rondpunt) erg bekend voor haar werking rond de opvang van jonge verkeersslachtoffers, en anderzijds vormen ook figuren als Zeppe en Zikki iconen ivm de preventie1. Maar daarnaast is er nog een derde pijler: het wetenschappelijk onderzoek. Dit is minder bekend, niet in het minst omdat het gaat om werk van lange adem (een onderzoeksproject duurt doorgaans zo’n vier jaar) en ook omdat de resultaten in eerste instantie niet in het oog springen. Het gaat hier immers om fundamenteel onderzoek dat de onderbouw levert voor toegepast onderzoek, dat op zijn beurt
heel concrete acties beoogt. Het LevenslijnKinderfonds heeft altijd voor fundamenteel onderzoek gekozen omdat dit op lange termijn veel stevigere resultaten biedt. Maar onbekend is onbemind en daarom wil deze uitgave ook deze derde pijler van het Levenslijn –Kinderfonds in het licht zetten, en wel op een manier die toegankelijk is voor een breed publiek. Vooreerst dient beklemtoond dat het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWO Vlaanderen) de oproepen voor onderzoeksprojecten publiceert en ook de deskundige mensen samenbrengt om de ingediende projecten te selecteren. Het FWO Vlaanderen zorgt voor de financiering ervan en volgt de uitvoering ervan op. Zo wordt de wetenschappelijke kwaliteit ervan gewaarborgd. In een eerdere publicatie (2008) werd een overzicht gegeven van de onderzoeken die hetzij afgerond hetzij nog lopende waren. In de voorliggende publicatie worden de vier onderzoeksprojecten voorgesteld die tijdens de jongste selectie door het FWO goedgekeurd werden; twee ervan zijn vooral belangrijk i.v.m. preventie en twee ervan richten zich op de verdere verbetering van het lot van verkeersslachtoffers. Het Levenslijn – Kinderfonds dankt FWO Vlaanderen voor deze samenwerking. We wensen u veel leesgenot, Kristine Kloeck, Voorzitter van het Bestuurscomité van Levenslijn-Kinderfonds
Over deze en andere initiatieven wordt tweejaarlijks gerapporteerd. Er zijn dan ook reeds 4 rapporten voorhanden: 2008-2009, 2006-2007, 2004-2005 en 2002-2003. Deze zijn terug te vinden op de website. http://www.kbs-frb.be
1
4
Een kort o verzicht van de onderzoeken • Een derde onderzoek gaat na hoe kinderen met een hersentrauma stappen en wat er daarbij gebeurt in de hersenen. De onderzoekers gaan dus na hoe de hersenen deze bewegingen sturen en welke verschillen we zien met niet-aangetaste kinderen. Dat moet aanleiding geven tot een meer gerichte revalidatie. > pg x M. Heitger, K. Caeyenberghs, D. Drijkoningen, I. Leunissen, J Gooijers, J. Duysens, S. Swinnen KU Leuven
• Verkeersongevallen bij kinderen resulteren vaak in een hoofdtrauma en als gevolg daarvan ontstaan er leerproblemen. Dat geldt vooral voor rekenen. Het onderzoek wil in kaart brengen welke hersengebieden daarmee te maken hebben, en hoe het herstelproces evolueert. > pg x Leen Van Beek, Lieven Lagae, Pol Ghesquière, Bert De Smedt KU Leuven • Een ander onderzoek gaat na hoe kinderen en jongeren met visuele informatie omgaan en wat zij precies zouden moeten leren om er efficiënter mee om te gaan. Dat kan een belangrijk element worden in de verkeersopvoeding van kinderen. > pg x Matthieu Lenoir, Pieter Vansteenkiste Universiteit Gent
• Een laatste project dat hier wordt voorgesteld richt zich op de jongeren. Gezien het groot aantal ongevallen bij deze leeftijdsgroep, wil dit onderzoek inzicht krijgen in de factoren die bepalen dat 16-18 jarigen voor korte verplaatsingen de voorkeur geven aan een brommer of een auto, dan wel aan ‘actief transport’ zijnde wandelen en fietsen. > pg x Benedicte Deforche, Vrije Universiteit Brussel - Universiteit Gent, Peter Clarys, Universiteit Gent, Ilse De Bourdeaudhuij, Vrije Universiteit Brussel
5
01
Cognitieve en neurale kenmerken van rekenproblemen bij kinderen met een hoofdtrauma als gevolg van een verkeersongeval
Leen Van Beek, Lieven Lagae, Pol Ghesquière, Bert De Smedt KU Leuven
onmiddellijk na het ongeval als bij follow-up zes maanden en een jaar later. Dit laat ons toe om ook de evolutie en het herstel na het ongeval te bestuderen. De bedoeling is om de rekenproblemen bij kinderen met een hoofdtrauma in kaart te brengen en te beschrijven welke hersengebieden een rol spelen bij deze rekenproblemen en in hun herstelproces.
Verkeersongevallen vormen de belangrijkste oorzaak van een hoofdtrauma bij kinderen. Kinderen met een hoofdtrauma krijgen vaak leerproblemen. Tot op heden is er echter weinig onderzoek gedaan naar de precieze kenmerken van deze leerproblemen. Bovendien is er ook weinig informatie beschikbaar over welke aspecten van het hoofdtrauma de leerproblemen voorspellen. Een goed begrip hiervan is echter onmisbaar voor de ontwikkeling van aangepaste en succesvolle revalidatieprogramma’s. Uit onderzoek blijkt dat kinderen met een hoofdtrauma vooral problemen hebben met rekenen, eerder dan met lezen of spellen. Daarom zullen we in dit onderzoek op rekenen focussen. Rekenvaardigheden zijn immers ook van essentieel belang voor de levenskwaliteit in onze moderne maatschappij: dagelijks maken wij gebruik van getallen en op school nemen rekenen en wiskunde een zeer belangrijke plaats in.
Zes- tot en met twaalfjarige kinderen die in het U.Z. Gasthuisberg te Leuven worden opgenomen na een ongeval met een mild of matig hoofdtrauma tot gevolg, zullen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de studie. Zowel tijdens de acute fase kort na het ongeval als bij follow-up zes maanden en een jaar later wordt bij de kinderen uit de onderzoeksgroep de rekenvaardigheid onderzocht. Daarnaast wordt de hersenactiviteit via EEG gemeten terwijl zij een aantal specifieke rekentaken uitvoeren. We zullen ook de hersenstructuur van deze kinderen onderzoeken via een hersenscan (NMR). Dergelijk onderzoek is nodig om na te gaan welke hersengebieden een rol spe-
In dit onderzoek willen we een duidelijk beeld krijgen van de rekenproblemen bij kinderen met een hoofdtrauma. We zullen dit onderzoeken zowel
6
len in het optreden van rekenproblemen en hun herstel. De resultaten van de kinderen met een hoofdtrauma zullen worden vergeleken met deze van een controlegroep van kinderen van vergelijkbare leeftijd zonder voorgeschiedenis van een hoofdtrauma. Dit onderzoeksproject maakt het mogelijk het herstelproces van rekenvaardigheden na een hoofdtrauma te volgen en te bepalen welke factoren hierin een rol spelen. Deze informatie is van groot belang om te komen tot een betere begeleiding van de schoolse moeilijkheden bij kinderen met een hoofdtrauma.
7
02
De rol van visuele informatie bij de gedragscontrole en gedragsopvoeding bij jonge fietsers
Matthieu Lenoir, Pieter Vansteenkiste Universiteit Gent
moment naar kijkt. Deze wordt gedragen als een pet en is verbonden met een kleine laptop in een rugzak. Zo kan een fietser ongehinderd rondrijden en kan er nadien worden nagegaan hoe lang er naar bepaalde plaatsen of objecten werd gekeken.
Er bestaat een sterk verband tussen perceptie en actie, met andere woorden, wat je ziet zal grotendeels bepalen wat je doet. Vooral in het verkeer kan iets wel of niet gezien hebben grote gevolgen hebben. Waar we onze blik best op richten is echter iets wat nog te weinig wordt aangeleerd bij jonge fietsers. Het verkeer ‘scannen’ naar mogelijke gevaren lijkt voor een ervaren fietser vanzelfsprekend, maar voor een kind is dit niet evident. Een kind dat pas heeft leren fietsen moet namelijk nog veel aandacht besteden aan de taak zelf. De kans is dus groot dat een kind niet voldoende anticipeert, niet op zoek gaat naar mogelijke gevaren. Daarom wordt het visuele gedrag van jonge fietsers, en de evolutie ervan, in kaart gebracht en vergeleken met ervaren volwassen fietsers. Met een beter zicht op het visueel gedrag van kinderen wordt het mogelijk om hen beter te begeleiden en hen veiliger te laten fietsen in het verkeer.
In een eerste fase van het onderzoek wordt het visueel gedrag geanalyseerd bij specifieke taken zoals door een slalom, een smalle strook en een 8-vorm fietsen. Deze taken worden aangeboden in verschillende moeilijkheidsgraden (vb. smalle, middelmatige en brede stroken) en zullen aan verschillende snelheden moeten worden gefietst. Met deze testen is het mogelijk om na te gaan in hoeverre de complexiteit van de taak en de snelheid van uitvoering een effect zal hebben op het visueel gedrag van de fietser. Door deze resultaten ook te vergelijken tussen ervaren en onervaren fietsers wordt de link tussen het visueel gedrag en de fietsvaardigheid verduidelijkt. Een goede fietsvaardigheid is namelijk een belangrijke vereiste om zich veilig in het verkeer te begeven. We verwachten dat kinderen minder ver voor zich uit kijken dan ervaren fietsers en dus minder zullen anticiperen.
Het onderzoek heeft dan ook als algemeen doel om fundamentele inzichten te verwerven in de rol van visueel gedrag bij jonge fietsers en betere richtlijnen te formuleren voor verkeersopvoeding. Door gebruik te maken van een ‘eye tracker’ kan worden nagegaan waar een fietser op welk
8
Tenslotte wordt nagegaan of de opgedane informatie over het visueel gedrag van ervaren en onervaren fietsers kan aangewend worden om een training te ontwikkelen waarbij kinderen leren naar waar ze best kijken in het verkeer.
Naast de link tussen visueel gedrag en fietsvaardigheid wordt ook het verband tussen omgeving en visueel gedrag onderzocht. Een aantal kinderen zullen een parcours afleggen waarbij ze moeten fietsen over verschillende types ondergrond zoals een recent heraangelegde fietsbaan, een onverharde weg en een kasseiweg. Er wordt vanuit gegaan dat een wegdek met hindernissen een groot deel van de visuele aandacht zal opeisen, waardoor de kinderen minder op andere weggebruikers kunnen letten. In een tweede fase van het onderzoek wordt nagegaan of het visueel gedrag van volwassenen en kinderen ook anders is in meer verkeersgerichte situaties. Om veiligheidsredenen worden de verkeerssituaties getest met behulp van videobeelden en/of virtuele beelden. Er worden beelden geprojecteerd van specifieke verkeerssituaties vanuit het oogpunt van een fietser. De proefpersoon reageert dan van op een fiets op deze beelden. Naast de oogbewegingen worden hier ook de reacties zoals het remmen, versnellen of sturen van de fietser gemeten. Indien mogelijk worden enkele gelijkaardige situaties getest op een afgesloten terrein.
9
03
Locomotorische deficits als gevolg van traumatisch hersenletsel: een longitudinale studie omtrent de invloed van hersenaandoeningen op spatiotemporeel waarnemingsgedrag en gangdeficits tijdens de rehabilitatiefase.
M. Heitger, K. Caeyenberghs, D. Drijkoningen, I. Leunissen, J Gooijers, J. Duysens, S. Swinnen KU Leuven
Dit zal worden gecombineerd met het gebruik van verschillende motorische tests en een hersenscanner (‘MRI’) om de hersenen in beeld te brengen. Daarnaast zullen klinische uitkomstmaten worden gebruikt om de status van het herstel te evalueren. Door middel van een speciale loopmat met een aantal sensoren (‘Gaitrite sensor walkway system’), kunnen we de ernst van de verstoringen in het gangpatroon (in de verschillende stadia van motorisch herstel) identificeren in kinderen met traumatisch hersenletsel. Hierbij gaan we ook onderzoeken wat er met het gangpatroon gebeurt wanneer de aandacht op de proef wordt gesteld met een aandachtsopeisende taak (bijvoorbeeld tijdens het stappen zoveel mogelijk woorden opnoemen die beginnen met de letter ‘F’). Met een speciaal apparaat (‘eye tracker’) gaan we ook problemen kunnen vaststellen in het kijkgedrag (zoals het aantal oogbewegingen, het zien van obstakels, reactietijd van de ogen) tijdens het stappen. Het is immers bekend dat visuele informatie en dus oogbewegingen een belangrijke rol spelen in
Jaren na het ongeval hebben kinderen en adolescenten met hersenletsel als gevolg van een verkeersongeval nog bewegingsproblemen, zoals verstoringen in de controle over armbewegingen, oogbewegingen, het stappatroon en het behoud van evenwicht. Bewegingsstoornissen kunnen leiden tot problemen bij zelfverzorging, op school, en bij de latere beroepsuitoefening. Aandacht vanuit de hulpverlening blijft hiervoor dus noodzakelijk. Helaas is er tot nu toe weinig onderzoek gedaan naar de wijze waarop deze kinderen stappen en wat er daarbij gebeurt in de hersenen; met andere woorden, hoe de hersenen deze bewegingen sturen en welke verschillen we zien met nietaangetaste kinderen. In ons project onderzoeken we de bewegingsproblemen bij kinderen met traumatisch hersenletsel met behulp van nieuwe geavanceerde technologieën. De aanpak van onze studie is zeldzaam omdat het een lange termijn onderzoek is waarbij kinderen met traumatisch hersenletsel meermaals worden onderzocht tijdens hun herstel (één week, 6 weken, 5 maanden, en 2 jaar na het ongeval).
10
het controleren van het stappatroon. Tenslotte wensen we ook de relatie tussen de kwaliteit van het gangpatroon en het kunnen behouden van het evenwicht in kaart te brengen. Wetenschappelijk onderzoek heeft immers aangetoond dat traumatisch hersenletsel vaak gepaard gaat met evenwichtsproblemen. Maar er is nog weinig bekend over hoe deze beperkingen met elkaar samenhangen. Toch is kennis over het verband hiertussen van groot belang om een betere rehabilitatie mogelijk te maken. Behoud van evenwicht zal getest worden aan de hand van een instrumentele taak (‘EquiTest system’), waarbij visuele informatie en de stabiliteit van het oppervlak waarop men staat gemanipuleerd kunnen worden. Al de resultaten op deze motorische tests zullen een indicatie kunnen geven van herstel na opgelopen hersenschade. Voor de ontwikkeling van goede behandelingsmethoden voor deze kinderen is kennis van de veranderingen in de hersenstructuur na een ongeval onontbeerlijk. In het onderzoeksproject zullen we ook gebruik maken van een recente scantechniek (DTI, Diffusion Tensor Imaging), die ons meer informatie kan geven over de opgelopen hersenschade bij deze kinderen. Deze techniek verschaft inzicht in de hersenconnectiviteit, het complexe netwerk van verbindingen dat de verschillende regio’s in de hersenen met elkaar verbindt. Hierbij willen we nagaan of de hersenconnectiviteit gerelateerd kan worden met de bewegingsproblemen, namelijk de kwaliteit van het gangpatroon. Bovendien zullen we deze scan ook snel na het oplopen van het letsel afnemen (maximum 1 week na het ongeval) om aldus heel vroeg op functio-
nele problemen te kunnen inspelen. De techniek is een beduidende stap in de richting van nieuwe onderzoeks- en behandelingsmethodes. De resultaten van dit onderzoek zullen van internationaal belang zijn in hun bijdrage aan de kennis over motorische beperkingen na traumatisch hersenletsel. De bevindingen van dit onderzoek zullen daarnaast leiden tot een procesgerichte diagnostiek en tot de ontwikkeling van nieuwe behandelingsstrategieën voor motorisch training na hersenletsel bij kinderen. Tot slot zal het project een stimulans zijn voor verder onderzoek en expertise binnen Vlaanderen op het vlak van motorisch herstel na traumatisch hersenletsel en zal het een voedingsbodem zijn voor samenwerkingsverbanden met internationale onderzoekscentra.
11
04
Meer en veiliger mobiliteit bij adolescenten: testen van een conceptueel model voor het verklaren van actief en veilig transport bij adolescenten
Benedicte Deforche, Vrije Universiteit Brussel - Universiteit Gent, Peter Clarys, Universiteit Gent, Ilse De Bourdeaudhuij, Vrije Universiteit Brussel
Ondanks het feit dat regelmatig bewegen belangrijk is voor de gezondheid, zijn veel jongeren te weinig fysiek actief. Dit zou deels kunnen te wijten zijn aan het frequent gebruik van gemotoriseerd transport om korte afstanden te overbruggen. Jongeren aansporen tot meer actief transport (te voet of met de fiets) brengt tal van voordelen met zich mee: 1) jongeren worden actiever en fitter, 2) er is minder verkeer en CO2uitstoot en 3) er is minder kans op zware verkeersongevallen. Hoewel actief transport met de fiets ook gezondheidsrisico’s inhoudt (ongevallen en blootstelling aan pollutie) wegen de voordelen op ten opzichte van de risico’s. Ongevallen met brommers resulteren gewoonlijk in ernstigere verwondingen, langere hospitalisatietijd, langere periodes van invaliditeit en hogere kosten dan ongevallen met de fiets. Bovendien vormen ongevallen met gemotoriseerde voertuigen de nummer één doodsoorzaak bij Vlaamse jongeren (15-24 jaar). Bij 16-17 jarigen gebeuren de meeste verkeersongevallen met de bromfiets, terwijl bij 18-20 jarigen de meeste verkeersongevallen gebeuren met de auto. Om jonge verkeersslachtoffers te vermijden, is het belangrijk om inzicht te krijgen in de
12
factoren en processen die de voorkeur voor gemotoriseerd transport (zoals bromfiets, brommer, moto of auto) beïnvloeden. Het promoten van actief transport bij jongeren lijkt ons vooral ook belangrijk omdat dit zou kunnen aanzetten tot een actievere levensstijl op volwassen leeftijd. Tot op heden zijn er echter nog geen studies die hebben onderzocht of mensen die zich tijdens hun jeugd frequent op een actieve manier verplaatst hebben, een liefde of voorkeur voor wandelen of fietsen als transportvorm ontwikkeld hebben en deze gewoonte ook als volwassene verder zetten. Momenteel hebben we ook geen zicht op welke factoren oudere adolescenten, eens ze 16 of 18 jaar zijn of een rijbewijs hebben, ertoe aanzetten om gemotoriseerd transport te gebruiken om korte afstanden af te leggen. Volgens sociaal-ecologische modellen, wordt de keuze voor actief versus gemotoriseerd transport beïnvloed door enerzijds individuele factoren en anderzijds sociale en fysieke omgevingsfactoren. Afstand is een belangrijke voorspeller van de keuze voor actief transport. Een recente studie van onze onderzoeksgroep toonde aan dat 2 km de criterium afstand is voor wandelen en 8 km voor
van deze studie is jongeren te leren zich veilig te verplaatsen in het verkeer met de fiets, brommer of auto om zo verkeersongevallen te vermijden. Inzicht in karakteristieken van adolescenten die korte afstanden te voet, met de fiets, bromfiets, brommer of auto afleggen, in de redenen waarom ze voor deze transportvorm kiezen en in risicofactoren en –gedragingen gekoppeld aan verkeersongevallen, is een belangrijke eerste stap in het ontwikkelen van een effectieve interventie om het actief transport bij jongeren te verhogen. Hieronder vindt u een conceptueel model van factoren die mogelijks gelinkt zijn aan actief versus passief transport en (on)veilig rijgedrag bij jongeren.
fietsen bij jongeren. Bij grotere afstanden kiezen jongeren eerder voor gemotoriseerd of passief transport. Indien we beter inzicht willen krijgen in factoren die de keuze voor actief versus passief transport bepalen, focussen we dus beter op jongeren die dicht genoeg bij verschillende bestemmingen (zoals school, winkels, park, sportfaciliteiten) wonen om er te voet of met de fiets naartoe te gaan. Op deze manier kunnen we afstand als mogelijke storende variabele uitschakelen. Het promoten van actief transport voor het afleggen van korte afstanden zou een eerste effectieve strategie kunnen zijn voor het verminderen van ernstige verkeersongevallen bij jongeren. Aangezien mensen vaak uit gewoonte een bepaalde transportvorm kiezen, is het belangrijk om actief transport te promoten vóór het gebruik van gemotoriseerd transport voor korte afstanden (bv naar de bakker gaan om de hoek van de straat) een gewoonte is geworden. Een tweede mogelijke strategie voor het verminderen van ernstige verkeersongevallen bij jongeren is jongeren veilig leren rijden. Het eerste doel van deze studie is het promoten van korte verplaatsingen te voet of met de fiets bij oudere adolescenten, als een alternatief voor gemotoriseerd transport met de eraan verbonden risico’s bij deze populatie. Het tweede doel Fysieke omgeving Kenmerken van de buurt Kenmerken van de bestemming Kenmerken van de route Sociale omgeving Familie Vrienden
Binnen een eerste luik van dit project willen we dit conceptueel model verfijnen en testen. In tweede instantie zullen kritische factoren die crosssectioneel gelinkt zijn aan transportkeuze en (on) veilig rijgedrag, gebruikt worden als basis voor de ontwikkeling van een interventie ter promotie van actief en veilig transport bij jongeren. Dit zal ons toelaten om te bepalen welke factoren gelinkt zijn aan veranderingen in transportkeuze en (on)veilig rijgedrag en zo kunnen we dit conceptueel model ook prospectief testen.
Perceptie van fysieke en sociale omgeving Indivivuele factoren Persoonlijkheid Attitudes Gewoonte Rijbewijs Bewustzijn van verkeersrisico’s Ecologisch bewustzijn
13
Uitkomsten Actieve versus gemotoriseerde transportkeuze (on)veilig rijgedrag Belangrijkste moderatoren Demografische factoren Ontwikkelingsfactoren Afstand tot bestemming
Het Levenslijn-Kinderfonds wordt in de schoot van de Koning Boudewijnstichting beheerd door een bestuurscomité. Voorzitter van het Bestuurscomité van het Levenslijn-Kinderfonds: Mevrouw Kristine Kloeck Leden: Kristien Arnouts, inspecteur-generaal SO, hoofd van de dienst interne beleidsontwikkeling COC Paul Broos, emeritus gewoon hoogleraar Anatomie en Heelkunde aan de KU Leuven Marc Dupain, algemeen coördinator Levenslijn voor VMMa Guido Knops, eredirecteur van de Koning Boudewijnstichting Winok Oplinus, coördinator Levenslijn-actie voor VMMa Catharine Vander Linden, revalidatiearts bij het Universitair Ziekenhuis Gent Ann Verhetsel, hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen Secretaris: Jan Van Gils, opdrachthouder bij de Koning Boudewijnstichting Het Levenslijn-Kinderfonds kan gecontacteerd worden via de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel, 02-511 18 40 – www.levenslijn.be Wettelijk depot: D/2848/2012/03 ISBN-13: 9782872126682 EAN: 9782872126682 NUR: 976 De Koning Boudewijnstichting steunt jaarlijks zo’n 1.500 projecten en individuen die zich engageren voor een betere samenleving. We organiseren ook debatten over belangrijke maatschappelijke thema’s, delen onderzoeksresultaten in (gratis) publicaties, gaan partnerschappen aan en stimuleren filantropie. Op die manier wil de Stichting duurzaam bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Koning Boudewijnstichting is onafhankelijk en pluralistisch. Ze werkt vanuit Brussel en is actief op lokaal, regionaal, Belgisch, Europees en internationaal niveau. Ze werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. www.kbs-frb.be Volg ons op Facebook | Twitter | YouTube Dank aan de Nationale Loterij en alle schenkers voor hun gewaardeerde steun.
v.u.: Luc Tayart de Borms, Brederodestraat 21, 1000 Brussel • www.tabeoka.be