GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001
Nr. 25
Standplaatsverordening 2001 (raadsbesluit van 31 mei 2001) De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 14 mei 2001
Besluit
vast te stellen de volgende: Standplaatsverordening 2001 Definities Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. standplaats : een gedeelte van de openbare weg dat wordt ingenomen door een verkoopinrichting inclusief de eventueel daarbij behorende uitstalling; b. verkoopinrichting : een mobiele inrichting, zoals een voertuig, een kraam, een stelling of een tafel, teneinde van hieruit producten of diensten te verkopen, te verstrekken of onder de aandacht te brengen, dan wel gedachten of gevoelens uit te dragen; c. openbare weg : hetgeen wordt bedoeld met ‘weg’ in artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001; d. uitstalling : zaken (voorwerpen), geplaatst op of boven de standplaats, teneinde producten of diensten te verkopen, te verstrekken of onder de aandacht te brengen, dan wel de verkoopinrichting zelve onder de aandacht te brengen; e. vergunning : vergunning voor het innemen van een standplaats (standplaatsvergunning); f. vergunninghouder : de persoon op wiens naam de vergunning is geregistreerd; g. relatiepartner : de persoon met wie de vergunninghouder een gemeenschappelijke huishouding voert, met het oogmerk duurzaam samen te leven.
2 Verbodsbepalingen 1. 2.
1. 2.
Artikel 2 Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een standplaats in te nemen. Het is verboden met elektronische apparatuur versterkte muziek ten gehore te brengen op of bij de standplaats. Artikel 3 Burgemeester en wethouders kunnen delen van de openbare weg aanwijzen, waarvoor geen vergunning wordt verleend. Burgemeester en wethouders kunnen voor delen van de openbare weg een maximum voor het aantal te verlenen vergunningen vaststellen.
Omvang standplaats en verkoopinrichting Artikel 4 1. De oppervlakte van een standplaats bedraagt maximaal 25 vierkante meter. 2. De oppervlakte van een verkoopinrichting bedraagt maximaal vijftien vierkante meter. 3. De oppervlakte voor uitstallingen op een standplaats bedraagt maximaal tien vierkante meter. 4. Indien de standplaats wordt voorzien van een overkapping, bevestigd aan de verkoopinrichting, zoals een luifel, bedraagt deze overkapping maximaal tien vierkante meter; alsdan worden de uitstallingen tegen de verkoopinrichting en onder de overkapping geplaatst. 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in het eerste en derde lid voor standplaatsen ten behoeve van de verkoop van groente, fruit en bloemen; alsdan bedraagt de oppervlakte van de standplaats maximaal 35 vierkante meter. 6. Met inachtneming van voorgaande leden bepalen burgemeester en wethouders de oppervlakte van een standplaats en verkoopinrichting per locatie, gelet op de ruimtelijke omstandigheden, de intensiteit van het gebruik van de openbare weg en het uiterlijk aanzien van de gemeente. Inname standplaats 1. 2.
3.
Artikel 5 De vergunninghouder neemt de standplaats persoonlijk in. Op verzoek van burgemeester en wethouders of door of namens hen aangewezen ambtenaren legitimeert de vergunninghouder zich door middel van een geldig identiteitsbewijs, voorzien van een goed gelijkende foto. De vergunninghouder kan zich op de standplaats doen bijstaan.
Vervanging 1.
Artikel 6 Bij ziekte en vakantie van de vergunninghouder kan deze zich laten vervangen, na schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.
3 2. 3. 4. 5.
De periode van vervanging wegens ziekte van de vergunninghouder bedraagt maximaal zes maanden, gerekend vanaf de eerste dag van afwezigheid. Bij vervanging wegens ziekte van de vergunninghouder voor een periode van meer dan zes weken legt de vergunninghouder een geneeskundige verklaring over, indien burgemeester en wethouders hierom verzoeken. De geneeskundige verklaring, zoals bedoeld in het derde van dit artikel, is opgesteld door een onafhankelijk arts. De periode van vervanging wegens vakantie van de vergunninghouder, bedraagt maximaal zes weken.
Vergunningaanvraag, -verlening en geldigheidsduur Artikel 7 Een vergunning wordt aangevraagd door middel van een volledig ingevuld en ondertekend formulier dat daartoe door burgemeester en wethouders is verstrekt (“aanvraag vergunning standplaats”). 1. 2. 3. 4. 5.
6.
1.
2.
Artikel 8 Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning aan handelingsbekwame, natuurlijke personen. De vergunning is persoonsgebonden en niet overdraagbaar, behoudens het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel. Per standplaats en per persoon wordt per weekdag maximaal één vergunning verleend. Een vergunning heeft een geldigheidsduur van maximaal drie jaar. Bij overlijden van de vergunninghouder kunnen burgemeester en wethouders, de vergunning voor de resterende geldigheidsduur op verzoek overschrijven op de naam van de relatiepartner of een kind van de vergunninghouder. Een verzoek als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel geschiedt binnen zes weken na het overlijden van de vergunninghouder. Artikel 9 Onverminderd het bepaalde in artikel 8, vijfde lid, komen bij beschikbaarheid van een standplaats voor vergunningverlening met voorrang in aanmerking: a. de relatiepartner of een kind van de vergunninghouder, mits deze de vergunninghouder gedurende een periode van ten minste twee jaar bij voortduring heeft bijgestaan en het dezelfde standplaats betreft; b. een voormalige vergunninghouder van wie de vergunning is ingetrokken op grond van artikel 14, eerste lid onder b. Vervolgens komen voor vergunningverlening in aanmerking diegenen, die volgens artikel 6 een aanvraag hebben ingediend.
4 Voorschriften en beperkingen Artikel 10 Burgemeester en wethouders verbinden aan de vergunning de volgende voorschriften en beperkingen: a. de vergunninghouder verwijdert de verkoopinrichting geheel of gedeeltelijk, indien: 1. dit door burgemeester en wethouders noodzakelijk wordt geacht ten behoeve van het gebruik, beheer of onderhoud van de openbare weg, met inbegrip van de ondergrondse infrastructuur; 2. de handhaving van de openbare orde en veiligheid, of enig ander openbaar belang dit vordert, zulks naar het oordeel van de burgemeester of van burgemeester en wethouders; b. de vergunninghouder neemt de standplaats in, door het plaatsen van de verkoopinrichting, maximaal één uur voor aanvang van het tijdstip waarop, overeenkomstig het vermelde in de vergunning, met de verkoop of verstrekking kan worden begonnen; c. de vergunninghouder ontruimt de standplaats, door het verwijderen van de verkoopinrichting van de standplaats, binnen één uur na het tijdstip waarop, overeenkomstig het vermelde in de vergunning, de verkoop of verstrekking wordt beëindigd; d. de vergunninghouder draagt ten tijde van de verkoop of verstrekking zorg voor de beschikbaarheid van afvalbakken in de directe omgeving van de standplaats; e. de vergunninghouder laat de standplaats en de directe omgeving na verwijdering van de verkoopinrichting schoon achter. 1.
2.
Artikel 11 Burgemeester en wethouders kunnen voor een beperkte periode het bepaalde in artikel 10, onder b. en c. niet van toepassing verklaren ten behoeve van standplaatsen voor de verkoop van oliebollen of kerstbomen. De vergunninghouder laat de directe omgeving van de verkoopinrichting bij het (tussentijds) verlaten van de standplaats schoon achter.
Artikel 12 Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden, onder meer in het belang van: a. openbare orde en veiligheid; b. het uiterlijk aanzien van de gemeente; c. het doelmatig en veilig gebruik van de openbare weg; d. het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare weg; e. het voorkomen of beperken van overlast voor gebruikers en zakelijk gerechtigden van in de nabijheid van de standplaats gelegen onroerende zaken.
5 Weigeringsgronden 1.
2.
Artikel 13 Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning, indien: a. de aanvraag betrekking heeft op een locatie die deel uitmaakt van delen van de openbare weg, zoals bedoeld in artikel 3; b. bij de aanvraag blijkt dat de inrichting van standplaats niet voldoet aan de omschrijving van verkoopinrichting, zoals bedoeld in artikel 1, onder b; c. de aanvraag betrekking heeft op een locatie, waarvan naar verwachting de ruimtelijke omstandigheden binnen de duur van geldigheid van de vergunning dusdanig zullen veranderen, dat een weigeringsgrond ontstaat, zoals genoemd onder a van dit lid en het tweede lid van dit artikel. Burgemeester en wethouders weigeren voorts de vergunning indien naar hun oordeel: a. het innemen van de standplaats of de verkoopinrichting gevaar veroorzaakt voor de openbare orde en veiligheid; b. de verkoopinrichting, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. het innemen van de standplaats of de verkoopinrichting een doelmatig en veilig gebruik van de weg belemmert; d. het innemen van de standplaats of verkoopinrichting overlast veroorzaakt voor gebruikers en zakelijk gerechtigden van in de nabijheid gelegen onroerende zaken; e. de bijzondere historische of architectonische kwaliteit van het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft, het innemen van een standplaats of het plaatsen van een verkoopinrichting niet toelaat; f. het intensief gebruik van de openbare weg het innemen van een standplaats of het plaatsen van een verkoopinrichting niet toelaat.
Intrekkingsgronden 1.
2.
Artikel 14 Burgemeester en wethouders trekken de vergunning in, indien: a. de omstandigheden dusdanig zijn gewijzigd dat de vergunning op een van de gronden, zoals genoemd in artikel 13, eerste lid onder b. en c. en tweede lid zou worden geweigerd, als thans vergunning zou worden gevraagd; b. als gevolg van herinrichtings- of reconstructiewerkzaamheden aan de openbare weg geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning; c. de vergunninghouder de standplaats inneemt met een inrichting die niet voldoet aan de omschrijving van verkoopinrichting, zoals bedoeld in artikel 1, onder b.; d. de vergunninghouder hierom schriftelijk verzoekt. Indien de vergunning wordt ingetrokken op grond van het eerste lid onder b. kan de intrekking tijdelijk geschieden.
6 Artikel 15 Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning al dan niet tijdelijk intrekken, indien: a. ter verkrijging van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt; b. de vergunninghouder in strijd handelt met enige bepaling in deze verordening; c. de vergunninghouder in strijd handelt met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen; d. de vergunninghouder geen gebruik maakt van de in de vergunning gestelde termijn dan wel, bij ontbreken van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn; e. de vergunninghouder of degene die hem bijstaat of vervangt, de openbare orde verstoort op of in de directe omgeving van de standplaats. Vervallen Artikel 16 De vergunning vervalt van rechtswege indien: a. reeds vergunning is verleend voor een standplaats, gelegen in de door burgemeester en wethouders aangewezen delen van de openbare weg, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning, dan wel op het moment dat de vergunninghouder de feitelijke exploitatie van de standplaats beëindigt; b. niet wordt voldaan aan de termijn, genoemd in artikel 8, zesde lid. Lastgeving 1.
2.
Artikel 17 Onverminderd het bepaalde in artikel 15, kan degene die in strijd handelt met het bij of krachtens deze verordening bepaalde, door burgemeester en wethouders of door of namens hen aangewezen ambtenaren, gelast worden de verkoopinrichting en uitstallingen van de standplaats te verwijderen. Aan de last, bedoeld in het eerste lid, dient terstond gevolg te worden gegeven.
Strafbepaling Artikel 18 Overtreding van de bepalingen in deze verordening en de krachtens deze bepalingen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Inwerkingtreding en citeertitel 1. 2.
Artikel 19 Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Standplaatsenverordening 1994, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 april 1994 (Gemeenteblad van Utrecht 1994, nr. 21), ingetrokken.
7 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Standplaatsverordening 2001.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 31 mei 2001 De secretaris,
De burgemeester,
Drs. W.J.P. Kok
Mr. A.H. Brouwer-Korf
Bekendmaking is geschied op 20 juni 2001. Deze verordening is in werking getreden op 21 juni 2001.