De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 mei 2005; gelet op de Wet werk en bijstand, Staatsblad 2003, nummer 375; gelet op de artikelen 8, 8a, 9, 17, 18, 36, 48, 49, 51, 54, 55 en 56 van de Wet werk en bijstand; gelet op de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen; de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende gewijzigde verordening
Verordening tot afstemming van de hoogte van de bijstand op het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan door belanghebbenden aan wie bijstand en/of langdurigheidstoeslag wordt of kan worden verleend. Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, 375); b. wet Suwi: de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen (Staatsblad 2001, 692); c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland; d. belanghebbende: degene, waaronder ook wordt verstaan diens gezin, wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken; e. fraude: het verwijtbaar informatie achterhouden, of verwijtbaar onjuiste informatie verstrekken, met het doel een (hogere) uitkering te ontvangen anders als waar men op grond van de juiste en/of volledige informatie recht op zou hebben; f. inlichtingenverplichting: de in artikel 17 lid 1 van de wet genoemde verplichting; g. benadelingsbedrag: het netto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als bijstand; h. grens aangiftebedrag Openbaar Ministerie: het bruto uitkeringsbedrag waarvoor de gemeente is benadeeld door een belanghebbende en waarboven het college aangifte doet bij het Openbaar Ministerie; i. recidive: het binnen een in deze verordening benoemde termijn opnieuw plegen van een verwijtbare handeling uit dezelfde of hogere categorie; j. norm: de som van de norm zoals genoemd in hoofdstuk 3, paragraaf 2 van de wet, de gemeentelijke toeslag en de periodiek bijzondere bijstand voor de algemene kosten van het bestaan, inclusief vakantiegeld, zonder rekening te houden met verlagingen als gevolg van schaalvoordelen wegens het kunnen delen van woonkosten of het ontbreken hiervan of andere inkomstenkortingen; k. langdurigheidstoeslag: toeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet. 2. Voor zover daar in deze verordening niet van wordt afgeweken, zijn de gehanteerde begrippen gelijk aan die in de wet.
1
Paragraaf 2 Afstemmingsbepalingen Artikel 2 Indeling in categorieën met betrekking tot bepaalde verwijtbare gedragingen 1. Ten aanzien van belanghebbenden, die naar het oordeel van het college blijk geven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit deze wet dan wel de wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomen, wordt de ernst van het verwijtbare gedrag onderverdeeld in de navolgende categorieën. 2. Categorieën: A. Categorie 1: het niet dan wel onvoldoende nakomen van de aan de uitkering verbonden verplichtingen en voorwaarden, dan wel het niet dan wel onvoldoende verlenen van gevraagde medewerking aan de uitvoering van de wet die nodig is voor een adequate en juiste wetstoepassing en een efficiënte gemeentelijke uitvoering. Daaronder wordt in ieder geval verstaan: 1. niet ingeschreven staan of blijven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI); 2. het niet direct uit eigen beweging of binnen de door of namens het college of het CWI daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is of kan zijn voor de verlening van bijstand of de voortzetting hiervan; 3. het niet of niet tijdig voldoen aan een oproep om i.v.m. de inschakeling in de arbeid of (sociale) activering of ter informatieverstrekking op een aangegeven plaats en tijdstip te verschijnen in verband met de uitvoering van de wet; 4. het niet op verzoek tonen van een identiteitsbewijs; 5. het langer dan is toegestaan met vakantie gaan; 6. het niet of niet tijdig melden van het verrichten van vrijwilligerswerk of wijzigingen daarin. B. Categorie 2: niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de arbeidsinschakeling en (sociale) activering - waaronder begrepen onderzoek naar de mogelijkheden daartoe – of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke verlaging van de te verstrekken bijstand. Daaronder wordt in ieder geval verstaan: 1. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan onderzoek naar mogelijkheden m.b.t. scholing, (sociale) activering en/of arbeidsinschakeling; 2. een aangeboden trajectplan niet ondertekenen of niet of niet tijdig retourneren; 3. het niet of onvoldoende trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen; 4. het niet voldoen aan verplichtingen, niet zijnde die op grond van hoofdstuk 2 van de wet, die het college op grond van artikel 55 van de wet oplegt aan belanghebbende; 5. het niet vragen van alimentatie conform artikel 56 van de wet indien de verplichting hiertoe door het college is opgelegd; 6. het door belanghebbende niet of onvoldoende meewerken aan een minnelijk traject dat het college in diens naam noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht; 7. het als zelfstandige niet voeren van een behoorlijke administratie; 8. het niet behoorlijk meewerken aan het vestigen van een krediethypotheek of andere zekerheidstelling. C. Categorie 3: het in ernstige mate verwijtbaar handelen ten aanzien van het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of een andere vorm van inkomen. Daaronder wordt in ieder geval verstaan: 1. het niet aanvaarden of door eigen toedoen niet verkrijgen van arbeid; 2. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; 3. het door eigen toedoen verwijtbaar verliezen van een inkomstenbron, anders dan onder 2.
2
D. Categorie 4: het verwijtbaar frustreren van een ingezet reïntegratietraject (waaraan een ondertekende trajectovereenkomst ten grondslag ligt), dan wel verwijtbare gedragingen die leiden tot beëindiging van dat traject. Artikel 3 Hoogte en wijze van de afstemming en recidive 1. De verlaging van de norm als gevolg van verwijtbaar handelen van belanghebbende zoals bedoeld in artikel 2 is voor: Categorie 1: - eerste keer : 0% en waarschuwing; - bij 1e recidive: 10% gedurende 1 maand; - bij herhaalde recidive: verhoging van het eerder opgelegde percentage met 10%; - recidiveperiode 12 maanden. Categorie 2: - eerste keer : - bij 1e recidive: - bij herhaalde recidive: - recidiveperiode
20% gedurende 1 maand; 40% gedurende 1 maand; verhoging van het eerder opgelegde percentage met 20%; 24 maanden.
Categorie 3: - eerste keer : 100% gedurende 1 maand; - bij 1e recidive: 100% gedurende 2 maanden; - bij herhaalde recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt uitsluiting van het recht op bijstand gedurende minimaal 3 maanden; - recidiveperiode: 36 maanden. Categorie 4: - eerste keer : 100% gedurende 3 maanden; - bij recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt uitsluiting van het recht op bijstand gedurende minimaal 3 maanden; - recidiveperiode: 36 maanden. 2. In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van de hoogte en wijze van verlaging van de norm zoals genoemd in lid 1 en wordt de afstemming geëffectueerd conform artikel 48 lid 2 sub b van de wet. Artikel 4 Onverantwoord omgaan met vermogen 1. Indien er sprake is van onverantwoord interen van het eigen vermogen tot het vrij te laten vermogen ex artikel 34 lid 3 van de Wet Werk en Bijstand, vindt afstemming plaats door het verstrekken van de bijstand als renteloze lening gedurende de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand. 2. Als criterium voor het verantwoord interen van het vermogen wordt 1,5 maal de voor betrokkene(n) geldende bijstandsnorm en toeslag verminderd met genoten inkomsten gehanteerd. 3. Deze norm en toeslag kunnen eventueel worden gecorrigeerd met de woonlasten waarvoor geen huursubsidie kan worden verkregen en de eventueel verschuldigde premie voor een particuliere ziektekostenverzekering. 4. Door het verstrekken van bijstand in de vorm van een renteloze lening kan de verstrekte bijstand worden teruggevorderd ook indien de belanghebbende geen bijstand meer ontvangt omdat hij/zij niet meer in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeert. De termijnen dienen te worden vastgesteld op al datgene waarmee de beslagvrije voet wordt overschreden.
3
5.
Gedurende de periode van bijstandsverlening, worden de termijnen op de uitkering in mindering gebracht. Na beëindiging van de bijstand dient de belanghebbende zelf de termijnen tijdig te voldoen.
Artikel 5 Fraude en recidive Indien door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte (te veel) bijstand wordt of is verstrekt, wordt de bijstand verlaagd met: 1. 10 procent van de norm gedurende 1 maand indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 500,00. 2. 25 procent van de norm gedurende 1 maand indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 2000,00 maar meer bedraagt dan of gelijk is aan € 500,00. 3. 25 procent van de norm gedurende 2 maanden indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan het netto bedrag van de grens aangiftebedrag Openbaar Ministerie, maar meer bedraagt dan of gelijk is aan € 2000,00. 4. Bij recidive binnen een periode van 36 maanden na het vaststellen van een eerste fraude, wordt de bijstand verlaagd met 50 procent van de norm gedurende 2 maanden ongeachte de hoogte van het benadelingsbedrag. 5. Bij herhaalde recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt uitsluiting van het recht op bijstand gedurende minimaal 3 maanden. Artikel 6 Het zich jegens het college zeer ernstig misdragen 1. Indien een belanghebbende zich jegens het college, dan wel diens vertegenwoordigers, verbaal zeer ernstig misdraagt, wordt de bijstand verlaagd conform de verlaging benoemd in artikel 3 onder categorie 1. 2. Indien een belanghebbende jegens het college, dan wel diens vertegenwoordigers, zich fysiek - al of niet in combinatie met het zich verbaal misdragen - zeer ernstig misdraagt, wordt de bijstand verlaagd conform de verlaging benoemd in artikel 3 onder categorie 2. 3. De respectievelijke recidiveperioden zoals genoemd in artikel 3 gelden ook voor de gedragingen zoals benoemd in lid 1 en 2 van dit artikel. 4. Bij meermalen binnen de recidiveperiode het zich fysiek, al of niet in combinatie met het zich verbaal, zeer ernstig misdragen van belanghebbende wordt een individueel afstemmingsbesluit genomen. Tijdelijke uitsluiting van het recht op bijstand behoort daarbij tot de mogelijkheden. Artikel 7 Cumulatie 1. Bij samenloop van gedragingen die een verlaging van de bijstand tot gevolg hebben zoals genoemd in de artikelen 3 tot en met 6 vindt cumulatie plaats van de percentages. 2. Indien dit leidt tot cumulatie boven de 100 procent wordt de verlaging gemaximaliseerd op 100 procent. 3. Het college kan op grond van individuele bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van lid 2. Artikel 8 Incidentele (bijzondere) bijstand 1. Bijstand ten behoeve van goederen of diensten die naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het reguliere inkomen en het beschikbare vermogen, wordt verstrekt in de vorm van een geldlening of borgtocht indien de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. 2. Bijstand ten behoeve van gehele of gedeeltelijke aflossing van een schuld wordt verstrekt in de vorm van een geldlening of borgtocht tenzij artikel 49 sub b van de wet van toepassing is.
4
Paragraaf 3 Slotbepalingen Artikel 9 Uitvoering Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening. Artikel 10 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid. 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Artikel 11 Citeerartikel Deze verordening kan worden aangehaald als: "Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Gemeente Schouwen-Duiveland". Artikel 12 Inwerkingtreding Deze gewijzigde verordening treedt in werking één dag na de dag waarop zij is bekend gemaakt. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 30 juni 2005,
de waarnemend voorzitter,
de griffier,
J.A. van den Berge
T. van Oostenbrugge
5