Gemeente Bladel IIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Raadsbesluit R2013.024y
De raad van de gemeente Bladel; gelezen het voorstel R2013.024 van burgemeester en wethouders van 19 maart 2013; overwegende dat het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Bladel 2010, tweede herziening 2013' gedurende 6 weken op de wettelijke voorgeschreven wijze ter inzage heeft gelegen; dat gedurende de termijn van ter inzage legging van dit plan vier zienswijzen zijn ontvangen; dat wordt ingestemd met de Nota zienswijze waarin de ingediende zienswijzen worden beoordeeld en ambthalve aanpassingen worden voorgesteld van de verbeelding en de toelichting; gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening;
besluit: 1.
2.
de Nota zienswijzen vast te stellen met de conclusies dat: a. het ontwerpbestemmingsplan niet wordt aangepast naar aanleiding van de zienswijzen; b. op de verbeelding ambtshalve een wijziging wordt aangebracht in het bouwvlak Ambachtsweg 20-22 en dat de toelichting op enkele onderdelen ambtshalve wordt aangevuld; het bestemmingsplan 'Buitengebied Bladel 2010, tweede herziening 2013' gewijzigd vast te stellen, zoals concreet in de Nota zienswijzen, in de paragraaf B "Ambtshalve aanvulling toelichting" is aangegeven.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 16 mei 2013. De raad voornoémd, de griffier,/
voorzitter,
NOTA ZIENSWIJZE ONTWERPBESTEMMINGSPLAN “Buitengebied Bladel 2010, tweede herziening 2013”
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 2 februari tot en met 15 maart 2013 ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 4 zienswijzen ingediend. Hieronder worden de hoofdpunten van de ingediende zienswijzen weergegeven, beoordeeld en van een standpunt voorzien. De raad heeft de integrale teksten van de ingediende zienswijzen ontvangen. Alle zienswijzen zijn tijdig ingekomen en worden in de afweging over het ontwerpbestemmingsplan betrokken. Ambtshalve wordt de verbeelding aangepast en de toelichting van het plan aangevuld. Procedure: De indieners van een zienswijze ontvangen deze concept Nota zienswijze. Ze worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze toe te lichten op 8 april 2013 ten overstaan van de raadscommissie Grondgebied. De raadscommissie Grondgebied adviseert de raad op 15 april 2013 over de vaststelling van het bestemmingsplan. De raad neemt hierover op 16 mei 2013 een besluit. Over het genomen besluit worden de indieners van een zienswijze zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk ingelicht.
A. Beoordeling zienswijzen: Inleiding
Het ontwerpbestemmingsplan voorziet in een wijziging van de op grond van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bladel 2010’ geldende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden voor de percelen Molenweg 5 te Hoogeloon en Ambachtsweg 20-22 te Bladel, door het vastleggen van het maximum aantal vierkante meters aan stalruimte binnen het bouwvlak en het vastleggen van het reeds bestaande bedrijfstype veehouderijbedrijf. Doel van de wijziging is de omvang van de agrarische bedrijven te beperken tot een omvang die voldoende ontwikkelingsheden biedt voor een economisch duurzame bedrijfsvoering van een volwaardig familiebedrijf. Reden hiervoor is dat een grotere omvang niet wenselijk wordt geacht vanwege de ruimtelijke gevolgen en de gevolgen voor een goed woon- en leefklimaat. Vanwege het karakter van de gemeente Bladel en de zorg voor een goed woon- en leefklimaat heeft de gemeenteraad van Bladel besloten dat grootschalige veehouderijbedrijven niet binnen de gemeentegrenzen van Bladel passen. Onder meer de brede maatschappelijke discussie die de afgelopen jaren wordt gevoerd over de (door)ontwikkeling van de veehouderij, en met name de intensieve veehouderij, tot megabedrijven vormen de aanleiding tot het besluit om de doorgroei van agrarische bedrijven naar megabedrijven te beperken. Omdat een eenduidige ruimtelijke en/of milieutechnische maat of eis tekort doet aan de verschillende typen veehouderijbedrijven is besloten om het bedrijfstype per veehouderij in het bestemmingsplan vast te leggen. Omschakeling naar een ander veehouderijbedrijfstype dan het reeds – legaal aanwezige – bestaande bedrijfstype is dan ook niet mogelijk. Daarnaast wordt in het bestemmingsplan het maximum aantal vierkante meters stalruimte per bedrijf opgenomen, waardoor de veehouderijbedrijven zijn begrensd in haar omvang. Deze omvang is afgestemd op de uitoefening van een economisch duurzaam volwaardig familiebedrijf. Concreet betekent dit dat de gemeente Bladel er voor kiest om de groei van veehouderijbedrijven te beperken tot de omvang die noodzakelijk is voor de uitoefening van een duurzaam familiebedrijf. In het rapport van de door de provincie ingestelde commissie Van Doorn is aangegeven dat met een bedrijfseconomische omvang van circa 300 Nederlandse Grootte eenheden (Nge) een familiebedrijf ruimschoots in staat is op een duurzame en verantwoorde wijze een economisch gezond bedrijf te voeren. Op basis van deze resultaten uit het rapport en het op basis daarvan gesloten ‘Verbond van Den Bosch’ hanteert de gemeente Bladel de benodigde ruimte van 300 Nge als richtingmaat voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf (de 300 Nge wordt als rekenmethode gebruikt).
1
Op de hierboven uiteengezette wijze waarbij regie wordt gehouden op de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven tot een omvang van een duurzaam familiebedrijf, kan de gemeente Bladel grip houden op de nadelige effecten die een veehouderijbedrijf heeft en kan hebben op een goed woon- en leefklimaat, milieu, gezondheid en ruimte en daarmee haar visie realiseren.
Op 2 februari 2012 heeft de raad een voorbereidingbesluit vastgesteld voor het hele buitengebied in verband met de wijziging van het beleid op basis van de Plattelandsnota. Het beleid zou in 2012 worden vertaald in een bestemmingsplan. De vaststelling van de Plattelandsnota heeft vertraging opgelopen en deze wordt nu op 28 maart 2013 vastgesteld, nadat op 28 juni 2012 een Keuzenotitie door de raad is vastgesteld. Binnen de geldingsduur van het voorbereidingbesluit hebben bedoelde bedrijven een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Het bedrijf Molenweg 5 te Hoogeloon voor de activiteit bouwen en het bedrijf Ambachtsweg 20-22 te Bladel voor de activiteiten bouwen en milieu. De doelstellingen in de keuzenotie en de ontwerp Plattelandsnota hebben ten grondslag gelegen aan dit bestemmingsplan.
Zienswijze 1: de heer J.L.A. Castelijns, de Stuw 3 , 5527 GK te Hapert, brief d.d. 28 februari 2013 , ontvangen op 1 maart 2013, ons kenmerk 13ik.0978 Kernpunt van de ingediende zienswijze De heer Castelijns vindt dat de gemeente te kort schiet door in dit plan niet mee te nemen de gevolgen van de vernietigde onderdelen van het bestemmingsplan Bladel 2010 als gevolg van de uitspraak van de Raad van State op 18 april 2012. In het bijzonder noemt hij de locaties De Pan ongenummerd en Castersedijk 29 en 31 te Hapert. Hij wenst duidelijkheid en stelt de gemeente aansprakelijk voor de schade. Hij stelt dat de zienswijze mede is ingediend namens Vos en Pruijmboom, Castersedijk 29 en 31.
Beoordeling zienswijze De zienswijze heeft tot doel om de begrenzing van het plan te wijzigen en heeft daarmee geen betrekking op het onderhavige bestemmingsplan. De raad heeft een eigen bevoegdheid om de begrenzing van een bestemmingsplan vast te stellen. In dit geval is de begrenzing een gevolg van het voorkomen van doorkruising van het in voorbereiding zijnde beleid in de Plattelandsnota. De verwerking van de uitspraak van de Raad van State en de door de heer Castelijns gewenste duidelijkheid komen aan de orde in de geplande vertaling van de Plattelandsnota die op 28 maart e 2013 in de raad aan de orde komt. De planologische vertaling vindt plaats in de 2 helft van 2013. Voorzover er al sprake zou kunnen zijn van schade, is de gestelde schade geen gevolg van het onderhavige bestemmingsplan en daarmee in dezen niet relevant. Uit de zienswijze blijkt niet dat de zienswijze namens Vos en Pruijmboom is gediend (Vos en Pruijmboom hebben de zienswijze niet mede ondertekend). Conclusie De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Zienswijze 2: Achmea Rechtsbijstand, Postbus 10100 te 5000 JC Tilburg, namens de heer H. Fabrie van melkveebedrijf Fabrie, Ambachtsweg 20-22 te Bladel brief d.d. 11 maart 2013, ontvangen op 13 maart 2013, ons kenmerk 13ik.1220
Kernpunt van de ingediende zienswijze De familie Fabrie wil het bedrijf verder doorontwikkelen vanwege: a. schaalvergroting door internationale ontwikkelingen; b. te blijven produceren voor meer dan een rendabele kostprijs en c. te voldoen aan de eisen die de samenleving stelt aan dierenwelzijn en milieu. In het bestemmingsplan Bladel 2010 is concreet ontwikkelruimte opgenomen, die met dit plan wordt ontnomen. Hierdoor wordt een gezond bedrijf belet door te ontwikkelen. Milieubelasting is niet aan de orde. Verzocht wordt het plan niet vast te stellen of aan te passen aan de zienswijze.
2
Beoordeling zienswijze Het bedrijf heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten milieu en bouwen ingediend voor het herinrichten en uitbreiden van haar bestaande rundveebedrijf. De huidige vergunde omvang van het bedrijf is 210 melkkoeien, 135 stuks jongvee en 16 paarden. Dit komt overeen met 300,7 Nge. Inmiddels is de vergunningplicht voor melkrundveehouderijen vervallen door de inwerking treding van het Aktiviteitenbesluit. De uitbreiding betreft een uitbreiding met 83 koeien naar 300 koeien en 30 stuks jongvee naar 165 dieren. De paarden maken geen deel meer uit van het bedrijf. De nieuwe situatie komt overeen met 403,9 Nge. Als gevolg van de plannen worden verschillende bedrijfsgebouwen gesloopt en nieuwe bedrijfsgebouwen teruggebouwd. De bestaande sleufsilo’s worden vergroot en er wordt een nieuwe mestsilo gerealiseerd. De bestaande bebouwde oppervlakte van het bedrijf is 9.332 m2. Na de uitbreiding neemt de bebouwde oppervlakte substantieel toe. In combinatie daarmee neemt het volume van de bebouwing aanzienlijk toe. De ruimtelijke impact en de negatieve effecten van het bedrijf op de omgeving neemt zo verder toe. De verdere doorgroei van bedrijven op deze wijze heeft een nadelig effect op de woonen leefomgeving in de gemeente. Van belang bij de beoordeling van de uitbreiding is de vraag of sprake is van een grondgebonden of intensieve veehouderij. De aanvrager beschikt over een huiskavel van 45 ha. De ruimtelijke norm voor de vraag of een grondgebonden bedrijf als intensief wordt aangemerkt is 8 dieren per ha). Op 2 mei 2011 heeft het IGO (Intergewestelijk overleg) het rapport “Handreiking Verordening Ruimte en Grondgebonden Melkrundveehouderij uitgebracht.” In dit rapport staat dat melkrundveehouderijen tot 1,5 ha bouwblok en/of 200 koeien in beginsel als grondgebonden worden beschouwd. Volgens het rapport "Een definitie voor grondgebonden veehouderij" van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) uit 2004 bedraagt de oppervlakte huiskavel 0,125 ha per koe (= 8 koeien per ha). In de (ontwerp) Plattelandsnota neemt de gemeente deze norm over. In dit geval kunnen 45 x 8 = 360 runderen worden gehouden. Het bedrijf wil 300 + 165 = 465 stuks vee houden. Het bedrijf wordt daarom aangemerkt als een intensieve veehouderij. Uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat de ammoniakemissie door de uitbreiding toeneemt van 2.532,4 kg naar 3.309,00 kg een toename van 776,6 kg ofwel ca 30 %. De fijnstofemissie (PM10) neemt toe van 29,38 naar 42,43 kg, dat is een toename van 13,05 kg ofwel ca 44%. Dat wil niet zeggen dat de effecten van de bedrijfvoering niet relevant zijn. De uitbreiding leidt verder tot een grotere omvang en uitstraling van de bebouwing en een intensiever gebruik van het bouwvlak. De gemeente acht dit uit ruimtelijke overwegingen relevant en ongewenst en tevens in strijd met een goed woon- en leefklimaat. De gemeente wenst mee te werken aan een bedrijfsomvang die een duurzame en rendabele bedrijfsvoering mogelijk maakt. De huidige bedrijfsomvang is hiervoor voldoende omdat deze vergelijkbaar is met 300 Nge. Het bedrijf onderbouwt haar zienswijze en de noodzaak voor uitbreiding niet met nadere gegevens. In het bestemmingsplan Bladel 2010 is inderdaad meegewerkt aan de uitbreiding van het bouwvlak, omdat een aantal voorzieningen van het bedrijf niet binnen het toen geldende bouwvlak waren gesitueerd. Het betrof met name de kuilvoerplaten voor gras en mais aan de noordzijde van het bouwvlak. De vergroting van het bouwvlak betrof derhalve niet een daadwerkelijke uitbreiding, maar het planologisch regelen van alle voorzieningen ten dienste van het bedrijf binnen het bouwvlak. Het bestemmingsplan 2010 is vastgesteld op 22 februari 2010 en op 31 juli 2010 inwerking getreden. Op 19 april 2012 is het plan onherroepelijk geworden als gevolg van de uitspraak van de Raad van State. Op 2 februari 2012 heeft de raad een voorbereidingsbesluit vastgesteld. De brede maatschappelijke discussie omtrent de doorgroei van veehouderijen tot megabedrijven is pas na de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Bladel 2010 echt op gang gekomen. De uitbreiding van het bouwvlak in het bestemmingsplan Bladel 2010 was speciaal bedoeld voor sleufsilo’s en kuilvoerplaten voor de opslag van mais en gras. De ruimtelijke onderbouwing gaat hierop expliciet in. In dit bestemmingsplan wordt de ruimte voor deze voorzieningen niet beperkt, omdat het bouwvlak zowel qua vorm als grootte onveranderd blijft. De betreffende voorzieningen waren grotendeels ook al gerealiseerd en langer aanwezig. Het bedrijf had al plannen voor uitbreiding van het aantal melkkoeien en jongvee, maar die hielden geen direct verband met de uitbreiding van het bouwvlak. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat geen uitbreiding van bebouwing was voorzien buiten het toen geldende bouwvlak (de nieuwe werktuigenberging zou binnen het toen geldende bouwvlak worden gerealiseerd). Hieraan is ook geen nadere aandacht besteed. Realisering van de uitbreiding van dieren was voorzien in 2010 (zie advies Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van 24 juni 2009). In de ruimtelijke onderbouwing van 8 juli 2009 wordt medio 2012 genoemd. Tegen
3
de uitbreiding van het bouwvlak in het plan 2010 zijn geen zienswijzen ingediend en is geen beroep ingesteld. Het bedrijf heeft daarmee ca 2 jaar de gelegenheid gehad om de gewenste uitbreiding van dieren aan te vragen, namelijk de periode tussen de vaststelling van het bestemmingsplan 2010 en het voorbereidingsbesluit.
Hierbij is tevens van belang dat volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle 1 betrokken belangen, andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen . Daar is in dit bestemmingsplan sprake van: als gevolg van gewijzigde planologische inzichten, zoals onder meer vastgelegd in de Keuzenotitie en de ontwerp Plattelandsnota, wenst de gemeente de oppervlakte aan stalruimte bij agrarische bedrijven te beperken en het reeds bestaande bedrijfstype vast te leggen. De door de gemeente gemaakte belangenafweging is reeds hierboven uiteengezet.
Conclusie De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Zienswijze 3: Exlan, Postbus 200 te 5460 BC Veghel, namens de heer Van Meer, Molenweg 5 te Hoogeloon, brief van 14 maart 2013, ontvangen op 15 maart 2013, ons kenmerk 13ik.1288 Kernpunt van de ingediende zienswijze Het nieuwe bestemmingsplan maakt het onmogelijk te voldoen aan de landelijk verplichte wetgeving, zoals de AMvB huisvesting en groepshuisvesting voor guste en drachtige zeugen. Vanwege de voorbereidingsbesluiten worden geen vergunningen afgegeven en krijgt het bedrijf te maken met handhaving en financiële consequenties. Het is onverklaarbaar waarom de grens van 300 Nge wordt aangehouden, terwijl er geen landelijk beleid voor is. De provincie stelt al een maximum aan het bouwblok van 1,5 ha en er is nog een heel scala aan wetgeving met beperkingen.
Beoordeling zienswijze De eisen op het gebied van dierenwelzijn zijn al langer bekend en gelden al per 1 januari 2013. Het bedrijf kan hieraan voldoen, omdat deze niet leiden tot uitbreiding van het aantal dieren. Het bedrijf is daarbij niet afhankelijk van de gemeente. Bovendien werkt de gemeente mee aan uitbreidingen als het aantal dieren niet toeneemt, ook als er een voorbereidingsbesluit geldt. Als een aanvraag om uitbreiding past binnen het beleid van de gemeente wordt met doorbreking van de aanhouding hieraan ook meegewerkt. Een probleem ontstaat als een bedrijf uitbreiding boven de 300 Nge vraagt in combinatie met andere maatregelen. Dat is hier het geval. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt aangegeven waarom de gemeente de uitbreiding wenst te beperken: het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een beter woon- en leefomgeving in de gemeente. Het bedrijf heeft inmiddels een gewijzigde aanvraag ingediend waarbij het aantal dieren onder de norm van 300 Nge blijft. Gebleken is dat in de oorspronkelijk aanvraag nog geen rekening was gehouden met de eisen voor dierenwelzijn in de bestaande stallen. Het bedrijf heeft daarmee het aantal dieren zo hoog mogelijk gehouden, terwijl de huisvesting daarop niet voldeed aan de normen voor dierenwelzijn. Op basis van de gewijzigde aanvraag kan de gevraagde omgevingsvergunning voor bouwen worden verleend. De vergunning voor de activiteit milieu was al eerder verleend en wordt daarbij aangepast. Hierbij is tevens van belang dat volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State in het algemeen aan een vigerend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle 2 betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen . Daar is in dit 1 Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daterend van 13 maart 2013, nummer 201207535/1/R2. 2 Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daterend van 13 maart 2013, nummer 201207535/1/R2.
4
bestemmingsplan sprake van: als gevolg van gewijzigde planologische inzichten, zoals onder meer vastgelegd in de Keuzenotitie en de ontwerp Plattelandsnota, wenst de gemeente de oppervlakte aan stalruimte bij agrarische bedrijven te beperken. De door de gemeente gemaakte belangenafweging is reeds hierboven uiteengezet.
Conclusie De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Zienswijze 4: de heer W.R. Siem A Sjoe, Molenweg 7 te Hoogeloon, brief van 14 maart 2013, ontvangen op 15 maart 2013, ons kenmerk 13ik.1344
Kernpunt van de ingediende zienswijze De heer Siem A Sjoe is verbaasd dat gezien de uitstoot, de gemeente meewerkt aan uitbreiding op een locatie zo dicht bij het dorp. Indiener van de zienswijze stelt dat het bedrijf moet worden uitgeoefend op een wijze die het minst bezwarend is voor de omgeving. Hij verzoekt om de uitstootpunten zodanig te plaatsen dat de overlast voor de omgeving in casu voor hem zoveel mogelijk wordt beperkt. Hij brengt in dat verband onder de aandacht dat de uitstoot van de stallen (A en B) een emissiefactor hebben die boven de maximale emissiefactor ligt. Aan de bestaande stallen wordt niets gewijzigd en is er geen sprake van toepassing van de best beschikbare technieken, maar om het opzoeken van de grens van de normstelling.
Beoordeling zienswijze De zienswijze heeft betrekking op de beoordeling van de milieuaspecten van de voorgenomen uitbreiding. Het geldende bestemmingsplan Buitengebied Bladel 2010 laat de uitbreiding van de gebouwen toe. De onderhavige herziening beperkt de uitbreiding tot maximaal het aantal dieren dat gelijk is met 300 Nge. De achtergrond hiervan is het beperken van de ruimtelijke uitstraling van veehouderijen en het verbeteren van het woon- en leefklimaat. Bij het beoordelen van aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is uitgangspunt het voldoen aan de geldende normen van Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij. Volgens dit besluit gelden maximale emissies van dieren voor het totale bedrijf. Daar voldoet het bedrijf aan. De indiener van de zienswijze heeft gelijk dat een bedrijf niet verplicht wordt tot verdergaande maatregelen die technisch en praktisch mogelijk zijn. Als het bedrijf voldoet aan de eisen van het (nieuwe) bestemmingsplan en de milieunormen mag het vertrouwen op medewerking van de overheid. Conclusie De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
B. Ambtshalve aanvulling toelichting Aanpassing regels en verbeelding bestemmingsplan: Gebleken is dat bij het berekenen van de aanwezige stalruimte op het perceel Ambachtsweg 20-22 een kennelijke vergissing is gemaakt. Verder wordt de toelichting op enkele plaatsen verduidelijkt. Als gevolg daarvan worden ambtshalve de volgende wijzigingen aangebracht: 1. Op de verbeelding wordt het volgende gewijzigd: In het bouwvlak Ambachtsweg 20-22 wordt het maximum aantal vierkante meters stalruimte bruto in de driehoek gewijzigd van “9332” in “3058”.
5
2. Aanpassingen toelichting bestemmingsplan Buitengebied Bladel 2010, tweede herziening 2013: a. In hoofdstuk 1 worden de volgende onderdelen ter verduidelijking gewijzigd: In de eerste alinea van paragraaf 1.1 wordt ter verduidelijking het jaartal 2012 toegevoegd aan de datum 28 april; In de tweede en vierde alinea van paragraaf 1.2 wordt de norm van 300 Nederlandse grootte-eenheid (Nge) nader gespecificeerd door aan te geven dat deze norm is gebaseerd op de omvang van een goed functionerend en economisch duurzaam volwaardig familiebedrijf. b. In hoofdstuk 2 worden de achtste en negende alinea van paragraaf 2.2 verwijderd en vervangen door onderstaande tekst: “Vanwege de ruimtelijke karakteristiek van de gemeente Bladel en de zorg voor een goed woon- en leefklimaat (de ruimtelijke kwaliteit) heeft de gemeenteraad van Bladel besloten dat grootschalige veehouderijen (veehouderijen met een omvang groter dan de omvang van goed functionerend en economisch duurzaam volwaardig familiebedrijf) niet passen binnen de gemeentegrenzen van Bladel. Onder meer de brede maatschappelijke discussie die de afgelopen jaren wordt gevoerd over de (door)ontwikkeling van de veehouderij, en met name de intensieve veehouderij, tot zogenaamde mega-bedrijven vormt de aanleiding tot het besluit van de gemeenteraad om de doorgroei van agrarische bedrijven naar megabedrijven te beperken. Omdat een eenduidige generieke ruimtelijke en/of milieutechnische maat of eis tekort doet aan de verschillende typen veehouderijbedrijven binnen de gemeente is besloten om het bedrijfstype per veehouderij in onderhavig bestemmingsplan vast te leggen. Omschakeling naar een ander veehouderijbedrijfstype dan het reeds – legaal aanwezige – bestaande bedrijfstype is niet meer mogelijk. Daarnaast wordt in onderhavig bestemmingsplan het maximum aantal vierkante meters aan stalruimte per veehouderij vastgelegd, waarmee de omvang van het veehouderijbedrijf wordt begrensd in haar omvang. Concreet is besloten om de groei van een veehouderijbedrijf te beperken tot de omvang die noodzakelijk is voor de uitoefening van een goed functionerend en economisch duurzaam familiebedrijf. Op deze manier kan de gemeente Bladel grip houden op de nadelige effecten die een veehouderijbedrijf heeft of kan hebben op een goed woon- en leefklimaat, milieu, gezondheid en ruimte en daarmee haar visie te realiseren.” c. De veertiende en vijftiende alinea van paragraaf 2.2 worden verwijderd en vervangen door onderstaande tekst: “Concreet betekent dit dat de gemeente Bladel er voor kiest om de groei van veehouderijbedrijven te beperken tot de omvang die noodzakelijk is voor de uitoefening van een goed functionerend en duurzaam economisch familiebedrijf. In het rapport van de door de provincie ingestelde commissie Van Doorn is aangegeven dat met een bedrijfseconomische omvang van circa 300 Nederlandse Grootteeenheden (Nge) een familiebedrijf ruimschoots in staat is om op een duurzame en verantwoorde wijze een economisch gezond bedrijf te voeren. Op basis van deze resultaten uit het rapport en het op basis daarvan gesloten ‘Verbond van Den Bosch’ hanteert de gemeente Bladel de benodigde ruimte van 300 Nge als richtinggevende maat voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Met deze beleidskeuze wil de gemeente waarborgen dat bij het wegvallen van de varkens- en pluimveerechten en de melkquota in 2015 een grote uitbreiding van het aantal dieren en de daaraan verbonden ruimtelijke implicaties gaat plaatsvinden.
6
Zoals al eerder is aangegeven, is de maat van 300 Nge mede bepaald aan de hand van het rapport van de commissie Van Doorn, nu volgens deze commissie een bedrijfsomvang van 300 Nge ook economisch een verantwoorde bedrijfsomvang is waarmee een familiebedrijf een volledig inkomen kan verwerven. Nge is in gebruik voor het bepalen van de rentabiliteit van een bedrijf. Deze rentabiliteit heeft echter ook invloed op bedrijfsmatige, milieuhygiënische en ruimtelijke aspecten. Bij een bepaalde economische bedrijfsomvang hoort immers ook een bepaalde benodigde ruimtelijke omvang van een agrarisch perceel. De 300 Nge wordt daarom vooral in de communicatie gebruikt, maar waar nodig in juridische zin vertaald naar concrete aantallen en soorten dieren op basis van de peildatum van 1 januari 2013. Ruimtelijk betekent dit in onderhavig bestemmingsplan voor elke veehouderij het bestaande, legaal aanwezige, bedrijfstype in de planregels wordt vastgelegd. Daarnaast wordt het maximum aantal vierkante meter (oppervlakte) aan stalruimte opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan met daaraan gekoppeld een inhoudelijke planregeling.” d. in de zesde alinea van paragraaf 2.3 wordt de oppervlakte “9. 332 m2” vervangen door “3.107 m2”. e. Aan hoofdstuk 8 wordt de onderstaande paragraaf toegevoegd:
0.1 Vaststellingsprocedure De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vindt plaats overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader ter inzage gelegd gedurende een periode van zes weken, van 2 februari 2013 tot en met 15 maart 2013. Gedurende deze periode heeft een ieder zijn zienswijzen tegen het plan kenbaar kunnen maken. Er zijn vier zienswijzen tegen het plan ingediend. De ingediende zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Resumerend De ingediende zienswijzen geven geen aanleiding om af te zien van vaststelling of tot het aanbrengen van wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan. Ambtshalve wordt in het bouwvlak Ambachtsweg 20-22 het maximum aantal vierkante meters stalruimte bruto in de driehoek gewijzigd van “9332” in “3058” en wordt de toelichting van het plan op enkele onderdelen aangevuld.
Bladel,
De raad van de gemeente Bladel,
De burgemeester,
De griffier,
7
Gemeente Bladel Economisch hart van de Kempen
iiiiiiiiDiiiiiiiiiNiigiiiiiiiiii Nummer : R2013.024 Onderwerp : Vaststellen bestemmingsplan Buitengebied Bladel 2010, 2e herziening 2013
Aan de raad Samenvatting Op 2 februari 2012 is een voorbereidingsbesluit voor het hele buitengebied vastgesteld. Binnen de looptijd van dit besluit zijn door de bedrijven Molenweg 5 te Hoogeloon en Ambachtsweg 20-22 te Bladel aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend voor uitbreiding van hun bedrijven boven de norm van 300 Nge. Een dergelijke uitbreiding is in strijd met de keuzenotitie Plattelandsnota en inmiddels de (ontwerp) Plattelandsnota. In het raadsvoorstel en -besluit van 13 december 2012 om opnieuw een voorbereidingsbesluit vast te stellen is aangeven dat tijdig een ontwerp bestemmingsplan ter visie zal worden gelegd om te voorkomen dat de gevraagde vergunningen verleend moeten worden. Op 2 februari 2013 is het ontwerp bestemmingsplan ter visie gelegd. De voorbereidingsbescherming loopt daarom door. Tegen het ontwerpplan zijn vier zienswijzen ingediend. Deze leiden niet tot aanpassing van het ontwerpplan. Ambtshalve wordt het bestemmingsplan gewijzigd en de toelichting aangevuld. De raad stelt het bestemmingsplan gewijzigd vast. Voorgesteld besluit 1. de Nota zienswijzen vast te stellen met de conclusies, dat: a. het ontwerpbestemmingsplan niet wordt aangepast naar aanleiding van de zienswijzen; b. Ambtshalve de verbeelding aan te passen en de toelichting op enkele onderdelen aan te vullen; 2. het bestemmingsplan 'Buitengebied Bladel 2010, tweede herziening 2013' gewijzigd vast te stellen, zoals concreet aangegeven in de Nota zienswijzen. 1. Inleiding Op 13 december 2012 heeft de raad ingestemd met het vaststellen van een nieuw voorbereidingsbesluit voor het buitengebied. Het nog geldende besluit van 2 februari 2012 (inwerkingtreding 3 februari 2012) is niet ingetrokken. Daardoor blijft de aanhoudingsbescherming van het voorbereidingsbesluit van kracht. In de looptijd van dit besluit zijn door de 2 bedrijven aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend voor uitbreiding van hun bedrijven boven de norm van 300 Nge. Een dergelijke uitbreiding is in strijd met de Keuzenotitie Plattelandsnota en inmiddels de (ontwerp) Plattelandsnota. In het besluit van 13 december 2012 om opnieuw een voorberei-dingsbesluit vast te stellen is aangeven dat tijdig een ontwerpbestemmingsplan ter visie zal worden gelegd om te voorkomen dat de gevraagde vergunningen verleend moeten worden. Op 2 februari 2013 is een ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd. Daardoor blijft de aanhoudingsbescherming in stand en worden er geen besluiten op de aanvragen genomen. Het betreft 2 aanvragen voor de uitbreiding van veehouderijbedrijven: - Molenweg 5 te Hoogeloon: een nieuwe stal van ca 3.800 m2 met een totale bedrijfsomvang van 4.459 biggen, 1.214 zeugen, 3 beren, omgerekend ca 317 NGE. De omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is al eerder verleend. De bestaande omvang is veel kleiner omdat eerdere uitbreidingvergunningen niet zijn gerealiseerd. - Ambachtsweg 20-22 te Bladel: interne wijziging en uitbreiding van het rundveebedrijf van 331 melkkoeien en jongvee (ca 300 Nge) naar 465 koeien en jongvee (ca 403, 9 Nge). Het betreft een aanvraag voor de activiteiten milieu en bouwen. In het raadsvoorstel over het voorbereidingsbesluit van 13 december 2012 is de voorkeur uitgesproken voor het opstellen van een partiële herziening voorde bovenbedoelde locaties. In de herziening wordt de omvang van deze bedrijven beperkt tot een equivalent van 300 Nge. Dit is gebeurd door de maximale oppervlakte aan stalruimte vast te leggen in het bestemmingsplan.
Afdeling: VROM
Behandelend ambtenaar: Peter Stappaerts
Telefoonnummer: 0497-361453
2. Relevante (wettelijke) beleidskader Wro Voorbereidingsbesluit d.d. 13 december 2012 Keuzenotitie plattelandsnota d.d 28 juni 2012 ontwerpPlattelandsnota (vaststelling 28 maart 2013) 3. Relatie toekomstvisie, klimaatvisie en dorpsontwikkeling Toekomstvisie De toekomstvisie acht ontwikkelingsmogelijkheden wenselijk als dat bedrijfseconomisch noodzakelijk is en landschappelijk inpasbaar is. Er worden duidelijke keuzes en clustering in het ruimtegebruik gemaakt. De gemeenteraad heeft door vaststelling van de Plattelandsnota ten aanzien hiervan beleid ontwikkeld. Vaststelling is voorzien op 28 maart 2013. Klimaatvisie Bij de bedrijven zal aandacht gevraagd worden voor het toepassen van duurzame energie. Dorpsontwikkelinq Het bedrijf Molenweg 5 te Hoogeloon beperkt de mogelijkheden van woningbouw op het terrein van Houthandel Gooskens. Deze beperking neemt formeel niet toe, maar zal bij het realiseren van de uitbreiding onomkeerbaar zijn. 4. Doelstelling/effecten Doel is om de geldende regels af te stemmen op het beleid. Het effect hiervan is om het bestemmingsplan voor de percelen Molenweg 5 te Hoogeloon en Ambachtsweg 20-22 te Bladel ongewijzigd vast te stellen. 5. Argumentatie college advies 1.1. de zienswijzen geven geen aanleiding om het oritwërpbestemmingsplan aan te passen Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 2 februari tot en met 15 maart 2013 ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van tervisielegging zijn 4 zienswijzen ingediend. In de Nota zienswijzen worden de hoofdpunten van de ingediende zienswijzen weergegeven, beoordeeld en van een standpunt voorzien. Alle zienswijzen zijn tijdig ingekomen en worden in de afweging over het ontwerpbestemmingsplan betrokken. Het betreft: J.L.A. Casteliins de Stuw 5.: hij wenst dat in het bestemmingsplan ook zijn percelen en die van het woonwagencentrum aan de Castersedijk 29-31 worden betrokken, omdat de Raad van State daarover een een uitspraak heeft gedaan. Deze zienswijze is niet relevant voor dit bestemmingsplan. Achmea Rechtsbijstand namens de heer H. Fabrie, Ambachtsweg 20; hij vraagt om het plan niet vast te stellen omdat het hem belemmert in zijn bedrijfsvoering. Hij kan geen gebruik maken van een uitbreiding van het bouwvlak die in het bestemmingsplan buitengebied 2010 is opgenomen. Deze zienswijze is weerlegd met de verwijzing naar de (kéuzenotitie en ontwerp-) Plattelandsnota. Verder is aangegeven dat van de gevraagde uitbreiding nog steeds gebruik kan worden gemaakt. Exlan namens de heer Van Meer, Molenweg 5; hij verzoekt om de norm van 300 Nge niet te hanteren en geen extra beperkingen op te leggen naast die al gelden op basis van provinaal en rijksbeleid. Deze zienswijze is weerlegd met de verwijzing naar de (keuzenotitie en ontwerp-) Plattelandsnota en het feit dat het voldoen aan regels voor dierenwelzijn en milieu niet belemmert worden door dit bestemmingsplan. W.R. Siem A Sioe. Molenweg 7: Hij is verbaasd dat gezien de uitstoot.de gemeente meewerkt aan uitbreiding op een locatie zo dicht bij het dorp. Hij stelt dat het bedrijf moet worden uitgeoefend op een wijze die het minst bezwarend is voor de omgeving. Hij verzoekt om de uitstootpunten zodanig te plaatsen dat de overlast voor de omgeving in casu voor hem zoveel mogelijk beperkt wordt. Aan de bestaande stallen wordt niks gewijzigd en is er geen sprake van toepassing van de best beschikbare technieken, maar om het opzoeken van de grens van de normstelling. De zienswijze is niet ruimtelijk relevant en er wordt voldaan aan de (milieu)normen. De zienswijzen geven geen aanleiding om af te zien van vaststelling of om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. 2.1 het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen Aangetoond moet worden dat dë norm van 300 Nge ruimtelijk relevant is. BRO heeft een analyse opgesteld waarin de aspecten, die de ruimtelijke relevantie bepalen, zijn gerelateerd aan 300 Nge. Hieruit is geconcludeerd dat de gemeente sturing kan geven aan de omvang van veehouderijen door als basis te nemen de handhaving van de bestaande uitstraling van het buitengebied van Bladel en nastreven van een gezond woon- en leefklimaat met duurzame bedrijven. Om dit te vertalen behoort bij R2013.024
2
vindt een uitsplitsing per soort bedrijf plaats en een koppeling met de al dan niet bestaande oppervlakte aan stallen. Daarbij wordt de stalruimte gemaximeerd in m2. Voor Ambachtsweg 20-22 is de oppervlakte gemaximeerd op de bestaande oppervlakte, omdat er nu al meer dan 300 Nge aan dieren gehouden wordt. Gebleken is dat bij de berekening van de oppervlakte stalruimte van het bedrijf Ambachtsweg 20-22 een kennelijke vergissing is gemaakt. De oppervlakte bruto stalruimte is gesteld op 9.332 m2. Uit herberekening is gebleken dat de totale bedrijfsbebouwing (exclusief . vloerplaten, plaatsilo's en sleufsilo's) op het perceel 6.177 m2 bedraagt en de bruto stalruimte daarvan 3.107 m2 uitmaakt. Om te voorkomen dat meer dieren worden gehouden moet dit laatste getal op de verbeelding worden vermeld. Dit leidt tot een aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan. Voor het perceel Molenweg 5 te Hoogeloon wordt het aantal vierkante meters gesteld op bestaande bedrijfsbebouwing van 1.809 m2 plus de gevraagde uitbreiding met 4.068 m2 is 6.877 m2. Dit is tevens de bruto stalruimte. Vanwege de eisen van dierenwelzijn kan het bedrijf daardoor niet meer dieren houden dan vergelijkbaar met 300 Nge. Het bedrijf wil de uitbreiding graag snel realiseren en heeft besloten het aantal dieren in de lopende aanvraag terug te brengen tot minder dan 300 Nge. Het bedrijf aan de Molenweg 5 te Hoogeloon heeft de lopende aanvraag om omgevingsvergunning daarom gewijzigd. Als de aanvraag past binnen het beleid kan ons college met doorbreking van de aanhoudingsplicht de omgevingsvergunning verlenen. Dit doet niks af aan de noodzaak van dit bestemmingsplan, omdat daarmee ook de beböuwingsmogelijkheden voor de toekomst beperkt worden. De vertaling van het gewenste beleid in de toelichting van het bestemmingsplan kan worden verduidelijkt. Daarom wordt de toelichting op enkele plaatsen aangevuld. Dit is de Nota zienswijzen nader uitgewerkt en concreet aangegeven. 6. Alternatieven 1.1. Het plan aanpassen op basis van de zienswijzen De zienswijzen namens Fabrie en Van Meer pleiten voor het loslaten van de 300 Nge norm en feitelijk om de mogelijkheden van het bestemmingsplan 2010 te kunnen benutten. Mede omdat het plan Buitengebied nog relatief recent is vastgesteld. Duidelijk is dat de maatschappelijke onwikkeiingen sinds 2010 vragen om aanscherping van het beleid. De Verordening ruimte van de provincie illustreert dit goed. Het beleid in de ontwerp Plattelandsnota werkt door in dit bestemmingsplan. Eventuele wijzigingen in de Nota kunnen bij de vaststelling van dit bestemmingsplan worden betrokken. 7. Financiën De kosten van dit plan komen ten laste van budget advieskosten ruimtelijke ordening. 8. Risico's 2.1 de bestuursrechter beoordeelt of het beperken van de omvang van bedrijven ruimtelijk relevant is Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep bij de Afdelingbestuursrechtspraak van de Raad van State mogelijk door belanghebbenden die èen zienswijzen hebben ingediend. Onder RO-deskundigen zijn de meningen verdeeld en heerst scepsis over het beperken van de omvang van (agrarische) bedrijven via de ruimtelijke ordening. De kans bestaat dat het bestemmingsplan geen stand houdt in een procedure bij de Raad van State. Gevolg is dan dat de aangevraagde omgevingsvergunningen voor beide bedrijven alsnog verleend moeten worden. Duidelijk is dat de jurisprudentie van de Raad van State wel een verschuiving te zien geeft in de aard van de aspecten die als ruimtelijk relevant worden aangemerkt. Wij zien aanknopingspunten om het equivalent van de 300 Nge-norm te motiveren als ruimtelijk relevant. Ook de recente voorbereidingen voor de Omgevingswet wijzen ih deze richting. 2.2 het beperken van bouwrechten kan planschade tot gevolg hebben De bedrijven worden beperkt in hun bedrijfsvoering ten opzichte van het geldende bestemmingsplan Dit kan leiden tot een claim vanwege directe planschade. Onduidelijk is of een claim wordt toegewezen. Belangrijkste aspect daarbij is of de ontwikkeling aangemerkt wordt als het normale maatschappelijk risico dat bedrijven lopen. Van belang hierbij is ook de gelegenheid die bedrijven hebben gehad om zich in te stellen op het nieuwe beleid. Het bestemmingsplan Buitengebied Bladel 2010 is op 22 februari 2010 vastgesteld en het voorbereidingsbesluit dateert van 2 februari 2012. De bedrijven hebben daardoor ca 2 jaar de gelegenheid gehad om uitbreidingsplannen aan te vragen. Het verlenen en realiseren van de vergunningen kon later. Pas op basis van concrete aanvragen kan een claim beoordeeld worden. Het al dan niet verwachten van een aanvraag plan-
behoort bij R2013.024
3
schade is niet ruimtelijk relevant, tenzij dit gevolgen heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Daar is in dit geval geen sprake van. 9. Communicatie en participatie De indieners van zienswijzen ontvangen de ontwerp Nota zienswijzen. Ze worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen toe te lichten op 8 april 2013 ten overstaan van de commissie Grondgebied. Nadat het bestemmingsplan is vastgesteld, wordt het vastgestelde plan middels huis-aan-huisblad De Lantaarn eri de Staatscourant gepubliceerd. Daarnaast is het vastgestelde bestemmingsplan te raadplegen via de gemeentelijke website en de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Over het genomen besluit worden de indieners van een zienswijze zo spoedig mogelijk schriftelijk ingelicht. 10. Planning - 8 april 2013 — horen commissie Grondgebied -15 april 2013— advisering commissie Grondgebied -16 mei 2013 — vaststelling; - 28 mei tot en met 8 juli 2013 — maximale reactietermijn provincie vanwege wijzigingen - 9 juli tot en met 19 augustus 2013 beroepstermijn vastgesteld bestemmingsplan; - 9 juli 2013— onherroepelijk (als er geen beroep wordt ingesteld). De uiterste datum van vaststelling bestemmingsplan is 5 juni 2013. Bij latere vaststelling vervalt de voorbereidingsbescherming. Bladel, 19 maart 2013.
Bijlage(n) a. Ontwerp-besluit; b. Ontwerp Nota zienswijzen, d.d. 19 maart 2013; c. Zienswijze J.L.A. Castelijns d.d. 28 februari 2013; d. Zienswijze Achmea Rechtsbijstand namens H. Fabrie, d.d. 11 maart 2013; e. Zienswijze Exlan namens Van Meer d.d. 14 maart 2013; f. Zienswijze Siem A Sjoe d.d. 14 maart 2013; g. Ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied Bladel, tweede herziening 2013'; h. verbeelding ontwerpbestemingsplan; i. vooroverlegreactie provincie d.d. 1 februari 2013; j. situatieschets Ambachtsweg 20-22; k. situatieschets Molenweg 5.
behoort bij R2013.024
4