ncbc_brother_cover_Dut
C MY K
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
BIJLAGE
Gecomputeriseerde naaimachineachine Dutch 885-S33/S34/S36/S37 XC8434-0211 Printed in China
Bedieningshandleiding
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Neem bij het gebruik van deze machine altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen in acht: Lees alle instructies alvorens de machine te gebruiken.
GEVAAR
- Verklein de kans op een elektrische schok: 1. Laat de machine nooit onbeheerd aangesloten op het stroomnet. Haal altijd de stekker uit het stopcontact na gebruik en voordat u de machine schoonmaakt.
WAARSCHUWING
- Verklein het risico op brandwonden, brand, een elektrische schok of persoonlijk letsel: 1. De machine mag nooit als speelgoed worden gebruikt. Blijf in de buurt wanneer de machine wordt gebruikt door kinderen en let op als er kinderen in de buurt zijn. 2. Gebruik de machine alleen zoals bedoeld, volgens de beschrijvingen in deze handleiding. Gebruik uitsluitend accessoires die zijn aanbevolen door de fabrikant, zoals beschreven in deze handleiding. 3. Gebruik de machine nooit wanneer het snoer of de stekker beschadigd is, wanneer de machine niet goed werkt, wanneer u de machine hebt laten vallen, wanneer de machine beschadigd is of in het water is gevallen. Breng de machine naar de dichtstbijzijnde erkende dealer of een erkend servicecentrum als hij moet worden nagekeken of gerepareerd, of als er elektrische of mechanische aanpassingen nodig zijn. 4. Gebruik de machine nooit wanneer de luchtopeningen zijn geblokkeerd. Houd de ventilatieopeningen van de machine en het voetpedaal vrij van pluisjes, stof en losse stukken stof. 5. Stop geen voorwerpen in openingen en zorg dat er geen voorwerpen in kunnen vallen. 6. Gebruik de machine niet buiten. 7. Gebruik de machine niet op plaatsen waar spuitbussen worden gebruikt of waar zuurstof wordt toegediend. 8. Wilt u de machine loskoppelen, draai dan de hoofdschakelaar op “{” (‘uit’), en haal de stekker uit het stopcontact. 9. Trek hierbij niet aan het snoer. Pak de stekker vast, niet het snoer. 10. Houd uw vingers uit de buurt van alle bewegende delen. Wees vooral voorzichtig in de buurt van de naald. 11. Gebruik altijd de juiste steekplaat. Met een verkeerde plaat kan de naald breken. 12. Gebruik geen verbogen naalden. 13. Duw of trek de stof niet tijdens het naaien. Hierdoor kan de naald verbuigen en breken. 14. Zet de machine op “{” wanneer u iets doet in de buurt van de naald, zoals de naald inrijgen, de naald verwisselen, de spoel inrijgen, de persvoet verwisselen en dergelijke. 15. Haal de stekker altijd uit het stopcontact wanneer u kleppen verwijdert, de machine smeert of andere vormen van onderhoud uit de bedieningshandleiding uitvoert. 16. Deze naaimachine is niet bedoeld om zonder toezicht te worden gebruikt door kinderen of minder bekwame personen. (Alleen voor Australië en Nieuw-Zeeland) 17. Let op dat jonge kinderen niet met deze machine spelen. 18. Als de verlichtingsunit beschadigd is, moet deze door een erkende dealer worden vervangen. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES Deze machine is bedoeld voor huishoudelijk gebruik.
1
GEFELICITEERD MET DE AANSCHAF VAN DEZE MACHINE Dit is een van de meest geavanceerde gecomputeriseerde huishoudnaaimachines. Wilt u volledig profiteren van alle functies, dan raden wij u aan de handleiding zorgvuldig te lezen alvorens u de machine in gebruik neemt.
LEES DIT VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT Voor veilig gebruik 1. Houd uw oog op de naald tijdens het naaien. Raak het handwiel, de draadophaalhendel, de naald of andere bewegende delen niet aan. 2. Zet altijd de hoofdschakelaar uit en neem de stekker uit het stopcontact als: • U klaar bent met naaien • U de naald of andere onderdelen verwisselt of verwijdert • Tijdens het gebruik een stroomstoring optreedt • U onderhoud pleegt aan de machine • U de machine onbeheerd laat 3. Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal. 4. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoer. Voor een langere levensduur 1. Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of in een vochtige omgeving. Gebruik of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere warme voorwerpen. 2. Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik deze middelen dus nooit. 3. Laat de machine niet vallen, sla niet op de machine. 4. Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen verwisselt of installeert. Voor reparatie of bijstellingen Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst in de probleemoplossing achter in deze gebruiksaanwijzing of u de reparatie of bijstelling zelf kunt uitvoeren. Kunt u het probleem niet verhelpen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brother-dealer. Meer productinformatie en updates vindt u op onze website www.brother.com De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
VOOR GEBRUIKERS IN LANDEN MET 220-240V WISSELSTROOM EN MEXICO Personen (of kinderen) met beperkte fysieke, zintuiglijke of geestelijke vermogens of gebrek aan ervaring en kennis mogen deze machine alleen gebruiken onder toezicht en met aanwijzingen over het gebruik door degene die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. U moet erop toezien dat kinderen niet met de machine spelen. 2
INHOUDSOPGAVE 1. UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ............................................................5 MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE ..................................................................... 5 De belangrijkste onderdelen ............................................................................................................................ 5 Naald- en persvoetgedeelte ............................................................................................................................. 6 Bedieningstoetsen ............................................................................................................................................ 6 Bedieningspaneel ............................................................................................................................................. 7 Accessoiretafel ................................................................................................................................................. 7
ACCESSOIRES .....................................................................................................................8 Optionele accessoires ...................................................................................................................................... 8
WERKEN MET UW NAAIMACHINE .................................................................................... 9 Voorzorgsmaatregelen voor de stroom ............................................................................................................ 9 Stroomvoorziening ........................................................................................................................................... 9 Voetpedaal ..................................................................................................................................................... 10 Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) ...................... 10 Naaldstopstand wijzigen ................................................................................................................................ 10
DE MACHINE INRIJGEN ................................................................................................... 11 Spoel opwinden .............................................................................................................................................. 11 Onderdraad inrijgen ....................................................................................................................................... 14 Bovendraad inrijgen ....................................................................................................................................... 16 Onderdraad omhooghalen ............................................................................................................................. 19
NAALD VERVANGEN ....................................................................................................... 20 Voorzorgsmaatregelen met naalden .............................................................................................................. 20 Soorten naalden en toepassingen ................................................................................................................. 20 Naald controleren ........................................................................................................................................... 21 Naald vervangen ............................................................................................................................................ 21 Naaien met een tweelingnaald ....................................................................................................................... 23
PERSVOET VERWISSELEN ................................................................................................. 24 De persvoet vervangen .................................................................................................................................. 24 Persvoethouder verwijderen .......................................................................................................................... 25
2. DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN .......................................................26 NAAIEN ............................................................................................................................. 26 Algemene procedure voor het naaien ............................................................................................................ 26 Steken selecteren .......................................................................................................................................... 27 Beginnen met naaien ..................................................................................................................................... 28 Draadspanning ............................................................................................................................................... 29
NUTTIGE NAAITIPS .......................................................................................................... 30 Proefnaaien .................................................................................................................................................... 30 Van naairichting veranderen .......................................................................................................................... 30 Rondingen naaien .......................................................................................................................................... 30 Dikke stof naaien ............................................................................................................................................ 30 Dunne stof naaien .......................................................................................................................................... 31 Stretchstof naaien .......................................................................................................................................... 31 Werken met de vrije arm ................................................................................................................................ 31
3
——————————————————————————————————————————————————————————
3. NAAISTEKEN .................................................................................................32 OVERHANDSE STEKEN ..................................................................................................... 32 ELEMENTAIRE STEKEN ...................................................................................................... 33 Elementaire steken ........................................................................................................................................ 33
BLINDZOOMSTEKEN NAAIEN ......................................................................................... 34 KNOOPSGATEN NAAIEN ................................................................................................. 35 Knopen aanzetten .......................................................................................................................................... 38
RITS INZETTEN ................................................................................................................. 40 STRETCHSTOF NAAIEN EN ELASTIEK INZETTEN ............................................................. 41 Stretchstof naaien .......................................................................................................................................... 41 Elastiek bevestigen ........................................................................................................................................ 41
APPLICATIES, PATCHWORK EN QUILTS NAAIEN ........................................................... 42 Applicaties ...................................................................................................................................................... 42 Patchwork (fantasie-quilt) naaien ................................................................................................................... 43 Aan elkaar zetten ........................................................................................................................................... 43 Quilten ............................................................................................................................................................ 44 Fantasiequilts naaien ..................................................................................................................................... 45
VERSTEVIGINGSSTEKEN ................................................................................................... 46 Drievoudige stretchsteek ................................................................................................................................ 46 Trenzen naaien .............................................................................................................................................. 46
DECORATIEF NAAIWERK ................................................................................................. 48 Fagotsteken naaien ........................................................................................................................................ 49 Schelpsteken naaien ...................................................................................................................................... 49 Smokwerk ...................................................................................................................................................... 50 Schelprijgsteken naaien ................................................................................................................................. 50 Verbindingssteken naaien .............................................................................................................................. 51 Erfstukwerk .................................................................................................................................................... 51
4. BIJLAGE ........................................................................................................52 STEEKINSTELLINGEN ........................................................................................................ 52 Naaisteken ..................................................................................................................................................... 52
ONDERHOUD .................................................................................................................. 57 Naaimachine reinigen buitenkant ................................................................................................................... 57 Spoelhuis schoonmaken ................................................................................................................................ 57
PROBLEEMOPLOSSING .................................................................................................... 59 FOUTMELDINGEN ........................................................................................................... 62 Piepsignaal bij handelingen (voor modellen die zo’n piepsignaal hebben) .................................................... 62
TREFWOORDENLIJST ....................................................................................................... 63
4
1 UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN 1
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE De belangrijkste onderdelen
a Spoelwinder (pagina 11) Hiermee windt u de onderdraad op de betreffende spoel. b Klospen (pagina 11 en 16) Bestemd voor de draadklos. c Gat voor extra klospen (pagina 23) Bestemd voor een tweede draadklos wanneer u naait met twee naalden. d Bovenspanningsknop (pagina 29) Hiermee regelt u de spanning van de bovendraad. e Draadgeleider (pagina 11 en 16) Hiermee windt u de onderdraad op de spoel en vervolgens rijgt u de machine in.
j Bedieningspaneel (pagina 7) Hiermee kiest u de steek en geeft u de diverse instellingen op. k Handwiel Hiermee zet u handmatig de naald omhoog en omlaag. l Hoofdschakelaar (ook voor naailampje) (pagina 9) Met deze schakelaar zet u de machine en het naaikampje aan of uit. m Netsnoeraansluiting (pagina 9) Steek de stekker van het netsnoer in de netsnoeraansluiting.
f Draadophaalhendel (pagina 17)
n Voetpedaalaansluiting (pagina 10) Steek de voetpedaalstekker in de aansluiting.
g Draadafsnijder (pagina 29) Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te snijden.
o Transporteurstandhendel (pagina 38 en 45) Met de transporteurstandhendel zet u de transporteur omlaag.
h Afneembare accessoiretafel (pagina 7 en 31)
p Persvoethendel (pagina 16) Hiermee zet u de persvoet omhoog en omlaag.
i Bedieningstoetsen (pagina 6) De bedieningstoetsen verschillen naar gelang het model naaimachine.
q Voetpedaal (pagina 10) Met dit pedaal regelt u de naaisnelheid en start en stopt u met naaien.
5
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
Naald- en persvoetgedeelte d Persvoethouderschroef De persvoethouderschroef houdt de persvoethouder op zijn plaats. e Persvoet De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek. f Transporteur De transporteur voert de stof in de naairichting. g Snel verwisselbare spoel (voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel) U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad naar boven te halen. h Spoelhuisdeksel Open het spoelhuisdeksel om de spoel te plaatsen. a Knoopsgathendel Zet de knoopsgathendel omlaag wanneer u knoopsgaten en trenssteken naait.
i Steekplaat De steekplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
b Naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met de naaldinrijger) (pagina 17)
j Draadgeleider aan naaldstang Leid de bovendraad door de draadgeleider aan de naaldstang.
c Persvoethouder De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
k Naaldklemschroef Met de naaldklemschroef houdt u de naald op zijn plaats.
Bedieningstoetsen Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei standaard naaiwerkzaamheden gemakkelijk uitvoeren. De bedieningstoetsen verschillen naar gelang het model naaimachine.
a Persvoethendel Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag. b Achteruit/verstevigingssteektoets Door op de achteruit/verstevigingssteektoets te drukken naait u achteruit. U kunt achteruit naaien door de toets ingedrukt te houden. Meer bijzonderheden vindt u in “Verstevigingssteken naaien” (pagina 29).
6
■ Toetsen op sommige modellen c Start/stoptoets (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) Door op de start/stoptoets te drukken begint of stopt u met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 28). d Naaldstandtoets (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, naait u één steek. e Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling) Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
Bedieningspaneel Met het bedieningspaneel op de voorkant van de naaimachine selecteert u een steek en geeft u op hoe de steek wordt genaaid.
Accessoiretafel De accessoires zitten in een opbergvak in de accessoiretafel. Schuif de accessoiretafel naar links om deze te
a openen.
a LCD-display De gekozen steek (1), de persvoet die u moet gebruiken (2), de steeklengte in millimeters (3) en de steekbreedte in millimeters (4) worden weergegeven. b Steekselectietoetsen Druk op de steekselectietoetsen en selecteer het nummer van de steek die u wilt gebruiken. Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27). c Steeklengtetoets Met deze toets past u de steeklengte aan. (Druk op de “–” om de steek korter te maken; druk op de “+” om de steek langer te maken.) d Steekbreedtetoets Met deze toets past u de steekbreedte aan. (Druk op de “–” om de steek smaller te maken; druk op de “+” om de steek breder te maken.)
a Accessoiretafel b Opbergvak
Opmerking ● Stop de accessoires in een zak en bewaar deze zak in het opbergvak. Als de accessoires niet in een zak zitten, kunnen ze uit het vak vallen en raken dan wellicht zoek of beschadigd.
7
1
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
ACCESSOIRES De volgende accessoires zijn opgeslagen in de accessoiretafel. Deze accessoires zijn bedoeld als hulpmiddel bij naaitaken.
Opmerking ● De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: 132730-122) 1.
9.
2.
3.
10.
4.
5.
6.
7.
8.
11.
12.
13.
14.
15.
1 naald 75/11 1 naald 90/14 1 naald 100/16
Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8
Onderdeel Knoopsgatenvoet “A” Overhandse steekvoet “G” Monogrammenvoet “N” Ritsvoet “I” Zigzagvoet “J” (op machine) Blindzoomvoet “R” Knoopaanzetvoet “M” Tornmesje
Onderdeelcode XC2691-031 XC3098-031 X53840-331 X59370-021 XC3021-031 XC4051-031 X59375-121 X54243-001
Nr. 9 10 11 12 13 14 15
Onderdeel Spoel (4) Naaldsetje Tweelingnaald Schoonmaakborsteltje Schroevendraaier Extra klospen Voetpedaal
Onderdeelcode XA5539-151 XC8834-021 131096-121 X59476-021 X55467-021 130920-021 XC8816-021
Optionele accessoires 1.
Nr. Onderdeel 1 Boventransportvoet 2 Quiltvoet 3 Patchworkvoet
8
2.
3.
Onderdeelcode F033N: XC2214-002 F005N: XC1948-002 F001N: XC1944-002
4.
Nr. Onderdeel 4 Quiltgeleider 5 Gaatjesponser
5.
Onderdeelcode F016N: XC2215-002 135793-001
WERKEN MET UW NAAIMACHINE Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
1
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht in verband met de stroom.
WAARSCHUWING ● Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor deze machine. Door een andere stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken. ● Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact: • Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat • Wanneer u klaar bent met werken • Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik • Wanneer de machine niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of loskoppeling • Tijdens onweer
VOORZICHTIG ● Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten is aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok. ● Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen. ● Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg. ● Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer! ● Haal de stekker uit het netstopcontact, wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders kan er mogelijk brand ontstaan. U zet de machine uit door de hoofdschakelaar
Stroomvoorziening a
Steek de stekker in een wandstopcontact.
c op “{” te zetten.
X Het naailampje gaat uit wanneer u de machine uitschakelt.
Opmerking ● Wanneer tijdens het gebruik van de machine de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te starten. a Hoofdschakelaar b Netsnoeraansluiting b
Zet de hoofdschakelaar op “I”.
X Het naailampje gaat branden wanneer u de machine inschakelt. 9
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
Voetpedaal Steek de voetpedaalstekker in de voetpedaalaansluiting op de achterkant van de naaimachine.
Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
a schuifknop voor snelheid naar links of naar
rechts te schuiven. Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
a Voetpedaalaansluiting
VOORZICHTIG ● Om het voetpedaal aan te sluiten moet u de naaimachine uitzetten, zodat u de machine niet per ongeluk start. Wanneer u het voetpedaal licht intrapt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u het voetpedaal dieper intrapt, naait de machine sneller. Wanneer u uw voet van het voetpedaal neemt, stopt de machine.
Langzamer
a Schuifknop voor snelheidsregeling
• De snelheid die u instelt met de knop voor snelheidsregeling, is de maximum naaisnelheid voor het voetpedaal.
Naaldstopstand wijzigen Normaliter is de naaimachine zo ingesteld dat de naald in de stof blijft wanneer u stopt met naaien. U kunt de machine ook zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien. a
Zet de naaimachine uit.
b
Houd de “–” van (steekselectietoets) aan de linkerkant ingedrukt en zet de naaimachine aan. Nadat u de machine hebt aangezet, laat u de
Sneller
Plaats niets op het voetpedaal wanneer het apparaat niet in gebruik is.
VOORZICHTIG ● Zorg dat zich geen materiaal of stof ophoopt op het voetpedaal. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
“–” van
(steekselectietoets) los.
Opmerking ● Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
X De naaldstopstand wordt dan ‘omhoog’.
Memo • Om de naaldstopstand te wijzigen in ‘omlaag’ voert u dezelfde handeling uit.
10
DE MACHINE INRIJGEN Spoel opwinden
1
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt. • Meer bijzonderheden over de spoel snel opwinden vindt u op pagina 13.
a Voorspanningsschijf b Spoelwinderas c Spoel
VOORZICHTIG ● Gebruik alleen spoelen (onderdeelcode: SA156, SFB: XA5539-151) die voor deze naaimachine zijn bedoeld. Door het gebruik van andere spoelen kunt u de machine beschadigen. ● De spoel die bij deze machine wordt geleverd, is speciaal door ons ontworpen. Wanneer u een spoel van een ander model gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de spoel die wordt geleverd bij deze machine of een spoel van hetzelfde type (onderdeelcode: SA156, SFB: XA5539-151). Ware grootte 11,5 mm (7/16 inch) Dit model
Trek de klospen zo ver mogelijk omhoog en
a plaats een klos garen op deze pen. b
Andere modellen
Plaats de spoel op de spoelwinderas en schuif
d de spoelwinderas naar rechts. Draai de spoel
handmatig met de klok mee totdat de veer op de as in de groef van de spoel schuift.
Leid de draad rond de voorspanningsschijf.
VOORZICHTIG ● Als de klos garen niet op de juiste plaats zit, raakt de draad mogelijk verward op de klospen.
1 Leid het uiteinde van de draad vanuit de spoel c door het gat in de spoel.
2
a Veer op de as b Groef van de spoel e
Zet de naaimachine aan.
11
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
Terwijl u het uiteinde van de draad vasthoudt,
i stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust
(start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om de draad enkele malen rond de spoel te winden. Stop vervolgens de machine.
met een start/stoptoets) om te starten.
f drukt u zacht op het voetpedaal of op
Druk op het voetpedaal of druk op
(start/
Opmerking ● Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet. ● Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
j te draaien, neemt u uw voet van het
Wanneer de spoel vol lijkt en langzaam begint voetpedaal of drukt u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
k naar links en neem de spoel uit.
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
l weer in zijn oorspronkelijke stand (voor
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
g
Knip de overtollige draad boven de spoel af.
Memo ● Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing. ● De naaldstang beweegt niet wanneer u de spoelwinderas naar rechts schuift.
VOORZICHTIG ● Volg onderstaande instructies zorgvuldig op. Als u de draad niet volledig afknipt bij het opwinden van de spoel, kan de draad verward raken rond de spoel wanneer deze op raakt. Hierdoor kan de naald breken.
VOORZICHTIG ● Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken.
h rechts (hoge naaisnelheid). (Voor modellen
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling.)
1 a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
a Schuifknop voor snelheidsregeling
12
2
■ Voor modellen die zijn uitgerust met de functie snel spoel winden.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
f naar rechts (voor een hoge snelheid) (voor
modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
Volg stap 1 t/m 2 van de procedure in
a “Spoel opwinden” om de draad rond de
voorspanningsschijf te leiden (pagina 11).
1
Plaats de spoel op de spoelwinderas, zodat de
b veer op de as in de inkeping op de spoel past.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
a Inkeping b Asveer spoelwinder c
Schuif de spoelwinderas naar rechts.
g
Zet de naaimachine aan. Druk op het voetpedaal of druk op
(start/
h stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust
met een start/stoptoets) om te starten.
Opmerking
In uw linkerhand houdt u de draad die rond
d de voorspanningsschijf is gewonden.
Ondertussen windt u met uw rechterhand het vrije uiteinde van de draad vijf of zes maal met de klok mee rond de spoel.
● Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet. ● Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets). i neemt u uw voet van het voetpedaal of drukt
Wanneer de spoel langzaam begint te draaien, u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets). Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
Trek de draad naar rechts en leid deze door
e de gleuf in de spoelwinderbasis.
j naar links en neem de spoel uit.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
k weer in zijn oorspronkelijke stand (voor
modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
VOORZICHTIG a Gleuf in de spoelwinderbasis (met ingebouwd snijmechanisme)
X De draad wordt afgesneden op een geschikte lengte.
● Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken.
VOORZICHTIG ● Snijd de draad af volgens de beschrijving. Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward raken in de spoel of de naald kan verbuigen en afbreken wanneer de onderdraad opraakt.
1
2
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
13
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
Zet de naald in zijn hoogste stand door het
a handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in)
Memo ● Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing. ● De naaldstang beweegt niet wanneer u de spoelwinderas naar rechts schuift.
of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog. b
Schuif de toets en open het deksel.
1
2
Onderdraad inrijgen Installeer de spoel met opgewonden draad. • Meer bijzonderheden over de snel verwisselbare spoel vindt u op pagina 15.
a Deksel b Schuiftoets
Breng de spoel zo in, dat de draad eruit komt
c in de richting van de pijl.
VOORZICHTIG ● Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
• Gebruik alleen spoelen die zijn bedoeld voor deze machine.
1
2
VOORZICHTIG
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
● De spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van een ander model gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SA156, SFB: XA5539-151). Ware grootte 11,5 mm (7/16 inch) Dit model
Andere modellen
● Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken. Houd het uiteinde van de draad vast, duw de
d spoel omlaag met uw vinger en leid de draad
door de gleuf, zoals aangegeven. • Controleer of de draad goed door de spanningsveer van het spoelhuis is geleid. Zo niet, leid de draad daar dan opnieuw doorheen.
VOORZICHTIG ● Zet de hoofdschakelaar uit wanneer u de machine inrijgt. Wanneer u per ongeluk op het voetpedaal trapt en de machine start, kunt u letsel oplopen.
1 a Spanningsveer
14
Plaats het spoelhuisdeksel terug. Plaats het
e linkerlipje op de juiste plaats (zie pijl a) en
druk vervolgens zacht op de rechterkant (zie pijl b), totdat het deksel op zijn plaats klikt.
1
1
a Draadafsnijder
• Plaats het deksel zo terug dat het uiteinde van de draad naast de linkerkant van het deksel naar buiten komt (zoals aangegeven door de lijn in het diagram).
• Controleer of de draad goed door de spanningsveer van het spoelhuis is geleid. Zo niet, leid de draad daar dan opnieuw doorheen.
■ Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel Zet de naald in zijn hoogste stand door het
a handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok
in) of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog. b
Schuif de toets en open het deksel.
1
2
1 a Spanningsveer
Memo ● In welke volgorde u de onderdraad door het spoelhuis moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Rijg de draad in zoals aangegeven.
a Deksel b Schuiftoets c draad door de gleuf en trek de draad uit om
Breng de spoel in, leid het uiteinde van de deze af te knippen.
Plaats het spoelhuisdeksel terug. Plaats het
d linkerlipje op de juiste plaats (zie pijl a) en
druk vervolgens zacht op de rechterkant (zie pijl b), totdat het deksel op zijn plaats klikt.
• Gebruik alleen spoelen die zijn bedoeld voor deze machine.
VOORZICHTIG ● Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken.
Memo ● U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Als u de onderdraad omhoog wilt trekken voordat u begint met naaien, volgt u de procedure in “Onderdraad omhooghalen” (pagina 19).
15
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
Bovendraad inrijgen Plaats de bovendraad en rijg de naald in. • Meer bijzonderheden over de naaldinrijger vindt u in pagina 17.
a Klospen b Draadgeleider c Markering op het handwiel
VOORZICHTIG ● Let op dat u de machine goed inrijgt. Anders raakt de draad mogelijk verstrikt, waardoor de naald breekt. Zet de persvoet omhoog met de
a persvoethendel.
Zet de naald omhoog door het handwiel naar
b u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de
markering op het wiel omhoog staat, of druk eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
of
a Persvoethendel
a Markering
b Naaldstandtoets
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u de naaimachine niet goed inrijgen. Draai het handwiel zo, dat de markering op het wiel omhoog staat, voordat u de machine inrijgt.
16
Trek de klospen zo ver mogelijk omhoog en
c plaats een klos garen op deze pen.
Opmerking ● Als de draadophaalhendel omlaag staat, kunt u de bovendraad niet om de draadophaalhendel wikkelen. Zet de persvoethendel en de draadophaalhendel omhoog voordat u de bovendraad invoert. ● Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
VOORZICHTIG ● Als de klos garen niet op de juiste plaats zit, of niet op de juiste manier is geïnstalleerd, kan de naald verward raken op de klospen, waardoor de naald kan breken. Voer de bovendraad in zoals aangegeven in de
d figuur op de vorige pagina.
Let op dat u de draad van rechts naar links
e door de draadophaalhendel haalt.
■ Werken met de naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldinrijger)
VOORZICHTIG
a Draadophaalhendel
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
f naaldstang boven de naald.
Houd hiertoe de draad in uw linkerhand en voer de draad door met uw rechterhand.
● U kunt de naaldinrijger alleen gebruiken met naalden formaat 75/11-100/16 voor huishoudnaaimachines. In de tabel op pagina 20 vindt u de juiste combinaties van naald en draad. Wanneer u een doorzichtige enkelvezelige nylondraad gebruikt, kunt u alleen naalden tussen 90/14-100/16 gebruiken. ● U kunt de naaldinrijger niet gebruiken wanneer u decoratieve draden of speciale naalden gebruikt, zoals de tweelingnaald en de platte naald. Als u zulke draden of naalden gebruikt, moet u de draad handmatig inrijgen. Let op dat de hoofdschakelaar uit staat wanneer u de draad met de hand in de naald rijgt. Volg 1 t/m 6 van de procedure in
a “Bovendraad inrijgen” om de machine in te
rijgen naar de draadgeleider aan de naaldstang.
a Draadgeleider aan naaldstang g trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad uit.
Rijg de naald van voren naar achteren in en
b
Zet de persvoethendel omlaag. Terwijl u de naaldinrijghendel omlaag zet,
c haakt u de draad op de geleider.
a 5 cm (2 inch)
a Naaldhouder b Naaldinrijghendel c Geleider
17
1
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————— d
Zet de naaldinrijghendel geheel omlaag.
Trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad door de
g naald naar de achterkant van de naaimachine.
X Het eind van de naaldinrijger roteert naar u toe en de haak gaat door het oog van de naald. e aangegeven.
Leid de draad in de haak zoals hieronder a 5 cm (2 inch)
Opmerking ● Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
a Haak b Draad
Houd de draad losjes vast terwijl u de
f naaldinrijghendel loslaat. De haak trekt de
draad door de naald.
18
Onderdraad omhooghalen Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
a vast.
Trek ongeveer 10 cm (4 inch) van beide
d draden uit en trek deze naar de achterkant
1
van de machine onder de persvoet.
a Bovendraad a Bovendraad b Onderdraad
Terwijl u het uiteinde van de bovendraad
b vasthoudt, zet u de naald omhoog. Dit doet u
door het handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de markering op het wiel omhoog staat, of door eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) te drukken (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets).
■ Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Wanneer u plooien of pijlen naait, kunt u de onderdraad met de hand omhoogtrekken, zodat er een stuk draad overblijft. Alvorens de onderdraad omhoog te trekken, plaatst u de spoel terug. Leid de draad door de gleuf in de richting van
a de pijl en laat de draad daar zonder deze af te
of
knippen.
a Markering
b Naaldstandtoets
c omhoog te halen.
Trek aan de bovendraad om de onderdraad • Het spoelhuisdeksel is nog niet teruggeplaatst. Trek de onderdraad omhoog volgens de
b aanwijzingen in stap 1 t/m 4. c
Plaats het spoelhuisdeksel terug.
a Bovendraad b Onderdraad
19
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
NAALD VERVANGEN In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen met naalden Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Het is uiterst gevaarlijk om deze voorzorgsmaatregelen niet in acht te nemen. Lees en volg onderstaande aanwijzingen zorgvuldig.
VOORZICHTIG ● Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken. ● Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Soorten naalden en toepassingen Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de volgende tabel om de geschikte draad en naald uit te zoeken voor de stof die u wilt naaien. .
Soort stof/Toepassing
Middelmatig dikke stoffen
Dunne stoffen
Dikke stoffen
Stretch stoffen
Draad Type
Formaat
Popeline
Katoenen draad
Tafzijde
Synthetische draad
Flanel, gabardine
Zijden draad
Linon
Katoenen draad
Crêpe georgette
Synthetische draad
Challis, satijn
Zijden draad
50–80
Spijkerstof
Katoenen draad
30–50
Ribfluweel
Synthetische draad
50
Tweed
Zijden draad
Jersey Tricot
Draad voor breiwerken
Formaat naald
60–80 75/11–90/14 50–80 60–80
65/9–75/11
90/14–100/16
50–60
Ballpointnaald (goudkleurig) 75/11–90/14
50–80
65/9–90/14
30
90/14–100/16
Katoenen draad Stoffen die gemakkelijk rafelen
Synthetische draad Zijden draad
Voor afwerksteken
Synthetische draad Zijden draad
Memo ● Hoe lager het draadnummer, des te dikker de draad; hoe hoger het naaldnummer, des te dikker de naald. ● Gebruik de ballpointnaald wanneer u stretchstoffen naait, of stoffen waar gemakkelijk steken worden overgeslagen. ● Gebruik een naald 90/14 tot 100/16 met transparante nylondraden, ongeacht welke stof u naait.
20
VOORZICHTIG
Naald vervangen
● In de tabel op de vorige pagina vindt u de juiste combinaties van stof, draad en naald. Wanneer de combinatie van stof, draad en naald niet goed is, kan de naald verbuigen of breken, vooral met dikke stoffen (zoals spijkerstof) en dunne naalden (bijv. 65/9 tot 75/11). Bovendien kunnen de steken ongelijkmatig worden of gaan trekken, of er kunnen steken worden overgeslagen.
Vervang de naald volgens onderstaande beschrijving. Gebruik een schroevendraaier en een naald die u hebt gecontroleerd volgens de instructies in “Naald controleren” om te zien of de naald recht is. Zet de naald omhoog door het handwiel naar
a u toe te draaien (tegen de klok in), zodat de
markering op het wiel omhoog staat. (Bij modellen die zijn uitgerust met (naaldstandtoets) zet u de naald omhoog door een- of tweemaal op te drukken.)
Naald controleren Het is uiterst gevaarlijk om te naaien met een verbogen naald, omdat de naald dan kan breken terwijl u aan het werk bent. Plaats een naald vóór gebruik op een vlakke ondergrond en controleer of de afstand tussen de naald en de ondergrond overal gelijk is.
of
1
a Markering
b Naaldstandtoets
2 b
Zet de naaimachine uit.
a Vlakke kant b Markering naaldtype
■ Juiste naald
VOORZICHTIG
1 a Vlakke ondergrond
● Zet de naaimachine uit voordat u de naald vervangt, anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk het voetpedaal of de start/stoptoets indrukt en de machine begint te naaien. c
■ Onjuiste naald
Zet de persvoethendel omlaag.
Is de afstand tussen de naald en de vlakke ondergrond niet gelijk, dan is de naald verbogen. Gebruik geen verbogen naald.
1
a Persvoethendel
a Vlakke ondergrond
21
1
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
Houd de naald in uw linkerhand en draai met
d een schroevendraaier de naaldklemschroef
tegen de klok in om de naald uit te nemen.
Houd de naald in uw linkerhand en draai met
f de schroevendraaier de naaldklemschroef
vast, met de klok mee.
Opmerking ● U kunt de naald eenvoudig uitnemen door de naaldklemschroef ongeveer één slag los te draaien. (Als u de naaldklemschroef te ver losdraait, valt de naaldklem (die de naald vasthoudt) er mogelijk af. Draai de naaldklemschroef dus niet te los.)
a Schroevendraaier b Naaldklemschroef
• Gebruik niet te veel kracht bij het los- of vastdraaien van de naaldklemschroef; hierdoor zouden bepaalde delen van de naaimachine beschadigd kunnen raken.
Installeer de tweelingnaald op dezelfde manier.
VOORZICHTIG ● Let op dat u de naald inbrengt tot aan de naaldstopper en dat u de naaldklemschroef goed vastdraait met de schroevendraaier, anders kan de naald breken of kan andere schade optreden.
■ De naaldklem installeren Als de naaldklem is verwijderd, volg dan onderstaande procedure om deze aan de naaldstang te bevestigen. Gezien vanaf de voorkant van de machine
a schuift u de naaldklem op de naaldstang,
Breng de naald in met de vlakke kant naar
e achteren, totdat de naald de naaldstopper
zodat de naaldklemschroef rechts is en de draadgeleider aan de naaldstang onder.
raakt.
a Naaldklemschroef b Draadgeleider aan naaldstang c Naaldstang a Naaldstopper
Houd de onderrand van de naaldhouder
b tegenover het eind van de naaldstang en draai
de naaldklemschroef aan.
a b c d
22
Naaldstang Naaldhouder Naaldklemschroef Op één lijn
Naaien met een tweelingnaald De machine is zo ontworpen dat u kunt naaien met deze naald en twee bovendraden. U kunt draden van dezelfde kleur of van verschillende kleuren gebruiken om decoratieve steken te naaien. Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 52).
1
VOORZICHTIG ● Gebruik uitsluitend tweelingnaalden die zijn ontworpen voor deze machine (onderdeelcode: 131096121). Andere naalden kunnen breken en schade veroorzaken aan de machine. ● Gebruik nooit verbogen naalden. Deze naalden breken gemakkelijk, waardoor u letsel kunt oplopen. ● U kunt de naaldinrijger niet gebruiken om de tweelingnaald in te rijgen. Rijg de tweelingnaald handmatig in, van voren naar achteren. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de tweelingnaald, kunt u de machine beschadigen. ● Let op dat u de juiste steek selecteert wanneer u de tweelingnaald gebruikt, anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken. ● Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder, anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken. ● Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken. ● Wanneer u de tweelingnaald gebruikt, moet u zigzagvoet “J” bevestigen, anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken. ● Wanneer u van naairichting verandert, moet u eerst de naald omhoog zetten voordat u de stof draait. Als u de stof draait terwijl de naald omlaag staat, kan de naald verbuigen of breken.
■ Tweelingnaald inrijgen Bevestig de tweelingnaald. a Bevestig de tweelingnaald op dezelfde manier als een enkele naald (pagina 21). Bevestig de extra klospen. b Plaats de extra klospen in het gat boven op de machine. Plaats het tweede klosje garen op de extra klospen.
Rijg de rechter naald van voren naar achteren in.
f Leid de draad niet achter de draadgeleider aan
de naaldstang.
a Draad van linkernaald gaat door de draadgeleider aan de naaldstang. b Draad van rechternaald gaat voor de draadgeleider aan de naaldstang langs. c Draadgeleider aan naaldstang
a Eerste klos b Tweede klos
Gebruik de draad van de eerste klos om de c machine in te rijgen naar de draadgeleider aan de naaldstang. De route voor het inrijgen naar de draadgeleider aan de naaldstang is dezelfde aan die voor normaal inrijgen van de machine (voor een enkele naald). Meer bijzonderheden vindt u op pagina 17. Rijg de linkernaald van voren naar achteren in. d
e machine in te rijgen naar de draadophaalhendel.
Gebruik de draad van de tweede klos om de
De route voor het inrijgen naar de draadophaalhendel is dezelfde aan die voor normaal inrijgen van de machine (voor een enkele naald). Meer bijzonderheden vindt u op pagina 17.
Opmerking Modellen die zijn uitgerust met een naaldinrijger ● U kunt de naaldinrijger niet gebruiken om de tweelingnaald in te rijgen. Rijg de tweelingnaald handmatig in, van voren naar achteren. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de tweelingnaald, kunt u de machine beschadigen.
VOORZICHTIG ● Wanneer u de tweelingnaald gebruikt, moet u de zigzagvoet “J” bevestigen, anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
23
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ——————————————————————————————————————————
PERSVOET VERWISSELEN VOORZICHTIG ● Zet de hoofdschakelaar altijd uit voordat u de persvoet verwisselt. Wanneer u de hoofdschakelaar aan laat en het voetpedaal intrapt, start de machine en kunt u letsel oplopen. ● Gebruik altijd de juiste persvoet voor het steekpatroon dat u hebt gekozen. Wanneer u een onjuiste persvoet gebruikt, raakt de naald mogelijk de persvoet. Hierdoor kan de naald verbuigen of breken, waardoor u mogelijk letsel oploopt. ● Gebruik alleen persvoeten die zijn bedoeld voor deze machine. Het gebruik van een andere persvoet kan een ongeluk of letsel veroorzaken. d persvoethouder om de persvoet te
Druk op de zwarte toets achter op de
De persvoet vervangen Vervang de persvoet volgens onderstaande aanwijzingen.
ontgrendelen.
a u toe te draaien (tegen de klok in), zodat de
Zet de naald omhoog door het handwiel naar markering op het wiel omhoog staat. (Bij modellen die zijn uitgerust met (naaldstandtoets) zet u de naald omhoog door een- of tweemaal op te drukken.) a Zwarte toets b Persvoethouder
of
a Markering
Plaats een andere persvoet onder de houder,
e zodat de persvoetpen op één lijn staat met de
b Naaldstandtoets
bevestigingspen in de houder. Plaats de persvoet zo, dat u de letter die het persvoettype aangeeft (J, A, enz.) kunt lezen.
b deze uit.
Als de naaimachine is ingeschakeld, zet u
VOORZICHTIG ● Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet vervangt, anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk het voetpedaal of de start/stoptoets indrukt en de machine begint te naaien. c
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
24
a Persvoethouder b Bevestigingspen c Pen
Opmerking ● Op het LCD-display is aangegeven welke persvoet u kunt gebruiken met elke steek. Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27).
Haal de persvoethendel langzaam omlaag,
■ Persvoethouder bevestigen
van de persvoethouder klikt.
a linker onderkant van de persvoetstang.
f zodat de persvoetpen in de bevestigingspen
Houd de persvoethouder op één lijn met de
1
a Persvoethendel
X De persvoethendel is bevestigd. Haal de persvoethendel omhoog om te
g controleren of de persvoet stevig vastzit.
a Persvoethouder b Persvoetstang b uw rechterhand en draai de schroef aan met
Houd de persvoethouder op zijn plaats met de schroevendraaier in uw linkerhand.
Persvoethouder verwijderen Verwijder de persvoethouder wanneer u de naaimachine schoonmaakt of wanneer u een persvoet installeert waarvoor de persvoethouder niet nodig is, bijvoorbeeld de persvoet voor het maken van quilts. Verwijder de persvoethouder met de schroevendraaier.
■ Persvoethouder verwijderen a
Verwijder de persvoet.
a Schroevendraaier b Persvoethouder c Persvoethouderschroef
Opmerking ● Als de persvoethouder niet juist is geïnstalleerd, is de draadspanning niet goed.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 24). Draai de persvoethouderschroef los met de
b schroevendraaier.
a Schroevendraaier b Persvoethouder c Persvoethouderschroef
25
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN —————————————————————————————————————————
2 DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN NAAIEN Hieronder worden standaard naaiwerkzaamheden beschreven. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u de naaimachine gebruikt.
VOORZICHTIG ● Let goed op de plaats van de naald wanneer de machine in werking is. Blijf bovendien met uw handen uit de buurt van alle bewegende delen, zoals de naald en het handwiel, anders kunt u letsel oplopen. ● Trek of duw de stof niet te hard tijdens het naaien; u kunt letsel oplopen, of de naald kan breken. ● Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben. ● Pas op dat de naald geen rijgspelden raakt; hierdoor kan de naald verbuigen of breken.
Algemene procedure voor het naaien Volg onderstaande basisprocedures voor het naaien.
1
Zet de machine aan.
Zet de naaimachine aan. Meer bijzonderheden over het aanzetten van de machine vindt u in “Stroomvoorziening” (pagina 9). ↓
2
Selecteer de steek.
Selecteer de geschikte steek voor het vlak dat u wilt naaien. Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27). ↓
3
Bevestig de persvoet.
Bevestig de geschikte persvoet voor de steek. Meer bijzonderheden over het vervangen van de persvoet vindt u in “De persvoet vervangen” (pagina 24). ↓
4
26
Begin met naaien.
Plaats de stof en begin met naaien. Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de draden af. Meer bijzonderheden over het beginnen met naaien vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 28).
■ [Voorbeeld] Selectie van steek
Steken selecteren
Druk op de steekselectietoetsen om steek 04 te
Selecteer de gewenste steek met de steekselectietoetsen. Wanneer u de naaimachine aanzet, is de rechte steek ( linker naaldstand) geselecteerd. a
.
a selecteren.
Met
aan de rechterkant selecteert u “4” en met
aan de linkerkant selecteert u “0”.
Zet de naaimachine aan.
2 b (steeklengtetoets) om de steek langer of korter
Druk op de “+” of de “–” van te maken.
b
Druk op
(steekselectietoetsen). Het
nummer van de geselecteerde steek verschijnt. Druk op de “+” of de “–” van
om één
nummer hoger of lager te gaan. Door te drukken op
aan de rechterkant wijzigt u het
cijfer rechts en door te drukken op
aan de
linkerkant wijzigt u het cijfer links.
X De steek is geselecteerd. c
Bevestig de persvoet.
Opmerking ● Welke persvoet u moet gebruiken wordt aangegeven door de letter (G, A, J, N, of R) onder rechts van het steeknummer.
Pas zo nodig de steeklengte en steekbreedte
d aan.
• Bijzonderheden over het naaien met de respectievelijke naaisteken vindt u in het volgende voorbeeld.
a Steeklengtetoets b Kort c Lang c (steekbreedtetoets) om de steek breder of
Druk op de “+” of de “–” van smaller te maken.
a Steekbreedtetoets b Smal c Breed
Opmerking ● Wanneer u de standaardinstelling van de steeklengte of steekbreedte wijzigt, verdwijnt rond of op de LCDdisplay. Wanneer u de standaardinstelling van de steeklengte of steekbreedte herstelt, verschijnt weer rond of op de LCD-display. ● Als u de steekbreedte van de geselecteerde steek niet kunt wijzigen, verschijnt “--” rechts van op de LCD-display.
VOORZICHTIG ● Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken. ● Wanneer de steken te dicht op elkaar zitten, vergroot u de steeklengte. Wanneer u verder gaat met naaien terwijl de steken te dicht op elkaar zitten, kan de naald verbuigen of breken.
27
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN —————————————————————————————————————————
Beginnen met naaien
e
Zet de persvoethendel omlaag.
Zet de naald omhoog door het handwiel naar
a u toe te draaien (tegen de klok in), zodat de
markering op het wiel omhoog staat. (Bij modellen die zijn uitgerust met een (naaldstandtoets) zet u de naald omhoog door een- of tweemaal op te drukken.) a Persvoethendel f schuifknop voor snelheidsregeling schuift u
Op modellen die zijn uitgerust met een
of
a Markering b
deze knop naar rechts of naar links om de naaisnelheid te wijzigen. Zie “Schuifknop voor snelheidsregeling” (pagina 10). b Naaldstandtoets
Zet de persvoethendel omhoog.
a Schuifknop voor snelheidsregeling g modellen die zijn uitgerust met een
Druk het voetpedaal langzaam in. (Bij
a Persvoethendel
stoptoets) drukt u eenmaal op voetpedaal niet is aangesloten.)
Plaats de stof onder de persvoet, leid de draad
c onder de persvoet en trek ongeveer 5 cm (2
(start/ als het
inch) draad naar de achterkant van de machine.
of
a Start/stoptoets
X De machine begint te naaien. a 5 cm (2 inch)
Houd het einde van de draad en de stof in uw
d linkerhand, draai het handwiel naar u toe
h eenmaal op
Neem uw voet van het voetpedaal of druk (start/stoptoets) (als u de machine hebt gestart door op (start/ stoptoets) te drukken) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
(tegen de klok in) met uw rechterhand om de naald omlaag te zetten naar het beginpunt van het naaiwerk.
X De machine stopt met naaien. i u toe te draaien (tegen de klok in), zodat de
Zet de naald omhoog door het handwiel naar markering op het wiel omhoog staat. (Bij modellen die zijn uitgerust met een (naaldstandtoets) zet u de naald omhoog door een- of tweemaal op te drukken.)
j
28
Zet de persvoethendel omhoog.
Trek de stof naar de linkerkant van de
k machine en leid de draden door de
draadafsnijder om ze af te snijden.
Draadspanning De draadspanning is van invloed op de kwaliteit van uw steken. U moet de draadspanning wellicht aanpassen wanneer u een andere stof of draad gebruikt.
Memo ● Wij adviseren om een stukje uit te proberen op een restje van dezelfde stof voordat u aan het echte werk begint. ■ Juiste spanning Het is belangrijk dat u werkt met de juiste spanning. Een te hoge of te lage spanning leidt tot zwakkere naden, of de stof gaat trekken.
a Draadafsnijder
1
Memo ● Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u niet met (start/stoptoets) starten of stoppen met naaien. ● Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag (in de stof). U kunt de machine zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien. Meer bijzonderheden over de instelling ‘naald omhoog’ wanneer u stopt met naaien vindt u in “Naaldstopstand wijzigen” (pagina 10).
■ Verstevigingssteken naaien Wanneer u andere steken naait dan rechte of zigzagsteken, die worden verstevigd met achteruitsteken, drukt u op (achteruit/ verstevigingssteektoets) als u drie tot vijf verstevigingssteken op elkaar wilt naaien.
a b c d
2 3 4
■ Bovendraad is te strak Er komen lussen op de voorkant van de stof.
1 a b c d e
2 3
5 4
2
● Of u achteruit naait of verstevigingssteken naait, hangt af van de steek die u selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in “Steekinstellingen” (pagina 52).
4
3
■ Bovendraad is te los Er komen lussen op de achterkant van de stof.
5
1
a Achteruit naaien b Verstevigingssteken
Memo
Achterkant Voorkant Bovendraad Onderdraad Er verschijnen lussen op de voorkant van de stof.
Oplossing Verlaag de spanning door de bovenspanningsknop op een lager cijfer te zetten.
5
1
Achterkant Voorkant Bovendraad Onderdraad
a b c d e
2 3
Achterkant Voorkant Bovendraad Onderdraad Er verschijnen lussen op de achterkant van de stof.
4 Oplossing Verhoog de spanning door de bovenspanningsknop op een hoger cijfer te zetten.
5
4
3
29
2
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN —————————————————————————————————————————
NUTTIGE NAAITIPS Hieronder worden enkele manieren beschreven om betere resultaten te bereiken. Raadpleeg deze tips bij het naaien. Zet de persvoethendel weer omlaag en ga
Proefnaaien Wanneer u een steek hebt geselecteerd, worden automatisch de steekbreedte en steeklengte voor die steek ingesteld. Het is echter raadzaam om een proeflapje te naaien, omdat u soms niet de gewenste resultaten krijgt, afhankelijk van het soort stof en de steken. Voor het proefnaaien gebruikt u dezelfde stof en draad als voor uw werk, en u controleert de draadspanning, steeklengte en steekbreedte. Aangezien de resultaten verschillen afhankelijk van het soort steek en het aantal lagen stof, moet u het proeflapje precies op dezelfde manier stikken als uw werk.
Van naairichting veranderen
c door met naaien.
Rondingen naaien Stop met naaien en verander vervolgens de naairichting enigszins om de ronding te naaien.
Wanneer u met een zigzagsteek een ronding naait, selecteert u een kortere steeklengte, zodat u een fijnere steek krijgt.
Wanneer u bij een hoek komt, stopt u de
a naaimachine.
Laat de naald omlaag (in de stof) staan. Als de naald omhoog staat, zet u de naald omlaag door het handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) of door eenmaal te drukken op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets).
VOORZICHTIG ● Wanneer u werkt met de tweelingnaald moet u de naald omhoog zetten voordat u van naairichting verandert. Als u de stof draait terwijl de naald omlaag staat, kan de naald verbuigen of breken. b stof.
Zet de persvoethendel omhoog en draai de U draait de stof met de naald als as.
30
Dikke stof naaien ■ Als de stof niet onder de persvoet past Als de stof niet gemakkelijk onder de persvoet past, zet u de persvoethendel nog hoger, totdat de persvoet in de hoogste stand staat.
■ Wanneer u dikke naden naait en de stof niet wordt ingevoerd aan het begin van het stiksel Zigzagvoet “J” is uitgerust met een functie om de persvoet horizontaal te houden.
Dunne stof naaien Wanneer u dunne stof naait, komen de steken mogelijk niet mooi op één lijn, of wordt de stof niet goed doorgevoerd. Plaats dan dun papier of steunstof onder de stof en naai deze samen met de stof. Wanneer u klaar bent met naaien, scheurt u het papier af.
2
a Naairichting a om onder de voet te voeren, haalt u de
Wanneer u een naad tegenkomt die te dik is persvoethendel omhoog. Druk op de zwarte toets links op de voet.
b Houd de toets ingedrukt en zet de persvoet
a Steunstof of papier
omlaag.
Stretchstof naaien Speld eerst de stukken stof aan elkaar en naai ze vervolgens zonder de stof uit te rekken.
a Zwarte toets
Laat de toets los. De persvoet wordt
c vergrendeld op het niveau van de naad, zodat
de stof wordt doorgevoerd.
a Rijgen
Werken met de vrije arm Naaien met de vrije arm is handig voor cilindrische en moeilijk te bereiken stukken. Wanneer u uw machine wilt omzetten op de vrije arm, haalt u de accessoiretafel eruit. a los te maken.
Schuif de accessoiretafel naar links om deze
• Wanneer u voorbij de naad bent, keert de persvoet terug naar zijn normale stand.
VOORZICHTIG ● Wanneer u stof van meer dan 6 mm (15/64 inch) dik naait, of wanneer u de stof te hard duwt, kan de naald verbuigen of breken.
a Accessoiretafel
31
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
3 NAAISTEKEN OVERHANDSE STEKEN
Zigzagsteek
3-punts zigzagsteek
Overhandse steek
*Acht.: Achteruit
J
04
04
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
04
Overhandse steken 04 naaien en applicaties bevestigen
3,5 (1/8)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,0–4,0 (0–3/16)
Ja (J)
5,0 (3/16)
1,5–7,0 (1/16–1/4)
1,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
Ja (J)
Nee
** Verst.
*** Ja
* Acht.
J
05
05
05
Overhandse steken naaien op middelmatig 05 dikke stof of stretchstof, elastiek bevestigen, stoppen, enz.
G
06
06
06
Overhandse steken 06 naaien op dunne of middelmatig dikke stof
3,5 (1/8)
2,5–5,0 (3/32–3/16)
2,0 (1/16)
1,0–4,0 Nee (1/16–3/16)
Nee
** Verst.
G
07
07
07
steken 07 Overhandse naaien op dikke stof
5,0 (3/16)
2,5–5,0 (3/32–3/16)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16) Nee
Nee
** Verst.
J
08
08
08
steken 08 Overhandse naaien op stretchstoffen
5,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,5–4,0 (1/32–3/16)
Nee
** Verst.
**Verst.: Versteviging
Ja (J)
***Gebruik geen achteruitsteken
Bevestig overhandse steekvoet “G” of
a zigzagvoet “J”.
b
Achteruit/ verstevigingssteken
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Steek
Steeklengte [mm (inch)]
Boventransportvoet
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr.
Tweelingnaald
Met de overhandse steken kunt u in één handeling naden naaien en afwerken. Ze zijn ook handig om stretchstof te naaien.
Naai met de rand van de stof tegen de
d persvoetgeleider.
1
Selecteer een steek. • Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27). Plaats de rand van de stof tegen de geleider
c van de persvoet en zet de persvoethendel
omlaag.
a Naaldpositie
VOORZICHTIG
a Geleider
32
● Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
ELEMENTAIRE STEKEN
J
00
00
00
Midden
J
01
01
01
Drievoudige stretchsteek
J
02
02
02
Recht
Links
*Acht.: Achteruit
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Standaard naaiwerk, 00 plooien of gepaspelde naden naaien, enz. Ritsen inzetten, 01 standaard naaiwerk, plooien of gepaspelde naden naaien, enz. Mouwen aanzetten, binnennaden naaien, 02 stretchstoffen naaien en decoratief naaiwerk
**Verst.: Versteviging
Achteruit/ verstevigingssteken
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Steek
Steeklengte [mm (inch)]
Boventransportvoet
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr.
Tweelingnaald
U gebruikt rechte steken om normale naden te naaien. Er zijn drie elementaire steken beschikbaar.
0,0 (0)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–5,0 Nee (1/64–3/16)
*** Ja
* Acht.
–
–
2,5 (3/32)
0,2–5,0 (1/64–3/16)
*** Ja
* Acht.
0,0 (0)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
1,5–4,0 (1/16–3/16) Nee
Ja (J)
Nee
** Verst.
***Gebruik geen achteruitsteken Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
Elementaire steken a
Rijg of speld de stukken stof aan elkaar.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
c
Selecteer een steek. • Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27).
d van het stiksel.
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
e
Begin met naaien.
f draad af.
• Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 28).
■ Naaldstand wijzigen Bij de rechte steek (linker naaldstand) en de drievoudige stretchsteek kunt u de naaldstand wijzigen. Door de “+” van de steeklengtetoets in te drukken verschuift u de naald naar rechts; door de “–” van de steekbreedtetoets in te drukken verschuift u de naald naar links.
• Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 28). • Meer bijzonderheden over achteruit/ verstevigingssteken vindt u in “Verstevigingssteken naaien” (pagina 29). a Steekbreedtetoets b Linker naaldstand c Rechter naaldstand
33
3
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
BLINDZOOMSTEKEN NAAIEN
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit/ verstevigingssteken
Met de blindzoomsteek kunt u de rand van een werkstuk, bijvoorbeeld de zoom van een broek, afwerken zonder dat de steek zichtbaar is.
R
09
09
09
Blindzomen naaien op 09 middelmatig zware stoffen
0 (0)
3 – –3
2,0 (1/16)
1,0–3,5 (1/16–1/8)
Nee
Nee
* Verst.
R
10
10
10
10 Blindzomen naaien op stretchstoffen
0 (0)
3 – –3
2,0 (1/16)
1,0–3,5 (1/16–1/8)
Nee
Nee
* Verst.
Steekbreedte [mm (inch)]
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Steek
Patroon
Patroonnr.
Blindzoomsteek
Steeklengte [mm (inch)]
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
*Verst.: Versteviging Vouw de stof langs de gewenste zoomrand en
a rijg ongeveer 5 mm (3/16 inch) van de rand
van de stof. Vouw de stof terug langs de rijgsteek en plaats de achterkant van de stof naar boven.
■ Als de naald te ver op de vouw komt Als de naald te ver op de zoomvouw komt, past u de steekbreedte aan zodat de naald net op de vouw komt. Hiertoe drukt u op de “+” van de steekbreedtetoets.
a Achterkant van de stof a Achterkant van de stof b Rijgen
c Gewenste zoomrand d 5 mm (3/16 inch)
b
Bevestig blindzoomvoet “R”.
c
Selecteer een steek.
d zoom langs de geleider van de persvoet en zet
b Voorkant van de stof
■ Als de naald niet op de vouw komt Als de naald niet op de zoomvouw komt, past u de steekbreedte aan zodat de naald net op de vouw komt. Hiertoe drukt u op de “-” van de steekbreedtetoets.
Plaats de stof met de rand van de gevouwen
de persvoethendel omlaag. Controleer of de naald net op de vouw van de zoom komt.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
• Meer bijzonderheden over het wijzigen van de steekbreedte vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27). Naai met de vouw van de zoom tegen de
e persvoetgeleider. R
a Naald b Naaldpositie c Vouw van zoom
34
Verwijder de rijgsteek en draai de stof met de
f voorkant naar boven.
d Achterkant van de stof e Geleider a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
KNOOPSGATEN NAAIEN
Achteruit/ verstevigingssteken
A
29
29
29
Horizontale knoopsgaten 25 op dunne en middelmatig dikke stof
5,0 (3/16)
3,0-5,0 (1/8-3/16)
0,4 (1/64)
0,2-1,0 Nee (1/64-1/16)
Nee
* Autom. verst.
A
30
30
30
Verstevigde knoopsgaten 26 voor stof met een onderlaag
5,0 (3/16)
3,0–5,0 (1/8-3/16)
0,4 (1/64)
0,2–1,0 Nee (1/64-1/16)
Nee
* Autom. verst.
A
31
31
31
Knoopsgaten voor 27 stretchstof en gebreide stof
6,0 3,0–6,0 (15/64) (1/8-15/64)
1,0 (1/16)
0,5–2,0 Nee (1/32-1/16)
Nee
* Autom. verst.
A
32
32
32
voor 28 Knoopsgaten stretchstof
6,0 3,0–6,0 (15/64) (1/8-15/64)
1,5 (1/16)
1,0–3,0 (1/16-1/8)
Nee
Nee
* Autom. verst.
A
33
33
33
Lingerieknoopsgaten 29 voor dikke of bontachtige stof
A
34
34
–
–
A
35
35
–
J
40
40
–
Steekbreedte [mm (inch)]
Knoopsgatsteek
Zigzagsteek (voor quilten)
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Steek
Patroon
Patroonnr.
Steeklengte [mm (inch)]
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Tweelingnaald
Boventransportvoet
U kunt knoopsgaten naaien en knopen aannaaien.
7,0 (1/4)
3,0–7,0 (1/8-1/4)
0,5 (1/32)
0,3–1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
* Autom. verst.
Lingerieknoopsgaten voor middelmatig dikke en dikke stof
7,0 (1/4)
3,0–7,0 (1/8-1/4)
0,5 (1/32)
0,3–1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
* Autom. verst.
–
Lingerieknoopsgaten voor dikke of bontachtige stof
7,0 (1/4)
3,0–7,0 (1/8-1/4)
0,5 (1/32)
0,3–1,0 Nee (1/64-1/16)
Nee
* Autom. verst.
–
Applicatiequilts, fantasiequilts, satijnsteken, knopen aanzetten
3,5 (1/8)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
Ja
** Verst.
0,0-4,0 (0-3/16)
Nee
*Autom. verst.: Automatische verstevigingssteken **Verst.: Versteviging De maximale lengte van een knoopsgat is ongeveer 28 mm (1-1/8 inch) (doorsnede + dikte van de knoop). Knopen worden genaaid vanaf de voorkant van de persvoet naar achteren (zie afbeelding).
a Verstevigingssteken
35
3
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
De namen van onderdelen van knoopsgatenvoet “A”, waarmee u knoopsgaten naait, zijn hieronder aangegeven.
1
■ Als de knoop niet in de knoopgeleiderplaat past Tel de doorsnee en de dikte van de knoop bij elkaar op en zet de knoopgeleiderplaat op de berekende lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm (3/16 inch).)
1
2 5
2
3
3 4 a Persvoetschaal b Lengte knoopsgat (Doorsnee + dikte van knoop) c 5 mm (3/16 inch)
A a b c d e
Knoopgeleiderplaat Persvoetschaal Pen Markeringen op knoopsgatenvoet 5 mm (3/16 inch)
Voor een knoop met een diameter van 15 mm (9/16 inch) en een dikte van 10 mm (3/8 inch) moet u de knoopgeleiderplaat instellen op 25 mm (1 inch) op de schaal.
a lengte van het knoopsgat.
Markeer met krijt op de stof de plaats en de
1 2 a 10 mm (3/8 inch) b 15 mm (9/16 inch)
1
a Markeringen op stof
c
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
d
Selecteer een steek.
Plaats de stof met de voorkant van de
A
Trek de knoopgeleiderplaat van b knoopsgatenvoet “A” uit en plaats daarin de knoop die door het knoopsgat moet.
e knoopsgatmarkering op één lijn met de rode
markeringen op de zijkanten van de knoopsgatenvoet en zet de persvoethendel omlaag. Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet.
1
2
X Het formaat van het knoopsgat is ingesteld.
A
2 a Markering op stof b Rode markeringen op knoopsgatenvoet
36
• Duw niet tegen de voorkant van de persvoet wanneer u deze omlaag zet, anders wordt het knoopsgat niet in het juiste formaat genaaid.
Zet de persvoethendel omhoog, haal de stof
h weg en knip de draad af.
Zet de knoopsgathendel omhoog in de
i oorspronkelijke stand.
Plaats een speld aan het eind van de
j knoopsgatsteken, zodat u niet in de steken
snijdt. Snijd vervolgens met een tornmesje naar de speld toe om het knoopsgat te openen.
2 a Maak de tussenruimte niet kleiner.
3
f omlaag.
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
1 a Tornmesje b Speld
a Knoopsgathendel
Voor lingerieknoopsgaten maakt u met een gaatjesponser een gat in het afgeronde einde van het knoopsgat en vervolgens snijdt u het knoopsgat open met het tornmesje.
De knoopsgathendel bevindt zich achter het uitsteeksel op de knoopsgatvoet.
1
a Knoopsgathendel b Uitsteeksel
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in g uw linkerhand en begin met naaien.
a Gaatjesponser
• Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst u dik papier of een ander beschermvel onder de stof alvorens het gat in de stof te ponsen.
VOORZICHTIG ● Houd uw handen niet in de snijrichting terwijl u het knoopsgat met het tornmesje openmaakt. U zou zich kunnen verwonden als het tornmesje uitschiet.
X Wanneer het naaien voltooid is, naait de machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
Memo ● Voordat u knoopsgaten naait, controleert u de steeklengte en de steekbreedte door een proefknoopsgat te naaien op een overgebleven lapje stof.
37
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
■ Knoopsgaten naaien op stretchstoffen Gebruik een contourdraad wanneer u knoopsgaten naait op stretchstoffen. Haak de contourdraad zo aan het gedeelte a van knoopsgatenvoet “A” (zie afbeelding) dat de draad in de groeven past en bind hem dan losjes vast.
Knopen aanzetten U kunt knopen aannaaien op de naaimachine. U kunt knopen met twee gaten en knopen met vier gaten aanzetten. a die u wilt bevestigen.
Meet de afstand tussen de gaten in de knoop
Zet de persvoethendel omhoog en schuif de
b transporteurstandhendel achter op de voet
van de machine op (naar rechts, gezien vanaf de voorkant van de machine).
b
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
c
Selecteer steek
of
.
Pas de steekbreedte aan de dikte van de
d contourdraad aan.
Zet de persvoethendel en de knoopsgathendel
e omlaag en begin met naaien.
a Transporteurstandhendel (gezien van de achterkant van de machine)
f contourdraad zachtjes aan, zodat deze niet
Wanneer u klaar bent met naaien, trekt u de los hangt.
X De transporteur staat omlaag. c
Bevestig persvoet “M”.
Trek de contourdraad met een handnaainaald
g naar de achterkant van de stof en knoop hem
vast. Snijd met een tornmesje het middendeel van
h de contourdraad dat aan de bovenkant van
het knoopsgat overblijft, af. Snijd alle uitstekende contourdraad weg.
38
1 a Knoopaanzetvoet “M”
d
Plaats een knoop tussen de persvoet en de stof.
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
h in) om te controleren of de naald goed in de
twee gaten van de knoop gaat. Stem de steekbreedte af op de afstand tussen de knoopsgaten.
• Wanneer u knopen met vier gaten aanzet, naait u eerst de twee gaten het dichtst bij u. Schuif vervolgens de knoop zodanig dat de naald in de twee gaten erachter gaat en naai deze op dezelfde manier.
3 e
Selecteer steek
. (Bij modellen die niet zijn
voorzien van steek
, selecteert u steek
.)
Pas de steekbreedte aan, zodat deze gelijk is
f aan de afstand tussen de gaten in de knoop.
Zet de steeklengte op de kortste instelling g door op de steeklengtetoets te drukken.
VOORZICHTIG ● Let tijdens het naaien op dat de naald de knoop niet raakt, anders kan de naald verbuigen of breken. i
Begin met naaien. • Naai ongeveer tien seconden op lage snelheid en druk op (achteruit/ verstevigingssteektoets) om verstevigingssteken te naaien. Trek de bovendraad aan het uiteinde van de
j steken naar de achterkant van de stof en
knoop hem vast aan de onderdraad. Knip met een schaartje de bovendraad en de onderdraad aan het begin van het stiksel af.
k transporteurstandhendel op
Wanneer u de knoop hebt aangezet, schuift u de (naar links, gezien vanaf de voorkant van de machine) om de transporteur omhoog te zetten.
39
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
RITS INZETTEN
Rechte steek (midden)
I
*Acht.: Achteruit
01
01
01
Toepassing
Ritsen inzetten, standaard naaiwerk, 01 plooien of gepaspelde naden naaien, enz.
AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
–
–
2,5 (3/32)
0,2–5,0 (1/64–3/16)
Ja (J)
** Ja
Achteruit/ verstevigingssteken
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Steek
Steeklengte [mm (inch)]
Boventransportvoet
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr.
Tweelingnaald
Met de ritsvoet kunt u verschillende soorten ritsen innaaien. U kunt deze voet gemakkelijk links of rechts van de naald plaatsen. Wanneer u rechts van de rits naait, bevestigt u de bevestigingspen aan de linkerpen van de ritsvoet. Wanneer u links van de rits naait, bevestigt u de bevestigingspen aan de rechterpen van de ritsvoet.
* Acht.
**Gebruik geen achteruitsteken
1
2
Naai beide kanten vanaf de onderkant van de
d rits naar boven. Het beste resultaat bereikt u
met de naald aan de ritskant van de voet.
3 a Ritsvoet b Rechterpen om links van de rits te naaien c Linkerpen om rechts van de rits te naaien a
Selecteer steek
.
Zet de persvoethendel omlaag en bevestig
b ofwel de linker- ofwel de rechterpen van de
ritsvoet aan de bevestigingspen. c inch) om en plaats de rits onder het gevouwen
Vouw de rand van het materiaal 2 cm (3/4 gedeelte. Zet de naald omlaag in de inkeping aan de linkerkant of aan de rechterkant van de ritsvoet.
VOORZICHTIG ● Alvorens te naaien draait u het handwiel met de hand om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als u een andere steek kiest, raakt de naald de persvoet en breekt de naald. Zo kunt u letsel oplopen.
40
Als u aan de andere kant van de rits wilt
e naaien, maakt u de voet los door op de knop
achter op de persvoet te drukken. Vervolgens bevestigt u de ritsvoet aan de andere kant van de rits en naait u verder met behulp van de inkeping van de andere kant.
VOORZICHTIG ● Zorg dat de naald de rits niet raakt tijdens het naaien. Als de naald de rits raakt, kan de naald breken en kunt u letsel oplopen.
STRETCHSTOF NAAIEN EN ELASTIEK INZETTEN
J
03
03
05
05
Achteruit/ verstevigingssteken
Persvoet J
Boventransportvoet
3-punts zigzagsteek
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Stretchsteek
1,0 (1/16)
1,0–3,0 (1/16–1/8)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
5,0 (3/16)
1,5–7,0 (1/16–1/4)
1,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr. Steek
Tweelingnaald
U kunt stretchstof naaien en elastiek bevestigen. Steeklengte [mm (inch)]
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Stretchstof naaien en decoratief naaiwerk
03
03
05
Overhandse steken naaien op middelmatig 05 dikke stof of stretchstof, elastiek bevestigen, stoppen, enz.
3
*Verst.: Versteviging Neem de betreffende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u de volgende naaiwerkzaamheden verricht.
Stretchstof naaien
b
Bevestig zigzagvoet “J”. Selecteer steek
.
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
c
b
Selecteer steek
d uitrekt dat het even lang is als de stof.
c
Trek niet aan de stof tijdens het naaien.
.
Naai het elastiek aan de stof, terwijl u het zo Trek de stof met uw linkerhand achter de persvoet en trek de stof met uw rechterhand bij de speld die zich het dichtst bij de voorkant van de persvoet bevindt.
Elastiek bevestigen Wanneer u een elastiek rond de manchet of het middel van een kledingstuk aanbrengt, moet u uitgaan van de afmetingen van het uitgerekte elastiek. Gebruik dus een elastiek met de juiste lengte. Speld het elastiek aan de achterkant van de
a stof.
Speld het elastiek op enkele punten tegen de stof, zodat het gelijkmatig verdeeld is over de stof.
1
VOORZICHTIG 2 a Elastiek b Speld
● Zorg dat de naald tijdens het naaien geen spelden raakt, anders kan de naald verbuigen of breken.
41
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
APPLICATIES, PATCHWORK EN QUILTS NAAIEN Boventransportvoet
3,5 (1/8)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,0–4,0 (0–3/16)
Ja (J)
** Ja
* Verst.
3,5 (1/8)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,0–4,0 (0–3/16)
Nee
Ja
* Verst.
3,5 (1/8)
2,5–5,0 (3/32–3/16)
2,5 (3/32)
1,6–4,0 (1/16–3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
Applicaties en band aanbrengen
1,5 (1/16)
0,5–5,0 (1/32–3/16)
1,2 (1/16)
1,0–4,0 (1/16–3/16) Nee
Nee
* Verst.
Applicaties en band aanbrengen
1,5 (1/16)
0,5–5,0 (1/32–3/16)
1,2 (1/16)
1,0–4,0 Nee (1/16–3/16)
Nee
* Verst.
5,5 (7/32)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,6 (1/16)
0,2–5,0 (1/64–3/16) Nee
Ja
* Verst.
1,5 (1/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,6 (1/16)
0,2–5,0 Nee (1/64–3/16)
Ja
* Verst.
Patchwork en decoratief 14 naaiwerk
4,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,2 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
15
Patchwork, decoratief naaiwerk en overhands 15 naaiwerk op beide stukken stof, zoals bij tricot
5,0 (3/16)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
16
16
en decoratief 16 Patchwork naaiwerk
5,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,2 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
39
39
35
Quilten met rechte steek 31 met handgemaakt uiterlijk
0,0 (0)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16) Nee
Nee
* Verst.
43
43
-
Stippelsteek voor de quiltachtergrond
7,0 (1/4)
1,0–7,0 (1/16–1/4)
1,6 (1/16)
1,0–4,0 (1/16–3/16) Nee
Nee
* Verst.
Steekbreedte [mm (inch)]
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Steek
Patroon
Patroonnr. Toepassing
AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Overhandse steken 04 naaien en applicaties bevestigen
Zigzagsteek
J
04
04
04
Zigzagsteek (voor quilten)
J
40
40
-
Applicatiesteek
J
11
11
11
J
41
41
-
-
J
42
42
-
-
J
37
37
-
-
J
38
38
-
-
J
14
14
14
J
15
15
J
16
Quiltsteek met handgemaakt uiterlijk
J
Quilten stippelsteken
J
-
Steeklengte [mm (inch)]
Applicatiequilts, fantasiequilts en satijnsteken naaien
11 Applicatiewerk
Achteruit/ verstevigingssteken
Tweelingnaald
Hieronder wordt beschreven welke steken u kunt gebruiken voor het naaien van applicaties, patchwork en quilts.
Applicatiesteek (voor quilten)
Rechte patchworksteek
Verbindingssteek
*Verst.: Versteviging
-
Rechte patchworksteken naaien (met een marge van 6,5 mm vanaf de rechterrand van de persvoet) Rechte patchworksteken naaien (met een marge van 6,5 mm vanaf de linkerrand van de persvoet)
**Gebruik geen achteruitsteken
Applicaties U kunt een applicatie maken door een ander stuk stof uit te knippen en als decoratie te gebruiken. a
42
Speld het uitgeknipte ontwerp op de stof.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
c
Selecteer steek
.
Naai zorgvuldig rond de rand van het
d ontwerp.
Aan elkaar zetten Twee stukken stof aan elkaar naaien heet “aan elkaar zetten”. Knip de stukken stof met een marge van 6,5 mm (1/4 inch). Naai een rechte patchworksteek 6,5 mm (1/4 inch) van de linkerkant of de rechterkant van de persvoet. a aan elkaar wilt naaien.
Rijg of speld langs de marge van de stof die u
e
Snijd de stof buiten het stiksel weg.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
c
Selecteer steek
of
.
3
Naai met de rechterkant van de persvoet op d één lijn met de rand van de stof. f
Verwijder zo nodig de rijgspelden.
■ Als u een marge aan de rechterkant wilt Leg de rechterkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof en naai met steek
.
1
Memo ● Naai rechte verstevigingssteken aan het begin en eind van de zigzagsteken.
VOORZICHTIG ● Pas op dat de naald geen speld raakt tijdens het naaien. De naald kan dan breken. Zo kunt u letsel oplopen.
Patchwork (fantasie-quilt) naaien
a 6,5 mm (1/4 inch)
■ Wilt u een marge aan de linkerkant Leg dan de linkerkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof en naai met steek
.
1
a plaats deze op het onderste stuk.
Vouw de rand van het bovenste stuk stof en
b het patroon beide stukken omspant.
Naai de twee stukken stof aan elkaar, zodat a 6,5 mm (1/4 inch)
Memo ● Wilt u de breedte van de marge (naaldstand) wijzigen, pas dan de steekbreedte aan. Meer bijzonderheden vindt u in “Naaldstand wijzigen” (pagina 33).
43
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
Plaats aan elke kant van de persvoet een hand
e en leid de stof gelijkmatig tijdens het naaien.
Quilten Wattering aanbrengen tussen de boven- en onderlaag van stof heet quilten. U kunt eenvoudig quilts naaien met de optionele boventransportvoet en de optionele quiltgeleider.
Opmerking ● Gebruik de boventransportvoet alleen voor rechte steken of zigzagsteken. Gebruik geen andere patronen. Met de boventransportvoet kunt u niet achteruit naaien. a
Rijg de stof waarvan u een quilt wilt maken.
b
Verwijder de persvoet en de persvoethouder. • Meer bijzonderheden vindt u in “Persvoethouder verwijderen” (pagina 25).
Opmerking ● Wanneer u naait met de boventransportvoet, kiest u een snelheid tussen langzaam en middelmatig. ■ Werken met de optionele quiltgeleider Met de quiltgeleider naait u parallelle steken met even grote tussenruimte.
Haak de verbindingsvork van de
c boventransportvoet aan de naaldklemschroef,
zet de persvoethendel omlaag en bevestig de persvoet aan de persvoetstang met behulp van de persvoethouderschroef.
Steek de staaf van de quilter in het gat aan de
a achterkant van de boventransportvoethouder
of persvoethouder. Boventransportvoet
a Verbindingsvork b Naaldklemschroef c Persvoethouderschroef
Persvoethouder
VOORZICHTIG ● Draai de schroef stevig aan met de schroevendraaier. Als de schroef los zit, raakt de naald mogelijk de persvoet, waardoor u letsel kunt oplopen. ● Draai het handwiel naar de voorkant van de machine om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kunt u letsel oplopen. d
44
Selecteer steek
,
of
.
Stel de staaf van de quilter zo in dat de
b quiltgeleider op één lijn staat met de naad die
u reeds hebt genaaid.
Schuif de transporteurstandhendel, op de voet
Fantasiequilts naaien Bij het naaien van fantasiequilts kunt u de transporteur omlaag zetten (met de transporteurstandhendel), zodat u de stof vrij in elke richting kunt bewegen. U hebt de optionele quiltvoet nodig om fantasiequilts te naaien.
a
d van de machine aan de achterkant, naar
(naar rechts gezien vanaf de voorkant van de machine).
3
Verwijder de persvoet en de persvoethouder. • Meer bijzonderheden vindt u in “Persvoethouder verwijderen” (pagina 25).
a Transporteurstandhendel (gezien van de achterkant van de machine)
Houd de quiltvoet op één lijn met de linker
b onderkant van de persvoetstang.
De pen van de quiltvoet moet boven de naaldklemschroef zitten.
X De transporteur staat omlaag. e vervolgens een steek.
Zet de naaimachine aan en selecteer
a Pen op quiltvoet b Persvoethouderschroef c Naaldklemschroef
Houd de quiltvoet op zijn plaats met uw c rechterhand en draai de persvoethouderschroef aan met de schroevendraaier in uw linkerhand.
f met de stof het patroon.
Houd de stof met beide handen strak en volg Aan het begin en het eind van het naaiwerk worden enkele steken achteruit genaaid.
a Patroon a Persvoethouderschroef
VOORZICHTIG ● Draai de schroef stevig vast met de schroevendraaier, anders raakt de naald misschien de persvoet, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Wanneer u klaar bent naaien, schuift u de (naar links, gezien vanaf de voorkant van de machine) om de transporteur omhoog te zetten.
g transporteurstandhendel op
• Normaliter zit de transporteurstandhendel .
45
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
VERSTEVIGINGSSTEKEN
02
02
02
Trenssteek
A
36
36
34
*Verst.: Versteviging
Achteruit/ verstevigingssteken
J
Boventransportvoet
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Drievoudige stretchsteek
0,0 (0)
0,0-7,0 (0-1/4)
2,5 (3/32)
1,5-4,0 (1/16-3/16)
Nee
Nee
* Verst.
2,0 (1/16)
1,0-3,0 (1/16-1/8)
0,4 (1/64)
0,3-1,0 (1/64-1/16)
Nee
Nee
** Autom. verst.
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr. Steek
Tweelingnaald
Verstevig plekken waar spanning op komt te staan, zoals mouwgaten, binnennaden en hoeken van zakken. Steeklengte [mm (inch)]
Toepassing
Mouwen aanzetten, binnennaden naaien, stretchstoffen naaien en decoratief naaiwerk Versteviging van openingen en plekken 30 waar de naad gemakkelijk loslaat
02
AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
**Autom. verst.: Automatische versteviging
Drievoudige stretchsteek Met een drievoudige stretchsteek kunt u mouwgaten en binnennaden verstevigen. a
Bevestig zigzagvoet “J”.
b
Selecteer steek
c
Begin met naaien.
Trenzen naaien Met trenzen kunt u plekken verstevigen waar spanning op komt te staan, zoals hoeken van zakken en openingen. Hieronder wordt bij wijze van voorbeeld beschreven hoe u trenssteken naait op hoeken van zakken.
.
• Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 28). Bepaal hoe lang de trens moet worden.
a Zet de knoopgeleiderplaat op knoopsgatenvoet
“A” op de gewenste lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm (3/16 inch).)
1
2 3
a Persvoetschaal b Lengte van trens c 5 mm (3/16 inch)
• U kunt een trens van maximaal 28 mm (1-1/8 inch) naaien. b
46
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
c
Selecteer steek
.
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
e omlaag.
Plaats de stof zo dat de opening van de zakken
d naar u toe ligt; zet vervolgens de
persvoethendel omlaag, zodat de naald 2 mm (1/16 inch) voor de zakopening neer komt.
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter het uitsteeksel op de knoopsgatvoet.
1 a 2 mm (1/16 inch)
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet. • Duw niet tegen de voorkant van de persvoet wanneer deze omlaag staat, anders wordt de trens niet in het juiste formaat genaaid.
3 a Knoopsgathendel b Uitsteeksel
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
f uw linkerhand en begin met naaien.
X Wanneer het naaien voltooid is, naait de machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan. a Maak de tussenruimte niet kleiner.
g weg en knip de draad af.
Zet de persvoethendel omhoog, haal de stof
h oorspronkelijke stand.
Zet de knoopsgathendel omhoog in de
Memo ● Als de stof niet wordt doorgevoerd (bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de steek langer. Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27).
47
NAAISTEKEN
————————————————————————————————————————————————————
DECORATIEF NAAIWERK
70 steken model
60 steken model
50 steken model
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit/ verstevigingssteken
Met deze machine kunt u diverse decoratieve steken naaien.
J
17
17
17
Fagotsteken, smoksteken 17 en decoratieve steken naaien
5,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
2,5 (3/32)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
J
18
18
18
Fagotsteken, smoksteken 18 en decoratieve steken naaien
5,0 (3/16)
2,5-7,0 (3/32-1/4)
2,5 (3/32)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
J
14
14
14
en decoratief 14 Patchwork naaiwerk
4,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
1,2 (1/16)
0,2-4,0 (1/64-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
J
15
15
15
Patchwork, decoratief en overhands 15 naaiwerk naaiwerk op beide stukken stof, zoals bij tricot
5,0 (3/16)
2,5-7,0 (3/32-1/4)
2,5 (3/32)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
J
16
16
16
en decoratief 16 Patchwork naaiwerk
5,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
1,2 (1/16)
0,2-4,0 (1/64-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
Schelprijgsteken
J
12
12
12
12 Schelprijgsteken naaien
4,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
2,5 (3/32)
0,2-4,0 (1/64-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
Satijnen schelpsteek
N
13
13
13
schelpsteken 13 Satijnen naaien
5,0 (3/16)
2,5-7,0 (3/32-1/4)
0,5 (1/32)
0,1-1,0 (1/64-1/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
J
19
19
19
19 Decoratief naaiwerk
4,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
3,0 (1/8)
2,0-4,0 (1/16-3/16) Nee
Nee
* Verst.
J
20
20
20
20 Decoratief naaiwerk
4,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
2,5 (3/32)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
J
21
21
21
5,5 (7/32)
0,0-7,0 (0-1/4)
1,6 (1/16)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
N
22
22
22
naaiwerk en 21 Decoratief elastiek aanbrengen
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/64-1/4)
1,0 (1/16)
0,2-4,0 (1/64-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
N
23
23
23
decoratieve zomen, 22 Kant, erfstuknaaiwerk, enz.
3,5 (1/8)
1,5-7,0 (1/16-1/4
2,5 (3/32)
1,6-4,0 (1/16-3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
24
24
24
zomen, 23 Decoratieve erfstuknaaiwerk, enz.
6,0 (15/64)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
3,0 (1/8)
1,5-4,0 (1/16-3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
25
25
25
Decoratieve zomen op dunne, middelmatig dikke en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz.
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
3,5 (1/8)
1,5-4,0 (1/16-3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
26
26
26
Decoratieve zomen op middelmatig dikke 24 dunne, en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz.
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
4,0 (3/16)
1,5-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
N
27
27
27
–
Decoratieve zomen op dunne, middelmatig dikke en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz.
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
2,5 (3/32)
1,5-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
N
28
28
28
–
Decoratieve zomen op dunne, middelmatig dikke en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz.
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
2,0 (1/16)
1,5-4,0 (1/16-3/16)
Ja (J)
Nee
* Verst.
Steekbreedte [mm (inch)] 40 steken model
Persvoet
Steek
Patroon
Patroonnr.
Steeklengte [mm (inch)]
Toepassing AutoAutomatisch Handmatig matisch Handmatig
Fagotsteek
Verbindingssteek
–
Decoratief naaiwerk
Decoratieve steek
*Verst.: Versteviging
48
–
Fagotsteken naaien
Schelpsteken naaien
Stikken over een open naad heet ‘fagotsteken naaien’. Het wordt gebruikt op blouses en kinderkleding. Deze steek is decoratiever wanneer u dikkere draad gebruikt. Vouw met een strijkbout twee stukken stof
a langs de zoom.
Rijg de twee stukken stof op 4,0 mm (3/16
b inch) afstand op dun papier of een vel
Een golvend, zich herhalend patroon in de vorm van schelpen. Dit motief wordt gebruikt op kragen van blouses of randen van zakdoeken. a
Bevestig monogrammenvoet “N”.
b
Selecteer steek
c
Stik langs de rand van de stof, niet op de rand.
.
wateroplosbare steunstof.
3
3
1
2 a Dun papier of in water oplosbare steunstof b Rijgsteken naaien c 4 mm (3/16 inch) c
• U krijgt betere resultaten wanneer u eerst stijfsel op de stof spuit en de stof perst met een hete strijkbout.
Bevestig zigzagvoet “J”.
d
Selecteer steek
of
.
e
Stel de steekbreedte in op 7,0 mm (1/4 inch).
d
Snijd de stof af langs de steken.
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27). f staat met het midden tussen de twee stukken
Zorg dat bij het naaien de persvoet op één lijn stof.
• Pas op dat u de steken niet doorsnijdt.
Wanneer u klaar bent met naaien, verwijdert
g u het papier.
49
NAAISTEKEN
———————————————————————————————————————————————————— g
Smokwerk
Trek de draad van de rechte steken uit.
De decoratieve steek die u verkrijgt door te stikken of borduren over plooien, heet smoksteek. Hiermee verfraait u de voorkant van blouses of manchetten. De smoksteek geeft de stof meer veerkracht en elasticiteit. a
Bevestig zigzagvoet “J”. Selecteer de rechte steek, stel de steeklengte
b in op 4,0 mm (3/16 inch) en verlaag de
draadspanning.
Schelprijgsteken naaien
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27) en “Draadspanning” (pagina 29). Naai parallelle steken op 1 cm (3/8 inch)
c afstand.
1
Hiermee krijgt u plooien in de vorm van schelpen Hiermee verfraait u beleg, de voorkant van blouses of manchetten van dunne stof. a
Vouw de stof diagonaal.
b
Bevestig zigzagvoet “J”.
c
Selecteer steek draadspanning.
a 1 cm (3/8 inch)
• Naai geen achteruit/verstevigingssteken en knip de draad niet af. d maken.
Trek de onderdraden aan om plooien te Strijk de plooien met een strijkbout.
en vergroot de
• Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 27). Zorg tijdens het naaien dat de naald net naast
d de rand van de stof neerkomt.
e
Selecteer steek
f
Stik tussen de rechte steken.
of
.
1
a Naaldpositie
50
Vouw de stof uit en strijk de plooitjes met een
e strijkbout naar één kant.
Erfstukwerk Wanneer u naait met de platte naald, worden de naaldgaten groter, zodat een kantachtig effect ontstaat. Hiermee kunt u zomen en tafelkleden van dunne of middelmatig dikke stof en eenvoudig geweven stof verfraaien.
VOORZICHTIG
Verbindingssteken naaien U kunt decoratieve brugsteken naaien over de marge van aan elkaar genaaide stoffen. Hiermee kunt u een fantasiequilt maken. a
● U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de platte naald; de naaimachine zou anders beschadigd kunnen raken. Leid de draad met de hand vanaf de voorkant door het oog van de naald. Meer bijzonderheden vindt u in “Bovendraad inrijgen” (pagina 16). a
Bevestig zigzagvoet “J”.
Installeer de platte naald.
Naai de voorkanten van de twee stukken stof
b aan elkaar en open vervolgens de marge.
• Gebruik een 130/705H 100/16 platte naald. • Meer bijzonderheden over het installeren van de platte naald vindt u in “Naald vervangen” (pagina 21).
2 1 1 3 a Achterkant van de stof b 6,5 mm (1/4 inch) marge c Rechte steek c
Selecteer steek
,
of
b
Bevestig monogrammenvoet “N”.
c
Selecteer steek
,
,
,
,
of
.
VOORZICHTIG .
Draai de stof zodat de voorkant boven komt
d en naai over de naad met het midden van de
persvoet op één lijn met de naad.
● Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm (15/64 inch) of minder, anders kan de naald verbuigen of breken. ● Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken. d
Begin met naaien.
a Voorkant van de stof
51
3
BIJLAGE ———————————————————————————————————————————————————————
4 BIJLAGE STEEKINSTELLINGEN Onderstaande tabel geeft een overzicht van toepassingen en de steeklengte en steekbreedte van de diverse steken, waarbij wordt aangegeven of u de tweelingnaald al dan niet kunt gebruiken.
VOORZICHTIG ● Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder, anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken. ● Wanneer u de tweelingnaald gebruikt, moet u zigzagvoet “J” bevestigen, anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Standaard naaiwerk, 00 plooien of gepaspelde naden naaien, enz.
0,0 (0)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–5,0 (1/64–3/16) Nee
*** Ja
* Acht.
–
–
2,5 (3/32)
0,2–5,0 (1/64–3/16)
*** Ja
* Acht.
0,0 (0)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
1,5–4,0 (1/16–3/16) Nee
naaien en 03 Stretchstof decoratief naaiwerk
1,0 (1/16)
1,0–3,0 (1/16–1/8)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16)
04
Overhandse steken 04 naaien en applicaties bevestigen
3,5 (1/8)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,0–4,0 (0–3/16)
05
05
Overhandse steken naaien op middelmatig 05 dikke stof of stretchstof, elastiek bevestigen, stoppen, enz.
5,0 (3/16)
1,5–7,0 (1/16–1/4)
1,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
06
06
06
Overhandse steken 06 naaien op dunne of middelmatig dikke stof
3,5 (1/8)
2,5–5,0 (3/32–3/16)
2,0 (1/16)
1,0–4,0 (1/16–3/16) Nee
Nee
** Verst.
G
07
07
07
steken 07 Overhandse naaien op dikke stof
5,0 (3/16)
2,5–5,0 (3/32–3/16)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16) Nee
Nee
** Verst.
J
08
08
08
steken 08 Overhandse naaien op stretchstof
5,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,5–4,0 (1/32–3/16)
**** Ja ( J ) Nee
** Verst.
J
00
00
00
Midden
J
01
01
01
Drievoudige stretchsteek
J
02
02
02
Stretchsteek
J
03
03
03
Zigzagsteek
J
04
04
3-punts zigzagsteek
J
05
G
Recht
Links
Overhandse steek
Toepassing
Ritsen inzetten, naaiwerk, 01 standaard plooien en gepaspelde naden naaien, enz. Mouwen aanzetten, naaien, 02 binnennaden stretchstoffen naaien en decoratief naaiwerk
*Acht.: Achteruit **Verst.: Versteviging ***Gebruik geen achteruitsteken ****Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder.
52
Achteruit/ verstevigingssteken
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Steek
Steeklengte [mm (inch)]
Boventransportvoet
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr.
Tweelingnaald
Naaisteken
Ja (J)
Nee
** Verst.
**** Ja ( J ) Nee
** Verst.
**** Ja (J)
* Acht.
*** Ja
**** Ja ( J ) Nee
** Verst.
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit/ verstevigingssteken
R
09
09
09
09
Blindzomen naaien op middelmatig dikke stof
0 (0)
3 – –3
2,0 (1/16)
1,0–3,5 (1/16–1/8)
Nee
Nee
* Verst.
R
10
10
10
Blindzomen naaien op 10 stretchstof
0 (0)
3 – –3
2,0 (1/16)
1,0–3,5 (1/16–1/8)
Nee
Nee
* Verst.
Applicatiesteek
J
11
11
11
11 Applicatiewerk
3,5 (1/8)
2,5–5,0 (3/32–3/16)
2,5 (3/32)
1,6–4,0 (1/16–3/16)
** Ja Nee (J)
* Verst.
Schelprijgsteek
J
12
12
12
12 Schelprijgsteken naaien
4,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
Satijnen schelpsteek
N
13
13
13
Satijnen schelpsteken 13 naaien
5,0 (3/16)
2,5-7,0 (3/32-1/4)
0,5 (1/32)
0,1-1,0 (1/64-1/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
J
14
14
14
en decoratief 14 Patchwork naaiwerk
4,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,2 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
J
15
15
15
Patchwork, decoratief naaiwerk en overhands 15 naaiwerk op beide stukken stof, zoals bij tricot
5,0 (3/16)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
J
16
16
16
Patchwork en decoratief 16 naaiwerk
5,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,2 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
J
17
17
17
Fagotsteken, smoksteken 17 en decoratieve steken naaien
5,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
2,5 (3/32)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
** Ja Nee (J)
* Verst.
J
18
18
18
Fagotsteken, smoksteken 18 en decoratieve steken naaien
5,0 (3/16)
2,5-7,0 (3/32-1/4)
2,5 (3/32)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
J
19
19
19
19 Decoratief naaiwerk
4,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
3,0 (1/8)
2,0-4,0 (1/16-3/16) Nee
J
20
20
20
20 Decoratief naaiwerk
4,0 (3/16)
0,0-7,0 (0-1/4)
2,5 (3/32)
J
21
21
21
5,5 (7/32)
0,0-7,0 (0-1/4)
N
22
22
22
Decoratief naaiwerk en 21 elastiek aanbrengen
5,0 (3/16)
N
23
23
23
Kant, decoratieve 22 zomen, erfstuknaaiwerk, enz.
N
24
24
24
23 Decoratieve zomen, erfstuknaaiwerk, enz.
N
25
25
25
Steekbreedte [mm (inch)]
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Steek
Patroon
Patroonnr.
Steeklengte [mm (inch)]
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Blindzoomsteek
Verbindingssteek
Fagotsteek
Decoratieve steek
*Verst.: Versteviging
–
–
Decoratief naaiwerk
Decoratieve zomen op dunne, middelmatig dikke en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz.
Nee
* Verst.
1,0-4,0 (1/16-3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
1,6 (1/16)
1,0-4,0 (1/16-3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
1,5-7,0 (1/64-1/4)
1,0 (1/16)
0,2-4,0 (1/64-3/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
3,5 (1/8)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
2,5 (3/32)
1,6-4,0 (1/16-3/16) Nee
Nee
* Verst.
6,0 (15/64)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
3,0 (1/8)
1,5-4,0 Nee (1/16-3/16)
Nee
* Verst.
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
3,5 (1/8)
1,5-4,0 (1/16-3/16) Nee
Nee
* Verst.
**Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder.
53
4
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Decoratieve zomen op dunne, middelmatig 24 dikke en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz. Decoratieve zomen op dunne, middelmatig – dikke en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz. Decoratieve zomen op dunne, middelmatig – dikke en eenvoudig geweven stof, erfstuknaaiwerk, enz.
Achteruit/ verstevigingssteken
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Steek
Steeklengte [mm (inch)]
Boventransportvoet
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr.
Tweelingnaald
BIJLAGE ———————————————————————————————————————————————————————
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
4,0 (3/16)
1,5-4,0 (1/16-3/16)
*** Ja ( J ) Nee
* Verst.
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
2,5 (3/32)
1,5-4,0 (1/16-3/16)
*** Ja Nee (J)
* Verst.
5,0 (3/16)
1,5-7,0 (1/16-1/4)
2,0 (1/16)
1,5-4,0 (1/16-3/16)
*** Ja Nee (J)
* Verst.
Horizontale knoopsgaten 25 op dunne en middelmatig dikke stof
5,0 (3/16)
3,0-5,0 (1/8-3/16)
0,4 (1/64)
0,2-1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
** Autom. verst.
30
Verstevigde knoopsgaten 26 voor stof met een onderlaag
5,0 (3/16)
3,0–5,0 (1/8-3/16)
0,4 (1/64)
0,2–1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
** Autom. verst.
31
31
Knoopsgaten voor 27 stretchstof en gebreide stof
6,0 3,0–6,0 (15/64) (1/8-15/64)
1,0 (1/16)
0,5–2,0 Nee (1/32-1/16)
Nee
** Autom. verst.
32
32
32
28 Knoopsgaten voor stretchstof
6,0 3,0–6,0 (15/64) (1/8-15/64)
1,5 (1/16)
1,0–3,0 (1/16-1/8)
Nee
Nee
** Autom. verst.
A
33
33
33
Lingerieknoopsgaten 29 voor dikke of bontachtige stof
A
34
34
–
–
A
35
35
–
–
A
36
36
34
J
37
37
-
J
38
38
-
Quiltsteek met handgemaakt uiterlijk
J
39
39
35
Zigzagsteek (voor quilten)
J
40
40
-
Decoratieve steek
Knoopsgatsteek
Trenssteek
N
26
26
26
N
27
27
27
N
28
28
28
A
29
29
29
A
30
30
A
31
A
Rechte patchworksteek
7,0 (1/4)
3,0–7,0 (1/8-1/4)
0,5 (1/32)
0,3–1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
** Autom. verst.
Lingerieknoopsgaten voor middelmatig dikke en dikke stof
7,0 (1/4)
3,0–7,0 (1/8-1/4)
0,5 (1/32)
0,3–1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
** Autom. verst.
Lingerieknoopsgaten voor dikke of bontachtige stof
7,0 (1/4)
3,0–7,0 (1/8-1/4)
0,5 (1/32)
0,3–1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
** Autom. verst.
2,0 (1/16)
1,0–3,0 (1/16-1/8)
0,4 (1/64)
0,3–1,0 (1/64-1/16) Nee
Nee
** Autom. verst.
5,5 (7/32)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,6 (1/16)
0,2–5,0 (1/64–3/16) Nee
Ja
* Verst.
1,5 (1/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,6 (1/16)
0,2–5,0 (1/64–3/16) Nee
Ja
* Verst.
Quilten met rechte steek 31 met handgemaakt uiterlijk
0,0 (0)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
1,0–4,0 (1/16–3/16) Nee
Nee
* Verst.
Applicatiequilts, fantasiequilts, satijnsteken, knopen aanzetten
3,5 (1/8)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
Ja
* Verst.
Versteviging van en plekken 30 openingen waar de naad gemakkelijk loslaat Rechte patchworksteken naaien (met een marge - van 6,5 mm vanaf de rechterrand van de persvoet) Rechte patchworksteken naaien (met een marge - van 6,5 mm vanaf de linkerrand van de persvoet)
-
*Verst.: Versteviging **Autom. verst.: Automatische verstevigingssteken ***Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder.
54
0,0–4,0 (0–3/16)
Nee
Boventransportvoet
Achteruit/ verstevigingssteken
41
41
-
-
Applicaties en band aanbrengen
1,5 (1/16)
0,5–5,0 (1/32–3/16)
1,2 (1/16)
1,0–4,0 Nee (1/16–3/16)
Nee
* Verst.
J
42
42
-
-
Applicaties en band aanbrengen
1,5 (1/16)
0,5–5,0 (1/32–3/16)
1,2 (1/16)
1,0–4,0 Nee (1/16–3/16)
Nee
* Verst.
J
43
43
-
-
Stippelsteek voor de quiltachtergrond
7,0 (1/4)
1,0–7,0 (1/16–1/4)
1,6 (1/16)
1,0–4,0 Nee (1/16–3/16)
Nee
* Verst.
N
44
44
36
32 Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–4,0 Nee (1/64–3/16)
Nee
* Verst.
N
45
45
37
33 Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
46
46
38
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
47
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
48
47
39
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
49
48
40
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
50
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,6 (1/16)
0,2–4,0 Nee (1/64–3/16)
Nee
* Verst.
N
51
49
41
34 Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
52
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
53
-
-
-
Voor decoratie, enz.
5,0 (3/16)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,0 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
54
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
55
50
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,6 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
56
51
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Steek
Applicatiesteek (voor quilten)
Quilten stippelsteken
Decoratieve steek
Steeklengte [mm (inch)]
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Tweelingnaald
J
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr.
*Verst.: Versteviging
55
4
Toepassing AutoAutoHandmatig Handmatig matisch matisch
Achteruit/ verstevigingssteken
Persvoet
70 steken model 60 steken model 50 steken model 40 steken model
Patroon
Steek
Steeklengte [mm (inch)]
Boventransportvoet
Steekbreedte [mm (inch)]
Patroonnr.
Tweelingnaald
BIJLAGE ———————————————————————————————————————————————————————
N
57
52
42
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja Nee (J)
* Verst.
N
58
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja Nee (J)
* Verst.
N
59
53
43
35 Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja Nee (J)
* Verst.
N
60
54
44
36 Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
N
61
55
45
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
N
62
56
46
37 Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
N
63
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
N
64
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
2,5–7,0 (3/32–1/4)
0,4 (1/64)
0,1–1,0 (1/64–1/16)
** Ja ( J ) Nee
* Verst.
N
65
-
-
-
Voor decoratie, enz.
7,0 (1/4)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,6 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
66
-
-
-
Voor decoratie, enz.
6,0 (15/64)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,2–4,0 Nee (1/64–3/16)
Nee
* Verst.
N
67
57
47
38 Voor decoratie, enz.
6,0 (15/64)
0,0–7,0 (0–1/4)
2,5 (3/32)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
68
58
48
Voor decoratie, enz.
6,0 (15/64)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
N
69
59
49
39 Voor decoratie, enz.
6,0 (15/64)
0,0–7,0 (0–1/4)
1,4 (1/16)
0,2–4,0 (1/64–3/16) Nee
Nee
* Verst.
Satijn steken
Kruissteken
*Verst.: Versteviging
56
-
-
**Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder.
ONDERHOUD Hier worden eenvoudige onderhoudswerkzaamheden aan de naaimachine beschreven.
Naaimachine reinigen buitenkant Als de machine vuil is, drenkt u een doek licht in neutraal reinigingsmiddel. Wring de doek goed uit en veeg de buitenkant van de machine schoon. Neem de machine vervolgens af met een natte doek en wrijf na met een droge doek.
VOORZICHTIG ● Haal voordat u de machine schoonmaakt het netsnoer uit het stopcontact, anders kunt u letsel of een elektrische schok oplopen.
Spoelhuis schoonmaken De naaiprestaties worden minder wanneer zich stof ophoopt in het spoelhuis; maak dit daarom regelmatig schoon.
VOORZICHTIG ● Haal voordat u de machine reinigt de stekker uit het stopcontact. Anders kunt u een elektrische schok of letsel oplopen. Schakel de machine uit of haal de stekker uit
a het stopcontact.
b
4
Zet de naald en de persvoet omhoog.
Draai de persvoetschroef en de
c naaldklemschroef los om de persvoethouder
en de naald eruit te halen.
d schuif het naar u toe om het steekp
Pak beide zijden van het steekplaatdeksel en laatdeksel te verwijderen.
a Steekplaatdeksel
57
BIJLAGE ———————————————————————————————————————————————————————
Verwijder het spoelhuis.
e Pak het spoelhuis vast en trek het naar buiten.
1
a Spoelhuis
Verwijder met een borsteltje of stofzuiger alle f stof van de grijper en er omheen.
a Markering S b Markering z c Spoelhuis
• Controleer of de aangegeven punten zijn uitgelijnd, alvorens het spoelhuis te installeren.
VOORZICHTIG
a Schoonmaakborsteltje b Grijper
• Breng geen olie aan op het spoelhuis. Installeer het spoelhuis zo dat de markering S
g op het spoelhuis tegenover de markering z op
de machine zit, zoals hieronder aangegeven.
● Gebruik nooit een spoelhuis dat gekrast is. De bovendraad kan anders verward raken, waardoor de naald kan breken of de naairesultaten mogelijk minder goed worden. Een nieuw spoelhuis (onderdeelcode: XE7560001) kunt u verkrijgen bij het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. ● Plaats het spoelhuis op de juist manier, anders kan de naald breken. Steek de lipjes van het steekplaatdeksel in de
h steekplaat en schuif het deksel terug op zijn
plaats.
• Lijn de markering S uit met z.
58
PROBLEEMOPLOSSING Als de machine niet goed meer werkt, controleert u of er sprake is van een van de volgende problemen. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met uw leverancier of met het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. Symptoom
De naaimachine werkt niet.
Mogelijke oorzaak De netstekker zit niet in het stopcontact. De hoofdschakelaar staat uit.
Remedie Steek de netstekker in het stopcontact. Zet de hoofdschakelaar aan.
De spoelwinderas staat naar rechts.
Schuif de spoelwinderas naar links.
U hebt het voetpedaal niet goed gebruikt. De naald is niet goed bevestigd. De naaldklemschroef is los. De naald is verbogen of stomp. U hebt niet de juiste combinatie van stof, draad en naald gebruikt. De persvoet die u gebruikt is niet geschikt voor het soort steek dat u wilt naaien. De spanning van de bovendraad is te hoog. U trekt te veel aan de stof. De naald breekt. Het vlak rond het gat in de steekplaat is gekrast. Het vlak rond het gat in de persvoet is gekrast.
Het spoelhuis is gekrast.
U hebt een spoel gebruikt die niet ontworpen is voor deze machine. U hebt de bovendraad niet goed ingeregen. (U hebt bijvoorbeeld de klos niet goed bevestigd, of de draad is losgeraakt uit de geleider boven de naald). De bovendraad breekt.
De draad zit geknoopt of in de war. De naald is niet geschikt voor de draad die u gebruikt. De spanning van de bovendraad is te hoog. De draad zit verward, bijvoorbeeld in het spoelhuis.
Pagina pagina 9 pagina 9 pagina 12, 13
Gebruik het voetpedaal correct.
pagina 10
Bevestig de naald correct. Draai de schroef stevig aan met de schroevendraaier. Vervang de naald. Kies een draad en naald die geschikt zijn voor de gebruikte stof.
pagina 21
Bevestig de geschikte persvoet voor het soort steek dat u wilt naaien.
pagina 52
Verlaag de spanning van de bovendraad. Leid de stof losjes. Vervang de steekplaat. Neem contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. Vervang de persvoet. Neem contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. Vervang het spoelhuis. Neem contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. Een onjuiste spoel functioneert niet goed. Gebruik uitsluitend spoelen die speciaal voor deze machine zijn ontworpen. Rijg de bovendraad op de juiste manier in. Verwijder het geknoopte of verwarde gedeelte. Selecteer een naald die geschikt is voor het soort steek dat u naait. Verlaag de spanning van de bovendraad. Verwijder de verwarde draad. Als de draad in het spoelhuis verward zit, maak dan het spoelhuis schoon.
pagina 22 pagina 21 pagina 20
pagina 29 – –
–
–
pagina 11
pagina 16
– pagina 20 pagina 29 pagina 57
59
4
BIJLAGE ———————————————————————————————————————————————————————
Symptoom
De bovendraad breekt.
De onderdraad zit verward of breekt.
Mogelijke oorzaak Remedie De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald. U hebt de naald niet goed bevestigd. Bevestig de naald correct. Vervang de steekplaat. Het vlak rond het gat in de Neem contact op met uw leverancier steekplaat is gekrast. of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. Vervang de persvoet. Het vlak rond het gat in de persvoet Neem contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende is gekrast. servicecentrum. Vervang het spoelhuis. Het spoelhuis is gekrast of er zit een Neem contact op met uw leverancier braam op. of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. Een onjuiste spoel functioneert niet goed. Gebruik uitsluitend spoelen die U hebt een spoel gebruikt die niet ontworpen is voor deze machine. speciaal voor deze machine zijn ontworpen. U hebt de onderdraad niet goed Wind de onderdraad op de juiste opgewonden. manier op. De spoel is gekrast en draait niet Vervang de spoel. soepel. Verwijder de verwarde draad en De draad zit verward. maak het spoelhuis schoon. Een onjuiste spoel functioneert niet goed. Gebruik uitsluitend spoelen die U hebt een spoel gebruikt die niet ontworpen is voor deze machine. speciaal voor deze machine zijn ontworpen. De spoel is niet juist geïnstalleerd.
De draadspanning is niet goed.
U hebt de bovendraad niet goed ingeregen. U hebt de onderdraad niet goed opgewonden. U werkt niet met de juiste combinatie van draad en naald voor de stof die u gebruikt. U hebt de persvoethouder niet goed bevestigd. De draadspanning is niet goed. U hebt een spoel gebruikt die niet ontworpen is voor deze machine. De spoel is niet juist geïnstalleerd.
De stof is gekreukt.
60
U hebt de bovendraad niet goed ingeregen, of de klos niet goed bevestigd. U hebt de klos niet goed bevestigd. U hebt niet de juiste combinatie van stof, draad en naald gebruikt. De naald is verbogen of stomp.
Plaats de onderdraad op de juiste manier. Rijg de bovendraad op de juiste manier in. Wind de onderdraad op de juiste manier op.
Pagina pagina 21 pagina 21 –
–
–
pagina 11
pagina 11 – pagina 57
pagina 11 pagina 14, 15 pagina 16 pagina 11
Kies een draad en naald die geschikt zijn voor de gebruikte stof.
pagina 20
Bevestig de persvoethouder correct.
pagina 25
Pas de spanning van de bovendraad aan. Een onjuiste spoel functioneert niet goed. Gebruik uitsluitend spoelen die speciaal voor deze machine zijn ontworpen.
pagina 29
pagina 11
Plaats de onderdraad op de juiste manier.
pagina 14, 15
Rijg de bovendraad correct in en wind de onderdraad op de juiste manier op.
pagina 14, 15, 16
Bevestig de klos correct.
–
Kies een draad en naald die geschikt zijn voor de gebruikte stof.
pagina 20
Vervang de naald.
pagina 21
Symptoom De stof is gekreukt.
Er worden steken overgeslagen.
Er klinkt een hoge toon tijdens het naaien.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken.
De steek wordt niet juist genaaid.
De stof wordt niet doorgevoerd.
Mogelijke oorzaak Als u dunne stoffen naait, is de steek te grof.
Gebruik steunstof onder de stof.
Pas de spanning van de bovendraad aan. U hebt de bovendraad niet goed Rijg de bovendraad op de juiste ingeregen. manier in. U hebt niet de juiste combinatie van Kies een draad en naald die geschikt stof, draad en naald gebruikt. zijn voor de gebruikte stof. De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald. U hebt de naald niet goed bevestigd. Bevestig de naald correct. Verwijder het steekplaatdeksel en Er heeft zich stof opgehoopt onder maak de steekplaat en het spoelhuis de steekplaat of in het spoelhuis. schoon. Er heeft zich stof opgehoopt in de Vervang het spoelhuis. transporteur of in het spoelhuis. U hebt de bovendraad niet goed Rijg de bovendraad op de juiste ingeregen. manier in. Vervang het spoelhuis. Neem contact op met uw leverancier Het spoelhuis is gekrast. of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum. Een onjuiste spoel functioneert niet U hebt een spoel gebruikt die niet goed. Gebruik uitsluitend spoelen die ontworpen is voor deze machine. speciaal voor deze machine zijn ontworpen. Zet de naald omhoog door het handwiel naar u toe (tegen de klok in) te draaien, zodat de markering op U hebt de naaldhouder niet in de het wiel omhoog staat, of door hoogste stand gezet. eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) te drukken. U hebt de naald niet goed bevestigd. Bevestig de naald correct. De persvoet die u gebruikt, is niet de Bevestig de geschikte persvoet voor juiste voor het soort steek. het soort steek dat u wilt naaien. Pas de spanning van de bovendraad De draadspanning is niet goed. aan. Verwijder de verwarde draad. Als de De draad zit verward, bijvoorbeeld draad in het spoelhuis verward zit, in het spoelhuis. maak dan het spoelhuis schoon. Schuif de transporteurstandhendel De transporteur staat omlaag. naar . De draadspanning is niet goed.
De steek is te fijn. U hebt niet de juiste combinatie van stof, draad en naald gebruikt. De draad zit verward, bijvoorbeeld in het spoelhuis.
Het naailampje gaat niet branden.
Remedie
De naailamp is beschadigd.
Maak de steeklengte groter. Kies een draad en naald die geschikt zijn voor de gebruikte stof. Verwijder de verwarde draad. Als de draad in het spoelhuis verward zit, maak dan het spoelhuis schoon. Neem contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
Pagina pagina 31 pagina 29 pagina 16 pagina 20 pagina 21 pagina 57 pagina 57 pagina 16
4
–
pagina 11
pagina 16
pagina 21 pagina 52 pagina 29 pagina 57 pagina 38, 45 pagina 27 pagina 20 pagina 57
–
61
BIJLAGE ———————————————————————————————————————————————————————
FOUTMELDINGEN Als u een handeling onjuist uitvoert voordat de machine is ingesteld, verschijnt een foutmelding op het bedieningspaneel. Volg dan de aanwijzingen uit de tabel. Als u op de steekselectietoets drukt of de handeling juist uitvoert terwijl dit bericht verschijnt, verdwijnt het bericht. Foutmelding
Waarschijnlijke oorzaak
Oplossing
U hebt het voetpedaal ingedrukt (of de start/stoptoets als het voetpedaal niet is aangesloten) en op de achteruit/verstevigingssteektoets gedrukt, terwijl de persvoet omhoog stond.
Zet de persvoethendel omlaag voordat u de handeling voortzet.
Een andere steek dan de knoopsgatsteek of trenssteek is geselecteerd en u drukt het voetpedaal in (of de start/stoptoets als het voetpedaal niet is aangesloten), terwijl de knoopsgathendel omlaag staat.
Zet de knoopsgathendel omhoog voordat u de handeling voortzet.
De knoopsgatsteek of trenssteek is geselecteerd en u drukt het voetpedaal in (of de start/stoptoets als het voetpedaal niet is aangesloten), terwijl de knoopsgathendel omhoog staat.
Zet de knoopsgathendel omlaag voordat u de handeling voortzet.
U hebt de achteruit/verstevigingssteektoets of naaldstandtoets ingedrukt terwijl de spoelwinderas naar rechts staat.
Schuif de spoelwinderas naar links voordat u de handeling voortzet.
U hebt de start/stoptoets ingedrukt terwijl het voetpedaal is aangesloten.
Ontkoppel het voetpedaal en druk vervolgens op de start/stoptoets. Of bedien de machine met het voetpedaal.
De motor blokkeert, omdat de draad verward zit.
Verwijder de verwarde draad voordat u de handeling voortzet.
Opmerking ● Als foutmelding “F1” t/m “F8” op de LCD-display verschijnt terwijl u de naaimachine gebruikt, wijst dit mogelijk op een storing. Neem contact op met uw dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
Piepsignaal bij handelingen (voor modellen die zo’n piepsignaal hebben) Telkens wanneer u op een toets drukt, hoort u één piepsignaal. Als u op een niet-functionerende toets drukt of een onjuiste handeling uitvoert, hoort u twee of vier piepsignalen (alleen als het model een piepsignaal bij handelingen heeft). ■ Als u een toets indrukt (juiste handeling) Er klinkt één piepsignaal. ■ Als u een onjuiste handeling uitvoert of op een niet-functionerende toets drukt Er klinken twee tot vier piepsignalen. ■ Als de machine blokkeert, bijvoorbeeld omdat de draad verward zit De machine piept vier seconden lang en stopt dan automatisch. Ga na wat de oorzaak van het probleem is en verhelp het voordat u verder gaat met naaien.
62
TREFWOORDENLIJST Numerics
L
3-punts zigzagsteek ........................................................32
LCD ................................................................................. 7
A
M
aan elkaar zetten ............................................................43 accessoires .......................................................................8 accessoiretafel...........................................................7, 31 achteruit/verstevigingssteektoets .......................................6 applicaties......................................................................42
B bedieningspaneel .............................................................7 bedieningstoetsen.............................................................6 belangrijkste onderdelen ..................................................5 blindzoomsteken naaien ................................................34 bovendraad inrijgen .......................................................16 bovenspanningsknop......................................................29 boventransportvoet.........................................................44
D dikke stof........................................................................30 draadafsnijder ................................................................29 draadgeleider .................................................................16 draadgeleider aan naaldstang ...........................................6 draadspanning................................................................29 drievoudige stretchsteek .................................................33 dunne stof ......................................................................31
E elastiek...........................................................................41 elementaire steken .........................................................33 erfstukwerk.....................................................................51 extra klospen..................................................................23
F
monogrammen naaien ............................................49, 51 mouwgaten .................................................................... 46
N naaimachinenaalden ...................................................... 20 naald.............................................................................. 20 naaldinrijger................................................................... 17 naaldklemschroef ......................................................6, 22 naaldstand...................................................................... 33 naaldstandtoets ................................................................ 6
O openingen ...................................................................... 46 optionele accessoires ....................................................... 8 overhandse steken.......................................................... 32
P patchwork naaien........................................................... 43 persvoet ....................................................................6, 24 persvoethendel..........................................................6, 16 persvoethouder .........................................................6, 25 piepsignaal bij handelingen............................................ 62 platte naald .................................................................... 51 probleemoplossing ......................................................... 59 proefnaaien .................................................................... 30
Q quilten............................................................................ 44 quiltgeleider ................................................................... 44 quiltvoet.........................................................................45
fagotsteken naaien..........................................................49 fantasiequilt naaien ........................................................43 fantasiequilts naaien.......................................................45 foutmeldingen ................................................................62
R
G
S
gaatjesponser .................................................................37
H handwiel ..........................................................................5 hoeken van zakken ........................................................46 hoofdschakelaar ...............................................................9
K
klospen ...................................................................11, 16 knoopsgaten naaien .......................................................35 knoopsgatenvoet ............................................................36 knoopsgathendel ................................................ 6, 37, 47 knopen aanzetten...........................................................38
rechte steek .................................................................... 33 rits inzetten .................................................................... 40 ritsvoet ........................................................................... 40
schelpsteken naaien ....................................................... 49 schuifknop voor snelheidsregeling.................................... 6 smokwerk....................................................................... 50 snel spoel winden .......................................................... 12 snel verwisselbare spoel ............................................6, 15 spoel .............................................................................. 14 spoelhuis.................................................................14, 57 spoelhuisdeksel .........................................................6, 14 spoelwinder ..................................................... 11, 59, 62 start/stoptoets ............................................................6, 28 steekbreedte ................................................................... 27 steekinstellingen............................................................. 52 steeklengte ..................................................................... 27 steekplaat ......................................................................... 6 steekplaatdeksel ............................................................. 57
63
4
—————————————————————————————————————————————————————————— steekselectietoets..............................................................7 stoppen ...................................................................32, 41 stretchstof.......................................................................31
T tornmesje .......................................................................37 transporteur...............................................................6, 45 transporteurstandhendel .................................................45 trens ...............................................................................46 tweelingnaald.................................................................22
V
verbindingssteek......................................................42, 48 verbindingssteken naaien ...............................................51 verstevigingssteken.........................................................46 voetpedaal ................................................................8, 28 voorspanningsschijf........................................................11 vrije arm.........................................................................31
Z
zigzagsteek....................................................... 30, 32, 42
64
ncbc_brother_cover_Dut
PANTONE 285
K
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
BIJLAGE
Gecomputeriseerde naaimachineachine Dutch 885-S33/S34/S36/S37 XC8434-1212 Printed in China
Bedieningshandleiding