www.pcebrookhuis.nl
PCE Brookhuis Institutenweg 15 7521 PH Enschede Nederland Tel.: +31 (0)900 1200 003 Fax: +31 430 36 46
[email protected] www.pcebrookhuis.nl
Gebruiksaanwijzing PCE-CL 10
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Inhoud 1. Internationale veiligheidssymbolen ...........................…… ………………………………………. 1.1 Veiligheidsinformatie................................................................................................................ 2. Algemene beschrijving………..……………………………………………………..………………… 2.1 Functies………………….. ………………………………………………………………………. 2.2 Beschrijving van de functies …………...……………………………………................................ 2.3 Kabel detectie modus …… …………..…………………………………………………………… 2.4 Specificaties….. ………………………………………………………………..…………………. 3 Werkingsprincipe………….. ………………………………...……………….………………………. 3.1 Detector in volledige circuits ………………………………………………….…………………... 3.2 Enkelpolige toepassingen (in open circuits) …..…………………………………...……………… 3.3 Dubbelpolige toepassing (in volledige circuits)………………………………….….…….……… 3.4 Localiseren en traceren van leidingen, laterale circuit takken, stopcontacten, schakelaars en koppelingen in de circuits van huisinstallaties.….………................................... 3.5. Localiseren van leidingonderbrekingen in geplastificeerde kabels (enkelpolige toepassing)… 3.6 Localiseren van leidingonderbrekingen met gebruik van twee zenders……………………….. 3.7 Foutdetectie in electrische vloerverwarming (enkelpolige toepassing)………….…………… 3.8 Localiseren van obstakels in installatieleidingen (enkelpolige toepassing) ............................. 3.9 Localiseren van zekeringen (dubbelpolige toepassing)………………...................................... 3.10 Localiseren van kortsluitingen in geleiders …………………………........................................ 3.11 Localiseren van geïnstalleerde water- en verwarmingsleidingen…......................................... 3.12. Detecteren van de richting van al geïnstalleerde water en verwarmingsleidingen .........…… 3.13. Localisering van volledige bedrading van een huis (enkelpolige toepassing)...…………….. 3.14. Het volgen van leidingen met hogere traceerdiepte (dubbelpolige toepassing) .....………… 3.15. Localisering van geleiders in de grond (enkelpolige toepassing) ....……………………… 3.16. Het bereik zal worden verbeterd bij het zoeken naar de spanning ……………………….… 3.17. Sortering of bepaling van reeds geïnstalleerde geleiders .................................................… 3.18. Voltage detectie en lokalisatie leidingonderbrekingen ………….............................……….. 3.19. Instellen van de codes …..................................................................................................... 3.20. Belangrijke aplicatie…………………………………………………………............................ 4. Verlichting van het meetpunt ………………………………………......……………...………..…… 5. Onderhoud …………………………………………………………………………………………... 6. Verwisselen van de batterijen………………………………………………………………...............
3 3 4 4 5 6 6 7 7 8 8 8 9 9 10 11 11 12 12 12 13 13 14 14 15 15 16 16 17 17 17
2
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
1. Internationale veiligheidssymbolen Waarschuwing: dit symbool betekent dat de gebruiker een uitleg in de handleiding moet lezen om persoonlijk letsel of schade aan het apparaat te voorkomen. Voorzichtig! Kans op electrische schokken Referentie: Grootst mogelijke aandacht besteden. Voldoet aan de EMC. 1.1. Veiligheidsinformatie Lees de handleiding aandachtig, voordat u probeert de meter te gebruiken. De door de verenigingen voor electrische systemen en installaties samengestelde voorschriften, betreffende het voorkomen van ongevallen moeten ten allertijde in acht worden genomen. Dit WAARSCHUWINGssymbool geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, de dood kan veroorzaken of ernstig persoonlijk letsel of schade aan het product. Dit symbool wijst de gebruiker erop dat de zodanig gemerkte terminal(s) niet moet(en) worden aangesloten op een punt van het circuit waar de spanning met betrekking tot de aarding boven de 300 VAC of VDC ligt. Zorg er vóór iedere operatie voor dat de verbindingskabels en de electrische belasting zich in perfecte staat bevinden. Als de veiligheid van de gebruiker niet kan worden gegarandeerd, moet het instrument in beslag worden genomen en worden beschermd, opdat het niet opnieuw kan worden gebruikt. De kabel detector mag alleen worden gebruikt in systemen die voldoen aan de nominale spanningen, die vermeld staan onder de technische gegevens. Vóór het gebruik, verzekert u zich ervan dat de meter in perfecte staat verkeert: wij raden aan de zender uitsluitend van de fase naar de nulleider aan te sluiten. Als de aardlekschakelaar de stroomtoevoer naar de zender afsluit, is er al een stroomfout in de installatie. Als het instrument onderhevig is aan een bijzonder hoog elektromagnetisch veld, kan dit zijn werking aantasten. De veiligheid kan niet worden gegarandeerd als het instrument: Duidelijke schade vertoont De gewenste metingen niet verricht Gedurende lange tijd en onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen Tijdens het vervoer heeft blootgestaan aan mechanische spanning Tijdens het gebruik van het apparaat moeten alle relevante wettelijke voorschriften in overweging worden genomen
3
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
2.
Algemene beschrijving
Deze kabeldetector bestaat uit een zender en een ontvanger, die een draagbaar meetinstrument vormen, dat gebruikt kan worden om geleiders te detecteren of op te sporen. Het door de zender voortgebrachte signaal is een gemoduleerde stroom, die een electromagnetische veld rondom de geleider crëert. Dit electromagnetische veld veroorzaakt een spanning in de ontvangstspoel. De geïnduceerde spanning wordt door de ontvanger versterkt, gedecodeerd en omgezet in het oorspronkelijke signaal, en uiteindelijk op het scherm weergegeven. De verbindingsparameter voor de zender tijdens een applicatie moet een gesloten stroomkring zijn. 2.1. Functies
Opsporen van geleiders in muren, onderbrekingen, of kortsluitingen in geleiders. Opsporen van geleiders in de bodem. Zekeringen opsporen en stroomcircuits toewijzen. Stopcontacten en contactdozen opsporen die per ongeluk met gips zijn afgedekt. Onderbrekingen en kortsluitingen in vloerverwarming opsporen. Metalen waterleidingen en verwarmingsbuizen opsporen. Alle toepassingen worden uitgevoerd (zowel met spanning als zonder) zonder het gebruik van enig ander instrument. De display van de zender geeft het transmissieniveau, de zendcode, en de vreemde spanning aan. De display van de ontvanger geeft het ontvangstniveau, de zendcode, alsmede de netspanningsdetectie aan. Automatische of handmatige instelling van de gevoeligheid. De ontvangst van het akoestische signaal kan uitgeschakeld worden. Automatische uitschakelingsfunctie Achtergrondverlichting Extra verlichtingsfunctie voor het werken onder slechte lichtomstandigheden. Extra zenders zijn beschikbaar om meerdere signalen te vergroten of te onderscheiden.
2.2. Beschrijving van de functies Zender 1: “+” terminal 2: “Aardings” terminal 3: LCD display 4: Toets voor gevoeligheidsniveau / achtergrondverlichting 5: On/off toets 6: Batterijvak Zender - Display a: Verzonden code (1,2,3,4,5,6,7) b: Indicatie externe spanning c: Detectie externe spanning (12V, 50V, 120V, 230V, 400V) d: Indicatie lage batterij e: Indicatie transmissieniveau (I, II ó III) In de zender ingebouwde zekeringen De ingebouwde zekeringen beschermen het instrument tegen overbelasting en verkeerde manipulatie. De ingebouwde zekeringen mogen alleen op onze service-afdeling vervangen worden.
4
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Controleren of een zekering is doorgeslagen: de reden dat het uitgangssignaal van de zender maar zwak is, kan zijn dat de zekering is doorgeslagen. Ga als volgt te werk om te controleren of de zekering is doorgeslagen:
Koppel de zender los van alle aangesloten meetcircuits Zet de zender aan Stel hem op transmissieniveau 1 in Maak een enkel-polige aansluiting met een testkabel naar bus 1. Zet de ontvanger aan. Zoek het signaal in de kabel en plaats de sensorkop op de kabel. Steek de open kabel uiteinde in aansluitbus 2.
Ontvanger 1: Sensorkop 2: Flitslicht 3: LCD display 4: NCV toets (non-contact voltage detection) om te kiezen tussen de kabel detectie modus en de voltage detectie modus. 5: Flitslicht toets 6: Selectie naar beneden Druk op de toets om handmatig de gevoeligheid te selecteren 7: Modus toets om tussen de automatische of de handmatige modus te kiezen 8: On / Off toets voor achtergrondverlichting of pieper 9: Selectie naar boven Druk op de toets om handmatig de gevoeligheid te selecteren 10: On / Off toets 11: Batterijvak Ontvanger – Display a: Indicatie dat het akoestische signaal is uitgeschakeld b: Indicatie actieve LCD verlichting c: Door de zender verstuurde informatie (transmissie code en batterijlading) d: Indicatie dat de automatische modus is ingeschakeld e: Signaalsterkte-indicator met staafdiagram f: Lage batterij indicatie g: Handmatige modus: er verschijnt nog een grafiek die de gekozen gevoeligheid toont. Indicatie van de geselecteerde gevoeligheid binnen de selectieve modus. Groot vergrootglas => hoge gevoeligheid Klein vergrootglas => lage gevoeligheid h: Indicatie handmatige modus is actief i: Netspannings indicatie j: Automatische modus: digitale indicatie voor intensiteit van het signaal / handmatige modus. K: Transmissieniveau van de zender (NIVEAU I, II, of III) l: Indicatie dat de netspannings detectie aan staat. 2.3. Kabel detectie modus Automatische modus Wanneer de automatische modus is geselecteerd, verschijnt het “SIG” symbool op de display
Automatische modus
Handmatige modus (Druk op de MODE toets) Selecteer de handmatige modus d.m.v. “selectie naar beneden”.
5
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Wanneer de handmatige modus is geselecteerd, verschijnt het “SENSE” symbool op de display. Handmatige modus
AC NCV detectie modus Door op de NCV toets te drukken gaat het knipperlicht branden.
AC NCV detectie modus
2.4. Specificaties Zender Uitgangssignaal ………………….. 125kHz Externe spanningsdetectie Spanningsbereik . …………………12 …400V Frequentiebereik…..……………….0…..60 Hz Display …………………………… LCD display Externe spanningsdetectie…. ……. max. 400V AC/DC Overspanningscategorie… ……….. CAT III 300V Vervuilingsgraad.. …………………2 Automatische uitschakeling………. Ongeveer 1 uur (zonder bedieningshandeling) Voeding…… ………………………één 9V, NEDA 1604, IE6F22 batterij Verbruik. ………………………….. máx. 18mA Zekering …..………………………. F0 5ª 500V, 6 x 3 x 32 cm Temperatuurbereik (tijdens werking). 0…40ºC, max. 80% relatieve vochtigheid (niet condenserend) Temperatuurbereik (tijdens opslag).. -20…80ºC, max 80% relatieve vochtigheid (niet condenserend) Hoogte boven zeeniveau…………... Tot 2000 meter Afmetingen..………………………. 130 x 69x 32 mm Gewicht…………………………… ongeveer 130g Ontvanger: Traceerdiepte……………..……… de traceerdiepte is afhankelijk van het medium en de toepassing Kabeldetectie modus…………….. ongeveer 0….2 meter (enkelpolige toepassing) …...... ongeveer 0… 0.5 meter (dubbelpolige toepassing) Spanningsdetectie…………………ongeveer. 0…0.4 meter Display. ………………………….. LCD display met functies en staafdiagram Voeding…….……………………. 9V, NEDA 1604, IE6F22 batterij Verbruik ………………………… ongeveer 23 mA (zonder achtergrondverlichting of lamp) ………………………...... ongeveer. 35 mA (met achtergrondverlichting) ………………………….. max. 40mA (met achtergrondverlichting en lamp) Automatische uitschakeling..…….. ongeveer 5 minuten (zonder bedieningshandeling) Temperatuurbereik (tijdens werking). 0…40ºC, max. 80% relatieve vochtigheid (niet condenserend) Temperatuurbereik (tijdens opslag)..-20...80ºC, max. 80% relatieve vochtigheid (niet condenserend) Hoogte boven zeeniveau…………. tot 2000 meter Afmetingen………………………. 192 x 61x 37 mm Gewicht………………………… ongeveer 180g
6
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
3. Werkingsprincipe De kabel detector bestaat uit een zender en een ontvanger. Het signaal dat de zender voortbrengt is een gemoduleerde stroom. die een electromagnetisch veld rondom de geleider genereert (zie afbeelding 1). Dit electromagnetisch veld rondom de geleider veroorzaakt een spanning in de spoelen van de ontvanger. De ontvanger werkt, zowel in de automatische als in de handmatige modus met drie spoelen en is niet afhankelijk van de positie. Een selectieve en positieafhankelijke zoekopdracht wordt uitgevoerd in de selectieve modus met slechts een actieve spoel. 3.1. Detector in volledige circuits Enkelpolige toepassing: Sluit de zender op een enkele geleider aan (enkelpolige toepassing). In deze bedrijfsmodus wordt de zender door de ingebouwde batterij gevoed. Vanwege het hoge frequentiesignaal dat door de zender wordt gegenereerd, kunnen we maar een enkele geleider localiseren en opsporen. De tweede geleider is de aarde. Deze opstelling veroorzaakt een hoge frequentiestroom door de geleider die naar de aarde wordt doorgestuurd, vergelijkbaar met een radio en een ontvanger. Dubbelpolige toepassing: Sluit de zender op het lichtnet aan (dubbelpolige toepassing). De zender wordt door het lichtnet gevoed. In dit voorbeeld stroomt de gemoduleerde stroom door de fase in de transformator en terug door neutraal. Er is nog een andere mogelijkheid voor spanningsvrije systemen door de zender aan te sluiten op tweepolige terminals, terwijl de andere uiteinden van de lijn worden kortgesloten. Zo wordt een volledig circuit gevormd. Dan wordt de zender door de ingebouwde batterij gevoed. Opmerking: De kabeldetector kan alleen lijnen detecteren of opsporen, die op de juiste manier zijn aangesloten volgens het beschreven natuurkundige principe 3.2. Enkelpolige toepassing (in open circuits) Kabelonderbrekingen in muren en vloeren. Om leidingen, stopcontacten, verdeeldozen, schakelaars, enz. voor huisinstallaties te vinden en te traceren. Om knelpunten, knikken, vervormingen en obstakels in de installatie leidingen op te sporen door middel van een metalen spoel. De grondconnector moet worden aangesloten op een geschikt aarding. Een typisch voorbeeld is een geaard stopcontact. De bemonsteringsdiepte ligt tussen de 0 en 2 meter. Opmerking: De bemonsteringsdiepte is afhankelijk van het medium en de toepassing. 3.3. Dubbelpolige toepassing (in volledige circuits) Wanneer er kortsluitingen worden gedetecteerd of tijdens het sorteren van de kabels, dus circuits met of zonder spanning. Circuits zonder spanning worden direct door de batterij van het instrument gevoed. Voorbeeld van een volledig circuit: Volledige circuits zijn geschikt om: stekkers en schakelaars te detecteren, bijvoorbeeld
7
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
in actieve installaties.
Afbeelding 2
Opmerking: Bemonsteringsdiepte: 0 a 0.5 meter De bemonsteringsdiepte is afhankelijk van het medium en de toepassing. Bij aansluiting op actieve circuits moeten de veiligheidsregels in acht worden genomen. Wanneer men met toets 4 van NIVEAU I naar NIVEAU III verandert, neemt de afstandsgevoeligheid tot factor 5 toe.
Afbeelding 3
3.4. Localiseren en traceren van leidingen, laterale circuit takken, stopcontacten, schakelaars en koppelingen in de circuits van huisinstallaties (enkelpolige toepassing). Wanneer we leidingen, stopcontacten, schakelaars en koppelingen in huisinstallaties proberen te vinden, moeten de circuits inactief zijn: De neutrale leiding en de aarding moeten aangesloten en volledig operatief zijn. Sluit de zender op de fase aan en de neutrale kabel volgens afbeelding 4.
Afbeelding 4
Opmerking: Als het netsnoer dat via de zender door het signaal wordt gevoed, bijvoorbeeld direct parallel aan andere geleiders wordt gelocaliseerd (bijv. kabelgoot) of wanneer deze geleiders zijn gekruist, gaat het signaal ook naar andere geleiders. Tijdens dit voorbeeld moet de zekering verwijderd worden. Wanneer men met toets 4 van NIVEAU I naar NIVEAU III verandert, neemt de afstandsgevoeligheid tot factor 5 toe. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. Maximale bemonsteringsdiepte: 2 meter. 3.5. Localiseren van leidingonderbrekingen in geplastificeerde kabels (enkelpolige toepassing) Tijdens het localiseren van leidingonderbrekingen moet het circuit inactief zijn. Alle onnodige leidingen moeten aangesloten zijn op de extra aardingsaansluiting, zoals op afbeelding 8. Sluit de zender aan op een kabel en op de neutrale leiding overeenkomstig afbeelding 5 en voer dit voorbeeld uit zoals beschreven in het voorbeeld van deze toepassing. De op de zender aangesloten aarding moet via een geaard stopcontact, of waterleiding geaard zijn. Bij het traceren van kabelonderbrekingen in multi-core kabels, moeten alle overige geplastificeerde kabels of de geleider geaard zijn in overeenstemming met de huidige regelgeving. Dit is nodig om crosscoupling te voorkomen van het voedingssignaal (door een capacitief effect op de terminals). De traceerdiepte voor de gecoate kabel en de geleiders is verschillend, daar de individuele draden in de gecoate kabel om zichzelf worden opgerold. De transmissieweerstand van een kabelonderbreking moet groter zijn dan 100kOHM. De weerstandsverificatie kan door elke multimer worden uitgevoerd.
Afbeelding 5
8
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Opmerking: Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Maximale traceerdiepte: 2 meter Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. 3.6 Localiseren van leidingonderbrekingen met gebruik van twee zenders (enkelpolige toepassing) Bij het opsporen van een leidingonderbreking met behulp van een zender die wordt gevoed vanaf het uiteinde van een geleider, is de locatie van leidingonderbrekingen soms niet exact door slechte omstandigheden als gevolg van storingen in het veld. De hierboven beschreven nadelen kunnen makkelijk worden vermeden door twee zenders te gebruiken (een voor elk uiteinde) om de leidingonderbrekingen te detecteren. In dit voorbeeld wordt iedere zender op een andere leidingcode ingesteld (bijvoorbeeld zender 1 op code 1, de andere zender op code 2). Een tweede zender met verschillende leidingcode is niet in de levering inbegrepen en moet dus apart worden besteld. Als de zenders overeenkomstig afbeelding 12 zijn aangesloten, geeft de ontvanger, links van de leidingonderbreking „3“ aan. Als u na de onderbreking verdergaat, verschijnt er rechts op de display van de ontvanger „7“. Als u zich direct boven de onderbreking bevindt, wordt er geen leidingcode weergegeven, als gevolg van de signaaloverlapping van beide zenders. De leidingonderbreking ligt precies in het midden tussen de getoonde leidingcodes “3” en “7”. Vereisten: Het stroomcircuit mag niet actief zijn. Alle leidingen die niet worden gebruikt, moeten aangesloten zijn op de extra aarding zoals op de afbeelding wordt getoond. Sluit beide zenders aan zoals op de afbeelding wordt getoond. Ga te werk zoals in het voorbeeld van de toepassing wordt beschreven. De aarding die op de zender en de niet-gebruikte kabels is aangesloten, kan als volgt zijn: een extra aarding, een correct aangesloten aarding van een huisstopcontact, of een correct aangesloten aarding van een waterleiding. Zorg ervoor dat tijdens het opsporen van leidingonderbreking in multi-wire afgeschermde geleiders en kabels alle resterende draden correct geaard zijn. Dit is nodig om inductieve storingen (door vermogens koppeling) te voorkomen.
Afbeelding 6
De traceerdiepte voor afgeschermde geleiders en kabels varieert, omdat de afzonderlijke draden binnen de afscherming gedraaid zijn. De transmissieweerstand van een leidingonderbreking moet boven de 100 kOHM liggen. De weerstandsverificatie kan door elke multimeter worden uitgevoerd. Opmerking: Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. 3.7 Foutdetectie in electrische vloerverwarming (enkelpolige toepassing)
9
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Aansluitvoorwaarden: Als er zich een beschermingsmat of beschermde kabels boven de verwarmingskabels bevinden, mag er geen aardingsaansluiting bestaan. Indien noodzakelijk, scheidt de beschermde kabel van de aardingsaansluiting. Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Voor deze toepassing is er een tweede zender nodig. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. Maximale traceerdiepte: 2 meter.
Afbeelding 7
3.8 3.9 3.10 3.11 3.8 Localiseren van obstakels in installatieleidingen (enkelpolige toepassing) Wanneer we knelpunten in installatieleidingen vinden, moeten alle circuits in de leiding inactief en geaard zijn. Sluit de zender, volgens afbeelding 8, op de metalen spoel en extra aarding aan en voer dit voorbeeld uit zoals in de toepassing wordt beschreven.
Afbeelding 8
Opmerking: Als u een spoel van een niet-geleidend materiaal hebt (bijvoorbeeld vezel), adviseren wij een koperdraad van bijv. 1,5 mm2 door de leidingen te voeren. Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. Maximale traceerdiepte: 2 meter. . 3.9 Localiseren van zekeringen (dubbelpolige toepassing) Wanneer er in circuits met spanning aansluitingen veiligheidsvoorschriften volledig in acht worden genomen.
worden
gemaakt,
moeten
de
Plaats de meter in het stroomcircuit van een meergezinswoning in een stekker tussen L1 en N en zet de zender op "NIVEAU I". U kunt het signaal in het secundaire distributieen primaire distributienet toewijzen door de zender vooraf op Niveau I in te stellen. Zo kunnen de zekeringen en automatische apparaten definitief aan een bepaald stroomcircuit worden toegewezen. De opsporing of de toewijzing van de zekering is vooral afhankelijk van de bedrading binnen de distributie. Teneinde een zo nauwkeurig mogelijk resultaat te verkrijgen, moet u het deksel verwijderen en de voedingskabel naar de zekering opsporen.
Afbeelding 9
10
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Opmerking: Stel de zender in op NIVEAU I Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid De kortsluitingszekeringen van verschillende fabrikanten hebben verschillende montage posities voor magnetische spoelen. Als de ontvanger geen enkel duidelijk signaal in de hieronder getoonde positie kan vinden, wordt er aanbevolen om de positie 90º naar links of rechts te wijzigen. 3.10 Localiseren van kortsluitingen in geleiders (dubbelpolige toepassing) Bij het lokaliseren van kortsluitingen in geleiders, moeten alle bestaande circuits in de kabel spanningvrij zijn. Sluit de zender aan zoals in afbeelding 10 en voer dit voorbeeld uit zoals beschreven in het voorbeeld van de toepassing. Hou er rekening mee dat de traceerdieptes van afgeschermde kabels en geleiders anders zijn, vanwege het feit dat de individuele draden in de afgeschermde kabel om zichzelf worden gedraaid. Meestal kan de kortsluiting alleen correct worden gedetecteerd, wanneer de kortsluitweerstand minder is dan 20 Ohm. De verificatie van de kortsluitweerstand kan met elke multimeter worden uitgevoerd.
Afbeelding 10
Mocht de kortsluitweerstand hoger zijn dan 20 Ohm, dan kunt u het experiment om de foutmelding te detecteren door middel van de lijnonderbrekingsmethode uitvoeren. U kunt proberen om met voldoende energie de fout (lage ohmse verbinding) te localiseren of om het te verbranden om voor een lijnonderbreking te zorgen Opmerking: Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. Maximale traceerdiepte 0.5 meter. 3.11. Localiseren van geïnstalleerde water- en verwarmingsleidingen (enkelpolige toepassing) Zoekvoorwaarden: De te localiseren lijn moet gescheiden worden van de potentiaalvereffening. Om veiligheidsredenen mag het electrische systeem niet actief zijn. Sluit de zender op de funderingspalen aan op de aardingsaansluiting. De tweede poort van de zender moet worden aangesloten op de te localiseren geleider. Nu kunt u de voedingsleiding traceren. Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Instelling: handmatige modus, minimale
11
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
gevoeligheid. Maximale traceerdiepte 2 meter.
Afbeelding 11
3.12. Detecteren van de richting van al geïnstalleerde water en verwarmingsleidingen (enkelpolige toepassing). Bij het detecteren van de richting van reeds geïnstalleerde waterleidingen en verwarmingsbuizen, dienen deze waterleiding- en verwarmingsbuizen correct geaard te zijn. Sluit de zender volgens figuur 12 aan, en voer dit voorbeeld uit, zoals beschreven in het toepassingsvoorbeeld.
Afbeelding 12
Opmerking: Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. Maximale traceerdiepte 2.5 meter. 3.13. Localisering van volledige bedrading van een huis (enkelpolige toepassing) Om alle elektrische leidingen in een huis met een werkprocedure te bepalen, gaat u als volgt te werk: Verwijder de brug in de hoofdverdeler tussen "PE" en "N" Sluit de zender aan op het systeem overeenkomstig afbeelding 13. Nu kan de nulleider, aanwezig in het totale systeem, worden gevolgd. Om veiligheidsredenen moet het systeem Uitgeschakeld zijn!
Afbeelding 13.
Opmerking: Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. Maximale traceerdiepte 2 meter. 3.14. Het volgen van leidingen met hogere traceerdiepte (dubbelpolige toepassing) Als de dubbelpolige toepassing wordt uitgevoerd op multi-wire kabels, wordt de traceerdiepte alom beperkt. De reden is dat de heen-en terugleidingen heel dicht op elkaar zijn geplaatst. Aldus ontstaat er een sterke verstoring van het magnetisch veld. Het elektromagnetisch veld kan zich niet ontwikkelen in het knelpunt. Deze beperking kan gemakkelijk worden geëlimineerd door een aparte geleider te gebruiken om de terugleiding te simuleren. Deze aparte geleider geeft een grotere spreiding van het electro-magnetisch veld. Elke geleider of kabelspoel kan worden gebruikt als aparte retourgeleider. Bij het traceren van de geleiders, moet er in het bijzonder voor worden gezorgd, dat de afstand tussen de heen-en terugleidingen groter is dan de traceerdiepte. In practische toepassingen is deze afstand ongeveer 2.0 meter. In het geval van deze toepassing hebben vochtige muren, pleisterwerk, enz. practisch geen invloed op de traceerdiepte. Het stroomcircuit moet uitgeschakeld zijn. Sluit de zender aan volgens afbeelding 14.
12
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
De afstand tussen de heen- en terugleiding moet minstens tussen de 2.0 en de 2.5 meter liggen. Ga te werk zoals in het toepassingsvoorbeeld beschreven.
Afbeelding 14
. Opmerking: Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. Instelling: handmatige modus, minimale gevoeligheid. Maximale traceerdiepte 2.5 meter. 3.15. Localisering van geleiders in de grond (enkelpolige toepassing) De aansluiting wordt volgens afbeelding 15 uitgevoerd. Zorg ervoor dat het stroomcircuit niet actief is. Zorg ervoor dat de afstand tussen de aarding en de te detecteren geleider groot is. Als de afstand te kort is, kan er geen definitieve toewijzing van het ontvangen signaal aan een geleider worden gegeven. De traceerdiepte is maximum 2 meter. Verder is de traceerdiepte sterk afhankelijk van de bodemgesteldheid. Zet de ontvanger op automatisch. Spoor de geleider op, door middel van de intensiteit van het signaal dat op het scherm verschijnt. Wanneer we de ontvanger langzaam rondom de te onderzoeken geleider bewegen,veranderen de waarden op de display aanzienlijk. De weergave van de maximale intensiteit van het signaal vindt direct via de geleider plaats.
Afbeelding 15
De intensiteit van het signaal vermindert naarmate de afstand van het voedingssignaal groter wordt (zender). 3.16. Het bereik zal worden verbeterd bij het zoeken naar de spanning. Als de zender is aangesloten op de fase en de neutrale spoel, gaat het signaal verloren in de leiding die parallel loopt aan de heen- en terugleiding (zie afbeelding).
Het bereik kan gedeeltelijk leiden tot een daling van het signaal wanneer de geleiders om zichzelf worden gedraaid. Het maximum bereik is 0.5 meter.
Om het effect, dat op de afbeelding hiernaast wordt getoond te veranderen, moet de aansluiting zoals op afbeelding 17 worden uitgevoerd. De terugleiding wordt als afzonderlijke kabel uitgevoerd. De afstand in spanningscircuits zal hooguit 2.5 meter zijn. De spoelen zullen zich op een grotere afstand
Afbeelding 16
13
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
bevinden (zie afbeelding).
Respecteer voldoende afstand tot de te localiseren geleider teneinde een eenduidige toewijzing tussen de ontvangen signalen en de geleider toe te staan.
Neem de veiligheidsinstructies in acht tijdens het uitvoeren van aansluitingen in actieve circuits. Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd.
Afbeelding 17
3.17. Sortering of bepaling van reeds geïnstalleerde geleiders (dubbelpolige toepassing). Tijdens het sorteren of bepalen van reeds geïnstalleerde geleiders moeten alle bestaande circuits in de kabel spanningvrij zijn. De terminalkabels moeten gedraaid en elektrisch met elkaar verbonden zijn. U heeft verschillende zenders nodig met verschillende zendsignalen (1 tot 7). Sluit de zender volgens afbeelding 18 aan en voer dit voorbeeld uit zoals beschreven in het toepassingsvoorbeeld.
Afbeelding 18
Let er in dit toepassingsvoorbeeld op dat de gestripte draden van de terminals met elkaar verstrengeld zijn. De elektrische verbinding tussen de gestripte leiding terminals moet correct zijn. Mocht er maar één zender beschikbaar zijn, dan kan het sorteren van de afgeschermde kabels worden verricht door de zender sequentieel opnieuw aan te sluiten. Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. 3.18. Voltage detectie en lokalisatie leidingonderbrekingen
Er is geen zender nodig voor deze toepassing. Zet de ontvanger op de “Netspannings detectie modus”.
De staafdiagram op de display die de intensiteit en de frequentie van het signaal aangeeft, is afhankelijk van het te controleren voltageniveau en de afstand tot de actieve geleider. Naarmate de frequentie en de spanning hoger worden, wordt de afstand tot de geleider kleiner.
Afbeelding 19
Verschillende signaalintensiteiten staan geen veronderstellingen toe met betrekking tot het type en de intensiteit van de aanwezige spanning. Een definitieve uitspraak over de aanwezige spanning mag alleen worden gemaakt als we een meetinstrument met display gebruiken.
14
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Bij het testen van netwerkkabels op onderbrekingen, moet u ervoor zorgen dat beide geleiders eenmaal op de fase zijn aangesloten (draai netstekker 180 º) 3.19. Instellen van de codes (Zender)
Zorg ervoor dat de meter uitgeschakeld is voordat u de codes instelt. Druk langdurig op de toets voor gevoeligheidsniveau, druk daarna op de Power toets om de meter aan te zetten. Druk op de toets voor gevoeligheidsniveau om de gewenste code te selecteren, zoals 1-7. Nadat u de code heeft ingesteld, schakel de meter uit en zet hem opnieuw aan, de meter is nu klaar voor gebruik. De code kan als volgt worden geselecteerd (1,2,3,4,5,6,7).
3.20. Belangrijke applicatie Voor ons voorbeeld raden wij aan een stuk geplastificeerde kabel te nemen. Installeer 5 m. van deze kabel provisorisch met spijkers op ooghoogte langs de muur. Zorg ervoor dat de wand aan beide zijden toegankelijk is. Creëer een kunstmatige onderbreking op een afstand van 1.5 metrer voor de leidingterminal. De leidingterminals moeten open zijn. Strip de onderbroken kabel aan het begin van de geplastificeerde kabel en sluit hem via de meetkabels (samen met het instrument geleverd) aan op terminal (1) van de zender. Sluit terminal (2) van de zender aan op een geschikte aarding. Alle andere draden van de kabel moeten ook op de zender en dezelfde aarding zijn aangesloten. Schakel de zender in via druktoets (5). Zet de zender op “NIVEA I” d.m.v. toets (4). De zenderfunctie wordt aangegeven door het flitsen van het lampje (3). Tijdens het productieproces is de zender zodanig geprogrammeerd dat de cijfer “7” op de display verschijnt. Verander de code d.m.v. toets (7). Zet de ontvanger aan d.m.v. toets (10). Alle segmenten worden gedurende een korte tijd op de display aangegeven (3). Dit betekent dat de ontvanger werkt en dat de batterijen vol zijn. Als de ontvanger wordt ingeschakeld, stelt hij zich automatisch in op de “Automatische modus”. Om de gevoeligheid te veranderen, op toets 6 of 9 drukken. Nu is de “handmatige modus” geactiveerd. Het gevoeligheidsbereik beslaat 8 niveaus. Door op de toetsen (6 of 9) te drukken wordt het repectievelijke gevoeligheidsniveau, tussen 1 en 8, veranderd en kort getoond (3). Als u een selectieve en positie-afhankelijke zoekopdracht uit moet voeren, selecteert u de selectieve modus door op de MODE toets 7 te drukken.
Afbeelding 20
Raak nu met uw ontvanger de geplastificeerde kabel aan, net voor de plaats van de onderbreking. Stel met de "SENSE" toets de gevoeligheid zodanig in zodat u alleen het signaal "7"ontvangt. De signaalsterkte wordt via de staafdiagram aangegeven (3). De display toont het verzonden signaal. Tegelijk met de optische indicatie stuurt de ontvanger ook een akoestisch signaal. Als de signaalsterkte verder toeneemt, licht de ene staaf van de staafdiagram (3) na de ander op, al naar gelang de signaalsterkte.
15
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Ga nu, met het laagst mogelijke gevoeligheidsniveau van de ontvanger langs de kabel tot voorbij de onderbreking. Het signaal “7” wordt niet meer getoond en er is geen akoestisch signaal meer. Herhaal het zelfde experiment aan de andere kant van de muur. Zet hiervoor de ontvanger met toets 4 op “NIVEA III”. Het bereik wordt zo met factor 5 verhoogd. Om de test uit te voeren, is het goed om de locatie van de kunstmatige onderbreking aan de andere zijde van de wand te markeren. Selecteer de gevoeligheid door middel van toets (6 of 9) zodanig dat het signaal “7” nog maar net ontvangen kan worden. Traceer het signaal met de ontvanger in de muur totdat het niet langer wordt aangegeven. Lokaliseer de kunstmatige onderbreking door de gevoeligheid systematisch aan te passen Opmerking: Door met knop 4 van „NIVEAU I“ naar „NIVEAU III“ te schakelen, wordt de afstandsgevoeligheid naar factor 5 verhoogd. 4.
Verlichting van het meetpunt
Druk op de flitslicht toets voor verlichting van het meetpunt. Het instrument gaat na ongeveer 60 seconden automatisch uit, of hij kan handmatig uitgeschakeld worden door nogmaals op de flitslicht toets te drukken. 5.
Onderhoud
Wanneer men het instrument in overeenstemming met de Handleiding gebruikt, is er geen bijzonder onderhoud nodig. Voor eventuele vragen met betrekking tot het instrument, vermeld altijd de naam van het product en het serienummer, beiden staan op het etiket achterop het instrument. Mochten er na het verstrijken van de garantieperiode functionele fouten optreden, dan zal onze aftersales service het instrument snel repareren. 6.
Verwisselen van de batterijen
De batterijen van de ontvanger moeten vervangen worden wanneer het symbool “ “ verschijnt. De batterijen van de zender moeten vervangen worden wanneer het batterij symbool verschijnt.
Haal de stekker uit het stopcontact en schakel het instrument uit. Verwijder het deksel van het batterijvak aan de achterkant van het apparaat. Verwijder de oude batterijen. Plaats nieuwe batterijen en let op de polariteit. Plaats het deksel op het batterijvak. Het apparaat is nu klaar voor gebruik.
Opmerking: Voordat het apparaat wordt opgeborgen, batterijen verwijderen en het toestel van alle aangesloten testkabels loskoppelen. Omgekeerde polariteit van de batterijen kan het instrument vernietigen. Bovendien kunnen ze ontploffen of ontbranden. Gebruik alleen batterijen zoals beschreven in het hoofdstuk technische gegevens. (Een 9V batterij, NEDA 1604, IE6F22).
16
Gebruiksaanwijzingen www.pcebrookhuis.nl
Probeer nooit contact te maken tussen de beiden polen van de batterijcel, bijvoorbeeld door het gebruik van een draadverbinding. De daaruit voortvloeiende kortsluitstroom is zeer hoog en veroorzaakt extreme hitte. Brand en explosie gevaar!. Denk alstublieft aan uw omgeving wanneer u uw batterijen of accu's wegdoet. De gebruikte batterijen moeten in de daarvoor bestemde vuilcontainers worden gedumpt. Vaak kunnen de batterijen in de winkel worden ingeleverd. Gelieve aan de desbetreffende geldende regelgeving in verband met de teruggave, recycling en verwijdering van gebruikte batterijen en accu's te voldoen. Wanneer een instrument gedurende langere tijd niet wordt gebruikt moeten de batterijen worden verwijderd. Mocht het instrument door lekkende batterijcellen zijn besmet, dan moet het voor reiniging en inspectie aan de fabriek worden teruggestuurd.
17