Gebruikershandleiding Wals Compacteur
RD 16
0178395nl
005
0610
Copyrightmededeling
© Copyright 2010 by Wacker Neuson Corporation. Alle rechten, inclusief het recht tot kopiëren en van verspreiding zijn voorbehouden. Deze publicatie mag gefotokopieerd worden door de oorspronkelijke koper van de machine. Elke andere soort vermenigvuldiging is verboden zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Wacker Neuson Corporation. Elke soort niet door Wacker Neuson Corporation geautoriseerde vermenigvuldiging of versp[reiding vormt een schending van geldige auteursrechten. Tegen overtreders hiervan zal gerechtelijke vervolging worden ingesteld.
Handelsmerken
Alle handelsmerken waarnaar in deze handleiding verwezen wordt zijn het eigendom van de respectieve eigenaren ervan.
Fabrikant
Wacker Neuson Corporation N92W15000 Anthony Avenue Menomonee Falls, WI 53051 VS Tel. (262) 255-0500 · Fax (262) 255-0550 · Tel. (800) 770-0957 www.wackerneuson.com
Vertaalde instructies
Deze Gebruiksaanwijzing is een vertaling van de originele instructies. De oorspronkelijke taal van deze Gebruiksaanwijzing is Amerikaans Engels.
RD 16
Voorwoord
Voorwoord Machines die in deze handleiding worden behandeld Machine
Artikelnummer
RD 16
0620060 0620402 0620798 0620799
RD 16 IRH
0620127
Machinedocumentatie Bewaar te allen tijde een exemplaar van de Gebruikershandleiding bij de machine. Gebruik het afzonderlijke Onderdelenboek dat met de machine is meegeleverd om reserveonderdelen te bestellen. Zie de afzonderlijke reparatiehandleiding voor gedetailleerde instructies over onderhoud en reparaties aan de machine. Mocht u een of meer van deze documenten niet in uw bezit hebben, neem dan contact op met Wacker Neuson Corporation om een exemplaar te bestellen, of bezoek www.wackerneuson.com. Zorg dat u het modelnummer, artikelnummer, revisienummer en serienummer van de machine bij de hand hebt wanneer u onderdelen bestelt of informatie over onderhoud aanvraagt.
Verwachtingen t.a.v. informatie in deze handleiding Deze handleiding verschaft de informatie en procedures voor de veilige bediening en het veilig onderhoud van het/de bovenstaand(e) Wacker Neusonmodel(len). Lees voor uw eigen veiligheid en om het risico van letsel te verminderen alle instructies die in deze handleiding staan aandachtig door en zorg ervoor dat u ze begrijpt en naleeft. De Wacker Neuson Corporation behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om, zelfs zonder voorafgaande kennisgeving, technische wijzigingen aan te brengen die de prestaties of veiligheidsnormen van haar machines verbeteren. De informatie in deze handleiding is gebaseerd op machines die zijn vervaardigd tot op het moment van publicatie. Wacker Neuson Corporation behoudt zich het recht voor om elk willekeurig gedeelte van deze informatie zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
Goedkeuring van de fabrikant Deze handleiding bevat verschillene verwijzingen naar goedgekeurde onderdelen, hulpstukken en modificaties. De volgende definities zijn van toepassing:
wc_tx001346nl.fm
3
Voorwoord
RD 16
Goedgekeurde onderdelen of hulpstukken zijn die onderdelen die worden vervaardigd of geleverd door Wacker Neuson. Goedgekeurde modificaties zijn veranderingen die door een erkend Wacker Neuson servicecentrum worden uitgevoerd volgens door Wacker Neuson gepubliceerde schriftelijke instructies. Niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken en modificaties zijn die onderdelen/veranderingen die niet aan de goedgekeurde criteria voldoen. Niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken of modificaties kunnen tot het volgende leiden: ernstig gevaar van letsel voor de operator en personen in het werkgebied; permanente machineschade, die niet door de garantie wordt gedekt. Neem onmiddellijk contact op met uw Wacker Neuson dealer als u vragen hebt over goedgekeurde of niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken of modificaties.
4
wc_tx001346nl.fm
RD 16
1
Voorwoord
3
Informatie inzake veiligheid
8
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
Signaalwoorden gevonden in dit Gebruikershandleiding ..................... 8 Machinebeschrijving en beoogd gebruik .............................................. 9 Bedrijfsveiligheid ................................................................................ 11 Veiligheidsaspecten van verbrandingsmotoren .................................. 13 Veiligheidsaspecten onderhoud ......................................................... 14
Labels 2.1 2.2 2.3
3
Inhoudsopgave
18 Plaats van labels ................................................................................ 18 Veiligheidsstickers .............................................................................. 19 Informatie-etiketten ............................................................................. 25
Bedrijf 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.19 3.20
28
Bedienings- en onderhoudsplaats ...................................................... 28 Bedieningspaneel ............................................................................... 30 Beveiligingsbeugelstructuur (ROPS) .................................................. 31 Plooibare veiligheidsbeugel (ROPS) (indien gemonteerd) ................. 33 Zwaailicht (indien aanwezig) .............................................................. 35 Achteruitrijalarm (indien geïnstalleerd) ............................................... 35 Verlichtingsuitrusting (indien aanwezig) ............................................. 36 Veiligheidsgordel ................................................................................ 37 Systeem dat aanwezigheid van machinist detecteert ........................ 38 Afstrijkbalk afstelling ........................................................................... 39 Anti-vandalismebescherming en machinetoegang ............................. 40 Scharnierende verbinding grendelarm ............................................... 41 Stabiliteit van de machine .................................................................. 42 Werken op hellingen ........................................................................... 44 Aanbevolen brandstof ........................................................................ 44 Positie van de operator ...................................................................... 45 De machine op het eerste gebruik voorbereiden ............................... 45 Voor u begint ...................................................................................... 47 Starten ................................................................................................ 48 Stoppen/parkeren ............................................................................... 50
wc_bo0178395nl_005TOC.fm
5
Inhoudsopgave 3.21 3.22 3.23 3.24 3.25 3.26 3.27 3.28 3.29 3.30
4
RD 16
Parkeerremknop ..................................................................................51 Richting en snelheid ............................................................................52 Transmissie .........................................................................................53 Vibratie ................................................................................................54 Watersproeisysteem ............................................................................55 Procedure voor noodstops ..................................................................56 Accu loskoppelen ................................................................................57 Positieve hulpaccupool ........................................................................57 Paneel verklikkerlampjes .....................................................................58 Richtingaanwijzer/SOS-knipperlichten (indien gemonteerd) ...............60
Onderhoud 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.14 4.15 4.16 4.17 4.18 4.19 4.20 4.21 4.22 4.23 4.24
62
Onderhoudschema motor ....................................................................62 Onderhoudschema wals ......................................................................63 Veiligheid-gerelateerde reserveonderdelen ........................................64 Onderhoud voor de stoel en veiligheidsgordel ....................................68 De sproeibalken reinigen .....................................................................69 Toegang tot achterframe .....................................................................70 Brandstoffilter ......................................................................................71 Ontluchten van het brandstofsysteem .................................................71 Batteri ..................................................................................................72 Motorolie en filter .................................................................................74 Luchtfilter .............................................................................................75 Vetnippels ............................................................................................76 Zuiverheid van hydraulisch systeem ...................................................77 Hydraulisch oliepeil .............................................................................78 Hydraulisch oliepeil .............................................................................79 Hydraulische zuigkorf ..........................................................................79 Vervangen van hydraulische olie & filter .............................................80 Ontluchten van het hydraulisch systeem .............................................81 Opheffen van de machine ...................................................................82 Vastbinden en transporteren van de machine .....................................83 Opslag .................................................................................................84 Slepen .................................................................................................85 Manueel loszetten van parkeerremmen ..............................................87 Storingen ...........................................................................................89
6
wc_bo0178395nl_005TOC.fm
RD 16 5
Schematics 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
6
Inhoudsopgave 90
Hydraulisch schema ......................................................................... 90 Hydraulische schema-onderdelen ...................................................... 91 Elektrisch schema—RD 16 ................................................................ 92 Componenten elektrische schema—RD 16 ....................................... 94 Elektrisch schema—RD 16 IRH ......................................................... 96 Componenten elektrische schema—RD 16 IRH ................................ 98
Technische specificaties 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
100
Motor ................................................................................................ 100 Wals ................................................................................................. 101 Smering .......................................................................................... 101 Afmetingen mm (in.) ......................................................................... 102 Geluidsmeting .................................................................................. 103 Metingen van blootstelling van machinist aan trillingen ................... 103 Hydraulische druk ............................................................................. 104
wc_bo0178395nl_005TOC.fm
7
Informatie inzake veiligheid 1
RD 16
Informatie inzake veiligheid 1.1
Signaalwoorden gevonden in dit Gebruikershandleiding Dit is het symbool dat een gevaar voor de veiligheid aanduidt. Het wordt gebruikt om u attent te maken op mogelijke gevaren voor lichamelijk letsel. f Leef alle veiligheidsinstructies na die bij dit symbool staan.
GEVAAR GEVAAR duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, zal resulteren in dodelijk of ernstig letsel. f Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om ernstig of fataal letsel te vermijden.
WAARSCHUWING WAARSCHUWING duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, zal resulteren in dodelijk of ernstig letsel. f Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om ernstig of fataal letsel te vermijden.
VOORZICHTIG VOORZICHTIG duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, zal resulteren in licht of matig letsel. f Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om ernstig of fataal letsel te vermijden.
LET OP: Als dit zonder veiligheidssymbool wordt gebruikt, duidt LET OP op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, tot materiële schade kan leiden. NB: Duidt op aanvullende informatie die van belang voor een procedure is.
8
wc_si000399nl.fm
RD 16 1.2
Informatie inzake veiligheid Machinebeschrijving en beoogd gebruik Deze machine is een zittrilwals met dubbele cilinder. De Wacker Neuson zittrilwals bestaat uit een scharnierend frame waarop een benzine- of dieselmotor, een brandstoftank, een hydraulische tank, een watertank, een hydrostatisch aandrijfsysteem, twee stalen trommels met interne, excentrische gewichten en een bedienersplatform met een veiligheidsbeugel (ROPS, Roll Over Protective Structure) zijn gemonteerd. De motor drijft de hydraulische systemen voor de verplaatsing van de machine en cilindervibratie aan. De vibrerende cilinders effenen en compacteren het werkoppervlak tijdens de verplaatsing van de machine. De snelheid, richting en trilling van de machine worden vanaf de bestuurdersstoel op het platform geregeld door de bediener. De machine is ontworpen als een lichtgewichtwals voor gebruik bij het verdichten van onderlagen en afwerkingslagen van asfalt op wegen, opritten, parkeerterreinen en andere soorten met asfalt bedekte oppervlakken. Deze machine is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het hierboven beschreven beoogde gebruik. De machine voor enig ander doel gebruiken kan de machine blijvend beschadigen of de operator of andere personen in het gebied ernstig letsel berokkenen. Door misbruik veroorzaakte machineschade wordt niet door de garantie gedekt. Een paar voorbeelden van onjuist gebruik: •
De machine gebruiken als ladder, ondersteuning of werkoppervlak
•
De machine gebruiken voor het dragen of vervoeren van passagiers of apparatuur
•
De machine gebruiken voor het slepen van andere machines
•
De machine gebruiken om andere vloeistoffen dan water te sproeien (d.w.z. dieselbrandstof op asfalt)
•
De machine buiten de fabrieksspecificaties gebruiken
•
De machine bedienen op een manier die in strijd is met alle waarschuwingen die op de machine zijn aangebracht en in de Gebruikershandleiding worden vermeld.
Deze machine werd ontworpen en gebouwd volgens de laatste wereldwijde veiligheidsnormen. Hij is zorgvuldig geconstrueerd om gevaren voor zover praktisch te elimineren en de veiligheid voor de operator te verhogen door middel van beveiligingsmiddelen en het aanbrengen van labels. Na het nemen van beschermingsmaatregelen kunnen er echter enige risico's blijven bestaan. Deze worden wc_si000399nl.fm
9
Informatie inzake veiligheid
RD 16
residuele risico's genoemd. Op deze machine kan dit blootstelling omvatten aan: •
Hitte, lawaai, uitlaatgassen en koolmonoxide uit de motor
•
Brandwonden veroorzaakt door hete, hydraulische vloeistof
•
Brandgevaar door onjuist bijtanken
•
Brandstof en daaruit vrijkomende dampen
•
Persoonlijk letsel door onjuiste heftechnieken
•
Pletgevaar voor de bediener door onjuist gebruik (voeten, benen of armen die uit het werkstation van de gebruiker naar buiten steken) en voor andere personen in het werkgebied
•
Blokkering van het zichtveld door de ROPS
Om uzelf en anderen te beschermen moet u ervoor zorgen dat u de in deze handleiding geboden veiligheidsinformatie grondig leest en begrijpt, voordat u de machine gaat gebruiken.
10
wc_si000399nl.fm
RD 16 1.3
Informatie inzake veiligheid Bedrijfsveiligheid Een adequate opleiding en bekendheid met de machine zijn noodzakelijk voor het veilig bedienen ervan. Verkeerd gebruik van de machine of gebruik door ongeschoold personeel kan gevaar WAARSCHUWING opleveren. Lees de gebruiksvoorschriften en zorg dat u vertrouwd bent met de bediening en plaats van alle instrumenten en knoppen. Onervaren gebruikers dienen te worden opgeleid door iemand die vertrouwd is met de apparatuur voordat zij de machine mogen bedienen. Kwalificaties van de operator Alleen getraind personeel mag de machine starten, gebruiken en afsluiten. Zij moeten tevens aan de volgende kwalificaties voldoen: •
instructies hebben gekregen over het juiste gebruik van de machine;
•
vertrouwd zijn met de vereiste veiligheidsapparaten
Tot de machine mag geen toegang worden verleend aan, en hij mag niet worden bediend door: •
kinderen;
•
personen die alcohol of drugs hebben gebruikt
Indien noodzakelijk neemt u contact op met Wacker Neuson voor extra opleiding. Persoonlijke beschermende uitrusting (PPE) Draag de volgende persoonlijke beschermende uitrusting (PPE) tijdens het gebruik van deze machine: •
strakzittende werkkleding die bewegingen niet hindert;
•
veiligheidsbril met zijbescherming;
•
gehoorbescherming;
•
werkschoenen of -laarzen met veiligheidsneuzen.
1.3.1
Rijd niet van stoepranden of andere oneffen oppervlakken af wanneer de machine en bediener hierdoor worden blootgesteld aan schokken.
1.3.2
NIET proberen de machine te starten wanneer u er naast staat. Enkel de motor starten wanneer u op de bestuurderstoel zit en met de vooruit-achteruit-hendel in de neutrale stand.
1.3.3
NOOIT de warme knaldemper, het motorblok of koelribben aanraken. Dit zal brandwonden veroorzaken. Gebruik de machine niet met niet toegestane hulpstukken of accessoires.
1.3.4
wc_si000399nl.fm
Een draaiende machine NOOIT onbeheerd achterlaten.
11
Informatie inzake veiligheid
RD 16
1.3.5
NOOIT in werking stellen wanneer brandstofafsluitdop los zit of ontbreekt.
1.3.6
Blijf uit de buurt van de scharnierende stuurverbinding en het gebied tussen de voor- en achterframes.
1.3.7
NOOIT beschadigde veiligheidsgordels of veiligheidsbeugels gebruiken of trachten te repareren. Uitsluitend vervangen met Wacker Neuson-reserveonderdelen.
1.3.8
Maak de grendelstang voor de scharnierende verbinding ALTIJD los en klap ze bij elkaar, vooraleer de machine te bedienen. De machine kan niet gestuurd worden wanneer de grendelstang vastgekoppeld is.
1.3.9
ALTIJD onmiddellijk na het opstarten controleren of alle bedieningen naar behoren functioneren! De machine NIET gebruiken tenzij alle bedieningen naar behoren functioneren.
1.3.10 Blijf ALTIJD opmerkzaam voor wijzigingen in de toestand en beweging van andere apparatuur en personeel op de werkplaats. 1.3.11 ALTIJD op de stoel blijven zitten en veiligheidsgordel dragen bij het bedienen van de machine. 1.3.12 Blijf ALTIJD opmerkzaam voor wijzigingen in de oppervlaktegesteldheid en wees extra voorzichtig bij het werken op ongelijke bodem, op heuvels of op zacht of ruw materiaal. De machine zou onverwacht kunnen schuiven of afglijden. 1.3.13 Wees ALTIJD voorzichtig bij het werken dichtbij de randen van kuilen, greppels of platformen. Controleer om er zeker van te zijn dat het bodemoppervlak stabiel genoeg is om het gewicht van de machine met machinist te dragen en dat er geen gevaar voor bestaat dat de wals zou afglijden, omvallen of kantelen. 1.3.14 ALTIJD doordacht en voorzichtig te werk gaan met de machine. 1.3.15 De machine ALTIJD op de juiste wijze opslaan wanneer u deze niet gebruikt. De machine dient op een schone, droge plaats en buiten het bereik van kinderen te worden opgeslagen. 1.3.16 ALTIJD machine bedienen met alle veiligheidsvoorzieningen en beschermingen op hun plaats en bedrijfsklaar. Veiligheidsvoorzieningen NIET wijzigen of uitschakelen. Machine NIET bedienen indien enige veiligheidsvoorziening of bescherming ontbreekt of niet bedrijfsklaar is. 1.3.17 Bedien geen machines die gerepareerd moeten worden. 1.3.18 Tijdens het gebruik van de machine mag geen mobiele telefoon worden gebruikt of sms-berichten worden verstuurd.
12
wc_si000399nl.fm
RD 16 1.4
Informatie inzake veiligheid Veiligheidsaspecten van verbrandingsmotoren
WAARSCHUWING Voor verbrandingsmotoren gelden speciale risico's tijdens gebruik en bij het vullen van de brandstoftank. Het niet naleven van waarschuwings- en veiligheidsrichtlijnen kan leiden tot ernstig of fataal letsel. f Lees de waarschuwingsinstructies in de handleiding van de motor en de onderstaande veiligheidsrichtlijnen en volg ze op.
GEVAAR Uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een levensgevaarlijk vergif. Blootstelling aan koolmonoxide kan in enkele minuten al fataal zijn. f Bedien de machine NOOIT binnen een afgesloten gebied, zoals een tunnel bijvoorbeeld, behalve als er voldoende ventilatie aanwezig is door middel van onderdelen zoals uitlaatventilatoren of -slangen.
Veilige bediening Bij draaiende motor: •
Houd het gebied rondom de uitlaatpijp vrij van brandbare materialen.
•
Controleer de brandstofleidingen en de brandstoftank op lekken en scheuren alvorens de motor te starten. Laat de machine niet draaien als er brandstoflekken zijn of als de brandstofleidingen los zitten.
Bij draaiende motor: •
Niet roken bij het bedienen van de machine.
•
Laat de motor niet draaien in de buurt van vonken of open vuur.
•
Raak nooit de motor of de uitlaat aan terwijl de motor draait of onmiddellijk nadat deze is uitgeschakeld.
•
Gebruik de machine niet als de brandstoftankdop los is of ontbreekt.
•
Zet de motor niet aan als er brandstof gelekt is of als het naar brandstof ruikt. Verplaats de machine weg van de vlek en droog de machine af voor het starten.
Veilig bijvullen van brandstof Bij het bijvullen van de motor:
wc_si000399nl.fm
•
Ruim alle gemorste brandstof onmiddellijk op.
•
Vul brandstoftank in een goed geventileerde ruimte.
•
Zet na het vullen de dop terug op de brandstoftank.
13
Informatie inzake veiligheid
1.5
RD 16
•
Niet roken.
•
Vul nooit de brandstoftank van een hete of draaiende machine.
•
Laat de motor niet draaien in de buurt van vonken of open vuur.
•
Vul nooit de brandstoftank als deze zich in een vrachtwagen bevindt die voorzien is van een kunststof chassis bekleding. Statische electriciteit kan de brandstof of de brandstofdampen in brand zetten.
Veiligheidsaspecten onderhoud Een slecht onderhouden machine kan een bron van gevaar vormen! Voor het veilige en juiste gebruik van de machine op lange termijn zijn periodiek onderhoud en reparatie vereist. WAARSCHUWING
Persoonlijke beschermende uitrusting (PPE) Draag de volgende persoonlijke beschermende uitrusting wanneer u de machine repareert of onderhoudt: •
strakzittende werkkleding die bewegingen niet hindert;
•
veiligheidsbril met zijbescherming;
•
gehoorbescherming;
•
werkschoenen of -laarzen met veiligheidsneuzen.
Doe ook het volgende, voordat de machine wordt gebruikt: •
lang haar naar achteren samenbinden;
•
alle sieraden verwijderen (inclusief ringen).
Onderhouds-opleiding Voordat onderhoud aan de machine wordt verricht: •
Lees en begrijp de in alle handleidingen opgenomen en bij de machine geleverde instructies.
•
Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen.
•
Uitsluitend daartoe opgeleid personeel mag problemen oplossen of reparerendie zich aan de machine voordoen.
•
Indien noodzakelijk neemt u contact op met Wacker Neuson Corporation voorextra opleiding.
Bij het verrichten van onderhoud aan deze machine: •
Niet toestaan dat niet goed opgeleide werknemers onderhoud aan de machine uitvoert; verzekeren dat de werknemers die onderhoud aan de de machine verrichten vertrouwd zijn met de mogelijke risico’s en gevaren die eraan verbonden zijn.
14
wc_si000399nl.fm
RD 16
wc_si000399nl.fm
Informatie inzake veiligheid 1.5.1
Bepaalde onderhoudprocedures vereisen dat de accu van de machine wordt losgekoppeld. Om het gevaar voor persoonlijke verwonding te reduceren, dient u de onderhoudprocedures te lezen en te hebben begrepen alvorens enig onderhoud aan de machine uit te voeren.
1.5.2
Alle afstellingen en reparaties MOETEN voltooid zijn voordat u de machine bedient. NOOIT de machine bedienen met een gekend probleem of defect! Alle reparaties en afstellingen dienen uitgevoerd te worden door een hiervoor bevoegd technieker.
1.5.3
Probeer NIET om de machine te reinigen of te herstellen terwijl hij aan staat. Draaiende onderdelen kunnen ernstige verwondingen veroorzaken.
1.5.4
Gebruik GEEN benzine of andere types brandstoffen of brandbare oplossingen om onderdelen te reinigen, vooral niet in gesloten ruimtes. Dampen van brandstoffen en oplossingen kunnen ontplofbaar worden.
1.5.5
Voer NOOIT wijzigingen aan de apparatuur uit zonder speciale schriftelijke toestemming van Wacker Neuson Corporation.
1.5.6
De radiatordop NIET verwijderen wanneer de motor loopt of warm is. De vloeistof in de radiator is heet en staat onder druk en zou tot ernstige brandwonden kunnen leiden!
1.5.7
NIET onder de machine staan wanneer ze wordt omhoog getakeld of verplaatst.
1.5.8
NIET op de machine kruipen wanneer ze wordt omhoog getakeld of verplaatst.
1.5.9
GEEN wijzigingen, las- of boorwerken uitvoeren aan veiligheidsframes (veiligheidsbeugels) gemonteerd als originele uitrusting. GEEN bouten losdraaien of verwijderen. GEEN las- of boorwerken of wijzigingen uitvoeren aan een gebroken veiligheidsframe.
1.5.10
Open de hydraulische leidingen NIET en maak de hydraulische aansluitingen niet los terwijl de motor draait! Zorg er voor het demonteren van hydraulische verbindingen of slangen voor dat alle druk uit het circuit is ontlast. Hydraulische vloeistof onder druk kan door de huid dringen, brandwonden veroorzaken, blind maken of andere mogelijke gevaren opleveren. Zet alle bedieningen in neutraal, schakel de motor uit en laat de vloeistoffen afkoelen alvorens hydraulische fittingen los te maken of testmeters te bevestigen.
1.5.11
ALTIJD alle externe sluitingen controleren op regelmatige intervallen.
1.5.12
Houd de machine ALTIJD schoon en de labels goed leesbaar. Vervang alle ontbrekende of slecht leesbare labels. Labels verschaffen belangrijke bedieningsinstructies en waarschuwen tegen gevaren en risico’s.
1.5.13
Voor periodiek onderhoud ALTIJD de voorschriften in de handleiding volgen.
15
Informatie inzake veiligheid
RD 16
1.5.14 Schakel de motor ALTIJD uit voordat u onderhoud aan de machine uitvoert. Koppel de minpool van de accu los als de motor van een elektrisch startmechanisme is voorzien. 1.5.15 ALTIJD handen, voeten en loszittende kleding uit de buurt houden van bewegende onderdelen. 1.5.16 Zorg er ALTIJD voor dat stroppen, kettingen, haken, laadbruggen, krikken en andere soorten hefinrichtingen stevig zijn vastgemaakt en voldoende gewichtdraagkracht hebben om de machine veilig op te heffen of vast te houden. Blijf altijd bewust van de plaats waar andere personen zich in uw buurt bevinden bij het opheffen van de machine. 1.5.17 ALTIJD zorgen dat slangaansluitingen terug aangesloten worden op de correcte aansluiting. Indien dit niet gebeurt, kan dit de machine beschadigen en/of personen op of in de buurt van de machine verwonden. 1.5.18 Maak de scharnierende verbinding ALTIJD goed vast met behulp van de grendelstang vooraleer de machine op te heffen, op te krikken en er onderhoudswerken aan uit te voeren. Machinehelften zouden onverwacht tegen elkaar kunnen zwaaien en ernstige verwonding veroorzaken. 1.5.19 De hefcilinders ALTIJD in de open stand vergrendelen wanneer de stoelpoot omhoog staat. 1.5.20 Zorg er vóór het opstarten van de machine voor, dat al het gereedschap werd verwijderd van de machine en dat vervangonderdelen en regelapparatuur stevig vastzitten. 1.5.21 Vloeistoflekken uit smalle openingen zijn vaak praktisch onzichtbaar. NIET controleren op lekken met blote handen. Controleer op lekken, met behulp van een stuk karton of hout. 1.5.22 Het papierelement van het luchtfilter, het voorfilter of luchtfilterdeksel NIET verwijderen terwijl de stamper in bedrijf is.
het
1.5.23 Na reparatie of onderhoud de veiligheidsvoorzieningen beschermkappen ALTIJD terugplaatsen.
en
1.5.24 Wanneer onderdelen voor deze machine vervangen moeten worden, gebruik alleen Wacker Neuson onderdelen of onderdelen die identiek zijn aan het origineel volgens alle beschrijvingen, zoals fysieke afmetingen, type, sterkte en materiaal.
16
wc_si000399nl.fm
RD 16
wc_si000399nl.fm
Informatie inzake veiligheid
17
Labels 2
RD 16
Labels 2.1
Plaats van labels
GG
FF
18
wc_si000400nl.fm
RD 16 2.2 Ref.
Labels Veiligheidsstickers
Label
Betekenis
A
WAARSCHUWING! Lees en begrijp de bijgeleverde bedienerhandleiding vooraleer deze machine te bedienen. Indien u dit niet doet, stijgt het gevaar voor verwonding van uzelf of anderen.
B
GEVAAR! Verstikkingsgevaar. Motoren stoten koolmonoxide uit. De machine mag niet binnenshuis of in een besloten ruimte draaien tenzij voor voldoende ventilatie is gezorgd, zoals bijvoorbeeld door middel van uitlaatventilators of -slangen. Lees de Gebruikershandleiding. Geen vonken, vlammen of brandende voorwerpen in de buurt van de machine. Vóór het bijtanken de motor stoppen. Gebruik uitsluitend schone, gefiltreerde dieselbrandstof.
D
WAARSCHUWING! Inhoud onder druk. Niet openen wanneer heet!
E
VOORZICHTIG! De meegeleverde handleiding lezen en begrijpen alvorens deze machine te gebruiken. Nalaten dit te doen verhoogt het risico dat u of anderen letsel oplopen.
wc_si000400nl.fm
19
Labels Ref.
Label
RD 16 Betekenis
F
WAARSCHUWING! Knelpunt.
G
WAARSCHUWING! Heet oppervlak!
J
AANDACHT Hijspunt
K
WAARSCHUWING Draag altijd gehoorbescherming als u deze machine gebruikt om het risico van gehoorverlies te verminderen.
20
wc_si000400nl.fm
RD 16 Ref.
Labels
Label
Betekenis
L
WAARSCHUWING Beknellingsgevaar. Ronddraaiende onderdelen. Reik niet in de machine wanneer de motor draait.
M
WAARSCHUWING! Accu loskoppelen vóór onderhoud. Lees de bedieningshandleiding voor instructies. De accu bevat bijtend zuur en mogelijk explosief waterstofgas.
N
WAARSCHUWING! Draag altijd de veiligheidsgordel bij het bedienen van de wals.
O
WAARSCHUWING! Vermijd verbrijzelinggebied.
wc_si000400nl.fm
21
Labels Ref.
Label
RD 16 Betekenis
P
WAARSCHUWING Beknellingsgevaar. Ronddraaiende onderdelen. Reik niet in de machine wanneer de motor draait.
V
WAARSCHUWING! Vermijd verbrijzelinggebied. Vergrendelplaats scharnierende stuurverbinding. Vergrendel de scharnierende stuurverbinding alvorens onderhoud uit te voeren aan de machine. Lees reparatiehandleiding.
22
wc_si000400nl.fm
RD 16 Ref.
Labels
Label
Betekenis
Z
Geen hefpunt.
AA
WAARSCHUWING! Accu loskoppelen vóór onderhoud.
0165018
BB
wc_si000400nl.fm
Opheffen van de machine mag enkel gebeuren met tussenstang!
23
Labels Ref.
RD 16
Label
Betekenis
CC
VOORZICHTIG! Gevaar voor elektrische schok bij positieve pool van de hulpaccu. Raak nooit deze pool en een metalen deel van de machine tegelijkertijd aan.
DD
WAARSCHUWING! Lees en begrijp de bijgeleverde bedienerhandleiding vooraleer deze machine te bedienen. Indien u dit niet doet, stijgt het gevaar voor verwonding van uzelf of anderen.
AND
24
wc_si000400nl.fm
RD 16 2.3
Ref.
Labels Informatie-etiketten
Label
Betekenis
C
Vastsjorpunt
I
Vullen van het hydraulische oliereservoir Moeren vastdraaien met een koppel van 13,614,7 Nm maximum.
J
AANDACHT Hijspunt
Q
Parkeerrem is gedeactiveerd. Parkeerrem is geactiveerd.
S
wc_si000400nl.fm
Koelmiddel overloopfles alleen, geen terugvoerleiding.
25
Labels Ref.
Label
RD 16 Betekenis
U
Smeerpunten: inspecteren en smeren om de 100 bedrijfsuren.
X
Gegarandeerd geluidskrachtniveau in dB(A).
Y
Een naamplaatje met het modelnummer, artikelnummer, revisie- en serienummer is aan elk apparaat bevestigd. Maak een aantekening van de informatie op dit plaatje zodat u dit bij de hand hebt als het naamplaatje verloren raakt of beschadigd wordt. Als u onderdelen bestelt of onderhoudsinformatie vraagt, wordt u altijd gevraagd om het model, artikelnummer, revisienummer en serienummer van het apparaat op te geven.
EE
Vullen van watertank.
FF
Deze machine wordt mogelijk beschermd door een of meer van de volgende octrooien.
26
wc_si000400nl.fm
RD 16 Ref.
Labels
Label
Betekenis
GG
wc_si000400nl.fm
Alleen brandstof met laag of ultralaag zwavelgehalte
27
Bedrijf 3
RD 16
Bedrijf 3.1
Bedienings- en onderhoudsplaats 9 34
3
39 31 10 15
22
40
29 30
17
28
38 16 28
7
45 28
38 30
28 7
20 13 21
37 11
27
19 2
12 8
33
23 41 24
37 11
33
33 14 36 1 25
6 18
5
37
4 42
32 35
37
wc_gr002947
Zie afbeelding: wc_gr002947
28
wc_tx001075nl.fm
RD 16 Ref.
Beschrijving
Bedrijf Ref.
Beschrijving
1
Luchtfilter
22
Watertank vuldop
2
Scharnierende verbinding
23
Grendelarm
3
Handgrepen
24
Platform voor machinist
4
Bedieningspaneel
25
Motoroliefilter
5
Peilstok
27
Achterste cilinder
6
Aftapslang - hydraulisch reservoir
28
Afstrijkbalk (4 plaatsen)
7
Aandrijfmotor (2)
29
Kijkglas - hydraulisch reservoir
8
Aandrijfpomp
30
Sproeierbuis (2)
9
Motorkap
31
Stuurwiel
10
Vibratiecontroleknop
32
Stuurcilinder (onder vloerpaneel)
11
Bekrachtigingsdynamo motor (2)
33
Bindoog (2 plaatsen)
12
Bekrachtigingsdynamo/stuurpomp
34
Zwaailicht
13
Hydraulische filter terugvoerleiding
35
Accu (onder vloerpaneel)
14
Hydraulische zeef - aanzuigleiding
36
Hydraulische aanzuigleiding
15
Besturing vooruit / achteruit
37
Vetnippel - bekrachtigingsdynamo (4 plaatsen)
16
Voorste cilinder
38
Hefoog (4 plaatsen)
17
Brandstoftank vuldop
39
Veiligheidsbeugel
18
Brandstoffilter
40
Regelbare stoel met veiligheidsgordel
19
Vetnippels - scharnierende verbinding (4 plaatsen)
41
Wateraftappunt
20
Hydraulische tank vulpoort
42
Parkeerremknop
21
Hydraulisch spruitstukblok
45
Startkabelklem
wc_tx001075nl.fm
29
Bedrijf 3.2
RD 16 Bedieningspaneel
RD 16 IRH 62
50 56 58 57
47
52
53
53 64 46
49 48 59 60
63
RD 16-90 RD 16-100
62
54
51
61
55 50 56 58 57
47 64
49 48 59 60
63
61
54
51 55
wc_gr004113
30
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf Zie afbeelding: wc_gr004113
Ref. Beschrijving
Ref. Beschrijving
46
Richtingaanwijzerschakelaar—LINKS en RECHTS (alleen RD 16IRH)
56
Brandstoflampje
47
Urenteller
57
Luchtfilterlampje
48
Motorkoelvloeistoftemperatuurlampje
58
Gloeibougielampje
49
Oliedruklampje
59
Parkeerrem AAN-lampje
50
Trilling AAN-lampje
60
Acculampje
51
Waarschuwingsknipperlichtenschakelaar— AAN en UIT
61
Watersproeischakelaar—AAN en UIT
52
Lichtschakelaar—meerdere standen (alleen RD 16IRH)
62
Watersproeiafstemschaal
53
Richtingaanwijzerlampje (alleen RD 16IRH)
63
Trilschakelaar —BEIDE TROMMELS en ALLEEN VOORTROMMEL
54
Gasklepschakelaar—HOOG en LAAG
64
Claxon
55
Ontstekingsschakelaar
3.3
-
---
Beveiligingsbeugelstructuur (ROPS) De machine is uitgerust met een veiligheidsbeugel die bescherming biedt bij het omrollen van de wals. De machine wordt gewoonlijk bij de klant afgeleverd, met de veiligheidsbeugel naar voren geplooid om het transport te vergemakkelijken. Gebruik de machine niet zonder dat de veiligheidsbeugel op de juiste plaats zit. De veiligheidsbeugel dient om de machinist te beschermen bij een ongeval waarbij de machine omrolt. WAARSCHUWING Vooraleer de machine te gebruiken, dient u de veiligheidsbeugel volledig rechtop te plaatsen als volgt: 3.3.1
Ondersteun de veiligheidsbeugel door middel van een kraan en gepast tuigage dat in staat is om een gewicht van 43kg te dragen. AANDACHT: Gebruik de veiligheidsbeugel niet om de machine op te heffen.
wc_tx001075nl.fm
3.3.2
Verwijder de transportriem aan beide zijden van het frame. Bewaar de afdichtringen.
3.3.3
Draai de onderste montagebout aan beide zijden los.
31
Bedrijf
RD 16 3.3.4
Draai de veiligheidsbeugel tot hij rechtop staat.
3.3.5
Borg de veiligheidsbeugel aan het frame door middel van de bewaarde afdichtringen en de meegeleverde bouten. Draai bouten aan met een koppel van 106Nm. Controleer iedere maand het koppel aan alle schroeven die de veiligheidsbeugel op zijn plaats houden. Controleer of het frame van de veiligheidsbeugel nergens verroest, gebarsten, gebroken of beschadigd is. Vervang de veiligheidsgordels om de 3 jaren, of telkens dat ze werden blootgesteld aan belastingen door een ongeval. Indien de veiligheidsbeugel werd verwijderd van de machine, moet deze terug worden geïnstalleerd vóór de machine wordt gebruikt. Bij het terug installeren van de veiligheidsbeugel, dient u de originele moeren en bouten te gebruiken en de bouten vast te draaien met het gespecificeerde koppel. Voer geen las- of boorwerken uit aan de veiligheidsbeugel. Boor- of laswerken aan de veiligheidsbeugel zullen de certificering van de veiligheidsbeugel tenietdoen.
WAARSCHUWING Gevaar van persoonlijk letsel. De ROPS (veiligheidsbeugel) is geen houvast voor meerijders. Meerijders kunnen ernstig of fataal letsel oplopen als gevolg van ongelukken door vallen, kantelen of omver rollen. f Er mogen geen personen op om het even welk onderdeel van de machine meerijden.
32
wc_tx001075nl.fm
RD 16 3.4
Bedrijf Plooibare veiligheidsbeugel (ROPS) (indien gemonteerd) Zie afbeelding: wc_gr002957 De machine is uitgerust met een veiligheidsbeugel die bescherming biedt bij het omrollen van de wals. De machine wordt gewoonlijk bij de klant afgeleverd, met de veiligheidsbeugel naar voren geplooid om het transport te vergemakkelijken. Gebruik de machine niet zonder dat de veiligheidsbeugel op de juiste plaats zit. De veiligheidsbeugel dient om de machinist te beschermen bij een ongeval waarbij de machine omrolt. WAARSCHUWING Vooraleer de machine te gebruiken, dient u de veiligheidsbeugel volledig rechtop te plaatsen als volgt: 3.4.1
Ondersteun de bovenmassa van de veiligheidsbeugel door middel van een kraan en gepast tuigage dat in staat is om een gewicht van 19kg te dragen. AANDACHT: Gebruik de veiligheidsbeugel niet om de machine op te heffen.
3.4.2
Verwijder de veiligheidspen (a) en trek de grendelpen (b) uit. Doe dit aan beide zijden.
3.4.3
Hef de veiligheidsbeugel op tot hij rechtop staat. Vermijd klemraken tijdens het opheffen en neerlaten van de veiligheidsbeugel.
WAARSCHUWING
3.4.4
Plaats de grendelpennen veiligheidspennen.
terug
en
beveilig
ze
met
de
3.4.5
Om de veiligheidsbeugel te laten zakken, ondersteunt u de bovenmassa van de veiligheidsbeugel door middel van een kraan en gepast tuigage dat in staat is om een gewicht van 19kg te dragen.
3.4.6
Verwijder de veiligheidspen (a) en trek de grendelpen (b) uit. Doe dit aan beide zijden.
3.4.7
Laat de bovenmassa voorzichtig zakken. N.B.: Tijdens het neerlaten van de veiligheidsbeugel, mag het bovenframe niet in de onderste positie vallen. Wanneer de bovenmassa met een harde slag zou naar beneden vallen, wordt het veiligheidsbeugelsysteem hierdoor verzwakt en zal dit uiteindelijk de integriteit en het beschermend vermogen er van in het gedrang brengen
3.4.8
wc_tx001075nl.fm
Plaats de pennen terug in de veiligheidsbeugel in de onderste gaten doorheen de bovenmassa om hem voor transport te borgen.
33
Bedrijf
RD 16 Controleer iedere maand het koppel aan alle schroeven die de veiligheidsbeugel op zijn plaats houden. Controleer of het frame van de veiligheidsbeugel nergens verroest, gebarsten, gebroken of beschadigd is. Houd de veiligheidsbeugel in de uitgestrekte stand (rechtop) bij gebruik van de wals en draag altijd de aanwezige veiligheidsgordels. Vervang de veiligheidsgordels om de 3 jaren, of telkens dat ze werden blootgesteld aan belastingen door een ongeval. Indien de veiligheidsbeugel werd verwijderd van de machine, moet deze terug worden geïnstalleerd vóór de machine wordt gebruikt. Bij het terug installeren van de veiligheidsbeugel, dient u de originele moeren en bouten te gebruiken en de bouten vast te draaien met het gespecificeerde koppel. Voer geen las- of boorwerken uit aan de veiligheidsbeugel. Boor- of laswerken aan de veiligheidsbeugel zullen de certificering van de veiligheidsbeugel tenietdoen.
34
b a
wc_gr002957
WAARSCHUWING Gevaar van persoonlijk letsel. De ROPS (veiligheidsbeugel) is geen houvast voor meerijders. Meerijders kunnen ernstig of fataal letsel oplopen als gevolg van ongelukken door vallen, kantelen of omver rollen. f Er mogen geen personen op om het even welk onderdeel van de machine meerijden.
34
wc_tx001075nl.fm
RD 16 3.5
Bedrijf Zwaailicht (indien aanwezig) Zie afbeelding: wc_gr002957 Het draaiende zwaailicht (34) wordt ingeschakeld wanneer het contactslot in de stand Aan wordt gezet. Het zwaailicht brandt en draait bij inschakeling. Installeren van het zwaailicht:
3.6
3.5.1
Schuif het draaiende zwaailicht op de lampbalk.
3.5.2
Zet de vleugelmoer op de voet van de lamp vast.
Achteruitrijalarm (indien geïnstalleerd) Het achteruitrijalarm bevindt zich aan de achterkant van de machine. Start de motor en plaats de vooruit/achteruit-hendel in de achteruitstand. Het achteruitrijalarm zou onmiddellijk geluid moeten maken. Het achteruitrijalarm blijft geluid maken totdat de vooruit/achteruithendel naar de neutrale stand of naar de vooruit-stand wordt verplaatst. Indien het achteruitrijalarm geen geluid maakt, dient u de nodige reparaties uit te voeren vooraleer de wals te gebruiken.
wc_tx001075nl.fm
35
Bedrijf 3.7
RD 16 Verlichtingsuitrusting (indien aanwezig) Zie afbeelding: wc_gr004115 Bij het werken in het donker of bij slechte zichtbaarheid, dient u alle beschikbare lichten te gebruiken. Vervang gebroken gloeilampen onmiddellijk. Vervang gloeilampen enkel wanneer machine is WAARSCHUWINGuitgeschakeld. Denk er aan dat uw veiligheid en die van anderen afhangt van uw voorzichtigheid en aandacht bij de bediening van deze machine. Parkeerlichten schakelaar (A) Enkel op de RD 16 IRH, schakelt deze knop de parkeerlichten aan. Lichten aan-schakelaar (B) Op de RD 16 IRH, worden in deze stand de werklampen achteraan ingeschakeld. Op de RD 16, worden door deze schakelaar de voor- en achterlichten ingeschakeld. Weglichten vooraan schakelaar (C) Enkel op de RD 16 IRH, schakelt deze knop de weglampen vooraan in. Lichten uit-schakelaar (D) Door deze schakelaar worden alle lichten uitgeschakeld.
D B
A C
B
D
51
52 wc_gr004115
36
wc_tx001075nl.fm
RD 16 3.8
Bedrijf Veiligheidsgordel Zie afbeelding: wc_gr002238 Trek de veiligheidsgordel (c) uit het oprolmechanisme in een vloeiende beweging. Maak veiligheidsgordelhaak (b) vast in sluiting (a). Zorg er voor dat de veiligheidsgordel laag over de schoot van de machinist vastzit. Het oprolmechanisme zal de gordellengte aanpassen en het mechanisme zal worden vergrendeld. Druk op de vrijmakingknop (d) op de sluiting om de veiligheidsgordel los te maken. De veiligheidsgordel zal automatisch oprollen in het oprolmechanisme. Vervang de veiligheidsgordel om de drie jaren.
c
a
d
b
wc_gr002238
wc_tx001075nl.fm
37
Bedrijf 3.9
RD 16 Systeem dat aanwezigheid van machinist detecteert Zie afbeelding: wc_gr002962 De machine is uitgerust met een systeem dat de aanwezigheid van de machinist detecteert. Dit systeem maakt deel uit van de bestuurderstoel en detecteert het gewicht van een machinist op de stoel. Indien de machinist niet op de bestuurderstoel zit, zal de wals NIET verder rijden. Indien de machinist op de RD 16/16 IRH zijn bestuurderstoel verlaat, worden de remmen geactiveerd. Wanneer de machinist terug op zijn stoel zit, moet de vooruit/achteruit hendel in de neutrale stand worden geplaatst vooraleer hij met de wals kan rijden of de vibratie kan starten. N.B.: Een vertraging van een halve seconde voorkomt dat het systeem wordt geactiveerd wanneer de wals over een bobbel rijdt. Indien de wal uitgerust is met een regelbare stoel, kan deze als volgt afgesteld worden: •
Knop (a) voor aanpassing van de stoelvering aan het gewicht van de machinist.
•
Hendel (b) voor instelling van de afstand vanaf de stoel tot aan de bedieningshendels.
N.B.: U mag de stand van de bestuurderstoel niet wijzigen terwijl de machine in beweging is. Het beveiligingssysteem dat detecteert of de machinist aanwezig is, zal iedere beweging van de machine verhinderen indien er geen machinist op de stoel zit. Draag altijd de voorziene veiligheidsgordel tijdens de bediening van de wals. WAARSCHUWING
a b wc_gr002962
38
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.10 Afstrijkbalk afstelling Zie afbeelding: wc_gr003447 Afstrijkbalken, voor en achter iedere cilinder, worden gebruikt om te voorkomen dat vuil en asfalt er aan blijft kleven en zich zou ophopen aan het cilinderoppervlak. Deze afstrijkbalken zijn veerbelast. Ze kunnen in de rijstand (a) of in de afstrijkstand (b) geplaatst worden door de balk omhoog of omlaag te kantelen.
a b
b
a
wc_gr003447
wc_tx001075nl.fm
39
Bedrijf
RD 16
3.11 Anti-vandalismebescherming en machinetoegang Onderdelen van de machine die zouden kunnen gestolen of beschadigd worden wanneer het voertuig onbewaakt wordt achtergelaten, kunnen met een hangslot worden afgesloten om toegang of gebruik door onbevoegden te voorkomen. Afsluitbare onderdelen zijn: •
Motordeksel.
•
Bedieningspaneel.
•
Brandstofdop.
Om het motordeksel af te sluiten, sluit u het deksel en bevestigt u een hangslot aan de sluiting. Het deksel van het bedieningspaneel wordt tijdens gebruik en service aan de voorzijde van de stuurkolom bewaard. Om het bedieningspaneel af te sluiten, plaatst u het deksel op het paneel en bevestigt u een hangslot aan de sluiting. N.B.: Hangsloten maken geen deel uit van de leveringsomvang van de machine. Om de brandstofdop af te sluiten, draait u deze helemaal dicht en duwt u de grendellip naar binnen op de dop en bevestigt u er een hangslot aan.
40
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.12 Scharnierende verbinding grendelarm Zie afbeelding: wc_gr002956 Een grendelarm (23), die zich onderaan de scharnierende verbinding bevindt, is voorzien om de voor- en achterhelft van de wals met elkaar te verbinden. Eenmaal met elkaar verbonden, voorkomt de grendelarm dat de twee helften samenklappen. Om klemraken te vermijden tussen de machinehelften, dient de grendelarm geïnstalleerd te worden vóór het opheffen van de machine voor transport of reparaties! WAARSCHUWING Om de grendelarm te installeren, maakt u deze vrij uit zijn houder en zwenkt u deze uit zijn opgeslagen positie. Plaats het voorste uiteinde van de arm in de opening die voorzien is aan het voorframe van de machine. Borg de grendelarm in deze positie door middel van de bijgeleverde grote kramspoel. ALTIJD grendelstang voor de scharnierende stuurverbinding losmaken en bij elkaar klappen, vooraleer de machine te bedienen. De machine kan niet worden gestuurd, wanneer de grendelstang is WAARSCHUWING vastgekoppeld.
23
wc_gr002956
wc_tx001075nl.fm
41
Bedrijf
RD 16
3.13 Stabiliteit van de machine WAARSCHUWING Verpletteringsgevaren. Bepaalde werkplekken of bedienings-/gebruikspraktijken kunnen van nadelige invloed op de machinestabiliteit zijn. f Volg de onderstaande instructies om het risico op ongelukken met kantelen of vallen te verlagen.
Oppervlakte-omstandigheden Let tijdens de bediening van de machine op veranderende oppervlaktecondities. Pas de snelheid en rijrichting zoals noodzakelijk aan om veilige bediening te handhaven. •
De stabiliteit en tractie van de machine kunnen in ernstige mate worden verminderd bij gebruik op oneffen of ruw terrein, rotsachtige grondsoorten of nat of los oppervlaktemateriaal.
•
De machine kan plotseling gaan kantelen, omlaag vallen of omvallen bij verplaatsing op oppervlakken die net met (losse) grond gevuld zijn.
Stuurhoek Er bestaat grotere kans dat een gescharnierde wals omkantelt wanneer het van een verhoogd oppervlak rijdt en de machine van de kant ervan weggedraaid is. •
Zoals in de illustratie rechts wordt getoond moet de machine te allen tijde naar de kant worden gedraaid wanneer van hoger gelegen oppervlakken wordt weggereden.
wc_gr007042
Rijsnelheid Een snel rijdende machine heeft grotere kans te kantelen of omver te vallen bij het bochten maken of van richting veranderen. •
Verlaag de rijsnelheid voordat een bocht met de machine wordt gemaakt.
42
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf Overhangen van de wals De machine kan plotseling gaan kantelen wanneer meer dan de helft van de walsbreedte voorbij de kant van het verhoogde oppervlak uitsteekt. •
Verlaag de rijsnelheid en let zorgvuldig op de positie van de wals bij gebruik langs de kant van een verhoogd oppervlak.
•
Houd zoveel mogelijk walsbreedte op het verhoogde oppervlak.
Vibratie op een opeengepakt oppervlak Het vibratiesysteem inschakelen op een volkomen opeengepakt oppervlak kan de walsen doen terugstoten en korte tijd contact met de grond doen verliezen. Als dit zich voordoet terwijl de machine zich op een helling bevindt, kan hij gaan schuiven. •
wc_tx001075nl.fm
Wanneer de walsen op het opeengepakte oppervalk terugstoten, moet de vibratiesnelheid worden verlaagd of volledig worden gestopt.
43
Bedrijf
RD 16
3.14 Werken op hellingen Zie afbeelding: wc_gr003448 Bij het bedienen van de machine op hellingen of heuvels, moet bijzonder opgepast worden om het gevaar voor persoonlijke verwonding of beschadiging van de uitrusting te verminderen. Bedien de machine op hellingen altijd van boven naar beneden in plaats van zijdelings. Voor veilige bediening van de machine en ter bescherming van de motor, zou doorlopend gebruik beperkt moeten blijven tot hellingen van 17° (30% helling) of minder. Bedien de machine NOOIT zijdelings op hellingen. De machine kan omrollen, zelfs op stabiele ondergrond. WAARSCHUWING
17˚ 30%
wc_gr003448
3.15 Aanbevolen brandstof De motor gebruikt dieselbrandstof Nr. 2. Gebruik uitsluitend verse, schone brandstof. Brandstof die water of vuil bevat, zal het brandstofsysteem beschadigen. Raadpleeg de handleiding van de motor voor volledige brandstofspecificaties.
44
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.16 Positie van de operator Veilig en efficiënt gebruik van deze machine is de verantwoordelijkheid van de bestuurder. Volledige controle van de machine is niet mogelijk tenzij de bestuurder de juiste werkpositie te allen tijde handhaaft. Tijdens de bediening van deze machine moet de bestuurder: •
op de bestuurderstoel zitten met de zitplaats naar voren gericht;
•
de veiligheidsgordel juist ingesteld en vergrendeld dragen;
•
beide voeten op het controledek hebben;
•
te allen tijde één hand op het stuurwiel hebben;
•
de andere hand vrijhouden om de bedieningselementen naar behoefte te kunnen gebruiken
3.17 De machine op het eerste gebruik voorbereiden Klaarmaken voor het eerste gebruik Om uw machine klaar te maken voor het eerste gebruik: 3.17.1
Zorg ervoor dat alle losse verpakkingsmaterialen van de machine zijn verwijderd.
3.17.2 Controleer de machine en de onderdelen ervan op schade. Indien er zichtbare schade aanwezig is, mag de machine niet worden gebruikt! Neem onmiddellijk contact op met uw Wacker Neuson dealer voor hulp. 3.17.3 Doe een inventaris van alle bij de machine behorende items en verifieer dat alle losse onderdelen en bevestigingsmiddelen aanwezig zijn. 3.17.4 Maak alle samenstellende onderdelen vast die nog niet bevestigd zijn. 3.17.5 Voeg zoals benodigd vloeistoffen toe, inclusief brandstof, motorolie en accuzuur. 3.17.6 Plaats de machine op de werklocatie.
wc_tx001075nl.fm
45
Bedrijf
RD 16
Opmerkingen:
46
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.18 Voor u begint Controleer het volgende, alvorens de machine te starten: •
Motoroliepeil
•
Peil motorkoelmiddel
•
Niveau hydraulische vloeistof
•
Staat van brandstofleidingen
•
Staat van luchtfilter
•
Werking van het remsysteem
•
Brandstofpeil
•
Waterpeil
•
Veiligheidsgordel
•
Afstrijkbalken zijn proper en goed afgesteld
N.B.: Alle vloeistofniveaus zouden gecontroleerd moeten worden met de machine op een horizontaal oppervlak. Zorg dat regelmatig onderhoud wordt uitgevoerd. Zorg dat het bestuurderplatform schoon is. Maak altijd gebruik van de opstappen en de handleuningen wanneer u op en af de machine klimt. Draag altijd de voorziene veiligheidsgordel tijdens de bediening van de wals.
WAARSCHUWING
wc_tx001075nl.fm
47
Bedrijf
RD 16
3.19 Starten Zie afbeelding: wc_gr002952 Uitlaatgassen zijn toxisch. Start de motor niet in afgesloten ruimten. WAARSCHUWING
3.19.1 Ga op de bestuurderstoel zitten en maak de veiligheidsgordel vast. 3.19.2 Zet de vooruit/achteruit hendel (15) in de neutrale stand. 3.19.3 Druk de parkeerremknop (42) in om de parkeerrem in te schakelen. N.B.: De wals zal niet starten tenzij de vooruit/achteruit hendel in neutraal staat. 3.19.4 Draai aan de ontstekingsschakelaar (60) naar de on-positie. Het gloeibougielampje (51) begint te branden ter indicatie dat de gloeibougies actief zijn. Het gloeibougielampje blijft branden; ongeveer 30 seconden aan 0°C. De motor niet starten totdat het verklikkerlichtje dooft. 3.19.5 Draai de ontstekingsschakelaar (60) naar de start-positie. AANDACHT: Probeer de motor niet langer te starten dan 15 seconden achter elkaar. Langdurige startpogingen zouden de startmotor kunnen beschadigen. N.B.: De contactschakelaar heeft een antistart-functie. Indien de motor niet start, moet de schakelaar naar de uit-stand worden gedraaid vooraleer de motor opnieuw kan gestart worden. 3.19.6 Laat de motor enkele minuten opwarmen vooraleer de wals te bedienen. 3.19.7 Schakel de parkeerrem uit door de parkeerremknop uit te trekken. 3.19.8 Gasklepschakelaar hoge positie (58) snel indrukken en loslaten om de motor naar hoog toerental te brengen. Langdurige blootstelling aan hoge geluidsniveaus kan uw gehoor beschadigen. Draag gepaste gehoorbescherming bij het bedienen van de wals. WAARSCHUWING
48
wc_tx001075nl.fm
RD 16
wc_tx001075nl.fm
Bedrijf
49
Bedrijf
RD 16
3.20 Stoppen/parkeren Zie afbeelding: wc_gr002954 3.20.1 Stop de machine op een vlak oppervlak met een gepast draagkrachtvermogen. 3.20.2 Schakel vibratie uit door op de vibratiecontroleknop (10) te drukken op de vooruit/achteruit hendel (15). 3.20.3 Duw de watersproeischakelaar (61) naar uit-stand. 3.20.4 Plaats vooruit/achteruit hendel (15) in neutrale stand. 3.20.5 Plaats de motorgasklep terug naar stationair door gasklepschakelaar (54) in te drukken en laat de motor afkoelen.
de
3.20.6 Druk de parkeerremknop (42) in om de parkeerrem in te schakelen. Schakel de parkeerrem altijd in voordat u de machine verlaat. Indien het voertuig na het parkeren een risico of obstakel vormt voor het verkeer, dient het te worden aangeduid met borden, lichten en andere waarschuwingstekens. WAARSCHUWING Indien de machine moet worden geparkeerd op een hellend oppervlak, zet de cilinders dan vast met wiggen om iedere beweging van het voertuig te voorkomen. 3.20.7 Schakel de motor uit door de contactschakelaar (55) naar de uit-stand te draaien. N.B.: Op de RD 16, wordt de parkeerrem automatisch ingeschakeld in de aandrijfmotoren. De remmen worden ingeschakeld onder de volgende voorwaarden: •
motor loop niet
•
motor loopt en machinist zit niet op de stoel
•
parkeerremknop wordt ingedrukt
50
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.21 Parkeerremknop Zie afbeelding: wc_gr002954 Om de machine in een stilstaande positie te houden (geparkeerd), is er een mechanische parkeerrem voorzien aan iedere cilinderaandrijfmotor. De mechanische parkeerremmen zijn veergestuurde en hydraulisch losgemaakte soorten remmen. De remmen worden geactiveerd wanneer de motor wordt uitgeschakeld of wanneer de machinist zijn stoel verlaat. Wanneer de parkeerremknop (42) wordt ingedrukt, stopt alle beweging (vooruit of achteruit) en wordt de rem geactiveerd. De remmen kunnen vrijgemaakt worden door de parkeerremknop uit te trekken. De vooruit/achteruit hendel (15) moet in neutrale stand staan om de remmen te kunnen loszetten. Indien de vooruit/achteruit hendel niet in de neutrale stand staat wanneer de parkeerrem wordt uitgeschakeld, zullen de remmen niet worden losgemaakt. AANDACHT: Onder normale bedrijfsomstandigheden, de parkeerremmen niet gebruiken wanneer de machine in beweging is. De parkeerremmen mogen enkel gebruikt worden wanneer de machine in beweging is in noodgevallen, bijv. na het uitvallen van het hydraulisch hoofdremsysteem (verplaatsen van de vooruit/achteruit hendel naar de neutrale stand) of wanneer de machine te snel een helling naar beneden rijdt. Gebruik van de parkeerrem terwijl de machine in beweging is, zou schade kunnen veroorzaken aan de aandrijfmotoren.
wc_tx001075nl.fm
51
Bedrijf
RD 16
3.22 Richting en snelheid Zie afbeelding: wc_gr002954 De vooruit/achteruit hendel (15) regelt zowel de rijrichting als de snelheid van de wals. Gebruik liever de bedieningshendel dan de gasklepschakelaar om de snelheid van de machine te regelen tijdens verdichtingwerkzaamheden. Snelheid wordt geregeld naarmate de hendel in de rijrichting wordt verplaatst — vooruit of achteruit. Om de machine, tijdens bedrijf, op vol gas te doen draaien, drukt u de gasklepknop hoge positie (54) in en laat u deze weer los. Dit zorgt voor maximale rijsnelheden en zal de beste verdichtingresultaten opleveren. Het bedienen van de machine aan lagere motortoerentallen zal verdichting reduceren, machinefuncties vertragen en hydraulische componenten beschadigen.
52
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.23 Transmissie Zie afbeelding: wc_gr002954 Beide walscilinders worden aangedreven door een pomp met oneindig regelbaar debiet en de hydrostatische transmissie zorgt voor aandrijving van de hydraulische motoren die aan iedere cilinder gemonteerd zijn. Vooruit en achteruit rijden wordt geselecteerd door middel van een vooruit/achteruit-hendel die zich aan de zijkant van de bestuurderstoel bevindt. Om te voldoen aan de veiligheidsnormen, is de machine uitgerust met een apparaat waardoor de motor enkel kan gestart worden, wanneer de vooruit/achteruit-hendel in de neutrale stand staat. Vooruit/achteruit-hendel Plaats de hendel (15) in “Forward” (“Vooruit”) (F) of “Reverse” (“Achteruit”) (R) naargelang de gewenste rijrichting. Hoe verder de hendel naar voren of naar achteren wordt geplaatst, hoe sneller de wals zal rijden. Wegsnelheid is dezelfde zowel in “Forward” (“Vooruit”) als in “Reverse” (“Achteruit”). Indien u de rijrichting wil wijzigen van VOORUIT naar ACHTERUIT of vice versa, verplaats dan de hendel naar de “neutrale” stand (N), wacht tot het voertuig volledig stil staat en verplaats dan de hendel in de gewenste richting. Laat de machine tijdens gebruik aan hoog toerental lopen. Gasklepschakelaar hoge positie (54) snel indrukken en loslaten om de motor naar hoog toerental te brengen. Bij het rijden over zachte hellingen, houdt u de motor op hoog toerental en de vooruit-achteruit/hendel op de minimum stand. AANDACHT: Dit voertuig heeft een hydrostatische transmissie, wat betekent dat de vooruit/achteruit-hendel ook kan worden gebruikt als een motorrem. Verplaatsen van de hendel naar de neutrale stand doet het voertuig stoppen. AANDACHT: Nooit met de machine rijden aan laag stationair toerental. Rijden met de machine aan laag stationair toerental kan de aandrijfpomp beschadigen.
wc_tx001075nl.fm
53
Bedrijf
RD 16
3.24 Vibratie Zie afbeelding: wc_gr005893 De trilling wordt AAN of UIT gezet met een drukknop (10) op de vooruit-/achteruitbediening (15). Druk op de knop om de trilling AAN te zetten; druk er nogmaals op om de trilling UIT te zetten. Het verklikkerlampje trilling AAN (50) brandt wanneer de trilling aan is. De trilling kan worden ingeschakeld terwijl de wals vooruit of achteruit gaat en blijft aan totdat hij wordt uitgeschakeld. Selecteer op de RD 16/16 IRH de voortrommeltrilling of de dubbele trommeltrilling door op de trillingsschakelaar (63) op het bedieningspaneel te drukken. VOORZICHTIG: Indien de machine is uitgeschakeld terwijl de trilling aan was, slaat de trilling aan zodra de machine weer gestart wordt. Voor gemakkelijker starten en om de oppervlakteafwerking glad te houden, dient u daarom gereed te zijn om de trilling uit te schakelen als die aanslaat tijdens het starten van de motor. N.B.: De trilling blijft aan zelfs wanneer de vooruit-/achteruitbediening (15) in NEUTRAAL staat. Schakel de trilling uit voordat u de wals stopt wanneer u op asfalt werkt en om de oppervlakteafwerking glad te houden.
F
N
R
10 50 15
63 wc_gr005893
54
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.25 Watersproeisysteem Zie afbeelding: wc_gr003638, wc_gr002947 Water uit de tank wordt naar de sproeibalken gevoerd door een elektrische pomp. De waterstroom wordt geregeld door middel van een schakelaar en een draaischijf. Druk op de “watersproeien aan” schakelaar (61) om de waterpomp in te schakelen. Draai de watersproeischijf (62) in wijzerzin om de sproeifrequentie te verhogen. Draai de watersproeischijf in tegenwijzerzin om de sproeifrequentie te verlagen. Druk op de “watersproeien uit” schakelaar (66) om de waterpomp uit te schakelen. Gebruik enkel zuiver water. Vuil water, zelfs gefilterd, zal de buizen van het sproeisysteem snel verstoppen. Laat de watertank en het sproeisysteem leeglopen tijdens de winter, of wanneer temperaturen dalen tot minder dan 0°C. Schakel de waterpomp in om overtollig water uit het systeem te verwijderen. Laat het water weglopen via de wateraftapplug (41) die zich onderaan het achterframe bevindt, via de sproeierpluggen op het uiteinde en het waterfilter. Bevroren water kan gebarsten slangen, filters en waterpompen veroorzaken en de watertank vervormen.
62
61 wc_gr003638
wc_tx001075nl.fm
55
Bedrijf
RD 16
3.26 Procedure voor noodstops In geval van een defect of ongeluk terwijl de machine in gebruik is, moet de onderstaande procedure worden gevolgd. 3.26.1
Zet de motor af.
3.26.2 Laat de motor en het uitlaatsysteem afkoelen. 3.26.3 Zet de machine met de juiste uitrusting opnieuw rechtop als deze voorovergekanteld is. 3.26.4 Neem contact op met het verhuurbedrijf of de eigenaar van de machine.
56
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
3.27 Accu loskoppelen Deze machine is uitgerust met een accu-deactiveringschakelaar die zich in het motorcompartiment bevindt. Om het elektrisch systeem van de accu los te koppelen en te isoleren, verwijdert u de vleugelmoer en trekt u de kabel van de stift. Om de accu terug aan te koppelen, plaatst u de accukabel op de stift en borgt u deze met de vleugelmoer. Isoleer de accu altijd vóór het uitvoeren onderhoudswerkzaamheden aan de elektrische uitrusting.
van
WAARSCHUWING
3.28 Positieve hulpaccupool Deze machine is uitgerust met een positieve hulpaccupool (45) boven de accuontkoppelingsstijl. VOORZICHTIG! Gevaar voor elektrische schok. Nooit deze pool en een metalen deel van de machine tegelijkertijd aanraken. VOORZICHTIG
45
wc_gr004357
wc_tx001075nl.fm
57
Bedrijf
RD 16
3.29 Paneel verklikkerlampjes
RD 16 IRH 50 56 58 57 53
53
46
49 48 59 60
51 55
RD 16-90 RD 16-100
50 56 58 57
49 48 59 60
55 wc_gr004117
58
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf Zie afbeelding: wc_gr004117 Waarschuwingslampje motorkoelmiddeltemperatuur (48) Dit waarschuwingslampje begint te branden om aan te duiden dat de motor oververhit is en zal afslaan. AANDACHT: Spoor de oorzaak van oververhitting op en herstel de situatie vooraleer de machine te bedienen. Waarschuwingslampje voor lage oliedruk (49) Dit waarschuwingslampje begint te branden wanneer de ontstekingschakelaar (55) in de on-stand staat en de motor niet loopt; het stopt met branden zodra de motor wordt gestart. Indien het lampje begint te branden wanneer de motor loopt, betekent dit dat de oliedruk te laag is en dat de motor zal afslaan. Mogelijke oorzaken dat het lampje begint te branden: •
Oliepeil staat te laag.
•
Verkeerde olieviscositeit voor de tijd van het jaar.
•
Storing in het oliecircuit.
Bedien de machine niet indien het lampje brandt. Waarschuwingslampje vibratie aan (50) Dit waarschuwingslampje begint te branden om aan te geven dat de vibratie ingeschakeld is. Waarschuwingslampje voor laag brandstofniveau (56) Dit waarschuwingslampje begint te branden om aan te duiden dat het brandstofniveau laag staat. Waarschuwingslampje voor luchtfilter (57) Dit waarschuwingslampje begint te branden om aan te duiden dat het luchtfilter vervangen moet worden. Waarschuwingslampje voor gloeibougie (58) Dit waarschuwingslampje begint te branden om aan te geven dat de gloeibougies geactiveerd zijn. Waarschuwingslampje voor parkeerremknop (59) Dit waarschuwinglampje begint te branden om aan te geven dat de parkeerremknop geactiveerd werd. Waarschuwingslampje voor accu (60) Dit waarschuwingslampje begint te branden wanneer de accu niet bijlaadt.
wc_tx001075nl.fm
59
Bedrijf
RD 16
3.30 Richtingaanwijzer/SOS-knipperlichten (indien gemonteerd) Zie afbeelding: wc_gr004117 Deze schakelaars zijn enkel aanwezig op machines die zijn uitgerust met het optioneel pakket voor wegverlichting. Schakelaar richtingaanwijzer Druk op de richtingaanwijzer schakelaar (46) om de gewenste richtingaanwijzer te activeren. De lampjes knipperen wanneer de richtingaanwijzer schakelaar geactiveerd werd. Plaats de richtingaanwijzer schakelaar terug in de middenpositie om de richtingaanwijzer te deactiveren. SOS-knipperlichten Duw de schakelaar voor de SOS-knipperlichten naar de on-stand (51) om de SOS-knipperlichten te activeren. De richtingaanwijzerlampjes zullen knipperen om aan te duiden dat ze in werking zijn. Duw de schakelaar voor de SOS-knipperlichten naar de off-stand (53) om de SOS-knipperlichten te deactiveren.
60
wc_tx001075nl.fm
RD 16
Bedrijf
Opmerkingen:
wc_tx001075nl.fm
61
Onderhoud 4
RD 16
Onderhoud 4.1
Onderhoudschema motor In de onderstaande tabel wordt het fundamentele machineonderhoud opgesomd. Taken met een vinkje kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd. Taken met een vierkantje vereisen een speciale training en gespecialiseerd gereedschap. Raadpleeg de Bedieningshandleiding van de motorfabrikant voor meer informatie.
Lombardinimotor
Dagelijks
Motorolie- en koelmiddelpeil controleren. Bijvullen tot correct niveau.
3
Luchtfilter vervangen indien verklikkerlampje brandt.
3
Om de 100 uren
Motorkop en cilinderribben schoonmaken.
3
Olie vervangen in motorcarter.
3
Motoroliefilter vervangen.
Om de 300 uren
Brandstoffilterpatroon vervangen.
Verstuivers schoonmaken en verstuiverdruk controleren.
Klepspeling controleren.
Om de 500 uren
62
wc_tx001076nl.fm
RD 16 4.2
Onderhoud Onderhoudschema wals In de volgende tabel worden de fundamentele onderhoudstaken voor de machine vermeld. Taken met een vinkje kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd. Taken met een vierkantje vereisen een speciale training en gespecialiseerd gereedschap. Dagelijks
Externe sluitingen controleren.
3
Hydraulisch vloeistofpeil controleren.
3
Om de 100 uren
Smeren van scharnierende verbinding.
Smeren van aandrijflagers van achterste cilinder.
Lagers van bekrachtigingsdynamo smeren.
Afstrijkbalken controleren.
3
Accu controleren.
Uiteinden van stuurcilinder smeren.
Om de 600 uren
Filter in terugvoerleiding van hydraulisch systeem vervangen.
3
Batterijklemmen schoon maken.
Om de 1200 uren
Hydraulische olie vervangen. Dagelijks vóór het starten:
Werking van de parkeerrem controleren en zorgen dat ze geactiveerd kan worden. Controleren op lekken rond hydraulische slangleidingen en aansluitingen. Controleren op lekken rond brandstofleidingen en aansluitingen. Motorbehuizing, koelribben van radiator en ventilatorkast schoonmaken. Controle van elektrische bedrading en aansluitingen. Werking controleren van neutrale veiligheidsschakelaar. Veiligheidsgordel inspecteren.
Nieuwe machines:
Motorolie vervangen volgens motorschema. Vervangen van filter van hydraulische terugvoerleiding na eerste maand of 100 bedrijfsuren.
Alle machines:
Inspectiefrequentie van luchtfilter en andere filters verhogen en filters schoonmaken onder stoffige omstandigheden. Notes
wc_tx001076nl.fm
63
Onderhoud 4.3
RD 16
Veiligheid-gerelateerde reserveonderdelen Overzicht De machine is uitgerust met diverse functies om de veiligheid van de gebruiker te verbeteren, zoals de ROPS (veiligheidsbeugel) en veiligheidsgordel. Voor uw gemak hebben we de volgende diagrammen en lijsten met vervangingsonderdelen voor deze veiligheidsfuncties opgenomen. Neem contact op met uw Wacker Neuson-dealer of ga naar www.wackerneuson.com voor een volledige lijst reserveonderdelen voor deze machine. ROPS-diagram
wc_gr007046
64
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud ROPS-onderdelenlijst
wc_tx001076nl.fm
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
224
0163264
1
ROPS-frame
533
0162980
2
Rode reflector
550
0163627
1
Beugel
551
0163224
1
Bevesting
552
0162959
1
Optie zwaailichtgroep
594
0162345
1
Gloeilamp
595
0162341
1
Houderclip
675
0020378
8
Zeskantige kopschroef
699
0163948
2
Zeskantige kopschroef met flens
733
0031565
8
Borgring
1090
0172013
2
Taatsschroef
1091
0172014
2
Taatsmoer
1092
0172015
2
Sluitring
1093
0172016
2
Pin
1094
0172017
2
Kabel
1095
0172018
2
Schokdemper
1096
0172019
2
Moer
1097
0172020
1
Etiket
65
Afmetingen
Onderhoud
RD 16
Diagram van zetelsysteem
wc_gr007047
66
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud Onder-delenlijst van zetelsysteem Ref.
wc_tx001076nl.fm
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
Afmetingen en torsiemoment
1
0163274
1
Plaat
2
0163324
1
Verstelbare stoel
3
0164779
1
Stoelschakelaar
4
0083220
1
Houder
5
0030066
4
Borgmoer
M8 34 Nm
6
0013002
2
Zeskantige kopschroef
M12 x 25 86 Nm
7
0010620
2
Platte sluitring
B13
8
0010366
2
Borgmoer
M12 83 Nm
9
0164846
1
Hardwareset
67
Onderhoud 4.4
RD 16
Onderhoud voor de stoel en veiligheidsgordel Achtergrond Periodiek onderhoud en incidentele reparaties zijn nodig om de stoel en veiligheidsgordel langdurig goed en veilig te kunnen gebruiken. Slecht onderhouden uitrusting kan een gevaar voor de veiligheid vormen! De stoel en veiligheidsgordel onderhouden •
Houd de stoel schoon. Vuil, stof of bijtende chemische middelen kunnen de bekleding beschadigen. Repareer gaten of scheuren onmiddellijk.
•
Reinig de veiligheidsgordel zo nodig met een zachte zeepoplossing. Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen omdat deze het materiaal beschadigen.
•
Test de werking van de stoelbelastingsknop en de hendel voor voor/-achterwaartse verplaatsing periodiek. Repareer of vervang versleten of slecht werkende onderdelen.
•
Als de stoel zich tijdens de bijstelling niet soepel verplaatst, brengt u een klein beetje standaardlagervet (zoals Shell Alvania® RL2 of een vergelijkbaar product) aan op de rails.
68
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.5
De sproeibalken reinigen Achtergrond Als een sproeibalk verstopt of vuil is, wordt er mogelijk geen water op de cilinders gesproeid. Als er merkbaar minder of geen water wordt gesproeid terwijl er wel water in de tank zit, reinigt u de sproeibalken. Procedure Ga als volgt te werk om de sproeibalken te reinigen. 4.5.1
Zoek de pluggen (a) op aan de uiteinden van elke sproeibalk (b). Schroef de pluggen los en verwijder deze.
b a
a a a
c
a a wc_gr007077
wc_tx001076nl.fm
4.5.2
Spoel de binnenkant van de sproeibalk door met schoon water.
4.5.3
Breng een van de pluggen opnieuw aan en spoel de binnenkant van de sproeibalk opnieuw door met schoon water. Controleer of het water vrij stroomt door elke sproeiopening (c).
4.5.4
Als een van de sproeiopeningen is geblokkeerd, verwijdert u de blokkering met een klein puntig voorwerp (bijv. een rigide stuk draad).
4.5.5
Breng de tweede plug opnieuw aan wanneer alle sproeiopeningen schoon zijn.
69
Onderhoud 4.6
RD 16
Toegang tot achterframe Zie afbeelding: wc_gr004333 Het bedieningsplatform is gemonteerd aan scharnieren en kan geopend worden om bij de waterpomp, het waterfilter, de accu, de hydraulische slangleidingen en de brandstoftank te kunnen. Het platform is uitgerust met hefcilinders die het platform in de open stand houden. AANDACHT: De hefcilinders hebben niet voldoende kracht om het platform op te heffen en in de open stand te houden wanneer de tank met water gevuld is. Indien er water in de watertank zit, dient al het water afgetapt te worden vooraleer het platform op te heffen. Openen: 4.6.1
Laat het water uit Watersproeisysteem.
de
watertanks
lopen.
Zie
sectie
4.6.2
Verwijder de twee bouten (a) die het bedieningsplatform aan iedere zijde van het achterframe vastmaken.
4.6.3
Trek de stuurkolom (b) langzaam omhoog. N.B.: Te hoog heffen van het bedieningsplatform kan de hefcilinders en andere componenten beschadigen. AANDACHT: U mag de hefcilinders niet loskoppelen om het platform verder te openen. Er kan brandstof uit de brandstofdop lekken. Sluiten:
4.6.4
Naar onder duwen op het platform om terug te keren naar de werkpositie.
4.6.5
Vervang de twee bouten (a) die het bedieningsplatform aan iedere zijde van het achterframe vastmaken.
70
wc_tx001076nl.fm
RD 16 4.7
Onderhoud Brandstoffilter Zie afbeelding: wc_gr002999 Vervang motorbrandstoffilter alle 300 bedrijfsuren. Voor het vervangen van de brandstoffilter: 4.7.1
Verwijder filter (a) van motorblok.
4.7.2
Installeer nieuwe filter. Indien nodig, ontlucht brandstofleidingen zoals beschreven in volgende sectie. Benzine is uiterst ontvlambaar! Schakel motor uit en laat motor afkoelen vooraleer brandstoffilter te vervangen.
WAARSCHUWING
c
b a wc_gr002999
4.8
Ontluchten van het brandstofsysteem Zie afbeelding: wc_gr002999 Indien de brandstoftank volledig werd leeg gereden of werd afgetapt voor onderhoud, zal manueel voorinspuiten van het brandstofsysteem noodzakelijk zijn. Het brandstofsysteem voorinspuiten:
wc_tx001076nl.fm
4.8.1
Draai aan de ontstekingsschakelaar naar de on-positie (60). Dit zal de brandstofklep doen open gaan.
4.8.2
Pomp aan de hefboom van de brandstofpomp (b) totdat u voelt dat het pompen meer krachtinspanning vergt.
71
Onderhoud 4.9
RD 16
Batteri Zie afbeelding: wc_gr002565 Vóór het uitvoeren van onderhoud aan deze machine, dient u er voor te zorgen dat de motorstartschakelaar in de uit-stand staat en dat de accu is losgekoppeld. Bevestig een “NIET STARTEN” -bord aan de machine. Dit zal ander personeel er van verwittigen dat er onderhoudswerkzaamheden aan de eenheid worden uitgevoerd en zal het risico verminderen dat iemand ongewild de eenheid zal proberen te starten. Gevaar voor explosie. Accu’s kunnen explosieve waterstofgas vrijgeven. Alle vonken en vlammen uit de buurt van de accu houden. Accucontactpennen niet kortsluiten. Raak het machineframe of de WAARSCHUWING negatieve pool van de accu niet aan tijdens werkzaamheden aan de positieve pool. Accuvloeistof is giftig en bijtend. In geval van inslikken of contact met huid of ogen, dient u onmiddellijk medische hulp te zoeken. WAARSCHUWING
Om de accu los te koppelen: 4.9.1
Zet de machine stil en schakel de motor uit.
4.9.2
Plaats alle elektrische schakelaars in de UIT-stand.
4.9.3
Koppel de negatieve accukabel los van de accu.
4.9.4
Koppel de positieve accukabel los van de accu. Om de accu aan te sluiten:
4.9.5
Sluit de positieve accukabel aan op de accu.
4.9.6
Sluit de negatieve accukabel aan op de accu.
72
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
Inspecteer accu periodiek. Houd accu-aansluitingen zuiver en zorg dat verbindingen goed vastzitten. Span de kabels aan, indien nodig en smeer de kabelklemmen in met vaseline. Houd de accu volledig geladen om starten bij koud weer te verbeteren. Voer versleten accu’s af in overeenstemming met plaatselijke milieuvoorschriften. AANDACHT: Neem het volgende in acht, om ernstige schade aan het elektrische systeem van de machine te voorkomen:
wc_tx001076nl.fm
•
Koppel de accu nooit los terwijl de machine loopt.
•
Probeer nooit de machine te gebruiken zonder een accu.
•
Probeer nooit een machine te starten met startkabels.
•
In het geval dat de accu van de machine volledig ontladen is, vervangt u ofwel de accu door een volledig geladen accu, ofwel laadt u de accu op met een geschikte acculader.
73
Onderhoud
RD 16
4.10 Motorolie en filter Zie afbeelding: wc_gr003780 Vervang de olie en het oliefilter (b) elke 250 uur. Vervang de olie op nieuwe machines na de eerste 50 bedrijfsuren. Tap de olie af als de motor nog warm is. N.B.: In het belang van de bescherming van het milieu, plaats een kunststof plaat en een opvangbak onder de machine om alle vloeistof die wegvloeit in op te vangen. Ruim deze vloeistof op, overeenkomstig de wetgeving op de milieubescherming. 4.10.1 Verwijder de olieaftapplug (c) om de olie af te tappen. 4.10.2 Plaats de aftapplug. 4.10.3 Verwijder de oliefilterkap (a) en vul het motorcarter met aanbevolen olie. Zie Technische gegevens voor hoeveelheid en soort olie. 4.10.4 Herplaats de oliefilterkap.
74
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.11 Luchtfilter Zie afbeelding: wc_gr005161 Vervang beide luchtfilterpatronen wanneer het waarschuwingslampje voor het luchtfilter begint te branden. Zie het gedeelte Bedieningspaneel. De luchtreinigermontage bevat een primaire luchtfilterpatrooon (a) en een secundaire luchtfilterpatroon (d). De luchtfilterpatronen vervangen: 4.11.1
Verwijder de einddeksel (b) en gooi beide filterpatronen vervolgens weg.
4.11.2
Breng de nieuwe filterpatronen aan; doe daarna het volgende:
4.11.3
Zet de einddeksel weer terug en zorg ervoor dat de stofdop (c) schoon is en naar beneden wijst. Overtuig u er periodiek van dat de inlaatpijp niet verstopt is. AANDACHT: Controleer alle aansluitingen en overtuig u ervan dat ze strak sluiten. Een luchtlek aan de halsklem of inlaatpijp kan al snel tot dure motorreparaties leiden.
wc_tx001076nl.fm
•
Ga na of de inlaatleiding (e) volledig aansluit over de filterhals om een goede afdichting te verzekeren.
•
Indien het filterhuis, de filterhals of de inlaatpijp platgedrukt of beschadigd zijn, moeten ze onmiddellijk worden vervangen.
75
Onderhoud
RD 16
4.12 Vetnippels Zie afbeelding: wc_gr003457 Zie Technische gegevens voor oliehoeveelheid en -type. Scharnierende verbinding grendelarm: De scharnierende verbinding is voorzien van vetnippels (a) voor smering. Monteer de grendelarm voordat u de scharnierende verbinding smeert, om klemraken te vermijden tussen de machinehelften! WAARSCHUWING
Achterste cilinder: De lager van de achterste cilinderaandrijving is uitgerust met een vetnippel (b) die zich in het midden van de cilinder bevindt achter de rechter cilindersteun achteraan. Bekrachtigingsdynamo: De bekrachtigingsdynamo wordt met vet gesmeerd. Er zijn twee vetnippels (c), één aan iedere zijde van de machine, achter de voorste cilindersteunen. Stuurcilinder: De stuurcilinder bevindt zich onder het bedieningsplatform. Er is een vetnippel dichtbij de basis en de stanguiteinden van de cilinder (d).
a
a c
b
d
wc_gr003457
76
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.13 Zuiverheid van hydraulisch systeem Het zuiver houden van de hydraulische olie is een vitale factor met betrekking tot de levensduur van hydraulische componenten. Olie in hydraulische installaties wordt niet enkel gebruikt om kracht over te brengen, maar eveneens om de hydraulische systeemcomponenten te smeren. Het zuiver houden van het hydraulisch systeem helpt er bij om dure stilstandstijd en reparaties te vermijden. Voornaamste bronnen van verontreiniging van het hydraulisch systeem zijn bijvoorbeeld: •
Binnengedrongen vuildeeltjes bij het openen van het hydraulisch systeem voor onderhoud of reparatie
•
Verontreinigingen voortgebracht door mechanische systeemcomponenten tijdens bediening
•
Verkeerde opslag en gebruik van hydraulische olie
•
Gebruik van het verkeerde type hydraulische olie
•
Lekken in leidingen en aansluitingen
Om verontreiniging van hydraulische olie tot een minimum te beperken: REINIG hydraulische aansluitingen vóór het openen van de leidingen. Bij het bijvullen van olie, maakt u de vuldop van het hydraulisch reservoir en de omgeving er rond schoon vooraleer de dop te verwijderen. VERMIJD het openen van pompen, motoren of slangaansluitingen tenzij absoluut noodzakelijk. SLUIT alle open hydraulische aansluitingen af met een dop of kap tijdens het uitvoeren van onderhoudswerken aan het systeem. REINIG en dek de bussen, trechters en giettuiten af die gebruikt worden om de hydraulische olie in op te slaan of bij te vullen. VERVANG de hydraulische filters en oliën op de aanbevolen onderhoudsintervallen.
wc_tx001076nl.fm
77
Onderhoud
RD 16
4.14 Hydraulisch oliepeil Wacker Neuson beveelt het gebruik aan van een goede anti-slijtage hydraulische olie, op basis van aardolie, in het hydraulische systeem van dit toestel. Goede anti-slijtage hydraulische oliën bevatten speciale additieven om oxidatie te verminderen, schuimen te voorkomen en ze zorgen voor een goede waterafscheiding. Zorg ervoor om anti-slijtage-eigenschappen te specificeren bij de keuze van hydraulische olie voor uw machine. De meeste verdelers van hydraulische olie zullen bijstand verlenen bij het vinden van de juiste hydraulische olie voor uw machine. Vermijd vermenging van hydraulische oliën van verschillende merken en kwaliteiten. De meeste hydraulische oliën zijn verkrijgbaar in verschillende viscositeiten. Het SAE-getal voor een olie wordt enkel gebruikt voor aanduiding van de viscositeit — het is geen aanduiding van het type olie (motor, hydraulica, versnelling, enz.). Zorg er bij de keuze van een hydraulische olie voor, dat ze overeenstemt met de gespecificeerde SAE-viscositeitsgraad en bestemd is om gebruikt te worden als hydraulische olie. Zie Technische gegevens - Smering.
78
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.15 Hydraulisch oliepeil Zie afbeelding: wc_gr005895 Een kijkglas (29) voor controle van het hydraulische-oliepeil bevindt zich ongeveer in het midden van de rechter zijde van de machine in het motorcompartiment. Controleer of het peil van de hydraulische olie zichtbaar is tot in het midden van het kijkglas of hoger. Indien dit niet het geval is, dient u olie bij te vullen via de vulpoort (20) in het motorcompartiment. Gebruik enkel zuivere hydraulische olie. Maak de bovenzijde van de vuldop grondig schoon vooraleer deze van de tank te verwijderen. Er dient gezorgd te worden dat er geen kleine stofdeeltjes in het systeem kunnen binnendringen. Indien voortdurend hydraulische olie moet bijgevuld worden, controleer dan slangen en verbindingen op mogelijke lekken.
20
14
29
wc_gr005895
4.16 Hydraulische zuigkorf Zie afbeelding: wc_gr002959 In de hydraulische tank zit een zeef (14). Deze zeef vereist normaal geen onderhoud en hoeft niet vervangen te worden tijdens het vervangen van de hydraulische olie.
wc_tx001076nl.fm
79
Onderhoud
RD 16
4.17 Vervangen van hydraulische olie & filter Zet alle bedieningselementen op neutraal, stop de motor en laat de motor en vloeistoffen afkoelen voordat u deze procedure uitvoert. Alle olietypes verliezen uiteindelijk hun smeervermogen of worden dunner door gebruik. Bovendien kan warmte, oxidatie en verontreiniging leiden tot de formatie van slik, droesem of bezinksel in het systeem. Daarom is het belangrijk dat de hydraulische olie wordt vervangen op gespecificeerde intervallen. Zie Onderhoudschema. 4.17.1 Verwijder vuldop/filterpatroon uit bovenzijde van hydraulisch reservoir. 4.17.2 Verwijder aftapplug aan de aftapslang en laat de hydraulische vloeistof weglopen. N.B.: In het belang van de milieubescherming, plaats plastic folie en een opvangbak onder de machine om de vloeistof die wegstroomt in op te vangen. Ruim deze vloeistof op gepaste wijze op. 4.17.3 Schroef het filter van de terugvoerleiding los en vervang het filterpatroon. 4.17.4 Installeer aftapplug aan de aftapslang. 4.17.5 Vul hydraulisch reservoir via vulpoort met zuivere hydraulische vloeistof. 4.17.6 Ontlucht het hydraulisch systeem. Zie Ontluchten van het hydraulisch systeem.
80
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.18 Ontluchten van het hydraulisch systeem 4.18.1
Vul het hydraulische systeem met schone hydraulische olie totdat die zichtbaar is bij het middelste peil of hoger in het kijkglas. Gebruik geen oude hydraulische olie.
4.18.2
Koppel de draad van het brandstofrelais los.
4.18.3
Slinger de motor 5–10 seconden aan. Daardoor worden de inlaatleidingen met olie gevuld.
4.18.4
Sluit de draad van het brandstofrelais weer aan.
4.18.5
Zet de vooruit-/achteruitbediening in de NEUTRALE stand. Start de motor en laat de machine 3–4 minuten stationair draaien.
4.18.6
Beweeg de machine korte tijd langzaam heen en weer tussen vooruit en achteruit terwijl de motor nog steeds stationair draait om de in het aandrijfcircuit gevangen lucht te verwijderen.
4.18.7
Schakel de motor gedurende 15–20 seconden over op het hoge stationaire toerental. Ga 1 minuut lang terug naar laag stationair draaien. Herhaal dat 2–3 keer om de resterende lucht uit de hydraulische leidingen te verwijderen.
4.18.8
Controleer het hydraulische oliepeil en vul zo nodig olie bij. N.B.: Als de aandrijfpomp ratelt of de werking lawaaierig is, zet u de machine uit en controleert u of er luchtlekken zijn in de inlaatleiding van de laadpomp.
wc_tx001076nl.fm
81
Onderhoud
RD 16
4.19 Opheffen van de machine Zie afbeelding: wc_gr003454 Zet de motor af. Vergrendelen van de grendelarm van de scharnierende verbinding (a) Vóór het takelen van de machine, dient u te zorgen dat de grendelarm van de scharnierende verbinding in de LOCKED (VERGRENDELDE) stand staat. Zie sectie Grendelarm scharnierende verbinding voor meer informatie. Takelen Gebruik takelkabels of kettingen met een gepast draagkrachtvermogen. Maak de takelkabels vast aan de hefogen (b) aan de machine door middel van haken of koppelingen. Maak het andere uiteinde van de kabels vast aan de haak van het takelwerktuig. De haak moet een hefcapaciteit hebben die het gewicht van de machine kan dragen. Zie sectie Technische gegevens voor gewichtinformatie. Hef de machine op door middel van vier kabels, één kabel bevestigd aan ieder hefoog en een tussenstang die voorkomt dat de kabels tegen de machine schuren. N.B.: De RD 16 is uitgerust met een tussenstang die bevestigd is aan de binnenzijde van de motorkap. Gebruik enkel stalen kabels of kettingen voor het takelen. Kabels of kettingen moeten een gepast gespecificeerd hefvermogen hebben en moeten minstens 2000mm lang zijn. Gebruik geen geïmproviseerde WAARSCHUWING kabels of kettingen. Niet onder de machine staan, of erop klimmen, wanneer ze wordt omhoog getakeld of verplaatst.
b b
a wc_gr003454
82
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.20 Vastbinden en transporteren van de machine Zie afbeelding: wc_gr003455 Zet de grendelarm van de scharnierende verbinding vast. Zie sectie Grendelarm scharnierende verbinding voor meer informatie. Plaats bij vervoer van de machine, blokken vóór en achter iedere cilinder en gebruik de vastsjorogen (a) vooraan en achteraan die voorzien zijn om de machine stevig vast te maken aan de oplegger (2 plaatsen). Maak de machine stevig vast, door stalen kabels of kettingen aan de bindogen (a) te bevestigen. N.B.: De transmissie wordt normaal afgeremd wanneer de motor af staat, of wanneer het hydraulisch systeem niet in werking is, tenzij er een defect is en/of de parkeerremmen manueel werden uitgeschakeld. AANDACHT: Breng geen kabels of kettingen aan over het machineframe of de scharnierende verbinding bij het vastbinden van de machine. De machine zou kunnen worden beschadigd. AANDACHT: Gebruik geen volledige uitslag van schokdempers bij het vastbinden van de machine. De schokdempers zouden kunnen worden beschadigd. AANDACHT: Laat de machine niet vastgebonden gedurende lange tijdsperioden (behalve in geval van transport). De schokdempers zouden kunnen worden beschadigd.
a
a
wc_gr003455
wc_tx001076nl.fm
83
Onderhoud
RD 16
4.21 Opslag Indien de eenheid langer dan 30 dagen opgeslagen moet worden: •
Laat de brandstoftank en de watertank leeglopen. Laat evens de achterste cilinder leeglopen, indien ballast werd toegevoegd.
•
Vervang motorolie.
•
Maak volledige wals en motorcompartiment schoon.
•
Verwijder vuil van koelribben, op motorcilinders en op ventilatorbehuizing.
•
Monteer grendelarm om walshelften met elkaar te borgen.
•
Verwijder accu uit de machine en laad ze af en toe eens bij.
•
Scherm volledige machine af en parkeer ze in een droge, beschermde ruimte.
84
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.22 Slepen Verkeerd(e) koppeling en slepen is gevaarlijk en kan verwonding of de dood van u zelf of van anderen tot gevolg hebben. De sleepverbinding moet stijf zijn, of het slepen moet worden WAARSCHUWING uitgevoerd door twee machines van de dezelfde grootte of groter dan de gesleepte machine. Koppel een machine aan ieder uiteinde van de gesleepte machine vast. Zorg dat alle noodzakelijke reparaties en aanpassingen werden uitgevoerd, alvorens een machine die werd gesleept naar een werkplaats, terug in bedrijf te nemen. Deze sleepinstructies dienen voor het verplaatsen van een defecte machine over een korte afstand aan lage snelheid. Verplaats de machine aan een snelheid van 3km/u of trager naar een geschikte lokatie voor reparatie. Deze instructies dienen enkel voor noodgevallen. Sleep de machine altijd indien ze over een grote afstand moet worden verplaatst. Afscherming moeten voorzien zijn op beide machines. Dit zal de machinist beschermen indien de sleepkabel of de sleepstang breekt. Laat niet toe dat een machinist zich op de machine bevindt die wordt gesleept, tenzij de machinist de besturing en/of het remmen kan controleren. Vóór het slepen, dient u te zorgen dat de sleepkabel of de sleepstang in goede staat verkeert. Zorg dat de sleepkabel of de sleepstang sterk genoeg is voor de sleepprocedure die op stapel staat. De sterkte van de sleepkabel of sleepstang dient minstens 150 procent te bedragen van het brutogewicht van de sleepmachine. Dit geldt voor een defecte machine die vastzit in de modder en voor slepen op een helling. Beperk de hoek van de sleepkabel tot een minimum. Overschrijd een hoek van 30° niet ten opzichte van de stand recht vooruit. Snelle beweging van de machine zou de sleepkabel of de sleepstang kunnen overbelasten. Dit kan de sleepkabel of de sleepstang doen breken. Geleidelijke, continue beweging van de machine zal efficiënter zijn. Normaal dient de sleepmachine even groot te zijn als de defecte machine. Zorg dat de sleepmachine beschikt over voldoende remvermogen, voldoende gewicht en voldoende kracht. De sleepmachine moet in staat zijn om beide machines te controleren met betrekking tot de helling en de afstand.
wc_tx001076nl.fm
85
Onderhoud
RD 16 U moet zorgen voor voldoende controle en voldoende remkracht wanneer u een defecte machine bergaf verplaatst. Dit kan een grote sleepmachine vereisen of extra machines die aan de achterkant worden vastgemaakt. Dit zal voorkomen dat de machine stuurloos wegrolt. Alle situatievereisten kunnen niet worden opgesomd. Er is minimum vermogen van de sleepmachine vereist op vlakke, gelijke oppervlakken. Op hellingen in slechte toestand of op oppervlakken in slechte toestand, is er maximum sleepvermogen vereist. Maak de sleepmachine aan de machine vast vooraleer u de remmen losmaakt. Indien de motor loopt, kan de machine over een korte afstand gesleept worden onder bepaalde voorwaarden. Het servosysteem en het besturingsysteem moeten bedrijfsklaar zijn. De machinist moet de machine sturen die wordt gesleept in de richting van de sleepkabel. Zorg dat alle instructies in dit hoofdstuk zorgvuldig worden opgevolgd. Wanneer de motor is gestopt, kunnen er extra stappen nodig zijn vooraleer de machine wordt gesleept. Om beschadiging te vermijden aan het servosysteem, het besturingsysteem en de remmen, die misschien niet bedrijfsklaar zijn, kunnen extra maatregelen nodig zijn.
4.22.1 Blokkeer de cilinders om beweging van de machine te voorkomen. Verwijder de blokkering niet, totdat het sleepvoertuig klaar staat en de sleepkabels vastzitten. 4.22.2 Maak de parkeerrem manueel los. Dit zal overdreven slijtage en beschadiging aan het remsysteem voorkomen tijdens het slepen. 4.22.3 Zet de parkeerrem manueel los. Zie sectie Manueel loszetten van parkeerrem. 4.22.4 Maak de sleepkabel vast aan de machine aan de sleeppunten. 4.22.5 Maak de sleepkabel vast aan het voertuig dat wordt gebruikt om de defecte machine te slepen. 4.22.6 Verwijder de blokkering van de cilinders. 4.22.7 Sleep de defecte machine aan trage snelheid naar de gewenste lokatie. AANDACHT: De wals mag niet gesleept worden over lange afstanden of aan snelheden hoger dan 3km/u. Dit zou kunnen leiden tot motorschade. 4.22.8 Wanneer de machine op de gewenste lokatie is aangekomen, zet u de cilinders stevig vast. Dit zal voorkomen dat de machine zich in beweging zet. 4.22.9 Activeer de parkeerrem manueel opnieuw. 4.22.10 Maak de sleepkabels los.
86
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.23 Manueel loszetten van parkeerremmen Zie afbeelding: wc_gr002964 Er bevinden zich twee aandrijfmotoren op de wals — één op elke trommel. Iedere aandrijfmotor is uitgerust met een parkeerrem die veergestuurd is en hydraulisch wordt losgemaakt. AANDACHT: Om schade aan het inwendige mechanisme te vermijden mag er geen pneumatisch gereedschap gebruikt worden voor het losmaken of opnieuw activeren van de remmen. De remmen handmatig losmaken: N.B.: Voer de procedure uit aan beide trommels. 4.23.1 Zet iedere trommel vast om te voorkomen dat de machine zich in beweging zet. 4.23.2 Zet de scharnierende verbinding vast. Zie het gedeelte Vergrendelarm van de scharnierende verbinding. 4.23.3 Verwijder met een 8 mm inbussleutel de pluggen (a) om toegang tot de deblokkeerschroeven (b) te verkrijgen. 4.23.4 Duw en draai met een 6 mm inbussleutel elke deblokkeerschroef aan totdat de schroefdraden in de ankerplaat (d) grijpen. Draai elke deblokkeerschroef tij toerbeurt vast totdat elke veer (c) volledig samengedrukt is. U zal een aanmerkelijk verschil voelen in de hoeveelheid koppel die vereist is om de schroef rond te draaien, vanaf het ogenblik dat de veer volledig is samengedrukt. 4.23.5 Ga daarna verder met het (rechtsom) vastdraaien van de twee deblokkeerschroeven om de ankerplaatveren samen te drukken. Ga tussen de twee schroeven heen en weer en draai ze telkens 45° rond totdat de trommels niet meer op de ankerplaat worden vastgehouden. De ankerplaat moet loskomen nadat iedere schroef ongeveer twee (2) slagen gedraaid is. AANDACHT: Het maximale aanzetmoment voor de deblokkeerschroeven bedraagt 33 Nm. De deblokkeerschroeven te vast aandraaien kan het inwendige mechanisme vernielen. 4.23.6 Draai de trommel met de hand om te testen of de rem is losgekomen. 4.23.7 Zet de pluggen terug en draai ze vast met een maximaal aanzetmoment van 60 ± 6 Nm. Om de remmen opnieuw te activeren voert u de volgende procedure op beide trommels uit: 4.23.8
Verwijder de pluggen (a).
4.23.9
Draai bij toerbeurt de twee deblokkeerschroeven (b) helemaal los totdat de ankerplaat losgekomen is. 4.23.10 Zet de pluggen terug en draai ze vast met een maximaal aanzetmoment van 60 ± 6 Nm.
wc_tx001076nl.fm
87
Onderhoud
RD 16 N.B.: Zorg er na de reparatie voor dat de deblokkeerschroeven weer in de normale werkstand zijn teruggebracht. N.B.: Vervangingsaandrijfmotoren worden geleverd met de remmen in de INGESCHAKELDE stand. a
b
d
c wc_gr002964
88
wc_tx001076nl.fm
RD 16
Onderhoud
4.24 Storingen Probleem / Symptoom MOTOR NIET
Oorzaak / Oplossing START
MOTOR STOPT UIT ZICHZELF GEEN TRILLING
GEEN VERPLAATSING of ENKEL VERPLAATSING IN ÉÉN RICHTING GEEN BESTURING
wc_tx001076nl.fm
• Brandstoftank is leeg. • Verkeerd type brandstof. • Oude brandstof. Tank laten leeglopen, brandstoffilter vervangen en met verse brandstof vullen. • Brandstofsysteem niet vooringespoten. • Brandstoffilter geblokkeerd of verstopt. Vervang filter. • Accuaansluiting los of verroest. Batterij leeg. • Luchtfilterelement verstopt. • Startermotor defect. • Brandstofklepsolenoïden op motor buiten werking. • Starterrelais buiten werking. • Elektrische aansluitingen los of gebroken. • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Brandstoftank is leeg. Brandstoffilter verstopt. Brandstofleidingen gebroken of los. Defecte schakelaar of slechte aansluiting. Soleoïde op vibratieklep beschadigd of los. Bekrachtigingsdynamosysteem beschadigd. Motorkoppeling van bekrachtigingsdynamo beschadigd of gebroken. Bekrachtigingsdynamomotor beschadigd. Bekrachtigingsdynamopomp beschadigd. Pen afgesleten op vooruit/achteruit hendel. Besturingskabel los of gebroken. Aandrijfmotor beschadigd. Aandrijfpomp beschadigd. Defecte ontlastklep of -kleppen. Stuurcilinder beschadigd. Stuureenheid beschadigd. Besturingsontlastklep verstopt of beschadigd. Grendelarm scharnierende verbinding geactiveerd.
89
Schematics 5
RD 16
Schematics 5.1
Hydraulisch schema
90
wc_tx001074nl.fm
RD 16
Schematics
5.2
Hydraulische schema-onderdelen
Ref.
Beschrijving
1
Stuurcilinder
8
Retourfilter
2
Besturingseenheid
9
Tank
3
Aandrijfmotor
10
Zuigzeef
4
Omloop
11
Trilrelaisklep
5
Aanvoerpomp
12
Motorbekrachtiger
6
Hoofdpomp
13
Ontlastklep vuldruk
7
Pomp van bekrachtigingsdynamo
14
Ventilator
wc_tx001074nl.fm
Ref.
91
Beschrijving
Schematics 5.3
RD 16
Elektrisch schema—RD 16
92
wc_tx001074nl.fm
RD 16
Schematics
41 42 43 May be in harness
25
40 44 45 39
46 47
38 48 26 37
49 50
36 51 52 27
35 34
28
33 29
53
54 55 56
30
57
31
wc_tx001074nl.fm
32
93
Schematics 5.4
Ref.
RD 16
Componenten elektrische schema—RD 16
Beschrijving
Ref.
Beschrijving
1
Lichtschakelaar (optioneel)
29
Trilrelais (alleen voor)
2
Knipperlicht
30
Trilrelais (voor en achter)
3
Richtingaanwijzerschakelaar
31
Rem en omlooprelais
4
Waarschuwingsknipperlichtensch akelaar
32
Achteruitrijalarm
5
Linkerrichtingaanwijzerlampje
33
Brandstofrelais
6
Rechterrichtingaanwijzerlampje
34
Claxon
7
Spanningsregelaar
35
Sproeibalkpomp
8
Motorkrukasrelais
36
Neutraalrelais
9
Startmotor
37
Krukasrelais
10
Accu
38
Gloeibougierelais
11
Twee-functiessensor
39
Gaskleprelais
12
Oliedruksensor
40
Parkeerremschakelaar
13
Luchtfiltersensor
41
Achterlicht (links)
14
Brandstofpeilsensor
42
Koplamp (links)
15
20 amp zekering
43
Koplamp (rechts)
16
30 amp zekering (hoofd)
44
Parkeerlicht voor (links) (optioneel)
17
30 amp zekering (lichten)
45
Richtingaanwijzerlampje voor (links) (optioneel)
18
Claxonschakelaar
46
Parkeerlicht voor (rechts) (optioneel)
19
Trillingsmodusschakelaar
47
Richtingaanwijzerlampje voor (rechts) (optioneel)
20
Contactslot
48
Parkeerlicht achter (links) (optioneel)
21
Stroomrelais
49
Richtingaanwijzerlampje achter (links) (optioneel)
22
Pompschakelaar
50
Parkeerlicht achter (rechts) (optioneel)
94
wc_tx001074nl.fm
RD 16 Ref.
Schematics Beschrijving
Ref.
Beschrijving
23
Gasklepschakelaar
51
Richtingaanwijzerlampje achter (rechts) (optioneel)
24
Werklichtschakelaar
52
Zwaailicht
25
Displaymodule
53
Kentekenlampje (optioneel)
26
Pomptijdklokmodule
54
Stoelschakelaar
27
Gaskleprelais
55
Neutraalschakelaar
28
Gloeibougiemotor
56
Trilschakelaar
wc_tx001074nl.fm
95
Schematics 5.5
RD 16
Elektrisch schema—RD 16 IRH
96
wc_tx001074nl.fm
RD 16
wc_tx001074nl.fm
Schematics
97
Schematics 5.6 Ref.
RD 16
Componenten elektrische schema—RD 16 IRH Beschrijving
Ref.
Beschrijving
1
Lichtschakelaar (optioneel)
31
Rem en omlooprelais
2
Knipperlicht
32
Achteruitrijalarm
3
Richtingaanwijzerschakelaar
33
Brandstofrelais
4
Waarschuwingsknipperlichtensch
34
Claxon
5
Linkerrichtingaanwijzerlampje
35
Sproeibalkpomp
6
Rechterrichtingaanwijzerlampje
36
Neutraalrelais
7
Spanningsregelaar
37
Krukasrelais
8
Motorkrukasrelais
38
Gloeibougierelais
9
Startmotor
39
Gaskleprelais
10
Accu
40
Parkeerremschakelaar
11
Twee-functiessensor
41
Achterlicht (links)
12
Oliedruksensor
42
Koplamp (links)
13
Luchtfiltersensor
43
Koplamp (rechts)
14
Brandstofpeilsensor
44
Parkeerlicht voor (links) (optioneel)
15
20 amp zekering
45
16
30 amp zekering (hoofd)
46
Richtingaanwijzerlampje voor (links) (optioneel) Parkeerlicht voor (rechts)
17
30 amp zekering (lichten)
47
18
Claxonschakelaar
48
19
Trillingsmodusschakelaar
49
20
Contactslot
50
21
Stroomrelais
51
22
Pompschakelaar
52
Richtingaanwijzerlampje achter (rechts) (optioneel) Zwaailicht
23
Gasklepschakelaar
53
Kentekenlampje (optioneel)
24
Werklichtschakelaar
54
Stoelschakelaar
25
Displaymodule
55
Neutraalschakelaar
26
Pomptijdklokmodule
56
Trilschakelaar
27
Gaskleprelais
57
Remlicht
28
Gloeibougiemotor
58
Remlichtrelais
29
Trilrelais (alleen voor)
59
Richtingaanwijzerlampje
30
Trilrelais (voor en achter)
98
Richtingaanwijzerlampje voor (rechts) (optioneel) Parkeerlicht achter (links) Richtingaanwijzerlampje achter (links) (optioneel) Parkeerlicht achter (rechts)
wc_tx001074nl.fm
RD 16
wc_tx001074nl.fm
Schematics
99
Technische specificaties 6
RD 16
Technische specificaties 6.1
Motor Motorvermogenclassificaties Nettovermogen volgens ISO 3046/1-IFN. Het feitelijke vermogensrendement kan vanwege de specifieke gebruikscondities variëren.
Artikelnummer
RD 16 / RD 16 IRH
Motor Motortype
3-cilinder, 4-takt, vloeistofgekoelde dieselmotor
Merk van motor
Lombardini
Motormodel
LDW 1003
Max. vermogen op nominale snelheid
kW
16.8 @ 2850 tpm
Cilinderinhoud
cm³
1028
Bedrijfssnelheid
tpm
2850
Motortoerental - stationair
tpm
1300
Klepspeling (koud) inlaat: uitlaat:
mm
0,15 0,20
Accu
V
12VDC
Luchtfilter
type
Droge papieren vouwelementen
Brandstof
type
Nr. 2 Diesel
Inhoud brandstoftank
l
23
Brandstofverbruik
l /uur.
3,6
Motorolie
type
SAE 15W40 Class CD Rated 2,4
l OInhoud koelmiddel
l
4,75
100
wc_td000312nl.fm
RD 16 6.2
Technische specificaties Wals
Artikelnummer
RD 16/16 IRH
Wals Gewicht
1356
kg
Vrije opstand: Rechts Links
mm
400 400
l
100
m
2,87
km (u.)
0-9,3
Inhoud watertank Buitendraaicirkel Snelheid vooruit / achteruit Hellingsgraad Trillingsfrequentie
6.3
30% 4200
Hz
Smering
Artikelnummer
RD 16 / RD 16 IRH
Smering Smering van motor
type l
SAE 15W40 categorie SD klasse 2,4
Hydraulisch systeem
type l
Super, anti-slijtage hydraulische vloeistof 10W30 21,6
Bekrachtigingsdynamo
type
Mobil XHP222
Achtercilinder aandrijflager
Voorcilinder aandrijflager Scharnierende verbinding
wc_td000312nl.fm
Mobil XHP222 2-3 keer pompen met manuele vetspuit
type hoeveelheid. type
Verzegelde lagers — Geen smering noodzakelijk Mobil XHP222 2-3 keer pompen met manuele vetspuit
type hoeveelheid.
101
Technische specificaties 6.4
RD 16
Afmetingen mm (in.)
2547 (100.3)
RD 16 2289 (90.1) 1806 (71.1)
560 (22) 1950 (76.8)
1382 (54.4)
RD 16-90 RD 16 IRH
1002 (39.4)
102
900 (35.4)
wc_td000312nl.fm
RD 16 6.5
Technische specificaties Geluidsmeting Het bedieningsgeluidniveau, gemeten volgens de eisen van appendix 1, paragraaf 1.7.4.f van de EG-Machinerichtlijnen, bedraagt: •
het gegarandeerde geluidvermogenniveau (LWA): 106 dB(A)
•
het geluiddrukniveau op lokatie van machinist (LpA): 88,1 dB(A)
Deze geluidwaarde werd bepaald in overeenstemming met ISO 3744 voor het geluidvermogenniveau (LWA).
6.6
Metingen van blootstelling van machinist aan trillingen De machinist van deze machine dient te verwachten dat hij wordt blootgesteld aan vibratieniveaus die hierna worden vermeld bij het gebruik van de machine bij de toepassing van de normale bedoelde werking ervan: •
Maximale hand/arm vibratieniveaus zijn: 2.2 m/s2 (7.2 ft/s2) Dit zijn de representatieve waarden van de gewogen gemiddelde kwadratische (rms) versnelling waaraan handen en armen worden blootgesteld. Deze gewogen rms-waarden worden gemeten overeenkomstig ISO 5349-1.
•
De vibratieniveaus voor het ganse lichaam zijn niet hoger dan:
0.3 m/s2 (1 ft/s2) Dit zijn de representatieve waarden van de gewogen gemiddelde kwadratische (rms) versnelling waaraan het ganse lichaam wordt blootgesteld. Deze gewogen rms-waarden worden gemeten overeenkomstig ISO 2631-1. De resultaten beantwoorden aan de limiet- en actie- vibratiewaarden (hand/arm en ganse lichaam) zoals gespecificeerd in Europese richtlijn 2002/44/EG. HAV onbetrouwbaarheden Handmatig overgebrachte trilling was gemeten via ISO 5349-1. Deze meting bevat een onbetrouwbaarheid van 1,5 m/sec2.
wc_td000312nl.fm
103
Technische specificaties 6.7
RD 16
Hydraulische druk
Systeem
Werkdruk bar
Ontlastdruk psi
bar
Aandrijving**
55–76
300
Besturing* —normaal
41–55
45–51
—bij draaien
90–103
Vibratie —enkele trommel
103–131
—dubbele trommel
psi
290
138–165
* Waarden voor hard opeengepakte oppervlakken. Afhankelijk van het oppervlak kunnen de waarden verschillen vertonen. ** Ladingdruk: 29,3 – 30,7.
104
wc_td000312nl.fm
EG VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING WACKER NEUSON CORPORATION, N92W15000 ANTHONY AVENUE, MENOMONEE FALLS, WISCONSIN USA ERKENDE VERTEGENWOORDIGER IN DE EUROPESE UNIE
Axel Häret WACKER NEUSON SE Preußenstraße 41 80809 München
verklaart hierbij dat onderstaand gespecificeerde bouwmachine: 1.
Soort: Deze machine is een zittrilwals met dubbele cilinder.
2.
Machinefunctie: De machine is ontworpen als een lichtgewichtwals voor gebruik bij het verdichten van onderlagen en afwerkingslagen van asfalt op wegen, opritten, parkeerterreinen en andere soorten met asfalt bedekte oppervlakken.
3.
Type / Model: Cilinder RD 16-90, RD 16-IRH-90, RD 16-100
4.
Artikelnummer apparatuur: RD 16-90: 0620799 RD 16 IRH-90: 0620127 RD 16-100: 0620798
5.
Netto geïnstalleerd vermogen: 16,8 kW
is getest volgens richtlijn 2000/14/EG:
6.
Conformiteitsbeoordelingsprocedure
Naam en adres van de ingelichte instantie
Gemeten geluidskrachtniveau
Gegarandeerd geluidskrachtniveau
AANHANGSEL VIII
Lloyds Register Quality Assurance Limited (Notified Body No 0088) 71 Fenchurch Street London EC3M 4BS United Kingdom
105 dB(A)
106 dB(A)
Deze machineonderdelen voldoen aan de relevante bepalingen van de Machinerichtlijn 2006/42/EG en zijn ook vervaardigd conform de volgende normen: 2000/14/EC 2004/108/EC EN 500-1 EN 500-4
18.12.09
2010-CE-RD16-nl.fm
Datum
William Lahner Vice President of Engineering
Paul Sina Manager, Product Engineering
WACKER NEUSON CORPORATION Deze EG-conformiteitsverklaring is een vertaling van het oorspronkelijke certificaat. Het oorspronkelijke certificaat is in het Amerikaans Engels geschreven.
Wacker Neuson SE · Preußenstraße 41 · D-80809 München · Tel.: +49-(0)89-3 54 02-0 · Fax: +49 - (0)89-3 54 02-390 Wacker Neuson Corporation · N92W15000 Anthony Ave. · Menomonee Falls, WI 53051 · Tel. : (262) 255-0500 · Fax: (262) 255-0550 ·Tel. : (800) 770-0957 Wacker Neuson Limited - Room 1701–03 & 1717–20, 17/F. Tower 1, Grand Century Place, 193 Prince Edward Road West, Mongkok, Kowloon, Hongkong. Tel: (852) 3605 5360, Fax: (852) 2758 0032