G E B R U I K S A A N W I J Z I N G
Bestnr.: 61 23 30
Garagedeurbesturing Complete set
Impressum
Omwille van het milieu 100% recyclingpapier
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en zetfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 1995 by CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: www.conrad.com
Belangrijk! Beslist lezen! Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikname en het gebruik. Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van de handleiding, vervalt het recht op garantie. Voor volgschades, die hieruit ontstaan zijn wij niet aansprakelijk. Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig!
Introductie
overbodig is. De aandrijving van de EURO DOUBLE is daarentegen niet verkrijgbaar in een zelfremmende uitvoering en daarom is hierbij de installatie van een slot nodzakelijk.
1. BESCHRIJVING EN TECHNISCHE SPECIFICATIES 4
Afb. 1 3
5
1) 2) 3) 4) 5) 6)
Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Lees eerst deze handleiding volledig en zorgvuldig door voordat u de garagedeuraandrijving in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Bij vragen kunt u zich wenden tot onze Technische Dienst, Nederland: 053 – 428 54 80 Ma. – vr. 09.00 : 20.00 uur
EURO BAT aandrijving
-
EURO DOUBLE garagedeur-
Bij de EURO BAT - EURO DOUBLE gaat het om een elektromechanische garagedeuraandrijving met een spindelsysteem voor de bewegingsoverdracht naar de garagedeur. Door de terugloopblokkering van de EURO BAT aandrijving wordt de deur bij stilstaande motor mechanisch vergrendeld, zodat de installatie van sloten 2
2
1 6
Motoraggregaat Stroomkabel Spindel Aansluiting voor Aansluiting achter Knikbescherming
Tabel 1: Technische eigenschappen Model Voedingsspanning Opgenomen vermogen Opname Elektromotor (toeren/ min.) Warmtebescherming Condensator Max. schuif- / trekkracht Nuttige slag spindel Verplaatsingssnelheid spindel Werktemperatuur Gewicht Beschermingssoort Gebruiksfrequentie Max. vleugellengte
BAT 230V~ - 50 Hz 24 VDC 280 W 70 W 1.2 A 3A 1400 140 °C 8µF / 400V 350 daN 300 daN 300 mm / 400 mm 1,6 cm/sec - 20 °C - +55 °C 6,5 kg IP 44 20 50 3m/4m
DOUBLE 230V~ - 50 Hz 280 W 1,2 A 900 140 °C 8µF / 400V 250 daN
20 3
2. ELEKTRISCH ONTWERP (standaard installatie)
BEPALING VAN DE INSTALLATIEMATEN:
Afb. 2
ALGEMENE REGELS 1) 2) 3) 4) 5) 6)
Aandrijvingen Fotocellen Elektronische besturing Signaalgever Ontvanger Knipperlicht
Bij installaties met van tabel A afwijkende waarden gelden voor de bepaling van de desbetreffende installatiematen de volgende regels: -
Aanwijzingen: 1.) Gebruik voor het leggen van de stroomkabel een geschikte buis of slang. 2.) Aansluitkabels van NS- accessoires en 230 V WS stroomvoorziening ter bescherming door gescheiden omhulsel voeren. Tab. A
Installatiematen
-
voor deuropeningen bij 90°: a + b = c voor deuropeningen > 90° : a + b < c kleinere a en b maten komen overeen met hogere snelheden. Houd u aan de desbetreffende normen. Maten a en b moeten minimaal een verschil van 4 cm hebben. Bij grotere waarden vinden de opening- en sluitbeweging met aanzienlijke afwijkingen in snelheid plaats. Voor de aandrijving is minimaal Z = 45 mm noodzakelijk (zie afb. A). Als afmeting a vanwege de afmetingen van de staander resp. van de positie van het scharnier groter is dan de aanduiding in de tabel, moet er in de staander een uitsparing gemaakt worden volgens afb. b.
B
Afb. B m 0m 10
300 mm
Afb. A
Z
A
D
45 min.
L 15 0m m
Tabel A: aanbevolen maten (in mm) Model 300
α
A 90° 145 110° 125 400 90° 195 110° 165 (1) Nuttige slag zuigerstang 4
B C (1) 145 290 125 290 195 390 165 390 (2) maximum maat
D (2) 100 80 150 120
Z (3) L 45 895 45 895 45 1090 45 1090 (3) minimummaat
3. INSTALLATIE VAN DE AANDRIJVING 3.1 Controle vooraf Om verzekerd te zijn van het juist functioneren van de aandrijving, moet de structuur van de bestaande resp. van de te maken deur voldoen aan de volgende eisen: 5
maximale vleugellengte 3 m (bij aandrijving met nuttige slag 300 mm) • maximale vleugellengte 4 m (bij aandrijving met nuttige slag 400 mm) • stevige en starre deurvleugelconstructie • soepele, lineaire en gelijkmatige beweging van de vleugel in het totale loopbereik • perfecte toestand van de bestaande scharnieren • mechanische eindaanslagen • Elektrisch slot bij aandrijving zonder terugloopblokkering Eventuele montagewerkzaamheden dienen voor de installatie van de deur gedaan te worden. De deurconstructie heeft directe invloed op de betrouwbaarheid en veiligheid van de aandrijving.
3) 4) 5)
6) 7)
De aandrijving ontgrendelen (zie hfst. 6) Spindel tot aan de uitslag er uit laten komen (afb. 4) De aandrijving nu weer vergrendelen (zie hfst. 7). Aanwijzing: de ver- en ontgrendeling, zie 3) en 5) alleen uitvoeren bij zelfremmende aandrijving. Spindel twee maal draaien met de wijzers van de klok mee (afb. 4). Voorste aansluiting volgens aanwijzingen in afb. 5 verbinden met de spindel.
Afb. 4
3.2 Installatie van de aandrijving 1)
2)
Meegeleverde achterste aansluiting volgens de gegevens van Tab. A aan de staander bevestigen en de lengte ervan indien nodig aanpassen aan de desbetreffende toepassing. Let op: om het systeem correct te laten werken, dient u zich beslist te houden aan de aangegeven maten. Bij ijzeren staanders de aansluiting direct op de staander lassen. Bij gemetselde staanders een overeenkomstige aansluitplaat (afb. 3) verzinken en deze vastlassen aan de aansluiting. Aandrijving met behulp van de meegeleverde schroefverbindingen (afb. 3) bevestigen op de achterste aansluiting.
Afb. 5
Afb. 3
8)
6
De deurvleugel sluiten en bij horizontale aandrijving de voorste aan sluitpositie op de deur bepalen (afb. 6).
7
Afb. 6
2) Voorzie het systeem van stroom en controleer de toestand van de LEDs volgens de gegevens uit de talbel in de handleiding van de elektronische besturing.
5. CONTROLE VAN DE AANDRIJVING Onderwerp de aandrijving en aanverwante onderdelen aan een grondige controle. De klant dient de pagina “Informatie voor de gebruiker” te krijgen, dient gewezen te worden op het gebruik volgens de voorschriften en het gebruik van de aandrijving en dient tevens gewezen te worden op mogelijke gevaren.
6. HANDMATIG GEBRUIK 9)
10)
11)
12) 13)
Voorste aansluiting met twee laspunten voorlopig aan de deurvleugel bevestigen. Aanwijzing: Deurconstructies, waarbij geen veilige aansluitbevestiging gegarandeerd kan worden, moeten dienovereenkomstig versterkt worden. De aandrijving ontgrendelen (zelfremmende uitvoering) en door handmatig bewegen controleren, of de deur helemaal, d.w.z. tot aan de mechanische aanslagen, geopend kan worden en of dat gelijkmatig en gemakkelijk gaat. Voorste aansluiting definitief aan de vleugel lassen. Hierbij moet u de aansluiting van de aandrijving tijdelijk losmaken, om deze te te beschermen tegen lasvonken. Aanwijzingen: 1. Alle bouten van de aansluitingen invetten 2. Als vastlassen onmogelijk is, kunnen de fixeerplaten van de voorste en achterste aansluiting ook vastgeschroefd worden. Eventueel een tweede aandrijving volgens bovenstaande aanwijzingen installeren. De behuizing van de elektronische besturing inbouwen, waarbij de in de handleiding genoemde maten aangehouden dienen te worden.
Als vanwege het uitvallen van de stroom resp. een storing in de werking het handmatig gebruik van de zelfremmende uitvoering nodig is, dient u de beschermende stop te verwijderen en de meegeleverde sleutel volgens afb. 7 in het ontgrendelingssysteem te steken. Aandrijving ontgrendelen door de sleutel te draaien in de sluitrichting (afb. 7). De vleugel met de hand openen resp. sluiten. Voor het handmatig bedienen van de deur bij de uitvoering zonder teruglopblokkering hoeft u alleen het slot te ontgrendelen.
7. HERSTEL VAN NORMAAL GEBRUIK Voor het herstellen van het normale gebruik van het systeem dient u de stroomtoevoer van de installatie te onderbreken, opdat elke beweging van de deur door een bij vergissing gegeven stuurimpuls vermeden wordt. Voor de vergrendeling van de aandrijving moet u de sleutel in de ontgrendelingsrichting van de vleugel draaien (afb. 7). Vergrendeld ontgrendeld Afb. 7
4. INGEBRUIKNAME 1) Programmeer de elektronische besturing volgens de desbetreffende aanwijzingen volgens uw individuele wensen. 8
9
ontgrendeld vergrendeld
8. BIJZONDERE TOEPASSINGEN Er zijn geen bijzondere toepassingen.
terwijl de instellingen van tijden en motorvermogen met de zich op de besturing bevindende trimmer uitgevoerd worden. 6 ingebouwde LEDs geven continu de toestand van ingangen, uitgangen en eventuele defecten in de circulatie aan.
9. ONDERHOUD Controleer regelmatig de deurconstructie en vooral het vlekkeloos functioneren van de scharnieren. U dient regelmatig de elektronische inkleminrichting alsmede het functioneren van het ontgrendelingssysteem voor handmatig openen/ sluiten van de deur te controleren (zie het desbetreffende hoofdstuk). U moet de veiligheidsvoorzieningen van de installatie elke 6 maanden te controleren.
10. REPARATIE Voor reparatiewerkzaamheden kunt u zich wenden tot de Technische Dienst van Conrad Electronic Nederland BV, tel. 053 – 428 54 80.
MICROPROCESSOR- STUURUNIT VOOR VLEUGELDEUREN GEBRUIKSAANWIJZING – AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Spanning stroomvoorziening Opgenomen vermogen Max. motorbelasting Max. belasting accessoires Max. belasting elektroslot Omgevingstemperatuur Zekeringen Functielogica Openings- / sluitingstijd Pauzetijd Vertragingstijd Stootkracht Ingangen op klemstrip
Verbinder voor radiobesturing Uitgangen op klemstrip
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN De besturingsunit voor vleugeldeuren biedt dank zij de topprestaties leverende microprocessor een veelvoud aan prestaties en regelingen en garandeert verder door de elektronische controle een zeer actieve graad van veiligheid. Een zeer gevoelig elektronisch controlesysteem bewaakt continu de gang van zaken, om bij onregelmatigheden, die het juiste gebruik van de elektronische koppeling zouden kunnen beïnvloeden, door middel van blokkering van de besturing in te grijpen. De wezenlijke instellingen en de werkwijzen vinden plaats d.m.v. dip- switches, 10
Afmetingen behuizing Beschermingssoort behuizing
230 V~ (+6-10%) – 50/60 Hz 840 W 2 x 380 W 500 mA 24 W -20°C +50°C 4 stapsgewijs / automatisch met trimmer instelbaar (van 6 tot 60 sec) met trimmer instelbaar (van 0 tot 120 sec) met trimmer instelbaar: bij het openen vast (0 of 2 s); bij het sluiten instelbaar (van 0 tot 60 sec) met trimmer instelbaar opening bewegende vleugel/ volledige opening Fotocel sluiten/ openen STOP / voedingsspanning + aarde / antenne zendgevoelige kaarten stroomvoorziening accessoires 24 V~ / knipperlicht / LED-aanduiding / deurtoestand / motoren / stroomvoorziening elektroslot 12 V~ 90 x 195 x 250 mm IP54
3. BESCHRIJVING VAN DE KLEMSTRIPAANSLUITINGEN M1 HOOGSPANNING 3.1 NET Klemmen 1 – 2 – 3 (fase- aarde- nulleider). Spanning 230 V~ - 50/60 Hz. LET OP: Voor de juiste werking van de besturing is de aardverbinding absoluut noodzakelijk. 11
4. BESCHRIJVING VAN DE KLEMSTRIPAANSLUITINGEN M2 HOOGSPANNING 4.1 KNIPPERLICHT Klemmen 4 – 5 (fase – nulleider). Gebruik een knipperlicht met 230 V~ (40 W) werkspanning. Als het knippersysteem aangesloten wordt, begint het als bevestiging van een juiste aansluiting van de besturing op de stroomkabel te knipperen.
4.2 AANDRIJFMOTOR 1 Klemmen 6 – 7 – 8 (openen – samen – sluiten). Aandrijfmotor van vleugel 1 voor dubbele deuren aansluiten. Gebruiken bij aansluiting van de aandrijfmotor voor enkele deur. LET OP: bij verkeerde of ontbrekende aansluiting van de aandrijfmotor wordt de besturingsunit geblokkeerd en wordt deze toestand aangegeven d.m.v. diagnose-LED 6.
5.1 LED TOESTAND DEUR Klemmen 12 – 13. De signaleer- LED geeft steeds de toestand en de deurbeweging weer. UITGESCHAKELD = deur dicht; INGESCHAKELD = deur geopend. LANGZAAM KNIPPEREN = deur in openingsfase; SNEL KNIPPEREN = deur in sluitingsfase.
5.2 FOTOCEL SLUITINGSBEVEILIGING Klemmen 14 – 15 (normaal gesloten circuit). De toestand van deze ingang wordt door LED 1 weergegeven. Op dit circuit wordt alle veiligheidsapparatuur aangesloten (fotocellen, drukbewakers, detector enz.), die door het openen van het contact een beveiligende werking hebben op de sluitbeweging. De werking is afhankelijk van de via dip-switch 4 uitgevoerde programmering. Opmerking: Voor het installeren van meerdere veiligheidsinstallaties, NCcontacten in serie schakelen. Als er geen veiligheidsapparatuur gebruikt wordt, dient deze ingang overbrugd te worden. Het weer sluiten van de deur kan met de aansluiting in serieschakeling van een 24-uurs timer op de sluitingsfotocellen geblokkeerd worden.
4.3 AANDRIJFMOTOR 2 Klemmen 9 – 10 – 11 (openen – samen – sluiten). Aandrijfmotor van vleugel 2 voor dubbele deuren aansluiten. Niet aansluiten bij enkele deur. Opmerkingen: 1) voor het leggen van de elektrische kabels dient u overeenkomstige starre en/ of flexibele slangen te gebruiken. 2) Verbindingskabel van accessoires met laagspanning steeds scheiden van de 230V~-voedingskabels. Voor de voeding van het apparaat zijn kabels met een doorsnede van minimaal 1,5 mm2 voorzien. Om elke interferentie te voorkomen moet u gescheiden kabelmantels gebruiken. 3) Op de behuizing bevinden zich 4 boringen ø25, die doorgebroken kunnen worden, waar kabelhouders Pg 16 met minimaal IP 54 in aangebracht kunnen worden (niet meegeleverd).
5. BESCHRIJVING VAN DE KLEMSTRIPAANSLUITINGEN M3 LAAGSPANNING 12
5.3 FOTOCEL OPENINGSBEVEILIGING Klemmen 15 – 16 (normaal gesloten circuit). De toestand van deze ingang wordt door LED 2 weergegeven. Op dit circuit wordt alle veiligheidsapparatuur aangesloten (fotocellen, drukbewakers, detector enz.), die door het openen van het contact een beveiligende werking hebben op de openingsbeweging. Bij het vrijgeven van het contact wordt de deur weer geopend. Opmerking: Voor het installeren van meerdere veiligheidsinstallaties, NCcontacten in serie schakelen. Als er geen veiligheidsapparatuur gebruikt wordt, dient deze ingang overbrugd te worden.
5.4 STOP Klemmen 17 – 18 (normaal gesloten circuit). De toestand van deze ingang wordt weergegeven via LED 3. Op dit circuit wordt elk apparaat (b.v. een toets) aangesloten, dat door openen van het contact de beweging van de deur kan laten stoppen. Als de STOP- installatie niet aangesloten wordt, moet deze ingang overbrugd worden. 13
Opmerking: Voor het installeren van meerdere STOP- installaties dient u de NC- contacten in serie te schakelen.
6. BESCHRIJVING VAN DE KLEMSTRIPAANSLUITINGEN M4 LAAGSPANNING 6.1 IMPULS B – OPENING BEWEGENDE VLEUGEL Klemmen 19 – 20 (normaal geopend circuit). De toestand van deze ingang wordt aangegeven via LED 4. Op dit circuit wordt elke installatie (toets, besturing via zender enz.) aangesloten, die bij het sluiten van een contact een door de motor gegeven opening-/ of sluitimpuls van de deurvleugel kan geven. Opmerking: Voor het installeren van meerdere impulsgevers contacten parallel schakelen.
6.2 IMPULS A – VOLLEDIGE OPENING Klemmen 20 – 21 (normaal geopend circuit). De toestand van deze ingang wordt aangegeven door LED 5. Op dit circuit wordt elke installatie (toets, besturing via zender enz.) aangesloten, die bij het sluiten van een contact een door de motor gegeven opening-/ of sluitimpuls van beide deurvleugels kan geven. Opmerking: Voor het installeren van meerdere impulsgevers contacten parallel schakelen.
6.5 ANTENNE Klemmen 26 – 27, antenne-ingang. Deze moet niet gebruikt worden, als de ontvanger al een eigen antenne-ingang bezit.
7. JUMPERS VOOR KEUZE VAN MOTOR 1 OF MOTOREN 1 EN 2 Afhankelijk van het soort deur (1 of 2 vleugels) jumper JP1 op de volgende manier verschuiven: OP = (circuit open) alleen motor 1 voor deuren met slechts één vleugel. CL = (circuit gesloten) motoren 1 en 2 voor deuren met twee vleugels.
8. INSTALLATIE VAN DE ZEND- ONTVANGER De stuurunit is uitgerust voor het monteren van een mono- of tweekanaals ontvangst- module van een uitgezonden signaal. Voor het installeren de elektrische stroom uitschakelen en de module met de daarvoor bedoelde connector M5 in de behuizing verbinden.
9. JUMPERS VOOR KEUZE TWEE KANALEN Als connector M5 verbonden is met een tweekanaals ontvangstmodule, kan het tweede kanaal op impuls 8 (opening bewegende deurvleugel) in- of uitgeschakeld worden d.m.v. de jumpers JP2 – JP3. Ingeschakelde jumpers = tweede kanaal actief; jumpers uitgeschakeld = tweede kanaal niet actief.
10. CONTROLE- LEDs 6.3 STROOMVOORZIENING ACCESSOIRES Klemmen 22 – 23 (24 V~). Let op: de maximale belasting van de accessoires bedraagt 500 mA.
LEDs 1. Fotocel sluiten 2. Fotocel open
6.4 ELEKTROSLOT Klemmen 24 – 25. Op dit circuit een 12V~ elektroslot aansluiten. Opmerking: Op motor 1 elektroslot aanbrengen.
3. STOP 4. Impuls B 5. Impuls A
ACTIEF INACTIEF Veiligheden niet Veiligheden ingeschakeld ingeschakeld Veiligheden niet Veiligheden ingeschakeld ingeschakeld Sturing niet actief Sturing geactiveerd Sturing geactiveerd Sturing niet actief Sturing geactiveerd Sturing niet actief
LED 6 diagnose Langzaam: juiste werking Snel: elektronische koppelingsschakeling schadelijk vanwege verkeerde verbinding van de motoren
N.B.: LED- toestand in rust vetgedrukt aangegeven 14
15
11. TRIMMER – INSTELLINGEN 11.1 INSTELLEN KRACHT Vor het regelen van de kracht dient u trimmer “A”, de drempelregelaar van het beveiligingssysteem te gebruiken. Om het draaimoment te verkleinen, dient u de trimmer in tegengestelde richting te draaien. Voor het verhogen van het draaimoment draait u de trimmer in de richting van de wijzers van de klok. Het verdient aanbeveling het draaimoment in overeenstemming te laten zijn met de geldende richtlijnen.
11.2 PAUZE Voor het instellen van de pauzetijd (bij automatische werking) gebruikt u trimmer “B”. De periode kan ingesteld worden van 0 tot 120 seconden.
11.3 OPENEN/ SLUITEN
12. DIP-SWITCH INSTELLINGEN (SW 1) 1 2 3 4 FUNCTIELOGICA Stapsgewijs OFF Automatisch ON PARKEERFUNCTIE (alleen bij aut. werking) Ontvangt geen impulsen tijdens openen en pauze OFF Niet ingeschakeld ON KRACHTSLAG Uitgeschakeld OFF Ingeschakeld ON FOTOCEL SLUITEN Blokkeert en keert beweging om OFF Blokkering en vrijgave na vrijlaten ON Opmerking: Alle instellingen uitvoeren bij uitgeschakelde besturingsunit en gesloten deur.
Voor het instellen van de lengte van de openings- / sluitingstijd van de deur gebruikt u trimmer “C”. De tijdsduur kan ingesteld worden van 6 tot 60 sec. Opmerking: Voor de beste prestaties van het systeem dient u de openings-/ sluitingstijd indien nodig zo in te stellen dat de elektromotor nog een paar seconden na aankomst van de vleugel bij de eindaanslag stroom blijft krijgen.
11.4 VLEUGELVERTRAGING Als het nodig is de deurbeweging te verschuiven voor het correct openen en sluiten van de deur, kan de vleugelbeweging vertraagd worden. Deze regeling vindt plaats met trimmer “D”. De trimmer in elke andere positie 2 sec vast. Bij het sluiten vertraging van de door motor 1 aangedreven vleugel: instelbaar van 0 tot 30 sec. Opmerking: Als de openings- / sluitingstijd onder de waarde van de ingestelde vertragingstijd ligt, sluit de vertraagde vleugel pas na afloop van de sluitingstijd. Als het wenselijk is dat gelijktijdig openen of sluiten van de vleugels gewenst is, dient de trimmer ingesteld te worden op de minimumwaarde. In dit geval wordt de stroomstoot steeds uitgeschakeld.
16
17
18 STAPSGEWIJS AUTOMATISCH
Wordt direct weer gesloten
Gaat open
Impuls A (volledige opening)
Impuls B (opening bewegende vleugel)
Direct weer sluiten. Bij houdende impuls worden volgende impulsen geblokkeert en tot aan vrijgifte wordt pauze ingesteld.
Opent/pauzeert en sluit weer, bij aanhoudende impuls pauze tot vrijgifte is ingesteld
Beweging wordt weer hervat in omgekeerde richting
IN STOPFASE Beweging wordt hervat in omgekeerde richting
IN OPENINGS- Blokkeert en opent weer of geen effect in functie van Dip-Sw 2 FASE
IN SLUITFASE Blokkeert en opent weer
OPENEN IN PAUZEPOS.
GESLOTEN
IN STOPFASE
IN OPENINGS- Blokkeert gebruik en sluit weer bij volgende FASE
IN SLUITFASE Blokkeert gebruik en opent bij volgende
OPEN
GESLOTEN
DEURTOESTAND
230 V~ 50/60 Hz
Blokeert impuls
Blokeert impuls als die voor sluiten geven wordt
Blokkeert impuls als die voor sluiten wordt gegeven
Blokkeert impuls
Blokeert en keert om of blokkeert en bij herstel hervatting in functie van Dip-Sw 4
Blokkeert impuls
Blokkeert en bij herstel hervatting in functie
Blokkeert en bij herstel hervatting in functie
Blokkeert impuls en stelt pauze in tot vrijgifte
Blokkeert impuls
Blokkeert en bij herstel hervatting in functie
Geen effect
Geen effect
Blokkeert impuls en bij herstel vindt hervatting plaats.
Blokkeert impuls
Blokkeert en keert om of blokkeert en bij herstel hervatting in functie van Dip-Sw 4
Blokkeert Impuls
Geen effect
FOTOCEL OPENT
F1 = F5A–250 V – 5x20 F2 = F500mA -250V – 5 x 20
blauw
blauw
Blokkeert Impuls
Blokkeert impuls Blokkeert werking en gaat over in stoppositie
Blokkeert impuls Blokkeert het gebruik en gaat over in stopfunctie
IMPULSEN FOTOCEL SLUIT STOP
13. WERKINGSLOGICA 14. VEILIGHEIDSZEKERINGEN
VEILIGHEIDSZEKERINGEN motor F3 = F2A – 250 V 5x20 Elektroslot accessoires F4 = T315mA – 250 V – 5x20 logica
VEILIGHEIDSZEKERINGEN
15. AANSLUITSCHEMA
stop
knipperlicht Led voor aanduiding toestand deur
aandrijfmotor 1
condensator
aandrijfmotor 2
externe ontvanger (als ontvangst M5 niet gebruikt wordt)
opening bewegende vleugel totale opening antenne
elektroslot
overige veiligheidsapparatuur fotocellen bescherming openen
condensator
fotocellen sluiten
19
ZENDERGESTUURDE BESTURING SERIE 40,6 CODERING L5078E
SERIE 40,6
DATUM 10/09/98
Dit product is in de laboratoria van de fabrikant getest en technisch afgenomen. Bij de installatie moet u beslist letten op de ter beschikking gestelde informatie. 1. Beschrijving Het zendergestuurde besturingssysteem uit de serie 40,6 is samengesteld uit zenders met 2 en 4 kanalen alsmede uit een 10-wegs Molex ontvanger. Deze ontvanger is zowel geschikt voor directe toepassing op Castali schakelpanelen als voor aansluiting op een interfacekaart met uitgang op het klembord. In het laatste geval worden kaart en interface geleverd met een behuizing voor bescherming buiten zoals in afb. 4. 2. Eigenschappen van de zender De zenders met 2 en 4 kanalen werken op een frequentie van 40.685 MHz en gevoed door een meegeleverde 12-V-DC- alkaline batterij. De overgebrachte code kan via de microschakelaar in het gedeelte boven de batterij (10-weg dip-switches, max. 1024 combinaties; zie afb. 1 letter “A”) ingesteld worden. 3. Eigenschappen van de ontvanger De ontvanger kan: • op een voor de opname ervan ontworpen Castali- apparaat ingezet worden (10-weg Molex- steekcontact) • binnen in de steekbox op de interface geïnstalleerd worden, zie afb. 4. De ontvanger heeft een frequentie van 40.685 MHz. De voedingsspanning kan gekozen worden via de brug “H” (zie afb. 5), en wel tussen 12 en 24 VAC/DC. De ontvanger beschikt over een relaisuitgang op het klembord “A” (afb. 5) en over een antenne-ingang (“G” afb. 5). Om een beter bereik te krijgen (d.w.z. een grotere maximum afstand tussen zender en ontvanger) verdient het aanbeveling op het daarvoor bedoelde klembord een afgeschermde 20
resp. professionele antenne aan te sluiten. Gebruik voor de aansluiting van de antenne een coax kabel van het type RG 58/U (max. lengte 5 m) of een coax kabel van het type RG 213/U (max. lengte 30 m). De antenne vormt het punt voor het peilen van de ontvanger en moet daarom op de vanuit de zender het best zichtbare plaats geïnstalleer worden. Daarbij dient u de nabijheid van metalen voorwerpen te vermijden. Bij de levering is inbegrepen een ferrietantenne, die een duidelijke verbetering van het bereik mogelijk maakt (zie “M” afb. 5). Dank zij de programmeertoets P2 en de wistoets P1 kunnen de zenders volgens de aanwijzingen in hfst. 5 ingevoerd worden in het geheugen van de ontvanger (capaciteit 50 codes). 4. Keuze van de voedingsspanning De ontvanger kan via de pins 2 en 3 van het Molex steekcontact of via de klemmen 6 en 7 van de interfacekaart voorzien worden van een 12 – 24 VAC/DC spanning. 5. Programmeren en wissen van de codes Met behulp van de toetsen P1 en P2 kunnen op de ontvanger de operaties “Invoegen van een nieuwe code” alsmede het wissen van de totale codelijst uitgevoerd worden. De keuze van de voedingsspanning kan geschieden via brug “H” in afb. 5. PROGRAMMERING • Plaats de dip-switches “A” (afb. 1) van de eerste te programmeren zender in de gewenste positie. • Voorzie de ontvanger op de juiste wijze van spanning (zie hfst. 4). • Druk op toets “D’ (afb. 5). De rode LED “E” (afb. 5) brandt, om op de lopende programmastap te wijzen. • Voer een overdracht uit door op een willekeurige toets van de zender te drukken. • De code wordt opgeslagen in het geheugen van de ontvanger. Tijdens het opslaan knippert de LED. Na afloop van deze stap keert de LED terug naar de toestand van permanent branden, het is nu mogelijk een volgen de code in te voeren. Stel nu verder alle dip-switches “A” (afb. 1) van de te programmeren zenders op dezelfde manier in of programmeer andere zenders met een andere 21
codering. Er kunnen maximaal 50 zenders geprogrammeerd worden (max. geheugencapaciteit). N.B.: Een reeds in het geheugen opgeslagen zender kan niet nogmaals opgeslagen worden. In dit geval knippert de LED tijdens de activering ca. 1 sec met hoge frequentie, om aan te geven dat de zender al opgeslagen is. • Druk na het afsluiten van de procedure nogmaals op de programmeer toets (“D” in afb. 5), om de procedure te beëindigen. De LED gaat uit. De procedure wordt echter in ieder geval binnen 10 sec na de laatste codeinvoer beëindigd. • Ook bij het wegvallen van de voedingsspanning blijven de codes in het geheugen behouden. Let op: na het indrukken van de programmeertoets heeft u 10 sec de tijd tot aan het uitvoeren van de eerste overdracht. Als u binnen deze tijd niets doet, verlaat de ontvanger automatisch de programmeringfase. Om deze fase opnieuw te activeren moet u opnieuw op de programmeringtoets drukken. WISSEN VAN ALLE CODES * Druk op toets “F” in afb. 5. De rode LED knippert. Druk binnen 6 sec opnieuw op dezelfde toets, om het wissen te bevestigen. De bevestiging wordt door het sneller knipperen van de LED gesignaleerd. NB: voor het oproepen van de wisfase moet steeds de programmeerfase verlaten worden en omgekeerd.
7. KEUZE VAN HET UITGANGSRELAIS- TYPE Het op de ontvanger ingebouwde relais kan van het mono- of bistabiele type zijn, afhankelijk van de configuratie van de jumper “I” (afb. 5). NB.: De bistabiele functie is, indien gekozen (zie afb. 5) alleen actief op de kanalen 2 en 4.
8. TECHNISCHE SPECIFICATIES Ontvanger: - ontvangstfrequentie - impedantie van de antenne-ingang - via jumpers kiesbare voedingsspanning - ruststroomverbruik - stroomverbruik bij geactiveerd relais - werktemperatuur
40,685 MHz 50 Ohm 12 – 24 VAC/DC 14 mA 40 mA -20 °C - / + 55 °C
Zender: - draagfrequentie - modulatie - stroomvoorziening met alkaline batterij - stroomverbruik - werktemperatuur - maximum aantal kanalen - code
40,685 MHz A1d 12 VDC 30 mA -10 °C / +50 °C 4 32 bit
① Buitenafmetingen
6. KANAALADRESSEN De uitgangen van de ontvanger (“A1”/ relais met sluiter en “B1” / open collector) kunnen slechts met een van de vier kanalen, beschikbaar op een met de frequentie van 40.685 MHz werkende zender, geactiveerd worden. Kies het gewenste kanaal m.b.v. de jumpers “B” en “C” op de ontvanger (afb. 5). Als bijvoorbeeld kanaal 1 op jumper “B” gekozen wordt, moet voor het activeren van uitgang “B” de overdracht plaatsvinden met het kanaal van zender 1. NB.: Deze keuzemogelijkheid maakt tevens de gelijktijdige activering van de uitgangen “A” en “B” van de ontvanger met een van de vier zendkanalen mogelijk. Deze functie kunt u realiseren door het instellen van de jumpers “B” en “C” op hetzelfde kanaal. 22
② Vervangen van de batterij
⑤ Ontvangstkaart om direct in te steken
③ Rangschikking van de kanalen
A = relaisuitgang “A” B = keuze uitgang “B” C = keuze uitgang “A” D = programmeertoets E = weergave- LED F = wistoets G = antenne-ingang H = keuzetoets voor voeding I = Molex- aansluiting
④ Wissen van geheugens
1 2 3 4 5
= = = = =
niet verbonden massa 12-24 VAC/DC massa open collector output “B1”
6 = massa 7 = Com. relais “A1” 8 = “N.O. relais “A1” 9 = niet verbonden 10 = niet verbonden
ADAPTER VOOR RX-BEHUIZING
P2 = programmeertoets P1 = wistoets
24
1 2 3 4 5 6 7
= = = = = = =
relais A NO gewoon relais A NO NC NO massa 12/24 VAC/DC
25
KNIPPERLICHT 230 V / 24 V
Infrarode fotocel voor veiligheidsinstallaties bij geautomatiseerde toegangen A371
INSTALLATIE Opmerking: • 230 VAC 50 Hz knipperlicht met knipperkaart • 24 VDC knipperlicht zonder knipperkaart Wordt buiten of binnen gemonteerd met behulp van de meegeleverde houder (afb. 1 en 2).
ELEKTRO-AANSLUITING De kabels A (afb. 3) moeten volgens de desbetreffende handleiding aangesloten worden op de besturing. De kabeldoorsnede moet minimaal 1,5 mm2 bedragen.
ONDERHOUD Voor het vervangen van de gloeilamp (E27 – 230 V / 40W) (E14 – 24V/15W) zie afb. 4. afb. 1 afb.2
TECHNISCHE KENMERKEN Bereik: Signaal: Golflengte I.R.: Infraroodkegel: Modulatiefrequentie: Stroomvoorziening: Stroomverbruik: Schakeltijd: Werktemperatuur: Relaiscapaciteit: Afmetingen: Gewicht:
30 m (8 m bij installatie buiten) infrarood gemoduleerd 880 nm ± 5º 1000 Hz 12/24 VGS/WS 25 mA ontvanger 25 mA zender 15 mS -20º C / +50 °C 0,5 A max. bij 24 V; 50 A max. bij 110 V 110 x 50 x 25 mm 200 g
De fotocel kan gevoed worden met een spanning tussen 12 en 24 V G/W. Wanneer de positionering, uitlijning en aansluiting van de A371 correct zijn uitgevoerd, is de rode LED op de ontvanger uit. Onderbreek de infraroodstraal meerdere keren, om het aanspreken van het relais (schakelen) te controleren.
afb. 3
A
26
afb. 4
Bij iedere onderbreking van de straal moet de rode LED op de ontvanger oplichten. RODE LED BRANDT: A371 is niet uitgelijnd. RODE LED BRANDT NIET: A371 is uitgelijnd. Bepaald door de functie-eigenschappen (smalle stralenbundel) van de A371 moeten er, als de wanden niet precies evenwijdig zijn, eventueel instellingen voor de uitrichting van de stralenbundel uitgevoerd worden. De uitrichting wordt met een tester uitgevoerd, waarmee de spanningswaarde op het testpunt van de ontvanger gemeten wordt. De optimale waarde moet tussen 0,5 en 0,6 V gelijkspanning liggen. 27
Het correctiesysteem voor het uitrichten bestaat uit 3 rubberen ringen, die tussen het klembord en de muur waarop de fotocel bevestigd is op de schroeven bevestigd worden. De instelling geschiedt door de schroeven er verder of juist minder ver in te draaien, tot de fotocel uitgelijnd is. De kap aan de voorkant van de fotocel er op plaatsen tot aan de aanslag en sluiten zoals weergegeven in fig. 9. De straal meerdere keren onderbreken en het aanspreken van het relais controleren.
Fig. 2 Boorsjabloon
Fig. 3 Voorste kap op sokkel verschuiven
Fig. 4 Draaien van de kap
Fig. 5 Bevestiging en kabelingang
De deksel aan de voorkant met schroeven bevestigen (zie afb. 10).
Zender
Ontvanger
In de openlucht
Niet minder dan 25 cm
Fig. 1 Aansluiting op de klemstrip
Fig. 6 Overtollige kabel wegwerken
28
Fig. 7 Uitlijnen
29
Fig. 8 Ontvanger
Fig. 9 Sluiten van de A371
Fig. 10 Schroef om deksel vast te zetten (bij de levering inbegrepen).
30
31