FVR Stichting FobieVRienden
bij angst, dwang en depressie Telefoon: 0900 61 61 611 p/a Teunisbloemlaan 24 2116 TD Bentveld
Stichting FobieVRienden (FVR) p/a Teunisbloemlaan 24 2116 TD Bentveld Bereikbaar 24 uur per dag, 7 dagen in de week:
0900 61 61 611 (0,50 p/m)
Informatielijn (tevens steun & advies) - Werkdagen (voor donateurs): tijdens kantoortijden: 9.00 - 17.00 uur buiten kantoortijden: 17.00 - 9.00 uur - Weekeinden / feestdagen
02525 18689 0900 61 61 611 0900 61 61 611
Panieklijn (24 uur per dag, 7 dagen in de week)
0900 61 61 611
Medicijnlijn (begeleiding antidepressiva / benzodiazepinen) - Donateurs Maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag: 9.00 - 12.00 uur Woensdag en donderdag: 12.00 -18.00 uur - Niet-donateurs Maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag: 9.00 - 12.00 uur Woensdag en donderdag: 12.00 -18.00 uur Psychologische Advieslijn (tevens medicijnlijn) - Dinsdag en donderdag: 18.00 - 22.30 uur - Zaterdag: 8.30 - 13.00 uur
02525 20406
0900 61 61 611
0900 61 61 611
Internet - http://home.wanadoo.nl/ronwil/fobievrienden/index.html - www.piekeren.nl - www.depressiezelftest.nl
2
Inhoud I
Inleiding
II
Angststoornissen
4
1 Gegeneraliseerde Angststoornis 2 Paniekstoornis zonder of met Agorafobie 3 Sociale Fobie 4 Enkelvoudige Fobie 5 Obsessieve-Compulsieve Stoornis 6 Post-Traumatische Stress-Stoornis 7 Hypochondrie 8 Aanpassingsstoornis met Angst
III
Wat is een depressie?
5 5 7 8 9 9 10 11 11
1 Depressieve Stoornis 2 Dysthyme Stoornis 3 Aanpassingsstoornis met Depressieve Stemming 4 Seizoens-Afhankelijke Depressie 5 Opgebrand - ‘Burnout’
11 12 13 13 14 14
IV
Biopsychosociale oorzaken
14
V
Persoonlijkheidsfactoren De persoonlijkheidsstoornissen 1 Cluster A: Excentrieke groep 2 Cluster B: Dramatische groep 3 Cluster C: Angstige groep De persoonlijkheidsdimensies 4 De Vijf Dimensies - ‘Big Five’
16 16 17 17 18 18 18
VI
Medicijnbegeleiding
19
VII
Psychologisch testonderzoek
21
VIII Psychotherapie
22
IX
Bibliotherapie
24
X
Tot slot
24
XI
Donateurschap
25
3
Copyright Stichting FVR 2002/MK(G)T Behoudens uitzonderingen door de Wet gesteld mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht, c.q. de uitgever van deze uitgave of diens erfgenamen, door de rechthebbende(n), gemachtigd om namens hem op te treden, niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, hetgeen van toepassing is op gehele of gedeeltelijke bewerking. De FVR is met uitsluiting van ieder ander gerechtigd door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren als bedoeld in artikel 17 lid 2 Auteurswet 1912 en in het KB van 20 juni 1974 (Staatsblad 351) ex artikel 16b Auteurswet 1912, te innen en/of daartoe in en buiten rechte op te treden.
I Inleiding Met dit Infoboekje willen wij u compact voorlichten over angst en depressie over het algemeen en de stoornissen in het bijzonder, over persoonlijkheidsfactoren als voedingsbodem ervan, over de diagnostiek en behandeling ervan en tot slot over de werkzaamheden van de Stichting FVR. (Om redenen van beknoptheid zijn hieronder niet alle literatuurverwijzingen weergegeven. Deze zijn opvraagbaar.) Angst is een innerlijk gevoel dat behoort tot het alledaagse repertoire van menselijke emoties. Andere belangrijke emoties zijn onder meer: boosheid, verdriet, blijdschap en liefde. Al deze emoties kunnen in verschillende gradaties worden ervaren. In het geval van angst kan het gevoel variëren van bij voorbeeld 'bezorgdheid' over je kind, 'bang' zijn voor de toekomst of 'paniek' beleven bij een ramp. In principe is angst een normaal gevoel dat nuttig is in het leven, in het bijzonder om te overleven. Daarbij kan men denken aan een levensbedreigende situatie zoals door een roofdier in de wildernis aangevallen te worden. Angst is dan een alarmreactie die het lichaam voorbereidt om te vechten, te vluchten of te vermijden. Angst kan zo hoog oplopen dat er sprake is van paniek. Deze is te omschrijven als de meest intense vorm van angst waarbij men de kluts kwijt raakt. Denk maar eens aan paniek die kan uitbreken bij een brand in een bioscoop waarbij iedereen tegelijk naar de uitgang vlucht en mensen daarbij vertrapt kunnen worden. Het hebben van een paniekaanval rechtvaardigt nog niet de diagnose paniekstoornis, daarvoor bestaan welomschreven criteria. Angstgevoelens leiden dikwijls tot vlucht- en vermijdingsgedrag waarvan de uitvoering de onaangename lijfelijke ervaringen doen afnemen. Taalkundig is er een onderscheid tussen angst en vrees. Van Dale omschrijft angst als een 'gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een dreigend onheil of gevaar' en vrees als 'een angstig gevoel voor iets dreigends'. Terwijl angst een algemene aanduiding is van het onaangename gevoel dat zowel onbestemd als specifiek kan zijn, is vrees altijd een angstgevoel voor een bepaald iets of iemand. Bij vrees hoeft niet altijd vermijdingsgedrag op te treden. Is dat wel het geval, dan mogen we van een fobie spreken. Er bestaan velerlei vormen van fobieën, zoals bij voorbeeld een straatfobie of een liftfobie. Indien vermijden of vluchten niet mogelijk is, kan men zich bij een fobie ook panisch voelen. Wanneer men zonder aanwijsbare redenen overspoeld raakt door angstgevoelens kan er sprake zijn van een paniekstoornis. Niet iedereen met een angststoornis heeft behoefte aan behandeling. De hulpvraag is individueel bepaald en hangt in hoge mate af van de mate waaronder men onder de stoornis of fobie lijdt. Wanneer de angst abnormale kenmerken met zich meedraagt, dan zal de persoon eerder een behandeling overwegen dan in het geval van normale angst.
4
Wanneer is angst abnormaal? Onder abnormale angst verstaan we een angst die zich naar verhouding te intens, te vaak en te langdurig voordoet. Daarbij bestaan er geen aanwijsbare redenen om aan te nemen dat er reëel gevaar dreigt. Dikwijls beseft men dit ook, maar is ongewenst gedrag niettemin in velerlei situaties het resultaat. Bijvoorbeeld niet naar de supermarkt durven gaan of zelfs nergens meer naar toe durven gaan. Een ander belangrijk kenmerk van abnormale angst is verwachtingsangst (of anticipatieangst). Zoals het woord al aangeeft gaat het om angst die de persoon oproept door iets in de toekomst te verwachten. Vooruitlopen in de tijd kan zich alleen voordoen in de gedachtegang. Men roept allerlei doemdenkbeelden op of trekt rampzalige conclusies over iets wat nog feitelijk dient te gebeuren. De persoon, die de angst nu ervaart terwijl het gevaar zich nog niet concreet voordoet, kan vervallen in vicieuze cirkels die de angst in stand houden. Een vicieuze cirkel kenmerkt zich door een ‘angst-voor-de-angst' of zelfs door een ‘angst-voor-de-angst-voor-de-angst’ etc. Behandeling zal zich dan moeten richten op het doorbreken van die cirkels, die op den duur ook depressief gekleurd kunnen raken. In dezelfde geest kan men dan over een ‘depressie-over-eenangst-voor-de-angst’ etc. spreken. In de praktijk komt het neer op het veranderen van verkeerde denk- en gedragspatronen - eventueel ondersteund door medicatie - teneinde weer een gezond c.q. evenwichtig gevoelsleven te kunnen leiden. Het vastzitten in anticipatieangst en vicieuze cirkels - vaak met als gevolg dat de persoon in een toestand verkeert van algemene angst, diffuse angst of vrij-flotterende angst - is o.i. een overkoepelend kenmerk van de meeste angststoornissen. Door gebrek aan voorlichting is men zich er dikwijls niet van bewust wat er aan de hand is. Men komt er vaak te laat achter een stoornis te hebben. II Angststoornissen Volgens bestaande statistieken doet zich naar schatting bij 1 op de 5 mensen ooit in hun leven een angststoornis voor. Kijken we naar het vóórkomen op jaarbasis, dan zouden angststoornissen zich bij ongeveer 12% van de bevolking voordoen. Dit komt neer op 1,8 miljoen Nederlanders bij wie sprake is van de één of andere vorm van angststoornis. Vaak is men van het verschijnsel niet op de hoogte, wordt de stoornis niet als zodanig onderkend of is het lijden als gevolg van de stoornis niet zo groot dat men er hulp voor inroept. Gebrek aan voorlichting en informatie kan ertoe leiden dat velen zich ervoor schamen en uiteindelijk geïsoleerd raken. Wat wordt onder een angststoornis verstaan? Het antwoord op deze vraag geeft het door psychologen en psychiaters algemeen aanvaard en gangbaar handboek voor de beschrijvende diagnostiek van deze stoornissen (het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Diorders of kortweg de DSM). Op basis hiervan bespreken we acht categorieën bij volwassenen met de daarbij behorende criteria met telkens een schatting van het vóórkomen van de stoornis. Het betreft de 'jaarprevalentie' (het vóórkomen in de bevolking tijdens een willekeurig jaar) en de 'levensduurprevalentie' (het ooit eens vóórkomen tijdens een mensenleven) in de Westerse wereld. (1) Gegeneraliseerde Angststoornis. Deze blijkt meer bij vrouwen dan bij mannen voor te komen (jaarprevalentie: tot aan 3%; levensduurprevalentie: tot aan 5%). Centraal kenmerk is een buitensporige angst met bange voorgevoelens die een periode van zes maanden beslaan en moeilijk in de hand te houden valt. Minstens drie van de volgende verschijnselen waren in de 5
afgelopen zes maanden meer wel dan niet aanwezig: (1) Rusteloosheid, opgewondenheid of irritatie; (2) Snel vermoeid zijn; (3) Moeite met concentreren of niets herinneren; (4) Prikkelbaarheid; (5) Spierspanning en/of (6) Slaapstoornis (moeite met in slaap vallen, doorslapen of rusteloos slapen). De angst en overmatige bezorgdheid, die over van alles en nog wat kan gaan, veroorzaken ernstig lijden of beperkingen in het alledaags functioneren (sociaal, beroepsmatig of op andere belangrijke terreinen). Illustratie. De heer C. is een gehuwde man van 40 jaar. Al vanaf zijn puberteit herinnert hij zich tobberig te zijn en zich altijd wel ergens zorgen over te maken. Mensen die hem kennen zeggen dat hij van iedere molshoop een berg maakt. Zijn vrouw zegt dat hij overal beren op de weg ziet. Toen hij begon te werken maakte hij zich zorgen of hij op het werk als gemeenteambtenaar wel voldeed. Omdat hij bang was of hij wel genoeg in het laatje bracht voor zijn gezin met twee kinderen is hij 12 jaar geleden er 's avonds bij gaan werken. Sinds hij promotie maakte, 10 jaar terug, nam hij in geringe hoeveelheden kalmeringsmiddelen. Al die tijd sindsdien functioneerde hij naar genoegen, ofschoon hij zich wel regelmatig overmatig zorgen maakte over de gezondheid van zijn kinderen, over zijn uiterlijk, over gesprekken met superieuren op het werk, enz. Echter kreeg hij de afgelopen twee jaar in toenemende mate te kampen met o.m. moeheid, concentratie- en slaapproblemen, prikkelbaarheid en rusteloosheid. In overleg met de huisarts is de dosering van de kalmeringsmiddelen verhoogd. Nu maakt hij zich zorgen nooit meer zonder die middelen door het leven te kunnen. Hij wil ervan af en dit terwijl de algemene angstklachten inmiddels sterk toegenomen zijn. (N.B. Deze beschrijving is fictief. Gelijkenissen met bestaande mensen berusten op toeval. Dit geldt ook voor alle volgende illustraties in dit Infoboekje.) Hebt u alledaagse zorgen of alle dagen zorgen? Inherent aan de Gegeneraliseerde Angst is de afwezigheid (per definitie) van paniek en de aanwezigheid van buitensporige anticipatieangst, de angst dat er in de toekomst iets vreselijks zal gebeuren. Of deze angst op u van toepassing is kunt u nagaan met de Piekerschaal door beantwoording van de volgende vragen, die betrekking hebben op het afgelopen half jaar: 1. Ik voel me buitensporig angstig of bezorgd over wat er om me heen gebeurt en over de dingen waar ik mee bezig ben
JA/NEEN
2. Het is voor mij moeilijk om die bezorgdheid in de hand te houden
JA/NEEN
3. Ik heb vaak last van: - Rusteloosheid - Vermoeidheid - Concentratieproblemen of geheugenzwakte - Prikkelbaarheid - Gespannen spieren - Slecht slapen
JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN
Heb ik drie of meer van de bovenstaande vragen van vraag 3 met JA beantwoord? (……. keer JA)
JA/NEEN
4. Ik lijd onder mijn bange voorgevoelens en ze hinderen mij in mijn privé leven of bij mijn werk (of op school)
JA/NEEN
6
Hebt u deze vier vragen alle met JA beantwoordt, dan is er bij u waarschijnlijk sprake van een Gegeneraliseerde Angststoornis, in elk geval van een algemene angst en mogelijk ook, vanwege overlap, van één van de andere hieronder uit te werken angststoornissen. Het vaststellen of u te kampen heeft met een algemene angst is een insteek die u verder op het spoor kan brengen of er bij u tevens sprake is van de één of andere angststoornis. (2) Paniekstoornis met en zonder Agorafobie komt frequent voor, meer bij vrouwen dan bij mannen (jaarprevalentie: tot aan 5%, afhankelijk van striktheid criteria). Bij Paniekstoornis zonder Agorafobie, die ongeveer twee keer zo veel bij vrouwen als bij mannen voorkomt, is er sprake van terugkerende, onverwachte en niet aan een situatie gebonden paniekaanvallen. Een Paniekaanval is een intense angst waarbij vier of meer van de volgende klachten plotseling ontstaan en binnen tien minuten een piek bereiken: 1. Hartkloppingen of een versnelde hartactie 2. Transpireren 3. Trillen of beven 4. Gevoel van ademnood of verstikking 5. Naar adem snakken 6. Beklemming op de borst 7. Misselijkheid of buikklachten 8. Duizeligheid, licht in het hoofd of flauwte 9. Gevoel van onwerkelijkheid of los van zichzelf te staan 10. Angst voor controleverlies, b.v. gek te worden 11. Angst om dood te gaan 12. Verdoofde of tintelende gevoelens 13. Opvliegers of koude rillingen Om van een paniekstoornis te kunnen spreken, dient de persoon - na een paniekaanval te hebben gehad - minstens een maand voortdurend bang te zijn voor nieuwe spontane aanvallen (dan wel gespannen te zijn voor verwikkelingen en de gevolgen van de onvoorspelbare aanvallen of belangrijke gedragsveranderingen te rapporteren die daarmee verband houden). Naar de meest recente wetenschappelijke inzichten is Hyperventilatie een bijverschijnsel van paniek en dient men deze derhalve als zodanig niet als aparte entiteit of stoornis te bezien. Paniekstoornis met Agorafobie komt drie tot vier keer meer bij vrouwen dan bij mannen voor. De diagnose wordt gesteld bij 50 tot 60% van hulpzoekenden met een angststoornis in de ambulante zorg. De persoon heeft terugkerende, onverwachte, aan situaties gebonden paniekaanvallen en ervaart na een aanval minstens een maand ongerustheid, bezorgdheid of ermee samenhangende gedragsveranderingen. Agorafobie is de angst om ergens (meestal publieke gelegenheden) te zijn waar men moeilijk uit kan ontsnappen of waar indien nodig geen hulp is. Dikwijls gaat het om het alleen buiten zijn, zich in een menigte bevinden, in een rij wachten, bij een brug of tunnel, reizen per trein, bus, auto, e.d. De persoon vermijdt deze situaties of zorgt ervoor dat er begeleiding aanwezig is. Agorafobie zonder Paniek is een stoornis die zich ook kan voordoen.
7
Illustratie. Mw. A is 35 jaar. Zij is getrouwd en heeft twee kinderen. Haar klachten bestaan uit angst en paniek voor het krijgen van hartaanvallen. De angstgevoelens worden aangewakkerd door pijnen op de borst die uitstralen naar de linkerarm. In de loop van de tijd zijn de klachten steeds erger geworden. Ongeveer 10 jaar geleden, kort na haar huwelijk, openbaarde de angst zich in een warenhuis. Daar voelde zij zich plotseling 'eng' worden. Het hart ging tekeer, koud zweet brak haar uit, ze trilde op haar benen, voelde zich misselijk en draaierig en dacht flauw te vallen. Kort daarna is een familielid aan een hartkwaal overleden, waarna ze niet meer in de rij voor een kassa durfde te wachten en ook niet meer durfde met het openbaar vervoer te reizen. Telkens na de geboorte van een kind namen haar klachten in ernst toe. Nu is het zo dat ze al angstig wordt als ze in haar lichaam het minste of geringste steekje voelt. Geregeld voelt ze zich benauwd, wordt ze draaierig en krijgt ze het gevoel flauw te zullen vallen en zelfs dood te gaan. Het gevolg is dat ze niet meer alleen buitenshuis durft te gaan en inspannende activiteiten vermijdt. Alles wat haar kan doen denken aan de dood, zoals bij voorbeeld een overlijdensbericht in de krant, is aanleiding voor haar om een paniekaanval uit te lokken. De laatste jaren durft ze niet meer alleen thuis te zijn of zelfs met iemand erbij de deur uit te gaan. Daardoor voelde de man zich genoodzaakt onbetaald verlof op te nemen om haar gezelschap te houden, de boodschappen te doen en hun twee kinderen op te vangen. Herhaalde onderzoeken bij een cardioloog en een neuroloog hebben uitgewezen dat haar panische angst voor een hartaanval of om iets anders te mankeren ongegrond is. De specialisten en de psychiater die ze voor een intakegesprek consulteerde, alsook haar behandelend psycholoog, konden haar er niet van overtuigen dat zij gerust de deur uit kan. Het therapeutisch betreden van de angstsituaties en daarbij doorstaan van paniekgevoelens kan en wil ze vooralsnog niet aan. Ze durft ook steeds minder met iemand erbij weg te gaan. (3) Sociale Fobie of sociale angststoornis komt bij evenveel mannen als vrouwen voor (jaarprevalentie: tot aan 3%; levensduurprevalentie: tot aan 16%). Het gaat om een aanhoudende, vaak hardnekkige angst voor situaties waarin de persoon sociaal moet functioneren en verwacht kritisch beoordeeld te worden. Men denkt schaamte of vernedering te zullen ervaren bij zijn of haar gedrag of doordat mensen, ook onbekenden, de angst opmerken (b.v. blozen, trillen, verkrampen, e.d.). De persoon is er zich van bewust dat de angst overdreven of onredelijk is maar vermijdt dergelijke situaties desondanks of doorstaat ze met intense angst. De situaties kunnen variëren, bij voorbeeld: spreken in het openbaar, praten in gezelschap, eten in een restaurant, drinken op een terras, schrijven voor een loket, urineren in een openbaar toilet, enz. Blootstelling aan zulk een sociale situatie kan een paniekaanval uitlokken. Het dagelijks functioneren raakt daardoor ernstig verstoord. Er is een duidelijk lijden als gevolg van de fobie. Illustratie. De heer B. is een gehuwde man van net boven de dertig. De hoofdklacht is dat hij het contact met volwassen mensen vermijdt, waardoor hij niet meer in openbare gelegenheden komt en gezelschap uit de weg gaat. Bij kinderen ervaart hij zijn angsten niet. Vooral vermijdt hij drink- en eetsituaties, omdat hij last heeft van trillen en beven bij het naar zijn mond brengen van een kopje, een glas of bestek. Het trillen ervaart hij als een enorme afgang die hij angstvallig verborgen houdt. Een uitnodiging krijgen voor een feest of een etentje doet bij hem reeds het angstzweet uitbreken en de bibbers krijgen. Om te voorkomen dat hij op zijn getril beoordeeld zou kunnen worden is hij drie jaar geleden met werken opgehouden. Toch is het leven thuis niet veel beter geworden omdat ook het sociale leven thuis in de loop van de tijd verschraald is geraakt. Ofschoon hij de angst ook wel wat overdreven vindt, komt hij er niet aan toe om door de
8
angst heen te breken. Tien jaar lang leeft hij nu met kalmeringsmiddelen die hij dagelijks combineert met de nodige alcoholconsumpties. Wanneer u zich afvraagt of deze fobie op u van toepassing is, dan kan invulling van de Sociale Fobieschaal u uitsluitsel geven: 1. Ik ben bang om in het middelpunt van de belangstelling te staan 2. Ik ben bang om beschaamd te raken of in gezelschap af te gaan
JA/NEEN JA/NEEN
3. Ik probeer meestal één van de volgende situaties te ontlopen: - Spreken in het openbaar - Bekeken worden - Eten, drinken of schrijven met anderen - Naar een feestje gaan - Met iemand uitgaan - Praten met een gezagsfiguur
JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN JA/NEEN
4. Ik ben in zulke situaties bang dat iemand mijn 'afwijking' opmerkt (b.v. dat ik bloos, beef, zweet, tril, overgeef, e.d.) of dat ik misschien iets belachelijks zeg
JA/NEEN
5. Ik ben me ervan bewust dat mijn 'mensenvrees' overdreven is, maar lijd er toch onder JA/NEEN Wanneer u alle vijf vragen met JA hebt beantwoord, dan is Sociale Fobie bij u zeker het geval. (4) Enkelvoudige Fobie (jaarprevalentie tot aan 9%). Hiervan is sprake indien de aanhoudende angst overdreven is en wordt uitgelokt door de aanwezigheid of verwachting van een specifiek voorwerp of specifieke situatie. Blootstelling aan het gevreesde brengt zonder uitzondering een directe doch onterechte angst voort en wordt dan ook vermeden of doorstaan met lijden. De vermijding belemmert in belangrijke mate het dagelijks functioneren. De angstsituaties zijn te onderscheiden in: diertype (b.v. honden, insecten), natuurtype (b.v. hoogten, water), bloedinjectie-verwonding type (b.v. tandarts, verwonding) en situationeel type (b.v. vliegen, tunnels). De fobie voor dieren komt het meest voor, vooral bij vrouwen. (5) Obsessieve-Compulsieve Stoornis. Deze staat ook wel bekend als dwangstoornis of dwangneurose en komt even veel bij mannen als bij vrouwen voor (jaarprevalentie: tot aan 2%; levensduurprevalentie: tot aan 3%). Omdat men neigt het leed verborgen te houden, komt de stoornis mogelijk meer voor. De stoornis bestaat uit obsessies (dwanggedachten) en/of compulsies (dwanghandelingen). Zulke gedachten en handelingen nemen veel tijd in beslag (meer dan één uur per dag), veroorzaken een duidelijk lijden en verstoren het alledaags functioneren, sociale activiteiten of relaties met mensen. Men is zich ervan bewust dat de verschijnselen overdreven of onterecht zijn. Obsessies zijn terugkerende, aanhoudende en spanningopwekkende (beeld)gedachten of impulsen - niet eenvoudig een overdreven bezorgdheid over dingen van alledag - die zich op misplaatste wijze aan de persoon opdringen en een lijden veroorzaken. De persoon probeert deze onvrijwillige - doch als producten van de eigen geest onderkende en niet van buitenaf opgelegde - verschijnselen te negeren, te onderdrukken of 9
te neutraliseren met andere gedachten of handelingen. Compulsies zijn zich herhalende, schijnbaar zinvolle, stereotype gedragingen (b.v. handen wassen, controleren, opruimen) of psychische activiteiten (b.v. tellen, prevelen, bidden) waartoe de persoon zich gedwongen voelt, dikwijls in reactie op een obsessie. Het gedrag, de activiteit of het zich star houden aan zelf opgelegde regels is gericht op het voorkomen of doen afnemen van het lijden of op het afwenden van een gevreesde gebeurtenis. Echter bestaat er geen realistisch verband tussen de dwanghandeling en wat men beoogt teniet te doen. N.B. De Obsessieve-Compulsieve Stoornis dient te worden onderscheiden van de 'ObsessieveCompulsieve Persoonlijkheidsstoornis' (zie Hoofdstuk IV), die zich kenmerkt door o.m. een perfectionisme en starheid, waar de persoon zelf niet persé onder lijdt, maar de omgeving des te meer. De twee kunnen gelijktijdig bij één persoon voorkomen. Illustratie. Mw. D. heeft last van een wasdwang die bestaat uit een vrees voor ontlasting. Reden waarom zij na een stoelgang langdurig onder de douche staat. Dit kan vanwege de vaste rituelen wel drie uur duren. Ook haar man en twee kinderen dienen zich na toiletbezoek grondig te wassen. Het toilet wordt na elk bezoek ongeveer één uur grondig en op stereotype wijze gereinigd. Daarnaast worden handdoeken veelvuldig verschoond, evenals het beddengoed en het nachtgoed. De deurknoppen, kranen en het aanrecht krijgen elk een schoonmaakbeurt, iedere keer nadat er iemand aan is geweest. Sinds een bekende per ongeluk met hondenpoep aan de schoenen binnen was gelopen, is zij ook begonnen met het op verdachte vlekken controleren van de vloerbedekking en de vloerkleden. Iedere vlek die ze ontdekt, maakt ze schoon met tapijtreiniger. De deurmat wordt ook zorgvuldig gecontroleerd op uitwerpselen en vuil. Het thuiskomen van gezinsleden mondde steeds uit in poetsen en schrobben. Op het laatst mocht niemand meer met de schoenen aan binnenshuis komen. Zij verplichtte de kinderen en haar man zich om te kleden wanneer zij van school of werk thuis kwamen. Het gezin leeft door dit alles in een isolement. N.B. Men dient een onderscheid te maken tussen dwang en drang. In het laatste geval spreekt DSM van een Stoornis in de Impulsbeheersing, waarbij het kan gaan over impulsen van agressieve aard (periodieke explosieve stoornis), om te stelen (kleptomanie), om brand te stichten (pyromanie), om te gokken (pathologisch gokken), om de eigen haren uit te trekken (trichotillomanie) (6) Post-Traumatische Stress-Stoornis (mogelijke jaarprevalentie: 1%). De persoon is ooit blootgesteld aan een trauma - een ervaring die een (dreigende) dood, ernstige letsel of andere lichamelijke bedreiging van zichzelf of anderen met zich mee bracht - en reageerde met intense angst, hulpeloosheid en afschuw. Dit kan zijn oorlog of andere vormen van geweld, bijvoorbeeld kindermishandeling, dodelijk ongeval, seksueel misbruik, molest, roofoverval, e.d. Er is een vermijding van alles wat aan het trauma doet denken, een afname van betrokkenheid in het leven en in verwachtingen voor de toekomst, zoniet een algemene verdoving voor wat er om zich heen gebeurt of niet meer in staat zijn gevoelens van liefde te hebben. Extreem intense beelden en herinneringen (of juist vergeetachtigheid) over het gebeuren, akelige dromen en herbelevingen dringen zich op. Bij associaties met het gebeurde reageert de persoon in sterke mate lijfelijk. Er zijn langdurige symptomen van toegenomen spanning en opwinding, zoals verhoogde prikkelbaarheid, woede-uitbarstingen, overmatige waakzaamheid, schrikreacties, moeite met slapen en concentreren. De persoon lijdt aanzienlijk of is beperkt in het dagelijks functioneren 10
(sociaal, beroepsmatig of op andere belangrijke gebieden). De symptomen doen zich langer dan een maand voor. Duren ze korter dan een maand dan spreekt men over een 'Acute StressStoornis' met grotendeels dezelfde kenmerken. Illustratie. Mw. E. is een gescheiden vrouw van 35 jaar en moeder van een kind. In haar leven werd zij drie keer verkracht, waarbij zij telkens op afschuwelijke wijze toegetakeld werd. Deze verkrachtingen werden steeds gepleegd door 'donkere mannen'. Zij is nu bang voor alle mannen die er voor haar bedreigend uitzien. Navraag over wat er precies gebeurd is, levert slechts flarden van herinneringen op. Slapen doet ze slecht. Zij heeft veel last van nachtmerries. Ze droomt erover achterna gezeten te worden en hulpeloos te zijn. De plaatsen waar ze verkracht werd, mijdt ze als de pest. Op het werk kan zij zich moeilijk concentreren. Zij reageert de laatste tijd prikkelbaar op collega's. Thuis durft zij steeds minder zijn, omdat ze van plotselinge geluiden hevig kan schrikken. Zij slaapt slecht en kan zich moeilijk concentreren. Haar toekomst alleen met een kind ziet ze niet zo zitten. Zij beklaagt zich erover niet meer getrouwd te zijn, omdat ze zich alleen onveilig voelt. (7) Hypochondrie (ook wel ziektevrees genaamd) wordt in het DSM handboek ondergebracht onder de categorie 'Somatoforme Stoornissen'. Het vóórkomen onder mensen die naar een dokter gaan loopt tot aan 9%. Zonder, zoals in een waan, de realiteit uit het oog te verliezen, beeldt de persoon zich ernstige lichamelijke ziekten in, terwijl daar geen medische gronden voor zijn. Men legt - op zich onschuldige - lichamelijke verschijnselen uit als tekenen van een ernstige ziekte. Men is gepreoccupeerd, dat wil zeggen, men is geheel vervuld van de vrees of overtuiging iets te mankeren ondanks medische geruststelling. De persoon is er minstens zes maanden zodanig mee bezig dat er een aanzienlijk lijden is en beperkingen in het dagelijks functioneren (sociaal, beroepsmatig of op andere belangrijke gebieden). (Zie: de illustratie van paniekstoornis met agorafobie en de overlapping met hypochondrie.) (8) De categorie Aanpassingsstoornissen kent het subtype Met Angst, een veel gestelde diagnose. Binnen drie maanden na het begin van herkenbare psychosociale stress doen zich sterke emotionele en gedragsmatige reacties van zenuwachtigheid, ongerustheid en rusteloosheid of verlatingsangst voor. Deze zijn heviger dan de stressbron doet verwachten en duren niet langer dan zes maanden na het wegvallen van de stressveroorzakende factor(en), zoals bij voorbeeld een scheiding, een ontslag, een conflict, e.d. De stressgebonden stoornis resulteert in een duidelijk lijden en in ernstige beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren. (De symptomen zijn geen uiting van een rouwreactie waarvoor een aparte categorie gereserveerd is.) Ook bestaat het subtype 'met gemengd angstige en depressieve stemming'. III Wat is een depressie? De FVR houdt zich ook bezig met depressie en staat daarom ook klaar voor depressieve mensen. Het is een gegeven dat gevoelens van angst en depressiviteit vloeiend in elkaar kunnen overgaan. Ze bevinden zich op een glijdende schaal, wat inhoudt dat het verband kan variëren van (zeer) sterk tot matig tot zwak tot geen. Depressie is een vakterm die zodanig ingeburgerd is geraakt dat in het spraakgebruik er ten onrechte ook normale gevoelens als verdriet of rouw mee aangeduid worden. Echter, van een depressie is pas sprake indien de persoon zich in ernstige mate bedrukt en neerslachtig voelt, zodanig dat het dagelijks functioneren erdoor belemmerd raakt. De persoon zit in de put en het uitzicht ontbreekt om daar nog uit te komen. Niet alleen is 11
het gevoelsleven aangedaan, maar ook treden er stoornissen op in het denken en doen. Men denkt negatief over zichzelf, de ander en de toekomst. Het gedrag is passief en apathisch, men gaat bij de pakken neer zitten. Het leven kan zo somber zijn dat men eraan denkt zich van het leven te beroven. Men zit gevangen in vicieuze cirkels. Om in eerste instantie na te gaan of u last heeft van depressiviteit, kunt u de DepressieHerkennings-Schaal invullen. 1. Bent u (de laatste maand) futloos geweest? 2. Heeft u (de laatste maand) minder belangstelling voor dingen? 3. Heeft u (de laatste maand) het vertrouwen in Uzelf verloren? 4. Heeft u (de laatste maand) de hoop verloren?
JA / NEEN JA / NEEN JA / NEEN JA / NEEN
Indien U deze vier vragen met NEEN beantwoordt, dan is de kans op depressie klein. Indien U op één van deze vragen JA antwoordt, ga dan door met de volgende vragen. 5. Heeft u er (de laatste maand) moeite mee u te concentreren? 6. Bent u (de laatste maand) afgevallen door slechte eetlust? 7. Wordt u (de laatste maand) 's morgens te vroeg wakker? 8. Heeft u (de laatste maand) het gevoel dat U trager bent? 9. Lijkt het er (de laatste maand) op dat u zich 's morgens slechter voelt dan 's avonds?
JA / NEEN JA / NEEN JA / NEEN JA / NEEN JA / NEEN
Indien u op minder dan vier van de negen vragen JA antwoordt, dan is de kans dat u lijdt onder een ernstige depressie klein. Bij vier of meer keren JA, is de kans op een ernstige depressie meer dan 50% aanwezig. (Marwijk, H.W.J. van e. a. (1996). De 'Depressieherkenningsschaal': Een hulpmiddel bij het diagnosticeren van depressie in de huisartsenpraktijk. Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde, 140, 2127-2131) Statistieken geven aan dat ongeveer 8% van de bevolking dermate last heeft van een depressie dat behandeling nodig is. Dit komt neer op ca. 1,2 miljoen Nederlanders. Depressie komt in alle leeftijdscategorieën voor, in het bijzonder tussen de 25 en 45 jaar met een piek bij 30 jaar. Vrouwen hebben twee maal zoveel last als mannen. Ongeveer 1 op de 100 patiënten die bij de huisarts komt is depressief. Tamelijk veel mensen met een depressie zoeken geen hulp. Depressie wordt vaak niet herkend daar ze de vorm van lichamelijke klachten kan aannemen (b.v. vermoeidheid, futloosheid of energieloosheid). Soms kunnen vermeende hormonale invloeden bij vrouwen een belangrijke factor vormen dat men spreekt van een postnatale depressie (verschijnt direct na een geboorte voor onbepaalde tijd) of van een premenstrueel syndroom (een terugkerende depressie die zich enkele dagen voor de menstruatie voordoet). Bij (langdurige) angststoornissen kan zich daarenboven een depressie ontwikkelen. Diagnose en behandeling dienen dan op beide stoornissen gericht te zijn. Vijf vormen van depressie komen hier aan bod. (Hier is de Psychotische Depressie, die zich doorgaans voordoet in het kader van een zogeheten Bipolaire Stoornis – met afwisselende manische en depressieve episoden – buiten beschouwing gelaten.)
12
(1) Depressieve Stoornis. Eén of meer episoden van depressie gekenmerkt door een aaneengesloten aanwezigheid van twee weken (of langer) van vijf of meer - en in elk geval één van de eerste twee - van de volgende symptomen: 1. Bijna elke dag een depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag 2. Bijna elke dag gedurende het grootste deel van de dag een duidelijke vermindering van interesse of plezier in (bijna) alle activiteiten 3. Bijna elke dag afgenomen of toegenomen eetlust of duidelijke gewichtstoename of gewichtsafname zonder dieet 4. Bijna elke dag slapeloosheid of teveel slapen 5. Bijna elke dag geremdheid in doen en laten of juist rusteloos handelen 6. Bijna elke dag moe of energieverlies 7. Bijna elke dag waardeloos of onterecht schuldig voelen 8. Bijna elke dag afname vermogen tot concentreren of nadenken of besluiteloosheid 9. Terugkerende gedachten aan de dood en aan zelfmoord zonder dat er een duidelijk plan of poging hoeft te zijn Deze symptomen staan los van een rouwproces of duren na de dood van een dierbare persoon langer dan twee maanden. (Een afzonderlijke episode kent een interval van twee maanden zonder depressieve symptomen) (2) Dysthyme Stoornis. De persoon heeft het grootste deel van de dag een depressieve stemming, meer dagen wel dan niet, gedurende ten minste twee jaar. Tevens zijn twee of meer van de volgende symptomen aanwezig (terwijl de persoon nooit langer dan twee maanden zonder deze symptomen is geweest). : 1. Slechte eetlust of teveel eten 2. Slapeloosheid of teveel slapen 3. Weinig energie of moeheid 4. Gering gevoel van eigenwaarde 5. Concentratieverlies of besluiteloos 6. Hopeloos voelen Illustratie. Mw. F. is een getrouwde vrouw van middelbare leeftijd met drie volwassen kinderen. Zij heeft al minstens vier jaar het gevoel in de put te zitten. Dagelijks is haar stemming bedrukt, neerslachtig en depressief. Zij geeft aan nergens meer plezier in te hebben. Daarbij voelt zij zich dom. Ze cijfert zich weg ten gunste van haar man. Dit wegcijferen doet ze door zich op het werk te storten, een winkel die ze samen met haar man drijft. Dit doet ze terwijl ze klaagt te lijden onder een chronisch energietekort alsook enige moeite te hebben met concentreren en vergeetachtig te zijn. Schouderklopjes doen haar niets, daar zij zich voortdurend tekort voelt schieten. Zij vraagt zich af hoe lang ze dit leven nog kan volhouden. Haar depressiviteit is langzamerhand opgekomen. In haar herinnering is haar neergang begonnen nadat het laatste kind uit huis is gegaan. Ongeveer vijf jaar geleden. Zij is zich daarna in toenemende mate leeg gaan voelen en pas later deze gevoelens als depressiviteit gaan herkennen. Nu is ze op het punt gekomen dat ze hulp wil inroepen. Zij heeft contact gezocht met een psycholoog.
13
(3) De categorie Aanpassingsstoornissen van de DSM kent het subtype Met Depressieve Stemming, een veel gestelde diagnose. Binnen drie maanden na het begin van herkenbare psychosociale stress doen zich sterke emotionele en gedragsmatige reacties van depressiviteit, huilerigheid of hopeloosheid. Deze zijn heviger dan de stressbron doet verwachten en duren niet langer dan zes maanden na het wegvallen van de stressveroorzakende factor(en), zoals bij voorbeeld een scheiding, een ontslag, een conflict, e.d. De stressgebonden stoornis resulteert in een duidelijk lijden en in ernstige beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren.(De symptomen zijn geen uiting van een Rouwreactie waarvoor een aparte categorie gereserveerd is.) (4) Seizoens-Afhankelijke Depressie (SAD). SAD komt als term in de DSM niet voor. Naast de bekende kenmerken van een depressieve stoornis komen bij SAD ook atypische verschijnselen voor: Onrustig slaappatroon plus vergrote behoefte aan slaap zonder dat meer slaap echt helpt en eetlusttoename (er kan een enorme behoefte ontstaan aan calorierijk voedsel als gevolg waarvan men kan aankomen en weer afvallen als de dagen langer worden). Over de ontstaansgeschiedenis en lichamelijke afwijkingen van SAD is weinig bekend. Patiënten hebben dikwijls een voorgeschiedenis van hormonaal geënte klachten (tijdens puberteit, zwangerschap, overgang, premenstrueel syndroom, jet lag, e.d.) met een lijdensdruk en nadelige psychosociale gevolgen. Naar schatting komt SAD in 2 tot 6% van de algemene volwassen bevolking in Noord West en midden Europa voor. SAD komt in alle leeftijdscategorieën voor. Vrouwen hebben er drie tot vier keer meer last van dan mannen. SAD begint meestal na de adolescentie en komt het meest voor op 35 tot 40 jarige leeftijd. Een depressie in de familie komt in 70-75% van de SAD gevallen voor, wat een erfelijke belasting suggereert. In het begin van de jaren 80 ontdekte men dat een helder wit licht met een hoge intensiteit de productie van het door de pijnappelklier ‘s nachts afgescheiden hormoon melatonine kon onderdrukken. Dit licht kon een ‘winterdepressie’ doen verdwijnen. Hoe lang men per dag aan daglicht wordt blootgesteld blijkt een doorslaggevend criterium. Wezenlijk is de blootstelling van de ogen c.q. de retina aan wit UltraViolet-vrij kunstlicht van 10.000 lux gedurende 30 minuten per dag in de ochtend. (5) Opgebrand - ‘Burnout’. Burnout is een verzamelbegrip voor velerlei ervaringen met vaak een (gemaskeerd) depressieve kleur dat niet in de DSM voorkomt. Naar schatting van het Centraal Bureau van de Statistiek treft het ca. 10% van de werknemers. Oorspronkelijk had het betrekking op een vorm van stress veroorzaakt door het werken met mensen, nu heeft het betrekking op alle soorten werk. Tot de belangrijkste verschijnselen behoren: emotionele uitputting, ongewone vermoeidheid, gevoel niet te voldoen, afname van prestaties, vergeetachtigheid, verlaagd zelfwaarde gevoel, alcoholafhankelijkheid, afkeer van het werk en een toename van verzuim. Dikwijls overkomt het mensen die perfectionistisch en plichtsgetrouw zijn en die juist het ‘burnout’ zijn niet kunnen verdragen. Voorts kenmerken zij zich door een hoge productiviteit, energieniveau, idealen en verwachtingen. Zij negeren meestal de waarschuwingssignalen (o.m. opgejaagd, geërgerd, malaisegevoel) en komen er vaak te laat achter dat een weekend rust niet helpt. De meeste getroffenen reageren op de eerste vermoeidheidstekens aanvankelijk met een hoog niveau van functioneren. Alvorens geheel op te branden en uit te doven doen zich opflakkeringen voor van verhoogde activiteit. Het is doorgaans nodig de opgedroogde bronnen van levenssatisfactie in het proces van overwerken opnieuw aan te boren. Behandeling zal in de meeste gevallen betrekking hebben op het herstellen van evenwicht tussen de eisen van het werk, de persoonlijke behoeften en persoonlijkheid van de werknemer.
14
IV Biopsychosociale oorzaken Gedragspsychologen beschouwen stoornissen van angst en depressie als aangeleerd, de aanleg ervoor als aangeboren. Het is vaak een kwestie van biologische aanleg in combinatie met probleemoplossende vaardigheden of men zich bij overmatige stress kan handhaven of door de knieën gaat en met een stoornis reageert. In de praktijk is psychosociale stress dikwijls aanwijsbaar voorafgaand aan het ontstaan en bij de instandhouding van de stoornis. Ofschoon voor een ervaren diagnosticus aanwijsbaar, hoeft het niet te betekenen dat de persoon in kwestie zich daarvan bewust is. Psychosociale stress is de dikwijls lijfelijk voelbare geestelijke druk die iemand ervaart bij extreem emotionele reacties als gevolg van navenant extreme levensomstandigheden waaronder speciaal problemen in de omgang met anderen en/of met zichzelf. Een psychologische benadering is hierbij dan ook voorgeschreven. Het betreft psychotherapie: 'praten' over anders doen en denken om daadwerkelijk tot nieuwe probleemoplossende strategieën te komen, teneinde anders te gaan voelen. Afwezigheid van aanwijsbare psychosociale stress doet denken aan een biologische basis van de stoornis en dus aan 'pillen' als remedie. Emoties kunnen het biochemisch evenwicht in de hersenen beïnvloeden en omgekeerd. Positief ervaren emoties lijken een gunstige uitwerking te hebben, terwijl negatief ervaren emoties nadelig lijken. We komen bij het ongewisse gebied van de verhouding tussen lichaam en geest waarover de nodige vragen onbeantwoord zijn gebleven. Wetenschappers ontdekten een stofje dat van invloed was op de bloeddruk. Dit stofje werd uit het bloedserum geïsoleerd en kreeg als naam serotonine (serum=vloeistof en tonus=druk). Serotonine zit voor 80% in het maag-darmstelsel, 10% in het bloed en slechts 2% in de hersenen. Het stofje is niet in staat te verhuizen van bijvoorbeeld het bloed naar de hersenen. Serotonine is bij de behandeling van depressie en angststoornissen onder de aandacht gekomen. Naar men aanneemt vervult serotonine in de hersenen een belangrijke rol in de regulering van allerlei vormen van gedrag en emoties. Ook noradrenaline, een aan adrenaline verwant stofje, kan daarbij een belangrijke rol spelen. (Adrenaline is een stofje waar u mogelijk eerder van gehoord heeft, omdat het vaak genoemd wordt als uw zenuwen door uw lijf gieren. Het is een stofje dat de bijnieren afgeven bij naderend onheil en dat u gereed maakt 'te vechten of te vluchten'.) Serotonine en noradrenaline behoren tot de familie van neurotransmitters, minuscule stofjes die ervoor zorgen dat 'boodschappen' van de ene naar de andere cel worden geleid. Door een microscoop is te zien dat het zenuwstelsel is opgebouwd uit cellen. Neurotransmitters zorgen er door hun geleidend vermogen voor dat er verbindingen tussen de hersencellen tot stand komen. Deze cellen zijn met elkaar verbonden via tentakeltjes en vormen zo een heel netwerk van 100 miljard cellen. Het zijn deze, voor het maken van die verbindingen, noodzakelijke stofjes waarbij in het geval van depressie en angststoornissen een tekort aan zou bestaan. Het is alsof het contact tussen twee los van elkaar geraakte stroomdraadjes, bij toevoeging van dit stofje, opnieuw kan plaats vinden en zo 'het licht weer aangaat'. Deze vergelijking gaat in zekere mate letterlijk op, daar de ingewikkelde verbindingen tussen de uitlopertjes van de cellen daadwerkelijk plaats vinden via elektrochemische geleiding. Wat behelst serotonine of noradrenaline heropnameremming, waaraan men de werkzaamheid van moderne antidepressiva toeschrijft? De verbinding van cel tot cel geschiedt in de 'synaps', te vergelijken met een stekker en een stekkerdoos. In de synaps vindt de prikkeloverdracht plaats en wel doordat de blaasjes die zich in de synaps bevinden opengaan en bedoelde stofjes vrijkomen. Hierdoor kan geleiding plaats vinden. Na de prikkeloverdracht worden de stofjes weer in het blaasje her-opgenomen. 15
Remming van deze heropname heeft als gevolg dat er meer stofjes rond blijven zwemmen wat de prikkelgeleiding tussen de cellen bevordert. De vraag naar het waarom van uw stoornis is niet eenduidig te beantwoorden. De reden hiervan is dat velerlei oorzaken een rol kunnen spelen. Achter elke stoornis schuilt een individueel verhaal. Omdat emotionele stoornissen van angst en depressie bijna altijd uit een combinatie van biopsychosociale factoren bestaan, denkt men bij een behandeling ook altijd aan een combinatie van pillen en praten. Het devies daarbij luidt: 'praten zonder pillen kan, pillen zonder praten kan echter niet'. In het geval van pillen gaat het om de moderne antidepressiva die tegen depressieveen angststoornissen werkzaam zijn gebleken. Het is volgens de FVR altijd beter om het eerst zonder medicatie te stellen en te beginnen met psychotherapie. Echter blijft de afweging een individuele aangelegenheid. De Stichting werkt actief mee aan door de overheid geëntameerde landelijke richtlijnen voor de behandeling van angststoornissen en depressie. De FVR is lid van de daartoe ingestelde werkgroepen - door het CBO Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg en het Trimbos Instituut - vertegenwoordigt de FVR het standpunt van de patiënt. In het kader van het ‘poldermodel’ zitten deskundigen, behandelaars en patiënten samen om de tafel om een door wetenschappelijke feiten en ervaringen uit de praktijk gestaafde, algemeen aanvaarde leidraad voor behandeling te komen. Aan de hand daarvan zullen patiënten de mogelijkheid hebben te toetsen of een behandeling aan kwaliteitseisen voldoet. In de praktijk kunt u ruggespraak houden met de FVR indien u twijfelt aan de juistheid van uw behandeling. V Persoonlijkheidsfactoren In het biopsychosociaal model neemt het psychologisch onderdeel een belangrijke plaats in, met name dat wat vroeger werd aangeduid met ‘karakter(eigenschappen)’ en heden ten dage met persoonlijkheidsdimensies en persoonlijkheidsstoornissen. Deze interne factoren zijn van belang bij het onderkennen van een voedingsbodem voor ontstaan en in stand houden van angststoornissen en depressie. Persoonlijkheidskarakteristieken kenmerken zich door de herkenbaarheid voor anderen en de relatieve onherkenbaarheid voor de persoon zelf. De classificatie van persoonlijkheidstypen kan geschieden in talloze categorieën afhankelijk van de psychologie die men volgt. Twee indelingen hebben een algemeen wetenschappelijke geldigheid, namelijk de DSM beschrijvende indeling van persoonlijkheidsstoornissen en de dimensionale indeling van persoonlijkheid gebaseerd op biologisch en erfelijk bepaalde factoren. Een op de persoon toegespitste persoonlijkheidsdiagnose vereist een uitgebreid consult in de vorm van een deskundig interview met een klinische psycholoog. Hier kan slechts een tipje van de sluier worden opgelicht. De persoonlijkheidsstoornissen De verklaring voor persoonlijkheidsstoornissen is cultureel en aan tijd gebonden. In de 40er jaren stonden biologische factoren centraal (mensen worden zo geboren). In de 60er jaren ging de interesse uit naar opvoeding en samenleving (de maatschappij is gestoord). In de 80er jaren verschoof de tendens naar het individu dat zelf verantwoordelijk is voor de eigen ontwikkeling (ouders en samenleving hebben geen schuld). In het nieuwe millennium is het zoeken gericht op de genetische oorsprong van afwijkende persoonlijkheden. Met de hoop dat het aan de genen ligt, is men weer terug bij het idee dat het een kwestie van aanleg is. Het streven is een integrale 16
theorie te ontwikkelen met aandacht voor de wisselwerking tussen ‘nature’ (wat aangeboren is) en ‘nurture’ (wat aangeleerd is). Voorlopig moeten we het doen met de DSM indeling die 10 stoornissen onderscheidt, ondergebracht in drie clusters van (A) excentrieke, (B) dramatische en (C) angstige typen, die alle in de vroege volwassenheid beginnen en zich kenmerken door diepgaande patronen in denken, doen en voelen. (1) Cluster A, de excentrieke, vreemde cluster betreft vooral stoornissen in het denken en het contact dat voornamelijk gekenmerkt wordt door het zoeken van een grote en veilige onderlinge afstand. Hiervan bestaan drie subtypen: (1) De paranoïde persoonlijkheid met als belangrijkste trek de neiging om andermans doen en laten te interpreteren als opzettelijk vernederend of bedreigend. Men verwacht steeds benadeeld te worden en men vertrouwt niemand. Het wantrouwen strekt zich uit tot de partner, familie, vrienden en kennissen. Kenmerkende termen zijn: achterdocht, wrok, weinig vergevingsgezind, hij of zij heeft het nooit gedaan, de ander is onbetrouwbaar. (2) De schizoïde persoonlijkheid vertoont een patroon van onverschilligheid in sociale betrekkingen alsmede een beperkte variatie in emotionele ervaringen en uitdrukkingswijzen. Hij of zij is een eenling, die niet verlangt naar intieme relaties en contactarm overkomt. Over het algemeen is men emotioneel vlak, een ‘Einzelgänger’ zonder gebleken behoefte aan interpersoonlijk contact en een ‘gespletenheid’ ten aanzien van de buitenwereld. (3) De schizotypische persoonlijkheid kenmerkt zich door een zichtbaar patroon van eigenaardigheden in denken en doen. Zulk een persoon komt vreemd, eigenaardig en bizar kortom ‘schizotypisch’ - over. Het spreken is eigenaardig, losse associaties die moeilijk te volgen zijn en wijdlopigheid, met als gevolg oppervlakkige contacten. Opvallend aanwezig zijn: betrekkingsideeën (geen wanen), bijgelovigheid, magisch denken, een ‘zesde zintuig’. (2) Cluster B, de dramatische, grillige cluster is vooral gedreven door impulsiviteit. De oorzaak van moeilijkheden ligt niet bij zichzelf, maar altijd bij anderen of in omstandigheden. In het sociale contact is men wisselend en onevenwichtig emotioneel. Hiervan bestaan vier subtypen. (4) De antisociale persoonlijkheid (voorheen: psychopaat of sociopaat) karakteriseert zich door een patroon van onverantwoordelijk gedrag. De gewetensfunctie is gebrekkig, men heeft geen last van schuldgevoelens. De daden zijn gericht op het behalen van eigen gewin door o.m. te liegen, stelen, gebruiken van mensen, vandalisme en als kind van huis weglopen. Andere trekken: manipuleren, bedreigen, wreedheid over het lijden van anderen, en wel van jongs af aan. (5) De ’borderline’ persoonlijkheid is instabiel. De snel schommelende stemmingen kunnen variëren van gedeprimeerdheid tot angst tot woede, enz. Emotionele uitbarstingen van agressie tot automutilatie komen voor, evenals soms zelfmoordneigingen. Door innerlijke leegte is men niet in staat alleen te vertoeven, maar partners - afwisselend verguisd of geïdealiseerd - worden gemakkelijk ingewisseld. Vulling zoekt men in verslaving (alcohol, drugs, gokken). (6) De theatrale persoonlijkheid is egocentrisch, overdreven emotioneel en heeft een sterke behoefte aan aandacht. Men wil graag in het voetlicht staan, zoekt constant liefde, bevestiging, goedkeuring en lof. Kinderlijk, overdreven en onecht is hoe men overkomt. Overige trekken: overdreven bezig met uiterlijk en aantrekkelijkheid, dramatiserende gevoelsuitingen, uitdagende houding, snel kwaad, oppervlakkigheid c.q. weinig emotionele diepgang. (7) De narcistische persoonlijkheid voelt zich opgeblazen groot en belangrijk in fantasie en gedrag en verwacht als meerwaardig te worden bewonderd zonder de erbij behorende prestaties. Er is een gebrek aan inlevingsvermogen. Men is gauw gekrenkt bij kritiek en kan er slecht tegen. 17
Door een overmatige behoefte aan bewondering voor uniekheid, succes, macht, schoonheid, genialiteit is de omgangswijze dikwijls exploiterend, afgunstig, hooghartig. (3) Cluster C, de angstige, vreesachtige cluster heeft met een dito grondstemming. Bang en onzeker twijfelt men bij het beslissen. Om zich veilig te voelen bij een lage angstdrempel wordt een overmaat aan controle in het leven aangebracht. Hiervan bestaan drie subtypen. (8) De ontwijkende persoonlijkheid is geremd in gezelschap en bijzonder verlegen. Men denkt tekort te schieten en is overgevoelig voor een negatief oordeel. Persoonlijk risico neemt men niet. De vrees voor afwijzing weerhoudt hem/haar te werken in een beroep dat betrokkenheid vereist. Er is reserve in intieme relaties tenzij de zekerheid bestaat aardig gevonden te worden. Het zelfbeeld is dat van onaantrekkelijkheid en minderwaardigheid. (9) De afhankelijke persoonlijkheid heeft een buitensporige behoefte verzorgd te worden en is bang in de steek gelaten te worden. Er is sprake van passief, onderdanig en vastklampend gedrag. Vanwege weinig zelfvertrouwen heeft men veel advies en overdreven geruststelling van anderen nodig om alledaagse beslissingen te nemen of zelfstandig wat te ondernemen. Uit vrees voor verlies van steun of het alleen zijn, richt men zich sterk op de ander. Hier kan men ver in gaan. (10) De obsessieve-compulsieve persoonlijkheid is perfectionistisch, ordelijk, controlerend in de omgang met zichzelf en anderen, ten koste van soepelheid, openheid, ontspanning. Details, regels, lijsten en andere eisen gaan voor waardoor men het doel uit het oog verliest. Oude spullen kan men niet weg gooien. Werk gaat boven vriendschap. Samen werken gaat niet tenzij de ander zich aan de dwang onderwerpt. Pietje Precies is star, gewetensvol, koppig, gierig en vasthoudend. De persoonlijkheidsdimensies In de persoonlijkheidspsychologie is men op grond van onderzoek in de afgelopen eeuw het heden ten dage over eens dat er vijf dimensies bestaan waarmee elk individu in de basis mee uitgerust kan zijn. De deels elkaar overlappende dimensies worden verondersteld een elementair biologisch, genetisch of erfelijk aspect te bevatten en niet zozeer door psychosociale factoren te worden bepaald. Men zou kunnen spreken van erfelijk bepaalde gewoontegetrouwe persoonlijkheidstendenties en uitingen. Aanleg bepaalt of men over één of meer van deze geneigdheden beschikken, dan wel combinaties ervan. De één kan meer neigen tot introvert, hard, beheerst, stabiel en gesloten zijn, terwijl een ander meer kan neigen tot extravert, zacht, impulsief, labiel en open zijn, enz. (4) De Vijf Dimensies - ‘Big Five’ (1) Extraversie – Introversie: De neiging zich enerzijds spontaan te uiten in sociale situaties, deze te waarderen, betrekkelijk spraakzaam te zijn, naar buiten te treden en anderzijds teruggetrokken, sociaal geremd, betrekkelijk zwijgzaam en naar binnen gekeerd te zijn. (2) Zachtheid – Hardheid: De neiging zich vriendelijk, zachtaardig, aangenaam, behulpzaam en ‘gevend’ op te stellen bij het realiseren van eigen belangen versus de neiging een ‘nemende’, eisende, lichtgeraakte, harde houding aan te nemen, weinig respectvol voor andermans belangen. (3) Beheersing – Impulsiviteit: De neiging zorgvuldig, volhoudend, ordelijk, gedisciplineerd, verantwoordelijk, serieus, taak- en doelgericht aan de ene kant, en onzorgvuldig, ongeordend, ongeorganiseerd, ongebreideld, nonchalant, lichtzinnig aan de andere kant te zijn. (4) Stabiliteit – Labiliteit: De neiging die varieert van emotionele evenwichtigheid (met zelfvertrouwen, kalm, onverstoorbaar, rustig, ontspannen en ‘geaard’) naar emotionele onevenwichtigheid (nerveus, angstig, schrikachtig, paniekerig, jachtig en klagerig).
18
(5) Openheid – Geslotenheid: De neiging autonoom en progressief te zijn (open voor nieuwe ideeën, ontwikkelingen, benaderingen, ervaringen, creativiteit en groei) of conservatief te zijn (behoudend, nuchter, simplistisch en bekrompen) en zich af te sluiten voor al wat nieuw is. Hoe verhouden zich deze 5 persoonlijkheidsdimensies tot de 10 persoonlijkheidsstoornissen? Wanneer men deze dimensies zou bekijken als basale kleuren van het kleurengamma, dan vormen elk van de stoornissen een mengsel van enkele van de ‘Big Five’. Bij voorbeeld kan men de schizoïde persoonlijkheid zien als een combinatie van introversie en stabiliteit, de obsessievecompulsieve persoonlijkheid als een combinatie van beheersing en labiliteit, de afhankelijke persoonlijkheid als een combinatie van zachtheid en labiliteit, enz. Het moge duidelijk zijn dat een persoonlijkheidsstoornis een combinatie is van extreme tendenties in een samenspel van biologische en psychosociale factoren, die per individu verschilt. Voor zover er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis in combinatie met een angststoornis en/of een depressieve stoornis is het nodig er wat aan te doen. Reden hiervan is dat persoonlijkheidsfactoren een belangrijke voedingsbodem c.q. klachten in stand houdend inwerken op angst en depressie. Vanwege blinde vlekken is het dikwijls moeilijk de eigen ‘aard van het beestje’ op eigen houtje te onderkennen, laat staan te weten wat eraan te doen. Veranderen blijft veelal een kwestie van de ruwe kantjes bijschaven. De hulp van een klinische psycholoog is daarbij nuttig en dikwijls nodig voor de juiste informatie terugkoppeling. VI Medicijnbegeleiding Het telefonisch begeleiden in de bijwerkingen bij het beginnen met en het beëindigen van medicatie vormt de belangrijkste en drukste activiteit van de FVR. Gezien de werkzaamheid van moderne antidepressiva (ook wel bekend onder de groepsnaam serotonine - soms tevens noradrenaline - heropnameremmers) op de stoornissen waar de Stichting zich op richt, luidt het advies: wijs ze niet bij voorbaat af als uw huisarts of psychiater ze u wil voorschrijven. Vraag wel om informatie over de voor- en nadelen en de bijwerkingen. Een antidepressivum werkt anders dan kalmerende middelen, het onderdrukt het gevoelsleven niet. Uw vermogen om overige andere gevoelens te beleven verandert in principe niet. Naar schatting ervaren 2 op de 3 mensen, die een dergelijk middel volgens voorschrift nemen, verlichting in hun angststoornis of depressie. Alle antidepressiva brengen bij de meeste mensen in de inwerkingfase (ca. 2 tot 4 weken) bijwerkingen teweeg. Reden waarom velen al bij het begin de inname staken. De moderne antidepressiva die bij de FVR in praktijk en in theorie bekend zijn, zijn alfabetisch op merknaam hieronder gerangschikt (de chemische namen staan tussen haakjes): Cipramil (citalopram) Fevarin (fluvoxamine) Efexor XR (venlafaxine) Lexapro (escitalopram)
Prozac (fluoxetine) Remeron (mirtazapine) Seroxat (paroxetine) Zoloft (sertraline)
De XR bij Efexor - een serotonine en noradrenaline heropnameremmer - is een afkorting voor eXtended Release, wat betekent dat de afgifte van het middel bij inname automatisch over een etmaal wordt gereguleerd met als effect: minder bijwerkingen. Anafranil (clomipramine) en Tofranil (imipramine) - tricyclische anti-depressiva - zijn oudere middelen die in de praktijk nog tamelijk veel voorkomen. Aurorix (moclobemide), een antidepressivum uit de groep van MonoAmineOxidase remmers, wordt ook wel tegen angst gebruikt. Vanwege de bijwerkingen is 19
een gecombineerd gebruik hiervan met andere eerder genoemde middelen sterk af te raden. Om dezelfde reden dient men antidepressiva over het algemeen niet te combineren met het Sint Janskruid. De Stichting staat ervoor open om zonder voorwaarden of beperkingen samen te werken met farmaceutische bedrijven die vernieuwende middelen op de markt brengen. Ervaringsdeskundigen van de FVR die ooit zelf een modern antidepressivum hebben ingenomen kunnen met u meedenken bij het kiezen van een middel en u voorlichten wat u bij het nemen van een middel eventueel te wachten staat. Voordat een antidepressivum werkt, ervaart u dikwijls bijwerkingverschijnselen. De meest bekende zijn: misselijkheid, gevoel te braken, licht in het hoofd, duizeligheid, hoofdpijn, droge mond, toe- of afname van eetlust, zweten, slaperigheid of slapeloosheid, nervositeit, opgewondenheid, rusteloosheid, hartkloppingen, soort hoogspanning in lijf, trillende handen, tintelingen, wazig zien, verminderde seksualiteit, moeilijk plassen, vermoeidheid, verwardheid, sufheid, jeuk, buikkrampen, gewichtstoename of juist afname, obstipatie of diarree. Ook kunnen uw reeds bestaande klachten juist in de inwerkingperiode toenemen om vervolgens af te nemen. Genoemde verschijnselen komen niet allemaal tegelijk voor, het is dus niet zo dat u dit alles tegelijk ervaart. Meestal ervaart men enkele ervan gedurende een paar weken (tot een maand) voordat ze helemaal verdwijnen en het gunstig effect van het middel volledig tot zijn recht kan komen. Bij sommigen kunnen de bijwerkingen langer duren. Ze zijn bij inname van een modern middel zelden gevaarlijk. (Wel dient men op te passen bij gebruik van twee verschillende antidepressiva tegelijk. Dit is alleen verantwoord onder begeleiding van een psychiater.) Nota bene, het hebben van bijwerkingen tijdens de inwerkingperiode is een goede voorspeller voor de werkzaamheid van het middel. Indien men geen bijwerkingen ervaart is de kans dat het middel aanslaat navenant gering. Om het nadeel van de bijwerkingen enigermate te verzachten is het aan te bevelen om de dosering voorzichtig op te bouwen. Het is een persoonlijke afweging of de last van bijwerkingen opweegt tegen de werkzaamheid ervan of de hoop dat het middel zal gaan werken. Al bij de aanvang van de 'kuur' dient men te denken aan het wanneer en hoe te stoppen. Een waarschuwing bij het stoppen of afbouwen is op zijn plaats, omdat er dan ontwenningsverschijnselen kunnen optreden - meestal van dezelfde orde als bij het begin - en/of de klachten volop kunnen terugkeren. Dit lijkt bij 1 op de 2 personen voor te komen. Daarom is het advies 'bij pillen ook altijd praten' een vuistregel. Niet alleen is begeleiding bij afbouw vaak nuttig, vooral het leren met de klachten om te gaan via psychotherapie blijkt vaak noodzakelijk om het zonder pillen te kunnen stellen en op eigen kracht verder te gaan. Indien men eenmaal gestopt is, is het vaak moeilijk om tot een nieuwe juiste dosering te komen. Bij het opnieuw zoeken van balans maakt men dikwijls wederom bijwerkingen door. Door de bank genomen blijft men een antidepressivum door slikken tot een half à één jaar na het verdwijnen van de klachten. Ook bij het stoppen kan men ontwenningsverschijnselen als gevolg ervaren, daarom is het aan te bevelen met beleid af te bouwen. Om te beginnen kan men de oorspronkelijke klachten terugkrijgen indien men nog niet heeft geleerd - alleen of via psychotherapie - ermee te leren omgaan. Vervolgens is het afhankelijk van het gebruikt middel welke ontwenningsverschijnselen men kan ervaren. Ze kunnen variëren van maag-darmklachten, soort griepverschijnselen, slaapstoornissen, emotionaliteit / opgewondenheid, bewegings- en evenwichtsstoornissen, vreemde lichaamssensaties, e.d. De FVR helpt u bepaalde op- en afbouwschema's te hanteren. 20
Een andere groep van middelen die - ook in combinatie met antidepressiva - tegen angst- en slaapstoornissen wordt gebruikt, is de kalmerende middelen. Men noemt ze ook 'tranquillizers', benzodiazepinen of anxiolytica. Er bestaan langwerkende middelen, zoals Valium (diazepam), Librium (chloordiazepoxide), Frisium (clobazam), Rivotril (clonazepam) en kortwerkende middelen, zoals Seresta (oxazepam), Temesta (lorazepam), Tranxène (clorazepinezuur), Xanax (alprazolam). Bekende bijwerkingen van deze middelen zijn in meer of mindere mate: geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid of verslaving, slaperigheid overdag, afvlakking van de gevoelens, sufheid en verminderde reactievermogen, spierverslapping, problemen met de coördinatie, geheugenverlies, afname vermogen tot opnemen en onthouden, verwardheid, somberheid. Stoppen na veelvuldig gebruik geeft ontwenningsverschijnselen. Een aantal andere in Nederland verkrijgbare middelen zijn alfabetisch (de chemische namen staan tussen haakjes): Calmday (nordazepam) Dalmadorm (flurazepam) Dormicum (midazolam) Dormonoct (loprazolam) Halcion (triazolam) Levanxol (temazepam) Lexotanil (bromazepam) Loramet (lormetazepam)
Mogadon (nitrazepam) Nobrium (medazepam) Noctamid (lormetazepam) Normison (temazepam) Reapam (prazepam) Rohypnol (flunitrazepam) Stesolid (diazepam) Unakalm (ketazolam)
Een laatwerkend doch niet verslavend kalmerend middel (geen benzodiazepine) is Buspar (buspiron). Een slaapmiddel, evenmin een benzodiazepine, is Imovane (zopiclon). Deze worden voorgeschreven als alternatief voor benzodiazepinen. Alleen bij een verantwoord gebruik blijken al deze middelen betrekkelijk nuttig te zijn. Tot slot: de beta-blokkers, zoals bij voorbeeld atonolol, propranolol of bisoprolol vooral toegepast bij specifieke sociale angsten. In het bijzonder gaat het om examenvrees, podiumvrees, bloosvrees, vrees voor het spreken in het openbaar, e.d. Het gebruik ervan is meestal incidenteel en gekoppeld aan situaties waarin men verwacht sociaal te moeten optreden. De FVR biedt (vooral vanuit ervaringsdeskundigheid) begeleiding ook bij (te verwachten) consumptie van deze middelen. De FVR helpt u mondig en beslagen ten ijs de u voorschrijvende arts tegemoet te treden. Overigens is de relatie tussen u en uw behandelaar, die u een middel voorschrijft, geregeld in de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Deze uit 1995 stammende wet regelt de rechten en plichten van patiënten en van behandelaren (zorgverleners of zorgverlenende instanties). De WGBO is 'dwingend recht'; partijen kunnen onderling geen afspraken maken die daarmee in strijd zijn. De FVR kan u nader over de WGBO informeren. VII Psychologisch testonderzoek Als u zich in één van de bovenstaande angststoornissen of depressies herkent of denkt dat één ervan op u van toepassing is, dan heeft dit Infoboekje in elk geval een belangrijk doel bereikt. Mocht dat niet het geval zijn of dat u meer over de aard van uw klachten zou willen weten - b.v. hoe ernstig ze in vergelijking met anderen zijn - dan kunt u voor een nadere precisering een psychologisch testonderzoek doen. Dit kan gebeuren in de vorm van door u zelf thuis in te
21
vullen vragenlijsten. Het geheel is een bewerkelijke dienstverlening waarover de psychologische adviesdienst u nadere inlichtingen kan geven. Een dergelijk onderzoek bestaat uit twee delen, die tezamen één geheel vormt. Deel 1 kan de vraag beantwoorden welke klachten u precies heeft (ook de niet eerder onderkende), welke karaktertrekken bij u spelen en of therapie zou moeten worden voorgeschreven. Het bestaat uit zeven lijsten (269 vragen) met als thema's: (1) Heb ik een angststoornis?, (2) Heb ik een fobie?, (3) Heb ik een dwang?, (4) Ben ik depressief?, (5) Hoe gezond ben ik?, (6) Hoe ziet mijn psychologisch profiel eruit? en (7) Welke zijn mijn persoonlijkheidstrekken? Deel 2 is een soort intake en bestaat uit het invullen van een uitgebreide vragenlijst, de Multimodale Anamnese Psychotherapie (Kwee, M.G.T. (1990). Multimodale Anamnese Psychotherapie, Vragenlijst. Lisse: Swets & Zeitlinger), waarvan de uitwerking bij complete invulling resulteert in een analyse van uw problematiek, een beschrijving van de vicieuze cirkels waarin u mogelijk gevangen zit en een aanbeveling van behandelpunten. De totale resultaten worden door een klinisch psycholoog NIP/BIG in een rapport van vier tot vijf vellen verwerkt en zijn o.m. te gebruiken als 'second opinion' bij een behandeling. De lijsten zijn wetenschappelijk onderzocht waardoor de uitslagen gegrond zijn. VIII Psychotherapie De vraag naar het waarom van de stoornis is minder belangrijker dan de vraag 'hoe kom ik ervan af?'. Psychotherapie biedt een belangrijk antwoord. Daarom is het verwijzen naar erkende psychotherapeuten een belangrijke bezigheid van de FVR. Psychotherapie is een vorm van psychologische behandeling die doorgaans door afgestudeerde psychologen in praktijk wordt gebracht. De doctorandus in de psychologie kwalificeert zich bij het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), alwaar een overheidsregistratie als klinisch psycholoog is te verkrijgen, na een lange postdoctorale studie waar de psychotherapie is inbegrepen. De klinisch psycholoog is een erkend specialist in de gezondheidszorg (GZ) en is dus ook altijd tevens GZ psycholoog. Psychologen die alleen psychotherapeut willen worden, studeren ook nog enkele jaren door. Er bestaan verschillende richtingen, waaronder de psychoanalytische psychotherapie, de experiëntiële psychotherapie en de cognitieve gedragstherapie. Onderzoek heeft aangetoond dat in het bijzonde cognitieve gedragstherapie effectief is bij de behandeling van angststoornissen en depressie. Deze benadering is gericht op het veranderen van cognities (gedachten en denkbeelden) en gedrag (doen en laten) om tot verbeterde emoties en gevoelens te komen. Deze benadering is veelzijdig te noemen omdat op gedrag, gedachte en gevoel ingewerkt wordt om een duurzaam resultaat te bereiken. De Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie (VGCT) is de wetenschappelijke beroepsvereniging van cognitieve gedragstherapeuten. Het lidmaatschap van deze vereniging biedt een 'kwaliteitskeurmerk' van specialisatie. N.B.: Buiten de reguliere gezondheidszorg werpen zich mensen op die beweren u van uw stoornis te kunnen genezen. Zij hebben echter geen scholing gehad om een diagnose te stellen, zoals een klinische psycholoog of een psychiater, laat staan u te behandelen. Alternatieve geneeskunde heeft vooralsnog geen aantoonbare resultaten opgeleverd. Hoedt u voor charlatans en kwakzalvers! De FVR helpt u aan een betrouwbaar adres te komen. Pas als u zelf vindt dat u onder uw toestand lijdt, bent u rijp om hulp te zoeken. Dit zal uw motivatie bepalen. Aan het begin van een therapie krijgt u een intake, waarbij de stoornis, de 22
achtergronden ervan en uw levensloop aan de orde komen. Dit alles mondt uit in een diagnose, probleeminventarisatie en behandelingsplan. Een cognitieve gedragstherapie kost veel moeite. U houdt zich vooral bezig met leren. Via training leert u in het bijzonder anders waar te nemen (objectief), anders te redeneren (rationeel), anders te verbeelden (relativerend), anders te gedragen (vrij) en anders met anderen om te gaan (assertief) teneinde van uw emotionele stoornissen af te komen. Het gebruik van een antidepressivum kan bij dit proces een doorslaggevende rol spelen. Cognitieve gedragstherapie is bij uitstek gericht op actie, daarom is een actieve deelname van u vereist. Behalve dat u vertrouwen heeft in de deskundigheid van uw therapeut is het van groot belang dat het tussen u en uw therapeut 'klikt'. U kunt tijdens het contact er o.m. op letten of u centraal staat en u met uw klachten geaccepteerd wordt. De FVR helpt u om zich assertief op te stellen ten opzichte van uw behandelaar, opdat u voor Uw wensen opkomt en u uiteindelijk een tevreden ‘klant’ bent. Ontspanningsoefeningen kunnen onderdeel van cognitieve gedragstherapie zijn. Het gaat erom via bepaalde technieken tot spier- en ademhalingsrelaxatie te komen. Deze oefeningen kunnen vooral een remedie zijn voor mensen die tijdens paniek en angst (ongemerkt) hyperventileren. Hyperventilatie is een door een versnelde ademhaling gekenmerkt symptoom dat bijdraagt tot ‘angst voor de angst’. Hyperventilatie en paniek blijken dezelfde stoornis zijn. Evenwel zijn angststoornissen niet simpelweg terug te voeren tot 'slechte' ademhalingspatronen. De relatie met uw psychotherapeut is het voertuig waar uw behandeling op drijft. Stilstand of vooruitgang - en in het ergste geval achteruitgang - hangt daar vanaf. Dikwijls komt men door toeval bij een therapeut terecht. Vaak is men ook wel tevreden. Soms is dat niet het geval. Hoe komt dat? Sommige eigenschappen en kwaliteiten gaan met goede resultaten samen. Gezien het belang van de werkrelatie voor een succesvolle behandeling biedt de FVR u hier de vragenlijst ’Klikt-Het-Wel-Tussen-Mij-En-Mijn-Therapeut?’ aan (Lazarus, A.A. & Fay, A. (1975). I can if I want to. New York: Morrow). Deze lijst kan u helpen een verantwoorde keuze te maken c.q. te stoppen of door te gaan met uw psychotherapeut. Er zijn 17 vragen met telkens vijf antwoordmogelijkheden. U omcirkelt het cijfer dat het meest op u van toepassing is. Daarbij gelden de volgende waarden: 0 = Nooit; 1 = Zelden; 2 = Soms; 3 = Vaak 4 = Bijna Altijd. 1. Ik voel me bij deze therapeut (T) op mijn gemak 01234 2. T lijkt zich op zijn/haar gemak te voelen bij mij 01234 3. T doet gewoon en komt niet stijf of formeel over 01234 4. T behandelt me niet als een zieke of een gebrekkige die aan het instorten is 01234 5. T is flexibel en staat open voor nieuwe ideeën, is niet aan één standpunt gebakken 0 1 2 3 4 6. T heeft gevoel voor humor en heeft een prettig karakter 01234 7. T is bereid te vertellen wat hij/zij echt over mij denkt en voelt 01234 8. T geeft beperkingen toe, doet niet alsof hij/zij dingen weet 01234 9. T is bereid fouten te erkennen in plaats van zich te verdedigen of te rechtvaardigen 0 1 2 3 4 10. T geeft antwoord op vragen in plaats van mij te vragen wat ik er zelf van denk 01234 11. T onthult spontaan dingen over zichzelf als ik ernaar informeer 01234 12. T moedigt het gevoel aan dat ik even goed ben als hij/zij is 01234 13. T gedraagt zich niet als iemand die het in mijn leven voor het zeggen wil hebben 0 1 2 3 4 14. T zegt niet dat ik weerstand pleeg als ik met hem/haar van mening verschil 01234 15. T wil mensen ontmoeten die belangrijk voor mij zijn 01234
23
16. T zegt dingen die zinvol voor mij zijn en waar ik wat mee kan 17. Het contact met T stemt mij hoopvol en helpt mij te brengen tot zelfacceptatie
01234 01234
Bij een score van 50 of lager zult u zich niet prettig voelen met deze therapeut te werken. Bij 40 of lager is het niet aan te bevelen met deze therapeut te (blijven) werken. Denk erom dat u uiteindelijk altijd zelf verantwoordelijk bent voor uw eigen welbevinden. IX Bibliotherapie Bibliotherapie is een vorm van psycho-educatie (psychologische vorming) en een vorm van zelftherapie die gericht is op gedragsverandering, namelijk het lezen van geschriften die voorlichten wat er aan de hand is en hoe je ervan af kunt komen en het toepassen van wat u gelezen hebt (zoals b.v. het lezen van dit Infoboekje). Het lezen van zelfhulpboeken kan een wezenlijke bijdrage leveren aan een psychotherapeutische behandeling en is vaak een ondersteunend onderdeel van een cognitieve gedragstherapie. Echter biedt ze onvoldoende vervanging voor een levensecht behandelingscontact met een psychotherapeut, zeker indien er sprake is van een of andere stoornis zoals hierboven beschreven. Bibliotherapie kan wel helpen indien u relatief lichte klachten hebt en de kracht en het doorzettingsvermogen hebt om het gelezene zelfstandig in praktijk te brengen. Tegenwoordig kunt u veel zelfhulpmateriaal verkrijgen op het internet, zo is dit Infoboekje ook te downloaden op deze website en kunt u van daaruit andere links vinden, zoals naar de Depressie-Zelf-Test en de Pieker-Test. Ook het bekijken van videobanden of CD-roms en het beluisteren van cassettes of CD’s teneinde tot probleem definitie of probleem oplossing te komen behoren tot de categorie bibliotherapie. De Stichting beschikt over videomateriaal over diverse onderwerpen en kan ontspanningsbandjes op maat maken (aanvraag bij de Psychologische Advies-lijn 0900 61 61 611). De FVR beveelt het lezen aan van Het Moet, Moet, Moet! – Over Normale en Abnormale Dwangverschijnselen, (5e druk, ISBN 9060096851) en De Pillen de Baas – Leren Leven Zonder Kalmerende Middelen (ISBN 9060096800), beide te verkrijgen bij de boekhandel. Verkrijgbaar bij de Stichting zijn (1) Het Agorafobieboekje en (2) Het Agorafobie Partnerboekje (waarin aanwijzingen staan hoe met agorafobie om te gaan en hoe of wat U samen kunt oefenen). (3) De G-Training (een cursorisch zelfhulpboekje om denkpatronen te veranderen in het kader van cognitieve gedragstherapie). (4) Denken en Doen in Psychotherapie (een instructief boek van 360 bladzijden om achter de schermen en in de keuken van cognitieve gedragstherapie te kijken). (5) Klinische Gedragstherapie in Nederland en Vlaanderen (een geredigeerd boek van 485 bladzijden geschreven door prominente behandelaars voor professionals met vele gevalsbeschrijvingen van lotgenoten die vanwege hun klachten waren opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis). Ook kunt u voorgaande succesvolle nummers van ons periodiek Het Bulletin bij ons verkrijgen. X Tot slot Wij - een dertigtal vrijwilligers / ex-patiënten en het bestuur van de FVR - stellen het zeer op prijs dat u ons Infoboekje hebt aangevraagd en hopen dat we u zo goed mogelijk van dienst kunnen zijn. Velen hebben ons in de loop der jaren laten weten veel baat te hebben gehad van onze steun en informatie. Hier is een samenvatting van wat de FVR voor u kan betekenen.
24
(1) Luisteren en steun bieden. De meesten van ons hebben in het verleden zelf ooit een beroep gedaan op de Stichting. Als lotgenoten waren we zo goed geholpen dat we nu zelf telefoondienst doen om u en anderen te helpen. Alle medewerkenden zijn dus (ex-)patiënten zodat u niet hoeft te schromen uw hart te luchten. Gezien onze eigen ervaringen weten we heel goed wat u allemaal doormaakt en hoe u uiteindelijk hulp kunt vinden. De informatie-steun-paniek-dienst is 24 uur per dag in touw op het 0900 61 61 611 nummer. Gelieve 's nachts alleen te bellen in geval van nood, dan kunt u ook echt gerust bellen. Ook in het weekeinde zijn we bereikbaar. De FVR is er ook voor familie en vrienden, die zich afvragen wat er met u aan de hand is en advies willen. (2) Medicijnbegeleiding geven bij het slikken of afbouwen van moderne antidepressiva en kalmerende middelen (benzodiazepinen). Onze medicijnlijn is goed onderricht in allerlei vormen van medicatie bij angststoornissen en depressie. De inwerkingperiode van verscheidene vaak uiteindelijk goed werkende antidepressiva is meestal geen pretje. Wij hanteren bepaalde op- en afbouwschemata. U kunt ons raadplegen over de bijwerkingen die vooral tijdens de inwerkingperiode en de afbouw optreden. Bellers hebben ons gecomplimenteerd om de steun die ze in die moeilijke perioden hebben ontvangen. Niet donateurs bellen 0900 61 61 611 (zie onder de rubriek ‘Contact’ voor de tijden.. (3) Psychologische adviezen verlenen en doorverwijzen naar erkende en in de cognitieve gedragstherapie gespecialiseerde psychologen, naar zelfstandig praktiserende lotgenoten die ademhalingstherapie (door)geven of naar een psychiater voor een medicatie-consult of 'second opinion'. Deze dienst draait op bepaalde dagdelen. U wordt te woord gestaan door een klinisch psycholoog NIP/BIG, een GZ psycholoog BIG, psychotherapeut BIG die tevens een cognitieve gedragstherapeut VGCT is. De psychologische adviesdienst maakt gebruik van het 0900 61 61 611 nummer. Het is voor sommige fobici praktisch om op deze wijze goede raad te zoeken, bijvoorbeeld als men de deur niet uit durft. (4) Psychologisch testonderzoek. Wat er precies met u aan de hand is, is via door u zelf in te vullen vragenlijsten te bepalen. Het onderzoek dat uit twee delen bestaat, beantwoordt in Deel 1 de vraag welke klachten u specifiek heeft, welke uw persoonlijkheidskenmerken zijn en of er therapie nodig is. Uitwerking van deel 2 resulteert in een analyse van uw 'geval', de vicieuze cirkels waarin u gevangen zit en in een aanbeveling van behandelpunten. De conclusies worden door een klinisch psycholoog NIP/BIG in een verslag van vier tot vijf bladzijden A4 neergelegd. De psychologische adviesdienst kan u er nader over informeren. Uw zorgverzekeraar vergoedt deze kosten doorgaans. (5) Informatie geven is de kern van wat de FVR doet. Ontwikkelingen op het gebied van de diagnostiek en behandeling van angststoornissen en depressie worden afhankelijk van de hoeveelheid 4 tot 5 keer per jaar in Het Bulletin verwerkt. Dit is een boekje van ca. 20 bladzijden waar donateurs automatisch op geabonneerd zijn. De wetenswaardigheden omvatten tevens boekbesprekingen, persoonlijke ervaringen, ingezonden brieven, contactadvertenties (gratis) en alles wat steunend is. We kunnen u voorzien van voorgaande nummers ervan en specifieke folders en kopieën over bepaalde klachten, zoals depressie, paniek, sociale fobie, ziektevrees, smetvrees, was- en controledwang, e.d. Ook kunt u bij de stichting bestellen: Het Agorafobieboekje, Het Agorafobie Partnerboekje, De G-Training, Denken en Doen in Psychotherapie, Klinische Gedragstherapie in Nederland en Vlaanderen (Prijzen op aanvraag). Video- en ander materiaal over diverse onderwerpen is beschikbaar. 25
De Stichting is van, voor en door mensen met angststoornissen en depressies, mensen zoals u en wij. Daarom zijn wij aangesloten bij de Nederlandse Patiënten / Consumenten Federatie. Wij hopen dat u onze werkzaamheden wilt steunen als donateur. Ziekenfondsen zijn genegen de contributiekosten ten behoeve van een patiëntenorganisatie te vergoeden. Aan het einde van dit Infoboekje vindt u een aanmeldingsstrookje die u kunt faxen. U kunt ons ook emailen onder de rubriek ‘Contact’. XI Donateurschap Naast dat u ons kunt emailen voor het donateurschap, kunt u zich ook aanmelden door onderstaand strookje in te vullen en vervolgens te faxen naar 023 5244933 of u kunt de gegevens e-mailen onder de rubriek ‘Contact’. U krijgt dan twee voorgaande nummers van Het Bulletin en een acceptgirokaart toegestuurd. De kosten zijn 34 Euro per jaar, het éénmalig entreegeld is 7 Euro. U betaalt dus als nieuwe donateur E 41,00. Zorgverzekeraars vergoeden in toenemende mate deze kosten, indien de organisatie erkend is als patiëntenorganisatie. Ook uw Zorgverzekeraar is wellicht genegen dit bedrag aan u te vergoeden. De FVR is namelijk aangesloten bij de Nederlandse Patiënten / Consumenten Federatie. Informeert u er eens naar. (Opzeggingen, s.v.p. twee maanden voor het verstrijken van het betalingstermijn opdat de administratie het tijdig kan verwerken.) ___________________________________________________________________________ Ondergetekende meldt zich aan als donateur van de Stichting FVR Naam:________________________________________________________________M / V Adres:_____________________________________________________________________ Postcode:____________________________Woonplaats:____________________________ Tel.nr.:______________________________Geboortedatum:_________________________ Datum:______________________________Handtekening:__________________________ Dit strookje opsturen per e-mail
[email protected] of fax (023 5244933) Χ_________________________________________________________________________
26