FRONIUS IG DatCom Detail
NL Bedieningshandleiding Datacommunicatie
42,0410,1147
022005
Geachte lezer, Inleiding
Wij danken u voor het vertrouwen dat u ons schenkt en feliciteren u met uw technisch hoogwaardige Fronius product. De onderhavige handleiding helpt u erbij zich met dit product vertrouwd te maken. Als u de handleiding zorgvuldig leest, zult u de veelzijdige mogelijkheden van uw Fronius-product leren kennen. Alleen op deze wijze kunt u de voordelen ervan optimaal benutten. Neem a.u.b. nota van de veiligheidsvoorschriften en zorg hierdoor voor meer veiligheid op de plaats waar het product wordt toegepast. De zorgvuldige behandeling van het product waarborgt een lange levensduur, hoge kwaliteit en betrouwbaarheid. Dit zijn essentiële voorwaarden voor uitstekende resultaten.
ud_fr_st_et_00936
012004
Veiligheidsvoorschriften GEVAAR!
WAARSCHUWING!
VOORZICHTIG!
„GEVAAR!“ Kenmerkt een acuut dreigend gevaar. Wordt dit gevaar niet gemeden, zijn dood of zeer ernstige verwondingen het gevolg.
„WAARSCHUWING!“ Kenmerkt een eventueel gevaarlijke situatie. Wordt deze situatie niet gemeden, kunnen dood of zeer ernstige verwondingen het gevolg zijn.
„VOORZICHTIG!“ Kenmerkt een eventueel schadelijke situatie. Wordt deze situatie niet gemeden, kunnen lichte of geringe verwondingen en materiële schade het gevolg zijn.
AANWIJZING!
„AANWIJZING!“ Kenmerkt het risico van nadelig beïnvloedde werkresultaten en een eventuele schade aan de uitrusting.
Belangrijk!
„Belangrijk!“ Kenmerkt toepassingstips en andere bijzonder nuttige informaties. Het is geen signaalwoord voor een schadelijke of gevaarlijke situatie. Als u één van de in het hoofdstuk „Veiligheidsvoorschriften“ afgebeelde symbolen ziet, is extra waakzaamheid noodzakelijk.
Algemeen
Het apparaat is volgens de allernieuwste techniek en de erkende veiligheidstechnische regels vervaardigd. Desalniettemin dreigt bij verkeerde bediening of misbruik gevaar voor - leven en goed van het bedienende personeel of derde, - het apparaat en andere materiële waarden van de ondernemer, - het efficiënte werken met het apparaat. Alle personen die met de inbedrijfstelling, het onderhoud en de reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten - dienovereenkomstig gekwalificeerd zijn, - kennis van de omgang met elektrische installaties hebben en - deze bedieningshandleiding volledig lezen en precies opvolgen. De bedieningshandleiding moet permanent op de standplaats van het apparaat worden bewaard. Als aanvulling op de bedieningshandleiding moeten de algemeen geldige evenals de plaatselijke voorschriften m.b.t. de ongevallenpreventie en de milieubescherming worden aangehouden.
I
ud_fr_se_sv_00927
012005
Algemeen (vervolg)
Alle instructies op het apparaat m.b.t. veiligheid en gevaren dienen - in leesbare toestand te worden gehouden - niet te worden beschadigd - niet te worden verwijderd - niet te worden afgedekt, beplakt of beschilderd. De posities van de instructies m.b.t. veiligheid en gevaren vindt u in het hoofdstuk „Algemeen“ van de bedieningshandleiding van uw apparaat. Storingen die een nadelige invloed op de veiligheid kunnen hebben moeten vóór het inschakelen van het apparaat worden verholpen. Het gaat om uw veiligheid!
Gebruik volgens de voorschriften
Het apparaat mag uitsluitend volgens de voorschriften worden gebruikt. Een ander of verdergaand gebruik geldt als niet volgens de voorschriften. Voor schade die hieruit ontstaat is de fabrikant niet verantwoordelijk. Tot een gebruik volgens de voorschriften behoort ook - het complete lezen en opvolgen van alle aanwijzingen en van alle instructies m.b.t. veiligheid en gevaren in de bedieningshandleiding - het uitvoeren van alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden - de montage volgens de bedieningshandleiding Indien van toepassing, ook de volgende richtlijnen aanhouden: - voorschriften van het energiebedrijf voor de netvoeding - aanwijzingen van de solarmodule-fabrikant
Het bedrijf resp. de opslag van het apparaat buiten het aangegeven gebied geldt als niet volgens de voorschriften. Voor schade die hieruit ontstaat is de fabrikant niet verantwoordelijk.
Omgevingscondities
Nadere inlichtingen over de toelaatbare omgevingscondities vindt u in de technische gegevens van uw bedieningshandleiding.
Gekwalificeerd personeel
De serviceinformaties in deze bedieningshandleiding zijn alleen bestemd voor gekwalificeerd vakkundig personeel. Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Voer a.u.b. geen andere als de in de documentatie aangegeven werkzaamheden uit. Dit geldt ook, als u hiervoor gekwalificeerd bent. Alle kabels en leidingen moeten vast zitten, onbeschadigd, geïsoleerd en voldoende gedimensioneerd zijn. Losse verbindingen, gesmoorde, beschadigde of te gering gedimensioneerde kabels en leidingen moeten onmiddellijk door een geautoriseerd vakbedrijf worden gerepareerd.
ud_fr_se_sv_00927
012005
II
Gekwalificeerd personeel (vervolg)
Onderhoud en reparatie mogen alleen door een geautoriseerd vakbedrijf worden uitgevoerd. Bij extern gekochte onderdelen is niet gewaarborgd dat deze qua constructie en fabricatie aan de belasting en veiligheid beantwoorden. Alleen originele onderdelen gebruiken (geldt ook voor standaardonderdelen). Zonder toestemming van de fabrikant geen veranderingen, inbouw- of verbouwingswerkzaamheden aan het apparaat uitvoeren. Beschadigde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Veiligheidsmaatregelen op de standplaats
Bij de installatie van apparaten met koelluchtopeningenn ervoor zorgen dat de koellucht ongehinderd door de luchtopeningen in en uit kan stromen. Het apparaat alleen volgens de op het vermogensplaatje aangegeven beschermingsklasse in bedrijf nemen.
EMC-maatregelen
Bij de installatie dient ervoor gezorgd te worden dat er geen elektromagnetische storingen aan elektrische en elektronische inrichtingen optreden.
Elektrische installaties
Elektrische installaties alleen volgens de desbetreffende nationale en regionale normen en voorschriften uitvoeren.
ESD-veiligheidsmaatregelen
Gevaar van beschadiging van elektronische componenten door elektrische ontlading. Bij vervanging en installatie van de componenten geschikte ESDveiligheidsmaatregelen treffen.
Veiligheidsmaatregelen bij normaal bedrijf
Het apparaat alleen in bedrijf nemen, als alle veiligheidsinrichtingen goed functioneren. Functioneren de veiligheidsinrichtingen niet helemaal goed, bestaat gevaar voor - leven en goed van het bedienende personeel of derde, - het apparaat en andere materiële waarden van de ondernemer, - het efficiënte werken met het apparaat. Niet goed functionerende veiligheidsinrichtingen vóór het inschakelen van het apparaat door een geautoriseerd vakbedrijf laten repareren . Veiligheidsinrichtingen nooit ontwijken of buiten werking stellen.
III
ud_fr_se_sv_00927
012005
Veiligheidskeurmerk
Apparaten met CE-keurmerk voldoen aan de principiële eisen van de richtlijn voor laagspannings- en elektromagnetische compatibiliteit. Nadere inlichtingen hierover vindt u in de annex resp. in het hoofdstuk „Technische gegevens“ van uw documentatie.
Afvoeren als afval
Gooi dit apparaat niet bij het huishoudelijk afval! Volgens de Europese richtlijn 2002/96/EG met betrekking tot elektrische en elektronische apparatuur en omgezet in nationaal recht moeten afgedankte elektrische gereedschappen gescheiden worden ingezameld en gerecycled om het milieu te ontzien. Lever daarom uw afgedankte apparaat bij uw leverancier in of vraag informatie over een lokaal, geautoriseerd inzamelpunt resp. afvalverwerkingssysteem. Het negeren van deze EU-richtlijn kan negatieve gevolgen hebben voor het milieu en uw gezondheid!
Gegevensveiligheid
Voor de gegevensopslag van wijzigingen in vergelijkting met de fabrieksinstellingen is de gebruiker verantwoordelijk. Voor gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet verantwoordelijk.
Auteursrecht
Het auteursrecht van deze bedieningshandleiding blijft bij de fabrikant. Tekst en afbeeldingen stemmen bij het in druk gaan met de laatste stand der techniek overeen. Wijzigingen voorbehouden. De inhoud van deze bedieningshandleiding is geen basis voor vorderingen van de koper. Voor verbeteringsadviezen en het melden van fouten in deze bedieningshandleicing zijn wij dankbaar.
ud_fr_se_sv_00927
012005
IV
Inhoudsopgave Algemeen ............................................................................................................................... 4 Het LocalNet - grondbeginselen ........................................................................................ DatCom / insteekkaartprincipe ...................................................................................... Datalogger .................................................................................................................... COM Cards ...................................................................................................................
4 4 5 5
Het LocalNet - systeemcomponenten installeren .............................................................. 6 Insteekkaarten aanbrengen .......................................................................................... 6 DatCom-componenten met externe behuizing ............................................................. 8 Kabelverbinding ............................................................................................................ 8 Gegevenskabel ............................................................................................................. 9 Bekabeling .................................................................................................................. 10 Voorbeeld van aansluiting van systeemcomponenten op het LocalNet ....................... 11 Aansluitingen en afleesfuncties ............................................................................................ 12 Algemene aansluitingen en afleesfuncties ...................................................................... 12 Overzicht ..................................................................................................................... 12 Beschrijving ................................................................................................................. 12 Stroomvoorziening................................................................................................................ 13 Voeding voor de DatCom-componenten ......................................................................... Algemeen .................................................................................................................... COM Cards ................................................................................................................. Voedingseenheid ........................................................................................................
13 13 13 14
Adresseren ........................................................................................................................... 15 Systeemcomponenten definiëren in het LocalNet........................................................... Algemeen .................................................................................................................... FRONIUS IG ............................................................................................................... DatCom-componenten algemeen ...............................................................................
15 15 15 15
Gedetailleerde beschrijving van de DatCom-componenten ................................................. 16 Beschikbare DatCom-componenten ............................................................................... 16 Algemeen .................................................................................................................... 16 Datalogger ....................................................................................................................... Algemeen .................................................................................................................... Aansluitingen .............................................................................................................. Modem ........................................................................................................................ Datenlogger & Interface .............................................................................................. Datalogger Card .......................................................................................................... Datalogger Box ........................................................................................................... Gegevens opslaan ...................................................................................................... Stroomverbruik van de datalogger ..............................................................................
1
17 17 18 19 21 21 21 22 22
COM Card ....................................................................................................................... Algemeen .................................................................................................................... Aansluitingen .............................................................................................................. Stroomvoorziening ...................................................................................................... Vermogen van een COM Card ....................................................................................
23 23 23 23 24
Sensor Cards .................................................................................................................. Algemeen .................................................................................................................... Sensor Card ................................................................................................................ Sensor Box ................................................................................................................. Aansluitingen .............................................................................................................. Kanalen T1 / T2 .......................................................................................................... Analoge ingang voor spanningssignaal ...................................................................... Digitale ingangen ........................................................................................................ Analoge ingang voor stroomsignaal ............................................................................ Stroomverbruik van de Sensor Cards .........................................................................
25 25 25 25 26 27 28 29 30 31
Public Display Card / Box ................................................................................................ Algemeen .................................................................................................................... Public Display Card ..................................................................................................... Public Display Box ...................................................................................................... Configureren ...............................................................................................................
32 32 32 32 33
Interface Card / Box ........................................................................................................ Algemeen .................................................................................................................... Interface Card ............................................................................................................. Interface Box ...............................................................................................................
35 35 35 36
Software „FRONIUS IG.access“ (Versie 5.1) ................................................................... Algemeen .................................................................................................................... Systeemeisen ............................................................................................................. Modem installeren ....................................................................................................... FRONIUS IG.access updaten ..................................................................................... Informatie over de database bij de update .................................................................. FRONIUS IG.access installeren .................................................................................. Verbinding tussen datalogger en pc tot stand brengen ............................................... FRONIUS IG.access starten ....................................................................................... Verbinding via seriële interface kiezen ........................................................................ COM-interface ............................................................................................................. USB-interface.............................................................................................................. Fotovoltaïsche installatie instellen ............................................................................... Modemverbinding kiezen ............................................................................................ Instellingen .................................................................................................................. „General - General“ ..................................................................................................... „General - Monitoring“ ................................................................................................. „General - Advanced e-mail options“ .......................................................................... „Datalogger“ ................................................................................................................ „Datalogger Modem“ ................................................................................................... „Inverter“ ..................................................................................................................... „Sensor Cards“ ............................................................................................................ „Public Display“ ........................................................................................................... Installatiegegevens downloaden en archiveren .......................................................... Gegevens evalueren ...................................................................................................
37 37 37 38 38 39 39 40 40 40 41 41 42 43 45 46 48 50 51 52 57 59 61 64 65
2
Menu „Now“ ................................................................................................................ 68 Slotopmerkingen ......................................................................................................... 71 Technische gegevens ...................................................................................................... Datalogger Card / Box................................................................................................. Datalogger & interface ................................................................................................ Sensor Card / Box ....................................................................................................... COM Card ................................................................................................................... Interface Card / Box .................................................................................................... Public Display Card / Box ...........................................................................................
72 72 72 73 73 74 74
Garantie en aansprakelijkheid ......................................................................................... Garantiebeperkingen .................................................................................................. Garantiebepalingen en aansprakelijkheid ................................................................... Garantieperiode .......................................................................................................... Garantiebewijs ............................................................................................................
75 75 75 75 75
Fronius Worldwide
3
Algemeen Het LocalNet - grondbeginselen DatCom / insteekkaartprincipe
Voor een onbeperkte individuele toepassing van de DatCom-componenten wordt het LocalNet gebruikt. Het LocalNet is een datanetwerk waarin meerdere FRONIUS IG-apparaten gegevens kunnen uitwisselen met de DatCom-componenten. Het LocalNet-datanetwerk komt overeen met een ringvormig bussysteem. Voor communicatie van een of meer FRONIUS IG-apparaten met de DatCom-componenten volstaat telkens één gegevensverbinding tussen de afzonderlijke componenten. Daarmee wordt de benodigde bekabeling van afzonderlijke DatCom-componenten tot een minimum beperkt. De DatCom-componenten zijn verkrijgbaar als insteekkaarten (vergelijkbaar met een pc). In de behuizing van de FRONIUS IG kunnen vier insteekkaarten worden geplaatst. Voor extra flexibiliteit zijn de DatCom-componenten ook verkrijgbaar in uitvoeringen met een externe behuizing (box).
4
DatCom-insteekkaartprincipe (vervolg)
Het volgende aantal DatCom-componenten en inverters is het maximum dat kan worden aangesloten op een volledig systeem (specificatie december 2003): 100 inverters uit de FRONIUS IG-serie (er mogen verschillende typen worden gecombineerd, bijvoorbeeld IG 15 en IG 60 met interne en externe behuizing) 1 datalogger profi 10 Sensor Cards / Boxes 10 Public Display Cards / Boxes Het systeem is echter zo ontworpen, dat toekomstige DatCom-componenten eenvoudig achteraf kunnen worden ingebouwd.
Datalogger
Het centrale onderdeel van het LocalNet is de datalogger. Deze coördineert het gegevensverkeer en zorgt ervoor, dat ook grote hoeveelheden gegevens snel en veilig worden verdeeld. Bovendien slaat de datalogger de lange-termijngegevens van de hele installatie op. De datalogger beschikt over twee data-interfaces: voor gegevensoverdracht direct naar de pc (RS232 - Datalogger Card, USB - Datalogger Box) voor gegevensopvraag van een externe pc via modem en telefoonverbinding (RS232) De datalogger is sinds juni 2003 verkrijgbaar in twee uitvoeringen. Datalogger profi: De datalogger profi slaat de gegevens van maximaal 100 inverters en 10 Sensor Cards/Boxes op. Datalogger easy: De datalogger easy slaat alleen de gegevens van de inverter en de Sensor Card / Box met het adres 1 op. Belangrijk! Hierna wordt alleen speciaal naar de datalogger profi of de datalogger easy verwezen als slechts één van de beide uitvoeringen wordt beschreven. Voor beschrijvingen die van toepassing zijn op zowel de datalogger profi als de datalogger easy, wordt alleen de term „datalogger“ gebruikt.
COM Cards
De COM Cards maken de gegevensverbinding van de FRONIUS IG met het LocalNet en de hiermee verbonden DatCom-componenten mogelijk. Bovendien zorgen de COM Cards voor de galvanische scheiding tussen het fotovoltaïsche systeem en de inverters, zodat deze een zeer belangrijke veiligheidsfactor vormen. Alle inverters die op het LocalNet zijn aangesloten, moeten COM Cards bevatten.
5
COM Cards (vervolg)
OPMERKING! Als met een datalogger de gegevens van slechts één FRONIUS IG moeten worden geregistreerd, is eveneens een COM Card vereist. In dat geval dient de COM Card als koppeling tussen het interne netwerk van de FRONIUS IG en de LocalNetinterface van de datalogger.
Het LocalNet - systeemcomponenten installeren Insteekkaarten aanbrengen
WAARSCHUWING! Netspanning kan levensgevaarlijk zijn. Het aansluitgedeelte mag alleen in spanningsvrije toestand door gediplomeerde elektromonteurs worden geopend. WAARSCHUWING! Netspanning en DC-spanning van de solarmodules kunnen levensgevaarlijk zijn. De insteekkaarten mogen alleen worden aangebracht als de FRONIUS IG: - aan de netzijde (AC-zijde) is losgekoppeld - aan de zijde van de solarmodule (DC-zijde) is losgekoppeld Breng de insteekkaarten als volgt aan: Zet de FRONIUS IG op „Standby“ (zie het hoofdstuk „Het menu Setup“ in de bedieningshandleiding bij de FRONIUS IG) Koppel de FRONIUS IG los van zowel de netspanning als van de solarmodule Open het aansluitgedeelte (zie het hoofdstuk over openen van de behuizing in de bedieningshandleiding bij de FRONIUS IG) Schuif het display opzij naar links en verwijder het naar voren Draai de borgschroef (1) van een vrije insteekopening los en verwijder de afdekking van de insteekopening
6
Insteekkaarten aanbrengen (vervolg)
(1)
(2)
OPMERKING! De insteekkaarten kunnen worden beschadigd. Neem daarom bij het werken met insteekkaarten de algemene ESD-voorschriften in acht. In principe kan elke insteekkaart in elke insteekopening worden geplaatst. Neem echter het volgende in acht in verband met de ruimte: -
Er is een ENS-kaart aanwezig (slechts in enkele landen vereist): - Als alle insteekopeningen worden gebruikt: Plaats de COM Card in de insteekopening uiterst rechts Plaats de overige insteekkaarten in de middelste insteekopeningen - Niet alle insteekopeningen worden gebruikt Plaats de insteekkaarten naar eigen goeddunken
-
Er is geen ENS-kaart aanwezig: - Plaats de COM Card in de insteekopening uiterst links - Plaats de overige insteekkaarten naar eigen goeddunken
-
Plaats de insteekkaart (2) in de insteekopening Bevestig de insteekkaart (2) met de borgschroef (1) Sluit de behuizing Sluit de AC- en DC-leidingen aan op de FRONIUS IG.
7
DatCom-componenten met externe behuizing
DatCom-componenten met een externe behuizing zijn uitgevoerd volgens beschermingsklasse IP 20. Deze zijn daarom uitsluitend geschikt voor gebruik binnenshuis of moeten worden ingebouwd in een behuizing die voor gebruik buitenshuis geschikt is.
Kabelverbinding
De insteekkaarten communiceren binnen de FRONIUS IG via het interne netwerk. De externe communicatie (LocalNet) verloopt via de COM Cards. Iedere COM Card heeft twee RS485-interfaces als in- en uitgang. De ingang wordt met „IN“ en de uitgang met „OUT“ aangeduid. De DatCom-componenten met een externe behuizing hebben eveneens een ingang „IN“ en een uitgang „OUT“ voor datacommunicatie in het netwerk. Een FRONIUS IG met een COM Card of een DatCom-component met externe behuizing wordt hierna een LocalNet-abonnee genoemd.
8
Gegevenskabel
De gegevensverbinding van de LocalNet-abonnee verloopt via 8-polige gegevenskabels (1:1-verbinding) en RJ-45-stekkers. Met behulp van een normaal verkrijgbare crimptang kunt u de kabels met een paar bewegingen op maat maken.
(2) (3)
(1)
(2) Hiervoor hebt u het volgende nodig: (1) een 8-polige lintkabel (2) twee RJ45-stekkers (8-polige telefoonstekkers) (3) een crimptang De bovenstaande artikelen zijn bij FRONIUS onder de volgende artikelnummers verkrijgbaar: (1) 8-polige lintkabel 100-m rol (40,0003,0384) (2) RJ45-stekker (43,0003,0815) (3) crimptang (42,0435,0019) zwart
zwart
wit
wit
U maakt de gegevenskabels als volgt op maat: Kort de kabels met de crimptang in tot de gewenste lengte Strip de kabeleinden af met de crimptang
RJ45
OPMERKING! Let bij het aanbrengen van de RJ45stekkers op het volgende: in beide stekkers moeten de aderen dezelfde positie innemen (bijv. zwart = PIN1, wit = PIN8) -
9
Breng de RJ45-stekkers aan
Gegevenskabel (vervolg)
Voor een grotere gegevensveiligheid in een storingsgevoelige omgeving raden wij als alternatief voor de lintkabel een 8-polige 1:1 LAN-netwerkkabel aan (bijv. CAT5-kabel, geïsoleerd en gevlochten). Deze kabels zijn kant en klaar in de volgende lengtes bij FRONIUS verkrijgbaar: CAT5-kabel 1 m (43,0004,2435) CAT5-kabel 20 m (43,0004,2434) CAT5-kabel 60 m (43,0004,2436) Als u deze gevlochten kabels zelf op maat wilt maken, dient u absoluut de volgende pinbezetting van de RJ45-stekkers aan te houden: Pin 1: +12 V (wit / oranje) Pin 2: GND (oranje) Pin 3: RX+ (wit/groen) Pin 4: TX+ (blauw) Pin 5: TX- (wit/blauw) Pin 6: RX- (groen) Pin 7: GND (wit/bruin) Pin 8: +12 V (bruin) OPMERKING! De gegevenskabels zijn niet UV-bestendig. Bescherm de gegevenskabels bij montage buiten tegen direct zonlicht.
Bekabeling
Verbind telkens de bus „OUT“ van de voorafgaande LocalNet-abonnee met de bus „IN“ van de volgende abonnee door middel van de beschreven kabelverbindingen. Hierbij mag de som van alle afzonderlijke verbindingskabels niet meer zijn dan 1000 m. Bij de datalogger worden twee afsluitstekkers geleverd.
Afsluitstekkers
Breng de afsluitstekkers als volgt aan: op de ingang „IN“ van de eerste LocalNet-abonnee op de uitgang „OUT“ van de laatste LocalNet-abonnee
1 IN
2 OUT
IN
OUT
...
n IN
OUT
... Afsluitstekkers
Afsluitstekkers
10
Bekabeling (vervolg)
OPMERKING! Op alle ingangen „IN“ en uitgangen „OUT“ van de LocalNet-abonnees moeten kabelverbindingen of afsluitstekkers zijn aangesloten. Hetzelfde geldt voor voor de ingangen en uitgangen bij gebruik van een COM Card - in systemen met slechts één FRONIUS IG en - geen DatCom-component in de externe behuizing
Voorbeeld van aansluiting van systeemcomponenten op het LocalNet
IN IN
COM Card
ENS
COM Card
ENS
ENS
COM Card
Sensor Box in de externe behuizing
OUT
IN
OUT
OUT
IN
(5)
OUT
(5) PC PC
RS-232
Datalogger IN
(6)
OUT
(6)
(5) Afsluitstekkers (6) Gegevenskabels
11
(6)
(6)
Aansluitingen en afleesfuncties Algemene aansluitingen en afleesfuncties OPMERKING! De onderstaande afbeelding toont de Datalogger profi Box als voorbeeld van het aansluitgedeelte van de DatComcomponenten. Het gedeelte (13) is bij betreffende DatCom-componenten verschillend uitgevoerd.
Overzicht
(8)
Beschrijving
(13)
(9)
(10)
(11)
(12)
(8) Status-LED groen ... brandt bij voldoende stroomvoorziening van de component. Als de groene LED niet brandt, moet voor voldoende stroom worden gezorgd (hoofdstuk „Stroomvoorziening“). (9) Status-LED rood ... brandt continu wanneer de stroomvoorziening weliswaar voldoende is, maar er een fout in de gegevenscommunicatie is opgetreden is (bijv. twee Sensor Cards met hetzelfde adres). brandt ook wanneer de afsluitstekkers niet goed zijn aangebracht. Belangrijk! Als de „Status-LED rood“ slechts kort brandt tijdens het gebruik, wijst dit niet op een fout. (10)Aansluitbus stroomvoorziening ... voor aansluiting van een voedingseenheid voor de stroomvoorziening (hoofdstuk „Stroomvoorziening “). (11)Ingang gegevenscommunicatie „IN“ (12)Uitgang gegevenscommunicatie „OUT“ (13)Specifieke aansluitingen ... afhankelijk van de functionaliteit van de betreffende component.
12
Stroomvoorziening Voeding voor de DatCom-componenten Algemeen
De DatCom-componenten worden onafhankelijk van de FRONIUS IG gevoed. Hierdoor is de stroomvoorziening ook gewaarborgd als er geen netvoeding is. De DatCom-componenten worden gevoed via de COM Cards of met stekkervoedingseenheden. Vooral bij gebruik van een Sensor Card wordt hierdoor gegarandeerd dat de datalogger ook ‘s nachts alle gegevens opslaat.
De COM Cards moeten de DatCom-componenten van stroom voorzien. De geïntegreerde voedingseenheid van zo’n COM Card wordt gevoed via speciale contacten in de insteekopening die ook netspanning voeren wanneer er geen netvoeding is.
COM Cards
Een COM Card kan nog drie andere DatCom-componenten voeden. Aangezien de stroomvoorziening via de gegevenskabel plaatsvindt, worden zo ook DatCom-componenten in een externe behuizing gevoed. AC-zekering
OPMERKING! In installaties met meer dan 12 FRONIUS IG is het toegestaan de stroomtoevoer van sommige COM Cards uit te schakelen om het stroomverbruik van de DatCom te reduceren. - Verwijder hiervoor bij elke tweede COM Card de AC-zekering (MST 315 mA/250 V - zie afbeelding). - Let er hierbij op dat de van stroom voorziene COM Card gelijkmatig over alle fasen wordt verdeeld. OPMERKING! Nadat de bedrading en de systeemcomponenten zijn geïnstalleerd en de netverbinding van alle FRONIUS IG’s tot stand is gebracht, moet bij alle LocalNet-abonnees de groene LED branden. Als dit niet het geval is: - controleer dan de Kabelverbindingen - controleer of alle FRONIUS IG’s op het net zijn aangesloten
13
COM Cards (vervolg)
Als bij afzonderlijke systeemuitbreidingen de groene LED niet brandt, doet u het volgende: Sluit een stekkervoedingseenheid aan op de betreffende DatComcomponent
Voedingseenheid
Elke DatCom-component, zowel een Card als een Box, beschikt over een aansluitbus van 12 V voor een voedingseenheid. OPMERKING! Als een installatie slechts één FRONIUS IG maar meer dan 3 DatCom-componenten bevat, kan de COM Card in de FRONIUS IG niet voldoende energie voor alle DatCom-componenten leveren. Dat betekent dat de groene LED dan niet meer op alle DatComcomponenten brandt. Sluit in dit geval de extra voedingseenheid aan op één van de DatCom-componenten waarvan de groene LED niet brandt. Een voedingseenheid kan stroom leveren aan maximaal acht DatComcomponenten. Hiervoor zijn geen extra voedingskabels nodig. De stroom wordt tussen de componenten verdeeld via de verbindingskabel voor de gegevenscommunicatie. OPMERKING! Alleen de bij FRONIUS verkrijgbare voedingseenheid staat garant voor de geschikte voeding van de DatComcomponenten. Sluit daarom nooit een andere voedingseenheid aan. Belangrijk! De voedingseenheid is ook verkrijgbaar met passende stekkers voor de VS en Groot-Brittannië.
14
Adresseren Systeemcomponenten definiëren in het LocalNet Algemeen
Het LocalNet herkent verschillende DatCom-componenten (datalogger, Sensor Card, ...) automatisch. Tussen meerdere identieke DatCom-componenten wordt echter niet automatisch onderscheid gemaakt. Voor een eenduidige identificatie van iedere systeemcomponent (FRONIUS IG of DatCom-component) moet iedere systeemcomponent een eigen nummer (=adres) krijgen. Met de FRONIUS IG kan het adres direct vanaf het display worden ingesteld. Sommige uitvoeringen van de FRONIUS IG beschikken niet over een display. In dat geval wordt het adres ingesteld met twee toetsen. De overige DatCom-componenten beschikken over een speciaal instelwieltje voor het adresseren. Hiervoor is een kleine platte schroevendraaier nodig.
FRONIUS IG
DatCom-componenten algemeen
In de bedieningshandleiding FRONIUS IG wordt beschreven hoe u het adres op de FRONIUS IG instelt.
OPMERKING! In een netwerk mogen twee gelijke apparaten nooit hetzelfde adres hebben. Voorbeeld: Toegestaan: FRONIUS IG „adres 1“, Sensor Card „adres 1“ Niet toegestaan: FRONIUS IG 20 „adres 1“, FRONIUS IG 30 „adres 1“
15
DatCom-componenten algemeen (vervolg)
Ga als volgt te werk voor alle DatCom-componenten (zowel Cards als Boxes): Draai het instelwieltje (16) met een passende platte schroevendraaier naar het gewenste adres Belangrijk! Omdat er in een installatie altijd slechts één datalogger mag voorkomen, hoeft het adres van de datalogger niet te worden ingesteld. (16)
Gedetailleerde beschrijving van de DatCom-componenten Beschikbare DatCom-componenten Algemeen
Op dit moment (oktober 2005) zijn de volgende DatCom-componenten verkrijgbaar, die hierna worden beschreven: Datalogger COM Card Sensor Card / Box Public Display Card / Box Interface Card / Box FRONIUS IG.access
16
Datalogger Algemeen
De datalogger is verkrijgbaar als Card en als Box. Voor het koppelen van meerdere DatCom-componenten resp. FRONIUS IG’s is de datalogger absoluut noodzakelijk. OPMERKING! Het hele netwerk mag niet meer dan één datalogger bevatten. De datalogger is verkrijgbaar in de volgende uitvoeringen: - Datalogger profi als Card en Box - Datalogger easy als Card en Box - Datalogger & interface als Box De datalogger is de enige systeemcomponent met een onvertraagde klok en voert daarom de systeemcontrole uit. De datalogger controleert voortdurend welke apparaten het systeem bevat en regelt het gegevensverkeer tussen de afzonderlijke systeemcomponenten. De verbinding met de externe gegevensverwerking met een pc wordt eveneens via de datalogger gemaakt. Bovendien slaan de datalogger profi en de datalogger & interface de gegevens van alle inverters en Sensor Cards / Boxes in het systeem op. De datalogger profi en de datalogger & interface kunnen maximaal het volgende aantal systeemcomponenten beheren en de bedrijfsgegevens ervan opslaan: 100 inverters uit de FRONIUS IG-serie (er mogen meerdere typen worden gecombineerd, bijvoorbeeld IG 15 en IG 60 met interne en externe behuizing) 10 Sensor Cards / Boxes 10 Public Display Cards / Boxes OPMERKING! De datalogger easy slaat alleen de gegevens van de inverter en de Sensor Card / Box met het adres 1 op.
17
Aansluitingen
De datalogger beschikt over de volgende aansluitingen: Card: twee RS232-interfaces met 9-polige submin-aansluitingen Box: een USB- en een RS232-interface De aansluitingen dienen voor gegevensoverdracht direct naar de pc voor gegevensopvraag van een externe pc via modem en telefoonverbinding De datalogger & interface beschikt over een extra RS232-interface waarmee de bedrijfsgegevens in een andere indeling worden overgedragen. Raadpleeg het hoofdstuk „Interface Card/Box“ voor meer informatie. Stekkerbezetting van de verbindingskabel tussen Datalogger Card en pc: Seriële interface met pc
OPMERKING! De 9-polige kabel mag niet langer zijn dan 20 m. Belangrijk! De interfacekabel wordt niet bij de datalogger geleverd. Er is een interfacekabel van 1,8 m verkrijgbaar bij FRONIUS (43,0004,1692).
Interface „computer“ naar datalogger
Belangrijk! Als er slechts één vrije USB-interface beschikbaar is, kunt u voor het aansluiten van de datalogger card een normaal verkrijgbare USB/RS 232-converter gebruiken. Gebruik een USB A/B-kabel voor aansluiting van de datalogger Box op de pc. Gebruik de kabel die bij de modem wordt geleverd voor de verbinding tussen de datalogger en de modem. Raadpleeg de gebruikshandleiding bij de modem voor de stekkerbezetting van de kabel. De algemene aansluitingen en afleesfuncties worden beschreven in het hoofdstuk „Aansluitingen en afleesfuncties“.
18
Modem
Algemeen Voor het uitlezen van systeemgegevens via een modem kunt u verschillende modems aansluiten op de datalogger. Alle modems die hierna worden beschreven, zijn door FRONIUS getest. De configuratie is eenvoudig uit te voeren met de software FRONIUS IG.access. U kunt ook andere 56K-modems aansluiten die de standaard V.90 ondersteunen. Neem daarbij het volgende in acht: Uitsluitend voor de volgende modems wordt een goede werking in combinatie met de datalogger gegarandeerd Bij gebruik van een ander modem moet eventueel de initialisatiereeks worden aangepast (zie het hoofdstuk „FRONIUS IG.access“) 1. Tixi Message-modem De datalogger ondersteunt verschillende Message-modems van het merk Tixi. Met Message-modems kunnen servicemeldingen ook worden verzonden als fax of e-mail. Deze reeks modems omvat een ISDN-uitvoering, die eveneens compatibel is met de datalogger. BELANGRIJK! Als de ISDN-uitvoering van het Message-modem op de datalogger is aangesloten, kan ook alleen met een ISDN-modem worden ingebeld. 2. US-Robotics (of 3COM Courier) „V.Everything 56 K“ OPMERKING! Een goede werking in combinatie met de datalogger wordt alleen gegarandeerd wanneer automatische beantwoording van oproepen is ingeschakeld voor de modem. U activeert de automatische beantwoording als volgt: Zet aan de onderzijde van de modem de DIP-schakelaars (5) en (9) in de stand „OFF“
19
Modem (vervolg)
Voor:
Na:
ON
-
ON
De LED „AA“ van de modem moet branden
3. Siemens TC35i Terminal Voor GSM-toepassingen (EGSM 900 MHz, GSM 1800 MHz) wordt deze modem aanbevolen. Vanwege de lage gegevenssnelheid moet evenwel rekening worden gehouden met vertraging in de communicatie tussen de datalogger en de software „FRONIUS IG.access“, voor bij gegevensoverdracht en instellingen. Attentie! Schakel het opvragen van een PIN uit voor de SIM-kaart voordat u de SIM-kaart in de GSM-modem plaatst. Configuratie van de datalogger Als een modem op de datalogger is aangesloten, kan de datalogger speciaal worden geconfigureerd. Met deze configuratie verzendt de datalogger een SMS naar maximaal 3 mobiele telefoons. Daarbij belt de datalogger automatisch naar een speciale dienst van de telecommunicatieaanbieder. Een dergelijke dienst wordt een SMS-center (SMSC) genoemd. Dit center genereert een SMS uit de verzonden gegevens. Diensten De volgende diensten zijn door FRONIUS getest: Duitsland: „D1 alphaservice“ 0049 (0) 1712521002 Oostenrijk: „A1“ 0043 (0) 900 664914 Verenigd Koninkrijk: „Vodafone“ 0044 (0) 7785 499993 Verenigd Koninkrijk: „One 2 One“ 0044 (0) 7958 879889 De genoemde diensten bieden echter niet alle dezelfde mogelijkheden. Sommige kunnen niet vanuit het buitenland worden gebeld, terwijl andere alleen geschikt zijn voor verzending van een SMS. Overzicht van mogelijkheden -
„D1“: kan worden gebeld vanuit Duitsland en Oostenrijk Aantal SMS’en: 3 Kosten (per september 2003): ca. 0,2 euro / SMS
-
„A1“: kan worden gebeld vanuit Oostenrijk Aantal SMS’en: 3 Kosten (per september 2003): ca. 0,7 euro / SMS
-
„Vodafone“: kan worden gebeld vanuit het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk Aantal SMS’en: 1 Kosten (per september 2003): ca. 0,2 euro / SMS 20
Modem (vervolg)
-
„One 2 One“: kan worden gebeld vanuit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Oostenrijk en Spanje Aantal SMS’en: 1 Kosten (per september 2003): ca. 0,2 euro / SMS
Aanbeveling: Omdat de service van A1 duurder is dan die van D1 (per september 2003), beveelt FRONIUS voor installaties in Oostenrijk gebruik van D1 aan. Raadpleeg het hoofdstuk „FRONIUS IG.access“ voor meer informatie over de vereiste instellingen voor SMS-verzending. Belangrijk! Raadpleeg het hoofdstuk „Fronius IG.access“ voor meer informatie over het configureren van de modem. Datalogger Card
(13)
Datalogger Box
(8)
(9)
(13)
Datenlogger & Interface
21
(10)
(11)
(12)
Gegevens opslaan
De datalogger slaat met bepaalde intervallen de actuele gegevens op van alle op het systeem aangesloten FRONIUS IG’s en Sensor Cards / Boxes. Deze intervallen kunnen met de pc-software „FRONIUS IG.access“ worden ingesteld op 5 tot 30 minuten. De opgeslagen gegevens worden met de pc uitgelezen (gedownload) voor verdere verwerking. Met de pc-software „FRONIUS IG.access“ kunnen de gegevens efficiënt en overzichtelijk worden verwerkt, gearchiveerd en in beeld worden gebracht. Als de installatie slechts één inverter telt, kan de datalogger gegevens van maximaal 3 jaar (ongeveer 1000 dagen) opslaan. Afhankelijk van het aantal aangesloten FRONIUS IG’s of Sensor Cards / Boxes in het systeem, neemt het opslagvermogen van de datalogger dienovereenkomstig af. Als het LocalNet 10 FRONIUS IG’s of Sensor Cards / Boxes telt, wordt de opslagcapaciteit dus verminderd tot één tiende (100 dagen). Belangrijk! Zelfs wanneer het maximumaantal van 100 FRONIUS IG’s en 10 Sensor Cards wordt benut, heeft de datalogger nog een opslagcapaciteit van 1000/110 = ca. 9 dagen (bij een opslaginterval van 30 minuten). Houd rekening met het volgende wanneer u het opslaginterval verkleint met de pc-software „FRONIUS IG.access“: als het opslaginterval wordt verkleind van 30 naar bijvoorbeeld 15 minuten, neemt ook de opslagcapaciteit met de helft af (bijv. van 1000 dagen tot 500 dagen). Belangrijk! Wanneer het geheugen van de datalogger vol is, worden niet onmiddellijk alle gegevens gewist. De oudste gegevens worden allengs overschreven door de meest recente gegevens. De gegevens die het laatst zijn gedownload met de pc blijven dus nog de volledige opslagtijd in de datalogger bewaard.
Stroomverbruik van de datalogger
Het gemiddelde verbruik van een datalogger in een installatie bedraagt ongeveer 1,2 W.
22
COM Card Algemeen
De COM Cards maken de gegevensverbinding van de FRONIUS IG met het LocalNet en de hiermee verbonden DatCom-componenten mogelijk. Dit is de reden dat de COM Cards uitsluitend als insteekkaarten verkrijgbaar zijn. In iedere FRONIUS IG moet een COM Card worden geplaatst. (11) (12)
Aansluitingen
De COM Card heeft twee RS485-interfaces voor gegevensoverdracht (11) Ingang gegevenscommunicatie „IN“ (12) Uitgang gegevenscommunicatie „OUT“ In het hoofdstuk „Het LocalNet - systeemcomponenten installeren“ worden de details over de stekkers en kabels voor gegevensoverdracht beschreven. De algemene aansluitingen en afleesfuncties worden beschreven in het hoofdstuk „Aansluitingen en afleesfuncties“.
Stroomvoorziening
Voor de stroomvoorziening van de DatCom-componenten zijn COM Cards voorzien van een geïntegreerde voedingseenheid. De geïntegreerde voedingseenheid van een dergelijke COM Card wordt via speciale contacten in de insteekopening gevoed. Deze contacten voeren ook netspanning wanneer er geen netvoeding is. Een COM Card met een geïntegreerde voedingseenheid kan nog drie andere DatCom-componenten voeden.
23
Stroomvoorziening (vervolg)
Belangrijk! De stroomvoorziening voor andere DatCom-componenten werkt ook wanneer deze zich in een andere FRONIUS IG of in een externe behuizing bevinden. Iedere DatCom-component heeft een LED, die groen brandt wanneer er voldoende stroom wordt geleverd. Bij de COM Cards die hier worden beschreven, geeft het groene licht aan dat de geïntegreerde voedingseenheid werkt. OPMERKING! Als een COM Card is aangebracht en de FRONIUS IG op AC-spanning is aangesloten, moet de groene LED branden. Als dat niet het geval is, kan er sprake zijn van de volgende fouten: De COM Card is niet goed geplaatst. De FRONIUS IG is niet op AC-spanning aangesloten. Er wordt kortsluiting gemaakt in de verbindingskabels naar de andere systeemcomponenten. De COM Card moet meer dan drie DatCom-componenten van stroom voorzien. Als er te veel DatCom-componenten stroom moeten krijgen van één COM Card, gaat u als volgt te werk: Sluit een stekkervoedingseenheid aan op een DatCom-component waarbij de groene LED niet brandt. OPMERKING! Als een installatie slechts één FRONIUS IG maar meer dan drie DatCom-componenten bevat, kan de COM Card in de FRONIUS IG niet voldoende energie voor alle DatCom-componenten leveren. Dat betekent dat de groene LED dan niet meer op alle DatCom-componenten brandt. Sluit in dit geval de extra voedingseenheid aan op één van de DatCom-componenten waarvan de groene LED niet brandt. Raadpleeg het hoofdstuk „Stroomvoorziening“ voor meer informatie over COM Cards.
Vermogen van een COM Card
Het uitgangsvermogen van een COM Card met geïntegreerde voedingseenheid voor stroomvoorziening van extra DatCom-componenten bedraagt maximaal ca. 3 W (afhankelijk van de netspanning). OPMERKING! Bij zeer zwakke netaansluitpunten (AC-spanning is lager dan 200 V) kan het voorkomen dat een COM Card slechts twee DatCom-componenten van stroom kan voorzien.
24
Sensor Cards Algemeen
De Sensor Card is verkrijgbaar als Card en als Box. Voor aansluiting van een groot aantal sensoren biedt de Sensor Card / Box ingangen voor in totaal zes meetsignalen: Twee analoge ingangen voor twee temperatuursensoren PT1000 Een analoge ingang voor de analyse van een spanningssignaal van een instralingssensor Twee digitale ingangen, bijv. voor een stroomverbruiksensor en een windsnelheidsensor Een analoge ingang voor analyse van een stroomsignaal (0 tot 20 mA; 4 tot 20 mA) Met de pc-software „FRONIUS IG.access“ kunnen de verzamelde gegevens van alle op de Sensor Card / Box aangesloten sensoren worden gevisualiseerd. Sommige parameters van de Sensor Card / Box kunnen ook op het display van de FRONIUS IG worden weergegeven.
Sensor Card
(14)
Sensor Box
(14)
25
Aansluitingen
De algemene aansluitingen en afleesfuncties worden beschreven in het hoofdstuk „Aansluitingen en afleesfuncties“. (14) Aansluitgedeelte voor ingangen van het meetsignaal. De sensorleidingen worden aangesloten met schroefklemmen. OPMERKING! De doorsnede van de sensorleidingen bij de schroefklemmen mag niet meer zijn dan 1,5 mm² (AWG 17). (22) (19) (20) (21) (23)
(15)
(16)
(17)
Hierna iedere ingang voor meetsignalen in het aansluitgedeelte gedetailleerd beschreven. Voor het meten van de omgevingstemperatuur, moduletemperatuur, instraling, windsnelheid en energie biedt FRONIUS kanten-klare aangepaste sensoren aan. OPMERKING! Elke ingang voor meetsignalen moet vooraf met de pc-software „FRONIUS IG.access“ worden vrijgeschakeld en geconfigureerd. Verbind vrijgeschakelde ingangen altijd met een bijbehorende sensor. Anders worden vrije ingangen ook geregistreerd door de datalogger. Het gevolg is dan een misleidende waarde voor de parameter, waaraan geen meetsignaal ten grondslag ligt.
26
Kanalen T1 / T2
Algemene toelichting: De kanalen T1 (15) en T2 (16) dienen voor temperatuurmeting met de PT1000-temperatuursensoren. OPMERKING! PT100-temperatuursensoren zijn niet toegestaan. De analyse kan zowel op het display van de FRONIUS IG als met behulp van de pc-software „FRONIUS IG.access“ plaatsvinden. Hierbij dient kanaal T1 voor de moduletemperatuur en kanaal T2 voor de omgevingstemperatuur. (15)
Voorbeeld van kanaalbezetting: Kanaal T1 (15) voor de moduletemperatuur Kanaal T2 (16) voor de omgevingstemperatuur
(16)
Principe van de werking: De temperatuursensoren bestaan uit weerstanden waarvan de weerstand verandert wanneer de temperatuur verandert De Sensor Card / Box meet het spanningsverval op de weerstand als er een constante stroom doorheen stroomt Met dit spanningsverval berekent de Sensor Card de temperatuur Voorbeeld van opbouw en inbedrijfstelling: De temperatuur wordt bij de solarmodules gemeten met temperatuursensor PT1000 op aansluiting T1 (15). Bevestig temperatuursensor PT1000 op de solarmodule Sluit temperatuursensor PT1000 aan op T1 Activeer kanaal T1 (15) met pc-software „FRONIUS IG.access“ - Stel de gewenste naam voor het kanaal in (bijv. „Moduletemperatuur“) - Selecteer een eenheid (°C / °F) OPMERKING! Voor een zuiver meetresultaat mag de sensorleiding niet langer dan 20 m zijn.
27
Analoge ingang voor spanningssignaal
Algemene toelichting: De analoge ingang (17) dient voor de analyse van een spanningssignaal van een instralingssensor. De analyse kan zowel op het display van de FRONIUS IG als met behulp van de pc-software „FRONIUS IG.access“ plaatsvinden. Voorbeeld van kanaalbezetting: Instralingssensor op niveau van solarmodule Principe van de werking: Een instralingssensor met spanningssignaal is een actieve sensor die meer spanning afgeeft naarmate de instraling toeneemt. De Sensor Card / Box meet de spanning tussen de beide aansluitingen van de analoge ingang (17). De instraling kan direct worden afgeleid uit de gemeten spanning.
(17)
Kenwaarden: De Sensor Card heeft drie meetbereiken bij de analoge ingang (17). Kies met de pc-software „FRONIUS IG.access“ uit deze meetbereiken. Meetbereik 1 ... 0 tot 100 mV Meetbereik 2 ... 0 tot 200 mV Meetbereik 3 ... 0 tot 1000 mV Belangrijk! Geef met de pc-software „FRONIUS IG.access“ de omrekenfactor op, zodat de Sensor Card de mV-waarde kan omrekenen naar de gewenste eenheid. De omrekenfactor is afhankelijk van de instralingssensor en wordt vermeld bij de technische specificaties van de sensor (bijv. 70 mV komt overeen met 1000 W/m2). Voorbeeld van opbouw en inbedrijfstelling: De zoninstraling wordt bij de solarmodules gemeten met een instralingssensor op de analoge ingang (17). Bevestig de instralingssensor parallel aan de solarmodules Sluit de instralingssensor aan op de analoge ingang (17) Activeer de analoge ingang (17) met pc-software „FRONIUS IG.access“ - Stel de gewenste naam voor het kanaal in (bijv. „Zoninstraling“) - Stel het meetbereik in - Geef de omrekenfactor op OPMERKING! Voor een zuiver meetresultaat mag de sensorleiding niet langer dan 30 m zijn.
28
Digitale ingangen
Algemene toelichting: De digitale ingangen D1 (19) en D2 (20) dienen voor analyse van spanningsimpulsen (bijv. van een stroommeter). De sensorgegevens worden geanalyseerd met de software „FRONIUS IG.access“. Is op een van de digitale kanalen (19) of (20) van de Sensor Card / Box een sensor aangesloten, dan kan het signaal op op het display van de FRONIUS IG worden geanalyseerd. (22) (19) (20) (21)
Voorbeeld van kanaalbezetting: Kanaal D1 (19) voor stroommeter Kanaal D2 (20) voor windsnelheidssensor Sluit sensoren zonder eigen spanningsvoorziening aan op: D1 (19) of D2 (20) „+ 5 V“ (22) Sluit sensoren met een eigen spanningsvoorziening aan op: D1 (19) of D2 (20) „GND“ (21) Een stroommeter als voorbeeld van de werking: De Sensor Card / Box telt de impulsen van de stroommeter De Sensor Card berekent het verbruik in kWh op basis van het aantal impulsen Daarvoor moet met de pcsoftware „FRONIUS IG.access“ een omrekenfactor worden opgegeven (bijv. 10240 impulsen komen overeen met 1 kWh)
Een windsnelheidsensor als voorbeeld van de werking: De Sensor Card telt de impulsen van de windsnelheidsensor De Sensor Card berekent de windsnelheid op basis van het aantal impulsen per seconde Daarvoor moet met de pc-software „FRONIUS IG.access“ een omrekenfactor worden opgegeven (bijv. 7 impulsen/seconde komt overeen met 1 km/h)
29
Digitale ingangen (vervolg)
Eerste voorbeeld van opbouw en inbedrijfstelling: Meting van de verbruikte energie met een stroommeter op kanaal D1 (19). Installeer de stroommeter op de betreffende AC-leidingen Sluit de impulsuitgang van de stroommeter aan op op kanaal D1 (19) en „+5V“ Activeer kanaal D1 (19) met pc-software „FRONIUS IG.access“ - Stel de gewenste naam voor het kanaal in (bijv. „Energieverbruik“) - Selecteer een eenheid (bijv. „kWh“) - Geef de omrekenfactor op Tweede voorbeeld van opbouw en inbedrijfstelling: Meting van de windsnelheid met een windsnelheidsensor op kanaal D2 (20). Monteer de windsnelheidsensor op de juiste positie Sluit de windsnelheidsensor aan op kanaal D2 (20) en „+5V“ of „GND“ Activeer kanaal D2 (20) met pc-software „FRONIUS IG.access“ - Stel de gewenste naam voor het kanaal in (bijv. „Windsnelheid“) - Selecteer een eenheid (bijv. „km/h“) - Geef de omrekenfactor op OPMERKING! Voor een zuiver meetresultaat mag de sensorleiding niet langer dan 30 m zijn.
Analoge ingang voor stroomsignaal
De analoge ingang (23) dient voor aansluiting van een sensor met een gestandaardiseerde stroominterface voor 20 mA. De analyse kan uitsluitend worden uitgevoerd met de pc-software „FRONIUS IG.access“. Voorbeeld van kanaalbezetting: Aansluiting van een luchtvochtigheidssensor met stroomsignaal op de analoge ingang (23)
(23)
Principe van de werking: Een luchtvochtigheidssensor met stroomsignaal is een actieve sensor die meer stroom afgeeft naarmate de luchtvochtigheid toeneemt. De Sensor Card / Box meet de stroom tussen de beide aansluitingen van de analoge ingang (23). De luchtvochtigheid kan direct worden afgeleid uit de gemeten stroom.
30
Analoge ingang voor stroomsignaal (vervolg)
Kenwaarden: De Sensor Card heeft twee meetbereiken bij de analoge ingang (23). Kies met de pc-software „FRONIUS IG.access“ uit deze meetbereiken. Meetbereik 1 ... 0 tot 20 mA Meetbereik 2 ... 4 tot 20 mA Belangrijk! Geef met de pc-software „FRONIUS IG.access“ de omrekenfactor op, zodat de Sensor Card / Box de mA-waarde kan omrekenen naar de gewenste eenheid. De omrekenfactor is afhankelijk van de sensor en wordt vermeld bij de technische specificaties van de sensor. Voorbeeld van opbouw en inbedrijfstelling: Meting van de luchtvochtigheid met een luchtvochtigheidssensor op de analoge ingang (23). Monteer de luchtvochtigheidssensor op een geschikte plaats Sluit de luchtvochtigheidssensor aan op de analoge ingang (23) Activeer de analoge ingang (23) met pc-software „FRONIUS IG.access“ - Stel de gewenste naam voor het kanaal in (bijv. „Luchtvochtigheid“) - Selecteer een eenheid (bijv. „%“) - Stel het meetbereik in - Geef de omrekenfactor op
Stroomverbruik van de Sensor Cards
Het gemiddelde verbruik van een Sensor Card / Box in een installatie bedraagt ongeveer 1,1 W.
31
Public Display Card / Box Algemeen
De Public Display Card is verkrijgbaar als Card en als Box. De Public Display Card / Box dient voor aansluiting van verschillende grote displays. De algemene aansluitingen hebben dezelfde functie als bij de andere DatCom-componenten (instelwieltje voor adresseren, bus voor stekkervoedingseenheid, LED’s) De Public Display Card / Box heeft een RS232-interface met een 9-polige submin-stekker. De 9-polige submin-stekker dient voor aansluiting van een groot display. In een fotovoltaïsch systeem kunnen maximaal 10 Public Display Cards / Boxes zijn geïnstalleerd. Dat houdt in, dat de installatie maximaal 10 verschillende displays kan hebben.
Public Display Card
Public Display Box
32
Configureren
De Public Display Card / Box kan met de software FRONIUS IG.access worden geconfigureerd voor twee verschillende displaytypen. Displaytype A: Als op de Display Card / Box een alfanumeriek display van FRONIUS of een display van de firma Rico aangesloten, dan moet „Displaytype A“ worden ingesteld. De Public Display Card / Box is ontworpen voor automatische herkenning van het aangesloten display. Er hoeven dus niet meer instellingen te worden opgegeven. Belangrijk! Als u wilt dat het display waarden voor de instraling, moduletemperatuur of omgevingstemperatuur weergeeft, moeten de bijbehorende sensoren op de Sensor Card / Box met adres 1 zijn aangesloten. Met FRONIUS IG.access kunt u evenwel meer instellingen opgeven (die niet altijd vereist zijn). Raadpleeg het hoofdstuk „FRONIUS IG.access“ voor meer informatie over deze instelmogelijkheden. Belangrijk! Bij de FRONIUS Public Display is de Public Display Card al in het display geïntegreerd, zodat er aanzienlijk minder bedrading nodig is. Displaytype B: Als de instelling „Displaytype B“ is gekozen, geeft de Public Display Card / Box een gedefinieerd gegevensrecord weer via de seriële interface. Interfaceparameters: - 2400 Baud - 8 databits - 1 stopbit - Geen pariteit - Geen handshake Het gegevensrecord bevat de volgende waarden: Totale energie (kWh) Energie per dag (kWh) Huidige vermogen (kW) Instraling (W/m²) .... is alleen beschikbaar als er ook een bijbehorende sensor op de Sensor Card / Box met het adres 1 is aangesloten. Het gegevensrecord wordt weergegeven met de volgende indeling: totale energie: 6 cijfers, zonder decimalen in kWh dagelijkse energie: 4 cijfers, zonder decimalen, in kWh actueel vermogen: 4 cijfers, waarvan 2 decimalen, in kW (waarbij de komma altijd op dezelfde positie staat) Instraling: 4 cijfers, zonder decimalen, in W/m²
33
Configureren (vervolg)
Het gegevensrecord bestaat uit ASCII-tekens (97 byte) en is als volgt opgebouwd: - Start: # - Energy total: 6 bytes - Energy today: 4 bytes - Actual power: 4 bytes - Space: 16 bytes, 20 hex - Space: 2 bytes, 30 hex - Irradiation: 4 bytes - Space: 2 bytes, 30 hex - Space: 56 bytes, 20 hex - End : CR LF Voorafgaande nullen worden niet onderdrukt. Belangrijk! Voor „Irradiation“ geldt: Als de bijbehorende sensor er niet is, wordt deze waarde verwerkt alsof „0 W / m²“ is gemeten. Het gemiddelde stroomverbruik van de Public Display Card bedraagt ongeveer 1,2 W.
34
Interface Card / Box Algemeen
De Interface Card / Box is verkrijgbaar als Card en als Box en dient voor de overdracht van verschillende installatiegegevens in een vrij toegankelijke indeling. De communicatie-interface is uitgevoerd als RS232 met een 9-polige subminstekker. In een installatie kan het volgende worden geïntegreerd: - een Interface Card / Box of - een datalogger & interface (functie reeds geïntegreerd) Overdraagbare gegevens (seriële interface), Inverters: Pac, Uac, Iac, fac, Udc, Idc, Eac Sensoren: de waarden van temparatuur-, instralings- en digitale kanalen van alle Sensor Cards / Boxes in het systeem Ga naar www.fronius.com voor een volledige beschrijving van het protocol. Instelbare baudrates met de regeling „Baud“ op het apparaat: Instelling schakelaar
Snelheid (baud)
0
2400
1
4800
2
9600
3
14400
4
19200
Belangrijk! Bij de instellingen 5 - 9 van de schakelaar „Baud“ bedraagt de snelheid 2400 baud. Pinbezetting RS232 2: RxD 3: TxD 5: GND
Interface Card
35
Interface Box
36
Software „FRONIUS IG.access“ (Versie 5.1) Algemeen
Gegevens die met de datalogger zijn opgeslagen, kunnen zowel op het display van de FRONIUS IG als met de pc-software „FRONIUS IG.access“ worden geanalyseerd. Met de communicatiesoftware „FRONIUS IG.access“ kunt u de veranderingen in bedrijfsparameters van uw installatie nauwkeurig volgen. Hierdoor is zowel een statistische analyse van alle bedrijfsparameters als een snelle bedrijfsdiagnose mogelijk. Voor een individuele bedrijfsgegevensregistratie kunt u met „FRONIUS IG.access“ zowel de vereiste kanalen op de Sensor Card activeren als de meetbereiken en omrekenfactoren voor de betreffende sensoren instellen.
Systeemeisen
„FRONIUS IG.access“ stelt de volgende eisen aan de hardware: Minimale vereisten: PC met Pentium-processor (266 MHz) 64 MByte werkgeheugen 15 MByte vrij schijfgeheugen Cd-rom-station Monitor met grafische kaart Vrije RS232-interface MS Windows-compatibele muis De volgende besturingssystemen zijn geschikt: - Microsoft Windows 98 met Y2K Update 2 en Internet Explorer 4.01 Service Pack 2 (SP2 - of hoger) - Microsoft Windows 98 Second Edition - Microsoft Windows Millennium - Microsoft Windows NT® 4 Service Pack 6 (SP6 - of hoger) en Internet-Explorer 4.01 Service Pack 2 (SP2 - of hoger) - Microsoft Windows 2000 - Microsoft Windows XP Aanbevolen specificaties: Pc met Pentium III-processor (700 MHz) 256 MByte werkgeheugen
37
Modem installeren
Als u een datalogger via een modem wilt uitlezen, moet u een analoge modem op de pc installeren. Als u al een analoge modem op de pc hebt geïnstalleerd dat geschikt is voor de datalogger, kunt u deze stap overslaan. Uitzondering: als op de datalogger een ISDN-Message-modem is aangesloten, moet u op de pc eveneens een ISDN-modem installeren.
-
OPMERKING! Als u FRONIUS IG.access al hebt geïnstalleerd, gaat u als volgt te werk: Sluit „FRONIUS IG.access“ Klik met de rechtermuisknop op het pictogram (24) van LocalNet Server en sluit LocalNet Server.
(24) Belangrijk! Wanneer u een modem hebt geïnstalleerd, kunt u alle functies van „FRONIUS IG.access“ ook op grote afstand gebruiken.
FRONIUS IG.access updaten
Als u al een oudere versie van „FRONIUS IG.access“ hebt geïnstalleerd en u een update voor versie 5.1 wilt uitvoeren, gaat u net zo te werk als bij de eerste installatie. In de volgende sectie, „FRONIUS IG.access installeren“, wordt de eerste installatie beschreven. OPMERKING! Zorg er bij de installatie voor, dat u versie 5.1 in dezelfde directory installeert als de oudere versie. Belangrijk! Persoonlijke gegevens en instellingen blijven bij de update volledig behouden. OPMERKING! Als u „FRONIUS IG.access 5.1“ volledig wilt benutten, moet ook voor de datalogger een update naar versie 5.1 worden uitgevoerd. De software die u daarvoor nodig hebt en de bijbehorende handleiding vindt u in de directory „Datalogger update“ op de cd of op onze website „www.fronius.com“. Belangrijk! Raadpleeg het volgende hoofdstuk „Informatie over de database bij de update“ voor meer informatie hierover.
38
Informatie over de database bij de update
„FRONIUS IG.access“ 1.0 tot 3.0. Deze versies van „FRONIUS IG.access“ slaan alle gegevens van de installatie op in één database. Deze heeft de naam „PV-installatie“ (bijv. „Solar 1.fig“). Op uw gegevensdrager bevindt deze database zich in de map „IG.access - Data“. „FRONIUS IG.access“ 4.0 Met ingang van versie 4.0 wordt de database in meerdere kleine databases verdeeld. Deze manier van opslaan garandeert ook bij grotere hoeveelheden gegevens een snelle toegang tot de gegevens. Op uw gegevensdrager bevinden de gegevens zich in de map „IG.access - Data“. Hierbij zijn de gegevens verdeeld in kleinere databases. Het bestand „Installatienaam.fig“ bevat alle gegevens voor weergave van de staafdiagrammen. Bovendien zijn er de bestanden met de naam „Jaarcijfers.igr“, die detailgegevens van de betreffende jaren bevatten. Update van versie 3.0 naar versie 4.0 of een latere versie Voor een update van de software „FRONIUS IG.access“ naar versie 4.0 of een latere versie moet de database bij de eerste start van „FRONIUS IG.access“ worden opgedeeld. U kunt deze verdeling onmiddellijk voor alle installaties of per afzonderlijke installatie uitvoeren. Afhankelijk van de hoeveelheid gegevens en de snelheid van de pc kan de procedure langer dan 30 minuten duren. Belangrijk! Het opdelen van de database is een zware taak voor de computer. Bij grote hoeveelheden gegevens is het raadzaam dat de database wordt opgedeeld wanneer geen andere werkzaamheden met de pc worden verricht (bijv. ‘s nachts).
FRONIUS IG.access installeren
De software „FRONIUS IG.access“ wordt grotendeels automatisch geïnstalleerd en vereist geen speciale expertise. Sluit alle toepassingen en programma’s op de pc Start Windows Plaats de cd-rom die bij de datalogger is geleverd in het station Kies de map van de gewenste taal Start het bestand „setup.exe“ in die map Volg de aanwijzingen van de installatiesoftware (wizard) Start de pc opnieuw op wanneer de installatie is voltooid
39
Verbinding tussen datalogger en pc tot stand brengen
-
Sluit de datalogger aan op een USB- of seriële interface van de pc, afhankelijk van de uitvoering van de datalogger.
Belangrijk! Voordat de datalogger met de USB-interface wordt verbonden, moet het USB-stuurprogramma zijn geïnstalleerd. Is de datalogger met de USB-interface verbonden, dan wordt het venster „Nieuwe hardware gevonden“ weergegeven. Volg de aanwijzingen van de wizard voor het zoeken naar nieuwe hardware. Het USB-stuurprogramma voor de datalogger wordt bij de „FRONIUS IG.access“ geleverd. Als u „FRONIUS IG.access“ in de standaardmap hebt geïnstalleerd, is het stuurprogramma opgeslagen op het pad „C:\ Programme \ FRONIUS \ Austria \ IG.access \ Driver \ USB“. -
Geef dit pad op voor installatie van het stuurprogramma en volg de aanwijzingen van de wizard.
De USB-interface is geïnstalleerd en de software „Fronius IG.access“ is gereed voor ingebruikname.
FRONIUS IG.access starten
-
Start de software „FRONIUS IG.access“. - U vindt „FRONIUS IG.access“ in het menu Start onder „Programma’s“ \ „FRONIUS Product Group“ \ „IG.access“
Verbinding via seriële interface kiezen
Nadat FRONIUS IG.access is gestart, wordt het dialoogvenster „Select Interface“ weergegeven. Als de pc niet direct met de datalogger is verbonden en de datalogger via een modem wordt uitgelezen, kunt u in het hoofdstuk „Modemverbinding kiezen“ lezen hoe u te werk moet gaan. -
40
Kies de pc-interface waarop de verbindingskabel voor de datalogger is aangesloten Klik op de knop „OK“.
COM-interface
Als in het dialoogvenster „Select Interface“ de COM-interface is gemarkeerd (bijv. „COM1“), wordt het dialoogvenster „Netsettings“ weergegeven. -
-
Geef in het veld „Name“ een naam op voor de geselecteerde interface of accepteer de voorgestelde naam (bijv. „COM1“). Klik op de knop „OK“.
Het dialoogvenster „IG.access Connections Options“ wordt weergegeven. In dit dialoogvenster kunt u meer interfaces aanmaken. Dat kan nodig zijn wanneer op iedere interface een afzonderlijke datalogger wordt aangesloten. -
USB-interface
In dit voorbeeld worden nog geen extra interfaces aangemaakt. Klik daarom op de knop „Close“
Als in het dialoogvenster „Select Interface“ de USB-interface is gemarkeerd (bijv. „USB Connection“), wordt het dialoogvenster „New USB Connection“ weergegeven. -
Selecteer de optie „Datalogger“. Klik op de knop „OK“.
Het dialoogvenster „Netsettings“ wordt weergegeven. Wijzig eventueel de naam van de datalogger in het veld „Names“
Belangrijk! Het is raadzaam de naam te wijzigen wanneer op de USBinterfaces meerdere dataloggers zijn aangesloten. -
Klik op de knop „OK“.
41
USB-interface (vervolg)
Het dialoogvenster „IG.access Connections Options“ wordt weergegeven. In dit dialoogvenster kunt u meer interfaces aanmaken. Dat kan nodig zijn wanneer op iedere interface een afzonderlijke datalogger wordt aangesloten. -
Fotovoltaïsche installatie instellen
In dit voorbeeld worden nog geen extra interfaces aangemaakt. Klik daarom op de knop „Close“
Wanneer u de software „FRONIUS IG.access“ de eerste keer start, krijgt u het verzoek een nieuwe installatie in te stellen. -
Klik op de knop „OK“.
Het dialoogvenster „New PV system“ wordt weergegeven.
-
Geef in het veld „PV System Name“ een naam op voor de fotovoltaïsche installatie (bijv. „Solar 1“) Selecteer in het veld „Connect Via“ de pc-interface waarop de verbindingskabel voor de datalogger is aangesloten (bijv. „COM1“ of „Datalogger Solar 1“) Klik op de knop „OK“. Uw fotovoltaïsche installatie is nu geïnstalleerd en „FRONIUS IG.access“ is klaar voor gebruik. Klik op de knop „OK“.
-
Het startscherm van de software „FRONIUS IG.access“ wordt weergegeven.
42
Modemverbinding kiezen
Belangrijk! In versie 4.0 zijn hierin wijzigingen aangebracht om het instellen van modemverbindingen te vereenvoudigen. Nadat „FRONIUS IG.access“ is gestart, wordt het dialoogvenster „Select Interface“ weergegeven. - Kies de optie „Modemconnection“ - Klik op de knop „OK“.
Het dialoogvenster „Netsettings“ wordt weergegeven.
-
Geef een naam op voor de modem (bijv. „Modem Solar 1“). Zo kunt u uw installatie met verschillende modems uitlezen. Selecteer de modem die u op de computer wilt installeren.
Klik op de knop „OK“. Het dialoogvenster „IG.access Connections Options“ wordt weergegeven. -
43
In het beschreven voorbeeld worden nog geen extra verbindingen aangemaakt. Klik daarom op de knop „Close“
Modemverbinding kiezen (vervolg)
Wanneer u de software „FRONIUS IG.access“ de eerste keer start, krijgt u het verzoek een nieuwe installatie in te stellen. -
Klik op de knop „OK“.
Het dialoogvenster „New PV system“ wordt weergegeven.
-
Geef in het veld „PV System Name“ een naam op voor de fotovoltaïsche installatie (bijv. „Solar 1“) Geef in het veld „Connect Via“ de modemverbinding op (bijv. „Modem Solar 1“) Voer in het veld Phone Number het telefoonnummer van het dataloggermodem in. OPMERKING! Als de aangesloten modem van uw pc is verbonden met een telefooncentrale, voert u na de „0“ een komma („,“) in. Schakel in dat geval de optie „Wait for dialtone before dialling“ op de pc uit.
-
Klik op de knop „OK“.
Het dialoogvenster „Connect“ wordt weergegeven. -
Vervolgens moet u de fotovoltaïsche installatie opbellen om de datalogger te identificeren. Klik daartoe op de knop „Dial“.
Belangrijk! Na een gelukte identificatie van de datalogger worden de leidingen automatisch gescheiden.
44
Modemverbinding kiezen (vervolg)
Het volgende venster wordt weergegeven.
Instellingen
In de sectie „Instellingen“ worden de algemene systeeminstellingen beschreven.
Klik op de knop „OK“. Het startscherm van de software „Fronius IG.access“ wordt weergegeven.
-
Kies de menuoptie „Settings“
Het dialoogvenster „Settings“ wordt weergegeven.
In de volgende secties worden de tabbladen van het dialoogvenster „Settings“ beschreven. Dit zijn de volgende tabbladen: „General - General“ „General - Monitoring“ „General - Advanced e-mail options“ „Datalogger“ „Datalogger Modem“ „Inverter“ „Sensor Cards“ „Public Display“ 45
„General General“
Het tabblad „General - General“ is standaard geselecteerd. Geef bij „Earnings“ het voedingstarief voor één kWh op (bijv. „0,457“ | „Euro“) Energy comparison - algemene informatie Na iedere gegevensoverdracht kunt u met „FRONIUS IG.access“ automatisch een opbrengstanalyse van uw fotovoltaïsche installatie maken. Als daarbij een fout wordt opgemerkt, krijgt u een waarschuwing. Optioneel kan deze waarschuwing per e-mail worden doorgegeven. Geef de volgende instellingen op voor de „Energy comparison“: Klik op de knop „IG’s...“ Definieer de inverter in de installatie die u wilt controleren. Geef bovendien het modulevermogen op dat op de FRONIUS IG is aangesloten, als u dit nog niet hebt gedaan bij „PV Power“. Hoe analyseert FRONIUS IG.access de gegevens? Na iedere gegevensoverdracht berekent „FRONIUS IG.access“ de opgeslagen dagenergie in kWp. Dit wordt gedaan voor iedere inverter waarvoor de controle is geactiveerd. Op basis van de opgeslagen dagenergie voor iedere FRONIUS IG berekent „FRONIUS IG.access“ een gemiddelde waarde. Als een of meer FRONIUS IG’s een ontoelaatbare afwijking van deze gemiddelde waarde te zien geven, genereert FRONIUS IG.access een foutmelding. Belangrijk! Bij installaties met slechts één FRONIUS IG wordt geen berekening uitgevoerd. In dit geval wordt er een foutmelding gegeven als een inverter een dag lang geen voeding heeft opgeleverd. Energy deviation De referentiewaarde voor de maximale rendementsafwijking is de gemiddelde waarde van de dagenergie van alle FRONIUS IG’s per kWp. De maximale rendementsafwijking bepaalt hoe veel een FRONIUS IG ten hoogste van de gemiddelde waarde mag afwijken. De maximaal toelaatbare rendementsafwijking kan voor iedere FRONIUS IG van 1 - 100 % worden ingesteld. Belangrijk! Vermijd een te lage tolerantie-instelling (< 5 %), omdat deze kan leiden tot een toename van het aantal fouten.
46
„General General“ (vervolg)
Threshold De drempelwaarde geeft aan vanaf welke minimale voeding het rendement wordt berekend. Als de gemiddelde waarde van de gevoede energie per kWp onder deze drempelwaarde ligt, wordt er geen rendementsvergelijking uitgevoerd. Er wordt wel een foutmelding gegeven indien de netvoeding bij een FRONIUS IG een dag lang volledig achterwege is gebleven. De invoer van een drempelwaarde voorkomt fouten op dagen met een zeer geringe zoninstraling of bij modules die gedeeltelijk met sneeuw zijn bedekt. Een waarde van 0,3 kWh / kWp voor de netvoeding op de betreffende dag kan het volgende betekenen: Slechts gedurende 0,3 uur volledig vermogen Gedurende 3 uur in bedrijf met een vermogen van slechts 10%. Dit komt overeen met een zeer bewolkte winterdag. Voorbeeld van Energy comparison: Uit het volgende voorbeeld blijkt hoe „FRONIUS IG.access“ een rendementsvergelijking uitvoert. Op een dag leveren vier FRONIUS IG’s (IG-nr. 1 t/m 4) de volgende voedingswaarden (energie/dag): IG-nr.
IG-type
PV-vermogen (Wp)
Energie/dag (kWh)
Energie/dag (kWh/kWp)
1
IG 60
5500
33
6
2
IG 30
2750
16,5
6
3
IG 30
2750
11
4
4
IG 30
2750
16,5
6
Gemiddelde
5,5
In „FRONIUS IG.access“ zijn de volgende instellingen gekozen: Maximale rendementsafwijking: 10 % Drempelwaarde: 0,3 kWh/kWp Het gemiddelde van 5,5 kWh/kWp ligt duidelijk boven de drempelwaarde van 0,3 kWh/kWp. Er wordt dus een rendementsvergelijking uitgevoerd. De tabel vermeldt voor FRONIUS IG nr. 3 een voedingsenergie van 4 kWh/kWp. Dat betekent een waarde van ca. 27% onder het gemiddelde (5,5 kWh/kWp). Dit verschil is aanzienlijk groter dan de ingestelde rendementsafwijking van 10%. Het gevolg hiervan zou een foutmelding in „FRONIUS IG.access“ zijn. Desgewenst zou hiervoor bovendien een bericht per e-mail worden verzonden.
47
„General Monitoring“
-
Selecteer het tabblad „General - Monitoring“
Automatic download „FRONIUS IG.access“ ondersteunt automatische uitlezing van fotovoltaïsche installaties. De gegevensoverdracht voor iedere installatie wordt geheel automatisch uitgevoerd. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: „FRONIUS IG.access“ is op het ingestelde downloadtijdstip gestart. Er is een verbinding met de installatie (bij een directe verbinding via COM-interfaces). Er is een onbezet modem beschikbaar voor inbellen (in geval van een modemverbinding). -
Automatic download Selecteer bij een geactiveerde automatische download de weekdagen waarop de download dient plaats te vinden. Download time Voer hier het tijdstip in waarop „FRONIUS IG.access“ de gegevens moet downloaden. Password Modem Geef hier een wachtwoord voor de modem op als deze met een wachtwoord is beveiligd.
Belangrijk!Als „FRONIUS IG.access“ op het ingestelde tijdstip niet is gestart, wordt ingebeld zodra „FRONIUS IG.access“ wordt gestart. Bovendien kan „FRONIUS IG.access“ automatisch worden gestart nadat de PC is opgestart. Hiertoe verschuift u het bestand „access.exe“ naar de volgende menuoptie van het bureaublad: - Start \ Programma’s \ Autostart
48
„General Monitoring“ (vervolg)
E-mail (instellingen) Service e-mail Als bij de rendementsvergelijking een ontoelaatbare afwijking is vastgesteld, kan een service-e-mail naar maximaal 6 personen worden verzonden. De service-e-mail bevat een csv-bestand. Dit bestand is geschikt voor de gebruikelijke spreadsheetprogramma’s (bijv. MS Excel) en informeert over de afwijking van de inverter. Onafhankelijk van de e-mailverzending wordt het csv-bestand in dezelfde ordner als de database op de vaste schijf opgeslagen. U opent het csv-bestand met de menuoptie „Bestand - Service e-mail openen“. Belangrijk! De optie „Service e-mail“ is alleen beschikbaar als de rendementsvergelijking is geactiveerd. -
Internet Portal Als er bijlagegegevens van „FRONIUS IG.access“ naar de internetserver van „FRONIUS IG.online“ worden verzonden: activeert u het veld „Internet Portal“. In het veld „Recipient Address Internet Portal“ geeft u het e-mailadres van het portaal op: „
[email protected]“. Belangrijk! Raadpleeg de gebruikshandleiding bij „FRONIUS IG.online“ voor meer informatie over het verzenden van bijlagegegevens over „FRONIUS IG.access“.
-
Energy report Met het energierapport kunnen de energiegegevens voor de installatie van FRONIUS IG.access worden geanalyseerd. Met regelmatige tussenpozen (dagelijks, wekelijks, maandelijks) vindt er een evaluatie plaats, waarna per e-mail een energierapport wordt verzonden. Het energierapport is als csv-bijlagebestand aan de e-mail toegevoegd. Dit bestand bevindt zich bovendien ook op uw vaste schijf in dezelfde map als de database. U opent het bestand met de menu-optie „Bestand - Energierapport openen“.
LAN / Dial up connection Als uw pc deel uitmaakt van een LAN, kiest u de optie voor inbellen in het Internet. Als u kiest voor een inbelverbinding, biedt „FRONIUS IG.access“ keuze uit de inbelverbindingen die op de pc zijn geïnstalleerd. SMTP server Voer hier de naam van uw SMTP-server in. Als de optie „LAN“ is ingeschakeld, kunt u met de optie „Search“ zoeken naar de SMTPserver. Als u „Dial up connection“ hebt gekozen, voert u hier de naam van de SMTP-server in. Deze hebt u ontvangen bij aanmelding van uw e-mailaccount of kunt u vinden op het Internet. Voorbeelden van SMTP-servers van verschillende providers zijn: t-online: smtpmail.t-online.de GMX: mail.gmx.net Yahoo: smtp.mail.yahoo.de of smtp.mail.yahoo.com 49
„General Monitoring“ (vervolg)
Sender address Voer hier de afzender van de service-e-mail en het energierapport in. Als u met de pc meerdere installaties wilt controleren, wordt het volgende aanbevolen: Ga naar het tabblad „Advanced e-mail options“. Voer in het veld „Display Name“ de naam van de installatie in. Hierdoor kan de ontvangen e-mail eenduidig worden toegewezen aan een installatie. Recipient Address Voer hier de ontvanger van de service-e-mail en het energierapport in. Als deze naar meerdere (maximaal 6) ontvangers moeten worden verzonden, worden de adressen gescheiden door een puntkomma („;“). Belangrijk! Nadat alle instellingen zijn opgegeven, is het raadzaam een test-e-mail te verzenden om te controleren of alle instellingen correct zijn verwerkt.
„General Advanced email options“
Displayed Name Definieer hier de naam waaronder de e-mail in uw postvak wordt opgeslagen. Belangrijk! Als u deze instelling niet opgeeft, krijgt u de e-mail onder de naam in het veld „Sender address“. De overige instellingen hoeven niet te worden gewijzigd. Wijzig deze wanneer u de e-mail verzendt via een gratis e-mailaccount (bijv. gmx, hotmail, ...). In dat geval kiest u de volgende opties: Kies de optie „SMTP Login“ Voer uw gebruikersnaam (= klantnummer bij gmx) en wachtwoord in. Deze gegevens zijn u verstrekt bij uw aanmelding voor een gratis emailaccount. De overige instellingen zijn in „FRONIUS IG.access“ al voorgedefinieerd. De overige instellingen hoeven dus niet te worden gewijzigd. Als u hierover vragen hebt, neemt u contact op met de Service-Hotline van FRONIUS.
50
„Datalogger“
-
Selecteer het tabblad „Datalogger“
OPMERKING! Alleen de instellingen van het gedeelte „General“ kunnen worden gewijzigd zonder verbinding met de datalogger. Bereik „Data enquiry cycle“: In het veld „Inverter“ geeft u op, met welke intervallen de datalogger de gegevens van de FRONIUS IG moet opslaan. In het veld „Sensor Cards“ geeft u op, met welke intervallen de datalogger de gegevens van de sensoren moet opslaan. OPMERKING! Als u de intervallen korter maakt, neemt ook de opslagduur van de datalogger af. Bereik Date/Time: In het veld „Date/Time ...“ kunt u de systeemtijd van de fotovoltaïsche installatie corrigeren. (Er wordt een afzonderlijk veld weergegeven; zodra u op „OK“ klikt, wordt de ingestelde tijd overgenomen). Bereik „Download“: In het bereik „Download“ geeft u op of het volgende met de pc moet worden opgevraagd bij een download: - de inhoud van de datalogger sinds de vorige download („From last date“) - de volledige inhoud van de datalogger („Total datalogger contents“) Belangrijk! De instelling „From last date“ wordt aanbevolen, omdat het downloaden daarmee sneller verloopt en eerder gearchiveerde gegevens niet nogmaals worden opgeslagen.
51
„Datalogger“ (vervolg)
Bereik „Delete Data“: Klik in het bereik „Delete Data“ uitsluitend op het veld „Delete“ als u inderdaad alle opgeslagen gegevens uit de datalogger wilt verwijderen. OPMERKING! Doorgaans hebt u het veld „Delete“ niet nodig. Bereik „Administrator password“: In het bereik Administrator password kan een wachtwoord worden toegekend voor beveiliging van het bereik „Settings“. Dit wachtwoord is onafhankelijk van de modems (zie de beschrijving bij het tabblad „Datalogger Modem“). Belangrijk! De fabrikant heeft geen wachtwoord ingesteld. Indien u uw fotovoltaïsche installatie via een modem toegankelijk maakt, is het raadzaam een wachtwoord toe te wijzen. Hierdoor voorkomt u ongewenste wijzigingen van instellingen door derden.
„Datalogger Modem“
-
Selecteer het tabblad „Datalogger Modem“
Op het tabblad „Datalogger Modem“ configureert u de modem die op de datalogger is aangesloten. Dit is alleen mogelijk als er een directe verbinding met de datalogger is (via de interface van de pc). -
Selecteer de modem die op de datalogger is aangesloten. Als u de modem „USR VR.Everything“ gebruikt, kiest u uw land: De initialisatietekens (veld „Initstring“) worden automatisch aangepast aan de gegevens voor uw land.
52
„Datalogger Modem“ (vervolg)
Belangrijk! U kunt de initialisatiereeks zelf bewerken als u in het dialoogveld „Initstring“ AT-opdrachten invoegt of de bestaande AT-opdrachten verandert. -
-
De maximale kiestijd is vooraf ingesteld op 90 seconden. FRONIUS raadt aan, deze instelling niet te wijzigen. De instelling bepaalt de maximale tijd waarin de modem een nummer kan kiezen voordat de poging wordt gestopt. Invoer van een wachtwoord: U kunt de installatie beschermen met invoer van een wachtwoord. Telkens wanneer de datalogger via een modem wordt gebeld, wordt gevraagd om het wachtwoord. Klik op de knop „Initialise Modem“. Klik op de knop „OK“.
In geval van een fout in de fotovoltaïsche installatie kunt u daarover worden geïnformeerd via SMS. Wanneer u werkt met een Message-modem, kunnen berichten ook als fax of e-mail worden verzonden. U activeert de servicemelding als volgt: Kies de instelling „Service message active (immediately)“ of „Service message active (daily)“. - Immediately: het foutbericht wordt onmiddellijk verzonden nadat de fout zich heeft voorgedaan. - Daily: eventuele foutberichten worden eenmaal dagelijks verzonden op het opgegeven tijdstip. -
-
-
Bij de instelling „Service message active (daily)“: Geef bij het tijdstip voor de servicemelding het tijdstip op waarop u wilt dat de datalogger de servicemelding verzendt. - De datalogger controleert om deze tijd dagelijks of er een fout is gemeld en stuurt vervolgens een servicemelding. Voer in het veld „PV system identification“ de naam van de betreffende fotovoltaïsche installatie in (bijv. „Solar 1“). - In geval van een SMS-bericht kunt u dan vaststellen van welke installatie de SMS afkomstig is. Geef in het veld „Datalogger time zone“ de tijdzone van de fotovoltaïsche installatie op.
53
„Datalogger Modem“ (vervolg)
„FRONIUS IG.access“ biedt twee mogelijkheden voor de overdracht van servicemeldingen: 1. Via SMS 2. Met een Message-modem via e-mail of fax Als u wilt dat de servicemelding via SMS wordt verzonden, selecteert u het bijbehorende tabblad „SMS“.
-
Schakel de optie „Service SMS“ in. Kies een van de aangeboden diensten. - Raadpleeg het hoofdstuk „Datalogger“ voor adviezen voor uw land. - Indien nodig kunt u ook het telefoonnummer invoeren (gebruik van een buitenlandse service, modem bevindt zich in een telefooninstallatie, ...) Voorbeeld: De service van D1 (Duitsland) moet vanuit Oostenrijk worden gebruikt. Het D1-telefoonnummer moet dan worden gewijzigd van 0.... in 0049..... Belangrijk! Bij gebruik van de software „IG.message“ in plaats van een SMS-center: - Voer het telefoonnummer in van de aansluiting die voor „IG.message“ bestemd is.
-
Bij gebruikmaking van een van de door FRONIUS aanbevolen diensten laat u het veld „Password of SMSC“ leeg. Bij gebruikmaking van een andere dienst vraagt u naar een eventueel wachtwoord, dat u hier indien nodig invoert. Verandert u de kiesprocedure in „Impulse dialling“ als dat nodig is voor uw telefoonaansluiting.
54
„Datalogger Modem“ (vervolg)
-
Voer het telefoonnummer in van de mobiele telefoon waarop u het SMS-bericht wilt ontvangen. - U kunt hier maximaal drie telefoonnummers opgeven. - De telefoonnummers worden van elkaar gescheiden met „;“ zonder spaties. - Let op: niet alle providers ondersteunen verzending van meerdere SMS-berichten (zie het hoofdstuk „Datalogger“). - Voer bij gebruik van een buitenlandse provider de internationale code voor uw eigen land in (in het bovenstaande voorbeeld is dit 0043xxx).
Controleer de instellingen als volgt: Klik op de knop „Sending test SMS“ om een testbericht te verzenden. De datalogger belt via de modem naar het SMS-servicecenter (SMSC). Binnen enkele seconden ontvangt u een SMS op het opgegeven nummer. De inhoud van de SMS luidt: „Solar 1: Test SMS“ Belangrijk! De test-SMS wordt verzonden zonder dat rekening wordt gehouden met het ingestelde tijdstip voor verzending van SMS-berichten. Doorgaans ontvangt u het SMS-bericht binnen enkele seconden. Afhankelijk van de provider kan het echter enkele minuten duren voordat u het SMS-bericht ontvangt. Belangrijk! Niet alleen de FRONIUS IG zelf, maar ook de datalogger kan fouten opmerken en een SMS-bericht genereren. Servicecode „State 998“: Als de datalogger opmerkt dat het DatCom-systeem 24 uur achtereen niet functioneert (bijv. door kabelbreuk), kan het controlesysteem niet meer naar behoren functioneren. De servicecode „State 998“ dient daarom als controle van het zelfdiagnosesysteem. Servicecode „State 999“: Als een FRONIUS IG 24 uur achtereen niet meer met de datalogger kan communiceren (bijv. solarmodule onder de sneeuw), wordt de servicecode „State 999“ als SMS-bericht verstuurd.
55
„Datalogger Modem“ (vervolg)
Alleen in combinatie met een Message-modem: Als u wilt dat de servicemelding via e-mail wordt verzonden, selecteert u het bijbehorende tabblad „Message Modem“.
In geval van servicemeldingen via fax: Schakel de optie „Service - fax“ in. Voer het telefoonnummer in van het faxapparaat waarop u de servicemelding wilt ontvangen. Controleer de instellingen als volgt: Klik op de knop „Test fax“ om als test een faxbericht te verzenden. In geval van servicemeldingen via e-mail: Voer het nummer voor de inbelverbinding in. Voer de gebruikersnaam voor de inbelverbinding in. Voer het wachtwoord voor de inbelverbinding in. Voer de SMTP-server in. Geeft het afzenderadres van het e-mailaccount op dat nodig is voor verzending van e-mail via de datalogger. Schakel de optie „POP3 Login“ in, indien uw provider een „POP3 Login“ vereist. Als uw provider een aanmelding met SMTP of Pop3 eist, kiest u het desbetreffende type aanmelding en vult u de optionele velden in. Geef in geval van aanmeldingstype Pop3 de Pop3-server op. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in (deze gegevens worden door uw e-mailprovider verstrekt). Belangrijk! De Message-modems ondersteunen geen „SMTP Login“. 9.
U verzendt als volgt servicemeldingen: - Schakel de optie „Service e-mail“ in. - Geef het e-mailadres op waarop u de meldingen wilt ontvangen. - Klik op de knop „Test e-mail“ om als test een e-mailbericht te verzenden naar het opgegeven e-mailadres. 56
„Datalogger Modem“ (vervolg)
10. Als u wilt dat de datalogger naar de Internetserver van FRONIUS IG.online verzendt: - Schakel de optie „Internet Portal“ in. - Voer de tijd in waarop u wilt dat de gegevens worden verzonden (het is raadzaam de gegevens ‘s nachts te verzenden). - Voer het e-mailadres van FRONIUS IG.online in („
[email protected]“).
„Inverter“
-
Selecteer het tabblad „Inverter“.
Net als in het menu Setup voor het display van de FRONIUS IG kunt u hier verschillende instellingen opgeven. Selecteer de FRONIUS IG waarvan u de instellingen wilt wijzigen. U kunt de volgende instellingen kiezen bij „Service message“: No SMS All servicecodes (servicemelding bij tijdelijke en langdurige servicecodes) Extended servicecodes (servicemeldingen alleen bij langdurige servicecodes). A. -
Tijdelijke servicecodes: Deze servicecodes zijn kort van duur en belemmeren slechts kort de voeding. Voorbeeld: uitschakeling wegens spanningschommelingen op het net De servicemelding wordt verzonden als een tijdelijke servicecode meer dan 50 keer per dag optreedt.
57
„Inverter“ (vervolg)
B. -
Langdurige servicecodes: Servicecodes die meestal op een defect van de FRONIUS IG wijzen en leiden tot uitval van de FRONIUS IG (bijv. een apparatuurdefect). De servicemelding wordt verzonden wanneer een langdurige servicecode meer dan 4:15 uur wordt weergegeven.
Belangrijk! Als er geen modem op de datalogger is aangesloten en u dus geen servicemelding van de fotovoltaïsche installatie kunt ontvangen, wordt de standaardinstelling „All servicecodes“ aanbevolen. Sensor values on the display: Als de installatie een SensorCard / Box omvat, kunnen de volgende parameters op het display van de FRONIUS IG worden weergegeven: Twee temperatuurwaarden Eén instralingswaarde De waarde van een extra sensor Volgens de fabrieksinstelling wordt de waarde van de Sensor Card / Box met adres 1 weergegeven. Earnings: Hier kunt u het voedingstarief en de valuta opgeven. Op basis van deze waarden berekent de FRONIUS IG het rendement. Belangrijk! De ingestelde valuta en het rendement hebben betrekking op de waarden die in het display worden weergegeven, niet op de waarden in het archief van FRONIUS IG.access. Other settings: Zoals in de gebruikshandleiding bij FRONIUS IG wordt beschreven, kunt u de achtergrondverlichting van het display op „ON“, „OFF“ of „Auto“ instellen. Met het veld „Status“ kunt u de inverter in de stand Standby zetten (bijv. voor onderhoudswerkzaamheden). De knop „Copy IG setup“ is van belang voor fotovoltaïsche installaties met meerdere FRONIUS IG’s. Als u de instellingen van een FRONIUS IG wilt overnemen op andere apparaten, klikt u op de knop „Copy IG setup“: - Rechts in het venster worden alle FRONIUS IG’s weergegeven die momenteel actief zijn in het LocalNet. - Klik op de knoppen „<“ en „>“ om een FRONIUS IG te selecteren of juist niet. - Klik op „OK“ om de zojuist opgegeven instellingen te kopiëren naar de geselecteerde inverters Belangrijk! Wanneer u de functie „Copy IG setup“ gebruikt, worden alleen de instellingen overgenomen die u hebt gewijzigd. Niet alle instellingen worden dus gekopieerd.
58
„Sensor Cards“
-
Selecteer het tabblad „Sensor Cards“.
De Sensor Card verzendt gegevens van de aangesloten sensoren met regelmatige intervallen naar de datalogger. Bij iedere download registreert de software „FRONIUS IG.access“ de ontvangen gegevens. De bedrijfsdiagrammen worden dienovereenkomstig bijgewerkt. Stel de betreffende kanalen voor de Sensor Card / Box als volgt in om alleen de bedrijfsgegevens te registreren en weer te geven waarvoor sensoren op de Sensor Card / Box zijn aangesloten: Selecteer in het kleine veld de gewenste Sensor Card / Box (bijv. „Sensor Card 1“). Selecteer in het grote veld het eerste kanaal dat u wilt instellen (bijv. „Current“) Klik op de knop „Set“. Er wordt een dialoogvenster voor het betreffende kanaal weergegeven (bijv. „Current“): -
59
Klik op de knop „Activate sensor“. Geef in het veld „Channel name“ een naam op voor het gewenste kanaal, bijv. „Wind“.
„Sensor Cards“ (vervolg)
-
Geef in het veld „Unit“ een naam op voor de eenheid van de waarden die de sensor meet (bijv. „m/s“ voor de windsnelheid)
De Sensor Card heeft meerdere meetbereiken voor sommige kanalen. Het meetbereik is afhankelijk van de gebruikte sensor. Kies een meetbereik dat past bij het bereik van het uitgangssignaal van de sensor. Deze waarde moet overeenkomen met de technische specificaties van de sensor. Kies als volgt tussen verschillende meetbereiken: -
Geef in het veld „Measuring range“ het bereik voor het uitgangssignaal van de sensor op (bijv. „0-20 mA“).
Voor enkele kanalen berekent de Sensor Card de displaywaarde voor een fysische grootheid op basis van een meetsignaal van een sensor, dat op een andere fysische grootheid is gebaseerd. Daarvoor moet met de pc-software „FRONIUS IG.access“ een omrekenfactor worden opgegeven (bijv. een windsnelheid van „30“ m/s komt overeen met een uitgangsvermogen van 20 mA van de sensor) De omrekenfactor is afhankelijk van de sensor en wordt vermeld bij de technische specificaties van de sensor. -
Geef in het veld „Calibration factor“ de omrekenfactor op voor de meetwaarden van de sensor (bijv. „30“ m/s = 20 mA sensorstroom) Klik op de knop „OK“. Ga voor de overige kanalen op dezelfde wijze te werk als voor het kanaal „Current“. Klik in het dialoogvenster „Settings“ op de knop „OK“.
U hebt nu alle benodigde instellingen opgegeven; het DatCom-systeem kan nu functioneren zonder dat u meer hoeft in te stellen.
60
„Public Display“
-
Selecteer het tabblad „Public Display“.
„Display type“: Met de instelling „Display type“ bepaalt u hoe gegevens worden overgedragen tussen de Public Display Card / Box en het Public Display. Als op de Public Display Card / Box een display van FRONIUS of Rico is aangesloten: Kies „Display type A“ Als u uitvoer van de standaardgegevensrecords wilt gebruiken (zie het hoofdstuk „Public Display Card“): Kies „Display type B“ „Energy offset“: Met „Energy offset“ kunt u een offset opgeven voor correctie van de weergegeven energiewaarde. Deze offset geldt voor weergave van totale energie van de fotovoltaïsche installatie: de offset wort bij de waarde opgeteld die al door de FRONIUS IG is bepaald. De ingestelde offset dient ook voor correctie van de displaywaarden „Earnings total“ en „CO2-saving total“. De offsetwaarde wordt automatisch bij de genoemde waarden opgeteld. Belangrijk! U kunt voor de offset uitsluitend een positieve waarde opgeven. „System factor“: Met de „System factor“ worden alle energie- en vermogensgegevens van de fotovoltaïsche installatie vermenigvuldigd (evenals de hieruit berekende gegevens zoals CO2-saving en Earnings). Hiermee kan bijv. ook alleen een bepaald gedeelte van de fotovoltaïsche installatie op het display worden weergegeven. 61
„Public Display“ (vervolg)
„Earnings“: De Public Display Card / Box berekent de opbrengst van de gehele fotovoltaïsche installatie uit de energiegegevens van de afzonderlijke FRONIUS IG’s. Hiervoor moet het voedingstarief worden ingevoerd. De instelling van het voedingstarief is onafhankelijk van het ingestelde voedingstarief in de FRONIUS IG en in FRONIUS IG.access. Bij gebruik van een alfanumeriek display (tekstdisplay) kan naast het voedingstarief een valuta worden opgegeven. De valuta kan worden opgegeven als afkorting van een tot drie tekent. „Displaying data from the energy meter“: Als uw fotovoltaïsche installatie ook Sensor Cards / Boxes met aangesloten energiemeters omvat, kunnen de gegevens van de energiemeters worden weergegeven met het Public Display. Hierbij worden de energieen vermogensgegevens van maximaal drie meters opgeteld en weergegeven. „Default“: Hiermee zet u de instellingen terug op de standaardwaarden. „Energy reset“: De Public Display Card / Box berekent de energiegegevens door gegevens van alle FRONIUS IG’s in de fotovoltaïsche installatie op te vragen. Als een FRONIUS IG uit de fotovoltaïsche installatie wordt verwijderd of een ander adres krijgt, blijven de bijbehorende energiegegevens (dagelijkse, jaarlijkse, totale energie) behouden. Met „Energy reset“ kunt u de waarden van niet in het systeem aanwezige FRONIUS IG’s verwijderen. Als het alfanumerieke FRONIUS Public Display op de Public Display Card / Box is aangesloten, kunt u meer instellingen opgeven:
62
„Public Display“ (vervolg)
Dit tabblad is beschikbaar zodra op de Public Display Card / Box een alfanumeriek display (tekstdisplay) is aangesloten. „Display interval“: In het alfanumerieke display kunt u meerdere waarden afwisselend weergeven. De weergaveduur van een waarde kan worden ingesteld op 1 tot 60 seconden. „Text setting“: Er zijn 14 verschillende waarden beschikbaar. Van deze waarden kunnen er maximaal 8 worden geselecteerd. De geselecteerde waarde en de bijbehorende eenheid (die wordt vastgesteld door het Public Display) worden weergegeven op de tweede regel van het display. Op de eerste regel kan een bijbehorende tekst van maximaal 8 tekens bij de waarde worden weergegeven. Belangrijk! Als de tijd en datum op de eerste regel worden weergegeven, is deze tekstweergave niet mogelijk. De reden hiervoor is, dat deze datumregel al is gereserveerd voor weergave van de tijd en datum. „Favourite parameter“: Een van de acht waarden kan als favoriete waarde worden gedefinieerd. Deze waarde wordt dan weergegeven bij elke tweede wisseling van de display-weergave. Voorbeeld: specificatie van het AC-vermogen als favoriete waarde naast de andere waarden „Energy total“ en „Irradiation“. De volgorde van weergave wordt dan: AC-power Energy total AC-power Irradiation AC-power Energy total Belangrijk! De waarden voor moduletemperatuur, omgevingstemperatuur en instraling zijn alleen beschikbaar als de bijbehorende sensoren op de kanalen van de Sensor Card / Box met het adres 1 zijn aangesloten.
63
Installatiegegevens downloaden en archiveren
Na enige tijd bevat de datalogger een vrij grote hoeveelheid gegevens die op de pc geanalyseerd moet worden. -
Kies op de startpagina van de software „FRONIUS IG.access“ de menuoptie „Data transfer“.
Het dialoogvenster „Data transfer“ wordt weergegeven. De nieuwe gegevens worden naar de pc verzonden en aan het gegevensarchief toegevoegd. De gegevensoverdracht vindt plaats in 3 stappen: „Data transfer“ „Data is being saved“ „Archive data is calculated“ Belangrijk! Deze procedure kan enkele minuten duren; de duur hangt vooral van de volgende factoren af: Soort verbinding (modem of directe verbinding) Omvang van de installatie Gegevensopvraagcyclus Snelheid van de pc OPMERKING! Bij gegevensoverdracht via een modem kunt u als volgt besparen op telefoonkosten: -
Onderbreek de modemverbinding onmiddellijk na de eerste stap. Klik hiertoe op de bijbehorende knop in het dialoogvenster „Data transfer“.
64
Gegevens evalueren
Nadat de gegevens zijn overgedragen, wordt het staafdiagram met energiewaarden voor de gehele installatie weergegeven in het maandoverzicht. Voor iedere dag van de betreffende maand wordt een staaf weergegeven die de voedingswaarde voorstelt. (A)
-
-
(B) (C) (D)(E)
Klik op de knoppen „Scroll“ (A) om per maand vooruit en terug te bladeren. Klik op de betreffende knoppen om de weergegeven waarden af te wisselen: - (B): Energy (kWh) - (C): CO2 - saving (kg) - (D): Earnings (in de opgegeven valuta) Klik op de knop „Zoom +“ (E) om naar de dagweergave te gaan, waar het verloop van de voeding aan het net over de hele dag wordt weergegeven. - U kunt de zoomfunctie ook kiezen met de rechter- en linkermuisknop.
U kunt het maanddiagram voor energie als volgt afwisselen met een detaildiagram van het AC-vermogen van een bepaalde dag: Sleep de muisaanwijzer over een staaf. De muisaanwijzer wordt weergegeven als vergrootglas. Klik eenmaal met de muis om het staafdiagram te veranderen in een lijndiagram.
65
Gegevens evalueren (vervolg)
(F)
(G)
(H) (I) (L) (K) (J) (N) (M)
-
Wissel met de menuoptie „Inverter“ (F) de diagrammen van twee FRONIUS IG’s af, indien aanwezig. - Kies bijv. „Inverter 2“.
-
Het diagram bij de menuoptie „Total system“ (G) heeft betrekking op de gehele installatie.
-
Klik op de betreffende knoppen om diagrammen voor de volgende displaywaarden toe te voegen: - (H): AC-vermogen - (I): Gegenereerde energie - (J): DC-spanning van de solarmodules - (K): Instralingswaarde van het kanaal voor analoog spanningssignaal van de Sensor Card (indien aanwezig) - geldt uitsluitend voor de Sensor Card met het laagste adres - (L): Temperatuurwaarde van kanaal T1 van de Sensor Card met het laagste adres (indien aanwezig)
-
Kies in het menu (M) voor gelijktijdige weergave van de gegevens van alle inverters.
-
Kies in het menu (N) meer displaywaarden die u aan het diagram wilt toevoegen. In het volgende voorbeeld worden twee displaywaarden tegelijk weergegeven in één diagram: - DC-spanning - Netspanning
66
Gegevens evalueren (vervolg)
(H) (I) (L) (K) (J)
Selecteer meerdere knoppen (H) tot en met (K) tegelijk als u maximaal vier diagrammen naast elkaar wilt weergeven, bijvoorbeeld: Een diagram voor de gegenereerde energie in kWh Een tweede diagram voor het gegenereerde AC-vermogen in kW
Belangrijk! Ga als volgt te werk om apparaten uit de database te verwijderen: - Klik met de rechtermuisknop op het betreffende apparaat. - Kies de optie „Verwijderen“.
67
Menu „Now“
Het menu „Now“ bevat de volgende subdirectory’s: Total system Comparison Sensors Inverter Deze vier opties bieden toegang tot actuele systeemgegevens.
Subdirectory „Total system“ „Total system“ geeft een overzicht van alle belangrijke vermogens- en energiegegevens van de fotovoltaïsche installatie. Als de fotovoltaïsche installatie de betreffende sensoren omvat, zijn ook de volgende waarden beschikbaar: Actuele instraling Moduletemperatuur Omgevingstemperatuur Belangrijk! De voorgestelde sensorposities tonen de waarden van de sensoren voor de Sensor Card met het adres 1.
68
Menu „Now“ (vervolg)
Subdirectory „Comparison“ „Comparison“ geeft u een snel overzicht van het actuele vermogen van elke afzonderlijke FRONIUS IG in uw fotovoltaïsche installatie. De staven geven elk het actuele vermogen in % aan van het aangesloten modulevermogen voor de FRONIUS IG.
Subdirectory „Sensors“ In de subdirectory „Sensors“ worden de actuele gegevens van alle sensoren in de fotovoltaïsche installatie weergegeven.
(M)
69
Menu „Now“ (vervolg)
Klik op de knoppen „Now“, „Day“, „Year“ of „Total“ om de bijbehorende gegevens weer te geven als: Maxima Minima Totalen Belangrijk! De indicatie (M) naast het gesymboliseerde display wordt groen zodra de gegevens worden bijgewerkt. Subdirectory „Inverter“ In de subdirectory „Inverter“ selecteert u een bepaalde FRONIUS IG van uw fotovoltaïsche installatie (bijv. „WR 01 - IG 30“). Hiermee krijgt u toegang tot alle displaywaarden voor de betreffende FRONIUS IG.
(N)
Klik op de knoppen „Now“, „Day“, „Year“ of „Total“ om de bijbehorende gegevens weer te geven als: Maxima Minima Totalen Belangrijk! De indicatie (N) naast het gesymboliseerde display heeft dezelfde betekenis als de LED op het echte display. De indicatie (N) geeft informatie over de bedrijfstoestand van de gekozen FRONIUS IG (zie bedieningshandleiding FRONIUS IG).
70
Menu „Now“ (vervolg)
De subdirectory „Inverter“ dient ook voor de weergave van servicecodes. Als er een speciaal voorval plaatsvindt, wordt de bijbehorende servicecode boven het gesymboliseerde display weergegeven (bijv. „State 502“).
(O)
Bij servicecodes die doorgaans een bevestiging via de FRONIUS IG vereisen, wordt de knop „Enter“ (O) weergegeven. Klik op de knop „Enter“ (O) om de servicecode te verwijderen. Belangrijk! In de bedieningshandleiding bij de FRONIUS IG vindt u een gedetailleerde lijst van de servicecodes.
Slotopmerkingen
Deze beschrijving van de software geeft een voorbeeld van een procedureverloop om u een overzicht te geven van mogelijkheden van uw software „FRONIUS IG.access“. Het doel is dat u snel de benodigde basiskennis verkrijgt. Natuurlijk zijn er nog meer functies beschikbaar, die hier niet of niet volledig zijn beschreven. In de praktijk blijkt echter, dat een zekere basiskennis en gebruik van de software al snel leiden tot het verwerven van gedetailleerde kennis. Daarom is met opzet afgezien van een al te omvangrijke beschrijving van alle afzonderlijke speciale functies. Als u echter toch specifieke vragen hebt, kunt u de Help-functie van de software „FRONIUS IG.access“ raadplegen. Met functietoets „F1“ kunt u direct informatie opvragen over het onderdeel waarmee u op dat moment werkt. De Help-functie geeft antwoord op de meeste vragen die zich zullen voordoen. Wij wensen u veel plezier bij het ontdekken van nieuwe, individuele mogelijkheden voor uw persoonlijke solarinstallatie.
71
Technische gegevens Datalogger Card / Box
Datalogger Card / Box Opslagcapaciteit
540 kByte
Opslagduur (1 FRONIUS IG, opslagcyclus 30 minuten) Voedingsspanning
12 V DC
Energieverbruik - Datalogger Card: - Datalogger Box:
ca. 1,2 W ca. 1,6 W
Beschermingsgraad Box
IP 20
Afmetingen (l x b x h) - Datalogger Card: - Datalogger Box:
140 x 100 x 26 mm 197 x 110 x 57 mm
Interfaces: - RS232: - RS232: Datalogger Box bovendien: - RS485: - RS485:
Datalogger & interface
ca. 1000 dagen
Bus: 9-polige submin 9-polige submin
Omschrijving: „Computer“ „Modem“
RJ45 RJ45
„IN“ „OUT“
Datalogger & interface (Box) Opslagcapaciteit
540 kByte
Opslagduur (1 FRONIUS IG, opslagcyclus 30 minuten) Voedingsspanning
ca. 1000 dagen 12 V DC
Energieverbruik
2,8 W
Beschermingsgraad Box
IP 20
Afmetingen (l x b x h)
210 x 110 x 72 mm
Interfaces - USB: - RS232: - RS232: - RS485: - RS485:
Bus: USB 9-polige submin 9-polige submin RJ45 RJ45
72
Omschrijving: „Computer“ „Modem“ „Data“ „IN“ „OUT“
Sensor Card / Box
Sensor Card / Box Voedingsspanning
12 V DC
Energieverbruik - Sensor Card - Sensor Box:
1,1 W 1,3 W
Beschermingsgraad Box
IP 20
Afmetingen (l x b x h) - Sensor Card: - Sensor Box:
140 x 100 x 26 mm 197 x 110 x 57 mm
Interfaces: (alleen Sensor Box) - RS485: - RS485:
Bus:
Omschrijving:
RJ45 RJ45
„IN“ „OUT“
Kanalen T1, T2 - Sensoren: - Meetbereik: - Precisie: - Oplossing:
PT1000 -25°C...75°C; -13°F...167°F 0,5°C; 0,8°F 1 °C; 1 °F
Kanaal instraling - Meetbereiken:
0...100 mV 0...200 mV 0...1 V 3%
- Precisie: Kanalen D1, D2 - max. spanningsniveau - max. frequentie - minimale impulsduur - Schakeldrempel „UIT“ („LOW“): - Schakeldrempel „AAN“ („HIGH“):
5,5 V 2500 Hz 250 us 0...0,5 V 3...5,5 V
Kanaal stroomingang - Meetbereiken:
0...20 mA 4...20 mA 5%
- Precisie:
COM Card
COM Card Voedingsspanning
230 V (+10% / -15%)
Afmetingen (l x b x h) - alleen als insteekkaart:
140 x 100 x 33 mm
Interfaces - RS485: - RS485:
Bus: RJ45 RJ45
73
Omschrijving: „IN“ „OUT“
Public Display Card / Box
Public Display Card / Box Voedingsspanning
12 V DC
Energieverbruik - Public Display Card: - Public Display Box:
1,2 W 1,6 W
Beschermingsgraad Box
IP 20
Afmetingen (l x b x h) - Public Display Card: - Public Display Box:
140 x 100 x 26 mm 197 x 110 x 57 mm
Interfaces - RS232: - Public Display Box bovendien: RS485 RS485
Interface Card / Box
Bus: 9-polige submin
Omschrijving: „Display“
RJ45 RJ45
„IN“ „OUT“
Interface Card / Box Voedingsspanning
12 V DC
Energieverbruik - Interface Card: - Interface Box:
1,2 W 1,6 W
Beschermingsgraad Box
IP 20
Afmetingen (l x b x h) - Interface Card: - Interface Box:
140 x 100 x 26 mm 197 x 110 x 57 mm
Interfaces - RS232: - Interface Box extra: RS485 RS485
Bus: 9-polige submin
Omschrijving: „Data“
RJ45 RJ45
„IN“ „OUT“
Instelbare baudrates met schakelaar „Baud“: - 2400, 4800, 9600, 14400, 19200
74
Garantie en aansprakelijkheid Garantiebepalingen en aansprakelijkheid
Voor de FRONIUS IG DatCom-componenten geldt een garantie volgens de algemene handelsvoorwaarden. Gedurende deze periode garandeert FRONIUS een goede werking van uw DatCom-component. Als er een defect optreedt waarvoor FRONIUS verantwoordelijk is, zorgt FRONIUS binnen de garantietijd voor kosteloze reparatie in de fabriek. Neem bij garantieclaims contact op met uw FRONIUS-leverancier. Er kan geen aanspraak op garantie worden gemaakt bij: Gebruik van de DatCom-component dat in strijd is met de voorschriften Ondeskundige of niet aan de normen beantwoordende montage, in het bijzonder door niet-geautoriseerde elektromonteurs Ondeskundige bediening Eigenhandig aangebrachte veranderingen aan de DatCom-componenten Invloeden van vreemde stoffen en overmacht Voor de behandeling van garantieclaims moet de reparatie worden uitgevoerd bij Fronius of een lokale service met servicepartners die door Fronius zijn opgeleid. De apparatuur dient in de originele verpakking of een gelijkwaardige verpakking te worden geretourneerd. Deze handelingen komen voor rekening van de leverancier of installateur. Hetzelfde geldt voor het gerepareerde apparaat.
Garantiebeperkingen
De garantie heeft uitsluitend betrekking op DatCom-componenten. De overige componenten van de fotovoltaïsche installatie vallen niet onder de garantie.
Garantieperiode
24 maanden met ingang van de installatiedatum.
Garantiebewijs
Aankoopdatum op de rekening, overnamedatum / commissiedatum en bericht van de energieleverancier.
75
76
Fronius Worldwide - www.fronius.com/addresses A
Fronius International GmbH 4600 Wels-Thalheim, Günter-Fronius-Straße 1, Austria E-Mail:
[email protected] http://www.fronius.com
USA Fronius USA LLC Solar Electronic Division
5266 Hollister Ave., #117, Santa Barbara, California 93111 E-Mail:
[email protected] http://www.fronius-usa.com
Under http://www.fronius.com/addresses you will find all addresses of our sales branches and partner firms!
ud_fr_se_so_00913
022005