!
FLAT EARTH SYRIA ! BRONGEBRUIK IN DE NEDERLANDSE TELEVISIEJOURNALISTIEK TIJDENS DE SYRISCHE OPSTAND
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! Student:! ! Student nr:! ! Opleiding:!
! ! ! Begeleider:! ! Tweede lezer:! Datum:! !
Artwork: Banksy
! ! ! ! ! !
!
Chrisje Sterk ! 2232200! Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen! prof. dr. H.B.M. Wijfjes! prof. dr. M.J. Broersma! 26 juni 2015!
! Inhoudsopgave! INHOUDSOPGAVE
2
DANKWOORD
4
INLEIDING
5
De ongeduldige nieuwsconsument Hoe bronnen slachtoffer worden van snelheid Tweedehands informatie in tijden van oorlog De onderzoeksopzet
5 6
7
9
DEEL A | LITERATUURSTUDIE
13
1
Brongebruik in de journalistiek 1.1 Feiten checken: de waarheid onthullen met behulp van bronnen 1.2 Controleerbaarheid: bronvermelding
13 13
15
2
Burgerjournalistiek in digitale tijden 2.1 Digitale journalistiek: de ‘netwerkmaatschappij’ 2.2 Burgerjournalistiek online 2.3 De rol van burgerjournalistiek in de democratie 2.4 Burgerjournalistiek of burgermedia?
18 19
23
25
26
3
Oorlogsjournalistiek 3.1 Veranderingen in de oorlogsjournalistiek 3.2 Embedded Journalism 3.3 Objectiviteit in de oorlogsjournalistiek 3.4 Bronnen in oorlogstijd
29 29
37
38
40
4
Hoe de Nederlandse televisie-journalistiek de oorlog verslaat 4.1 Het ontstaan van Het Journaal 4.2 De NOS 4.3 RTL Nieuws
45 45
46
48
DEEL B | ONDERZOEK
51
5
Case study: De Syrische opstand 5.1 De Arabische Lente 5.2 De Syrische opstand 5.3 De periodisering van het onderzoek
51 51
52
55
6
Methode 6.1 Materiaal
57 57
6.2 6.3 7
Variabelen Procedure en controleerbaarheid
Resultaten 7.1 Beschrijvende statistische uitkomsten 7.2 Samenhang tussen variabelen
58
60
61 61
64
8 CONCLUSIE
70
9 DISCUSSIE & AANBEVELINGEN
75
10 REFERENTIES
76
Literatuur Geraadpleegde websites Onderzochte uitzendingen
76
80
82
BIJLAGE
84
1.
Codeerboek
84
2.
Datasheet
85
!
Inleiding De ongeduldige nieuwsconsument
!
‘In an age when journalism may come from many sources, we must learn to navigate with a more discerning eye to know which content is credible and
!
which is suspect.’1
De journalistieke principes van verificatie en betrouwbaarheid zijn nog nooit zo belangrijk geweest. We leven immers in tijden waarin valse geruchten zich als een razende verspreiden op sociale media zoals Twitter. Volgens Kovach & Rosenstiel heeft dat enorme invloed gehad op de conventionele journalistieke principes. Kan een verslaggever datgene wat al publiekelijk rondzingt nog wel negeren, evenals een feit dat ergens anders al wél in het verslag is meegenomen? Hij of zij zal het (eventueel valse) gerucht wel moeten benoemen, de reacties erop moeten volgen en aan de nieuwsconsument laten zien waarom het onbetrouwbaar is. Of datgene wat juist nog nodig is om de waarheid ervan te bewijzen.2 Dat zien we ook op de Nederlandse televisie. Tijdens NOS achtuurjournaal van 23 maart 2011 wordt gesproken van nog onbevestigde berichten uit Syrië, ofwel geruchten. De bronnen zijn onbekend, maar wanneer die kanttekening is geplaatst, zou de kijker gerustgesteld moeten zijn.
Snelheid wint doorgaans van bronverificatie. Iets wat Kovach & Rosenstiel in
1990 al beschreven in hun boek Warp Speed. De markt voor informatie is compleet veranderd. Publiceren is nog nooit zo makkelijk en goedkoop geweest. In een s a m e n l e v i n g d i e e e n c o n t i n u e n i e u w s v o o r z i e n i n g v e r w a c h t p ro b e re n nieuwsprogramma’s de laatste informatie zo snel mogelijk naar buiten te brengen en is er minder tijd om te checken.3 Door de komst van satelliettelevisie en de transnationale oorlogsverslaggeving van CNN tijdens de golfoorlog is de internationale competitie tussen media aangewakkerd, maar ook de kwaliteit van de razendsnelle journalistiek verminderd. Het verifiëren van een bron is het eerste slachtoffer in de need for speed, zegt Cushion.4 En dat de kwaliteit van de journalistiek achteruitgaat bemerkt ook Nick Davies in Flat Earth News. Met de komst van de 24/7 nieuwsuitzendingen van de BBC,
1
Kovach & Rosentiel (2014), preface
2
Kovach & Rosenstiel (2014), preface
3
Kovach & Rosentiel (2014), p. 64
4
Cushion (2012), p.80
werd gelijktijdig bezuinigd. Lopendebandjournalistiek overspoelt de redacties. Alles moet snel online staan of worden uitgezonden.5 Later rectificeren is beter dan te laat iets melden. Want de moderne nieuwsconsument is ongeduldig.
Om een voorbeeld te noemen: Op Twitter wordt gefrustreerd gereageerd op het
moment dat het NOS achtuurjournaal van 29 januari 2015 door omstandigheden niet wordt uitgezonden. Een man met een, wat later blijkt nep-, wapen is de redactie op gelopen en staat in de studio. Het hele gebouw wordt ontruimd, inclusief de regieruimtes van de Nederlandse Publieke Omroep en alle omliggende radiostudio’s. Een uur later is er een verbinding via Den Haag gelegd waar een geïmproviseerde liveuitzending begint. Dat duurde veel te lang volgens veel Twitteraars. Nieuws wordt altijd al zo snel mogelijk gebracht, maar door de technologische ontwikkelingen is dat sterk onder druk komen te staan. In 1956, het eerste jaar dat het Journaal werd uitgezonden, kwam het buitenlandse nieuws in filmblikken nog per vliegtuig op Schiphol aan.6 Tegenwoordig is dat ondenkbaar: tijdens de Arabische lente is per live-stream te volgen wat er op het Tahrir plein in Egypte gebeurt.
!
Hoe bronnen slachtoffer worden van snelheid
!
Toen het NOS Journaal in 1989 een commerciële concurrent kreeg, is die snelheid, in het televisienieuws, flink aangewakkerd. Met daar naast de razendsnelle technologische ontwikkelingen, en met name de komst van sociale media is de concurrentiestrijd om het snelste medium te zijn nog veel groter geworden. Redacties voelen stress om te presteren met snelheid en te concurreren met andere omroepen of digitale nieuwsdiensten.
Een live televisie-uitzending volmaken vergt nieuwsgaring. Laat dat een voordeel
zijn van de tegenwoordige tijd: garing is nog nooit zo makkelijk geweest. Uit een enquete onder journalisten uit 2002 blijkt dat driekwart van de ondervraagde journalisten door internet gebruik is gaan maken van nieuwe en andere bronnen.7 Ook geeft meer dan de helft van de journalisten aan in de vragenlijst dat ze door de komst van het internet vaker contact met hun publiek hebben. En dat is een onderzoek van vóór de hoogtijdagen van de sociale media zoals wij die nu kennen.8 Ter illustratie: het
5
Davies (2009), p.84
6
Liempt, van (2005), p.7
7
Pleijter (2002), p.29
8
Pleijter (2002), p.29
sociale netwerk Facebook werd pas twee jaar later opgericht. In datzelfde jaar had het netwerk wereldwijd al 1 miljoen actieve gebruikers, volgens de laatste cijfers (december 2014) zijn dat er inmiddels 1,39 miljard, waarvan 9,2 miljoen Nederlanders.9
Één hashtag en de journalist weet alles van over de hele wereld, maar
geruchten en feiten zijn twee totaal verschillende dingen met extreem uit elkaar liggende journalistieke waarden. Die feiten worden onderbouwd en gesteund door bronnen. Maar, tijden veranderen en de journalistieke waarden zullen mee moeten gaan met het tempo van de digitale ontwikkelingen aangezien die het vakgebied beïnvloeden. Zoals Bruno het zegt: Tweet first, verify later.10 Hij onderzocht het gebruik van sociale media als bron net na de aardbeving in Haïti.
Tegenwoordig hebben veel televisiekijkers een tweede scherm op schoot. Het
journaal aan, de laptop, smarthphone of tablet ernaast. Volgens Deller heeft dat vooral te maken met het groepsgevoel, op het moment dat je als kijker in het moment onderdeel bent van een stroom aan informatie en interactie hebt met andere kijkers én de media.11 Als kijker van de nieuwe generatie weet je geruchten gelijktijdig met, soms misschien zelfs eerder dan, een journalistieke redactie. Dat kan leiden tot een soort verontwaardiging: waarom weet ik meer dan het autoritaire tv-journaal? Weten ze niet dat de identiteit van de dader al op Facebook staat? Weten ze niet dat de Oekraïense televisie een live-stream heeft met ooggetuigen? Of dat IS een onthoofdingsfilmpje heeft geplaatst? Is dat de reden dat traditionele media soms ook vervallen in het melden van onbevestigde geruchten. Beter iets dan niets? Hier wordt dieper op ingegaan in hoofdstuk 1. Tweedehands informatie in tijden van oorlog
!
Een journalistiek genre waar geruchten ongemakkelijk dicht bij feiten lijken te komen is de oorlogsjournalistiek. Oorlog is altijd een uiterst complex verhaal met twee of meer uiteenlopende partijen. Objectieve of neutrale oorlogsjournalistiek is daardoor in de praktijk zeer moeilijk. Het is voor de journalist soms onmogelijk om dichtbij het vuur te komen en met eigen ogen te zien wat er speelt in een conflict. De komst van het internet maakt dat bronnen op afstand direct te raadplegen zijn. Tegelijkertijd werkt de afstand onzekerheid in de hand. De broze waarheid in oorlogen wordt omringd door partijdige informatie, geframed en gestuurd, waarover meer in hoofdstuk 3.
9
https://newsroom.fb.com/company-info/, geraadpleegd op 2 februari 2015
10
Bruno (2011), p. 10
11
Deller (2011), p. 236
In deze scriptie naar brongebruik in de televisiejournalistiek wordt in de case
study gekeken naar het begin van de Syrische burgeroorlog, in maart 2011. Een periode waarin geen journalisten het land in mochten en zo goed als alle informatie uit de tweede hand leek te komen.12 Wat voor televisie bij uitstek problematisch is, aangezien de items in journaals in vele opzichten afhankelijk zijn van beeld ter illustratie van het verhaal. Maar wat betreft brongebruik is dat erg moeilijk. Journalisten zijn ter plaatse afhankelijk van bijvoorbeeld staatstelevisie die bol staat van propaganda zegt Joris Luyendijk, een journalist die jarenlang werkte in het Midden-Oosten. Arabische journalistiek wordt gecensureerd en gecontroleerd door het regime. Zogenoemde onafhankelijke kranten blijken in handen te zijn van Arabische leiders of Oliesjeiks. De informatie die wel wordt gepubliceerd wordt volgens Luyendijk zorgvuldig geënsceneerd:13
!
“Dan zou je zeggen: zoek bronnen waar je wél wat aan hebt. Dat probeerde ik, maar telkens als ik buiten de persbureaus, grote Angelsaksische media, en de talking heads om probeerde een verhaal te maken mislukte dat.” 14
!
Op 15 maart 2011 begonnen in Syrië protesten. In navolging van de opstandelingen in Egypte, Tunesië en Libië. Burgers gingen in de hoofdstad Damascus straten op om hun onvrede met het Ba’hathregime van president Bashar al-Assad te uiten.15 Al-Assad nam in 2000 na de dood van zijn vader het bestuur over. In grote lijnen voerde hij hetzelfde beleid, met veel beperkingen voor de Syriërs. Volgens de Human Rights Watch (HRW) werden er in 2011 met grote regelmaat mensenrechten geschonden. 16
Syrië was altijd al een land met een zeer beperkte persvrijheid, maar maakte het
vanaf het begin van de opstand ook steeds moeilijker voor buitenlandse journalisten om het land in te komen. Diverse journalisten staken de grens toch illegaal over, met gevaar voor eigen leven.17 De veiligheidsdiensten van de overheid probeerden de onafhankelijke nieuwsstroom zoveel mogelijk tegen te houden, zodat alleen de informatie van de Syrische staatstelevisie naar buiten kwam. Op het internet gonsde het echter van verhalen van ‘de andere kant’; hulpkreten en activistische blogs. Op sociale Reporters without borders: Reporters without borders protests against crackdown on media in Syria, 3 mei 2011 12
13
Luyendijk (2006), p. 56
14
Luyendijk (2006), p. 58
15
Reuters: Rare political protest held in Syria - witnesses, 15 maart 2011
16
Human Rights Watch: World Report 2011: Syria, januari 2011
17
USA Today: Richard Engel, NBC crew freed after firefight in Syria, 18 december 2012
media werden filmpjes gezet waarin militaire interventies van het Syrische regime tegen burgers te zien zijn, althans, dat zegt het bijschrift.18 Persbureaus, beperkt in hun informatievoorziening door het gebrek aan journalistiek onafhankelijke bronnen uit het land, probeerden deze burgerjournalistieke content te verifiëren. De filmpjes lieten korrelige beelden van protesterende menigten zien, verspreid via activistische Facebook-pagina’s uit Syrië. Ze waren opgenomen met mobiele telefoons. Persbureaus namen dit materiaal over in hun verslaggeving. Als gevolg daarvan gebruikten ook internationale nieuwszenders deze beelden, zo ook in Nederland. Er was nu eenmaal geen andere bron aanwezig.
!
De onderzoeksopzet
!
De moderne buitenlandjournalistiek maakt tegenwoordig vaak gebruik van bijdragen van burgers. In een onderzoek naar het gebruik van sociale media als bron in verslaggeving over de Arabische Lente door de Belgische nieuwszenders VRT en VTM blijkt dat beide omroepen in de televisiejournaals voornamelijk gebruik maken van burgerjournalistieke bronnen. Redacteuren en verslaggevers zochten vooral op Twitter naar materiaal. Bij drie van de vier geïnterviewde journalisten bleek dat het meest dankbare kanaal te zijn omdat het niet alleen toelaat de situatie op de voet te volgen, maar het ook mogelijk maakt om contact te leggen:
!
“Mensen op het plein die alles vertelden wat er gebeurde [...] Je hebt daar ooggetuigen ter plekke en dat is fantastisch aan Twitter. Dat wist je vroeger niet of je moest zelf iemand op het plein hebben of je moest er zelf staan.”19
!
Voornamelijk de verslaggeving vanuit Syrië is een sprekend voorbeeld van de afhankelijkheid van de moderne oorlogsjournalistiek van sociale media. Bij de VRT was de berichtgeving uit dat land bijvoorbeeld honderd procent gebaseerd op burgercontent.20 De vraag is of de Nederlandse publieke en commerciële omroepen mee gaan in deze relatief nieuwe journalistieke processen van bronkeuze en -gebruik.
Nieuwszenders worden beperkt door limiteringen die journalisten ter plaatse
worden opgelegd door de lokale regering. Daarnaast zorgen de groeiende
18
Reuters: Police fire on protesters in Syria, 19 april 2011
19
Dobbelaer, de (2012), p. 29
20
Dobbelaer, de (2012), p. 23
geruchtenstromen op het internet over onrust en de toenemende concurrentie, bijvoorbeeld op het gebied van commerciële en publieke televisie, ervoor dat omroepen gebonden zijn aan burgerjournalistieke bijdragen.
!
Er zijn al onderzoeken naar het gebruik van User Generated Content (UGC) door nieuwsorganisaties, maar die beperken zich
voornamelijk tot slechts de kranten of
websites.21 Daarom richt deze scriptie zich op het gebruik van burgers als bronnen in de Nederlandse televisiejournalistiek. Een medium waar een continue vraag naar beeld bestaat en in toenemende mate beeld door lokale bevolking wordt aangeleverd. Vooral in moeilijk te bereiken gebieden.
Hoe kan de Nederlandse televisiejournalistiek het beste omgaan met het gebrek
aan journalistieke bronnen en een
aan burgerjournalistieke bronnen, geruchten
en informatie? Om hier een antwoord op te vinden, wordt er in deze scriptie een analyse gemaakt van hoe de Nederlandse publieke en commerciële omroepen, NOS en RTL, gebruik hebben gemaakt van bronnen tijdens de verslaggeving over de opstand in Syrië. Dat alles leidt tot de volgende onderzoeksvraag:
! !
En de volgende subvragen:
! -
! In het eerste hoofdstuk van deze scriptie zal brongebruik in de televisiejournalistiek worden behandeld. Wat zijn de, al dan niet ongeschreven, regels binnen de journalistiek wat betreft bronvermelding en bronafkomst? Op welke manieren wordt dit toegepast in de televisiejournalistiek? In dit hoofdstuk moet een kader worden geschapen over de gebruikelijke omgang met bronnen binnen de Nederlandse (televisie)journalistiek.
21
Hierop volgt een hoofdstuk over burgerjournalistiek/civiele media en de
Singer & Ashman (2009)
toepassing van sociale media als bron in de nieuwsberichten. Door de snelle technologische ontwikkelingen wordt communicatie zelfs vanuit de strengst dictatoriale regimes toegankelijker gemaakt. Burgerjournalistiek kan in situaties veel betekenen voor de democratisering van een land, maar de professionele journalistiek moet waken voor de vaak activistische inhoud van het verspreide materiaal. Burgerjournalistiek als begrip op zich zal behandeld worden, aangezien het door het gebruik van het woord ‘journalistiek’ doet lijken dat het een professie is. Kortom, deze nieuwe informatiestromen die via sociale media ons land binnenkomen kunnen van dienst zijn voor de journalistiek, maar er zal wel kritisch naar gekeken moeten worden.
Vervolgens wordt het genre oorlogsjournalistiek besproken. Media spelen een
belangrijke rol in de publieke opinievorming ten tijde van conflictsituaties. Allereerst komt hier het brede begrip oorlogsjournalistiek aan bod, waarbinnen vervolgens wordt ingegaan op embedded journalism.22 Een vorm van verslaggeving waarbij de journalist ‘ingebed’ in het leger op locatie zijn verhalen maakt. Hier zitten voor en nadelen aan vast. De journalist kan bijvoorbeeld dicht bij de vuurlinie komen en heeft bescherming op locatie, maar kan hierdoor niet volledig onafhankelijk te werk gaan. De veelbesproken nadelen van embedded journalism hebben dus voornamelijk betrekking op de objectiviteit van de verslaggeving. Objectiviteit en neutraliteit zijn sleutelbegrippen in het journalistieke beroep. Men tracht deze waarden zo goed als het kan toe te passen om de kwaliteit van de verslaggeving te waarborgen. In oorlogsjournalistiek wordt het volgens de praktijk vaak onmogelijk geacht om volledig neutrale verslaggeving te plegen.23 Embedded journalism, maakt het volgens Tumber nog problematischer om verhalen van twee kanten te belichten.24 Daarbij spelen publieksverwachtingen en nationale opinie van het publiek een rol. Laten we ook de kant van de ‘vijand’ zien? In het geval van deze casus in Syrië zal het behouden van objectiviteit en het plegen van hoor en wederhoor nog lastiger zijn in de verslaggeving aangezien het beeldmateriaal verkregen is door de beide partijen zelf: de staatstelevisie en de opstandelingen.
In het vierde hoofdstuk van het theoretisch kader zal een overzicht worden
geschetst van de Arabische Lente en het begin van de Syrische opstand. Een introductie van de case study die in het daaropvolgende, empirische gedeelte van het onderzoek zal worden uitgevoerd. Hiervoor zullen allereerst beide omroepen besproken worden. De historie, structuur en de werkwijze van de buitenlandredacties binnen de 22
Ruigrok (2008)
23
Tumber (2004); Boudana (2010)
24
Tumber (2004), p. 194
NOS en RTL Nieuws. Dit hoofdstuk zal context scheppen rondom de twee omroepen en de manier waarop hun items over tot stand komen. De vergelijking tussen deze twee omroepen wordt gemaakt omdat het allereerst de twee grote nieuwsomroepen van de Nederlandse televisie betreffen. Daarnaast is het interessant om te onderzoeken welke verschillen er tussen de twee bestaan wat betreft hun publieke en commerciële achtergrond. Speelt bijvoorbeeld ook concurrentie mee in het eerder publiceren van nieuws?
In deze studie wordt gebruik gemaakt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve
onderzoeksmethoden. Allereerst zullen op een systematische manier data worden verzameld over de avonduitzendingen (NOS achtuurjournaal, RTL Nieuws van half acht) van drie verschillende periodes in de eerste helft van 2011.
Deel A | Literatuurstudie 1
!
Brongebruik in de journalistiek De journalist doet zijn berichtgeving alleen berusten op feiten waarvan hij de bron kent. Hij zal wezenlijke informatie niet achterwege laten en geen documenten
!
vervalsen.25
1.1
!
Feiten checken: de waarheid onthullen met behulp van bronnen
In de eerste druk van het boek The elements of journalism (2001) geven Kovach en Rosenstiel tien sleutelwaarden waar goede journalistiek aan moet voldoen. Twee van die elementen zijn volgens hen dat de journalistiek de waarheid dient en feiten verifieert. De behoefte aan de waarheid is nog nooit zo groot geweest, schrijven ze aan het begin van deze eeuw. De kans op onjuistheid van verhalen is namelijk sterk toegenomen.26 Door technologische ontwikkelingen is informatie toegankelijker en door de toenemende tijdsdruk lijkt er soms minder ruimte voor verificatie.
Zonder tijd is waarheidsvinding niet meer te doen, schrijft ook Nick Davies in
‘Flat earth news’. ‘Als waarheidsvinding het doel is en het natrekken van feiten het middel, dan is het grootste goed van alle journalisten, wanneer dan ook en waar dan ook ter wereld: tijd. Als je een journalist zijn tijd afneemt, maak je het hem onmogelijk de waarheid te onthullen.’27 Toch gebeurt het steeds vaker dat de journalist zijn tijd wordt afgenomen, waardoor grotendeels niet nagetrokken tweedehands informatie snel gerecycled wordt. Oftewel lopendebandjournalistiek. Journalisten nemen volgens Davies tegenwoordig niet meer de tijd om verhalen te controleren en ze te verwerpen als ze niet waar blijken te zijn. Ze geven verhalen door zonder te controleren, waarna ze de hele wereld overgaan.
28
Davies noemt als voorbeeld zogenoemde platte aarde
verhalen: ‘een onbetrouwbare uitspraak afkomstig van buitenstaanders, gewoonlijk met het oogmerk van geldelijk of politiek gewin, wordt via een persbureau in de bloedbaan van de media geïnjecteerd en cirkelt zo door het wereldwijde communicatielichaam. En,
25
NVJ: Code van Bordeaux, www.nvj.nl geraadpleegd op 26 januari 2015
26
Kovach & Rosenstiel (2001) p.86
27
Davies (2008), p. 81
28
Davies (2008), p. 66
het allerbelangrijkste: in alle fasen van dat proces gaat dat verhaal door de handen van journalisten van allerlei media, en niemand controleert het.’
Samen met de universiteit van Cardiff doet Davies, zelf gerenommeerd journalist
van onder meer de Washington Post, schokkende onthullingen. Zo blijkt dat 60 procent van de artikelen in Britse kwaliteitskranten geheel of hoofdzakelijk uit materiaal van persbureaus of pr-tekst bestaan. Daarnaast had 20 procent duidelijk aanwijsbare elementen uit zulke bronnen en kon bij 8 procent van de artikelen de bron niet met zekerheid achterhaald worden.
Er bleef 12 procent over, met artikelen waarvan de
onderzoekers konden zeggen alle informatie van de verslaggever zelf afkomstig was.29 De onderzoekers van de universiteit van Cardiff trekken de conclusie dat de kernwaarden van de dagelijkse praktijk van de journalistiek: het beoordelen van nieuws en het natrekken van feiten en bronnen geen regel maar uitzondering is.
Ondanks dat dit onderzoek specifiek Britse media betreft, komt deze
lopendebandjournalistiek ook in Nederland voor, zo meent oud-hoofdredacteur van nrc.next Rob Wijnberg in het boek De Nieuwsfabriek. Hij noemt nieuws de grootste onopgemerkte verslaving van onze tijd.30 Wijnberg beschrijft de toename van bondige en snelle publicaties en de afname van de verdieping en daadwerkelijke interesse van consumenten in het nieuws. De snelheid waarmee een nieuwsfeit moet worden gebracht lijkt in sommige gevallen belangrijker dan de feitelijke juistheid ervan. Als voorbeeld citeert hij uit een interview met Marcel Gelauff, hoofdredacteur van het NOS Nieuws. ‘Stel dat De Telegraaf vanmorgen opent met het bericht dat een minister zwart geld heeft. Het kan uren duren voordat je bevestiging hebt en in die tussentijd hoor je overal reacties van commentatoren en Kamerleden. Dan kunnen wij als NOS niet zwijgen. Dan moeten wij mee. […] We proberen het wel te controleren, maar als dat niet meteen lukt, is fact checking in zo’n geval niet langer heilig. We leven in andere tijden.’31 Wijnberg vat het als volgt samen:
!
!
‘Als er rumoer is, dan is er nieuws. Of het wáár is, is een tweede.’32
Verificatie is dus steeds vaker het slachtoffer van de snelheid waarmee gewerkt moet worden. Dat zei ook journalist Geneva Overholser in de Committee of Concerned
29
Davies (2008), p. 67
30
Wijnberg (2013), p.9
31
Wijnberg (2013), p.35
32
Wijnberg (2013), p. 35
Journalists Forum.33 Volgens haar hebben journalisten door onder meer de komst van het Internet gemakkelijk toegang tot verhalen en quotes, zonder zelf op onderzoek uit te gaan. Feiten zijn handelswaar geworden, die makkelijk verkregen, opnieuw verpakt en kunnen worden hergebruikt. Journalisten nemen volgens Overholser meer te tijd om te zoeken naar een toevoeging aan het bestaande nieuws, dan op eigen initiatief onderzoek te doen en nieuwe feiten boven water te halen. Een verhaal wordt door een nieuwsmedium naar buiten gebracht en iedereen neemt het over, deels door de nieuwe digitale verslaggeving. En ook dat benoemt Davies: het probleem dat met de komst van nieuwssites nog groter is geworden. Voor allemaal geldt dat door de mogelijkheid om vliegensvlug te publiceren de druk om nog minder tijd aan het natrekken van feiten besteden verder is toegenomen. Nieuwe informatie wordt nu razendsnel vrijwel letterlijk doorgestuurd.34 1.2
!
Controleerbaarheid: bronvermelding
Het controleren van feiten is al sinds oudsher een taak van de professionele journalist, het staat ook in de toelichting op de code voor de journalistiek. Nu niet langer alleen professionele journalisten toegang hebben tot bronnen, moeten journalisten het controleren van feiten delen met niet-journalisten. Wie zich dat aantrekt, maakt meer werk van bronvermelding.35 In andere woorden: als informatie niet zelf te onderzoeken is, laat dan zien van welke bron het afkomstig is. In de gedragscode voor Nederlandse Journalisten die de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) heeft opgesteld staat dat feiten, meningen en/of beelden die de journalist weergeeft, uitsluitend moeten berusten op eigen waarneming of op bronnen die hem bekend zijn en die hij betrouwbaar acht.36 Is dat niet zo, gaat het bijvoorbeeld om geruchten, dan kan dat volgens de leidraad, opgesteld door diezelfde RvdJ voor problemen zorgen:
!
“Sectie 2.2.4 Voor het publiceren van geruchten hoeft de journalist niet de feitelijke juistheid ervan aan te tonen. Wel moet hij vermelden dat het om een gerucht gaat en
33
Overholser; in Kovach & Rosenstiel (2011) p.86
34
Davies (2008), p. 88
Toelichting op De Code voor de Journalistiek, Nederlands genootschap van Hoofdredacteuren 35
De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek sectie 2.2.4 ww.rvdj.nl/leidraad, geraadpleegd 15 maart 2015 36
aannemelijk kunnen maken dat de geruchten waarop hij zich baseert, ook daadwerkelijk circuleren en de publicatie een maatschappelijk belang dient.”37
!
Toch gebeurt dat niet regelmatig zegt Davies: ‘De nieuwsfabriek geeft haar lezers, kijkers en luisteraars alleen een betrouwbaar product als die bronnen een treffend en betrouwbaar beeld van de wereld geven. En het is nog maar de vraag of ze dat doen.38 1.2.1 Brongebruik: Trouw
!
Op 12 november 2014 moest de Nederlandse journalistiek een klap incasseren. Een journalist van dagblad Trouw, een van de kwaliteitskranten van Nederland, was op staande voet ontslagen nadat bleek dat hij zijn eigen verzinsels in de krant had gepubliceerd. Na intern onderzoek bleek dat hij de juistheid van door hem opgevoerde citaten en het bestaan van (anonieme) bronnen in artikelen niet kon bevestigen.39 Het ging om Perdiep Ramesar. Een ervaren journalist die met zijn reportages over de zogenoemde (en later bleek dus letterlijk zogenaamde) ‘sharia driehoek’ in de Haagse Schilderswijk veel opzien baarde. Zijn artikelen lagen ten grondslag aan maatschappelijke discussies over het kleine kalifaat dat uitgeroepen zou zijn in die wijk.
Een onderzoekscommissie, bestaande uit prof. mr. B.E.P. Myjer en prof. drs. J.
Smit zocht uit hoe het gesteld was met het brongebruik van Ramesar en wat de rol van de redactie van de krant is geweest in zijn werkwijze. Zij toetsten dat onder meer aan een aantal journalistieke richtlijnen die eerder dit hoofdstuk voorbijkwamen: De Code van Bordeaux, de Code voor de Journalistiek van de Nederlandse Vereniging van Journalisten en de Leidraad, opgesteld door het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren.
Ramesar zelf wilde niet meewerken aan het onderzoek. Hij en zijn advocaat
zagen het nut van de waarheidsvinding niet in, aangezien hij toch al was ontslagen bij de krant. Het rapport richtte zich daarom ook het klimaat dat op de nieuwsvloer van Trouw in de loop der jaren was ontstaan. Het klimaat waarbinnen blijkbaar de druk om te scoren zo hoog lag dat het een voedingsbodem bleek voor het verzinnen van bronnen. De richtlijnen van de krant echter, wat betreft bronnen, laten duidelijk zien dat dat niet tot de journalistieke praktijk behoort: ‘De lezer moet er niet alleen op kunnen
De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek sectie 2.2.4 ww.rvdj.nl/leidraad, geraadpleegd 15 maart 2015 37
38
Davies (2008), p.93
http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/trouw-journalist-weg-na-verzinsels/114051, 26 januari 2015 39
vertrouwen dat de feiten kloppen, en dat elk artikel, elke foto of grafiek de werkelijkheid zo goed mogelijk weergeeft, maar ook dat je in de de duiding van de feiten oprecht bent en ruimte laat voor verschillende zienswijzen… Aan wie of waaraan je informatie hebt ontleend, behoor je zo nauwgezet mogelijk te vermelden.’40
Uit de interviews die de onderzoekscommissie heeft gevoerd met medewerkers
blijkt
bijvoorbeeld dat de redactie ‘het ambacht van een uitoefening van degelijke
journalistiek uitstraalt, maar uit de gesprekken blijkt ook dat men in trots opveert als artikelen in Trouw ‘trending topic’ op Twitter zijn. Spraakmakende artikelen kunnen het product zijn van gedegen journalistiek werk, maar ook de spreekwoordelijke vonk in het maatschappelijke debat.’41 Een voorbeeld van Davies sluit hierbij aan. Een memo aan de redactie News Interactive van de BBC: Onderwerp: ‘Snelheid en actualiteit’. Tekst: ‘Als er belangrijk nieuws is moet dat binnen vijf minuten online staan.’ En dat noemt Davies tegenstrijdig met de traditionele journalistiek. Dat het niet berust is op speculaties maar op geverifieerde bronnen staat tegenover het moet zo snel mogelijk online staan, we moeten de eerste zijn.42 Iets wat Bruno ook herkent in zijn onderzoek naar het gebruik van sociale media in de momenten kort na de aardbeving op Haiti. De redactie van The Guardian, BBC en ook CNN publiceerden eerst de informatie, video’s en foto’s die ze van ooggetuigen kregen, voordat ze die konden verifiëren, oftewel Tweet first, verify later. Daarbij werd soms een disclaimer gepubliceerd:
!
“CNN is monitoring tweets and other messages from people in Haiti and reports from those who said they have been in touch with friends and family. CNN has not been able to able to verify this material”.43!
!
Dit alles leidt tot de vraag in hoeverre het nog haalbaar is voor Nederlandse televisiejournalistiek om aan alle traditionele voorschriften van de journalistiek te houden. Met de hedendaagse technologische ontwikkelingen en toenemende informatiestromen komt het journalistieke werkproces onder druk te staan.
40
Myer & Smit (2014), p.11
41
Myer & Smit (2014), p.9
42
Davies (2008), p.88
43
Bruno (2011), p. 59
2
!
Burgerjournalistiek in digitale tijden
Het dagelijks werken in de journalistiek is haast ondenkbaar zonder Internet. Als middel om nieuws te garen, om research te doen en om te publiceren. Als het grotere perspectief bekeken wordt bestaat journalistiek al honderden jaren en online journalistiek pas tientallen. Het hele journalistieke landschap is zich hierdoor aan het reorganiseren. Dat heeft ook consequenties voor de ontvangers, het publiek, de normale burger. Kovach & Rosenstiel, die hun eerste druk van hun boek over de belangrijkste elementen van de journalistiek in 2001 uitbrachten, schreven in 2014 een nieuwe druk met een groot aantal aanpassingen. Vrijwel allemaal toegespitst, zo leggen ze in het voorwoord uit, op de relatie tussen journalisten en hun publiek. En de gevolgen die de technologische ontwikkelingen hebben voor de werkwijze van journalisten, omdat ze nu meer samenwerken met burgers dan voor ze werken.44
Sinds de hedendaagse maatschappij steeds meer wordt gedigitaliseerd,
worden burgers een groter onderdeel van de journalistieke wereld, omdat ook zij naast dat ze het publiek zijn, ook het publiek voorzien van nieuws.45 Burgerjournalistiek en burgermedia spelen door deze technologische vooruitgang ook een steeds grotere rol in democratische processen. Daar zal later in paragraaf 2.3 verder op ingegaan worden, want deze ontwikkeling heeft ook een effect op de traditionele rol van de journalistiek als democratische waakhond en haar poortwachtersfunctie.46 Daarom wordt stap voor stap in dit hoofdstuk de ontwikkeling van online journalistiek besproken, wat de grote facilitair is van de moderne burgerjournalistiek.
In dit hoofdstuk over burgerjournalistiek zal naast de veranderingen voor
internationale mediaorganisaties en hun verslaggeving over landen met gelimiteerde persvrijheid, ook het begrip burgerjournalistiek zelf ter discussie staan, in paragraaf 2.4.
! !
44
Kovach & Rosensteil (2014), preface
45
Viall (2009)
46
Wahl-Jorgensen & Hanitsch (2009)
2.1
!
Digitale journalistiek: de ‘netwerkmaatschappij’
De digitale wereld is aan grondige veranderingen onderhevig. Deze veranderingen worden gedreven door technologische vooruitgang. Een voorbeeld hiervan is hoe nieuwe technologische ontwikkelingen de relaties tussen nieuws organisaties, journalisten en hun publiek hervormen.47 Er is met de opkomst van het internet en de toenemende globalisering een volledig nieuwe manier ontstaan om informatie te verspreiden en over te brengen.48 Door digitalisering en globalisering is de sociale ruimte tussen de zender en de ontvanger, de journalisten en de burgers, alsmaar kleiner geworden. Dat heeft als gevolg dat burgers steeds meer kansen krijgen om te participeren in het nieuwsproces.49
Over deze toenemende interactiviteit wereldwijd door digitalisering zijn vele
onderzoeken geschreven. Het concept ‘netwerkmaatschappij’ van Castells levert meest duidelijke uitleg over de invloed van globalisering op de huidige communicatieprocessen.50 Netwerken waren vroeger veel statischer, het waren verticale hiërarchische structuren. Maar tegenwoordig zijn netwerken veel dynamischer. Dat wil zeggen dat communicatiestromen interactiever zijn geworden en in plaats van alleen verticaal, ook horizontaal lopen. Het zijn netwerken die gekenmerkt worden door een hoge mate van interconnectiviteit.
In 2001 voorzag Castells dat de maatschappij in de toekomst zou gaan
verschuiven naar een netwerkmaatschappij. Een maatschappij die steeds meer individuele vrijheid en open communicatie zou eisen, welke gedeeltelijk gefaciliteerd zou worden door wat hij noemde de micro-elektrische revolutie (wat wil zeggen de: ontwikkeling van mobiele communicatie), die de telecommunicatie bevordert. En Castells predictie lijkt niet ver van de realiteit te liggen: in februari 2004 ontwikkelde een jonge Harvard-student ‘The Facebook’, wat later veranderde in ’s werelds meest uitgebreide online sociale netwerk: Facebook. Een netwerk waar anno 2012 al één miljard gebruikers lid van zijn.51 Een jaar nadat Facebook zijn oorsprong vond, werd de sociale netwerksite Youtube opgericht.52 Een online platform waar video’s geüpload kunnen worden. In 2006 zag Twitter het levenslicht, een netwerk met 923 miljoen
47
Pavlik (2000)
48
Schmitz Weiss et al. (2009)
49
Reese et al. (2007); Kovach & Rosenstiel (2014)
50
Castells (2001)
51
Forbes: 1 Billion Facebook Users On Earth: Are We There Yet?, 4 oktober 2012
52
www.crunchbase.com/organization/youtube, geraadpleegd 12 januari 2015
gebruikers (2014), waarop korte tekstberichten van 140 tekens (Tweets) online worden gepost.53 We leven in een wereld waarin deze sociale netwerken niet meer weg te denken zijn.
Castells benadrukte echter dat het niet alleen gaat om de grootte en omvang
van deze netwerken, maar dat het belangrijk is om ook te kijken naar de manier waarop deze netwerken in de maatschappij worden gebruikt. Volgens hem worden alle economische, sociale, politieke en culturele activiteiten van over de hele wereld gestructureerd door en rond het internet en andere computernetwerken. Het internet verandert de manier waarop wij communiceren en iedereen zal worden beïnvloed door deze nieuwe communicatietechnologieën in hun dagelijkse communicatieprocessen.54 De digitale media-industrie zorgt ervoor dat de connectie tussen lokaal, regionaal, nationaal en internationaal groter is dan ooit tevoren.55 2.1.1 Van online journalistiek naar netwerkjournalistiek
!
Wat betekent dit voor de journalistiek? De opkomst van de netwerkmaatschappij heeft directe consequenties voor de manier waarop journalisten werken: ook dit vakgebied gaat mee in de digitalisering en werkt steeds meer online. Om het begrip online journalistiek te omschrijven wordt het eerst opgedeeld. Voor de definitie van het woord journalistiek in dit begrip geeft Bardoel de volgende uitleg:
!
“De professionele selectie van nieuwsfeiten voor een publiek, met behulp van technologische distributie methoden – welke in het algemeen een zorgt voor een bepaalde discussie over online journalistiek in een uitgesproken technologie-gedreven context”56
!
Deze notie van professionaliteit als uitgangspunt voor een journalistieke productie wordt in de studie van Bardoel & Deuze ook bediscussieerd. Aangezien het in het geval van burgerjournalistiek in eerste instantie niet gaat om professionele selectie van nieuwsfeiten, zal het onderwerp professionaliteit binnen de journalistiek in hoofdstuk 2.4 verder worden besproken.
!
53
http://en.wikipedia.org/wiki/Twitter, geraadpleegd 12 januari 2015
54
Castells (2001)
55
Schmitz et al. (2009)
56
Bardoel (1997), p.56
Om het begrip online journalistiek nader te specificeren beschrijven Bardoel &
Deuze vier karakteristieken van online journalistiek:57 Interactiviteit; Aanpassing van de inhoud; Hypertextualiteit en; Multimedialiteit.
!
Interactiviteit betekent dat het publiek direct kan reageren op het verhaal van de journalist waardoor er een interactieve omgeving op het web wordt gecreëerd. Deze online omgeving zorgt ervoor gebruikers kunnen participeren en maakt het mogelijk om direct feedback te geven. Hierdoor ontstaat er een horizontaal netwerk.58 Internet technologie maakt het mogelijk, naast deze snelle interactie tussen publiek en journalist, om deze interactie te personaliseren, te customizen. Een voorbeeld hiervan is dat men inlogt op een persoonlijke nieuwswebsite, met content die afkomt van persoonlijk gekozen RRS feed.59 Voorbeelden hiervan zijn naast https://news.google.nl ook http:// www.newsmap.jp of specifiek op spelende conflicten gericht: http://isis.liveuamap.com. Hypertextualiteit refereert naar de bijzondere aard van online journalistiek, zoals Bardoel & Deuze dat omschrijven “het professionele aspect van het aanbieden van informatie over informatie – oftewel het produceren ‘voorbij informatie’.”60 Een andere, brede basisdefinitie van hypertextualiteit, is dat het kan worden gezien als een combinatie van verschillende media, visueel en auditief, of als stukken tekst die elektronisch aan elkaar gelinkt zijn op websites, zodat er als het ware verschillende lagen van informatie ontstaan.61 Met multimedialiteit wordt de convergentie tussen verschillende mediavormen bedoelt. De combinatie van bijvoorbeeld tekst, audio en bewegend beeld in een online nieuwsitem. Multimedialiteit ls het ware het technologische aspect van hypertextualiteit.62
Vooral de interactiviteit, hypertextualiteit en multimedialiteit vormen belangrijke
elementen in deze thesis, omdat deze drie begrippen een wezenlijk element zijn van burgerjournalistiek. Niet alleen zorgt online journalistiek voor interactiviteit in vorm van discussie op bijvoorbeeld reactiepagina’s, het zorgt ook voor de mogelijkheid voor
57
Bardoel & Deuze (2011), p. 5-7
58
Bell (2007), Castells (2000); in Heinrich (2011)
59
Bardoel & Deuze (2011)
60
Bardoel & Deuze (2011) p.
61
Elmfeldt (2002)
62
Bardoel & Deuze (2011), p.7
externen, die van buiten het professionele journalistieke veld komen, om in online reacties hun eigen boodschap te ventileren.
Wat ons brengt tot het volgende begrip, als het ware een samenvoeging van de
netwerkmaatschappij en online journalistiek: netwerkjournalistiek. Online journalistiek wordt ondersteund door een complexe structuur in de globale nieuwssfeer. Een wereldwijd toegankelijke publieke ruimte waarin informatie gemakkelijk kan worden gedeeld, bediscussieerd en verspreid. Deze vorm van journalistiek ontwikkelt zich binnen een nieuw structureel en organisatorisch kader binnen het vakgebied. Dit kader heeft multidirectionele informatiestromen, is gedecentraliseerd en niet linear.63
Netwerkjour nalistiek, dat zijn wortels vindt in Castell’s concept
‘netwerkmaatschappij’, wordt door Heinrich als volgt gedefinieerd:
!
“Een complex, samenwerkend netwerk van nationale en transnationale informatieverzamelaars, -producenten en -verspreiders (…) dat de integratie van een grote variëteit aan stemmen toelaat”
!
Deze definitie verschilt echter van die van Bardoel & Deuze. Zij menen dat de term netwerk journalistiek meer gaat over convergentie en de combinatie van competenties en functies van online journalistiek. Dat komt meer terug op de rol van de journalistiek in de democratie: het versterken van participerend burgerschap door middel van het effectief verspreiden van openbare informatie.64
De term netwerkjournalistiek wordt ook vaak gebruikt als synoniem voor
burgerjournalistiek of participerende journalistiek.65 Volgens Cohn zijn deze synoniemen uitwisselbare aanduidingen voor een vorm van journalistiek waarin burgers een actieve of integrale rol spelen in het verzamelen, rapporteren, distilleren, filteren en uitzenden van nieuws en informatie:
!
"Wanneer een persoon die niet zijn brood verdient als journalist zich bezig met de journalistieke praktijk" 66
63
Heinrich (2011)
64
Bardoel (1996); Schudson (1999)
65
Heinrich (2011)
66
Cohn (2007) in Heinrich (2011)
2.2
!
Burgerjournalistiek online
Burgerjournalistiek is een vorm van journalistiek die dankzij alle technologische ontwikkelingen, de netwerken en de uitdijende globale nieuwssfeer, zich snel heeft kunnen ontwikkelen. Het is ook een vorm van online journalistiek die afstand neemt van de conventies van professionele journalistiek.67 De literatuur geeft een aantal duidingen aan het begrip burgerjournalistiek. Hamdy schrijft in haar paper over Arabische bloggers dat sommige burgers ‘meesters zijn van de productie van ruwe en ongecensureerde communicatiestromen en dus vaak worden aangeduid als burgerjournalisten’.68 Ze maken gebruik van gepersonaliseerde digitale technologie (zoals blogs) en verstoren daarmee oude mediamonopolies door een discours op hun blogs te creëren. Ze monitoren nieuwswaardige gebeurtenissen en creëren nieuwscontent in zowel journalistieke vormen als in verhaalvormen (bijvoorbeeld op sociale media).
Burgerjournalistiek kan worden geïnitieerd en in stand gehouden door een
persoon of een groep, bijvoorbeeld een activistische organisatie. Om het te kwalificeren als journalistiek stelt Nip wel dat de inhoud het volgende moet bevatten: ‘een aantal originele interviews, rapportage, of analyse van gebeurtenissen of kwesties waartoe andere mensen dan alleen de auteur zelf toegang tot hebben.’69 Nip doet een voorstel voor vijf journalistieke modellen in combinatie met de rol van de burger daarin. Deze vijf modellen laten de mate van participatie van burgers in de journalistiek zien van een zeer lage mate van betrokkenheid, waarin de burger slechts ontvanger is, tot een zeer hoge mate van betrokkenheid, waarin de burger zelf nieuws produceert:
!
!
1. 2. 3. 4. 5.
Traditionele journalistiek; Publieke journalistiek; Interactieve journalistiek; Participerende journalistiek, en; Burgerjournalistiek wordt door professionele journalisten uitgevoerd. Ze zijn als
het ware poortwachters en filteren, selecteren en doen verslag van de gebeurtenissen de wereld aan het publiek. De enige rol van de burgers in deze vorm van journalistiek is het fungeren als nieuwsbron waaruit de journalisten informatie verzamelen, maar ze nemen niet actief deel aan het proces. In de 67
Allan (2006) in Viall (2009) p.
68
Hamdy (2009), p.
69
Nip (2006), p.
wordt geprobeerd
om burgers te betrekken in het proces van nieuwsvorming en het gebruik van nieuws. Enkele voorbeelden hiervan zijn het gebruik van polls en burgerpanels. Uiteindelijk is de professionele journalist nog steeds een poortwachter die de verhalen bewerkt en publiceert. Woodstock voegt daaraan toe dat dit soort journalistiek wel meer verbinding in verbinding staat met de mensen, maar dat het in de praktijk nog steeds betreft, omdat het nog steeds markt gedreven en geïnstitutionaliseerd is.70 die plaatsvindt op het web is ongeveer gelijkaardig aan de publieke journalistiek. Het is echter opener, niet-lineair en geeft ruimte voor communicatie tussen de journalist en de gebruiker (bijvoorbeeld een reactiepagina op een nieuwswebsite).
is weer een stap dichter bij het
betrekken van burgers aan het proces van nieuwsgaring. In deze vorm nemen burgers namelijk deel aan interacties met professionele journalisten, als met ander publiek (het zogenaamde
samenwerkende journalistiek). Dit lijkt op de definitie van
burgerjournalistiek die Cohn geeft eerder in deze thesis en sluit aan bij de definitie van Bowman & Willis:
!
“De handeling van een burger, of een groep burgers, die een actieve rol spelen in het proces van het verzamelen, rapporteren, analyseren en verspreiden van nieuws en informatie. het doel van deze participatie is het leveren van onafhankelijke betrouwbare, nauwkeurige, uitgebreide en relevante informatie die een democratie vereist.”
!
De betekenis van burgerjournalistiek wordt door de literatuur op verschillende manieren uitgelegd. Volgens Rosen’s uitleg is burgerjournalistiek een soort journalistiek waarbij ‘het volk, voorheen bekend als het publiek willekeurige daden van journalistiek’ uitvoert.72 Maar anderen bouwen voort op participerende journalistiek. Nip omschrijft burgerjournalistiek als een vorm van journalistiek die niet gepaard gaat met (betaalde) professionals en waar mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het verzamelen van content, visievorming, produceren en uitgeven van het uiteindelijke nieuwsproduct. Wat afzonderlijk of in een groep gedaan kan worden.73 Een belangrijk element uit de definitie 70
Woodstock (2002) p.
71
Bowman & Willis (2008)
72
Rosen (2006)
73
Nip (2006)
van Nip is dat het journalistiek is die niet te maken heeft met professionele en betaalde journalisten.
In mijn optiek is dit een juiste definitie en wel om de volgende reden:
burgerjournalistiek heeft elementen van participerende journalistiek maar, aangezien de burgerjournalist over zijn eigen samenleving rapporteert en hij, of zijn naaste omgeving, daarom ook vaak onderdeel is van het verhaal. Participerende journalistiek is echter journalistiek uitgevoerd door een professionele (betaalde) journalist. Participerende journalistiek heeft naar mijn mening geen elementen van burgerjournalistiek, maar andersom wel. 2.3
!
De rol van burgerjournalistiek in de democratie “Zonder middel van overleg, kan discours worden gekaapt door luide, intolerante en machtige stemmen.”74
!
Journalistiek is volgens het westerse journalistieke ideaal, onlosmakelijk verbonden met democratie. Het speelt een belangrijke rol in identiteitsvorming en maakt conversatie en overleg mogelijk tussen burgers en hun vertegenwoordigers. Nieuws houdt zich volgens dit ideaal bezig met de voortdurende strijd tussen dominante ideologieën in maatschappijen en de maatschappelijke vraagstukken die daarbij horen.75
Conboy onderscheidt vier functies van de journalistiek in de democratie.
Journalistiek als bron van informatie, als waakhond/vierde macht, als mediator/ vertegenwoordiger, als deelnemer/belangenbehartiger. Het democratische ideaal staat op geïnformeerde keuzes maken. Vandaar dat politieke journalistiek een belangrijke rol speelt in democratische maatschappijen. Informatie wordt aan de burgers verstrekt door journalisten. Dat is informatie waarop burgers hun stem kunnen baseren bij bijvoorbeeld verkiezingen. Daarbij spelen journalisten ook een rol als waakhond waarbij ze toezicht houden op de competentie, eerlijkheid en efficiëntie van de regeringsmacht. In dit opzicht zijn journalisten ook bemiddelaar tussen de burger en de hogere machten (overheid en politiek). Ze zijn de vertegenwoordigers van het volk en zorgen ervoor dat hun stem wordt gehoord. Journalisten kunnen ook bepaalde politieke standpunten bepleiten. Zolang feiten van meningen onderscheiden kunnen worden en de hoogste
74 75
Ward (2010) Wahl-Jorgensen & Hanitsch (2009)
objectiviteit kan worden betracht kunnen journalisten participerende journalistiek bedrijven. Dit heeft wel een tegenstrijdigheid in zich.76
Deze traditionele rol, als bewakers van de democratie die discours en overleg
onder het volk moeten bevorderen, is zeer moeilijk te vervullen in autoritaire staatsvormen met een beperkte persvrijheid.77 Gelukkig wordt het Internet steeds meer een primair platform voor de distributie van alle andere vormen van (nieuwe) media, aldus Anderson.78 Dit stimuleert de diversiteit van stemmen die worden gehoord. Bugerjournalistiek gebruikt deze snelgroeiende media fenomenen zoals sociale netwerken (YouTube, Facebook, Twitter) als
communicatie outlet. Het zorgt
ervoor dat overleg mogelijk blijft en ondersteunt ‘degenen die het verst verwijderd zijn van traditionele mechanismen van de macht’.79
!
2.4
!
Burgerjournalistiek of burgermedia?
Nu er een beeld is geschetst van het begrip burgerjournalistiek en de uitvoering van burgerjournalistiek, zal er gekeken worden naar hoe deze term van toepassing is in de case study van deze thesis. De beroepsnaam ‘journalist’ is geen beschermde naam. Officieel kan iedereen zich, zelfs zonder onderwijs, journalist noemen. Op de discussie over professionaliteit binnen dit vakgebied zal niet te diep worden ingegaan in deze thesis, omdat dat een zeer uitgebreide discussie kan worden. Echter, omdat het deels onderdeel is van het begrip dat in het onderzoek wordt gebruikt kan het niet vermeden worden om het kort te operationaliseren. Als journalistiek wordt beschouwd als een vak of een beroep, moet men een opleiding en een formeel diploma hebben, indien het wordt beschouwd als een ambacht, kan men het leren door de praktijk.80
In een klein onderzoek dat ik eerder heb uitgevoerd werden twee journalisten
van de buitenlandredactie van zowel de Nederlandse publieke omroep NOS en de Nederlandse commerciële zender RTL geïnterviewd via de telefoon over het gebruik van content afkomstig van burgerjournalisten. Ze waren beide, afzonderlijk van elkaar, ontstemd over het gebruik van de term burgerjournalisten omdat ‘dit geen journalistiek is’. Ze losten dit op door het woord buger 76
Conboy (2004)
77
Ward (2010)
78
Anderson (2009)
79
Castells (1996; 2000) in Anderson (2009)
80
Josephi (2009); Frith & Meech (2007); Deuze (2005)
te gebruiken, omdat ze
alleen ruw beeldmateriaal gebruikten dat op YouTube stond. In deze case study is ook gekozen voor deze definitie, omdat dit beter de lading dekt van het ruwe materiaal dat zal worden onderzocht in de nieuwsuitzendingen. Er komt geen verslaggeving door de filmers zelf bij kijken.
Dit is slechts een woordkeus op lexicaal niveau. De burgermedia die gebruikt
wordt in de uitzendingen van RTL Nieuws en de NOS uit Syrië voldoen verder wel aan alle kenmerken van burgerjournalistiek zoals hierboven beschreven. Burgermedia heeft bottum-up communicatie mogelijk gemaakt in een land met beperkte persvrijheid, waardoor het een democratische functie krijgt, het onderscheidt zich van de conventionele journalistiek. De burgers ondernemen handelingen om beelden te verspreiden ter bevordering van democratie in de samenleving. Het heeft vele kenmerken van burgerjournalistiek, maar omdat de nieuwszenders slechts ruw, verspreid beeldmateriaal gebruiken wordt er in dit onderzoek gekozen voor burgermedia.
Ondanks dat de literatuur ook het woord ‘burger’ in deze term ter discussie
stelt, is er voor gekozen dit wel te gebruiken, overeenstemmend met Rodriguez die stelt dat op deze manier ‘normale burgers’ op een politieke manier ondersteund kunnen worden.81 Het gaat hier om het materiaal dat in deze studie zal worden geanalyseerd: , bestaande uit geëngageerde
!
materiaal, online verspreid en gemaakt door politiek
die verlangen naar sociale en maatschappelijke verandering.
Door de snelle digitale ontwikkelingen wereldwijd verandert de journalistieke werkwijze. Er is een groot aanbod aan informatie door de komst van het internet en er is een overvloed aan bronnen. In Nederland gebruiken ook traditionele media steeds vaker filmpjes gemaakt door ooggetuigen. Het probleem waar journalisten nu op stuiten is dat door de overvloed en toegankelijkheid van informatie de vraag vanuit de nieuwsconsument naar gecontroleerde en vooral snelle nieuwsberichten is toegenomen.
Burgerjournalistieke uitingen en burgermedia spelen hier een rol in omdat zij
sneller ter plekke zijn dan de correspondent van het medium. Een situatie waarin burgers deze beelden in toenemende frequentie maken en verspreiden is in oorlogstijd. Maar conflictsituaties zorgen voor weer meer hindernissen wat betreft controleerbaarheid en juistheid van bronnen. Want oorlogsjournalistiek is een van de
81
Atton (2009); Rodriquez (2000;2001;2003) in Atton (2009)
genres waarin veel geworsteld wordt met journalistieke kernbegrippen als objectiviteit en onafhankelijkheid. Hoe gaat de Nederlandse televisiejournalistiek hier mee om?
3
Oorlogsjournalistiek
3.1
Veranderingen in de oorlogsjournalistiek
!
Waarom is oorlog interessant voor nieuwszenders, ondanks dat het erg duur is om te verslaan? Het antwoord lijkt simpel. Oorlog is de belichaming van een ‘goed verhaal’. Het heeft veel spanning, drama, een aanvaller en slachtoffers, winnaars en verliezers. Het spreek het patriotisme aan in het publiek.82 Oorlogsverhalen, gewapende conflicten en grote veldslagen zijn verhalen die altijd een grote rol hebben gespeeld in populaire cultuur. Vanaf onze jeugd zijn wij gewend aan dat soort verhalen.83
De rol van de media is volgens het liberale westerse denkbeeld, het inlichten van
de burgers. Het is een onderdeel van de democratie. Media spelen dus een belangrijke rol bij het vormen van de publieke opinie en dat is nog sterker het geval tijdens (internationale) conflictsituaties.84 Journalistieke media hebben een sterke visuele kracht die de propagandadruk, of druk om opinie te sturen, op journalisten kan vergroten. Conflicterende partijen doen in oorlogssituaties nog beter hun best om de internationale verslaggeving te beïnvloeden en te sturen. Dit gebeurt vooral bij beeldende journalistiek, zoals fotografie en video.85
Een goed voorbeeld hiervan is wat de Syrische staatstelevisie laat zien ten tijde
van de opstand in het land. De militaire optredens van de Syrische overheid tegen de betogers worden of genegeerd, of neergezet als zijnde acties ter bescherming van de bevolking tegen de terroristen. De oppositie daarentegen verspreidt zover het kan opnames van geweldplegingen van de Syrische staat tegen onschuldige burgers, waarmee ze al-Assad neerzetten als de grote boosdoener. Zoals Amerikaanse senator Hiram Johnson in 1917 zei: ‘The first casualty when war comes, is truth,’ een uitspraak die verdedigd wordt en deels in de titel terugkomt van Phillip Knightleys boek over oorlogscorrespondentschap. 86
!
Hoe ziet moderne oorlogsjournalistiek er uit? Volgens Zayani en Ayish laat de televisiejournalistiek oorlog niet op een realistische manier zien. In plaats van een realistische weergave van de situatie te laten wordt het als het ware verkleind tot wat ze
82
Boyd-Barrett (2004)
83
Nohrstedt (2009)
84
Wahl-Jorgensen & Hanitsch, (2009) p.
85
Nohrstedt (2009)
86
Knightley (1975)
noemen een ‘begrenst conflict’. Onderzoekers noemen hier verschillende oorzaken die allen neerkomen op het volgende: oorlog is complex, bloederig en hard en kan simpelweg niet op een juiste manier in twintig minuten avondnieuws worden samengevat.87
Daarnaast is er ook een trend in de media waar te nemen waarbij
oorlogssituaties op een gedramatiseerde manier in beeld worden gebracht. Zayani en Ayish stellen dat persoonlijke verhalen worden opgeblazen tot onrealistische representaties van de gebeurtenissen, zonder goede achtergronden.88 Een verklaring hiervoor kan zijn dat emotie en drama belangrijke elementen in de televisiejournalistiek zijn. Panti laat in zijn kwalitatieve onderzoek zien hoe Nederlandse en Finse televisiejournalistiek met emotie in hun journaals omgaan. Hij concludeert dat in Nederlandse journaals meer emotie voorkomt in de internationale items dan in de items over nationale onderwerpen. Dit zou te maken kunnen hebben met het vasthouden van de aandacht van de kijker, die van nature al meer geboeid is door een onderwerp dat zich dichter bij huis afspeelt, dus een extra steuntje in de rug nodig heeft om te blijven kijken naar een ‘ver-van-mijn-bedshow’.89
Joris Luyendijk, oud-Midden-Oosten correspondent van het NOS Journaal
beaamt dat dat beeld krachtiger is dan welk krantenartikel dan ook. Maar het probleem is volgens hem dat veel dingen zich niet laten filmen, vooral niet in conflictsituaties. De werkelijkheid op televisie is daarom slechts wat filmbaar is en dat kan zorgen voor onrealistische representaties voor de werkelijkheid.90
!
Door de jaren heen is oorlogsjournalistiek sterk veranderd. Volgens Knightley was de rolverdeling tussen verslaggevers en propagandisten duidelijk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Maar nu, zegt hij in een interview, zijn het leger en de overheid zo georganiseerd om te misleiden. Terwijl nieuwsorganisaties volgens Knightley nog steeds niet voorbereid zijn op die propaganda-aanvallen zijn de autoriteiten verschrikkelijk goed in psychologische manipulatie. Op een subtiele en slimme manier.91 Nohrstedt wijt dit aan de komst van nieuwe media en de ontwikkelingen op het gebied van mediatechnologie, zoals de komst van satelliettelevisie.92 Hierop volgde tijdens de Golfoorlog
88
Zayani & Ayish (2006)
89
Pantti (2010)
90
Luyendijk (2006)
91
Matthews (2003)
92
Nohrstedt (2009)
een spectaculaire ontwikkeling op het gebied van oorlogsjournalistiek. CNN ontwikkelde hun transnationale nieuwszender die 24/7 uitzendingen liet zien en toegang tot leiders van beide partijen in het conflict had.93 Door de komst van satelliet televisie werd het mogelijk om op elk moment van de dag, grensoverschrijdend nieuws uit te zenden en zelfs live naar een conflictgebied over te schakelen. De verslaglegging van CNN had impact op de bewustwording van het publiek over gebieden die niet eerder belicht werden, maar ook invloed op de diplomatieke kant van conflicten. Het zogenoemde CNN-effect zorgde ervoor dat andere grote mediabedrijven (zoals de BBC en Sky News) ook globale ambities kregen. Men is door deze ontwikkelingen eraan gewend geraakt altijd alles op ieder moment van de dag te kunnen zien en continu in te kunnen schakelen.94 In het geval van de verslaggeving over Syrische opstand kan dit ook een rol hebben gespeeld.
Technologische ontwikkelingen zorgden in de jaren negentig voor een ’24-hour
news cycle’. Er kwamen mogelijkheden om real-time verslag te doen en transnationale journalistiek door middel van het internet vond zijn oorsprong. Voor de oorlogsjournalistiek en de perceptie hiervan bij het publiek had dit grote gevolgen. Technologie werd steeds makkelijker, kleiner en toegankelijker in het gebruik. Journalisten konden daardoor bijvoorbeeld makkelijker filmen op illegale plekken die anders nooit uitgezonden zouden worden. Door de mogelijkheid om materiaal heel snel, of zelfs live te versturen en door de toename in volume van verhalen en materiaal.
!
‘De technologie om nieuws mee te vergaren (steeds-kleiner wordende ENG (electronic news gathering) camera’s, draagbare satellieten om beelden te verzenden … en de mogelijkheid tot field-editing) hebben het publieksengagement vergroot met oorlog vergroot.95
!
Het CNN-effect is als het ware verschoven naar het YouTube-effect, stelt Naím, nu bijna iedereen een telefoon met een camera bezit. Technologie speelt daardoor volgens hem een grote rol in de verslaglegging van oorlogsvoering.96 En in conflictsituaties, waarin de publieke opinie erg verdeeld is, wordt nieuws nog belangrijker dan normaal.97 Rantanen deed een onderzoek naar Europese persbureaus en hun bronnen tijdens de Irak-oorlog. 93
Cushion (2012), p.65
94
Cushion (2012), p.67
95
Preston (1996) in Robinson (2004) p.100
96
Naím (2009)
97
Rantanen (2004), p.301
Het bleek dat tijdens de Irak-oorlog veel mensen op het Internet alternatief nieuws zochten omdat ze zich niet konden vinden in hun nationale verslaggeving. (ondanks dat, bleven de nationale media wel de populairste nieuwsdistributeur). De nationale media maken van internationaal nieuws, nationaal nieuws door het te vertalen naar hu nationale taal, het te framen binnen een national referentiekader. Ze geven het ook een bepaalde belangrijkheid door het op een prominente of minder prominente plek te zetten tussen het nationale en lokale nieuws.
In het geval van de Irak oorlog, verwachtte men dat de Westerse landen hun
westerse ideeën van journalistieke kwaliteit hoog konden kunnen houden: neutraliteit bewaren in hun items. Deze westerse landen bevonden zich echter in een moeilijke positie waarin ze geen gebalanceerd item konden produceren omdat er niet genoeg bronnen beschikbaar waren om beide kanten op een gelijkwaardige manier aandacht te geven. Een conflict zoals de Irak-oorlog liet de hele wereld zien dat er een vacuüm bestond, die niet door westerse media kon worden opgevuld. Dat gaf ruimte voor nieuwe spelers in het veld, zoals Al Jazeera.98 Nohrstedt bestudeerde ook de verslaggeving van de Golfoorlog.
Voor dit conflict ontstond de bijnaam ‘klinische
oorlog’ wat voort kwam uit het feit dat er geen gewonden van de Iraakse kant op tv kwamen. Pas bij de aanval van Irak op Israël lieten de Amerikaanse media van dichtbij de slachtoffers zien.99
Jan Guillou, voorzitter van
, een organisatie voor uitgevers en
journalisten ten behoeve van persvrijheid, bekritiseerde de rol van de westerse (AngloAmerikaanse) media tijdens het war on terror conflict. Journalisten vochten volgens hem niet langer meer voor de waarheid, maar voor “het Westerse doel”.100 Nohrstedt ziet in Zweden dat journalistieke methodes enorm zijn veranderd en dat daardoor juist de lokale bevolking een steeds grotere rol speelt in de verslaggeving. Ze worden bijvoorbeeld ingezet om aan de frontlinie te fotograferen. In 2014 sturen de meeste hoofdredacties geen journalisten meer naar Aleppo in Syrië, vanwege de hoge veiligheidsrisico’s, maar ze publiceren wel foto’s die aan de frontlinies zijn gemaakt. Uitgezonderd de Sunday Times. Die Britse krant koopt geen foto’s meer van freelancers uit Syrië, omdat de krant niet wil aanmoedigen tot het nemen van uitzonderlijke risico’s.
Maar oorlog is business, zegt freelance oorlogsjournalist Hans Jaap Mellissen
over oorlogsfotografie.101 Molhem Barakat, is een tiener die door internationaal 98
Rantanen (2004), p.302
99
Nohrstedt (2008)
100
Guillou, 2002 in Nohrstedt (2008)
101
Ebisch (2014)
persbureau Reuters is ingehuurd als freelancefotograaf aan de frontlinie van de oorlog in Syrië. De 18-jarige jongen wordt in december 2013 doodgeschoten tijdens een gevecht tussen het Syrische leger en de rebellen om een ziekenhuis in Aleppo. Volgens Melissen voelde Reuters de plicht om te berichten vanuit de frontlinie:
!
“Opportunisme speelt daarbij zeker een rol. Ervaren oorlogsfotografen zijn er niet, dus worden freelancers en soms stringers ingezet, met alle risico’s van dien aangaande hun veiligheid en de betrouwbaarheid van het materiaal. En dan is nog het zakelijke argument. Reuters dankt zijn bestaan aan het leveren
!
van foto’s en verhalen. Ook uit conflictgebieden. Oorlog is business.”102
Ook Nederlandse kranten publiceerden foto’s van Barakat. Onder meer dagblad Trouw. De situatie ter plekke was te gevaarlijk voor hun eigen vaste medewerkers. Daarom is de krant afhankelijk van buitenlandse persbureaus, zegt de fotoredacteur van de krant. ‘En waar haalt Reuters het materiaal allemaal vandaag? Soms houden ze zelf een slag om de arm. Is een foto aangeleverd door het Syrische leger? Dan melden we dat. Of dat we geen zekerheid hebben over de bron. Het belangrijkste is dat Reuters blijft berichten. Anders bereikt ons helemaal geen nieuws meer vanuit Syrië. Met als gevaar dat de oorlog op de achtergrond verdwijnt.’
!
De betrouwbaarheid van die foto’s is dus een volgend struikelblok. Het is interessant voor hoofdredacties om iemand ter plaatse te hebben als de locatie voor eigen personeel te gevaarlijk wordt geacht, maar hoe weet een redactie dan met wie ze in zee stapt? Volgens een vriendin van Molhem Barakat, de Engelse journalist Lucinda Smith wilde Barakat zich eerder aansluiten bij de verzetsgroep al-Nusra, maar daar werd hij afgewezen. Via het Aleppo Media Center, een propaganda-organisatie van andere rebellen, zou hij bij Reuters zijn binnengekomen, schrijft Smith in haar blog.103 Met andere woorden: hoe betrouwbaar was Barakat? En wat zegt dat over zijn foto’s?
In de verslaggeving over Syrië zien we veel beelden voorbijkomen in de
Nederlandse kranten en op de televisie die door de Syrische burger zelf zijn gemaakt, omdat er naast Syrische staatstelevisie geen ander beeldmateriaal gemaakt wordt in het land.
102
Melissen in Ebisch (2014), p.48
http://globalvoicesonline.org/2013/12/24/molhem-barakat-syrias-fallen-teenage-hero/, geraadpleegd op 5 februari 2015 103
Nohrsted ziet in zijn onderzoek over de Irak-oorlog dat media de neiging
hebben om meer aandacht te geven aan het ware gezicht van de oorlog.104 Wat wil zeggen het leiden van de lokale bevolking, slachtoffers van de oorlog. Een element waarvan Zayani & Ayish eerder in dit hoofdstuk juist beweren dat dat niet het geval is: oorlog op televisie is volgens hen een onrealistische, gedramatiseerde representatie van de werkelijkheid.105 Ten tweede oorlogsjournalistiek is een product van zelfkritische reflectie. De betrokken partijen doen pogingen om de verslaggeving te manipuleren door gebruik te maken van doordachte middelen. Propagandastrategieën worden daardoor tot een bepaald punt nieuwsmateriaal, zoals ook in Syrië het geval is. Oorlogsjournalist Jan Eikelboom ondervindt dit aan den lijve als hij in 2012 naar Syrië gaat. Het ministerie van Informatie voorschrijft niet welke reportages hij moet maken, maar moeten er wel toestemming voor geven.106 In Zweden heeft het ertoe geleid dat de media zelfkritisch naar hun verslaggeving kijken, aangezien ze gebruik maken van andermans materiaal wat invloed heeft op de neutraliteit en geloofwaardigheid van de inhoud, maar laat ook het publiek weten kritisch te zijn op wat ze zien, zegt Nohrstedt.
Dit laatste statement leidt tot een belangrijke vraag in de case study die in dit
onderzoek wordt gedaan. In hoeverre is deze zelfkritische houding ook aanwezig geweest in de verslaggeving over Syrië door de NOS en het RTL Nieuws? Een groot deel van de bronnen die in de nieuwsuitzendingen gebruikt worden zijn oorspronkelijk van sociale media zoals YouTube afkomstig. Echter zijn ze ook vaak eerst geselecteerd door persbureaus zoals het Amerikaanse Associated Press (AP) en het Britse Reuters. Persbureaus lijken in sommige items de schakel te vormen tussen de burgerjournalistieke content en de nationale nieuwszenders. Dit zal in het empirische gedeelte van deze thesis nader onderzocht worden. Wat al kan worden vastgesteld is dat die twee persbureaus de grootste leveranciers van buitenlandse media wereldwijd zijn.107 Beide bureaus gaan ervan uit dat hun nieuws dagelijks in wat voor vorm dan ook, door meer dan een miljard mensen op de hele wereld wordt geconsumeerd. Ondanks dat de bureaus accuratesse en onafhankelijkheid eisen van hun journalisten, wordt dat niet altijd gehaald. De werkdruk ligt hoog en vaak wordt tweedehandsmateriaal van lokale tv-stations doorgezet en de verslaggeving wordt niet gecontroleerd voor het materiaal wordt doorgezet naar de rest van de wereld.108 104
Nohrstedt (2008)
105
Zayani & Ayish (2006)
106
Eikelboom (2013), p.31
107
Davies (2009), p, 127
108
Davies (2009). p. 135
Onderzoek van het International Press Institute naar
laat ook zien
dat persbureaus een significante rol spelen als bron van de media.109 Nieuwsbronnen van ieder medium hebben een effect op wat er wordt verteld en hoe het wordt verteld. Aan het begin van vorig decennium waren persbureaus een stapje aan het begin van een lange communicatieve ketting die leidde tot een nieuwsbericht dat werd verkocht. Van persbureau naar steeds lokaler persbureau tot aan de krant zelf.110 Tegenwoordig, met de komst van het internet en de globaliserende maatschappij is de rol van persbureaus veranderd. Ze hebben nu ook zelf distributiekanalen online. De ketting die eerst wel zeven of acht stappen bevatte, heeft er nu soms nog maar één. In de huidige maatschappij zijn alle media zowel ontvangers als zenders van nieuwsberichten.
Door transnationalisering van media-organisaties kan informatieverspreiding niet
meer binnen de grenzen van de meest machtige staatshoofden worden gehouden.111 Het internet zorgt ervoor dat de toegankelijkheid en beschikbaarheid van alternatieve informatie voor journalisten en voor het publiek enorm vergroot is. Door deze tendens ligt er nu ook macht bij ‘non-elitaire’ stemmen, oftewel de gewone burger in bijvoorbeeld Syrië. Een ander voorbeeld hiervan is de Mexciaanse guerillabeweging Chiapas die tijdens hun oorlogsvoering veel gebruik hebben gemaakt van computers, radio en andere mediavormen om hun nieuws te laten horen. Robinson concludeert echter dat ondanks de technologische vooruitgang deze informatiestroom weinig impact heeft gehad op het aantal bronnen en standpunten in de Amerikaanse media.112
Het is de moeite waard om dit in deze thesis verder te onderzoeken. We zijn
wat betreft technologische ontwikkeling, voornamelijk als het gaat om mobiele technologie en internettoegang, inmiddels jaren verder. Het internet faciliteert een steeds meer plurale media sfeer, waarin veel outlets naast elkaar bestaan. Volgens Robinson blijft het echter in gebreke als het gaat om de impact of beïnvloeding in de reguliere nieuwsverslaggeving. Op het gebied van beïnvloeding van de massamedia in de manier waarop online informatiebronnen zijn geïntegreerd in het proces van nieuwsvergaring, is te weinig empirisch onderzoek gedaan volgens Robinson.
!
Dat onderschrijven Hänska-Ahy en Shapour in hun onderzoek naar hoe de BBC omgaat met burgerjournalistieke bronnen in hun verslaggeving over de Iraanse
109
International Press Institue 1953 in Allan & Zelizer (2004), p.302
110
Gurevitch et al. (1991); in Allan & Zelizer (2004), p.303
111
Brown en Shaw in Robinson (2004), p.100
112
Robinson (2004)
verkiezingsprotesten.113 Het gebruik van User Generated Content in verslaggeving werd tijdens die verkiezingen in 2009 onderworpen aan een test binnen de BBC. Journalisten van BBC Persian en BBC Arabic vertellen dat die verkiezingen het keerpunt waren voor deze nieuwe manier van werken. Voor 2009 werd het als lastig ervaren om gebruik te maken van UGC als bron, maar omdat er tijdens de protesten geen mogelijkheid was om verslaggevers naar Iran te sturen, was het de enige beschikbare bron. Daardoor veranderde de mentaliteit van de voorheen conservatieve nieuwsorganisatie BBC, zeggen medewerkers. De redactie voelde zich zelfverzekerd in het gebruik van deze media. Het proces dat de UGC meemaakt wordt als volgt beschreven: iemand op de plek waar ‘het’ gebeurt maakt een foto, neemt audio op of schrijft een tekst, dat wordt dan gedeeld op social media of gelijk naar de BBC gestuurd. De BBC op zijn beurt verzamelt dat en controleert en verifieert de authenticiteit van de media. Hoewel dit hele proces inmiddels gevormd en verbeterd is binnen de organisatie, blijven er ook nadelen aan kleven. Een redacteur vertelt bijvoorbeeld dat de makers van de beelden op den duur erachter komen wanneer iets wel of niet wordt uitgezonden en daar gaan ze rekening mee houden. De beelden lijken dan wel ruw, maar zijn eigen al geframed.
Journalisten en chefs zijn vatbaarder om informatie aan te nemen van wat als
‘betrouwbare’ bronnen worden gezien zoals overheidsfunctionarissen en andere elite stemmen. ‘Journalisten vertrouwen massaal op overheidsbronnen in het maken van nieuws’114 Dit is, pleit Robinson, nog meer het geval in een oorlogssituatie, wanneer misinformatie en propaganda op het Internet een piek bereikt. Ondanks dat dit een verouderd onderzoek is, wat zijn voornaamste reden vindt het de enorm snelle groei van technologische ontwikkelingen, geeft dit onderzoek over transnationale globale media, via het internet een goed inzicht in het ontstaan van deze online plurale mediasfeer.
113
Hänska-Ahy & Shapour (2012)
Hallin 1986; Herman and Chomsky 1988; Bennet 1990; Wolfsfeld 1997; Mermin 1999 in Robinson, p.97 114
3.2
!
Embedded Journalism
“No honest journalist should be willing to describe himself or herself as 'embedded.' To say, 'I'm an embedded journalist' is to say, 'I'm a government
!
Propagandist.”115
Tijdens de Irak-oorlog, in 2003, werd
voor het eerst als term
gebruikt.116 Volgens oorlogsjournalist Larson zagen journalisten maar een plakje oorlog. 117 Het liet zien hoe (vooringenomenheid) in de verslaggeving.118
zorgde voor bias journalisten zijn journalisten die
meereizen in een militaire unit, ze staan in direct contact met de militairen, dragen militaire uniforms en dragen hun journalistieke uitrusting zoals de militairen hun wapens dragen.119 Het Amerikaanse leger probeerde door middel van
journalisten
de communicatiestromen in de media te controleren. Tijdens de Falklands-oorlog in 1982 was er eigenlijk, per ongeluk, sprake van journalisten die met de Britse mee op pad gingen. Maar vanaf 2003 wanneer in maart de operatie ‘Iraqi Freedom’ begint, het startpunt van de Irak-oorlog, gaat het op een zeer professionele en georganiseerde wijze. Het werd gezien als innovatieve manier om oorlogsjournalistiek dicht bij de linie te kunnen plegen.120
Journalisten waren, volgens Tumbers eerdere onderzoek, onderdeel van het
verhaal geworden tijdens de Falklands oorlog, althans zo voelden ze het. Objectiviteit en onpartijdigheid waren volgens hen in deze situatie geen gelijke begrippen. Het was onmogelijk om onpartijdig te blijven en niet geraakt te worden door de dingen die gebeurden. Ze zagen zichzelf meer participanten dan observatoren. Volgens Tumber zijn de ervaringen van deze journalisten en de
journalisten tijdens de Irak
oorlog overeenkomstig. Journalisten kwamen in een nieuwe, afgesloten wereld en hun waarden ‘verschoven’ met hun mee.
!
115
Chomsky (2005), p. 34
116
Tumber (2004), p.194
117
Tumber (2004) p. 194
118
Ruigrok (2008)
119
Carbonella (2011)
120
Tumber (2004), p. 194
In het geval van de Syrische oorlog waar journalisten niet rechtstreeks verslag
van kunnen doen, maar waar door moderne communicatietechnologieën beeldmateriaal tot in het bloedigste detail beschikbaar is, lijkt het alsof we tegenwoordig in plaats van een plakje, zoals Larson dat noemde, een banket aan taarten zien.121 Alleen hebben journalisten nog steeds niet het hele overzicht, omdat onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de informatie ter discussie staat.
!
3.3
!
Objectiviteit in de oorlogsjournalistiek “The rules of objectivity did not emancipate journalists, they emasculated
!
them”
Dat brengt ons terug bij de discussie over objectiviteit. Kan journalistiek in oorlogssituaties überhaupt wel objectief zijn? Het gaat om een conflict met twee kanten waarvan er door logistieke en gevaarlijke aspecten soms maar een kant belicht kan worden. Bijvoorbeeld wanneer een journalist embedded werkt.123 Het is de vraag of dat in de casus Syrië nog meer bemoeilijkt wordt doordat in veel gevallen het conflict niet op een directe manier van beide kanten kan worden belicht: al het nieuws komt uit de tweede hand. Tumber ziet het als volgt. Het idee van objectiviteit is volgens hem een onmogelijk doel om te behalen. Objectieve verslaggeving is geassocieerd met manieren om nieuws te vergaren (kennis over plekken, mensen en gebeurtenissen) oftewel bronnen. En deze vervolgens te verwerken op een ‘onpersoonlijke/neutrale’ manier, ver afstaand van persoonlijke waardeoordelen. Desalniettemin plaatst het idee van verslaggeving zelf hier al limiteringen bij (zoals ruimte, tijd en relevantie) op de mogelijkheid om te hele waarheid te verslaan.124
Om toch te streven naar objectiviteit speelt in oorlogsverslaggeving
afstandelijkheid een belangrijke rol. Maar ook daar ontstaat volgens Tumber een probleem. Correspondenten lopen tegen twee moeilijkheden aan. Allereerst worden ze volgens Tumber veroordeeld en bekritiseerd door de kijker omdat hun onafhankelijke standpunt emotieloos lijkt. Aan de andere kant, op het moment dat de journalist ‘journalism of attachment’ laat zien, het zogenaamde menselijke en emotionele gezicht
121
Tumber (2004) p. 194
122
Stoker; in Boudana (2010)
123
Ruigrok (2008)
124
Tumber (2004)
van de oorlogsjournalistiek, worden de verslaggevers door de kijker bekritiseerd omdat ze ‘moralistisch’ en ‘zelfingenomen’ overkomen, zegt Tumber. “At what point are we observing and at what point are we participating?” vraag journalist Gerald Herbert van de Washington Post zich af.125
!
‘Journalism of attachment' zorgt ervoor dat media een versimpeld en stereotyperend beeld kunnen geven. Het is een begrip dat bedacht is door BBC verslaggever Martin Bell. ‘Journalism of attachment' betekent dat verslaggevers emotioneel gezien onderdeel zijn van het conflict dat ze verslaan met als gevolg dat ze deelnemen aan het publieke debat over het conflict. Journalisten zijn echter geen onderdeel van de betrokken partijen, maar behoren de rol van een buitenstaander in te nemen die verslag legt van het conflict. Journalisten die ‘journalism of attachment’ bedrijven, zullen de kant kiezen van het grootste slachtoffer in de oorlog. Op die manier wordt in het nieuws een beeld geschetst van ‘bad guys versus good guys’, goed versus kwaad. Deze journalisten nemen actief deel aan het debat, beargumenteren goed en fout aan de hand van hun eigen mening, terwijl voorstanders van deze journalistieke stijl wel menen dat objectiviteit en accuraatheid ‘heilig’ zijn.126
Tumber meent dat afstandelijkheid en neutraliteit objectiviteit kunnen faciliteren.
Vervolgens proberen overheid en militaire instanties deze objectieve verslaggeving van verhalen in internationale conflicten in te perken door middel van propaganda en gestuurde informatie. Tijdens de oorlog in Irak, die in 2003 begon, ontstond er een conflict tussen twee verschillende standpunten. Aan de ene kant hielden Amerikaanse journalisten de ideologie van neutraliteit en objectiviteit hoog, terwijl ze midden tussen de militairen instonden. Maar de vraag rees: waar waren ze het sterkst aan verbonden? Aan de tradities van hun journalistieke professie of aan de militairen die hun beschermden?127 Er zijn maar weinig mensen die zich niks aan kunnen trekken van angst, verdriet en lijden, vooral als dat gebeurt met mensen om je heen die je kent en die je beschermen. Zelfs doorgewinterde journalisten die de traditionele waarden en normen van het vakgebied hoog in het vaandel houden, gaven toe in eerdere onderzoeken van Tumber dat ze soms bewust besloten om nieuws dat schadelijk kon zijn voor het imago van het leger van hun eigen land, weg te laten.
Boudana interviewde dertien Franse oorlogsjournalisten over de standaard van
objectiviteit: allen verwierpen dit. Objectiviteit is niet meer een waarde die ‘onmogelijk’ is 125
Tumber (2004), p.201
126
Vulliuamy (1999), in Ruigrok (2008)
127
Morrison & Tumber (1988); Tumber and Palmer (2004), p.201-202
om te handhaven, maar het is niet meer wenselijk.128 Objectiviteit maakt van journalisten omstanders. Het moedigt ze aan om hun onafhankelijkheid over te geven a a n h e t m o re e l . B o u d a n a c o n c l u d e e r t d a t j o u r n a l i s t e n , e n b o v e n a l oorlogsjournalisten ,een moeilijke balans moeten handhaven waarin ze genoeg neutraliteit in hun verhalen proberen te behouden, terwijl ze ook ‘excessieve’ neutraliteit moeten vermijden omdat het anders te saai wordt om te lezen. Streven naar objectiviteit werd de basis voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de journalistieke identiteit. Objectiviteit werd binnen het professionele vakgebied van de journalistiek traditioneel gezien beschouwd als de heersende ideologie.129 NOS-oorlogsverslaggever Jan Eikelboom ziet een omgekeerde trend in de journalistiek. “Objectiviteit en afstandelijkheid er niet meer toe doen. Journalisten bieden views in plaats van news […] De journalist als buitenstaander en het nieuws als neutrale weergave van de werkelijkheid, het is uit de tijd.”130 En dat wordt tegenwoordig vaker beargumenteerd, dat transparantie in werkwijze een meer haalbaar en realistisch streven is.131 Daarom zegt Eikelboom ook dat journalisten zich meer bescheiden moeten opstellen, hun twijfels moeten delen en soms simpelweg moeten zeggen dat ze iets niet weten.132
!
3.4
!
Bronnen in oorlogstijd
Op wat voor manier kan de beste objectiviteit of neutraliteit dan bereikt worden in verslaggeving? Bronnen kunnen bevestigen wat ergens de situatie is, waardoor een journalist op een objectieve manier de feiten kan presenteren. Idealiter van beide kanten van het front. Maar volgens Ruigrok is oorlogsverslaggeving vaak eenzijdig. De media berichtten volgens haar de oorlog vaak vanuit het standpunt van hun eigen land en publiek.133 Oorlogsverslaggever Jan Eikelboom geeft als voorbeeld dat een reportage uit Syrië in 2012 die over de verschrikkingen die de oppositie aanricht ging, niet goed werd ontvangen in Nederland:
!
128
Boudana (2010)
129
Trice (1993) in Tumber (2004), p. 201
130
Eikelboom (2013), p.249
131
Kovach & Rosentstiel (2014), p.56
132
Eikelboom (2013), p.249
133
Ruigrok (2008)
“We krijgen forse kritiek, onder andere van de voorzitter van de Stichting MediaOmbudsman. […] Hij beschuldigt ons van ‘propaganda’ en eist dat de NOS zijn ‘verantwoording aan het publiek aflegt over onze verslaggeving.[…] Ik merk ook dat ze (de kritiek, red.) mijn berichtgeving beïnvloedt, niet de inhoud maar de
!
toon.”134
Door recente verbeteringen in de communicatietechnologie zijn er minder belemmeringen in veelzijdige verslaggeving, omdat er veel meer materiaal beschikbaar is via digitale kanalen, maar er is tot nu toe nog weinig bewijs volgens onderzoeker Boyd-Barret, waarin deze op een serieuze manier in mainstream media voorkomen met het doel om betere balans en breder perspectief te bieden in de objectieve oorlogsverslaggeving.135 Dat wordt in dit onderzoek bekeken: is dit in de Nederlandse verslaggeving over Syrië van toepassing? De burgerjournalistieke content komt voor in de mainstream media, waarschijnlijk eerder door het gebrek aan bronnen, dan de wil van de Nederlandse media om meer perspectief te bieden in de verslaggeving. Westerse landen willen namelijk alleen maar westerse verslaggeving, door westerse journalisten gedaan, met westerse militaire experts en westerse politici.136 Iets wat onderschreven wordt door de ervaringen van Luyendijk. Boyd-Barret noemt dit de bijziendheid van de media. Bijziendheid die kan worden toegeschreven aan de terughoudendheid van de media, die beroep doen op onbetrouwbare, gecensureerde of oncontroleerbare bronnen.
!
“De media zitten in een hypocriete positie die blind is voor de afhankelijkheid van de overheid en militaire bronnen en die kiezen voor veilige informatie, wat
!
soms desinformatie of leugens betekenen.”137 Of de bronnen te vertrouwen zijn, is in oorlogstijden onzeker. Dat schrijft
Luyendijk en wordt nog eens onderstreept door Eikelboom. Tijdens de Israel-Gaza oorlog van 2008 en 2009 werd journalisten bijvoorbeeld geen toegang gegeven door de Israëlische regeringen. En dat werkte averechts, want de beelden die naar buiten
134
Eikelboom (2014), p. 33
135
Boyd-Barret (2004), p.29
136
Boyd-Barret (2004), p.30; Luyendijk (2006)
137
Boyd-Barret (2004), p.30
kwamen waren vervolgens gekleurd door propaganda. Volgens een Palestijnse journalist stonden BBC, AP en AFP toen onder controle van Hamas.138 Ruw en niet ge-edit beeldmateriaal, dat laat zien wat er is gebeurd, gefilmd door een omstander: dat is volgens Irwin de meest pure vorm van verslaggeving. Al gaat hij hier compleet voorbij aan de mogelijkheid dat de omstander wellicht een activistische agenda heeft zoals in hoofdstuk 2 wordt besproken. Hyper-nieuws. Irwin stelt dat alledaags nieuws altijd een verslag is van een conflict van tegenstrijdige kanten. Dan kan nieuws in oorlogstijd omschreven worden als hyper-nieuws. Hyper-nieuws is de presentatie van zeer rauw materiaal van een nieuwsincident niet in een coherent verhaal, maar in onafhankelijke blokjes. Wat ook veel gebeurt in de verslaggeving over Syrië.
Er is een groot aanbod aan ruw materiaal, gemaakt door burgers, waarin geen
duiding voorkomt, maar alleen een registratie van een moment. Bijvoorbeeld een protest of een aanslag. Hypernieuws wordt door sommigen gezien als meest pure en authentieke vorm van journalistiek. Daarnaast behoudt het volgens voorstanders objectiviteit, omdat er geen editing aan te pas komt. Het is als het ware een directe bron. Daar moet echter een kanttekening bij geplaatst worden aangezien hier dus volledig voorbij gegaan wordt aan eventuele framing dat in dit ruwe materiaal voorkomt. Ondanks dat het van een Syrische mobiele telefoon afkomstige beeldmateriaal niet gemonteerd is, betekent nog niet dat alles wat er in voorkomt een volledig realistische representatie is van de werkelijkheid. De bron die het filmt zit zelf in de situatie en is daardoor waarschijnlijk beïnvloed. Een demonstrant laat ander materiaal zien dan een Syrische soldaat. Een oorlog is volgens Eikelboom ook een strijd om de publieke opinie, en die wordt niet alleen uitgevochten op het slagveld, maar ook in de media. Wie bereid is te doden, dienst niet terug voor een leugen.139
De media moeten in dit soort oorlogssituaties volgens Iskandar & el-Nawawy
een balans vinden tussen objectiviteit en de context van een verhaal. Contextuele objectiviteit is een begrip dat doelt op de twee rollen die media vervullen: ze zijn zowel informant als een spiegel voor de maatschappij. Ze moeten voldoen aan beide rollen door in balans te zijn (objectiviteit) terwijl ze de standpunten van hun publiek (context) weerspiegelen.140 Contextuele objectiviteit is de noodzaak van de televisie en media om een verhaal te laten zien op een manier die onpartijdig is, maar wel ontvankelijk is voor 138
Eikelboom (2014), p. 103; Luyendijk (2006), p. 200-203
139
Eikelboom (2014), p. 247
140
Iskandar & el-Nawawy (2004), p. 221
lokale gevoeligheden.141 Dat wil zeggen, vanuit het nationale publieke standpunt. Het spanningsveld tussen een gedecontextualiseerd nieuwsbericht en de genuanceerde en gekleurde standpunten van de ontvanger van het nieuwsbericht is volgens Iskandar en el-Nawawy in elk bulletin wereldwijd te zien.142
De Nederlandse journalistiek, alsmede de internationale journalistiek, hebben
ten tijde van het begin van de Syrische opstand een balans moeten vinden in contextuele objectiviteit van de verslaggeving. Met erg weinig middelen tot hun beschikking: Syrische staatstelevisie en burgerjournalistieke content afkomstig van de oppositie. Het Nederlandse publiek kreeg beelden te zien van een verslaggever aan de grens in Turkije, om objectieve verslaggeving op een of andere manier te kunnen waarborgen.
Een situatie die vaker voorkomt vertelt Luyendijk in zijn boek in de
verslaggeving over het Israelisch-Palestijns conflict. Bij gebrek aan beeld deed hij een stand-upper om het verhaal te vertellen. Maar dat had nog altijd minder impact volgens hem dan bijvoorbeeld de woorden van een Palestijn.143
Ook al is er geen mogelijkheid om de echte slachtoffers in beeld te krijgen, moet
het journaal de Nederlandse betrouwbare journalist laten vertellen wat daar is gebeurt. Om het leed te laten zien van vluchtelingen die over de grens wisten te vluchten naar het veilige Turkije en om onbevestigde beelden uit Syrië te kunnen duiden. De context rondom de bronnen moet op een zo objectief mogelijke manier worden omkaderd. Maar lastig blijft het beaamt, Eikelboom:
!
“Het gaat er om de gebeurtenissen zo accuraat mogelijk weer te geven en zo goed mogelijk van context te voorzien. Dat is al ingewikkeld genoeg. Oorlog is chaos. Zelfs al sta je er bovenop, dan nog kom je er niet altijd achter wat er is
!
gebeurd.”144
De Syrische bronnen geven de context en Nederlandse verslaggever geeft duiding. Deze thesis stelt de vraag op welke manier en met welke bronnen dat is gebeurd. Geeft de correspondent bijvoorbeeld zelf duiding? Of zijn burgermedia gebruikt in de uitzending? En geeft de journaallezer daarbij bijvoorbeeld aan waar de bron op gebaseerd is komt, of juist dat de afkomst van het materiaal niet zeker is.
!
141
el-Nawawy & Iskandar (2004), p. 54
142
Iskandar & el-Nawawy (2004)
143
Luyendijk (2006), p.128
144
Eikelboom (2014), p. 249
Doordat objectiviteit en het verifiëren van bronnen door de technologische ontwikkelingen onder druk is komen te staan, iets wat vooral een rol speelt in het genre oorlogsjournalistiek, is transparantie een grotere rol in het journalistieke proces gaan spelen. Op het moment dat een situatie niet honderd procent zeker is, omdat de journalist simpelweg het land niet in kan, wordt de kijker dan meegenomen in het proces van ‘wat weten we tot nu toe?’ en worden onzekerheden benoemt. Voor de komst van het internet werd er gewerkt met een sterke focus op het verifiëren van bronnen, oftewel journalism of verification. Tegenwoordig zien we volgens Kovach & Rosenstiel een nieuwe journalistieke vorm: journalism of assertion.145 Uitgaand van beweringen. Dat is ontstaan door de fragmentatie van het publiek, de groeiende competitie en toenemende snelheid van het werk.146 Meer informatie maakt het verifiëren van de waarheid uitdagender en dat proces is ook vele malen intensiever geworden.147
!
“We should look for news that makes transparent how it was produced-the sourcing, evidence, and journalistic decision making that went into it. We should look for journalism that has explicitly tried to sift out rumor, innuendo and spin and shows evidence of that effort. We need a journalism, in other words, that allows us to answer the question “Why should I believe this?” rather than “Do I agree with it?”148
!
Dat komt overeen met de verwachting die in de Leidraad staat “de journalist […] moet wel vermelden dat het om een gerucht gaat en aannemelijk kunnen maken dat de geruchten waarop hij zich baseert, ook daadwerkelijk circuleren en de publicatie een maatschappelijk belang dient.”149
!
Onderzocht wordt of dit van toepassing is geweest bij de verslaggeving van de NOS en het RTL Nieuws. In hoeverre wordt een bron vermeld in het item of wordt er onzekerheid aangegeven door de journalist over de herkomst van de bron. Dat antwoord komt aan bod in hoofdstuk 7.
145
Kovach & Rosenstiel (2014), p. 64
146
Kovach & Rosenstiel (2014), p. 64
147
Kovach & Rosenstiel (2014), p. 66
148
Kovach & Rosenstiel (2014), p. 67
De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek sectie 2.2.4 ww.rvdj.nl/leidraad, geraadpleegd 15 maart 2015 149
4
Hoe de Nederlandse televisie-journalistiek de oorlog verslaat
!
Om een analyse te kunnen maken van het brongebruik in de verslaggeving over de beginperiode van de Syrische revolutie in de Nederlandse televisiejournalistiek zal in dit hoofdstuk dieper in worden gegaan op het ontstaan, de structuur en werkwijze van de buitenlandredacties van de Nederlandse nieuwsomroepen NOS en RTL Nieuws.
!
4.1
!
Het ontstaan van Het Journaal
In Nederland bestaat een duaal omroepbestel. Dat wil zeggen dat naast de publieke omroep ook commerciële omroepen bestaan. Aangezien in deze scriptie een vergelijking wordt gemaakt tussen de televisiejournalistiek van de commerciële en de publieke omroep geeft dit hoofdstuk in het kort vorm aan de historische ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan dit duale omroepbestel waar het NOS Achtuurjournaal en het half acht RTL Nieuws uit voortkomen.
!
Na de Tweede Wereldoorlog, in 1949, stond de politiek toe dat er Nederlandse televisie gemaakt mocht worden. Pas twee jaar later, op 2 oktober 1951 zond Nederland 1 voor het eerst uit, uit naam van de NTS. De vier grote radio-omroepen van voor de oorlog (AVRO, KRO, NCRV, VARA) hadden die samen opgericht. Vanuit die NTS werden alle gezamenlijke uitzendingen gemaakt, waaronder het journaal. Dat stond in het Televisiebesluit van 1956.150 De eerste uitzending van het NTS Journaal, de voorloper van het NOS Journaal, is op 5 januari van dat jaar.151
!
In de jaren zestig werden meerdere pogingen gedaan om commerciële omroep te beginnen. Tegelijkertijd verzetten de reeds bestaande omroepen zich tegen die veranderingen, tot er in 1965 een compromis komt dat leidt tot de omroepwet van 1967. Commerciële omroepen zien nog steeds niet het licht, maar het bedrijfsleven krijg wel de mogelijkheid om reclame te maken en er mogen zich nieuwe omroepen bij de oude voegen. De TROS, Veronica en de Evangelische Omroep.152
!
150
www.npo.nl/overnpo/geschiedenis, geraadpleegd op 15 januari 2015
151
over.nos.nl/organisatie/geschiedenis-van-de-nos, geraadpleegd op 15 januari 2015
152
Bardoel en Cuilenborg, Van (2003) p. 130
De Nederlandse politiek wist tot laat in de jaren tachtig te voorkomen dat de commerciële omroep zou ontstaan. In 1989 meldde zich het commerciële initiatief RTL Véronique wat we nu kennen als RTL4153 en Nederland kreeg, als een van de laatste Europese landen, een duaal omroepbestel.
!
4.2
!
De NOS
De NOS is een taakomroep van de Nederlandse Publieke Omroep. Dat wil zeggen dat de taak van de omroep in de wet is vastgelegd.154 De NOS formuleert hun missie als volgt:
!
“De NOS stelt zich, als integraal onderdeel van de publieke omroep, tot doel de primaire informatiebron te zijn op het gebied van nieuws, sport en evenementen, zodat de Nederlandse burger beter in staat is te oordelen over ontwikkelingen in de wereld, waardoor hij zijn gedrag beter kan bepalen. De NOS hanteert hierbij de hoogste journalistieke eisen van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, ongebondenheid, pluriformiteit en objectiviteit. De NOS streeft ernaar deze informatie toegankelijk te maken via alle beschikbare media en voor alle
!
maatschappelijke geledingen.”155
De NOS heeft een budget van 102 miljoen euro. Afkomstig van de NPO, die in 2015 een jaarbegroting van ruim 750 miljoen euro heeft.156 In de mediawet is ook vastgelegd dat journalisten en programmamakers zijn vrij om te maken wat ze willen, onafhankelijk van de inkomstenbron, de overheid:
!
De Rijksoverheid bemoeit zich niet met de inhoud van de media. De overheid mag nooit vooraf de inhoud controleren. Dit is vastgelegd in de Grondwet en
!
de Mediawet.157
153
Bardoel en Cuilenborg, Van (2003) p.132
154
Mediawet, laatste wijziging 1 januari 2014
155
over.nos.nl/organisatie/taken-visie, geraadpleegd 4 juni 2015
156
Meerjarenbegroting Nederlandse Publieke Omroep 2014-2018
157
Mediawet, laatste wijziging 1 januari 2014
Aangezien deze scriptie over een buitenlandse gebeurtenis gaat wordt ook de buitenlandredactie van de NOS besproken. Daarvoor is kort een interview met buitenlandredacteur Tom Laarhoven gehouden. De buitenlandredactie werkt vanuit Hilversum en is gevestigd op de nieuwsvloer van de NOS. De redactiestructuur is als volgt. In totaal werken 35 mensen op de buitenlandredactie die voor de NOS werkt aan producties voor radio, televisie en online. Om half 5 ’s ochtends komt de eerste tv verwerker binnen, die voor de ochtendjournaals aan de slag gaat. Over de hele dag werken 20 mensen diensten van 8 of 7,5 uur. Er is één chef aanwezig. Een van de redacteuren benadert om 10.30 de chef over het belangrijkste buitenlandverhaal van de dag, wat verwerkt wordt voor de langere televisiejournaals om 18.00 en 20.00. De redacteur is daar verantwoordelijk voor, checkt, zoekt naar beeld via persbureaus en op websites en sociale media. Hij of zij werkt vrij zelfstandig, maar hoe politiek gevoeliger een onderwerp ligt, hoe meer overleg er plaatsvindt met de dagchef. De NOS heeft een abonnement op EVEAN persbureaus en haalt daar vaak beeldmateriaal en informatie uit. Dat komt via de Mediacloud bij de NOS terecht. Vaak komt de correspondent zelf met verhalen, die dan met de buitenlandchef moeten worden overlegd.
Tussen het professioneel gedraaide beeldmateriaal dat de NOS uit de
mediacloud haalt, zit ook door persbureaus aangeleverd User Generated Content. In de beschrijving staat informatie over waar het vandaan komt en wat het persbureau heeft gedaan om het materiaal te verifiëren. De redacteur maakt dan de afweging of het voldoende geverifieerd is, maar gaat de stappen altijd na. Bij materiaal dat de redacteur zelf op het internet vindt, bijvoorbeeld op Youtube ondernemen ze de volgende stappen om te controleren of de informatie juist is:
- De redacteur tracht de bron te achterhalen en kijkt of het account bijvoorbeeld betrouwbaar is en vaker vanuit dezelfde regio uploads heeft gedaan
- De redacteur checkt met behulp van tolken of de dialecten die gesproken worden in een filmpje overeenkomen met de regio waar het zou zijn opgenomen
- De redacteur beoordeelt de beelden en kijkt of die overeenkomen met ouder beeldmateriaal. Staat er bijvoorbeeld ineens een groot gebouw in een straat, waar eerder die week nog een bombardement was, dan kan het om oud beeldmateriaal gaan.
- De redacteur bespreekt bij twijfel het beeld nog met de correspondent of andere
!
experts.
Als er twijfel bestaat bij het aangeleverde en reeds geverifieerde UGC materiaal van de persbureaus in de mediacloud, dan worden de bovenstaande stappen alsnog gemaakt.158
!
4.3
!
RTL Nieuws
RTL Nieuws is onderdeel van de commerciële omroep RTL Nederland, een dochter van het Luxemburgse bedrijf RTL Group. Het budget van RTL Nieuws is minder dan dat van de NOS. In de jaarcijfers van RTL Group staat het echter niet gespecificeerd. Het inkomen van RTL Nederland in 2014 is wel bekend: 457 miljoen euro.
Het grote verschil tussen de NOS en RTL is dat RTL Nieuws geen wettelijke
taak heeft. Al zijn er wel regels waar de omroep zich volgens de mediawet aan moet houden als commerciële mediadienst, maar dat betreft geen regels die van toepassing zijn op het nieuwsprogramma.159 RTL Nieuws heeft sinds 1995 een redactiestatuut, hiermee is de onafhankelijkheid binnen RTL Nederland vastgelegd.
Het verschil tussen 'RTL Nieuws' en het NOS-Journaal zit volgens
hoofdredacteur Harm Taselaar vooral in de toon en de manier waarop de kijker wordt aangesproken. "Ik vind het Journaal zeker niet slecht, maar ze zijn wat behoudender. Wij zijn onderzoekender, nieuwsgieriger en kritischer.” Het hoofddoel van een commerciële zender is om geld te verdienen maar volgens Taselaart staat dat los van RTL Nieuws "Daar is in al die tijd dat ik bij RTL Nieuws werk nooit discussie over geweest. Commercie en redactie zijn gescheiden. Neemt niet weg dat we wel nadenken hoe we als nieuwsbedrijf ook inkomsten kunnen genereren. Het zal alleen nooit de objectiviteit beïnvloeden.”
160
Dat is ook vastgelegd in het redactiestatuut,
waarin de beginselen en uitgangspunten tussen de directie, de hoofdredactie en de redactieraad zijn vastgelegd. Volgens het statuut kan de directie van RTL de redacties niet verplichten dat de berichtgeving geheel of gedeeltelijk zal worden gefinancierd door een opdrachtgever of aan de naam van een opdrachtgever zal worden verbonden.161 De missie van RTL Nieuws is het informeren en amuseren van de consument. Daarnaast wil RTL ook een maatschappelijke rol spelen.162
158
Bron: NOS Buitenlandredacteur Tom Laarhoven
159
Mediawet, laatste wijziging 1 januari 2014
160
Trouw: En opeens verheft RTL het volk, 2 februari 2015
161
Statuut THMG, via www.villamedia.nl, geraadpleegd 4 juni 2015
162
Trouw: En opeens verheft RTL het volk, 2 februari 2015
Op de buitenlandredactie van RTL Nieuws werken in totaal 22 redacteuren, waarvan een deel deeltijd en vijf freelance, zegt de chef van de buitenlandredactie Brechtje van de Moosdijk in een kort interview. Het is een redactie met gemengde werkzaamheden: naast buitenland zijn ze ook een verwerkende redactie die soms binnenland onderwerpen maakt. Op dagbasis werken er vanaf 8 uur ’s ochtends tot middernacht 8 redacteuren, één beeldcoördinator en één chef of plaatsvervangend chef. Daarnaast werkt door de week heen een planner en iemand die het weekoverzicht maakt. Er is ook ruimte om aan eigen projecten te werken. In de ochtend draagt de (plaatsvervangend) chef Buitenland onderwerpen aan en blijft dat gedurende de dag doen. Sommige onderwerpen gaan naar de online redactie, andere worden op de buitenlandredactie gemaakt, andere gaan naar de correspondenten. Een redacteur die verantwoordelijk is voor een onderwerp (bijvoorbeeld Syrië) stelt, vaak samen met de chef buitenland, vast wat de nieuwskop van het verhaal die dag is. Dat doet hij of zij op basis van berichten van persbureaus, websites maar ook bronnen op sociale media. Verder spot de redacteur het beeld dat voorhanden is bij de persbureaus en de andere beeldleveranciers. RTL Nieuws heeft een abonnement op AP en Reuters, krijgen beeld via Enex. Dat is een samenwerkingsverband van onafhankelijke tv zenders. Daarnaast is RTL Nieuws een CNN affiliate. Ook zoekt de redacteur indien nodig naar beeld via andere kanalen, bijvoorbeeld via sociale media. Als de tekst af is wordt die bekeken door een eindredacteur en gemonteerd door de redacteur zelf. De correspondent draagt soms ook zelf items aan. Die worden vervolgens altijd besproken met de chef buitenland en indien er een akkoord is worden ze gedraaid en gemonteerd op locatie.
De burgermedia die RTL Nieuws via persbureaus en sociale media binnenkrijgt,
worden gecheckt. De afgelopen twee jaar hebben buitenlandredacteuren cursussen gekregen hoe hiermee om te gaan. Die cursussen zijn gegeven door de verificatie afdeling van persbureau AP, van Storyful (een sociale media persbureau uit Dublin), Twitter en ook cursussen van verificatie expert Henk van Ess en van Michaël Opgenhaffen, universitair docent aan Lessius Antwerpen. Daarbij hebben de redacteuren geleerd welke tools gebruikt kunnen worden om foto’s en video’s te checken op authenticiteit en hoe geavanceerd gezocht kan worden op informatie over mensen, foto’s en video’s op verschillende platforms zoals Twitter, Facebook, Instagram en Youtube, maar ook op nieuwe plekken met behulp van geolocatie of in vreemde talen. Het gaat dan vooral om het controleren van meta data met tools als Google Image Search en Exif viewer.
Waar mogelijk wordt contact gezocht met de maker. Dat lukt niet altijd. In dat
geval wordt achterhaald hoe betrouwbaar het account is en of het beeld laat zien wat het zegt te laten zien. Het wordt vergeleken met andere beelden. En er wordt gekeken of de de omgeving en de weersomstandigheden van die dag kloppen. Verder heeft de redactie een aantal specialisten, onder wie een Arabische redacteur die goed thuis is in de Syrische en Iraakse beelden.163
!
“Het is veel common sense, als het too good to be true is, dan is dat meestal ook zo.“ zegt buitenlandchef Brechtje van de Moosdijk.
163
Bron: RTL Nieuws Chef Buitenland Brechtje van de Moosdijk
Deel B | Onderzoek 5
Case study: De Syrische opstand
!
Door het ontbreken van verifieerbare informatie, de dichtheid aan activistische netwerken en een zeer gewelddadige en gevaarlijke situatie is de escalatie van het conflict in Syrië een uitermate interessant onderwerp voor onderzoek. Daarom wordt in deze scriptie een tijdsperiode onderzocht aan het begin van de Syrische oorlog gebruikt waarin de twee extremen naast elkaar bestaan: de honger naar informatie van de westerse media en het gebrek aan verificatiemogelijkheden en de afhankelijkheid van onbetrouwbare bronnen. 5.1
!
De Arabische Lente
Om het conflict in Syrië in kaart te brengen wordt eerst een blik geworpen op de Arabische Lente. In december 2010 werd het onrustig in de Arabische wereld. Een Tunesisch man stak zichzelf in brand. Mohamed Bouazizi, een jonge, arme, straatverkoper in Tunis protesteerde op die manier tegen de politiemacht. Dit was het beginpunt van wat later een golf pro-democratische protesten in de Arabische wereld werd. Bouazizi representeerde een hele generatie jonge, vaak werkloze Arabieren onder de 30 jaar. Zij zijn samen goed voor meer dan 60 procent van de populatie in deze regio en worden uiteindelijk de drijvende kracht achter de protesten die volgden. Feyda Hamdi, de agente die beschuldigd werd de veroorzaker te zijn van de zelfverbranding van Bouazizi doordat ze hem provoceerde en misbruik zou hebben gemaakt van haar positie zei: “Het was als een vol glas water, en Bouazizi was de druppel die het glas deed overlopen.”164 Een maand later valt de regering van president Zine El Abidine Ben Ali, na 23 jaar te hebben geregeerd.
!
Na hem zouden nog meer Arabische leiders volgen. Burgers gaan massaal de straat op in Egypte, Algerije, Libië, Jemen, Bahrein en uiteindelijke ook Syrië, en eisen dat hun autoritaire regime verandert in een meer democratische samenleving. Dat er een einde komt aan de werkloosheid, hoge voedselprijzen en beperking van hun vrijheden, waaronder persvrijheid. Beelden van gevulde pleinen in het Midden-Oosten en NoordAfrika werden deel van alledaagse nieuwsuitzendingen in Nederland. Khaddaffi wordt
164
BBC: Arab uprisings: 10 key moments, 10 december 2012
gedood in Libië na een bloedige opstand, Saleh vertrekt uit Jemen en laat het met grote problemen en terroristische dreiging achter, en Morsi wordt winnaar bekroond na de eerste democratische verkiezingen in Egypte.
!
De landen waar de leiders, al dan niet met veel bloedvergieten zijn verdreven proberen in de zomer van 2012 nieuwe regeringen te vormen en, al dan niet succesvol, rust onder de bevolking te bewaren. Één man zit nog in het zadel en is niet van plan daar iets aan te veranderen. Bashar al-Assad, de Syrische president is al sinds 2000 aan de macht en is daarmee de vierde generatie uit zijn familie die het land bestuurt.165
!
Net als tijdens de Iraanse groene ‘Twitter revolutie’, werden demonstraties georganiseerd en gevoed door informatie op sociale media zoals Twitter, Facebook en Youtube. Niet alleen voorzag sociale media in het organisatorische onderdeel van de revoluties, mensen ontmoeten elkaar via deze netwerken, maar de sociale media speelde ook een rol in het voorzien van beeldmateriaal. Onbewerkte foto- en videoopnames werden per mobiele telefoon snel geüpload op het internet en gedistribueerd over de hele wereld, en overgenomen door internationale nieuwssites en zenders. In deze thesis wordt onderzocht hoe nieuwsorganisaties omgaan met de informatiestroom die voortkomt uit sociale media zoals Twitter, Facebook, Youtube. 166Vooral
wanneer journalisten zelf niet worden toegelaten in het desbetreffende land en
daardoor ook niet de mogelijkheid hebben om de informatie die ze krijgen via het Internet, vaak illegaal gedistribueerd, te verifiëren. Zoals in Syrië is gebeurd in de eerste maanden van de opstand. 5.2
!
De Syrische opstand
Het lijkt gek om in dit hoofdstuk het conflict in Syrië als ‘opstand’ te benoemen. Aangezien het is geëvolueerd tot een bloedige burgeroorlog die al ruim drie jaar duurt. Het dodental passeerde in augustus 2014 de 191.000. De doden zijn grotendeels burgers. Duizenden kinderen, onder wie ruim 2000 kinderen onder de tien jaar.167 Veel dood en verderf is gezaaid door de terroristische groepering Islamitische Staat (IS), voortgekomen uit Islamitische Staat van Irak en Syrië (ISIS). Een groep extremistische moslims waar terreurgroep Al-Qaida afstand van neemt omdat ze ‘te extreem zijn voor 165
Huffington Post: Bashar al-Assad, Syrian Leader, Now A Global Pariah, 21 oktober 2011
166
Eikelboom (2014), p.11, 249
United Nations Human Rights Office: Pillay castigates “paralysis” on Syria, as new UN study indicates over 191,000 people killed, 22 augustus 2014 167
hen’.168 Nieuws over IS beheerst nu de bulletins. Hoe ze jacht maken op ongelovigen en etnische minderheden uitmoorden, met het doel een kalifaat uit de roepen in hun eigen staat. Terwijl ISIS begon als Jordanese groep, die zich vanuit Irak aansloot bij een oppositieleger van al-Nusra dat streed tegen de Syrische regering. In de Arabische Lente.
!
Sinds het begin van die Arabische Lente in Tunesië hebben de Syrische autoriteiten de jacht op politieke gevangen, waaronder advocaten, dissidenten en journalisten geïntensiveerd. In maart 2011 gaan de Syriërs de straten op om de vrijlating te eisen van politieke gevangenen. De overheid probeert de mensen tot rust te manen. Vanaf 1963 geldt de noodtoestand in Syrië, waardoor politieke vrijheid ernstig beperkt is. Deze wordt op 11 april 2011 opgeheven door al-Assad, om de opstandelingen tegemoet te komen, maar de opstand duurt voort en groeit uit tot een bloedige burgeroorlog waarin het leger tegenover een versplinterde oppositie staat.169
Ondanks internationale druk blijft al-Assad militair optreden tegen zijn eigen
bevolking, een poging om de protesten in toom te houden. De rol die de oppositie, of rebellen speelt wordt ook steeds agressiever en fragmenteert in meerdere extremistische legers, onder wie ISIS. Op initiatief van de Arabische Liga laat al-Assad in december 2011 een Arabische toezicht commissie toe in het land. Duizenden mensen komen in de stad Homs bijeen om de commissie te verwelkomen, maar dan wordt besloten om het bezoek uit te stellen omdat de situatie te gevaarlijk is. De Verenigde Naties (VN) veroordelen de acties van de president en eisen dat hij ophoudt met de geweldplegingen tegen het Syrische volk. Begin 2012 schatten de VN dat het aantal dodental inmiddels de 7500 heeft bereikt.170 Ondanks de herhaaldelijke eisen van de VN om te stoppen met de militaire acties van de Syrische overheid blijft het alsmaar bloederige conflict voortduren. “We staan aan het begin van een
” zegt
president al-Assad in juni 2012. Het Syrische Rode Kruis schat dat er rond deze periode al 2,5 miljoen Syriërs zijn ontheemd en gevlucht.171 in december 2012 erkennen de Verenigde Staten, net als Groot-Brittannië, Turkije en de Golfstaten de Syrische oppositie Nationale Coalitie als de rechtmatige vertegenwoordiging voor het Syrische volk.172 168
The Guardian: Who are ISIS? A terror group too extreme even for al-Quaida, 11 juni 2014
169
Reuters: Syria in state of civil war, death toll 4,000: U.N., 1 december 2011
171
Reuters: War uproots 2.5 million Syrians, aid groups say, 13 november 2012
172
BBC: Syria profile - Timeline, 24 maart 2015
! Snel nadat het conflict escaleerde verbood Assad journalisten hun werk te laten doen in het land. Syrische journalisten werden bedreigd of vastgehouden. Enkelen werken in het geheim. Buitenlandse journalisten komen het land niet meer in. Althans, niet via de officiële wegen. Sommige journalisten gaan stiekem voor een paar uur de grens over in Turkije, zoals Arwa Damon van CNN. Anderen weten via een toeristenvisum binnen te komen173 net als de Nederlandse oorlogsjournalist Arnold Karskens. Hij weet in mei het de grens over te steken.174 “Journalisten zijn hier niet welkom in dit Noord-Korea van het Midden-Oosten” schrijft hij op zijn blog.175 Hij gaat undercover, doet zich voor als docent en bezoekt om de schijn hoog te houden talloze toeristische attracties. Een collega-journalist, Dorothy Parvaz van Al Jazeera wordt twee dagen daarna, op 29 april opgepakt. Ze wordt aan haar haren meegesleurd, vastgezet zonder contact met de buitenwereld en dagen later op 18 mei het land uitgezet naar Iran. Het lukt Karskens met moeite om in de buurt van rellen te komen, maar het blijft ‘bedelen om quotes’ want mensen zijn vrezen voor hun leven als ze hun mening geven. Ordediensten arresteren journalisten en verbannen ze uit het land. De informatie uit het land wordt steeds schaarser en onbetrouwbaarder. Volgens Human Rights Watch is er simpelweg geen onafhankelijke pers in Syrië.176 Sinds de start van de opstand tot de zomer zijn er twintig Syrische en buitenlandse journalisten, aangevallen, opgesloten of verbannen.
RTL Nieuws correspondent Roel Geeraedts schrijft in zijn blog dat je toch op de
hoogte kunt blijven van het nieuws uit Syrië via online activistische netwerken.177 “De gebruikers van deze sociale netwerken spelen vooral een rol als doorgeefluik naar de rest van de wereld. Zodat 'wij' toch een beetje kunnen volgen van wat er zich in Syrië afspeelt.” Als tegemoetkoming krijgt een klein groepje westerse journalisten uiteindelijk eind juni 2011 visas, schrijft The Wire, maar ze mogen niet vrij rond bewegen:
!
“Foreign reporters have generally been banned from Syria since anti-government protests began in March, forcing them to rely on citizen journalism and even sneak across the Turkish border to cover the Syrian refugee crisis. But today, as the country experiences yet another Friday of deadly clashes between security
TIME: Inside Syria's Slaughter: A Journalist Sneaks into Dara'a, the 'Ghetto of Death’, 10 juni 2011 173
174
CNN: CNN reporter, briefly in Syria, hears 'horror' stories, 14 juni 2011
175
Arnold Karskens weblog: Undercover in Syrië, 14 mei 2011
176
Vandaag: Syrië voert "oorlog tegen de media”, 1 juni 2011
177
RTL Nieuws: Roel Geeraedts blogt: Syrië, hoe blijf je op de hoogte?, 9 mei 2011
forces and protesters after prayers, a few Western journalists have touched down in Damascus after receiving 15-day visas. CNN's Hala Gorani, who arrived in the capital early this morning, tweeted that she was on a flight with six other people and found Syria's airport and her hotel deserted. Like their colleagues in Tripoli, the journalists are moving about under the strict supervision of Syrian
!
government "minders."178
Als gevolg van de grote vraag naar informatie zetten burgerjournalisten dus zelf netwerken op en leggen ze contact met het buitenland om hun verhalen naar buiten te krijgen en om video’s te verspreiden, zien onder andere journalisten bij nieuwsmagazine The Wire en Al Jazeera.179 5.3
!
De periodisering van het onderzoek
In deze scriptie wordt een tijdspanne in het begin van de Syrische oorlog gebruikt waarin de twee extremen naast elkaar bestaan: de honger naar informatie van de westerse media en het gebrek aan verificatiemogelijkheden en de afhankelijkheid van onbetrouwbare bronnen. Dit onderverdeeld in drie verschillende periodes, aan het begin van de Syrische opstand.
Beginnend met periode A, welke als startpunt 15 maart 2011 neemt en tot en
met 25 maart loopt. Deze periode omvat de eerste grote nieuwswaardige gebeurtenissen. De eerste dagen van de onrust in en de eerste acties van het regeringsleger. Op 25 maart gaan voor het eerst grote groepen demonstranten de straat op. De dagen daaropvolgend verspreiden deze protesten over het land en begint het regeringsleger met de gewelddadige tegenacties. Periode A loopt tot en met 25 maart, als massaprotesten door het hele land plaatsvinden na het vrijdaggebed. In de grote steden Homs, Hama, Baniyas, Jasim, Aleppo, Damascus en Latakia. In Daraa gaan zelfs honderdduizend mensen de straat op. Die dag vinden 70 demonstranten de dood.
Periode B loopt van 20 april tot en met 26 april en omvat data waarin
gewelddadige protesten nog verder oplaaien nadat de nieuwe regering is ingezworen. Daarnaast is het een periode waarin ook internationale media zich meer bemoeit met de geëscaleerde situatie dan in maart. President Assad heft de noodtoestand op (21
The Wire: While Syria restricts foreign media, protesters start news network, 29 april 2011; , Al Jazeera: Tweeting the police state, 9 april 2011 179
april) en de spanningen lopen steeds hoger op in het land. Vooral in Daraa, de stad die op dat moment als centrum van de protesten geldt. Op 25 april is dat ook de eerste stad die door het Syrische leger wordt belegerd. Zesduizend soldaten worden ingezet, honderden inwoners worden opgepakt en met zwaar materieel worden protestanten aangevallen. Er vallen honderden doden. Journalisten zijn nog steeds niet welkom in het land.
Periode C, van 4 mei tot en met 14 mei 2011 omvat de nasleep van de
belegering van Daraa, de val van Homs (5 mei) een grote stad centraal in het land en het is eveneens de aanloop naar de periode waarin journalisten weer het land in mogen zei het onder gereguleerde omstandigheden. Tevens is het een periode waarin de internationale politiek zich bemoeit met de situatie in het land: Op 9 en 10 mei beslist de Europese Unie over sancties tegen Syrië en neemt Koeweit de plek van Syrië in in de Human Rights Council van de Verenigde Naties. De VN eist in die periode ook toegang tot de stad Daraa. 180
Syria Deeply: Timeline; www.syriadeeply.com/timeline, The Guardian: Syria timeline: how the conflict has escalated - interactive, 28 februari 2012 180
6
Methode
!
Om de vergelijking te maken tussen de verslaggeving van de NOS en het RTL Nieuws wordt gebruik gemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse, waarin uitzendingen van beide programma’s worden nominaal gecodeerd aan de hand van een codeerboek (Bijlage 1.).181
!
6.1
!
Materiaal
De onderzoekseenheden van de analyse betreffen: de uitzendingen van het NOS Achtuurjournaal en de uitzendingen van het RTL Nieuws van half acht. Voor deze eenheden is gekozen omdat het bij beide omroepen de belangrijkste en langste uitzending is van de dag. Hierbij wordt de programmering van RTL Z uitgesloten, het economische programma van RTL Nieuws dat de hele dag door op RTL7 uitzendt.
Het achtuurjournaal van de NOS is dagelijks te zien en begint om 20.00 op
NPO1 (voorheen Nederland 1). De lange uitzending van het RTL Nieuws is ook dagelijks te zien op RTL4 en begint om 19.30.
!
Het betreft een retrospectief en longitudinaal onderzoek. Dit om het verschil in verslaggeving te kunnen vergelijken. De onderzoekseenheden bevinden zich in de periodes welke zijn samengesteld aan de hand van belangrijke gebeurtenissen in het conflict in Syrië en de reacties vanuit de internationale gemeenschap zoals omschreven in paragraaf 5.3. Het omvat de periode waarin er geen journalistieke uitingen mogelijk waren in het land tot en met dagen waarop voor het eerst buitenlandse journalisten de grens over mochten steken. De periodisering is als volgt:
!
Periode A:
15 maart 2011 tot en met 25 maart 2011
Periode B:
20 april 2011 tot en met 30 april 2011
Periode C:
4 mei 2011 tot en met 14 mei 2011
!
181
Neuendorf (2002),’t Hart et al. (2005)
6.2
!
Variabelen
De volgende variabelen worden in deze analyse gebruikt om de onderzoeksvraag meetbaar te maken.
!
Allereerst de primaire informatie over de onderzoekseenheden die onderscheid maken tussen de uitzendingen:
! I.
De omroepen: RTL en NOS. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen deze publieke en commerciële nieuwsvoorzieningen in de Nederlandse televisiewereld. Hierbij wordt inzichtelijk gemaakt welke verschillen bestaan tussen de bronvermelding en het brongebruik in de verslaggeving van beide omroepen.
II. De datum van de uitzending, welke van belang is om te vergelijken of er verschil in verslaggeving zit gedurende het verloop van het begin van de opstanden en oorlog in Syrië. A. voorbeeld van notering: 15-03-2011 III. De aanwezigheid van een onderwerp uit Syrië in de uitzending. Deze variabele laat zien of er überhaupt aandacht wordt besteed aan het onderwerp in de uitzending. A. Ja
!
B. Nee
Om de vraag te beantwoorden welke bronnen worden gebruikt voor het beeldmateriaal (correspondenten, burgermedia of persbureaus) en op wat voor manier die vermeld worden in de items worden de volgende variabelen onderzocht:
!
IV. De aanwezigheid van een verslaggever oftewel een directe bron. Die, ook al kan de correspondent niet Syrië inkomen, wel vanuit een buurland verslag doen en vertellen over informatie die hij uit de eerste hand heeft van bijvoorbeeld vluchtelingen of officials aan de grens. Of een verslag vanuit de Syrische gemeenschap in Nederland A. Ja 1. Zijn/haar locatie a) Reportage b) Live kruisgesprek met de studio B. Nee V. Wordt er gebruik gemaakt van burgermedia. Zijn er filmpjes te zien die overduidelijk met mobiele telefoons zijn gemaakt? Die zijn te herkennen aan bijvoorbeeld korrelig
beeld en een onprofessionele filmstijl. Of wordt door de presentator aangeven dat het om amateur beelden gaat, of dat ze van het Internet (ge-upload via YouTube) afkomstig zijn? A. Ja B. Nee C. Niet van toepassing VI. Wordt er gebruik gemaakt van beeldmateriaal van de staatstelevisie als bron voor het verslag? A. Ja B. Nee C. Niet van toepassing VII. Welke overige bronnen worden aangehaald? Wordt er beeldmateriaal gebruikt dat van een andere zender wordt gebruikt? Of een gesprek met een Syriër? Informatie van mensenrechtenorganisaties? Of komt beeldmateriaal duidelijk van een persbureau afkomstig? Een groot gedeelte van het beeldmateriaal van zowel de staatstelevisie als de burgers, komt via de persbureaus bij NOS als RTL Nieuws terecht. Aangezien deze bronnen nader kunnen worden gespecificeerd, door duiding van de presentator, logo’s in beeld of de kwaliteit van het beeldmateriaal, zullen deze bronnen worden als bovenstaand worden gecodeerd. Het beeldmateriaal dat overblijft, van bijvoorbeeld een internationale persconferenties of een internationale vergadering is zeer waarschijnlijk ook van persbureaus afkomstig, maar zal onder ‘overig’ worden geschaard en gespecificeerd in de resultaten. A. Ja, specificeer in tekst B. Nee C. Niet van toepassing VIII.Wordt er melding gemaakt over de onzekerheid van de herkomst van de beelden of onzekerheid geuit over wat er gebeurt in de filmpjes? Zegt de presentator bijvoorbeeld dat de beelden niet gecontroleerd kunnen worden, dat een dodental onduidelijk is, of worden er zinsconstructies gebruikt in de onvoltooid verleden toekomende tijd, oftewel de hypothetische aanduiding van een situatie met werkwoord-vervoegingen als ‘zou’ of ‘zouden’? A. Ja, uitschrijven in woorden B. Nee C. Niet van toepassing IX. Geeft het item een neutrale weergave van de situatie, heeft het een overwegend pro-Assad karakter, of laat het alleen de kant van de oppositie zien? Deze variabele
wordt in het onderzoek betrokken om te controleren of eenzijdig brongebruik effect heeft op de neutraliteit van het verslag. A. Pro-Assad B. Pro-Oppositie C. Neutraal: het item laat beide kanten van het verhaal zien D. Anders, specificeer in resultaten
!
E. Niet van toepassing
6.3
!
Procedure en controleerbaarheid
Voor dit empirische gedeelte van het onderzoek wordt gebruik gemaakt van een codeerboek (zie bijlage 1) waarin deze variabelen op een nominale manier worden gecodeerd, welke het mogelijk maakt om categorisch de uitzendingen van beide omroepen te beoordelen om ze vervolgens met een statistische analyse te kunnen vergelijken. Ten eerste zullen de beschrijvende variabelen worden uitgewerkt. Met behulp van SPSS en Numbers. Vervolgens zal met een Chi kwadraat toets (p<0.05) worden onderzocht of de variabelen met elkaar samenhangen. Daarnaast wordt ook een Lambda toets toegepast daar het gaat om nominale variabelen. Deze toets laat zien hoe sterk de samenhang is tussen de variabelen. Een lambda van >0.4 geeft een sterke samenhang weer.182
!
Aangezien een aantal variabelen, zoals bijvoorbeeld het beoordelen van een bron als regulier of burgermedia zonder duidelijke bronvermelding, afhankelijk zijn van interpretatie en inschattingsvermogen van de onderzoeker wordt er een tweede controleur aangesteld. Zodat de betrouwbaarheid van de beoordeling van de codering gewaarborgd wordt zijn eerst per omroep drie willekeurig uitgekozen uitzendingen uit de drie verschillende periodes door een tweede onderzoeker gecodeerd. Aangezien de beoordelingen van beide codeerders volledig overeenkomen zal de operationarisatie van de variabelen en het codeerschema niet worden aangepast voor de volgende stap in het empirische onderzoek kan worden gezet.
! !
182
Field (2009)
7
Resultaten
Met behulp van statistiekprogramma SPSS en Apple Numbers zijn eerst beide omroepen vergeleken en is gekeken of de verschillende variabelen op elkaar invloed hebben. 7.1
!
Beschrijvende statistische uitkomsten
In deze eerste paragraaf van de resultaten zal worden omschreven op welke manier NOS en RTL Nieuws de opstand in Syrië in beeld brengen in tijden van beperkte toegang tot het land. 7.1.1 Aantal items over Syrië in de uitzending In totaal zijn 66 uitzendingen gecodeerd van beide omroepen zijn 33 uitzendingen bekeken van het NOS journaal om 20.00 en het RTL Nieuws van 19.30.
!
Periode A
Periode B
Periode C
Totaal
NOS
5
9
6
20
RTL Nieuws
1
7
7
15
Totaal
6
16
13
35
!
Figuur 1. Aantal items over Syrië in de uitzendingen van RTL Nieuws om 19.30 en het NOS Achtuurjournaal
In 20 van de 33 uitzendingen bij de NOS kwam een item voor over Syrië. Bij RTL Nieuws was dat in 15 uitzendingen het geval. In totaal zijn er 35 uitzendingen die nader worden geanalyseerd.
!
7.1.2 Het brongebruik
!
Duidelijk wordt dat het overgrote deel van de items burgermedia bevatten, bij beide omroepen. Wat overeenkomt met de verwachting, aangezien in de gekozen periode zo goed als geen journalist in het land heeft kunnen werken. Daarnaast valt op dat de NOS vaker een verslaggever in de items over Syrië gebruikt dan RTL Nieuws. Mogelijk omdat de NOS een grotere infrastructuur heeft dan RTL Nieuws, met meer medewerkers en meer vaste correspondenten. Het is duur voor een omroep om een verslaggever naar het buitenland te sturen, met een cameraploeg, fixers en verzekeringen. Bij de NOS zit
dit in de begroting. Het RTL Nieuws is hierbij afhankelijker van de inkomsten van RTL. Bij RTL Nieuws maakt de verslaggever in alle gevallen een reportage. Bij de NOS slechts in drie van de acht items, de overige vijf keer dat een verslaggever aanwezig is, gaat het om een live bijdrage. Bijvoorbeeld een kruisgesprek met een correspondent aan de Syrische grens in Jordanië.
!
Verslaggever
Burgermedia
Staatstelevisie
Externe Bron
Totaal aantal Syrië-items
NOS
8
17
6
10
20
RTL Nieuws
4
15
4
6
15
12
32
13
16
35
Totaal
Figuur 2. Het brongebruik
!
Relatief gezien maakt RTL Nieuws vaker gebruik van burgermedia dan de NOS. In 100 procent van alle RTL-items komt een burgermedia voor als bron. Bij de NOS is dat 85 procent. Verder maakt de NOS in zowel absolute als relatieve zin naast burgermedia vaker gebruik van verslaggevers,
Syrische staatstelevisie en externe bronnen. In 50
procent van de NOS uitzendingen komt een externe bron voor. Dit kan mede verklaard worden door het grotere budget van de Publieke omroep ten opzichte van het RTL. Zo maakt de NOS in 40 procent van alle items gebruik van een verslaggever, RTL Nieuws 27 procent, zoals te zien is in figuur 3. NOS
RTL Nieuws
40%
Verslaggever
27% 85%
Burgermedia
100% 30% 27%
Staatstelevisie
50%
Externe Bron
40% 0
!
25
50
75
Figuur 3. In hoeveel items komt een bron voor in percentages, per omroep
100
Externe bronnen die door de NOS zijn gebruikt:
-
De omroep Al Jazeera Een Syrische advocaat in Damascus Een anonieme journalist in Libanon Verhalen van vluchtelingen in grensgebieden Uri Rosenthal, toenmalig minister van Buitenlandse zaken in het televisieprogramma Buitenhof
Deze laatste bron is afkomstig uit een ander programma van de NPO, waar de NOS dus geen uitzendrechten voor hoeft te betalen. Het RTL Nieuws zou dat in dit geval wel moeten doen. De Syrische advocaat in Damascus en de anonieme journalist in Libanon zijn door de NOS zelf geïnterviewd, de verhalen van vluchtelingen in grensgebieden komen voor een groot deel van persbureaus of buitenlandse zenders.
!
Externe bronnen die door RTL Nieuws zijn gebruikt:
-
!
Een persconferentie van Amerikaans minister van Buitenlandse zaken Hilary Clinton Verhalen van vluchtelingen in grensgebieden De Nederlandse ambassadeur in Syrië Een Nederlandse econoom Een Britse verslaggever die in Homs is opgepakt Midden-Oosten deskundigen in Nederland
RTL Nieuws gebruikt als externe bron vaker deskundigen (zoals de econoom)
in
Nederland. Daarnaast worden media die afkomstig zijn van buitenlandse persbureaus gebruikt (persconferentie Hilary Clinton).
!
Burgermedia wordt door de NOS
NOS
RTL Nieuws
100
naarmate de tijd vordert vaker als bron gebruikt, zoals te zien is in figuur 4.
75
Waar in Periode A. in 60 procent van de items burgermedia wordt gebruikt, is dat
50
in Periode B. 88 procent en in Periode C. 100 procent. Terwijl dat bij RTL Nieuws
25
gedurende alle periodes op 100 procent blijft staan.
0 Periode A
!
Figuur 4. Burgermedia als bron, per periode
Periode B
Periode C
7.2
Samenhang tussen variabelen
7.2.1 Standpunt
!
Aangezien deze scriptie zich toespitst op het gebruik van burgermedia in de verslaggeving wordt met een Chi kwadraat toets de invloed op het standpunt van het verslag berekend (n=35). Allereerst valt op dat er geen items zijn met een pro-Assad standpunt, deze variabele staat dus ook niet in figuur 5 vermeld.
!
Burgermedia
Standpunt
Ja
Nee
Total
Pro-oppositie
21
1
22
Neutraal
11
2
13
32
3
35
Total
!
Figuur 5. Burgermedia x Standpunt, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
Aangezien het aantal uitzendingen dat geen burgermedia bevat te klein is kan geen significante samenhang worden aangetoond (p<0.05) wat ook de Lamdba toets laat zien. Per omroep vallen een aantal verschillen op met betrekking tot het standpunt en het gebruik van burgermedia.
Zo worden 12 van de 15 uitzendingen van het RTL Nieuws waarin burgermedia
gebruikt wordt (wat tevens alle uitzendingen van RTL Nieuws betreft) als pro-oppositie gecategoriseerd en drie als neutraal. Bij de NOS ligt die verdeling duidelijk anders, zoals te zien is in figuur 6. In negen uitzendingen waarin burgermedia voorkomst is het standpunt pro-oppositie en in acht uitzendingen met burgermedia als bron is het standpunt neutraal. Eén uitzending bevat geen burgermedia en is pro-oppositie, twee uitzendingen zonder burgermedia worden als neutraal beschouwd. Door de lage waarden van items die geen burgermedia bevatten, is ook hier geen significant verschil aan te tonen. Bij de NOS komt deze op p<0.5 en bij RTL Nieuws is de chi kwadraat en Lambda niet te berekenen.
! ! ! ! !
Burgermedia Ja
Omroep NOS
Standpunt
Standpunt
Total
Pro-oppositie
9
1
10
Neutraal
8
2
10
17
3
20
Total RTL Nieuws
Nee
Pro-oppositie Neutraal
Total
12
12
3
3
15
15
Figuur 6. Burgermedia x standpunt per omroep, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
! !
Wanneer gekeken wordt naar de invloed van staatstelevisie als bron op het standpunt, zie figuur 7, wordt een significante samenhang ontdekt (p<0.05). De Chi kwadraat toets laat een significantie zien van p<0.001 en Lambda geeft een sterke waarde van 0,6 (p<0.03). Als er wel staatstelevisie wordt aangedragen als bron, wordt een item grotendeels als neutraal wordt beschouwd. Terwijl het ontbreken van deze bron eerder zorgt voor een pro-oppositie standpunt dan een neutraal standpunt.
!
Staatstelevisie Ja Standpunt
Nee
Total
Pro-oppositie
1
21
22
Neutraal
9
4
13
10
25
35
Total
Figuur 7. Staatstelevisie x standpunt, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
Ook per omroep resulteert dit in een significante samenhang, zoals te zien is in figuur 8. Bij de NOS (n=20, p<0.011) blijkt dat alle items waarin staatstelevisie wordt aangedragen, het items als neutraal wordt beschouwd. De samenhang is sterk (Lambda 0.6). Bij het overgrote deel van de items die een pro-oppositie standpunt innemen wordt geen staatstelevisie gebruikt. Bij RTL Nieuws is eenzelfde verdeling te zien (n=15, p<0.09) met een Lambda waarde van 0.7. Dit is te verklaren door het feit dat er naast staatstelevisie altijd een andere bron voorkomt in het item, waardoor het onderwerp van meerdere kanten wordt belicht.
!
Staatstelevisie Ja
Omroep NOS
Standpunt
Standpunt
Total
Pro-oppositie
0
10
10
Neutraal
6
4
10
6
14
20
Pro-oppositie
1
11
12
Neutraal
3
0
3
4
11
15
Total RTL Nieuws
Nee
Total
Figuur 8. Staatstelevisie x standpunt, per omroep, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
!
Bij het gebruik van externe bronnen wordt geen significante samenhang gevonden (p<1.0). Opvallend is dat een item met daarin een externe bron vaker als pro-oppositie wordt beschouwd dan neutraal. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de externe bronnen veelal vluchtelingen zijn die voor het regime van Assad het land uitgaan. Of internationale politiek betreft die niet als bondgenoot van de president wil worden gezien en daardoor een pro-oppositie karakter aan het item geeft, zoals de persconferentie van Hilary Clinton.
!
Externe bron Ja Standpunt
Pro-oppositie Neutraal
Total
! !
Nee
Total
10
12
22
6
7
13
16
19
35
Figuur 9. Externe bron x standpunt, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
Als dat per omroep wordt bekeken dat is duidelijk dat dit bij beide omroepen opgaat, zoals te zien is in figuur 10. De NOS gebruikt in de helft van de uitzendingen een externe bron (tien van de twintig). Zes van die uitzendingen zijn pro-oppositie, vier neutraal. Bij het RTL Nieuws worden in zes van de 15 uitzendingen externe bronnen aangedragen. Deze items zijn in vier van de zes gevallen pro-oppositie.
! ! !
! ! Externe bron Ja
Omroep NOS
Standpunt
Standpunt
Total
Pro-oppositie
6
4
10
Neutraal
4
6
10
10
10
20
Pro-oppositie
4
8
12
Neutraal
2
1
3
6
9
15
Total RTL Nieuws
Nee
Total
Figuur 10. Externe bron x standpunt per omroep, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
!
Het gebruik van een verslaggever als bron heeft ook invloed op het standpunt (n=35, p<0.13). Al is de samenhang tussen deze variabelen niet sterk (Lambda 0.08 bij p<0.9)
!
Verslaggever Ja Standpunt
Pro-oppositie Neutraal
Total
!
Nee
Total
11
11
22
1
12
13
12
23
35
Figuur 11. Verslaggever x standpunt, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
Deze samenhang blijkt bij nadere analyse alleen bij de NOS significant (n=20, p<0.02 met een hoge Lambda waarde van 0.6). Bij RTL Nieuws is deze samenhang niet gevonden, welke te verklaren zijn door de kleine waarden.
De verslaggever wordt in acht van de twintig onderzochte uitzendingen van het
NOS Journaal ingezet, tegenover slechts vier van de vijftien uitzendingen van het RTL Nieuws. Bij beide omroepen is te zien dat de verslaggever niet of nauwelijks bijdraagt aan een neutraal karakter van een item. Terwijl zou kunnen worden gedacht dat deze juist duiding geeft bij het onderwerp en meerdere kanten van het conflict zou belichten, zoals hieronder beschreven staat in figuur 10.
! ! !
Verslaggever Ja
Omroep NOS
Standpunt
Standpunt
7
3
10
Neutraal
1
9
10
8
12
20
Pro-oppositie
4
8
12
Neutraal
0
3
3
4
11
15
Total
!
Total
Pro-oppositie
Total RTL Nieuws
Nee
Figuur 12. Verslaggever x standpunt, per omroep, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
7.2.2 Onzekerheid
!
In items over Syrië wordt ook melding gemaakt van eventuele onzekerheid over de herkomst van de bronnen of de echtheid van bronnen. Die onzekerheid wordt op verschillende manieren gepresenteerd. Hieronder een aantal voorbeelden:
!
Het RTL Nieuws van 25 april 2011: “Syrië heeft de grens gesloten. De berichten uit Daraa zijn dan ook nauwelijks te controleren. Buitenlandse journalisten kunnen er niet in.”
!
RTL Nieuws van 7 mei 2011: “We hebben geen compleet beeld van de situatie in Syrië, want journalisten komen d’r niet in. Het enige gaatje in de grens van Syrië ligt in het noorden van Libanon. […] onze midden-oosten correspondent maakte een reportage vanuit noord Libanon in de buurt van de Syrische grensplaats Talkalakh. […] zij die toch de overkant halen, durven alleen anoniem hun verhaal te vertellen. Bijna niemand durft voor de camera te praten.”
!
NOS 27 april 2011: In de reportage van de verslaggever aan de grens in Jordanië, wordt gesuggereerd dat de geïnterviewde Syriërs niet durven te zeggen wat ze willen, dus dat de informatie die ze geven ook onzeker is.
!
NOS 5 mei 2011: “Deze amateur beelden zouden vandaag zijn gemaakt vlakbij Homs.”
!
Er is geen significante samenhang gevonden tussen de onzekerheid en de verschillende bronnen. Burgermedia Ja Onzekerheid
Staatstelevisie
Nee
Ja
Externe bron
Nee
Ja
Verslaggever
Nee
Ja
Total
Nee
Ja
15
0
3
12
6
9
5
10
15
Nee
17
3
7
13
10
10
7
13
20
32
3
10
25
16
19
12
23
35
Total
Figuur 13. Bronnen x Onzekerheid, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
!
Per omroep zijn er wel verschillen te zien, maar ook deze samenhang is niet significant gebleken:
Onzekerheid
Ja Nee
Total RTL
Onzekerheid
Nieuws Total
! ! ! ! ! ! ! ! !
Staats-
Externe
Verslag-
media
televisie
bron
gever
Ja
Omroep NOS
Burger-
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Total
7
0
2
5
2
5
3
4
7
10
3
4
9
8
5
5
8
13
17
3
6
14
10
10
8
12
20
Ja
8
1
7
4
4
2
6
8
Nee
7
3
4
2
5
2
5
7
15
4
11
6
9
4
11
15
Figuur 14. Bronnen x onzekerheid per omroep, van alle uitzendingen die Syrië-items bevatten
8
Conclusie
Het belang van betrouwbare bronnen in een journalistieke productie is groot. Om meerdere kanten van een verhaal te laten zien of horen, zodat de kijker zelf zijn conclusies kan trekken. En op deze manier kan een zo objectief mogelijk item worden gemaakt. Dit zijn journalistieke waarden die zowel de NOS als RTL Nieuws onderstrepen, zoals in hoofdstuk 4 is te lezen. In oorlogstijd wordt deze opdracht voor de journalist wel bemoeilijkt. Door de intensieve propaganda die wordt gevoerd en door de complexiteit van conflictsituaties staan journalisten voor de uitdaging om de juiste bronnen te vinden die een verhaal dat zo dicht mogelijk bij de realiteit komt te vertellen. Bronkeuze is dus belangrijk. En het verifiëren van een bron en de informatie die er vandaan komt is een tweede belangrijke opgave.
Met de opkomst van online sociale netwerken en de snelle technologische
ontwikkelingen is steeds meer burgermedia in de Nederlandse televisiejournalistiek te zien. De bronnen uit bijvoorbeeld de Syrische oppositie, zijn er in overvloed in het begin van de opstand waar deze scriptie zich op richt. Maar of alle informatie betrouwbaar is blijkt een heikel punt en correspondenten kunnen het land niet in om informatie te controleren.
!
Eerst zal antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag:
! Uit dit onderzoek blijkt dat van de 66 uitzendingen die zijn meegenomen in de analyse, slechts 35 uitzendingen een item over Syrië bevatten, waarvan 20 van de NOS en 15 van RTL Nieuws. Er zijn drie mogelijke verklaringen voor dit verschil. Ten eerste zijn de uitzendingen van het RTL Nieuws korter (maximaal 20 minuten) dan die van de NOS (maximaal 30 minuten), waardoor er minder onderwerpen aan bod kunnen komen. Ten tweede viel het begin van de opstand in Syrië samen met een aantal grote buitenlandse nieuwsgebeurtenissen. Zoals de nasleep van de kernramp in Fukushima en de onrust in Libië, waar ook Nederland betrokken bij raakte door zich aan te sluiten bij een NAVOmissie. Dit kan een reden zijn voor buitenlandredacties om minder aandacht aan de Syrische volksopstand te besteden, vooral in Periode A. De uitzendingen waarin de NOS in die periode wel aandacht aan Syrië besteedde, werd het voornamelijk als kort nieuwsbericht gemeld. Ten derde speelt zeer waarschijnlijk mee dat de NOS financieel
zich meer kan veroorloven en een grotere infrastructuur heeft dan RTL Nieuws. Dat maakt de stap om een verslaggever in een conflictgebied aan het werk te zetten kleiner.
!
Een zeer belangrijke conclusie die kan worden getrokken uit dit onderzoek is dat zowel de NOS als RTL Nieuws veelvuldig gebruik maken van burgermedia in hun verslaggeving over Syrië. Sterker nog, bij RTL Nieuws bevat het volledige onderzochte corpus items met daarin burgermedia. Bij de NOS gaat het om 85 procent van de items.
Daarnaast valt op dat de NOS vaker een verslaggever in de items over Syrië
gebruikt dan RTL Nieuws. Wat leidt tot meer gevarieerde bronnen, maar niet per sé tot een neutraal item. Bij RTL Nieuws maakt de verslaggever in alle gevallen een reportage. Bij de NOS gaat het vaker om een live bijdrage. Bijvoorbeeld een kruisgesprek met een correspondent aan de Syrische grens in Jordanië.
Een andere conclusie die kan worden getrokken is dat de helft van alle items
van de NOS en een derde van de items van RTL Nieuws als neutraal kan worden beschouwd. Dat wil zeggen dat beide partijen aan het woord komen, zonder waardeoordeel. Het is in elk geval duidelijk dat de bronkeuze invloed kán hebben op het standpunt van een item. Geen enkel item wordt als pro-Assad beoordeeld, maar een groot deel van de items heeft een pro-oppositie karakter.
Maar de neutraliteit van een item hangt niet altijd samen met een gevarieerd
brongebruik. Tenzij er naast burgermedia de Syrische staatstelevisie als bron wordt aangehaald. Toch wordt daar vaak niet voor gekozen. Zeer waarschijnlijk door de veronderstelde propaganda die de staatstelevisie laat zien, dat zou verdiepend onderzoek uit moeten wijzen. Zoals in de literatuur in hoofdstuk 3 is besproken, zouden alle recente verbeteringen in de communicatietechnologie er in theorie juist voor kunnen zorgen dat er minder belemmeringen zijn voor veelzijdige neutrale oorlogsverslaggeving. Er is immers veel meer materiaal beschikbaar is via digitale kanalen. Volgens onderzoeker Boyd-Barret is er echter nog geen bewijs waarin dit op een serieuze manier in mainstream media voorkomt met als doel een betere balans en breder perspectief in de objectieve oorlogsverslaggeving.183 Dat komt overeen met de resultaten van dit onderzoek.
Het is opvallend dat de oppositie in een relatief goed daglicht wordt geplaatst,
helemaal met de kennis van nu over de oppositie in Syrië. In het begin van de opstand in Syrië in 2011 was nog relatief weinig bekend over de tegenstanders van president Assad. Deze bestond op dat moment al uit allerlei kleine afsplitsingen van veelal 183
Boyd-Barret (2004)
extremistische groeperingen zoals het aan Al Qaida gerelateerde Al Nusra. Daarnaast maakte de terreurorganisatie Islamitische Staat (IS), gebruik van de burgeroorlog in Syrië om terrein te winnen en een kalifaat te stichten. Dat er in de burgermedia propaganda zat verwerkt van een van deze groeperingen is op zijn zachtst gezegd niet uit te sluiten. Echter deed burgermedia die in de uitzendingen werd gebruikt vooral voorkomen alsof het over alleen onderdrukte burgers ging. Niet om extremistische strijdgroepen. De uitzendingen van zowel NOS en RTL Nieuws bestonden voor een overgroot deel uit dit beeldmateriaal, in een aantal gevallen alleen maar hieruit. Hier kan geconcludeerd worden dat zowel de NOS als RTL Nieuws in de begintijden van de Syrische burgeroorlog een podium hebben gegeven en sympathie hebben opgewekt voor organisaties die nu als grote vijand van de westerse maatschappij worden gezien.
Een andere optie waar de beide nieuwsorganisaties voor hadden kunnen kiezen
was om het nieuws niet te brengen. Daar er te weinig verifieerbare en betrouwbare bronnen te raadplegen waren. Echter gaat het om groot conflict dat volgde op de Arabische lente. Internationale nieuwsorganisaties zoals de BBC en CNN brachten het ook al. Daarnaast is in hoofdstuk 1 geconcludeerd dat televisiekijkers geruchten gelijktijdig met, soms zelfs eerder dan een journalistieke redactie weten. Door de 24hour news cycle waarin we nu leven is snelheid een zeer belangrijk aspect geworden van de manier waarop nieuws tot het publiek wordt gebracht. De toenemende concurrentie in de journalistieke wereld, die samenhangt met die snelheid zorgt ervoor dat een redactie niet om een conflict als deze heen kan. De Syrische opstand negeren, zou door het Nederlandse publiek ook niet geaccepteerd worden, omdat zij via andere kanalen dan wel had begrepen wat er speelde.
!
Door aan te geven dat er een bepaalde onzekerheid is over de herkomst van de bron, de tijd en locatie waar de gefilmde gebeurtenis zich afspeelt, of de beelden an sich, kunnen beide omroepen laten blijken aan het publiek dat het lastig is om een compleet en eerlijk beeld van de situatie te krijgen. Dat leidt tot de beantwoording van de tweede subvraag in dit onderzoek: In hoeverre zijn de omroepen transparant over eventuele onzekerheden met betrekking tot de bronnen? Dit valt samen met de trend in de journalistiek dat objectiviteit niet haalbaar is, maar slechts een doel om na te streven. Zoals in hoofdstuk 3 door ervaringsdeskundigen als Jan Eikelboom en Joris Luyendijk wordt beschreven, maar ook in de literatuur wordt beargumenteerd door Kovach en Rosenstiel: transparantie is in werkwijze een meer haalbaar en realistischer streven dan
184
Kovach & Rosentstiel (2014), p.56
volledige objectiviteit.184 Journalisten moeten zich meer bescheiden opstellen, hun twijfels delen en soms simpelweg zeggen dat ze iets niet weten.185
Transparantie is in de uitzending een belangrijk kenmerk geworden, om een zo
realistisch mogelijke weergave van de werkelijkheid te kunnen presenteren. De omroepen geven dan aan dat er stappen zijn ondernomen om de bron te achterhalen en te verifiëren, maar dat er nog altijd geen 100 procent zekerheid kan worden gegeven omdat journalisten het land niet in mogen.
!
Een aantal voorbeelden hiervan die RTL Nieuws en de NOS hebben gebruikt:
!
RTL Nieuws, 23 april 2011:
“Het is erg lastig om informatie uit Syrië te krijgen.”
RTL Nieuws, 7 mei 2011:
“We hebben geen compleet beeld van de situatie in Syrië, want journalisten komen er niet in.”
!
RTL Nieuws, 10 mei 2011:
“Nieuws er over is er nauwelijks, alle buitenlandse journalisten is het land uitgezet. […] maar de Syrische demonstranten maken wel zelf beelden met mobiele telefoons, en kleine camera’s. Een groep van 30 internet-activisten verzamelt die video’s, checkt of de verhalen erachter kloppen en zet ze op youtube.”
!
NOS, 20 april 2011
“Deze beelden komen van internet, we kunnen niet bevestigen dat het er echt
zo hard aan toe gaat.”
!
NOS, 27 april 2011
“Bij dit alles wordt de buitenwereld buiten de deur gehouden. Journalisten komen het land niet in, pottenkijkers zijn niet welkom bij het neerslaan van de opstand.”
! 185
Eikelboom (2013), p.249
Ondanks dat er geen significante samenhang is gevonden tussen de
burgermedia en de variabele ‘onzekerheid’, zijn er verschillen te zien die het vermelden waard zijn. Bij het gebruik van burgermedia, wordt in iets minder dan de helft van de gevallen onzekerheid over de bron aangegeven (47 procent). Een ander verschil dat er uit springt is dat de verslaggever op het eerste oog geen onzekerheid weg neemt. Van de 35 Syrië-items, bevatten 15 onzekerheid. In een derde van die uitzendingen zat een verslaggever, in tweederde niet. Aangezien verslaggevers niet het land in konden, werden ze in grensplaatsen gestationeerd of zijn reportages met Syriërs in een ander land opgenomen. Zoals in Nederland zelf, in Rotterdam, of in de Verenigde Staten. Het RTL Nieuws had een correspondent in Libanon geplaatst. NOS, die vaker dan RTL een correspondent inzette, had deze in Jordanië gestationeerd.
De verslaggever wordt in acht van de NOS uitzendingen ingezet, tegenover
slechts vier van het RTL Nieuws. Maar bij beide omroepen draagt de verslaggever dus niet of nauwelijks bij aan een neutraal karakter van een item. Terwijl de verslaggever juist wordt geacht om duiding bij een onderwerp te geven, wat zou leiden tot een gevarieerder perspectief. Zoals eerder is geconstateerd in hoofdstuk 3.186 De publieke opinie van het Nederlandse volk speelt hier ongetwijfeld in mee. De context van het bericht moet enigszins aansluiten bij het beeld dat de maatschappij heeft van een conflict. Oorlogsverslaggever Jan Eikelboom merkte bijvoorbeeld dat een reportage uit Syrië in 2012, die juist tegen de oppositie inging, geen draagvlak vond in Nederland. Hij werd beschuldigd van propaganda, wat vervolgens van invloed was op de toon van zijn daaropvolgende reportages.187
!
Door de kijker te vertellen dat er gelimiteerde mogelijkheden zijn met betrekking tot de verslaggeving nemen de omroepen hen als het ware mee in het journalistieke proces van verificatie. Deze manier van verslaggeving bevestigt dat ook in de Nederlandse televisiejournalistiek naast, of in plaats van objectiviteit in oorlogsverslaggeving ook transparantie een grote rol speelt. Het is achteraf wellicht makkelijk praten. Toch lijkt het alsof de verslaggeving van beide omroepen zorgvuldiger had gekund. Bij gebrek aan verifieerbare bronnen is een kritische blik op beeldmateriaal onmisbaar. Het spreekt voor zich dat burgermedia wordt gecheckt op authenticiteit wat betreft regio, taal en datum, zoals de NOS en het RTL Nieuws aangeven te doen, in hoofdstuk 4. Echter kan ook burgermedia doordrenkt zijn van subtiele propaganda en daar kan geen waarschuwing in een presentatietekst over onzekerheid van het materiaal tegenop.
186
Boyd-Barret (2004), p.30; Luyendijk (2006)
187
Eikelboom (2014), p. 33
9
Discussie & aanbevelingen
Dit onderzoek heeft een aantal beperkingen. Zo is maar een gelimiteerd aantal uitzendingen in het corpus bruikbaar voor de analyse. Daarnaast is heeft het onderzoek vertraging opgelopen waardoor de analyse vrij laat plaats heeft gevonden. Dat maakt een verdere kwalitatieve verdieping in het onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van interviews, erg lastig. Een buitenlandredactie is in vier jaar tijd aan veranderingen onderhevig, daarnaast is het lastig om dieper in te gaan op het journalistieke proces als een gebeurtenis een aantal jaar geleden heeft plaatsgevonden.
!
Voor vervolgonderzoek zou een groter corpus kunnen worden samengesteld, bijvoorbeeld in de loop van een meerdere jaren, vanaf het begin van de opstand, tot aan de snelle uitbreiding van ISIS in 2013. Voor een meer gedetailleerde codering kunnen de oude draaiboeken van beide omroepen worden opgevraagd, zodat ook onderscheid kan worden gemaakt tussen de meer specifieke herkomst van het beeld, bijvoorbeeld wanneer er tussenkomst van persbureaus is.
Met behulp van deze informatie kan dan een interview plan worden gesteld. Om
meer inzicht te krijgen in de werkwijze en besluiten van de buitenlandredactie over de verslaggeving over Syrië, zullen er medewerkers van deze redacties van de NOS en RTL kunnen worden geïnterviewd met een semi gestructureerd gesprek. De sleutelvragen in deze interviews zullen gaan over het brongebruik en het productieproces voor een nieuwsitem. Op welk moment en hoe in de totstandkoming van een journaal is besloten om bepaalde burgermedia bronnen (beeldmateriaal), te gebruiken? Ten tijde dat er geen eigen verslaggevers het land in mocht is er gebruik gemaakt van informatie uit de tweede hand. Spelen nieuwswaarde en concurrentie een rol in het uitzenden van een nieuwsitem dat bestaat uit slechts ‘vermoedelijke’ informatie? Zijn er op dat gebied ook verschillen tussen de besluitvorming van beide omroepen?
Daarnaast kan worden ingegaan op het inzetten van een correspondent. Uit dit
onderzoek blijkt dat correspondenten worden ingezet in grensplaatsen zoals Ramtha in Jordanië of aan de grens in Noord Libanon, waar ze vluchtelingen opvangen die vanuit Syrië het land uitgaan. Maar wat is hier de toegevoegde waarde van als ze het land zelf niet in kunnen en de vluchtelingen overduidelijk bang zijn om openlijk te spreken? Kost het dan niet alleen heel veel geld, voor relatief weinig duiding?
10 Referenties Literatuur
!
Allan, S., & Zelizer, B. (2004). Reporting war: Journalism in wartime. London: Routledge.
Allan, S. (2004). The culture of distance: Online reporting of the Iraq war. In Reporting war: Journalism in wartime (pp. 347-365). London: Routledge.
Anderson, J. (2009). The Democratic Potentiality of Convergence Studies. Conference Papers -- National Communication Association, ., 1-1.
Atton, C. (2009). Alternative and citizen journalism. In The handbook of journalism studies (pp. 265-278). New York: Routledge.
Bardoel, J., & Deuze, M. (2001). ‘Network Journalism’: Converging competences of old and new media professionals. Australian Journalism Review, 23(2), 91-103.
Bardoel, J., & Cuilenburg, J. (2003). 5.5 Het Nederlandse omroepbeleid. In Communicatiebeleid en communicatiemarkt: Over beleid, economie en management voor de communicatiesector. Amsterdam: Cramwinckel.
Boudana, S. (n.d.). On The Values Guiding The French Practice Of Journalism: Interviews With Thirteen War Correspondents. Journalism, 293-310.
Bowman, S., & Willis, C. (n.d.). We Media. Retrieved January 20, 2012, from http:// www.hypergene.net/wemedia/weblog.php
Boyd-Barrett, O. (2004). Understanding: The second casualty. In Reporting War (pp. 25-42). London: Routledge.
Bruno, N. (2011). Tweet first, verify later? How real-time information is changing the coverage of worldwide crisis events. Reuters Institute for the Study of Journalism.
Carbonella, J. (2011, May 4). Final Portfolio for: Embedded Journalism: Reporting a War. Retrieved April 13, 2015.
Castells, M. (1996). The rise of the network society. Malden, Mass.: Blackwell.
Castells, M. (2000). End of millennium (2nd ed.). Oxford: Blackwell.
Castells, M. (2001). The Internet galaxy: Reflections on the Internet, business, and society. Oxford: Oxford University Press.
Chapman, J. (2005). Comparative media history: An introduction : 1789 to the present. Cambridge, UK: Polity.
Chomsky, N., & Barsamian, D. (2005). Imperial ambitions: Conversations on the post-9/11 world. New York: Metropolitan Books.
Code van Bordeaux. (2013, August 29). Retrieved April 13, 2015, from https:// www.nvj.nl/wat-wij-doen/dossiers/ethiek/code-van-bordeaux
Cohn, D. (n.d.). David Cohns' blog. Retrieved December 20, 2011, from www.newassignment.net/blog/david_cohn/sep2007/06/network_journali
Conboy, M. (2004). Journalism: A critical history. London: Sage Publications.
Cushion, S. (2012). Television journalism. London: SAGE.
Davies, N. (2008). Flat earth news: An award-winning reporter exposes falsehood, distortion and propaganda in the global media. London: Chatto & Windus.
Deller, R. (2011). Twittering on: Audience research and participation using Twitter. Participations. Journal of Audience and Perception Studies, 8(1), 216-245.
Deuze, M. (2005). What is journalism?: Professional identity and ideology of journalists reconsidered. Journalism. Theory, Practice and Criticism, 6(4), 442-464.
Domingo, D., Quandt, T., Heinonen, A., Paulussen, S., Singer, J., & Vujnovic, M. (2008). Participatory Journalism Practices In The Media And Beyond. Journalism Practice, 326-342.
Ebisch, B. (2014, March 1). De prijs van oorlogsfotografie. Villamedia Magazine over Journalistiek, 46-49.
Eikelboom, J. (2014). Achter het front: Mijn leven als oorlogsverslaggever. Amsterdam: Uitgeverij Balans.
Elmfeldt, J. (2002). Mediacy - Exploring Hypertextuality. Conference Paper (other), 0, 1-4.
Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS: (and sex and drugs and rock 'n' roll) (3rd ed.). Los Angeles [i.e. Thousand Oaks, Calif.: SAGE Publications.
Frith, S., & Meech, P. (2007). Becoming a journalist. Journalism education and journalism culture. Journalism. Theory, Practice and Criticism, 8(2), 137-164.
Hamdy, N. (2009). Arab Citizen Journalism in Action: Challenging Mainstream Media, Authorities and Media Laws. Westminster Papers in Communication & Culture, 6(1), 92-112.
Hart, H. (2005). Onderzoeksmethoden (7e, geheel herz. dr. ed.). Amsterdam: Boom onderwijs.
Hänska-Ahy, M., & Shapour, R. (2012). Who's reporting the protests?: Converging practices of citizen journalists and two BBC World Service newsrooms, from Iran’s election protests to the Arab uprisings. Journalism Studies, 13, 29-45.
Iskandar, A., & El-Nawawy, M. (2004). Al-Jazeera and war coverage in Iraq: The media's quest for contextual objectivity. In Reporting war: Journalism in wartime (pp. 315-332). London: Routledge.
Jorgensen, K., & Hanitzsch, T. (2009). The handbook of journalism studies. New York: Routledge.
Josephi, B. (2009). Journalism education. In The handbook of journalism studies (pp. 42-59). New York: Routledge.
Karskens, A. (2011, May 14). Undercover in Syrië. Retrieved April 13, 2015, from http://www.arnoldkarskens.nl/
Knightley, P. (1975). The first casualty: From the Crimea to Vietnam : The war correspondent as hero, propagandist, and myth maker (3rd ed.). New York: Harcourt Brace Jovanovich.
Kovach, B., & Rosenstiel, T. (2001). The elements of journalism: What newspeople should know and the public should expect. New York: Crown.
Kovach, B., & Rosenstiel, T. (2014). The elements of journalism: What newspeople should know and the public should expect. New York: Crown.
Luyendijk, J. (2006). Het zijn net mensen: Beelden uit het Midden-Oosten. Amsterdam: Podium.
Matthews, L. (2003). Iraq and the Media War: The latest casualty: Phillip Knightley on media failure. Pacific Journalism Revew, 9, 22-25.
Myer, B., & Smit, J. (2014). Het rapport van de Onderzoekscommissie brongebruik Trouw.
Neuendorf, K. (2002). The content analysis guidebook. Thousand Oaks, Calif.: Sage Publications.
Nip, J. (2006). Exploring the second phase of public journalism. Journalism Studies, 7(2), 212-236.
Nohrstedt, S. (2009). New war journalism. Nordicom Review, 30(1), 95-112.
Omroepwet van 1 maart 1967: Wet tot regeling van de omroep. (1967). Hilversum: Nederlandse Omroep Stichting.
Pantti, M. (2010). The Value Of Emotion: An Examination Of Television Journalists' Notions On Emotionality. European Journal of Communication, 168-181.
Pavlik, J. (2000). The Impact of Technology on Journalism. Journalism Studies, 1(2), 229-237.
Pleijter, A., Tebbe, F., & Hermans, L. (2002). Nieuwe journalisten door nieuwe bronnen? Een Landelijke Inventarisatie Van Het Internet- Gebruik in De Nederlandse Journalistiek. Retrieved January 6, 2015.
Rantanen, T. (2004). European news agencies and their sources in the Iraq war. In Reporting war: Journalism in wartime (pp. 301-314). London: Routledge.
Righton, N., & Koene, T. (2013). Duizend dagen extreem leven: Dagboek van een oorlogsjournalist in Afghanistan. Rotterdam: Lemniscaat.
Robinson, P. (2004). Researching US media - state relations and twenty-first century wars. In Reporting war: Journalism in wartime (pp. 96-111). London: Routledge.
Rosen, J. (2006). PressThink: The People Formerly Known as the Audience. Retrieved April 9, 2015.
Ruigrok, N. (2008). Journalism of attachment and objectivity. Media, War & Conflict, 1(3), 293-313.
Singer, J., & Ashman, I. (2008). ‘Comment Is Free, But Facts Are Sacred’: Usergenerated content and ethical constructs at the Guardian.
Singer, J. (2010). Journalism ethics amid structural change. Daedalus, 89-99.
Tumber, H. (2004). Prisoners of news values?: Journalists, professionalism, and identification in times of war. In Reporting war: Journalism in wartime (pp. 190-205). London: Routledge.
Viall, E. (2009). New Journalism on the Web: A Comparison of Hyper-Local Citizen Sites to Traditional Media Sites. Conference Papers -- International Communication Association, Annual meeting, 1-24.
Ward, S. (2010). A Free and Undemocratic press? Media Magazine, 14(3), 36-37.
Woodstock, L. (2002). Talking journalism's talking cure, an Analysis of the movements "problem" and "solution" narratives. Journalism: Theory, Practice and Criticism, 3(1), 37-55.
Xin, X. (2010). The impact of "citizen journalism" on Chinese media and society. Journalism Practice, 4(3), 333-334.
Zayani, M., & Ayish, M. (2006). Arab satellite television and crises reporting: Covering the fall of Baghdad. International Communication Gazette, 68,
!
473-497.
Geraadpleegde websites Al Jazeera: Tweeting the police state, 9 april 2011:
http://www.aljazeera.com/indepth/features/2011/04/20114814358353452.html
BBC: Arab uprisings: 10 key elements, 10 december 2012:
http://www.bbc.co.uk/news/world-middle-east-20626645 BBC: Syria profile - Timeline, 24 maart 2015:
http://www.bbc.com/news/world-middle-east-14703995
CNN: CNN reporter, briefly in Syria, hears 'horror' stories, 14 juni 2011:
http://edition.cnn.com/2011/WORLD/meast/06/14/syria.unrest/ Crunchbase Youtube bedrijfsinformatie
https://www.crunchbase.com/organization/youtube Dutch Cowboys: Van 1G tot 4G in 30 jaar, 18 september 2012:
http://www.dutchcowboys.nl/mobile/25816 Forbes: 1 Billion Facebook Users On Earth: Are We There Yet?, 4 oktober 2012:
http://www.forbes.com/sites/limyunghui/2012/09/30/1-billion-facebook-users-onearth-are-we-there-yet/ Foreign Policy Magazine: The Youtube Effect, 14 oktober 2009
http://foreignpolicy.com/2009/10/14/the-youtube-effect/ The Guardian: Syria timeline: how the conflict has escalated - interactive, 28 februari 2012:
http://www.theguardian.com/world/interactive/2012/feb/15/syria-timeline-howconflict-escalated-interactive The Guardian: Who are ISIS? A terror group too extreme even for al-Quaida, 11 juni 2014:
http://www.theguardian.com/world/2014/jun/11/isis-too-extreme-al-qaida-terror-jihadi Huffington Post: Bashar al-Assad, Syrian Leader, Now A Global Pariah, 21 oktober 2011:
http://www.huffingtonpost.com/2011/08/21/bashar-assad-syrianleader_n_932353.html Human Rights Watch: World Report 2011: Syria, januari 2011:
http://www.hrw.org/world-report-2011/syria De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek:
ww.rvdj.nl/leidraad Nederlandse Publieke Omroep: De meerjarenbegroting 2014-2018:
http://assets.www.npo.nl/uploads/media_item/media_item/57/16/ MJB_2014_2018-1407850560.pdf Reporters Without Borders: Press Freedom Index 2011-2012
http://en.rsf.org/press-freedom-index-2011-2012,1043.html Reporters without borders Protests against crackdown on media in Syria, 3 mei 2011:
http://en.rsf.org/syria-reporters-without-borders-protests-03-05-2011,40214.html Reuters: Police fire on protesters in Syria, 19 april 2011:
http://www.reuters.com/video/2011/04/19/police-fire-on-protesters-in-syria? videoId=204967668&mod=related&channelName=worldNews Reuters: Protests spread across Syria, 15 maart 2011:
http://www.reuters.com/video/2011/03/26/protests-spread-across-syria? videoId=198446586 Reuters: Rare political protest held in Syria - witnesses, 15 maart 2011:
http://www.reuters.com/article/2011/03/15/oukwd-uk-syria-protestidAFTRE72E6UB20110315 Reuters: Syria in state of civil war, death toll 4,000: U.N., 1 december 2011:
http://www.reuters.com/article/2011/12/01/us-syria-un-rightsidUSTRE7B01M720111201
!
Reuters: War uproots 2.5 million Syrians, aid groups say, 13 november 2012:
http://www.reuters.com/article/2012/11/13/syria-crisis-displacedidUSL5E8MD59920121113 Rijksoverheid: De Mediawet 1 januari 2014:
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/media-en-publieke-omroep/mediawet RTL Nieuws: Roel Geeraedts blogt: Syrië, hoe blijf je op de hoogte? 9 mei 2011:
http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/buitenland/syrië-hoe-blijf-je-op-de-hoogte Syria Deeply Timeline:
www.syriadeeply.com/timeline/ TIME: Inside Syria's Slaughter: A Journalist Sneaks into Dara'a, the 'Ghetto of Death’, 10 juni 2011:
http://content.time.com/time/world/article/0,8599,2076778,00.html United Nations Human Rights Office: Pillay castigates “paralysis” on Syria, as new UN study indicates over 191,000 people killed, 22 augustus 2014:
http://www.ohchr.org/EN/NewsEvents/Pages/DisplayNews.aspx? NewsID=14959&LangID=E USA Today: Richard Engel, NBC crew freed after firefight in Syria, 18 december 2012:
http://www.usatoday.com/story/news/world/2012/12/18/nbc-richard-engelkidnapped-freed-syria/1776905/ Vandaag.be: Syrië voert "oorlog tegen de media”, 1 juni 2011:
http://www.vandaag.be/buitenland/69491_syrie-voert-oorlog-tegen-de-media.html The Wire: Foreign reporters return to Syria on another deadly friday, 24 juni 2011:
http://www.thewire.com/global/2011/06/foreign-reporters-return-syria-anotherdeadly-friday/39239/ The Wire: While Syria restricts foreign media, protesters start news network, 29 april 2011:
http://www.thewire.com/global/2011/04/syrian-protesters-have-their-own-newsnetwork/37112/
Onderzochte uitzendingen
!
Geraadpleegd via NPO uitzending gemist (http://www.npo.nl/uitzending-gemist) NOS achtuurjournaal van 15 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 16 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 17 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 18 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 19 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 20 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 21 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 22 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 23 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 24 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 25 maart 2011 NOS achtuurjournaal van 20 april 2011 NOS achtuurjournaal van 21 april 2011 NOS achtuurjournaal van 22 april 2011 NOS achtuurjournaal van 23 april 2011 NOS achtuurjournaal van 24 april 2011 NOS achtuurjournaal van 25 april 2011 NOS achtuurjournaal van 26 april 2011 NOS achtuurjournaal van 27 april 2011 NOS achtuurjournaal van 28 april 2011 NOS achtuurjournaal van 29 april 2011 NOS achtuurjournaal van 30 april 2011 NOS achtuurjournaal van 4 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 5 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 6 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 7 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 8 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 9 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 10 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 11 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 12 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 13 mei 2011 NOS achtuurjournaal van 14 mei 2011
! Geraadpleegd op interne computer RTL Nieuwsdocumentatie Hilversum ! RTL Nieuws van 19.30 van 15 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 16 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 17 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 18 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 19 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 20 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 21 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 22 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 23 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 24 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 25 maart 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 20 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 21 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 22 april 2011
RTL Nieuws van 19.30 van 23 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 24 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 25 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 26 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 27 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 28 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 29 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 30 april 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 4 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 5 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 6 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 7 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 8 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 9 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 10 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 11 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 12 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 13 mei 2011 RTL Nieuws van 19.30 van 14 mei 2011
Bijlage 1.
Codeerboek
I. Omroep
Code
NOS
1
RTL
2
II. Datum
00-00-00
III. Komt Syrië voor in de uitzending?
Code
Ja
1
Nee
2 (Bij 'Nee' vul verder codeerschema in met waarde ‘0')
IV. Verslaggever
Code
Ja
1
Nee
2
n.v.t.
0
Indien ja IV. A. Zijn locatie
in tekst
Specificeer in resultaten
Reportage
1
Live gesprek
2
V. Burgermedia
Code
Ja
1
Nee
2
n.v.t.
0
VI. Syrische Staatstelevisie
Code
Ja
1
Nee
2
n.v.t.
0
IX. Overig
Code
Ja
1
Nee
2
n.v.t.
0
X. Onzekerheid over bronafkomst
Code
Ja
1 Specificeer in resultaten
Nee
2
N.v.t.
0
XI. Standpunt Pro-Assad
1
Pro-oppositie
2
Neutraal: Dwz beide kanten worden belicht
3
Anders, specificeer
4
Nvt
0
2.
Datasheet
Omroep Datum
Repo Syrie Verslag Locatieof live BM Staatstv Overig Spec.
2 15-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 16-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 17-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 18-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 19-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 20-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 21-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 22-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 23-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 24-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 25-03-2011
1
2
0
0
1
1
2
2
3
2 20-04-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 21-04-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 22-04-2011
1
2
0
0
1
1
1 Persco Clinton
2
3
2 23-04-2011
1
1 Washington,1 Verenigde Staten 2 1 2
1
2
2 24-04-2011
1
2
2 25-04-2011
1
2
0
0
0
0
1
1
2
2
2
2
2
Een vrouw die haar verhaal doet aan de grens in Jordanië ‘mijn familie wordt 1 vermoord’.
1
2
1
2
2 26-04-2011
1
2
0
0
1
2
ambassadeur syrie 1 Dolf Hogewoning.
2 27-04-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 28-04-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 29-04-2011
1
2
0
0
1
2
2
1
2
2 30-04-2011
1
2
0
0
1
1
econoom over positie 1 van Syrie.
1
2
2 4-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 5-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 6-05-2011
1
2
0
0
2
2
2
2 7-05-2011
1
1 Noord Libanon, 1 1grens met 2 Syrie 2
1
2
2 8-05-2011
1
2
0
0
1
2
2
1
2
2 9-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 10-05-2011
1
1 Beiroet, Libanon 1 1
2
2
2
2
1
2
1
2
2 11-05-2011
1
2
0
0
1
2
Bron: Britse verslaggever die in 1 Homs is opgepakt
2 12-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2 13-05-2011
1
1 Rotterdam, 1Nederland 1 2
2
2
2
2
Middenoosten 1 deskundigen NL
2
3
2 14-05-2011
! !
Onzekerheid over bronafkomstStandpunt
1
0
0
1
1
Omroep Datum
Repo
Syrie Verslag Locatie of live BM Staatstv Overig Spec.
Onzekerheid
Standpunt
1 15-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 16-03-2011
1
2
0
0
2
2
2
2
3
1 17-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 18-03-2011
1
2
0
0
2
2
2
2
3
1 19-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 20-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 21-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 22-03-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 23-03-2011
1
2
0
0
1
1
1 Al Jazeera
1
3
1 24-03-2011
1
2
0
0
1
2
2
2
3
1 25-03-2011
1
2
0
0
1
2
2
1
3
1 20-04-2011
1
1 Damascus Syrie 2 Vorkgesprek 1 2
2
1
2
1 21-04-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
1 22-04-2011
1
1 Aman, Jordanie 2
1
2
2
1
2
1 23-04-2011
1
2
1
1
2
2
3
2
2
0
0
0
1 24-04-2011
1
2
1
2
Overig: buitenhof
1 interview met rosenthal
1 25-04-2011
1
1 Amman, Jordanie 2 1
2
mensenrechtenorgaties 1 (alleen tekst)
2
2
1
mensenrechtenorgaties 1 (alleen tekst)
2
3
1
2
1 26-04-2011
1
2
0
0
0
0
1
1 27-04-2011
1
1 Ramtha, Jordanie 1 1
2
mensenrechtenorgaties 1 (alleen tekst)
1 28-04-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 29-04-2011
1
2
0
0
1
1
2
1
3
2
2
1 30-04-2011
1
2
0
0
2
2
Beeld van Turkse
vluchtelingenkampen,
herkomst onduidelijk
1 waarschijnlijk persbureau
1
4-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1
5-05-2011
1
2
0
0
1
2
2
1
2
1
6-05-2011
1
1 Damascus Syrie 1 Vorkgesprek 1 2
Melden ooggetuigen en mensenrechtenactivisten. journalisten mogen niet het land in. Syrische
advocaat in Damascus
1 aan de telefoon. 2
1
7-05-2011
1
1 Libanon, vorkgesprek 2 1
2
2 1 vlak voor de uitzending sprak ik een Nederlandse 2 journalist in Libanon, die net teru
1
8-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1
9-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1 10-05-2011
2
0
0
0
0
0
0
0
0
3
0
0
2
2
2
3
1 11-05-2011
1
1 Amman, Jordanie 2 1
1
Vorkgesprek met Syrische Nederlander die veel contact met zijn zus heeft in Syrie. Kruisgesprek met
verslaggever die veel
vluchtelingen heeft gesproken: Ik moet het doen met verhalen die mensen vertellen want ik kom zoals zoveel journalisten het land niet in.[…] Het regime doet er alles aan om de berichten 1 binnenskamers te houden, 2
1 12-05-2011
2
0
0
0
1 13-05-2011
1
1 Ramtha, Jordanie 1 &1 Rotterdam, 2 Nederland 2
1 14-05-2011
1
2
0
0
0
0
0
1
1
beelden van vluchtelingen 1 in libanon
2
! Omroep Datum
Onzekerheid over bronafkomst; specificeer:
Het is erg lastig om informatie uit Syrie te krijgen. De syrische media worden streng gecensureerd.
De bevolking is voor het nieuws sterk afhankelijk van buitenlandse media. ze worden ook
geïnformeerd door syriers in het buitenland. verbannen. Correspondent Erik Mouthaan gaat op
2 23-04-2011 bezoek bij een man die is verbannen en vanuit de VS nieuws verzameld en verspreid (anti assad) Onzekerheid: Syrië heeft de grens gesloten. De berichten uit Daraa zijn dan ook nauwelijks te
2 25-04-2011 controleren. Buitenlandse journalisten kunnen er niet in. Er komt maar weinig naar buiten uit het steeds meer geïsoleerde syrie. maar de amateur filmpjes die
2 26-04-2011 op internet verschijnen tonen verschrikkelijke beelden. op amateur beelden die op youtube zijn gezet is te zien dat het leger hard optreedt tegen
demonstranten […] beelden van vandaag zijn er niet. // Dat er via youtube beelden naar buiten
2 30-04-2011 komen […] fluistermaatschappij […] exacte aantallen zijn moeilijk te zeggen
2
Beelden van vandaag zijn er niet, alleen van gisteren. Volgens het regime protesteren extremistische
moslims, de demonstranten zeggen dat ze voor democratie strijden // We hebben geen compleet
beeld van de situatie in Syrie, want jounralisten komen d’r niet in. Het enige gaatje in de grens van
Syrie ligt in het noorden van libanon. […] onze midden-oosten correspondent maakte een reportage
vanuit noord libanon in de buurt van de syrische grensplaats tal kalak. //zij die toch de overkant
7-05-2011 halen, durven alleen anoniem hun verhaal te vertellen. Bijna niemand durft voor de camera te praten.
Beelden die clandestien zijn gemaakt, […] hier op het beeld doen ze nog weinig, maar inmiddels
2 11-05-2011 zouden ze dus schieten […] op woonwijken // werkwoordgebruik ‘zouden’ // woorden als: mogelijk en ‘zou’ constructies (zou zijn geschoten). Daarnaast wordt benoemd dat
1
23-03-2011 het om amateur beelden gaat, gemaakt met een camera van de demonstranten.
1
25-03-2011 mogelijk, amateur beelden
Live gesprek met anonieme journalist in Damascus. Die spreekt met Syriers. Maar Syriers zijn bang.
// Deze beelden komen van internet, we kunnen niet bevestigen dat het er echt zo hard aan toe gaat.
// Vanuit Damascus, onmogelijk voor journalisten om Syrie in te komen, want het regime houdt niet
1
20-04-2011 van pottekijkers
Mogelijk 50 doden. // ook in syrie [….] lijken demonstranten volledig afhankelijk van Internet om beelden
1
22-04-2011 en nieuws naar buiten te brengen.
een lange colonne, stiekem gefilmd. // bij dit alles wordt de buitenwereld buiten de deur gehouden.
journalisten komen het land niet in, pottekijkers zijn niet welkom bij het neerslaan van de opstand. //
in repo van verslaggever wordt gesuggereerd dat de geïnterviewde syeriers niet durven te zeggen wat 1
27-04-2011 ze
1
29-04-2011 Deze beelden komen waarschijnlijk uit Homs. zouden liggen/zouden schieten
1
5-05-2011 Amateurbeelden uit Daraa. Deze amateur beelden zouden vandaag zijn gemaakt vlakbij Homs.