internationaal theater
Federico León Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack wo 16, do 17, vr 18 mei 2001
Richard Maxwell House ma 21, di 22, wo 23 mei 2001
Twee jonge regisseurs, twee Amerika’s Twee kamerstukken met vier personages
redactie programmaboekje deSingel druk Tegendruk Federico León Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack duur een uur, zonder pauze spreektaal Spaans - boventiteling Nederlands/Frans Richard Maxwell House duur een uur, zonder pauze spreektaal Engels gelieve uw gsm uit te schakelen!
Allebei schrijven en regisseren ze hun eigen toneelstukken, intimistisch theater over de leegheid van het bestaan waarbij het publiek veeleer getuige is dan toeschouwer. Allebei komen ze uit Amerika: Federico León, een vijfentwintigjarige Argentijn, en Richard Maxwell, een tweeëndertigjarige Amerikaan. deSingel presenteert deze twee jonge talenten, die ons onmiddellijk bekoord hebben, in één project, als in één adem. Zowel Federico Leóns ‘Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack’ (Vijftienhonderd meter boven Jacks zeespiegel) als Richard Maxwells ‘House’ schetsen een ongelooflijk familieverhaal in een hyperrealistisch kader. Eigenlijk kunnen we niet spreken van een echte plot, veeleer doet zich een situatie tussen mensen voor waarvan je slechts met mondjesmaat te weten komt wat hun achtergronden en motieven zijn. In ‘Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack’ zit de moeder, een tachtigjarige actrice in badpak, in een bad met stromend water. Daar heeft zij besloten de rest van haar leven door te brengen sinds haar man Jack, een diepzeeduiker, op een dag ervandoor gegaan is. In ‘House’ zijn de protagonisten: vader, moeder, zoontje van tien en Mike, een duister personage met een dreigende aanwezigheid. Er hangt een waas van mysterie over hen tot er zich plots een dramatische ‘knoop’ voordoet, tragisch en komisch tegelijk. Het decor is telkens een natuurgetrouwe replica van de kleine gesloten ruimte waarin beide theatermakers, bij gebrek aan middelen, dienden te repeteren: León werkte letterlijk in de badkamer van één van de acteurs, Maxwell in de kelder van een appartementsgebouw in midtown Manhattan. Buenos Aires meets New York in deSingel.
Federico León Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack
regie, tekst Federico León muziek, geluid Carmen Baliero scenografie Ariel Vaccaro licht Alejandro Le Roux spel Diego Ferrando Gastón Beatríz Thibaudin Moeder Carla Crespo Lisa Ignacio Rogers Enso regieassistente Marianela Portillo lichttechnicus Gianni Scopa company manager Tatiana Saphir coproductie Teatro Municipal General San Martin (Buenos Aires) met de steun van Dirección General de Asuntos Culturales de la Cancillleria Argentina boventiteling Nederlandse vertaling Ernestina van de Voort Franse vertaling Martine Bom Bediening Manu Roy met dank aan Erik Borgman en het Holland Festival voor de Nederlandse vertaling
© Guillermo Arengo
Moeder: Is ’t koud … het water? Gastón: Ijskoud, mama. Moeder: Is het zoals in de documentaires, de vissen, het water? Ik ben het beu om papa te zien in de documentaires. (pauze). ’t Is de laatste keer, als hij terugkomt ga ik met hem mee. Hij is veel te eenzaam daar en brengt teveel tijd alleen door. Hij heeft iemand nodig die hem gezelschap houdt, en die iemand ben ik. (pauze) Ijskoud, hoezo? Gastón: Alsof je een diepvriezer induikt en de druk geeft je barstende hoofdpijn. In acht uur heb ik twee vissen gezien, het is strontvervelend. Hij heeft nergens aandacht voor, en je begint je te vervelen. Hij brengt de tijd door met het opmeten van rotsen, da’s geen leven. Moeder: Hebben jullie gepraat? Gastón: Hij antwoordt zelfs niet. Fragment uit Federico León, ‘Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack’ (vertaling Rafaël Schelles)
© Guillermo Arengo
Familiedrama’s in het bad Gesprek met Federico León
Een aftandse badkamer met ligbad, verkleurde witte tegeltjes en een afgebroken wastafel is de enige plaats van actie en toevlucht in ‘Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack’ (Vijftienhonderd meter boven Jacks zeespiegel). De moeder, een tachtigjarige actrice in badpak, zit in een bad met stromend water. Daar heeft zij besloten de rest van haar leven door te brengen sinds haar man Jack, een diepzeeduiker, op een dag vertrokken is en nooit meer weergekeerd. Haar zoon Gastón, een acteur in duikerspak, leeft samen met zijn moeder en zijn televisie in de badkamer. Hij vindt troost bij een jonge moeder Lisa en haar negenjarige zoon Enso, eveneens verlaten door een vader die het water boven het huwelijk verkoos. Laconiek vat Enso de situatie samen: “Toen ze besloten uiteen te gaan en de inboedel te verdelen, kreeg mijn moeder mij en mijn vader de tv”. ‘Mil quinientos...’ is geen lineair verhaal, maar een opeenstapeling van sensaties en emoties, van wisselende menselijke strategieën van partij kiezen, aanvaard of uitgesloten worden. Als antwoord op de vraag hoe overgeblevenen hun hoofd boven water houden als er mensen verdwenen zijn, creëert schrijver/regisseur Federico León een absurd onderwateruniversum, een meervoudige watermetafoor. Het water vloeit lettterlijk over de scène en voelt aan als een bedreiging, alsof de hele zaal zal overstromen, alsof het contact tussen water en televisie een elektrische shock zal teweegbrengen. ‘Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack’ is grotesk theater vol zwarte humor, waarmee de zeer jonge regisseur Federico León voor het eerst door Europa reist. We ontmoeten hem op het Holland Festival in Amsterdam.
Buenos Aires is een metropool met een overheersend neoliberale politiek. Is er plaats voor een gesubsidieerde theaterscène zoals we die in Europa kennen? Federico León: “In Argentinië zijn er drie theatercircuits: ten eerste het commerciële, waarbij het enige doel geld verdienen is. Vervolgens zijn er de nationale en stadstheaters, zoals het Teatro San Martin en het Teatro Cervantes. Het zijn grote structuren, gesubsidieerd door de staat, met een erg hoog budget in vergelijking met de derde, alternatieve theaterscène, waar ik mezelf bij reken. Een aantal alternatieve theatergezelschappen en instellingen krijgen projectmatige staatssteun, vele andere niet. Door een gebrek aan geld, wordt de creatie zelf beïnvloed in tijd en plaats. Vaak weten we niet wanneer of waar de première zal plaatsvinden. In een poging een oplossing te bieden voor een steeds groeiende alternatieve scène, werd twee jaar geleden het Instituut voor Theater opgericht. Het zou elke maand aan een aantal theaters geld geven om kleine theaterprojecten te coproduceren en presenteren. Maar het Instituut voor Theater heeft nu al zeven maanden niet betaald. Veel kleine theaters moeten sluiten. Toch wordt ondanks het gebrek aan middelen, in Buenos Aires veel gecreëerd en is er ook een publiek voor. Mijn eerste stuk ‘Cachetazo de campo’ (1997) speelt nu al drie jaar in Buenos Aires. Wat opvalt is dat iedereen met verschillende dingen tegelijkertijd bezig is: regisseurs acteren, acteurs schrijven.” Ook jij bent acteur, schrijver, theaterregisseur en filmmaker. Federico León: “Tijdens mijn studies theater en film ben ik beginnen acteren. Dan kwam het schrijven, vervolgens het regisseren. Ondertussen kan ik het ene niet meer loskoppelen van het andere.
Als ik acteer, denk ik aan de regie en als ik regisseer, verplaats ik me in de rol van acteur. Dat geldt ook voor het schrijven: ik schrijf enkel in functie van een regie. Het lijkt me een interessante ervaring om een zelfgeschreven stuk door iemand anders te laten regisseren. Maar tot nu toe ontstond die tekst tijdens de repetities. Met ‘Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack’ is het de eerste keer dat ik problemen die zich voordeden tijdens het schrijven, voor een groot deel op dat moment heb opgelost. Op de eerste dag van de repetitie was de tekst in ruwe versie af.” Beïnvloedt je filmwerk je theater en omgekeerd? Federico León: “Ik ben begonnen met theater, omdat het directer is en gemakkelijker om je weg in te vinden dan in de filmindustrie. Maar mijn referenties komen eerder uit de filmwereld. De manier van acteren, van verhalen vertellen, van associatief beelden oproepen. Hoe de toeschouwers als het ware bijna in het decor zitten, zodat ze de voorstelling bekijken als in close-up. Ook in de keuze van acteurs ga ik eerder te werk zoals een casting bij een film: in ‘Mil quinientos...’ doet een tachtigjarige vrouw mee en een negenjarig jongetje. Ik hou van de transfer van verschillende procédés van het ene medium naar het andere. Ik ga er nog bewuster mee om in de film die ik nu aan het maken ben. Ik tracht al het ‘filmische’ eruit te halen en enkel theaterprocédés te gebruiken.” Is het waar dat je ‘Mil quinientos...’ gemaakt hebt in een badkamer bij gebrek aan middelen? Federico León: “Eerst en vooral was het een artistieke keuze dat ik dat stuk in een badkamer wou laten afspelen. Dat het een echte badkamer werd, was een praktische oplossing: we repeteerden in
de badkamer van de tachtigjarige actrice (de eerste in een rij van vijf actrices die tijdens de repetities zouden afhaken), die zich zo niet hoefde te verplaatsen. Bovendien was het een goedkope oplossing. Maar een echt gebrek aan middelen hadden we niet. Ik had immers in 1997 de toneelschrijfprijs van het Nationaal Instituut voor Theater gekregen voor ‘Mil quinientos...’. In 1998 hebben we dan ook wat coproductiegeld gekregen van het Teatro San Martin.” De watermetafoor wordt op alle niveau’s uitgewerkt: in de kostuums, de scenografie, maar ook in de vele woordspelingen. Welke betekenis hecht je er zelf aan? Federico León: “De bedoeling is dat er onmogelijk één vaste betekenis aan gegeven kan worden. Voor de oudere actrice is het een vlucht: elke keer iets haar niet zint, duikt ze majestueus onder in het water. Voor het jongetje betekent water een bedreiging, voor de oudere zoon is het een manier om dicht bij zijn moeder te zijn. Je kan het Freudiaans interpreteren als een pre-oedipale toestand, waarin moeder en zoon zich bevinden zonder vader. Of je kan het stuk in politieke zin interpreteren, als een herinnering aan de vele moeders die tijdens de militaire junta in Argentinië tevergeefs wachtten op hun echtgenoten en zonen. Maar eerlijk gezegd zijn critici meer bezig met die interpretaties dan ikzelf. Wat ik geprobeerd heb, is de idee van het water zo letterlijk mogelijk uit te werken. We hebben van in het begin veel gewerkt op metaforen en ons afgevraagd hoe we ze reëel konden maken. Vandaar dat er een echt bad op scène staat, dat de oude actrice echt een uur lang in bad zit met water dat afkoelt. Op die manier hoop ik een stap verder te gaan dan één interpretatie en laat ik de toeschouwer vrij om zelf te interpreteren.”
De televisie lijkt wel een vijfde personage. Federico León: “De televisie is zowel voor de oudere zoon Gastón als voor de jongere Enso een vervanging van de vaderfiguur. Het is ook een goed voorbeeld van de manier waarop toevalligheden tijdens het repetitieproces mee opgenomen werden in de voorstelling. De televisie stond in het begin gewoon op als achtergrondgeluid, met telkens wisselende kanalen. Na een tijdje kwamen we op het idee om hem te fictionaliseren. Belangrijk is dat alles wat tijdens de repetitie gebeurde, mee in de voorstelling zit. Zo brak de wastafel, dus zie je nu een gebroken wastafel op scène. Een ander voorbeeld is het krijtbord: de functie ervan is weggevallen, maar het bord blijft wel hangen. De oude actrice had in het begin veel meer tekst. De afwezigheid van die tekst voel je in de voorstelling, net als de afwezigheid van haar man Jack.” Is het creatieproces een groepsproces? Federico León: “Ik beslis zelf wat er uiteindelijk in de voorstelling zit en wat niet, maar het stuk is zo omdat de acteurs zijn wie ze zijn. Wat toevallig gebeurde tijdens de repetitie, werd deel van het stuk zelf. Op een bepaald moment hebben de acteurs dat natuurlijk door en gaan ze zich ook anders gedragen en bewuster dingen uitproberen. Maar die dunne grens tussen persoon en personage zit er zeker nog in. Ik vind dat het theater vandaag vastgelopen is in haar eigen conventies. Acteurs die een personage spelen, geven me dadelijk het gevoel dat ik in de val gelokt word. Voor mij moet wat men ziet, reëel zijn en de toeschouwer moet getuige zijn van hetgeen gebeurt. In ‘Museo Miguel Ángel Boezzio’ (1998) ga ik daar heel ver in. De voorstelling maakt deel uit van een experimenteel theaterproject in Buenos Aires waarbij aan regisseurs
© Guillermo Arengo
gevraagd werd een werk te maken op basis van onderzoek in musea. In het Luchtvaartmuseum raakte ik gefascineerd door de Falklandoorlog en besloot daar een voorstelling over te maken. Ik zocht een echte oorlogsveteraan die zijn eigen leven vertelt.” Waarom zitten er zo weinig toeschouwers in de zaal? Federico León: “Ik wil dat iedereen zich voelt alsof hij in een badkamer zit. De benauwend kleine ruimte is een weerspiegeling van de kleine wereld waar de personages in opgesloten zitten. Als er meer publiek is, lukt dat niet en wordt de boodschap die je wil overbrengen anders. Het is een gebeurtenis tussen publiek en acteurs, het liefst wil ik dat niets op voorhand vast ligt, dat de logica die van de scène is, van het hier en nu. Vandaar ook dat ik in de voorstelling zelf risico’s inbouw, zoals een lange monoloog geven aan een negenjarige acteur. Ik hou van het niet-controleerbare.” Zijn de reacties in Europa anders dan in Argentinië? Federico León: “Hier verstaan ze in elk geval ook de code: de reacties komen overeen. Maar er is natuurlijk wel het probleem van de taal. Ondanks de creatieve boventiteling, zijn er veel woordspelingen die wegvallen. Zo is er de naam van de jonge moeder, ‘Lisa’. In het Spaans betekent het ook ‘plat’ of ‘glad’. Wanneer een ander personage zegt: “Ik dacht dat je Lisa heet omdat je geen tieten hebt”, snapt iemand die geen Spaans kent, de logica er niet van.” Vind je ‘Mil quinientos...’ een tragedie of komedie? Federico León: “ Voor mij is het een tragedie, maar aan het gelach te horen, vinden ze het in Amsterdam eerder een komedie. Dat is natuurlijk ook de bedoeling, om te balanceren tussen ernst en
humor. In elke goede tragedie zitten grappige momenten. Ik probeer ook een spanning teweeg te brengen tussen de absurde tekst enerzijds en de regie en het acteren anderzijds, die tegen de tekst ingaan. Ik wil niet dat het een ‘mooi’ stuk wordt, ik vecht tegen het attractieve van bijvoorbeeld het water. Vandaar de waterkoekjesscène…” Interview afgenomen door Katleen Van Langendonck, juni 2000
Enso: ’s Nachts wanneer ik ga slapen, doet mama het licht uit en zegt: “Jouw vader was zwart. Jij merkt het niet maar langzamerhand worden wij ook zwart, en als we helemaal zwart zijn, gaan we dood.” Ik… (Enso slaat met de trofee op zijn hoofd. Stilte) Enso: Ik heb voorgesteld dat we een muur bouwen en apart slapen. Ze zei dat ze er dan zwart glas op zal zetten, zodat ik me snijd als ik er overheen klim. Bloed zie je immers beter op zwart glas. (Lisa slaat Enso. Gastón haalt ze uiteen. Stilte waarin de situatie zich weer herstelt.) Lisa: Hij sloot zich op in de badkamer en zette alle kranen open. Ik klopte op de deur maar wist dat hij niet ging opendoen. Ik zette de radio aan en zei: “Ik ben in de woonkamer TV aan ’t kijken; de tekenfilms zijn al begonnen, je gaat ze missen!” Ik wist dat hij zijn oor tegen de deur drukte om de tekenfilms te kunnen horen, en hij begon te schreeuwen: “Ik ben niet bang, ik ben niet bang.” Gastón: Wie? Enso: Ik. Lisa: …En hij zette de kranen wijd open zodat ik hem niet hoorde huilen. Toen hij zijn duikerpak aantrok, wist ik dat hij afscheid nam, toen hij me zei: “Ik ga naar de oorlog, ik kom laat terug dus wacht niet op me.” Nu wilt hij het pak niet meer uitdoen. (Gastón haalt Enso uit het bad. Hij overhandigt de trofee aan de moeder. Eens uit het bad valt Enso op de grond. Lisa helpt hem terug op te staan.) Lisa: Waarom ben je het water ingegaan? Thuis wil je niet. Fragment uit Federico León, ‘Mil quinientos metros sobre el nivel de Jack’ (vertaling Rafaël Schelles)
© Guillermo Arengo
Richard Maxwell House
regie, tekst, muziek Richard Maxwell scenografie Jane Cox spel Gary Wilmes Vader Laurena Allan Moeder Aaron Nutter Zoon Yehuda Duenyas Mike zakelijke leiding Barbara Hogue uitvoering decor Stephanie Nelson technische leiding Billy Burns coproductie Theater Der Welt (Berlijn) een project van Creative Capital
Het decor van ‘House’ is een exacte replica van de oostelijke muur van de ruimte waarin dit stuk gerepeteerd werd in midtown Manhattan. In detail en met grote zorg, met enkel de juiste materialen, werd dit decor nagebouwd. Deze reproductie methode lost het gevoelige en vaak gevaarlijke probleem op van de overgang van repetitieruimte naar podium.
© Jane Cox
Scène: Moeder en Vader hebben een discussie
Moeder: Wat denk jij ervan, van hem en de school? Vader: Wat. Moeder: Wel… Ik dacht dat je hem wou voor … ? Vader: Nee. Wat wil ik doen voor hem en de school? Moeder: Ik weet het niet. Je moet hem waarschijnlijk iets leren. Vader: Hij weet wat coherent is en wat niet coherent is van wat hij weet. Moeder: Wat bedoel je? Vader: Ja. Moeder: Ik weet het niet. Ik denk alleen dat hij iets zou moeten hebben van … Vader: We kunnen soms van mening verschillen, maar hiermee ben ik met jou akkoord. Maar hij weet al veel. Moeder: Waarom geen privé-school, of… ? Vader: Waarom? Bedoel je religieus? Moeder: Nee, wel, ik weet het niet. Zou kunnen. Wat is daar mis mee? Heb je daar een probleem mee? Vader: Heb ik daar een probleem mee? Eigenlijk heb ik niets te bewijzen ... Ik betaal voor de school. Ik betaal of hij nu gaat of niet. Maar ik ga het christendom niet opdringen. Ik ben feitelijk, zoals je weet, een christen … Ik geloof in Jezus Christus. Ik geloof en ik ga ook naar de kerk. Eigenlijk haat ik de Duivel, of Satan. Ik bedoel, als je de Duivel vereert, of het Kwaad. Hoe kan kwaad iets waard zijn? Als je in Kwaad gelooft, geloof je in Moord, Zelfmoord, Verkrachting, … Ik hou van, geloof in …. Logische dingen. Ik geloof in Natuur. Dit is waarover ik wil dat hij nadenkt. Hij leert die dingen … Fragment uit Richard Maxwell, ‘House’
© Jane Cox
Familiedrama’s in de kelder Gesprek met Richard Maxwell
In ‘House’ van de New Yorkse singer-songwriter Richard Maxwell vormen vader, moeder en een zoontje van tien een doorsnee Amerikaans arbeidersgezin. Tot Mike opduikt, een duister personage met een dreigende aanwezigheid. Een dag die begon met muesli, toast en koffie eindigt met moord, wraak en verraad. De personages herinneren aan de figuren van kunstenaars Duane Hansen en Jeff Koons. ‘Working class people’ uit de afgelegen midwest, de streek waarvan Richard Maxwell afkomstig is. Maxwell begon zijn theaterloopbaan in Chicago bij de befaamde Steppenwolf Theatre Company. Onmiddellijk schreef hij eigen toneelteksten over alledaagse, banale gebeurtenissen verteld op een ironische, afstandelijke manier. Een interview met een schrijver/ regisseur die met het theater doet wat Jérôme Bel met de dans en Roland Barthes met de taal deed: terug naar de ‘nulgraad’, de basisfundamenten, wars van alle conventies. Zijn je stukken typisch Amerikaans? Richard Maxwell: “De personages zijn Amerikaans. De taal is een specifiek soort Amerikaans Engels, afhankelijk van welk stuk en welk personage. Over het algemeen gaat het wel om de voorstedelijke Amerikaanse arbeiders- en middenklasse. Ik ben geïnteresseerd in hoe mensen van verschillende klassen zich uitdrukken. Het weerspiegelt wie ze zijn, waar ze vandaan komen, welke opvoeding ze hebben.” Zijn de reacties van een Europees publiek anders dan van een Amerikaans? Richard Maxwell: “Europeanen zullen zeker niet alle taalsubtiliteiten vatten. Een Amerikaans publiek weet dadelijk en precies wie die mensen zijn. Doordat ik weet dat zij dat weten, kan ik ermee
spelen en wordt het grappig: je denkt dat je een bepaald type kent en vervolgens gaat ofwel het personage zelf ofwel wat hij zegt dat ontkrachten. Zo creëer je een spanning en laat je ruimte voor een meervoudige interpretatie. In Europa kijkt men op een meer formeel niveau naar de voorstellingen en worden de personages gezien als zombies, of als robots, mechanisch en onverschillig. Opvallend is dat mijn producties zowel in Europa als in de Verenigde Staten vooral in de smaak vallen bij jongeren. Ze kijken er minder sceptisch tegenaan dan mensen die al lang naar theater gaan en iets verwachten waaraan niet voldaan wordt.” Hoe doe je inspiratie op om een tekst te schrijven, bijvoorbeeld voor ‘House’? Richard Maxwell: “De meeste verhalen haal ik uit het dagelijkse leven. Dingen die ik hoor of zie op straat, de manier waarop iemand praat of om zich heen kijkt. Daarin zie ik een cliché, een stereotype. De spanning die er op toneel is tussen dat stereotype en degene die het stereotype speelt, vind ik interessant. Voor de productie ‘Showy Lady Slipper’ heb ik me gebaseerd op een gesprek tussen twee meisjes op de metro. De aanleiding voor ‘House’ was een video, een documentaire gemaakt op een middelbare school waarop leerlingen andere leerlingen interviewen over heavy metal. Dat was het begin van de vaderfiguur uit ‘House’: sommige uitspraken van hem komen rechtstreeks van de video. Ook zijn dialect, een Chicago-tongval met Oost-Europees accent, heb ik van een van de leerlingen. Vervolgens verzin ik zelf de plot: er komt een zoon bij, die voortdurend vragen stelt aan de vader, en het personage Mike ontstaat.”
Toen je nog in Chicago woonde en werkte, deed je alles in groep, nu sta je helemaal alleen in voor regie, tekst en muziek. Richard Maxwell: “In 1992 heb ik samen met een aantal mensen die ik bij de Steppenwolf Theatre Company leerde kennen, een theatergroep opgericht, de Cook County Theatre Department. We ergerden ons aan de theaterconventies en wilden theater maken zonder het publiek iets ‘te doen geloven’. Het ontdoen van alle ballast tot alleen de basis overbleef: ik sta op een podium - ik zeg iets – ik verplaats me in tijd en ruimte – mensen kijken naar me terwijl ik dat doe – en dat is grappig. Ik sta nog steeds achter die filosofie, maar wat me teveel werd, is dat in Chicago het collectief zo belangrijk was. Alles werd in groep beslist, we maakten uren ruzie. Aan onze eerste productie, een deconstructie van de musical ‘Oklahoma!’, hebben we acht maanden gewerkt! Na vier jaar werd ik er te ongeduldig voor en ben ik alleen beginnen werken.” Hoe verloopt een creatieproces nu? Richard Maxwell: “Eerst is er het script, waarin alle basisideeën vervat zitten. Vervolgens ga ik heel minutieus op zoek naar de juiste acteurs. Ik besteed er veel tijd aan omdat ik naar personen zoek, niet naar personages. Ik kies mensen om wat en hoe ze zijn, niet om welke opleiding ze hebben. Eenmaal de acteurs gevonden, vraag ik ze hun tekst te zeggen, rond te lopen, notities te nemen. Ik moet de woorden horen, het effect ervan zien, om ze te kunnen veranderen. Eerder dan te trachten een acteur de woorden juist te laten zeggen, verander ik mijn woorden zodat ze net uit zijn mond komen. Het repetitieproces - dat door geldgebrek beperkt wordt tot vier à vijf weken - bestaat voor het grootste deel uit ‘wegnemen’.”
© Michael Schmelling
Is er ruimte voor improvisatie? Richard Maxwell: “Een voorstelling begint leeg. Er is een performer en een publiek. Stel dat ik de regisseur ben en jij de performer en ik zeg dat je alles kan doen wat je wil, maar wel op een podium voor een groep mensen. Wat zou je doen?” Ik zou me ongemakkelijk voelen, maar uiteindelijk een dansje doen, een lied zingen of een tekst opzeggen. Richard Maxwell: “Dat is een natuurlijke impuls. Je kan je nu afvragen waarom je het nodig vindt een publiek te behagen. Je wil je beste beentje voorzetten, tonen hoeveel talent je hebt, hoe grappig je kan zijn. Maar wat gebeurt er na je dansje of na je verhaal? Wat gebeurt er als we nu eens veronderstellen dat je dat niet moet doen om interessant te zijn? In Chicago ontdekte ik dat beperkingen opleggen aan acteurs niet belemmerend werkt, maar juist het creatieve stimuleert. Dan zeg ik je bijvoorbeeld dat je links op het podium moet gaan staan en geef ik je een tekst.” Waarom werk je vaak met niet-professionele acteurs? Richard Maxwell: “Ik hou van de mengeling van professionelen en amateurs. Soms is het makkelijker werken met amateurs omdat er dan geen opleiding in de weg staat. Vooral bij Amerikaanse acteurs neemt een opleiding vaak de plaats in van hun denken. Ik vraag me soms wel af of ik echt een opleiding in vraag stel, of zelf een eigen methode ontwikkel. Dat laatste wil ik vermijden; ik wil niet het ene in plaats van het andere. In Europa is het anders werken met acteurs, omdat er een rijkere theatertraditie is, met meer plaats voor experiment. In de
Verenigde Staten is er slechts een minderheid geïnteresseerd in theater en die heeft dan nog een bourgeois-mentaliteit. Wat zich dan weer uitstekend leent om tegen in te gaan. Het theater dat ik nu maak, zou ik waarschijnlijk niet maken als ik ergens anders was opgegroeid. Mijn theater is voor een groot deel een satire van het theater.” De wereld die je schetst, is niet erg rooskleurig. Mensen zijn onverschillig in doen en laten, praten langs elkaar heen, bewegen als robots. Kijk je zo tegen het leven aan? Richard Maxwell: “Ik wil geen beeld schetsen van hoe ik de werkelijkheid zie. Ik wil geen sociaal theater maken. Ik voel mee met mijn personages, ik hou ervan, maar ik hou er ook van om ze voor schut te zetten en er mee te lachen. Maar in mijn werk zit geen morele boodschap verstopt.” Hoe zou je je stijl of ‘anti-stijl’ omschrijven? Richard Maxwell: “Mijn werk mag geen bepaalde stijl krijgen, maar moet steeds een proces blijven. In het woord ‘stijl’ zit een te groot bewustzijn van het resultaat vervat. Ik wil door alle valstrikken die een acteur opzet, heen kijken. Het spel moet voor mij zo neutraal mogelijk zijn, zodat het publiek de vrijheid heeft zijn eigen interpretatie te geven. Ik vind het beledigend een publiek op te leggen in de ene scène verdrietig en in de andere blij te zijn. Dan wordt er niets aan de eigen verbeelding overgelaten. Voor mij heeft elk moment evenveel gewicht. Een moord krijgt evenveel aandacht als het opdienen van een toast. Een vraag als “Waarom vertel je me nooit wat ik voel?” evenveel als “Waarom zit je onder de boter?”.
Ritme en pauzes lijken belangrijk. Richard Maxwell: “Ik ben niet bezig met de psychologie van een personage maar wel met het formele en dan kom je al vlug bij ritme uit. Ik vraag aan een acteur om zich te laten leiden door de woorden. Om het ritme van zinnen te volgen en te zien waar hij uitkomt. Ik hecht dan ook veel belang aan leestekens: een komma veronderstelt een andere pauze dan een punt. Maar ik zeg ook niet dat er geen emoties mogen zijn. De focus ligt er wel niet op, maar in ‘House’ bijvoorbeeld weent de vrouw soms echt in het fragment dat ze met haar zoon wegloopt.” Ook muziek en liedjes spelen een belangrijke rol. Richard Maxwell: “Amerika heeft een lange musical-traditie. Vraag aan een man in de straat of hij Harold Pinter kent en hij zegt nee. Maar hij kent wel ‘Oklahoma’ of ‘My Fair Lady’. Iedereen groeit op met musicals; Ik zag op school mijn zuster erin mee spelen – ik zie ze er trouwens nog steeds in, ze is een Broadway actrice. Het heeft me steeds gefascineerd dat mensen je geloven als je een lied op scène zingt. Fantastisch. Daarenboven heb ik op de middelbare school in verschillende rockbands gespeeld. Mijn eerste ervaring met schrijven was het schrijven van songteksten. In mijn theater combineer ik de twee.” Is ‘House’ een tragedie of komedie? Richard Maxwell: “De schrijver in me ziet het als een komedie, de regisseur als een tragedie. Ik verraad vaak wat ik schrijf als ik regisseer. Maar de spanning tussen het geschrevene en het
geacteerde, maakt het mogelijk dat iemand in de zaal hard moet lachen en zijn buur daar kwaad om is. Als dat gebeurt, vind ik de voorstelling geslaagd.” Interview afgenomen door Katleen Van Langendonck, juni 2000
I remember dis one place It was like a Ye Olde Town But they had a new Concert Hall Concert Hall slash Sports Facility They had Grandstand and new seats that rock People screaming out and running around Think about this place when you decide Where you want to live when you decide I saw Whitesnake play with Motorhead Saw Kenny Rogers play with Sawyer Brown Saw Moody Blues play with Blue Oyster Cult I saw Hockey der and Opera too Think about this place when you decide
Come, let us Sing We are looking for the Light This Quest might take some time, But obviously it is worth it Come, let us Sing We are looking for the Light This Quest might take some time, But obviously it is worth it. Songs uit Richard Maxwell, ‘House’
© Jane Cox