CAO F&C Netherlands B.V. Collectieve Arbeidsovereenkomst
2006-2008
De ondergetekenden: F&C Netherlands B.V., statutair gevestigd te Utrecht, FNV Bondgenoten, statutair gevestigd te Utrecht, verklaren dat zij met ingang van 1 januari 2006 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Aldus overeengekomen en ondertekend op: Ondertekening
F&C Netherlands B.V. H.W. Breukink
FNV Bondgenoten J.P. Veenhuizen
Collectieve Arbeidsovereenkomst
F&C Netherlands B.V. Collectieve Arbeidsovereenkomst Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
4
Artikel 1.1 Artikel 1.2 Artikel 1.3 Artikel 1.4
4 6 6 6
Begripsbepalingen Werkingssfeer Looptijd Onbelaste uitkeringen
Hoofdstuk 2 Werk voor derden, geheimhouding, complianceregeling, informatiebeveiligingsbeleid
7
Artikel 2.1 Artikel 2.2 Artikel 2.3 Artikel 2.4
7 7 8 8
Werk voor derden Geheimhouding Complianceregelingen Informatiebeveiligingsbeleid
Hoofdstuk 3 Arbeidsrelatie Artikel 3.1 Artikel 3.2 Artikel 3.3 Artikel 3.4
Pre employment screening Aangaan en opzeggen van de arbeidsovereenkomst Wijziging van de arbeidsovereenkomst Schorsing/non-actiefstelling
9 9 9 10 10
Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en bedrijfstijden
11
Artikel 4.1 Artikel 4.2
11 11
Arbeidsduur Deeltijd dienstverband/wijziging arbeidsduur
Hoofdstuk 5 F&C Beloningsbeleid
13
Artikel 5.1 Artikel 5.2 Artikel 5.3 Artikel 5.4 Artikel 5.5 Artikel 5.6 Artikel 5.7 Artikel 5.8
13 14 15 16 16 17 18 18
Uitgangspunten van het beleid Basissalaris Variabele beloningsregeling Beoordeling Promotie Vakantietoeslag Eindejaarsuitkering Overwerkregeling
2006-2008
Hoofdstuk 6 Vakantie en verlof
19
Artikel 6.1 Artikel 6.2 Artikel 6.3
19 19 20
Vakantie Bedrijfsgesloten dagen Verlof
Hoofdstuk 7 Opleiding en studieregeling
21
Artikel 7.1 Artikel 7.2
21 21
Opleiding Studieregeling
Hoofdstuk 8 Specifieke regelingen
22
Artikel 8.1 Artikel 8.2 Artikel 8.3 Artikel 8.4
22 22 22 22
Personeelshypotheekregeling Spaarloonregeling Levensloopregeling Korting op producten
Hoofdstuk 9 Welzijn en zekerheid
23
Artikel 9.1 Artikel 9.2 Artikel 9.3 Artikel 9.4 Artikel 9.5
23 23 27 29 29
Gezondheidskundig onderzoek Arbeidsongeschiktheid Regeling collectieve zorgverzekering Overlijdensuitkering Pensioenregeling
Hoofdstuk 10 Faciliteiten en kostenvergoedingen
39
Hoofdstuk 11 Individuele klachtenregeling en beleid ter voorkoming van seksuele intimidatie
40
Bijlage 1:
Partnerdefinitie
41
Bijlage 2:
Artikel 7:672 B.W.
42
Bijlage 3:
Functiematrix
43
Bijlage 4:
Pensioenregeling voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en reeds in dienst op 31 december 2005
45
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen Werkgever: F&C Netherlands B.V. (hierna: “F&C”), onderdeel van de F&C Groep. F&C Groep: F&C Netherlands B.V. en iedere huidige en in de toekomst aan haar gelieerde vennootschap/maatschappij. Gelieerde Vennootschap: een groepmaatschappij zoals bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek (B.W.). Vakorganisaties: FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht. Partijen: Werkgever en vakorganisaties. Werknemer(s): degene(n) die een arbeidsovereenkomst heeft/hebben met de werkgever; waar in de tekst staat man, hij, hem en/of zijn, dient steeds gelezen te worden man of vrouw, hij of zij, hem of haar, respectievelijk zijn of haar. Partner: de persoon met wie de werknemer een relatie heeft op basis van het burgerlijk huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst waarbij voldaan wordt aan de in Bijlage 1 opgenomen voorwaarden. Medezeggenschap: de Centrale Ondernemingsraad, de Groepsondernemingsraad, de Ondernemingsraad dan wel de onderdeelscommissie zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden. CAO: de onderhavige CAO, gesloten tussen de werkgever en de vakorganisaties.
2006-2008
Personeelsregeling(en): schriftelijke regelingen van werkgever tot stand gekomen in overleg (ex artikel 27 Wet op de Ondernemingsraden) met de medezeggenschap. Standaard bedrijfstijd: maandag tot en met vrijdag van 7.30 tot 18.00 uur; de normale contractuele dagelijkse arbeidsduur bedraagt 8 uren, exclusief eventueel overwerk. (Maand)salaris: het voor de werknemer geldende brutomaandsalaris (exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering). Basissalaris: 13,96 maal het maandsalaris. Jaarsalaris: 12 maal het maandsalaris. Voltijds arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst met een werkweek van 40 uur. Deeltijd arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst met een werkweek van 32 of 24 uur.
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Artikel 1.2 Werkingssfeer 1.2.1 Behoudens het bepaalde in de overige leden van dit artikel, gelden de arbeidsvoorwaarden opgenomen in deze CAO en haar bijlagen voor iedere werknemer. Afwijkingen van deze CAO zijn niet toegestaan, tenzij in afzonderlijke artikelen anders is bepaald. 1.2.2 Niet onder deze CAO vallen:
vakantiewerkers; stagiaires; personen die werkzaam zijn op basis van een leer- of stageovereenkomst; personen die werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht (freelancer); uitzendkrachten.
Artikel 1.3 Looptijd De ingangsdatum van deze CAO is 1 januari 2006. De CAO kent een looptijd van 36 maanden en loopt van rechtswege af op 31 december 2008 en wordt daarna telkens stilzwijgend voortgezet voor een periode van 1 jaar, tenzij een van de partijen 3 maanden voor de beëindigingdatum schriftelijk aan de andere partijen te kennen geeft dat hij de CAO met ingang van de beëindigingdatum wenst te beëindigen of gewijzigd wenst voort te zetten. Wanneer een van de partijen schriftelijk aan de andere partijen de wens te kennen geeft in een of meerdere bepalingen van deze CAO wijziging(en) te willen aanbrengen en tussen partijen over deze wijziging(en) op de beëindigingdatum van de CAO nog geen overeenstemming is bereikt, zal deze CAO geacht worden ongewijzigd te zijn voortgezet tot het tijdstip waarop partijen wel overeenstemming over die wijziging(en) hebben bereikt. Dan zal tevens de ingangsdatum van deze wijziging(en) worden afgesproken.
Artikel 1.4 Onbelaste uitkeringen De in deze CAO genoemde bedragen, vergoedingen en/of kortingen zijn bruto, tenzij hiervan in de desbetreffende regeling expliciet is afgeweken. Bedragen, vergoedingen en kortingen worden aan de werknemer onbelast uitgekeerd indien en voor zover dit volgens de fiscale wet- en regelgeving en/of sociale wet- en regelgeving is toegestaan. Onder onbelaste uitkering wordt verstaan een uitkering zonder inhouding van loonheffing en sociale verzekeringspremies. De werkgever is niet aansprakelijk voor de individuele gevolgen van gewijzigde fiscale wetof regelgeving.
2006-2008
Hoofdstuk 2 Werk voor derden, geheim houding, complianceregeling, informatiebeveiligingsbeleid Artikel 2.1 Werk voor derden 2.1.1 Indien de werknemer voor derden werkzaamheden tegen vergoeding of naast zijn functie zelfstandig werkzaamheden (tegen betaling) wenst te verrichten, moet hij hieromtrent tevoren overleg met de werkgever plegen. De werkgever zal voor deze werkzaamheden toestemming moeten verlenen. De werkgever zal deze toestemming verlenen indien naar haar oordeel die voorgenomen werkzaamheden een goede functie-uitoefening bij de werkgever niet belemmeren en/of de belangen van de werkgever niet schaden. Belemmering is altijd aanwezig indien de bij deze derden te verrichten werkzaamheden of de zelfstandige werkzaamheden hetzelfde (financiële diensten) pakket betreffen als bij de werkgever wordt geleverd. 2.1.2 De werknemer staat ervoor in dat zijn partner geen activiteiten zal ontplooien, al dan niet tegen betaling, die de belangen van de werkgever zouden kunnen schaden. 2.1.3 De werkgever behoudt zich het recht voor de aanspraak van de werknemer op loondoorbetaling bij ziekte en/of op aanvulling van de WAO/WIA-uitkering bij arbeidsongeschiktheid te beperken of volledig te onthouden, indien deze aantoonbaar in overwegende mate is ontstaan door het verrichten van de in artikel 2.1.1 bedoelde werkzaamheden indien en voor zover de werkgever daarvoor geen schriftelijke toestemming heeft verleend.
Artikel 2.2 Geheimhouding Het is de werknemer niet toegestaan, tijdens en/of na de duur van de arbeidsovereenkomst, alle door werkgever aan werknemer verstrekte gegevens, documenten en informatie in enigerlei vorm aan derden te verstrekken of openbaar te maken, indien het vertrouwelijke karakter door de werkgever is aangegeven of waarvan de werknemer de vertrouwelijkheid redelijkerwijs had kunnen of behoren te begrijpen, tenzij: (1) het aan het publiek ter beschikking gestelde informatie betreft; (2) de werkgever daartoe vooraf haar schriftelijke toestemming heeft verleend; of (3) werknemer aantoont dat hij daartoe krachtens wet- en/of regelgeving verplicht is. Het is de werknemer verboden op welke wijze dan ook documenten, correspondentie of afschriften daarvan welke hij in verband met zijn werkzaamheden voor de werkgever onder zich heeft, langer onder zich te houden dan voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de werkgever noodzakelijk is.
Collectieve Arbeidsovereenkomst
In elk geval is de werknemer verplicht, zelfs zonder enig verzoek daartoe, dergelijke documenten, correspondentie of afschriften daarvan, in welke vorm dan ook aan het einde van het dienstverband ofwel bij schorsing of non-activiteit om welke reden dan ook, onmiddellijk aan de werkgever ter hand te stellen. Het voorgaande geldt ongeacht in welke vorm de informatie is opgeslagen, dat wil zeggen ook voor kopieën van computerbestanden etc.
Artikel 2.3 Complianceregelingen De werknemer is verplicht zich te houden aan de binnen de F&C Groep op hem van toepassing zijnde complianceregelingen. De complianceregelingen die van toepassing zijn op alle werknemers zijn opgenomen in de personeelsregeling. Voor specifieke groepen werknemers kunnen aanvullende complianceregelingen gelden. Deze worden afzonderlijk aan deze groepen werknemers gecommuniceerd en ter beschikking gesteld. Alle werknemers dienen de op hen van toepassing zijnde complianceregelingen jaarlijks te ondertekenen en committeren zich als zodanig aan de inhoud daarvan. Iedere werknemer wordt geacht te onthouden dat de geest van de complianceregelingen even belangrijk is als de letter ervan.
Artikel 2.4 Informatiebeveiligingsbeleid Het Informatiebeveiligingsbeleid is door de F&C Groep opgesteld om het bewustzijn omtrent informatiebeveiliging te stimuleren en te waarborgen dat het voor iedere werknemer duidelijk is wat wel en wat niet met de informatie-, communicatie- & technologie-infrastructuur van de F&C Groep mag worden gedaan; dit beleid beschermt hiermee zowel afzonderlijke personen als partijen die verbonden zijn met of werkzaamheden verrichten op deze infrastructuur. Alle werknemers dienen het Informatiebeveiligingsbeleid van de F&C Groep te ondertekenen en committeren zich als zodanig aan de inhoud ervan. Iedere inbreuk op het beleid zal ernstig worden opgenomen en kan leiden tot disciplinaire maatregelen (of beëindiging van de overeenkomst waar het derde partijen betreft). Het Informatie beveiligingsbeleid is opgenomen in de personeelregeling.
2006-2008
Hoofdstuk 3 Arbeidsrelatie Artikel 3.1 Pre employment screening Pre employment screening maakt integraal onderdeel uit van de sollicitatieprocedure van de werkgever. Op deze wijze waarborgt de werkgever de naleving van de eisen die de toezichthouder (AFM) aan werknemers binnen effecteninstellingen stelt in het kader van integriteit, deskundigheid en betrouwbaarheid evenals het interne beleid op dit gebied van de werkgever. De pre employment screening vindt uitsluitend plaats met schriftelijke toestemming van de sollicitant. Het beleid betreffende pre employment screening is opgenomen in de personeelsregeling.
Artikel 3.2 Aangaan en opzeggen van de arbeidsovereenkomst 3.2.1 De werknemer ontvangt bij indiensttreding een arbeidsovereenkomst waarin de gemaakte afspraken worden bevestigd. 3.2.2 De werknemer ontvangt bij indiensttreding een exemplaar van de CAO. Tevens ontvangt de werknemer bij het aangaan van een nieuwe CAO of bij het wijzigen van de CAO een nieuw exemplaar. 3.2.3 In de arbeidsovereenkomst worden onder andere vastgelegd: de ingangsdatum; de aard van de arbeidsovereenkomst; de standplaats; de gemiddelde arbeidsduur; de werktijden/bedrijfstijden; de proeftijd voorzover met de werknemer overeengekomen; de functiebenaming en de daarbij behorende functiegroep; het aanvangssalaris; het feit dat de CAO alsmede de personeelsregelingen van toepassing zijn; het geheimhoudingsbeding; het relatiebeding voorzover met de werknemer overeengekomen. 3.2.4 Indien een proeftijd wordt overeengekomen, zal, in afwijking van het in artikel 7:652 B.W. bepaalde, voor een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd voor een periode van korter dan twee jaar of voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan het einde niet op een kalenderdatum is gesteld (bijvoorbeeld indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gekoppeld aan de duur van een project of ziekte), een wederzijdse proeftijd van twee maanden gelden.
Collectieve Arbeidsovereenkomst
3.2.5 Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal in beginsel in voorkomende gevallen een periode van 1 jaar niet overschrijden. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan twee keer, tot maximaal een totale periode van 3 jaar minus 1 dag, worden verlengd, zonder dat daardoor voor haar beëindiging voorafgaande opzegging nodig is. Indien de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, terwijl géén sprake is van een verlenging als bedoeld in dit artikel, dan geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd. 3.2.6 De opzeggingstermijnen zoals geregeld in artikel 7:672 B.W. zijn van toepassing, dit artikel is opgenomen in bijlage 2. Indien de inhoud van artikel 7:672 B.W. wijzigt, zal de gewijzigde tekst van dit artikel gelden.
Artikel 3.3 Wijziging van de arbeidsovereenkomst Bij wijziging van de arbeidsovereenkomst ontvangt de werknemer hiervan een schriftelijke bevestiging.
Artikel 3.4 Schorsing/non-actiefstelling 3.4.1 De werkgever kan de werknemer schorsen, nadat de werknemer terzake is gehoord, in ieder geval wanneer er noodzaak tot het verrichten van een onderzoek bestaat naar aanleiding van een vermoeden van een dringende reden die zou kunnen leiden tot ontslag op staande voet. De schorsing geschiedt door een aangetekend schrijven aan de werknemer. 3.4.2 De schorsing kan slechts plaatsvinden voor de tijd die nodig is om het onderzoek zorgvuldig te verrichten. Zo snel als mogelijk – doch uiterlijk na vijf werkdagen – zal de werkgever uitsluitsel geven over de stand van zaken van het onderzoek. Indien het onderzoek alsdan nog niet is afgerond, zal de werkgever aangeven op welke termijn zij verwacht dat het onderzoek wel zal zijn afgerond. 3.4.3 Schorsing geschiedt met behoud van basissalaris. 3.4.4 Indien het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid onjuist blijkt te zijn, zal volledige rehabilitatie van de werknemer volgen. Zowel de inhoud van de rehabilitatie als de wijze van rehabilitatie zullen in overleg met de werknemer geschieden. Iedereen die op enigerlei wijze van de schorsing op de hoogte kan zijn, dient van deze rehabilitatie kennis te kunnen nemen. 3.4.5 De werkgever heeft het recht de werknemer een beperkte periode op non-actief te stellen met behoud van basissalaris, nadat de werknemer terzake is gehoord, indien de omstandigheden op het werk zodanig zijn dat handhaving in zijn functie onmogelijk is of tot een onwerkbare situatie leidt.
10
2006-2008
Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en bedrijfstijden Artikel 4.1 Arbeidsduur 4.1.1. De arbeidsduur bij een voltijds arbeidsovereenkomst bedraagt 40 uur per week. Onderbrekingen van het werk ten behoeve van lunch en andere pauzes, worden niet aangemerkt als arbeidsduur. Iedere werknemer met een voltijds arbeidsovereenkomst wordt geacht in ieder geval van maandag tot en met vrijdag gedurende de geldende standaard bedrijfstijd 8 uren aan het werk te zijn. Werknemers dragen ervoor zorg dat eventuele privé-verplichtingen die door hen niet buiten de geldende standaard bedrijfstijd kunnen worden uitgevoerd, klemmende omstandigheden daargelaten, in ieder geval niet plaatsvinden tussen 10.00 uur en 16.00 uur. Voor verlof tussen 10.00 uur en 16.00 uur is vooraf toestemming vereist door een leidinggevende. Een werknemer kan in overeenstemming met de Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA) de werkgever verzoeken de contractueel overeengekomen arbeidsduur aan te passen naar een deeltijd dienstverband.
Artikel 4.2 Deeltijd dienstverband/wijziging arbeidsduur 4.2.1 Voor een verzoek als in artikel 4.1.1 moet een werknemer minstens één jaar in dienst zijn en mag eens per twee jaar een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur indienen (het betreft hier alleen vermindering of uitbreiding van de arbeidsduur in dezelfde functie). Werknemers moeten een dergelijk verzoek ten minste 4 maanden voor de beoogde datum van ingang van aanpassing van de arbeidsduur indienen. 4.2.2 Deeltijd arbeidsovereenkomsten kunnen op schriftelijk verzoek van de werknemer worden omgezet in een deeltijdovereenkomst met meer uren per week dan wel een voltijds arbeidsovereenkomst, indien de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe ruimte biedt, en voor het overige zwaarwegende bedrijfs‑ en dienstbelangen zich daartegen niet verzetten. De voorwaarden zoals bedoeld in het vorige lid zijn van overeenkomstige toepassing. 4.2.3 Bij vermeerdering, vermindering of wijziging van spreiding van arbeidsduur zal het de werknemer niet toegestaan zijn de normale contractuele dagelijkse arbeidsduur (8 uren) vast uit te breiden naar meer dan 8 uren. 4.2.4 Bij vermindering van de arbeidsduur is het toegestaan om – na overleg met de direct leidinggevende – de deeltijd uren op aaneengesloten werkdagen op te nemen. Bij het vaststellen van de tijdstippen waarop de uren worden opgenomen, wordt rekening gehouden met werkplanning en/of afdelingsbezetting. Een schriftelijk verzoek hiertoe moet ten minste 4 maanden voor de beoogde datum van ingang van aanpassing van de arbeidsduur zijn ingediend. 11
Collectieve Arbeidsovereenkomst
4.2.5 Bij deeltijd arbeidsovereenkomsten geldt in het algemeen dat het gewijzigde percentage arbeidstijd naar rato zal worden toegepast op alle daarvoor in aanmerking komende aspecten, waaronder basissalaris, jaarlijkse cash bonus, lease-auto, vaste kostenvergoeding, pensioen en pensioen- / arbeidsongeschiktheids gerelateerde verzekeringen en vakantiedagen. 4.2.6 Feestdagen en door de werkgever aangewezen vrije dagen, die samenvallen met vrije dagen op basis van de deeltijd arbeidsovereenkomst, worden niet gecompenseerd.
12
2006-2008
Hoofdstuk 5 F&C beloningsbeleid Artikel 5.1 Uitgangspunten van het beleid 5.1.1 Het menselijk kapitaal is het belangrijkste goed van de F&C Groep. De doelstellingen van het beloningsbeleid zijn derhalve het aantrekken, behouden en motiveren van top talent dat nodig is om de missie van de F&C Groep te realiseren. Uitgangspunten van het beleid zijn het competitief belonen ten opzichte van de markt, het differentiëren naar functioneren, het aansluiting zoeken bij het belang van de aandeelhouders, een helder, transparant en rechtvaardig beloningsproces en één beloningsbeleid voor de gehele F&C Groep. De individuele beloning bestaat ten minste uit een basissalaris, een variabele beloningsregeling en een markt competitief secundair arbeidsvoorwaardenpakket. 5.1.2 Voor de functies in niveaus 1 t/m 5 geldt gedurende de looptijd van deze CAO een gegarandeerde loonontwikkeling. Deze loonontwikkeling: geldt niet indien de werknemer een jaarlijkse cash bonus ontvangt in het betreffende kalenderjaar die groter of gelijk is aan 3% van het basissalaris geldend op 1 maart 2006; is gelijk aan de structurele loonontwikkeling van de CAO-Achmea en een aantal in overleg met de medezeggenschap nader te bepalen groep verzekeraars voor het jaar 2007; geldt alleen bij een toegekende beoordelingscategorie groter of gelijk aan “goed” (prestatiecategorie 3, zie hiervoor artikel 5.4 in de CAO); wordt éénmalig geëffectueerd, een werknemer kan in de looptijd van de CAO éénmaal aanspraak maken op de verhoging van het basissalaris van 1 maart 2006 met een maximum van 3%; kan op zijn vroegst geëffectueerd worden met ingang van 1 maart 2007 en is als zodanig afhankelijk van de uitkomst van de beoordelingsronde 2006/2007; vervangt al eerder gemaakte afspraken aangaande loonontwikkeling in de CAO-Achmea. 5.1.3 Voor werknemers die in 2007 niet in aanmerking komen voor deze structurele loonaanpassing, dus een cash bonus ontvangen groter of gelijk aan 3% van hun basissalaris, geldt dat de pensioengrondslag en het loon voor sociale zekerheids doeleinden fictief met ingang van 1 maart 2007 éénmalig verhoogd worden in lijn met de structurele loonontwikkeling van de CAO-Achmea en een aantal in overleg met de medezeggenschap nader te bepalen groep verzekeraars. Deze fictieve verhoging (met een maximum van 3%) blijft van toepassing tot het moment dat het feitelijke basissalaris deze grens overschrijdt.
13
Collectieve Arbeidsovereenkomst
5.1.4 Voor werknemers die in 2007 over het beoordelingsjaar 2006 een cash bonus hebben ontvangen en in 2008 niet in aanmerking komen voor een cash bonus over het beoordelingsjaar 2007 geldt, indien zij over het beoordelingsjaar 2007 een beoordelingscategorie groter of gelijk aan “goed” toegekend hebben gekregen dat hun basissalaris met ingang van 1 maart 2008 verhoogd wordt met het gemiddelde van de structurele loonontwikkeling over 2007 en 2008 van de CAO-Achmea en een aantal in overleg met de medezeggenschap nader te bepalen groep verzekeraars. Hierbij wordt aangetekend dat de verhoging van het basissalaris in 2008 niet meer kan zijn dan de fictieve verhoging van het basissalaris welke met ingang van 1 maart 2007 voor deze werknemers is geïmplementeerd.
Artikel 5.2 Basissalaris 5.2.1 De functies van de werkgever worden ingedeeld met behulp van een functiewaarderingsmethodiek, op basis van een functiebeschrijving. De functies worden ingedeeld in 10 functieniveaus, aangeduid met de nummers 1 t/m 10. Deze functierangordening geldt als basis voor de jaarlijkse marktijking van de basissalarissen. De functiematrix is opgenomen in bijlage 3. 5.2.2 Iedere werknemer heeft recht op een basissalaris gebaseerd op een jaarlijkse marktijking met de voor dat jaar geldende referentiemarkt voor de functies van de werkgever. Het Country Head bepaalt of er wijzigingen nodig zijn in de beschouwing van de referentiemarkt. 5.2.3 Jaarlijks worden de basissalarissen van alle werknemers geëvalueerd. Afhankelijk van de relatieve positie van het basissalaris ten opzichte van de locale en relevante markt en afhankelijk van de individuele prestaties over enig jaar, is een aanpassing van het basissalaris mogelijk. 5.2.4 De werknemer ontvangt voor het einde van de maand een maandsalaris en jaarlijks een vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering. De berekening en de uitbetaling van de vakantiebijslag en de eindejaarsuitkering geschieden volgens de regels genoemd in de artikelen 5.6 en 5.7.
14
2006-2008
Artikel 5.3 Variabele beloningsregeling 5.3.1 Onder jaarlijkse cash bonus wordt verstaan een beloning in enig jaar op basis van het realiseren van vooraf vastgestelde doelstellingen. Deze doelstellingen hebben een zowel korte- als een lange termijn karakter, zijn (non) financieel van aard en kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. 5.3.2 Werknemers komen in beginsel in aanmerking voor een jaarlijkse cash bonus. De hoogte van de individuele cash bonus is afhankelijk van het operationeel bedrijfsresultaat van de F&C Groep, het algeheel functioneren van de individuele werknemer alsmede de positie van de betrokken werknemer op de locale en relevante markt. Het algeheel functioneren van de individuele werknemer wordt bepaald aan de hand van de met de werkgever individueel overeengekomen doelstellingen, het jaarlijkse beoordelingsresultaat van de betrokken werknemer, de specifiek aan zijn functie gerelateerde bonus criteria alsmede de uitkomst van de jaarlijkse gedwongen classificatie (“forced ranking”). 5.3.3 In het eerste kwartaal van het kalenderjaar zal de direct leidinggevende in overleg met de werknemer de doelstellingen vaststellen die de werknemer in dat kalenderjaar moeten behalen. In juni van het betreffende kalenderjaar zal er een tussentijdse evaluatie plaatsvinden. In november van het kalenderjaar vindt de beoordelingsronde plaats. Een eventuele cash bonus wordt uitbetaald in de maand maart van het jaar volgend op de beoordelingsronde onder de voorwaarde dat betreffende werknemer op het moment van uitbetaling nog in dienst is en niet heeft opgezegd. Deze eventuele cash bonus is geen onderdeel van het pensioengevend salaris van de werknemer. 5.3.4 De maximaal te realiseren cash bonus is per niveau vastgesteld. De genoemde percentages zijn niet van toepassing op de functies in niveaus 6 en hoger (voorheen “de boven-CAO functies”). CAO functieniveau
Maximum cash bonuspercentage
1
10%
2
10%
3
20%
4
25%
5
30%
5.3.5 Indien een werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst treedt als gevolg van een onvrijwillig vertrek wordt over dat jaar geen cash bonus uitgekeerd. Indien een onvrijwillig vertrek het gevolg is van een reorganisatie kan het Country Head in uitzonderlijke omstandigheden beslissen wel een cash bonus uit te keren over dat kalenderjaar. 15
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Artikel 5.4 Beoordeling 5.4.1 Een werknemer wordt beoordeeld op functie- en gedragskenmerken, alsmede op geleverde prestaties in algemene zin. Beoordeling vindt plaats door de direct leidinggevende. De werknemer bereidt het beoordelingsgesprek voor door zichzelf te beoordelen en vult hiertoe vooraf een “self appraisal formulier” in. 5.4.2
Er zijn 6 (prestatie)categorieën van toepassing:
Uitstekend
overstijgt alle gestelde doelen in ruime mate met grote impact voor de werkgever
Bijzonder goed
overstijgt enkele doelen met impact voor de werkgever
Goed
voldoet geheel aan de gestelde eisen
Voldoende
voldoet grotendeels aan de gestelde eisen; verdere individuele ontwikkeling gewenst
Onvoldoende
voldoet niet aan de gestelde eisen; individuele verbetering noodzakelijk
Te vroeg om te oordelen
korter dan 6 maanden in dienst
Artikel 5.5 Promotie 5.5.1 De werkgever formuleert het promotiebeleid zodanig dat interne doorstroom van werknemers, daar waar mogelijk, naar hogere functies gestimuleerd wordt. Het promotiebeleid is een integraal onderdeel van het beloningsbeleid. 5.5.2 De volgende richtlijnen zijn ontworpen om direct leidinggevenden te ondersteunen bij de juiste uitvoering van dit promotiebeleid. Werknemers kunnen op basis van de volgende redenen voor promotie in aanmerking komen: de werknemer heeft nieuwe verantwoordelijkheden en bevoegdheden gekregen die in zichzelf een hogere functie rechtvaardigen, of er is een verandering in de senioriteit van de werknemer opgetreden waardoor er complexere taken worden uitgevoerd of de toegevoegde waarde die een werknemer levert is significant gestegen en heeft impact op F&C Groep-niveau. 5.5.3 De hiervolgende kerncompetenties van de F&C Groep gelden voor iedere promotie als uitgangspunt: klantgerichtheid, erkenning van prestaties, commerciële vernieuwingskracht, wederzijds respect. De F&C Groep heeft voor alle (corporate)niveaus invulling gegeven aan deze kerncompetenties. 16
2006-2008
5.5.4 Werknemers komen niet voor promotie in aanmerking alleen op grond van de lengte van hun dienstverband, of de tijdsperiode in een functie. 5.5.5 Promoties staan open voor hen die over meerdere jaren bewezen hebben hun huidige functie in tenminste prestatiecategorie 3 te vervullen en over de, voor de nieuwe functie, benodigde competenties te beschikken. 5.5.6 Het basissalaris van de werknemer wordt aan de nieuwe functie aangepast per de benoemingsdatum in de nieuwe functie. Als referentiepunt voor het nieuwe salaris zal de laatst uitgevoerde marktijking gelden, waarbij aangetekend wordt dat deze salarisdata niet ouder dan 12 maanden zullen zijn.
Artikel 5.6 Vakantietoeslag 5.6.1 Het jaar waarover de vakantietoeslag wordt berekend, loopt van 1 januari tot en met 31 december. 5.6.2 De vakantietoeslag bedraagt 8% van het vaste jaarsalaris dat de werknemer in enig jaar van de werkgever heeft ontvangen. Voor de berekening van dit jaarsalaris wordt geen rekening gehouden met de eventuele jaarlijkse cash bonus (of overige variabele beloningselementen) en wordt uitgegaan van het jaarsalaris dat overeenkomt met het jaarsalaris dat de werknemer zou hebben ontvangen als hij alleen een vast jaarsalaris zou hebben gehad. 5.6.3 Jaarlijks in de maand mei ontvangt de werknemer een voorlopige vakantietoeslag, die wordt berekend over het op 1 mei voor hem geldende jaarsalaris. 5.6.4 In de maand december van ieder jaar of bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de loop van het jaar wordt de vakantietoeslag definitief vastgesteld. Op grond van de wijzigingen die zich in het desbetreffende jaar hebben voorgedaan, vindt zonodig nabetaling van nog verschuldigde, dan wel terugvordering van teveel uitbetaalde vakantietoeslag plaats. 5.6.5 Indien de arbeidsovereenkomst minder dan een volledig jaar heeft geduurd, zal de vakantietoeslag naar evenredigheid worden berekend. Bij indiensttreding na 1 mei wordt de vakantietoeslag in december van dat jaar uitgekeerd zoals geregeld in artikel 5.6.4.
17
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Artikel 5.7 Eindejaarsuitkering 5.7.1 De werknemer heeft recht op een eindejaarsuitkering. Het jaar waarover de eindejaarsuitkering wordt berekend loopt van 1 januari tot en met 31 december. 5.7.2 De eindejaarsuitkering wordt uitbetaald in de maand december en bedraagt 8,33% van het jaarsalaris dat de werknemer in het desbetreffende jaar van de werkgever heeft ontvangen. Voor de berekening van dit jaarsalaris wordt geen rekening gehouden met de eventuele jaarlijkse cash bonus (of overige variabele beloningselementen) en wordt uitgegaan van het jaarsalaris dat overeenkomt met het jaarsalaris dat de werknemer zou hebben ontvangen als hij alleen een vast jaarsalaris zou hebben gehad. 5.7.3 Indien de arbeidsovereenkomst minder dan een volledig jaar heeft geduurd, zal de eindejaarsuitkering, zowel bij het aangaan als bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, naar evenredigheid worden berekend.
Artikel 5.8 Overwerkregeling Er is sprake van overwerk indien er werk wordt verricht buiten de standaard bedrijfstijd en/ of indien de werktijd de normale contractuele dagelijkse arbeidsduur van 8 uren overschrijdt. Overwerk komt slechts voor vergoeding in aanmerking in overeenstemming met het bepaalde in de overwerkregeling zoals opgenomen in de personeelsregeling. De overwerkregeling is alleen van toepassing op werknemers die vóór het in werking treden van deze CAO zijn ingedeeld in salarisschaal A t/m G van de CAO-Achmea.
18
2006-2008
Hoofdstuk 6 Vakantie en verlof Artikel 6.1 Vakantie 6.1.1 Werknemers in CAO functieniveaus 1 t/m 5 hebben jaarlijks recht op negenentwintig (29) vakantiedagen met behoud van salaris. Werknemers in CAO functieniveaus 6 en hoger hebben jaarlijks recht op eenendertig (31) vakantiedagen met behoud van salaris. Van de werknemer wordt verwacht dat hij bij het opnemen van vakantie de adequate vervulling van zijn werkzaamheden en verantwoordelijkheden in acht neemt. 6.1.2 De werknemer die een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, heeft in het desbetreffende jaar recht op een evenredig deel van het aantal vakantiedagen, waarop hij recht zou hebben gehad indien hij een vol jaar in dienst zou zijn geweest. 6.1.3 De werknemer heeft het recht ten minste drie aaneengesloten kalenderweken per kalenderjaar vakantie op te nemen. 6.1.4 De werknemer wordt geacht alle vakantiedagen op te nemen in het desbetreffende kalenderjaar. Indien er op 31 december van het kalenderjaar nog openstaande vakantiedagen zijn, treedt de werkgever in overleg met de werknemer teneinde afspraken te maken over de tijdstippen waarop die vakantiedagen alsnog worden opgenomen. 6.1.5 Uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen vindt slechts plaats bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 6.2 Bedrijfsgesloten dagen Er is sprake van de volgende bedrijfsgesloten dagen: de zondag; nieuwjaarsdag; tweede paasdag; Koninginnedag (de dag waarop de verjaardag van H.M. de Koningin officieel gevierd wordt); 5 mei (één keer per vijf jaar, het jubileumjaar); hemelvaartsdag; tweede pinksterdag; eerste en tweede kerstdag. Indien Euronext Amsterdam op één van de bovengenoemde dagen geopend is, kan de werkgever in onderling overleg met betrokken werknemers een minimaal vereiste bezetting afspreken. Voor nadere informatie over de openingstijden van Euronext Amsterdam en gerelateerde onderwerpen wordt verwezen naar de Human Resources site van de werkgever op FOCUS. 19
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Artikel 6.3 Verlof Ten aanzien van overige vormen van verlof zijn de bepalingen van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) van toepassing. De relevante bepalingen uit deze wet zijn opgenomen in de personeelsregeling. Wijzigingen in deze relevante bepalingen uit de WAZO zijn onmiddellijk van toepassing, tenzij door partijen anders is overeengekomen.
20
2006-2008
Hoofdstuk 7 Opleiding en studieregeling Artikel 7.1 Opleiding 7.1.1 De werkgever kiest voor een benadering die maatwerk mogelijk maakt voor de persoonlijke ontwikkeling van werknemers, gericht op de specifieke kenmerken van de vermogensbeheerindustrie. In het ontwikkelbeleid van de werkgever ligt de nadruk op het vergroten van specialistische kennis van werknemers. 7.1.2 De leidinggevenden stimuleren de werknemers om gerichte opleidingen te volgen. Het is de taak van de werkgever om te zorgen dat leidinggevenden hiervoor kwalitatief voldoende zijn toegerust en voldoende middelen krijgen. 7.1.3 De ontwikkeling van werknemers van de werkgever wordt binnen de F&C Groep ondersteund door het onderdeel “Opleidingen” van de afdeling Human Resources. Door deze centrale aanpak is er ruimte voor internationale mobiliteit, trainingen/ opleidingen per competentiegroep en toetsing van de opleidings- en ontwikkelingsbehoefte van werknemers op groepsniveau.
Artikel 7.2 Studieregeling 7.2.1 De werknemer is verantwoordelijk voor het verwerven en bijhouden van vakkennis en vaardigheden om huidige en toekomstige functies uit te kunnen (blijven) oefenen. Om dit te stimuleren biedt de werkgever een studieregeling aan. 7.2.2 Alle opleidingen worden voor 100% vergoed na goedkeuring vooraf van de direct leidinggevende. Over de les- en/of examentijd die benodigd is voor de studie worden afspraken gemaakt met de direct leidinggevende. 7.2.3 Indien werknemers binnen twee jaar na afronding van een opleiding uit dienst treden van de F&C Groep geldt een terugbetalingsregeling. Deze regeling is: Bij uitdiensttreding binnen één jaar na afronding van de opleiding 50% terugbetaling. Bij uitdiensttreding binnen twee jaar na afronding van de opleiding 25% terugbetaling. Vergoede reis- en verblijfkosten worden in geen geval teruggevorderd. 7.2.4 Noodzakelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. Voor nadere uitwerking van de studieregeling (studiefaciliteiten en studiekosten) wordt verwezen naar de personeelsregeling.
21
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Hoofdstuk 8 Specifieke regelingen Artikel 8.1 Personeelshypotheekregeling De personeelshypotheekregeling heeft tot doel het eigen woningbezit van de werknemer te bevorderen. Indien een werknemer een hypothecaire geldlening sluit bij een door de werkgever aangewezen geldverstrekker en de hypothecaire geldlening wordt gesloten ten behoeve van de verwerving van de eigen woning, dan heeft de werknemer recht op een rentekorting van 30% op de dan geldende marktrente. Het rentepercentage waarover de rentekorting kan worden gegeven, is maximaal 8%. Het rentepercentage dat resteert na aftrek van de rentekorting mag niet lager zijn dan 4%. Voor de nadere uitwerking en regelgeving wordt verwezen naar de personeelsregeling.
Artikel 8.2 Spaarloonregeling De werknemer kan deelnemen aan de spaarloonregeling overeenkomstig de voorwaarden die zijn opgenomen in de personeelsregeling. De werkgever zal maximaal gebruik maken van de fiscale mogelijkheden die de wet hem biedt. Wijzigingen in de fiscale wetgeving worden geacht in deze spaarloonregeling door te werken.
Artikel 8.3 Levensloopregeling De werknemer kan deelnemen aan de levensloopregeling overeenkomstig de voorwaarden die zijn opgenomen in de personeelsregeling.
Artikel 8.4 Korting op producten Het doel van de regeling korting op producten is om de werknemers tegen een aantrekkelijke prijs producten van bepaalde tot de Achmea Groep behorende bedrijven aan te bieden. Voor nadere uitwerking en regelgeving wordt verwezen naar de personeelsregeling.
22
2006-2008
Hoofdstuk 9 Welzijn en zekerheid Artikel 9.1 Gezondheidskundig onderzoek 9.1.1 De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om eenmaal in de twee jaar deel te nemen aan een periodiek bedrijfsgezondheidskundig onderzoek. Deelname geschiedt op basis van vrijwilligheid en is kosteloos. 9.1.2 In individuele gevallen kan op verzoek van de werknemer van de in artikel 9.1.1 genoemde frequentie worden afgeweken tot een maximum van eenmaal per jaar.
Artikel 9.2 Arbeidsongeschiktheid 9.2.1 Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) Definitieve teksten nog aan te leveren vanuit Achmea 9.2.2 Overgang WAO naar WIA Definitieve teksten nog aan te leveren vanuit Achmea Per 1 januari 2006 is de WIA in werking getreden. De WIA vervangt de WAO. De werkgever is op dit onderwerp trendvolger van de CAO-Achmea. Echter, de definitieve teksten betreffende de WIA zijn voor de CAO-Achmea nog niet beschikbaar. Zodra deze teksten beschikbaar zijn, wordt de CAO op dit punt aangepast. De WIA teksten zoals in deze versie van de CAO opgenomen, zijn ontleend aan het principe akkoord van Achmea d.d. 4 juli 2006. De werkgever heeft naast de WIA-excedent en de WIA-aanvulling, die worden beschreven in paragraaf 9.5, een tweetal extra WIA-verzekeringen afgesloten. Dit zijn de WIA-hiaat en de WIA-plus verzekeringen. Ook voor deze teksten geldt dat het conceptteksten betreft die nog niet definitief zijn. WIA-hiaat Het WIA-hiaat is te vergelijken met het WAO-hiaat. Deze verzekering geeft na de eerste (loongerelateerde) uitkeringsfase een aanvulling op de wettelijke uitkering indien de resterende verdiencapaciteit voor minder dan 50% wordt benut. De wettelijke uitkering wordt in dit geval gebaseerd op het minimumloon. De resterende terugverdiencapaciteit wordt vastgesteld door UWV. Deze verzekering volgt de WIA-klassenindeling voor arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat slechts bij een arbeidsongeschiktheidspercentage hoger dan 35% recht op een uitkering bestaat.
23
Collectieve Arbeidsovereenkomst
WIA-plus In de nieuwe WIA-wetgeving bestaat er bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% geen recht op een wettelijke uitkering. De WIA-plus verzekering voorziet in een periodieke uitkering aan de werknemer die arbeidsongeschiktheid is geworden voor ten minste 15% maar minder dan 35%. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door UWV. De hoogte van de uitkering wordt berekend door het daadwerkelijke arbeidsongeschikt heidspercentage van de verklaring van UWV te vermenigvuldigen met het overeengekomen aanvullingspercentage. Dit resultaat wordt vervolgens vermenigvuldigd met het basissalaris zoals dat geldt op het moment van ingang van de arbeidsongeschiktheid en wordt jaarlijks per 1 juli aangepast. 9.2.3 Gezondheidsmanagementbeleid De werkgever voert een toonaangevend en integraal gezondheidsbeleid dat gebaseerd is op een gedeelde verantwoordelijkheid van leidinggevenden en werknemers. Hierbij wordt ruimschoots aandacht besteed aan preventie, passende begeleiding en actieve reïntegratie in geval van arbeidsongeschiktheid. Aan het werk blijven en een zo snel mogelijke werkhervatting bij arbeidsongeschiktheid staan daarbij centraal. Invulling van de Wet Verbetering Poortwachter: De werknemer zal zich ingeval van verzuim actief inzetten in het herstel en reïntegratieproces dat is vastgelegd in het “VerzuimControlProces”. Dit Proces is opgenomen in de personeelsregeling. De eerste stap is dat de werknemer zijn leidinggevende persoonlijk informeert over zijn arbeidsongeschiktheid. De werknemer doet dit voor 9.00 uur ’s- morgens of, als overmacht dit onmogelijk maakt zo spoedig mogelijk daarna. De werknemer zal gedurende het VerzuimControlProces de gegeven adviezen en gemaakte afspraken in het kader van diens reïntegratie opvolgen. Indien terugkeer in de huidige functie niet mogelijk is, zal de werknemer actief meewerken aan het reïntegreren in een aangepaste functie of een andere functie binnen of buiten werkgever. De werknemer kan hierbij ondersteuning krijgen in de vorm van loopbaanadvies. Frequent Verzuim Protocol De werknemer is gehouden aan het Frequent Verzuim Protocol. Dit Protocol is opgenomen in de personeelsregeling. Als een werknemer frequent verzuimt (meer dan driemaal tijdens de afgelopen 12 maanden) gaan de werknemer en de leidinggevende hierover met elkaar in gesprek. In het frequentverzuimgesprek zoeken de leidinggevende en de werknemer naar de achterliggende oorzaken. Afhankelijk van de oorzaken maken ze afspraken met elkaar. 9.2.4 Verlenging wachttijd WIA Indien er tussen partijen overeenstemming over bestaat dat reïntegratie niet binnen de eerste 24 maanden van arbeidsongeschiktheid mogelijk is, maar wel binnen een 24
2006-2008
afzienbare termijn daarna, dan kunnen partijen alleen gezamenlijk UWV verzoeken de wachttijd voor de WIA met maximaal 12 maanden te verlengen. De werknemer krijgt hiervan een schriftelijke bevestiging. In die situatie, doch ook in de situatie waarin UWV de verlenging van de wachttijd eenzijdig oplegt omdat de werkgever niet in voldoende mate aan haar verplichtingen heeft voldaan, betaalt de werkgever het basissalaris door voor de duur van deze verlengde wachttijd. 9.2.5 Beëindiging arbeidsovereenkomst De arbeidsovereenkomst van de werknemer met de werkgever wordt na twee jaar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in principe niet volledig beëindigd. 9.2.6 Second Opinion Soms stagneert de reïntegratie door een verschil van mening tussen F&C en de werknemer of is er behoefte aan een deskundig oordeel over de uitvoering van het Plan van aanpak. Zowel F&C als de werknemer hebben het recht om bij UWV een second opinion aan te vragen, bijvoorbeeld over de passendheid van een aangeboden functie. Over de periode vanaf de dag waarop de werknemer de aangeboden functie had kunnen aanvaarden tot en met de dag waarop de uitspraak van UWV is ontvangen, ontvangt de werknemer een voorschot ter grootte van zijn salaris. De werkgever heeft het recht dit voorschot terug te vorderen indien UWV de werknemer in het ongelijk stelt, tenzij de werknemer de aangeboden functie direct na ontvangst van de uitspraak van UWV alsnog aanvaardt. 9.2.7 Sancties F&C kan het salaris opschorten (met inachtneming van artikel 9.2.6) als de werknemer zijn genezing belemmert, weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren of bijstellen van het plan van aanpak of weigert passende arbeid te verrichten. In het uiterste geval gaat F&C over tot ontslag. UWV kan bij onvoldoende reïntegratie-inspanning van de werknemer de WIA uitkering aan de werknemer onthouden. Als de inspanning van F&C naar het oordeel van UWV onvoldoende is, kan UWV F&C verplichten om het loon langer door te betalen. Loondoorbetaling en aanvulling op de WIA-uitkering 9.2.8 De werkgever zal aan de werknemer die arbeidsongeschikt is en die zich houdt aan de controlevoorschriften, gedurende de eerste vier maanden van zijn arbeidsongeschiktheid het oude basissalaris (het basissalaris zoals dat geldt op het moment van ingang van arbeidsongeschiktheid) doorbetalen, met inachtneming van het in artikel 9.2.4 bepaalde. Gedurende de daaropvolgende acht maanden betaalt de werkgever 85% van het oude basissalaris door en gedurende het tweede ziektejaar tot 80%. Indien de werknemer in voldoende mate meewerkt aan zijn reïntegratie, dan kan de aanvulling gedurende het eerste en tweede ziektejaar verhoogd worden tot 100% van het oude basissalaris. 25
Collectieve Arbeidsovereenkomst
9.2.9 De IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) zal door de werkgever worden aangevuld tot 80% van het oude basissalaris. Bij versnelde opname in de IVA (binnen 12 maanden ziekte) zal het oude basissalaris worden aangevuld als ware de werknemer niet versneld in de IVA opgenomen. 9.2.10 De WGA loongerelateerde uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten) zal door de werkgever worden aangevuld tot 80% (oude basissalaris minus de restverdiencapaciteit). 9.2.11 De WGA loonaanvulling zal door de werkgever tot 80% plaatsvinden (oude basissalaris minus de restverdiencapaciteit). 9.2.12 Bij arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% zal door de werkgever loonaanvulling plaatsvinden tot 80% (oude basissalaris minus de restverdiencapaciteit) gedurende maximaal 38 maanden (WIA-plus). 9.2.13 In het geval dat een werknemer binnen 2,5 jaar na de datum van een eerdere herziening of intrekking van een WIA-uitkering of nadat hij de wachttijd als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de WIA heeft doorgemaakt maar aansluitend geen recht had op toekenning van een WIA-uitkering omdat hij niet arbeidsongeschikt was, opnieuw arbeidsongeschikt wordt en deze arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak, dan zal de periode genoemd in artikel 9.2.8 in duur worden beperkt tot 4 weken. 9.2.14 Bij het bepalen van het basissalaris worden wettelijke uitkeringen, een invaliditeitsverzekering of arbeidsongeschiktheidspensioen in het kader van deze arbeidsongeschiktheid in mindering gebracht op dit basissalaris. 9.2.15 Bij het vaststellen van het basissalaris zullen eveneens de inkomsten uit arbeid of bedrijf, ter hand genomen na aanvang van de arbeidsongeschiktheid op dit basissalaris in mindering worden gebracht. 9.2.16 Door eigen schuld of toedoen niet verkregen of prijsgegeven uitkeringen en/of inkomsten worden voor de toepassing van het in dit artikel bepaalde als wel genoten beschouwd. 9.2.17 Geen aanspraak op betaling overeenkomstig het bepaalde in dit artikel bestaat indien en voorzover de werknemer ter zake van schade, die hij ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid lijdt, krachtens een wettelijke bepaling een recht op schadevergoeding tegenover derden kan doen gelden. De werkgever zal echter aan de werknemer voorschotten op de van derden te ontvangen schadevergoeding verstrekken overeenkomende met de bedragen, waarop de werknemer overeenkomstig het bepaalde in dit artikel aanspraak zou hebben, indien de werknemer alle rechten en aanspraken die hij ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid op de derde heeft tot het beloop van de te ontvangen voorschotten aan de werkgever cedeert.
26
2006-2008
Artikel 9.3 Regeling collectieve zorgverzekering 9.3.1 Doel van de regeling Het doel van de regeling collectieve zorgverzekering is de werknemer een zo goed en voordelig mogelijke zorgverzekering aan te bieden. 9.3.2 Toekenning Het recht op deelname aan de collectieve zorgverzekering wordt toegekend aan de werknemer die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft en op wie de CAO van toepassing is. Het recht op deelname aan de collectieve zorgverzekering geldt ook voor de partner en kinderen tot 21 jaar van de werknemer. Studerende kinderen kunnen ook na het bereiken van de 21-jarige leeftijd meeverzekerd blijven, indien en voor zolang zij recht hebben op wettelijke studiefinanciering. 9.3.3 Leverancier en product De uitvoering van de collectieve zorgverzekering wordt verzorgd door een door de werkgever aangewezen zorgverzekeraar; Achmea Groene Land. De door de werkgever aangewezen zorgverzekeraar biedt een collectieve zorgverzekering aan, die de werknemer zo veel mogelijk op zijn persoonlijke wensen kan afstemmen. 9.3.4 Acceptatie Voor elders verzekerden vindt bij aanmelding voor de aanvullende verzekeringen geen medische selectie plaats in 2006. Voor het aanvragen van de Beter Af Tandarts Polis met 2 sterren moet het gebit van de werknemer gesaneerd zijn. Als de werknemer elders een vergelijkbare uitgebreide tandartskostenverzekering heeft, dan kan hij door middel van een kopie polis de Beter Af Tandarts 3 sterren polis zonder medische selectie afsluiten. Voor het Beter Af Ziekenhuis Extra Pakket (klasse 2A en 2B) geldt een medische selectie. Ook hierbij geldt dat als de werknemer een kopie polis kan overleggen deze verzekering zonder medische selectie wordt geaccepteerd. Vanaf 2007 vindt er een medische selectie plaats op de aanvullende verzekeringen. 9.3.5 Betaling De door de werknemer verschuldigde premie voor de collectieve zorgverzekering wordt, voor zover mogelijk, maandelijks ingehouden op zijn salaris. 9.3.6 Beëindiging arbeidsovereenkomst Het recht op deelname aan de collectieve zorgverzekering vervalt per de datum waarop de arbeidsovereenkomst anders dan door arbeidsongeschiktheid, overlijden of (pre-)pensionering eindigt. De werknemer krijgt op dat moment van de verzekeraar een aanbieding om de verzekering, zonder medische selectie voor de aanvullende verzekeringen, op algemene cliëntencondities voort te zetten. 9.3.7 Beëindiging door (pre-)pensionering Indien de arbeidsovereenkomst eindigt door (pre-)pensionering kan de werknemer, inclusief zijn gezinsleden in overeenstemming met artikel 9.3.2, deel blijven nemen aan de collectiviteit tot het moment dat de ge(pre-)pensioneerde ex-werknemer elders een dienstverband aangaat. 27
Collectieve Arbeidsovereenkomst
9.3.8 Beëindiging door volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid Indien de arbeidsovereenkomst eindigt als gevolg van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid (IVA-uitkering) kan de werknemer, inclusief zijn gezinsleden in overeenstemming met artikel 9.3.2, deel blijven nemen aan de collectiviteit tot het moment dat de arbeidsongeschiktheid als gevolg van geheel of gedeeltelijk herstel is geëindigd of gereduceerd. 9.3.9 Beëindiging door overlijden Bij overlijden van de werknemer tijdens de duur van het dienstverband behouden de nabestaande partner en de meeverzekerde kinderen tot 21 jaar recht op deelname. Voor studerende kinderen kan het recht op deelname na het bereiken van de 21-jarige leeftijd worden voortgezet, indien en voor zo lang deze kinderen recht hebben op wettelijke studiefinanciering. 9.3.10 Toekenning bovenwettelijke werkgeversbijdrage Iedere werknemer die een basis- en aanvullende verzekering (met uitzondering van een tandarts en klasseverzekering) afsluit binnen het collectieve contract ontvangt € 125,- bruto per jaar. Deze extra werkgeversbijdrage geldt niet voor gezinsleden, kinderen en gepensioneerden. Het recht op een bovenwettelijke werkgeversbijdrage wordt eveneens toegekend aan de werknemer die bij indiensttreding voldoet aan het in de CAO gestelde, doch als gevolg van de opzeggingsregels van de vorige verzekeraar nog gebonden is aan de lopende ziektekostenverzekering. Deze bovenwettelijke werkgeversbijdrage wordt niet eerder toegekend dan nadat de Human Resources afdeling een afschrift ontvangen heeft van de aanmelding van de werknemer bij de nieuwe zorgverzekeraar om de verzekering per de eerst mogelijke datum naar de nieuwe zorgverzekeraar over te sluiten en van de premienota van de lopende verzekering. 9.3.11 Verval bovenwettelijke werkgeversbijdrage Het recht op een bovenwettelijke werkgeversbijdrage vervalt per de datum waarop de arbeidsovereenkomst van de werknemer eindigt. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt door pensionering voordat de werknemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, vervalt het recht per de eerste dag van de maand waarin de (ex-)werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt. Bij belangrijke wijzigingen in het stelsel van volksgezondheidsverzekeringen kunnen partijen opnieuw in overleg treden over de inhoud van deze regeling.
28
2006-2008
Artikel 9.4 Overlijdensuitkering 9.4.1. Bij overlijden van de werknemer ontvangen de nabestaanden een eenmalige uitkering ter grootte van driemaal het laatstverdiende maandsalaris van de werknemer. In deze uitkering wordt mede geacht te zijn begrepen hetgeen aan de nabestaanden is verschuldigd op grond van artikel 7:674 B.W. en eventuele andere bepalingen van Sociale Zekerheidswetgeving op het gebied van arbeidsongeschiktheid. 9.4.2 Aan de nabestaanden wordt tevens het maandsalaris over de maand waarin de werknemer is overleden, uitbetaald. 9.4.3 Onder de in artikel 9.4.1 genoemde nabestaanden worden verstaan de echtgeno(o)t(e)/partner of ‑ bij het ontbreken hiervan ‑ de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen.
Artikel 9.5 Pensioenregeling 9.5.1
Pensioenregeling 9.5.1.1 De werkgever en de vakorganisaties zijn een flexibele pensioenregeling overeengekomen met ingang van 1 januari 2006. Deze pensioenregeling is nader uitgewerkt in het Pensioenreglement I F&C. Dit pensioenreglement maakt integraal onderdeel uit van de in deze CAO vastgelegde pensioenregeling. De werknemer op wie dit pensioenreglement van toepassing is, ontvangt een exemplaar van dit reglement. Deze pensioenregeling en dit pensioenreglement zijn vastgesteld binnen de per 1 januari 2006 geldende wettelijke kaders. Partijen treden opnieuw met elkaar in overleg als de wetgeving op pensioengebied ingrijpend wijzigt, met als doel nieuwe afspraken te maken binnen de nieuwe wettelijke kaders. Tot 1 januari 2006 gold de in bijlage 4 opgenomen pensioenregeling. 9.5.1.2 De werkgever is ten aanzien van de pensioenregeling trendvolger van de Achmea pensioenregeling, maar heeft eigen beslissingsbevoegdheid met betrekking tot indexatie voor de actieven, de eigen bijdrage en de franchise. De Achmea pensioenregeling wordt uitgevoerd door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Zorgverzekeraars (SBZ), een ondernemingspensioenfonds waar ook nog de gelden van de pensioenregeling van F&C worden belegd. Te zijner tijd worden die gelden separaat bij de verzekeraar ondergebracht. 9.5.1.3 De pensioenregeling is van toepassing op een werknemer die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft en op wie de CAO van toepassing is (hierna te noemen de deelnemer). Indien de arbeidsovereenkomst met de werknemer twee maanden of korter heeft geduurd en hij geen waardeoverdracht heeft gepleegd, zal de 29
Collectieve Arbeidsovereenkomst
werknemer op de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst geacht worden niet te hebben deelgenomen aan deze pensioenregeling (tenzij de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd tengevolge van het overlijden van de werknemer; in dat geval is het bepaalde in de volgende volzin ook niet van toepassing). Die werknemer zal daarom de door hem betaalde eigen bijdrage, zoals omschreven in artikel 9.5.7, retour ontvangen. De pensioenregeling is niet van toepassing op de werknemer die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft op 31 december 2005, op wie tevens de CAO van toepassing is en die geboren is voor 1 januari 1950. Voor deze werknemers blijft de in bijlage 4 opgenomen pensioenregeling van toepassing. Als deze werknemer reeds in dienst was op 31 december 1999 gelden tevens de in bijlage 4 opgenomen overgangsbepalingen. 9.5.1.4 De pensioenregeling kent de volgende vormen: een ouderdomspensioen ingaande op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt; een nabestaandenpensioen, alsmede een voorziening voor het zogenaamde Anw-hiaat (tijdelijke nabestaandenpensioen); een wezenpensioen; arbeidsongeschiktheidspensioen. 9.5.1.5 De werkgever behoudt zich het recht voor de pensioenregeling te wijzigen of aan te passen in de volgende gevallen: indien er wijziging in bestaande of invoering van nieuwe wettelijke regelingen betreffende arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden plaatsvindt, en voortzetting van deze pensioenregeling naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de werkgever kan worden verlangd; indien de werkgever door een verslechterde financiële positie niet meer in staat is haar bijdrage aan de pensioenregeling te voldoen; indien de Achmea pensioenregeling wijzigt; indien de Achmea verzekeringsvoorwaarden substantieel negatief wijzigen; indien de werkgever van mening is dat het continueren van het trendvolgerschap zich niet meer verhoudt tot dat wat zij voorstaat. In alle gevallen geldt dat partijen gedurende deze CAO periode vooraf nader overleg met elkaar voeren en dat de werkgever de deelnemer schriftelijk op de hoogte stelt van de voorgenomen wijzigingen in de pensioenregeling. 9.5.2 Definities 9.5.2.1 De datum van opname is de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. Met ingang van de datum van opname wordt de deelnemer in de pensioenregeling opgenomen. 30
2006-2008
9.5.3
9.5.4
9.5.2.2 De pensioendatum is de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. 9.5.2.3 Het pensioengevend salaris van het ouderdomspensioen wordt jaarlijks op 1 maart vastgesteld. Onder het pensioengevend salaris wordt verstaan 12 maal het bruto maandsalaris plus vakantiebijslag en eindejaarsuitkering (= basissalaris). 9.5.2.4 Het pensioengevend salaris van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt jaarlijks op 1 maart vastgesteld. Onder het pensioengevend salaris wordt verstaan 12 maal het bruto maandsalaris plus vakantiebijslag en eindejaarsuitkering (=basissalaris). Franchise en pensioengrondslag van het ouderdomspensioen 9.5.3.1 De franchise voor het ouderdomspensioen bedraagt Euro 13.857, voor 2006. De franchise wordt jaarlijks op 1 januari verhoogd op basis van de ‘consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens afgeleid’. 9.5.3.2 De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris, zoals gedefinieerd in artikel 9.5.2.3 dat jaarlijks op 1 maart wordt vastgesteld, verminderd met de franchise. Voor deelnemers met een deeltijd dienstverband wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend. Aanspraken 9.5.4.1 De opbouw van het ouderdomspensioen in enig jaar bedraagt 2% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag (middelloon). 9.5.4.2 Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het fictief te bereiken ouderdomspensioen en gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Hierbij wordt verondersteld dat de laatst vastgestelde pensioengrondslag niet meer wijzigt. Het nabestaandenpensioen wordt, indien relevant, aangevuld met een bedrag ter grootte van het zogenaamde Anw-hiaat. Bij de vaststelling van het Anw-hiaat vindt geen inkomenstoets plaats. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief nabestaandenpensioen opgebouwd. 9.5.4.3 Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het fictief te bereiken ouderdomspensioen en gaat in op de eerste dag volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot uiterlijk de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt; voor studerende of invalide kinderen geldt uiterlijk de 27-jarige leeftijd. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. 9.5.4.4 Bij volledige arbeidsongeschiktheid (80% of meer) bestaat aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze aanspraak bedraagt inclusief de uitkering volgens de Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO), 80% van het pensioengevend salaris zoals gedefinieerd in artikel 9.5.2.4. De ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen is 31
Collectieve Arbeidsovereenkomst
de datum waarop de deelnemer recht heeft op een WAO-uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum van de deelnemer, dan wel - indien dit eerder is - tot het moment waarop de deelnemer weer volledig arbeidsgeschikt is of tot eerder overlijden van de deelnemer. Is de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt, dan heeft hij recht op een evenredig lager arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt het ouderdomspensioen opgebouwd als ware men (volledig) in dienst gebleven bij de werkgever. Het bepaalde in artikel 9.5.5.1 is dan van overeenkomstige toepassing. Als de arbeidsovereenkomst beëindigd is, dan is het bepaalde van artikel 9.5.5.2 van toepassing. 9.5.4.5 De opbouw van het pensioen van werknemers met een IVA- en een WGA uitkering vindt plaats op basis van het voor de werknemer geldende pensioengevend salaris voorafgaand aan de eerste dag van arbeidsongeschiktheid: Voor arbeidsongeschikte werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, is pensioenopbouw, zoals hiervoor in dit artikel weergegeven, wettelijk niet toegestaan. De opbouw van het pensioen voor deze categorie werknemers vindt plaats op basis van het pensioengevend salaris naar rato van de mate van arbeidsgeschiktheid. Werknemers die volledig arbeidsongeschikt zijn, betalen geen eigen bijdrage. Werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, betalen een eigen bijdrage naar rato van de mate van arbeidsgeschiktheid. De tekst van artikel 9.5.4.5 is ontleend aan het principe akkoord van Achmea d.d. 4 juli 2006. Indien de definitieve tekst voor de CAO-Achmea bekend is en afwijkt van de tekst van artikel 9.5.4.5 wordt dit artikel in overeenstemming gebracht met de tekst van de CAOAchmea. Per 1 januari 2006 is de WIA in werking getreden. De WIA vervangt de WAO. F&C is met betrekking tot pensioen, en dus ook het arbeidsongeschiktheidspensioen, trendvolger van Achmea. Echter, de definitieve teksten betreffende de WIA (in casu de WIA-aanvulling en de WIA-excedent) zijn voor de CAO-Achmea nog niet beschikbaar. Zodra deze teksten beschikbaar zijn, wordt de CAO op dit punt aangepast. De WIA teksten zoals in deze versie van de CAO opgenomen, zijn ontleend aan het principe akkoord van Achmea d.d. 4 juli 2006. (zie ook tekst 9.2 met betrekking tot de twee WIA-verzekeringen (WIA-hiaat en WIAplus verzekering) die geen onderdeel uitmaken van de pensioenregeling).
32
2006-2008
9.5.5
Indexaties 9.5.5.1 Voor actieve deelnemers (dit zijn deelnemers die een arbeidsovereenkomst met de werkgever hebben) geldt dat de opgebouwde aanspraken - voorzover de middelen dit toelaten - jaarlijks op 1 januari worden verhoogd op basis van de ‘consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens afgeleid’. De indexatie is voorwaardelijk. De werkgever heeft wel in deze CAO, in artikel 5.1.2., bepaald dat gedurende de looptijd van de CAO de functies in niveaus 1 t/m 5 een gegarandeerde loonontwikkeling doormaken. Deze loonontwikkeling heeft directe gevolgen voor het pensioengevend salaris. 9.5.5.2 Voor gewezen deelnemers, gepensioneerden en arbeidsongeschikten geldt dat de aanspraken - voorzover de middelen dit toelaten - jaarlijks op 1 januari worden verhoogd op basis van de ‘consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens afgeleid’. De indexatie is voorwaardelijk. 9.5.6 Pensioenaanspraken oude regelingen Voor de actieve deelnemers voor wie de reeds door hen opgebouwde pensioenaanspraken van oude pensioenregelingen op 31 december 1999 (31 december 2000 voor PVF, Bank, Gak Holding, etc) zijn ingebracht in de Achmeapensioenregeling van 1 januari 2000, worden de door hen opgebouwde aanspraken vastgesteld conform de op 31 december 1999 (31 december 2000) op die deelnemers van toepassing zijnde pensioenregeling. Indien en voorzover de deelnemers hun opgebouwde pensioenaanspraken van de oude pensioenregeling hebben ingebracht in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000, worden deze aanspraken behandeld overeenkomstig de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000. De indexaties zoals omschreven in artikel 9.5.5 en de flexibiliteit zoals omschreven in artikel 9.5.8. zijn derhalve in gelijke mate van kracht. Voor de actieve deelnemer die er niet voor heeft gekozen de op 31 december 1999 (31 december 2000) opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000, worden deze opgebouwde pensioenaanspraken, voorzover van toepassing, geïndexeerd conform de voor hen van toepassing zijnde oude pensioenregeling. Deze indexatie vindt dan plaats als ware de actieve deelnemer een gewezen deelnemer.
9.5.6.1 Voor de werknemers die op 31 december 2005 in dienst zijn van de werkgever en die hun opgebouwde pensioenaanspraken hebben ingebracht in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 worden de door hen opgebouwde aanspraken ingebracht in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006.
Indien en voorzover de deelnemers hun opgebouwde pensioenaanspraken van de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 hebben ingebracht in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze aanspraken behandeld 33
Collectieve Arbeidsovereenkomst
overeenkomstig de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006. De indexaties zoals omschreven in artikel 9.5.5 en de flexibiliteit zoals omschreven in artikel 9.5.8. zijn derhalve in gelijke mate van kracht. Voor de actieve deelnemer die er niet voor kiest de op 31 december 2005 opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze opgebouwde pensioenaanspraken, voorzover van toepassing, geïndexeerd conform de voor hen van toepassing zijnde oude pensioenregeling. Deze indexatie vindt dan plaats als ware de actieve deelnemer een gewezen deelnemer. 9.5.6.2 Voor de werknemers die tussen 31 december 2000 en 1 januari 2006 in dienst van de werkgever zijn gekomen, worden de door hun opgebouwde aanspraken in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 en/of de F&C pensioenregeling van 1 januari 2005 ingebracht in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006. Indien en voorzover de deelnemers hun opgebouwde pensioenaanspraken van de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 en/of de F&C pensioenregeling van 1 januari 2005 inbrengen in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze aanspraken behandeld overeenkomstig de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006. De indexaties zoals omschreven in artikel 9.5.5 en de flexibiliteit zoals omschreven in artikel 9.5.8. zijn derhalve in gelijke mate van kracht. Voor de actieve deelnemer die er niet voor kiest de op 31 december 2005 opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze opgebouwde pensioenaanspraken, voorzover van toepassing, geïndexeerd conform de voor hen van toepassing zijnde oude pensioenregeling. Deze indexatie vindt dan plaats als ware de actieve deelnemer een gewezen deelnemer. 9.5.7 Eigen bijdrage deelnemer 9.5.7.1 De deelnemer is een eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage van de deelnemer wordt als volgt vastgesteld: Jaarlijks wordt de actuarieel berekende premie vastgesteld welke nodig is om de pensioentoezeggingen van de werkgever, zoals omschreven in het pensioenreglement, af te dekken. Eén derde deel van deze premie wordt gedeeld door de som van de pensioengrondslagen zoals gedefinieerd in artikel 9.5.3.2 van alle deelnemers. De uitkomst wordt uitgedrukt in een percentage. Het aldus verkregen percentage vormt de eigen bijdrage van de deelnemer. Dit percentage wordt genomen van de voor de deelnemer geldende pensioengrondslag zoals gedefinieerd in artikel 9.5.3.2. Dit percentage zal ten hoogste 6,67% bedragen.
34
2006-2008
9.5.8
9.5.7.2 Voor de deelnemer die op 1 januari 2005 in dienst is van de werkgever geldt de volgende overgangsregeling: per 1 januari 2005 wordt de tot dat moment voor de deelnemers geldende eigen bijdrage van 1% omgerekend in een percentage van de totale pensioengrondslagen zoals gedefinieerd in artikel 9.5.3.2 van alle deelnemers. Het aldus verkregen percentage wordt in 7 jaren, ingaande 1 januari 2005, geleidelijk verhoogd tot het percentage zoals dat conform artikel 9.5.7.1 wordt vastgesteld. Per 1 januari 2006 bedraagt het percentage van de eigen bijdrage 3% van de voor de deelnemer geldende pensioengrondslag van het ouderdomspensioen. 9.5.7.3 Indien een deelnemer een WAO-uitkering ontvangt, geldt het volgende: bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de eigen bijdrage berekend naar de mate van arbeidsgeschiktheid en bij volledige arbeidsongeschiktheid hoeft de deelnemer de eigen bijdrage niet meer te betalen. Flexibiliteit 9.5.8.1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.5.8.2, heeft de deelnemer het recht zelf de pensioendatum te bepalen. De pensioenleeftijd kan op zijn vroegst 55 jaar zijn, doch niet later dan 65 jaar. De hoogte van de pensioenen wordt bepaald op basis van collectief actuarieel neutrale conversie. 9.5.8.2 De deelnemer die kiest voor een pensioendatum die ligt vóór de datum waarop hij 65 jaar wordt, dient zijn keuze tenminste 6 maanden vóór de door hem gekozen pensioendatum aan de werkgever kenbaar maken. 9.5.8.3 De deelnemer kan, binnen de fiscale grenzen, individueel bijsparen via F&C Flexibel Spaar Pensioen om zodoende een hogere pensioenuitkering te realiseren. Dit gaat niet ten koste van de aanspraken die men kan maken op basis van de overgangsbepalingen zoals opgenomen in artikel 9.5.9. 9.5.8.4 De deelnemer heeft de mogelijkheid om met deeltijdpensioen te gaan. Daarbij gelden de volgende bepalingen: Deeltijdpensioen is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 55-jarige leeftijd bereikt. Deeltijdpensioen is uitsluitend mogelijk in dagen per week; daarbij is het maximaal drie maal toegestaan het aantal dagen deeltijdpensioen per week te wijzigen. De deelnemer die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid met deeltijdpensioen te gaan, is gehouden het gewenste aantal dagen deeltijdpensioen per week en de variatie daarin, zoveel mogelijk voorafgaand aan de datum van ingang van het deeltijdpensioen aan de werkgever kenbaar te maken. 35
Collectieve Arbeidsovereenkomst
De opbouw van het ouderdomspensioen wordt voortgezet voor de uren die de deelnemer werkzaam blijft. Partijen zijn de in dit artikel opgenomen bepalingen overeengekomen onder het voorbehoud van nieuwe wet- en regelgeving op dit gebied. Ingeval wet- en regelgeving wijzigt, dan treden partijen opnieuw met elkaar in overleg om nieuwe afspraken te maken binnen de alsdan geldende wet- en regelgeving. 9.5.8.5 De deelnemer heeft eveneens de mogelijkheid om het nabestaandenpensioen in te ruilen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Bij dit ruilen zoals omschreven in de vorige zin, is de toestemming van de partner vereist. Voor de vaststelling van de ruilvoet wordt verwezen naar bijlage 2 ‘Voorwaarden uitkeringsflexibiliteit behorend bij Pensioenreglement I’. 9.5.8.6 De deelnemer heeft tevens de mogelijkheid om de hoogte van de pensioenuitkering te variëren, binnen de wettelijke en fiscale kaders. 9.5.9 Overgangsbepalingen 9.5.9.1 De werkgever stelt aan iedere werknemer, op wie de in hoofdstuk 9.5 van deze CAO geldende pensioenregeling van toepassing is, 1,25% van het pensioengevend salaris, zoals gedefinieerd in artikel 9.5.2.3, beschikbaar ten behoeve van een levensloopregeling. De werknemer is overigens vrij in de besteding van deze bijdrage. Voor de werknemer die geboren is op of na 1 januari 1950 en op 31 december 1999 een arbeidsovereenkomst had met de werkgever, gelden de volgende overgangsbepalingen. Met deze overgangsbepalingen wordt, in samenhang met de in dit artikel genoemde werkgeversbijdrage in de levensloopregeling, onder andere beoogd de betreffende werknemers bij een volledige diensttijd uit te laten treden rond hun 63-jarige leeftijd met een uitkering van 70% van het pensioengevend salaris. De opbouw van het ouderdomspensioen zoals genoemd in artikel 9.5.4.1 bedraagt vanaf 1 januari 2006 2,25% per dienstjaar. Voor deze werknemer wordt 0,25% extra ouderdomspensioen per dienstjaar opgebouwd vanaf diens 22-jarige leeftijd, als ware de werknemer vanaf 22-jarige leeftijd in dienst van de werkgever tot aan de datum van 1 januari 2000. Indien de bijdrage van de werkgever in de levensloopregeling van 1,25% van het pensioengevend salaris voor het ouderdomspensioen niet toereikend is om het gemis aan AOW tussen de 63- en 65jarige leeftijd van de werknemer te overbruggen, dan draagt de werkgever extra bij voor een uitkering tussen de 63- en 65-jarige leeftijd van de werknemer. Daarbij wordt de hoogte van de AOW gesteld op 70% van de conform artikel 9.5.3.1 vastgestelde franchise.
36
2006-2008
Indien de werknemer op 1 januari 2005 ouder is dan 48 jaar, en jonger dan 55 jaar, dan betaalt de werkgever in aanvulling op het gestelde in de tweede en derde bullet van dit artikel, een bijdrage om de werknemer in de gelegenheid te stellen eerder dan op 63jarige leeftijd te kunnen uittreden met een uitkering van 70% van het pensioengevend salaris. Daarbij geldt de navolgende staffel: Leeftijd op 1-1-2005
Beoogde uittredingsleeftijd
48
62 jaar en 10 maanden
49
62 jaar en 9 maanden
50
62 jaar en 8 maanden
51
62 jaar en 6 maanden
52
62 jaar en 5 maanden
53
62 jaar en 3 maanden
54
62 jaar en 2 maanden
De in paragraaf 9.5.9.1 onder de tweede tot en met de vierde bullet omschreven overgangsbepalingen betreffen voorwaardelijke aanspraken. De werknemers kunnen slechts rechten aan deze aanspraken ontlenen indien en voorzover financiering van deze aanspraken heeft plaatsgevonden. De werkgever stelt eenmalig per 31 december 2005 de voor de in de tweede tot en met de vierde bullet beschreven overgangsbepalingen noodzakelijke premie vast en stort deze, afhankelijk van de fiscale ruimte, geheel of gedeeltelijk in het pensioen van de betreffende werknemer. De storting in pensioen zal over een periode van 15 jaar plaatsvinden. Indien de fiscale ruimte niet toereikend is, dan wordt het fiscaal bovenmatige deel aan de werknemer op andere wijze beschikbaar gesteld. De wijze waarop wordt in onderling overleg tussen de werkgever en de werknemer bepaald. Ook hier geldt dat de financiering over een periode van 15 jaar zal plaatsvinden. Indien de werknemer geboren is tussen 1 januari 1950 en 31 december 1956 en op 31 december 2005 een dienstbetrekking heeft bij de werkgever, geldt de navolgende overgangsbepaling als hij voor 1 januari 2012 40 dienstjaren bij de werkgever heeft doorgebracht.
37
Collectieve Arbeidsovereenkomst
De werkgever stelt aan deze werknemer bij het bereiken van 40 dienstjaren een extra bijdrage beschikbaar om hem eerder uit te laten treden dan in het onder de vorige bullet weergegeven schema. Deze bijdrage komt overeen met het aantal jaren eerder uittreden volgens onderstaand schema: Jaar waarin 40 dienstjaren wordt bereikt
Aantal jaren eerder uittreden
2005
Volgens artikel 9.4 in bijlage 4
2006
6 jaar
2007
5 jaar
2008
4 jaar
2009
3 jaar
2010
2 jaar
2011
1 jaar
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: 1. Op basis van deze overgangsregeling kunnen niet meer rechten verkregen worden dan op basis van de regeling conform artikel 9.4 in bijlage 4. 2. De in de laatste alinea van het hiervoor genoemde artikel 9.4 opgenomen zinsnede “Onder 40 dienstjaren wordt in dit verband tevens verstaan `40 jaar dienstverband waarvan 25 jaar in het ziekenfondswezen zoals in de op 31 december 1998 van toepassing zijnde CAO voor de Zorgverzekeraars is geregeld” is hier niet van toepassing. 3. Bij de berekening wordt uitgegaan van een uitkering van 70% van het op 31 december 2005 geldende pensioengevend salaris van het ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar (zie bijlage 4). Dit bedrag wordt niet geïndexeerd. 4. Voor deelnemers met een deeltijd dienstverband geldt de uitkering naar rato van het dienstverband en voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerkers naar rato van de mate van arbeidsgeschiktheid.
38
9.5.9.2 Voor de werknemer die geboren is op of na 1 januari 1950 en die tussen 1 januari 2000 en 31 december 2005 in dienst is getreden bij de werkgever, geldt de volgende overgangsbepaling. De opbouw van het ouderdomspensioen zoals genoemd in artikel 9.5.4.1 bedraagt vanaf 1 januari 2006 2,25% per dienstjaar. 9.5.9.3 Met deze overgangsbepaling wordt onder andere, in samenhang met de in dit artikel beschreven werkgeversbijdrage in de levensloopregeling, beoogd de betreffende werknemers bij een volledige diensttijd uit te laten treden rond hun 63-jarige leeftijd met een uitkering van 70% van het pensioengevend salaris.
2006-2008
Hoofdstuk 10 Faciliteiten en kostenvergoedingen De uitwerking van faciliteiten en kostenvergoedingen is opgenomen in de personeelsregeling.
39
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Hoofdstuk 11 Individuele klachtenregeling en beleid ter voorkoming van seksuele intimidatie De uitwerking van de klachtenregeling en het beleid ter voorkoming van seksuele intimidatie is opgenomen in de personeelsregeling.
40
2006-2008
Bijlage 1: Partnerdefinitie Partner anders dan op basis van burgerlijk huwelijk of geregistreerd partnerschap 1. Als partner wordt beschouwd de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer onmiddellijk vóór diens overlijden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd mits aan alle navolgende voorwaarden is voldaan: de partner is niet een bloed- of aanverwant van de (gewezen) deelnemer in de rechte linie of in de tweede graad in de zijlinie; de (gewezen) deelnemer en de partner zijn beiden ongehuwd of ongeregistreerd; de (gewezen) deelnemer en de partner voeren uitsluitend met elkaar en eventueel met hun kinderen een gemeenschappelijke huishouding; de gemeenschappelijke huishouding is aangevangen vóór de pensioendatum en heeft, na het verlijden van de onder 2 genoemde samenlevingsovereenkomst, ten minste zes volle maanden geduurd; de (gewezen) deelnemer en de partner hebben zich uitsluitend wegens de tussen hen bestaande affectieve relatie tegenover elkaar verbonden elkaar het nodige te verschaffen. 2. De (gewezen) deelnemer, die aan alle in lid 1 omschreven voorwaarden voldoet, dient zich bij de werkgever c.q. de pensioenverzekeraar te melden onder overlegging van: uittreksel uit het bevolkingsregister en - indien de werkgever of de pensioenverzekeraar zulks verlangt - uit de registers van de burgerlijke stand, waaruit blijkt dat aan de in lid 1 omschreven voorwaarden is voldaan; een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of een gewaarmerkt uittreksel hiervan waarin ten minste is opgenomen: de volledige namen en de geboortedata van de (gewezen) deelnemer en de partner; een regeling met betrekking tot de verdeling van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. De (gewezen) deelnemer dient in te staan voor de juistheid van de gegevens, zoals die in de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of het gewaarmerkte uittreksel hiervan zijn vermeld. Aan het vereiste van een notarieel verleden akte behoeft niet te worden voldaan indien de gezamenlijke huishouding aantoonbaar reeds vijf jaar of langer bestaat.
41
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Bijlage 2: Artikel 7:672 B.W. 1. Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij bij schriftelijke overeenkomst, reglement of door het gebruik een andere dag daarvoor aangewezen. 2. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging: korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand; vijf jaar of langer, maar korter dan tien heeft geduurd: twee maanden; tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden; vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden. 3. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand. 4. Indien de toestemming bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 is verleend, wordt de termijn van opzegging, bedoeld in lid 2, verkort met één maand, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. 5. De termijn, bedoeld in lid 2, kan slechts worden verkort bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. De termijn kan schriftelijk worden verlengd. 6. Van de termijn, bedoeld in lid 3, kan schriftelijk worden afgeweken. De termijn van opzegging voor de werknemer mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die voor de werknemer. 7. Van lid 4 kan, voorzover het betreft de resterende termijn van opzegging van één maand, slechts ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. 8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, mag de termijn van opzegging, bedoeld in lid 6, tweede volzin, voor de werkgever worden verkort, mits de termijn niet korter is dan die voor de werknemer. 9. Voor de toepassing van lid 2 worden arbeidsovereenkomsten geacht een zelfde, niet onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen in geval van herstel van de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 682. Bovenstaande tekst is een (gedeeltelijke) weergave van artikel 7:672 B.W., zoals deze ten tijde van de inwerkingtreding van deze CAO gold. Indien art. 7:672 B.W. gedurende de looptijd van deze CAO wijzigt, dan wijzigt bovenstaande tekst dienovereenkomstig.
42
Advisor ALM Desk Sr Strategist
7
6
Head of Strategy NL
8
Fund Manager Asset Allocation
Head Of Insurance Desk Head of Euro Gov Bonds Head of Convertibles Head of Inv. Grades Euro, Global & Dollar Credits Sr Global Pf Mgr Convertibles Sr Global Pf Mgr Equities Sr Global Pf Mgr Fixed Income Sr Global Pf Mgr Ind Real Est Sr Global Sector Mgr Credits Sr Credit Analyst Inv. Grade Sr Pf Mgr Euro Gov Bonds Sr Global Pf Mgr Convertibles Sr Global Pf Mgr Equities Sr Global Pf Mgr Fixed Income Sr Global Pf Mgr Ind Real Est Sr Global Sector Mgr Credits Credit Analyst Inv. Grade Pf Mgr Euro Gov Bonds
Head Of Global Credits
Portfolio Management
9
F&C functieniveau 10
Research
Sr Account Manager
Retail Manager Sr Account Manager
Sr Sales & Account Manager
Dir Institutional Business Dir. Clients Institutional Business Dir Business Development
Marketing & Sales
Head of Operations
Operations/Human Resources/Support
Sr. Group Audit Third Party Manager Relationship Manager
Head of Legal & Compliance & Company Secretary
Risk Management
2006-2008
Bijlage 3: Functiematrix
43
44
1
2
3
4
5
F&C functieniveau
Research
Quality Control Manager
Portfolio Analyst
Portfolio Management
Payroll Administrator Executive Secretary Technical Service Analyst Administrator HR Administrator Secretary
Account Assistant Marketing Specialist
Manager IT
Transition Manager Sr Reporting Manager
Operations/Human Resources/Support
Account Assistant Transition Administrator
Legal Counsel Compliance Officer
Risk Management
Account Assistant Desk Account Manager Retail
Account Manager Head of Marketing & Sales Support
Marketing & Sales
Collectieve Arbeidsovereenkomst
2006-2008
Bijlage 4: P ensioenregeling voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en reeds in dienst op 31 december 2005 Deze bijlage betreft de pensioenregeling zoals deze: a) geldt voor degenen die geboren zijn voor 1 januari 1950 en in dienst waren van de werkgever op 31 december 2005; b) gold tot 1 januari 2006 voor degenen die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en in dienst waren van de werkgever op 31 december 2005.
1 Pensioenregeling 1.1 De werkgever en de vakorganisaties zijn een flexibele pensioenregeling overeengekomen met ingang van 1 januari 2000. Deze pensioenregeling is nader uitgewerkt in het Pensioenreglement II F&C. Dit pensioenreglement maakt integraal onderdeel uit van de in deze CAO vastgelegde pensioenregeling. De werknemer op wie dit pensioenreglement van toepassing is, ontvangt een exemplaar van dit reglement. Deze pensioenregeling en dit pensioenreglement zijn vastgesteld binnen de op het moment van vaststelling geldende wettelijke kaders. Partijen treden opnieuw met elkaar in overleg als de wetgeving op pensioengebied ingrijpend wijzigt, met als doel nieuwe afspraken te maken binnen de nieuwe wettelijke kaders. 1.2 De werkgever is ten aanzien van de pensioenregeling trendvolger van de Achmea pensioenregeling, maar heeft eigen beslissingsbevoegdheid met betrekking tot indexatie voor de actieven, de eigen bijdrage en de franchise. De Achmea pensioenregeling wordt uitgevoerd door SBZ, een ondernemingspensioenfonds waar ook nog de gelden van de pensioenregeling van F&C worden belegd. Te zijner tijd worden die gelden separaat bij de verzekeraar ondergebracht. 1.3 De pensioenregeling is van toepassing op een werknemer die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft en op wie de CAO van toepassing is (hierna te noemen de deelnemer). Indien de arbeidsovereenkomst met de werknemer twee maanden of korter heeft geduurd en hij geen waardeoverdracht heeft gepleegd, zal de werknemer op de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst geacht worden niet te hebben deelgenomen aan deze pensioenregeling (tenzij de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd tengevolge van het overlijden van de werknemer; in dat geval is het bepaalde in de volgende volzin ook niet van toepassing). Die werknemer zal daarom de door hem betaalde eigen bijdrage, zoals omschreven in artikel 7, retour ontvangen. 1.4 Een overgangsbepaling kan van toepassing zijn mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 9.
45
Collectieve Arbeidsovereenkomst
1.5 De pensioenregeling kent de volgende vormen: een ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar; een ouderdomspensioen ingaande op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt (op deze dag eindigt het ouderdoms pensioen tussen 62 en 65 jaar); een nabestaandenpensioen, alsmede een voorziening voor het zogenaamde Anwhiaat (tijdelijk nabestaandenpensioen); een wezenpensioen; een arbeidsongeschiktheidspensioen (inclusief een voorziening voor het zogenaamde WAO-gat). 1.6 De werkgever behoudt zich het recht voor de pensioenregeling te wijzigen of aan te passen in de volgende gevallen: indien blijkt dat, door wijzigingen in Nederlandse of Europese regelgeving of jurisprudentie, voortzetting van deze pensioenregeling in redelijkheid niet van de werkgever kan worden verlangd. In dat geval zullen partijen nader overleg voeren. Op grond van de invoering van de WIA per 1 januari 2006 wordt nader overleg gevoerd over de effecten van het te verzekeren arbeidsongeschiktheidspensioen; indien er wijziging in bestaande of invoering van nieuwe wettelijke regelingen betreffende arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden plaatsvindt, en dat voortzetting van deze pensioenregeling naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de werkgever kan worden verlangd; indien de werkgever door een verslechterde financiële positie niet meer in staat is haar bijdrage aan de pensioenregeling te voldoen; indien de Achmea pensioenregeling wijzigt; indien de Achmea verzekeringsvoorwaarden substantieel negatief wijzigen; indien de werkgever van mening is dat het continueren van het trendvolgerschap zich niet meer verhoudt tot dat wat zij voorstaat. In alle geval geldt dat partijen nader overleg met elkaar voeren en dat de werkgever de werknemer schriftelijk op de hoogte stelt van de voorgenomen wijzigingen in de pensioenregeling. Met betrekking tot dit artikel; per 1 januari 2006 is de WIA in werking getreden. De WIA vervangt de WAO. F&C is met betrekking tot pensioen, en dus ook het arbeidsongeschikt heidspensioen, trendvolger van Achmea. Echter, de definitieve teksten betreffende de WIA (in casu de WIA-aanvulling en de WIA-excedent) zijn voor de CAO-Achmea nog niet beschikbaar. Zodra deze teksten beschikbaar zijn, wordt de CAO op dit punt aangepast. De WIA teksten zoals in deze versie van de CAO opgenomen, zijn ontleend aan het principe akkoord van Achmea d.d. 4 juli 2006. (zie ook tekst hoofdstuk 9.2 Arbeidsongeschiktheid met betrekking tot de twee WIA-verzekeringen (WIA-hiaat en WIA-plus verzekering) die geen onderdeel uitmaken van de pensioenregeling).
46
2006-2008
2 Definities 2.1 De datum van opname is de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. Met ingang van de datum van opname wordt de deelnemer in de pensioenregeling opgenomen. 2.2 De pensioendatum is de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 62 jaar bereikt en/of de datum die overeenkomstig artikel 8 wordt afgesproken en/of de datum die voortvloeit uit de overgangsbepaling genoemd in artikel 9.6. 2.3 Het pensioengevend salaris van het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar wordt jaarlijks op 1 maart vastgesteld. Onder het pensioengevend salaris wordt verstaan 12 maal het bruto maandsalaris plus vakantietoeslag en eindejaarsuitkering (= basissalaris). 2.4 Het pensioengevend salaris van het ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar wordt jaarlijks op 1 maart vastgesteld. Onder het pensioengevend salaris wordt verstaan 12 maal het bruto maandsalaris plus vakantietoeslag en eindejaarsuitkering (= basissalaris).
3 Franchise en pensioengrondslag van het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar 3.1 De franchise voor het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar bedraagt per 1 januari € 13.857,- voor 2006. De franchise wordt jaarlijks op 1 januari verhoogd op basis van de ‘consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens afgeleid’. 3.2 De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris zoals gedefinieerd in artikel 2.3, dat jaarlijks op 1 maart wordt vastgesteld verminderd met de franchise. Voor deelnemers met een deeltijd dienstverband wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend.
4 Aanspraken 4.1 Het ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar bedraagt per deelnemersjaar 1,75% van het laatstverdiende pensioengevend salaris zoals gedefinieerd in artikel 2.4, met een maximum van 70% van het laatstverdiende pensioengevend salaris. Onder deelnemingsjaar wordt verstaan ieder jaar waarin de deelnemer heeft deelgenomen aan deze pensioenregeling. 4.2 Het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar is gebaseerd op het zogenaamde middelloonstelsel. De opbouw in enig jaar bedraagt 2% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Binnen de toegestane fiscale kaders bestaan er geen beperkingen voor het aantal jaren dat pensioen kan worden opgebouwd.
47
Collectieve Arbeidsovereenkomst
4.3 Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het fictief te bereiken ouderdomspen sioen vanaf 65 jaar en gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt. Hierbij wordt verondersteld dat de laatst vastgestelde pensioengrondslag niet meer wijzigt. Het nabestaandenpensioen wordt, indien relevant, aangevuld met een bedrag ter grootte van het zogenaamde Anw-hiaat. Bij de vaststelling van het Anwhiaat vindt geen inkomenstoets plaats. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief nabestaandenpensioen opgebouwd. 4.4 Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het fictief te bereiken ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en gaat in op de eerste dag volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot uiterlijk de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt; voor studerende of invalide kinderen geldt uiterlijk de 27-jarige leeftijd. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. 4.5 Bij volledige arbeidsongeschiktheid (80% of meer) bestaat aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze aanspraak bedraagt inclusief de uitkering volgens de Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO), 80% van het pensioengevend salaris zoals gedefinieerd in artikel 2.4. De ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheids pensioen is de datum waarop de deelnemer recht heeft op een WAO-uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum van de deelnemer, dan wel - indien dit eerder is - tot het moment waarop de deelnemer weer volledig arbeidsgeschikt is of tot eerder overlijden van de deelnemer. Is de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt, dan heeft hij recht op een evenredig lager arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar opgebouwd als ware men (volledig) in dienst gebleven bij de werkgever. Het bepaalde in artikel 5.1 is dan van overeenkomstige toepassing. Als de arbeidsovereenkomst beëindigd is, dan is het bepaalde van artikel 5.2 van toepassing.
5 Indexaties 5.1 Voor actieve deelnemers (dit zijn deelnemers die een arbeidsovereenkomst met de werkgever hebben) geldt dat de opgebouwde aanspraken – voorzover de middelen dit toelaten- jaarlijks op 1 januari worden verhoogd op basis van de ‘consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens afgeleid’. De indexatie is voorwaardelijk. De werkgever heeft wel in deze CAO, in artikel 5.1.2. bepaald dat gedurende de looptijd van de CAO de functies in niveaus 1 t/m 5 een gegarandeerde loonontwikkeling doormaken. Deze loonontwikkeling heeft directe gevolgen voor het pensioengevend salaris. 5.2 Voor gewezen deelnemers of gepensioneerden geldt dat de aanspraken - voorzover de middelen dit toelaten - jaarlijks op 1 januari worden verhoogd op basis van de ‘totaal consumentenprijsindex, werknemersgezinnen met een laag inkomen’. 48
2006-2008
6 Pensioenaanspraken oude regelingen 6.1 Pensioenaanspraken oude regelingen Voor de actieve deelnemers voor wie de reeds door hen opgebouwde pensioenaanspraken van oude pensioenregelingen op 31 december 1999 (31 december 2000 voor PVF, Bank, Gak Holding, etc) zijn ingebracht in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000, worden de door hen opgebouwde aanspraken vastgesteld conform de op 31 december 1999 (31 december 2000) op die deelnemers van toepassing zijnde pensioenregeling. Indien en voorzover de deelnemers hun opgebouwde pensioenaanspraken van de oude pensioenregeling hebben ingebracht in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000, worden deze aanspraken behandeld overeenkomstig de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000. De indexaties zoals omschreven in artikel 5 en de flexibiliteit zoals omschreven in artikel 8 zijn derhalve in gelijke mate van kracht. Voor de actieve deelnemer die er niet voor heeft gekozen de op 31 december 1999 (31 december 2000) opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000, worden deze opgebouwde pensioenaanspraken, voorzover van toepassing, geïndexeerd conform de voor hen van toepassing zijnde oude pensioenregeling. Deze indexatie vindt dan plaats als ware de actieve deelnemer een gewezen deelnemer. 6.2 Voor de werknemers die op 31 december 2005 in dienst zijn van de werkgever en die hun opgebouwde pensioenaanspraken hebben ingebracht in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 worden de door hen opgebouwde aanspraken ingebracht in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006. Indien en voorzover de deelnemers hun opgebouwde pensioenaanspraken van de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 hebben ingebracht in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze aanspraken behandeld overeenkomstig de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006. De indexaties zoals omschreven in artikel 9.5.5 en de flexibiliteit zoals omschreven in artikel 9.5.8. zijn derhalve in gelijke mate van kracht. Voor de actieve deelnemer die er niet voor kiest de op 31 december 2005 opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze opgebouwde pensioenaanspraken, voorzover van toepassing, geïndexeerd conform de voor hen van toepassing zijnde oude pensioenregeling. Deze indexatie vindt dan plaats als ware de actieve deelnemer een gewezen deelnemer. 6.3 Voor de werknemers die tussen 31 december 2000 en 1 januari 2006 in dienst van de werkgever zijn gekomen, worden de door hun opgebouwde aanspraken in de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 en/of de F&C pensioenregeling van 1 januari 2005 ingebracht in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006. Indien en voorzover de deelnemers hun opgebouwde pensioenaanspraken van de Achmea pensioenregeling van 1 januari 2000 en/of de F&C pensioenregeling van 1 januari 2005 inbrengen in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze aanspraken behandeld overeenkomstig de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006. 49
Collectieve Arbeidsovereenkomst
De indexaties zoals omschreven in artikel 9.5.5 en de flexibiliteit zoals omschreven in artikel 9.5.8. zijn derhalve in gelijke mate van kracht. Voor de actieve deelnemer die er niet voor kiest de op 31 december 2005 opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen in de F&C pensioenregeling van 1 januari 2006, worden deze opgebouwde pensioenaanspraken, voorzover van toepassing, geïndexeerd conform de voor hen van toepassing zijnde oude pensioenregeling. Deze indexatie vindt dan plaats als ware de actieve deelnemer een gewezen deelnemer.
7 Eigen bijdrage deelnemer 7.1 De deelnemer is een eigen bijdrage verschuldigd. 7.2 De eigen bijdrage van de deelnemer die op of na 1 januari 2005 in dienst is getreden, wordt als volgt vastgesteld: jaarlijks wordt de actuarieel berekende premie vastgesteld welke nodig is om de pensioentoezeggingen van de werkgever, zoals omschreven in het pensioenreglement, af te dekken. Eén derde deel van deze premie wordt gedeeld door de som van de pensioengrondslagen zoals gedefinieerd in artikel 3.2 van alle deelnemers. De uitkomst wordt uitgedrukt in een percentage. Het aldus verkregen percentage vormt de eigen bijdrage van de deelnemer. Dit percentage wordt genomen van de voor de deelnemer geldende pensioengrondslag zoals gedefinieerd in artikel 3.2. Dit percentage zal ten hoogste 6,67% bedragen. 7.3 Voor de deelnemer die op 31 december 2004 in dienst is van de werkgever geldt de volgende overgangsregeling: per 1 januari 2005 wordt de tot dat moment voor de deelnemers geldende eigen bijdrage van 1% omgerekend in een percentage van de totale pensioengrondslagen zoals gedefinieerd in artikel 3.2 van alle deelnemers. Het aldus verkregen percentage wordt in 7 jaren, ingaande 1 januari 2005, geleidelijk verhoogd tot het percentage zoals dat conform artikel 7.2 wordt vastgesteld. Per 1 januari 2006 bedraagt het percentage van de eigen bijdrage 3% van de voor de deelnemer geldende pensioengrondslag van het ouderdomspensioen. 7.4 Indien een deelnemer een WAO-uitkering ontvangt, geldt het volgende: bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de eigen bijdrage berekend naar de mate van arbeidsgeschiktheid en bij volledige arbeidsongeschiktheid hoeft de deelnemer de eigen bijdrage niet meer te betalen.
8 Flexibiliteit 8.1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.2, heeft de deelnemer het recht zelf de pensioendatum te bepalen. De pensioenleeftijd kan op zijn vroegst 55 jaar zijn, doch niet later dan 65 jaar. De hoogte van de pensioenen wordt bepaald op basis van collectief actuarieel neutrale conversie. 8.2 Indien de deelnemer kiest voor een pensioendatum die ligt vóór de datum waarop hij 62 jaar wordt, dan zal hij zijn keuze tenminste 6 maanden vóór de door hem gekozen pensioendatum aan de werkgever kenbaar maken. Indien de deelnemer kiest voor een 50
2006-2008
pensioendatum die ligt na zijn 62e jaar, dan dient hij daarvoor toestemming van de werkgever te hebben; een verzoek om toestemming dient de deelnemer in dat geval uiterlijk 6 maanden voordat hij 62 jaar wordt te doen. De deelnemer die op of na 1 januari 2000 een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft gesloten, hoeft deze toestemming niet te hebben als hij kiest voor een pensioendatum die ligt na het 62e jaar. 8.3 De deelnemer kan, binnen de fiscale grenzen, individueel bijsparen via F&C Flexibel Spaar Pensioen om zodoende een hogere pensioenuitkering te realiseren. Dit gaat niet ten koste van de aanspraken die men kan maken op basis van de overgangsbepalingen zoals opgenomen in artikel 9. 8.4 De deelnemer heeft de mogelijkheid om met deeltijdpensioen te gaan. Daarbij gelden de volgende bepalingen: deeltijdpensioen is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 55-jarige leeftijd bereikt; deeltijdpensioen is uitsluitend mogelijk in dagen per week; daarbij is het maximaal drie maal toegestaan het aantal dagen deeltijdpensioen per week te wijzigen; de deelnemer die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid met deeltijdpensioen te gaan, is gehouden het gewenste aantal dagen deeltijdpensioen per week en de variatie daarin, zoveel mogelijk voorafgaand aan de datum van ingang van het deeltijdpensioen aan de werkgever kenbaar te maken; de opbouw van het ouderdomspensioen wordt voortgezet voor de uren die de werknemer werkzaam blijft; partijen zijn de in dit artikel opgenomen bepalingen overeengekomen onder het voorbehoud van nieuwe wet- en regelgeving op dit gebied. Ingeval wet- en regelgeving wijzigt, dan treden partijen opnieuw met elkaar in overleg om nieuwe afspraken te maken binnen de dan geldende wet- en regelgeving. 8.5 De deelnemer heeft eveneens de mogelijkheid om het nabestaandenpensioen in te ruilen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Bij dit ruilen zoals omschreven in de vorige zin, is de toestemming van de partner vereist. Voor de vaststelling van de ruilvoet wordt verwezen naar bijlage 2 ‘Voorwaarden uitkeringsflexibiliteit behorend bij Pensioenreglement II’. 8.6 De deelnemer heeft tevens de mogelijkheid om de hoogte van de pensioenuitkering te variëren, binnen de wettelijke en fiscale kaders. 8.7 De in dit artikel genoemde mogelijkheden van flexibiliteit zijn nader uitgewerkt in het pensioenreglement en gelden indien en voorzover deze mogelijkheden fiscaal en wettelijk zijn toegestaan. 8.8 Maakt een werknemer op de pensioendatum gebruik van een personeelsregeling, dan kan hij van deze personeelsregeling gebruik blijven maken indien en voorzover dit in die desbetreffende personeelsregeling is opgenomen.
51
Collectieve Arbeidsovereenkomst
9 Overgangsbepalingen 9.1 Gedurende de looptijd van de CAO gelden de onderstaande overgangsbepalingen. De werkgever en de vakorganisaties hebben daarbij de intentie om deze overgangsbepalingen bij het aangaan van een volgende CAO telkens voor de dan overeengekomen looptijd te zullen herbevestigen. Deze overgangsbepalingen kunnen worden gebruikt voor de mogelijkheden zoals die worden geschetst in artikel 8. 9.2 De overgangsbepalingen zoals opgenomen in artikel 9.3 tot en met artikel 9.7 gelden uitsluitend voor de deelnemers die voldoen aan beide van de volgende twee voorwaarden: zij moeten op 31 december 1999 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de werkgever hebben; zij moeten aansluitend aan die arbeidsovereenkomst met pensioen gaan. 9.3 De pensioenopbouw voor het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar wordt gedurende de periode van het ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar voortgezet. Indien een deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheden zoals opgenomen in artikel 8, vindt pensioenopbouw eveneens plaats over de jaren van het ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar, dan wel vanaf een eerdere datum overeenkomstig artikel 9.6. De pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast aan de ‘consumenten prijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid’. 9.4 De deelnemers die op basis van de voor hen op 31 december 1998 geldende VUTregeling recht hebben op een VUT-uitkering bij 40 dienstjaren, behouden dit recht in de vorm van een vervroegde ingang van het ouderdomspensioen tussen de 62 en 65 jaar. Voorzover relevant, zijn de criteria van de VUT-regeling zoals die gold op 31 december 1998, hier van overeenkomstige toepassing. De hoogte van dit ouderdomspensioen bedraagt dan 70% - of een hoger percentage – van het pensioengevend salaris zoals gedefinieerd in artikel 2.4. De hoogte van het percentage is gekoppeld aan het kalenderjaar waarin 40 dienstjaren bereikt wordt. De staffel ziet er als volgt uit:
52
2006-2008
Jaar waarin 40 dienstjaren wordt bereikt *)
Ouderdomspensioen tot 65e jaar (% van het pensioengevend salaris)
2000
80%
2001
79%
2002
78%
2003
77%
2004
76%
2005
75%
2006
74%
2007
73%
2008
72%
2009
71%
2010 en later
70%
*) Onder 40 dienstjaren wordt in dit verband tevens verstaan “40 jaar in dienstverband waarvan 25 jaar in het ziekenfondswezen” zoals in de op 31 december 1998 van toepassing zijnde CAO voor Zorgverzekeraars is geregeld.
53
Collectieve Arbeidsovereenkomst
9.5 Indien de deelnemer op de pensioendatum 62 jaar of ouder is en tenminste 10 jaar een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever, wordt zijn recht op ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar aangevuld tot tenminste 70% - of een hoger percentage – van het pensioengevend salaris zoals gedefinieerd in artikel 2.4. Als ondergrens geldt het minimumloon inclusief de vakantiebijslag en de eindejaarsuitkering. De hoogte van het percentage is gekoppeld aan de leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2000. De staffel ziet er als volgt uit:
54
Leeftijd deelnemer op 1-1-2000
Percentage ouderdomspensioen Tussen 62 en 65 jaar
60 jaar en ouder
80%
59 jaar
79%
58 jaar
78%
57 jaar
77%
56 jaar
76%
55 jaar
75%
54 jaar
74%
53 jaar
73%
52 jaar
72%
51 jaar
71%
50 jaar of jonger
70%
2006-2008
9.6 In aanvulling op artikel 9.5 geldt het volgende. Indien de deelnemer op de pensioenleeftijd van 62 jaar tenminste 10 jaar een arbeidsovereenkomst zou hebben gehad met de werkgever, heeft de deelnemer het recht om op een eerdere pensioendatum dan die van het 62e jaar met ouderdomspensioen (tussen 62 en 65 jaar) te gaan. Deze eerdere pensioendatum wordt vastgesteld aan de hand van de leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2000 en aan de hand van de pensioenregeling die vóór 1 januari 2000 op de deelnemer van toepassing was. De staffel ziet er dan als volgt uit: Leeftijd deelnemer op 1-1-2000
55 jaar of ouder 52/53/54 jaar 49/50/51 jaar 46/47/48 jaar
Pensioenleeftijd voor ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar voor deelnemers die voor 1-1-2000 vielen onder de pensioenregeling van: - CAO Verz. Bedrijf - CAO Verz. Bedrijf Binnendienst: Buitendienst: - CAO Centraal Beheer - CAO Zorgverzekeraars: - Toepassing CAO voor het Bankbedrijf 61 jaar 60 jaar 61 jaar en 3 maanden 60 jaar en 6 maanden 61 jaar en 6 maanden 61 jaar 61 jaar en 9 maanden 61 jaar en 6 maanden
Voorts kan een deelnemer later dan op de hierboven genoemde pensioendatum met ouderdomspensioen tussen 62 en 65 jaar gaan indien hij daardoor zijn oude uitkeringspercentage bereikt conform zijn VUT-regeling. De toestemming zoals die is omschreven in artikel 8.2 is hiervoor niet benodigd. 9.7 Indien de deelnemer kiest om de pensioendatum uit te stellen naar een datum die ligt na de datum waarop recht bestaat op grond van artikel 9.4 of 9.6, kan de uitkering bij ingang hierdoor hoger worden dan het in de betreffende VUT-regeling vermelde uitkeringsmaximum. De deelnemer heeft hierbij de keuze om dit meerdere om te zetten in een hogere uitkering of het meerdere aan te wenden voor een (extra) ouderdomspensioen vanaf 65 jaar.
55
Collectieve Arbeidsovereenkomst
56