ET ØIEIIWE DOMPERTJE Katholiek Maandschrift.
oc,Z,2c, e^aazc^.ccwc^.
1903.
UITGEVER: G. W. VAN BELL E, ROTTERDAM,
.dan aken L'ezer. Slechts iepen kort woord ter inleiding van dezen derden jaargang. Zooals tde vorige uitgever, ede heier P. Stokvis , reeds aan het slot van den vorigen jaargang heeft medegedeeld , zal van nu af aan „het Nieuwe Dompertje" -door ondergetee'kende wonden uitgegeven. Het is mijn voornemen , krachtdadig in de ingeslagen richting voort te werken ien te blijven streven naar het doel , dat bij de vestiging van dit 'maandschrift 'beoogd werd : het verschaffen van .een algemeen verbreid , populair-wetenschappelijk maandschrift aan het Katholieke Nederlandsche volk. Door verschillende hooggeschatte auteurs is aan de redactie m edewerking toegezegd , zoodat de lezers kunnen vertrouwen, naast 'de hun reeds goed blekende en welkome namen , menigen nieuwen , welvermaarden naam onder de artikelen in dezen 'aargang te zullen aantreffen. Bijzonderlijk zou de redactie ieienige meerdere .aandacht aan bevattelijke opstellen van apologetischen aard wenschen gewijd te zien. Zoo als die stand van zaken in 'den tegenwoordigen tijd is , kan het niet anders dan hoogst heilzaam werken , wanneer op 1deze wijs de Katholie'ken ook wetenschappelijk meer en Smeer onderlegd worden ter verdediging van hun geloof , op werkplaats , in kantoor of fabriek , of waar ook in het maatschappelijk leven. De aanraking toch — en daardoor ook de gedachtenwisseling — met andersdenkenden is veelvuldig in onzen lijd van stoom en el'ectriciteit. Wel verre van die daaruit voortvloeiende verkeerde effecten te willen voorkomen door ons in een soort van geestelijke afzondering op te sluiten , buiten het geestiesv erkeer met onze medebu g.rs , --dienen 'we ons liever genoegzaam te onderleggen om niet alleenn ,
,
,
4 stand te kunnen houden tegenover die dwaling , maar ook om dwalen'den pp hun verkeerd inzicht te kunnen wijzen , om , ver aanvallend desnoods , tegenover onkunde ;en spot-deigcn^( onze argument -e n te stellen. Daarom vooral — van geachte geestelijke zijde werd er ons met nadruk op gewezen — kan populaire apologie zooveel nut stichten. En ze heeft het niet geringe voordeel , dat het eene stof is , (die zeer gaarne door ,den beschaafden Katholiek gelezen wordt. Reeds heeft dan ook het „Nieuwe Dompertje" in de vorige jaargangen 't een en ander in deze richting gedaan : er is historisch geap^ologiseerd („De 'wetenschap en de H. Schrift") , natuurkundig „De aapmensch") , cosmologisch („De Scheppingsgeschiedenis”) enz. Maar er zou op dit gebied meter kunnen gedaan worden. Met aandrang roepen we daarom de welwillende behulpzaamh•eid in van Eerw. heeren geestelijken en auteurs , die op dit gebied tehuis zijn ten mêc willen werken om de elementen van geloofsverdediging meter en meer ondier onze Katholieken te verspreiden. Hunne bij zullen te allen tijde hoogst welkom zijn. -dragen is , publiceeren we werk goed begin reeds het halve En daar reeds in deze aflevering een populair-apologetisch artikel („Dia eienen Eerw. missionaris , hetwelk-con^es"),va;dhn zeker met genoegen zal gelezen word-en. ,
,
,
(
Nog verschillende andere verbeteringen in het jonge maand zijn we voornemens in te voeren. Hiertoe is intusschen-schrift noio^dig , 'adat adie materiëele mogelijkheid ervoor worde opengesteld. Zoioals de abonnementsprijs tot dusverre was : f 1.25 per jaar voor een maandschr ift , dat alleen aan porto f 0.24 kost , kan men wiel nagaan , dat er niet veel bate bij te maken viel. Trouwens , dat is ook de bedoeling niet met de uitgave van dit Katholiek maandschrift ; ze is honger en nobeler aangelegd. Maar wat te zeggen valt , is edit : waar op eene uitgave slechts een of zeer enkele centen bate per exemplaar overblijven , 'daar kan ook geene oplaag van duizenden een saldo opleveren , waar een +degelijke en uitgebreide exploitatie onder het Kath. Ned.-mêe volk kan worden on^derno.men. ,
,
,
Zulk Bene propaganda kan wel worden bekostigd , wanneer in .plaats van een of twee koperstukj,es een of twee_ zilverstukjes per exemplaar beschikbaar komen. Daarmee is het mogelijk zich 1de kosten te getroosten van eene steeds verdere en grootere ver ding van degelijke lectuur onder Ne erlands Katholieken. -sprei Wel wordt het gelezen in alle provinciën van Nederland , veelvuldig ook in 'de Vlaamsche gewesten van België , in onze koloniën van Oost en West , door enkele landgenooten in Frankrijk , Engeland en Duitschland , ja zelfs in Britsch-Indië en in Afrika , — maar we wenschen het maandschrift s t e e d s v e rd e r te verspreiden; en dit wordt alleen op de bovenvermelde wijzedoenlijk. Nu de abonn'ementsprijs van „het Nieuwe Dompertje" heden dan ook van f 1.25 op f 1.50 per jaar wordt gebracht , zal ongetwijfeld geen onzer trouwe lezers daar, b °zwaar tegen hebben. liet luttele bbcfdrag van 25 centen over een geheel jaar kan geen hunner een te zware uitgaaf zijn; en men moge met voldoening bedenken , dat linen door dezen ietwat b'illij'ker prijs tevens het schoone werk b.e o'efent : +een Katholiek orgaan op vasteren en degelijker grondslag zetten en daardoor mee te werken aan de onmisbare behoefte van onzen tijd : het steunen en bevorderen van de Katholieke pers. fa. 0. W. VAN BELLE. ,
,
,
,
ONCHRISTELIJKE • C^j .
.
VOLKSKUNDE?
Antwoord aan- den heer
VAN ZEYL, te Rotterdam. In „Het nieuwe D-o'mpertj e" van Nov. jl. word ik , naar aan mijn stuk „Naar 't klooster Affligem" (verschenen-leidngva in „V.olkskunde", XIV, 213---220) , door den heer Van Zeyl heftig aangevallen. Daar ik tijd noch lust heb tot p-olemiseeren , zou ik zijn schrijven onbeantwoord hebben gelaten , maar ik kan onmogelijk laten zeggen , dat zekere gedeelten van mijn stuk van a tot z uit den duim zijn gezogen. ,,Men mag verbaasd staan ," zegt de heer V. Z., over mijne onkunde op het gebied der kerkgebruiken." Waaruit echter die onkunde blijkt , wordt op zeer onvoldoende wijze aangetoond. 't Is best mogelijk , dat de heer V. Z. meer kennis heeft van kerkgebruiken dan ik , maar tot het schrijrven van mijn stuk, waarin ik hoofdzakelijk de bedevaarten naar Affligem wilde doen kennen , was die -meerdere kennis geen onmisbaar vereischte. Doch zie , ik zelf sta verbaasd over de onkunde en de naïveteit van eden heer V. Z. Wanneer ik , leen Vlaming uit het Land van Aalst , die in mijne jeugd , toen ik nog te Herdersem woonde, tien, vijftienrmaal aan bedevaarten heb deelgenomen, die ettelijke malen te Hiekelgem ben geweest en dan herhaaldelijk het klooster Affligem heb bezocht , wanneer ik het Vlaamsche volksgeloof en meer b^eppaal'delijk de bedevaarten naar dat klooster doe kennen, durft een Rotterdammer, die wellicht nooit een bedevaart in Vlaanderen heeft gezien en met het Vlaamsche volksgeloof blijkbaar gansch onbekend is , komen beweren , dat ik die „volks. zeden ten gewootiten caricaturiseer, en zoo verkeerde meeningen doe ontstaan !" Al de kennis , welke de heer V. Z. van het Vlaamsche volksgeloof bezit, heeft hij geput uit een paar brieven, die een pater van Affligem — rechter en partij in de zaak — hem heeft ge,
7 schreven *). Op zulke wijze , ja , doet men verkeerde meeningen ontstaan ! En die zelfde heer, die van uit zijn Rotterdamschien zetel , zonder ander materiaal dan een paar brieven uit Affligem, geschreven door de geïnteresseerde partij , waant de nauw onpartijdige geschiedenis der Vlaamsche volkszeden-keurign te kunnen boekstaven , durft minachtend spreken van ons „zoogenaamd` wetenschappelijk maandschrift „Volkskunde", aldus zich zelf en het ,,Dompertje" een brevet van echte , onvervalschte wetenschappelijkheid toekennend! „Ik bega tal van onjuistheden , die ik had kunnen voorkomen, indien ik mij ielen uitstapje van anderhalf uur gaans (den afstand tusschen mijn woning te Denderle euw en 1de abdij van Affligem) had willen getroosten." „Deze enkele regels leveren reeds dadelijk een staaltje van de betrouwbaarheid van den heer V. Z. Wie , buiten mij , kan weten , hoe dikwijls ik reeds Hekelgem en 't klooster Affligem heb bezocht ! Er is thans te Affligem een enkel pater, die mij persoonlijk kent, nl. pater H., mijn oud-leerling , heden correspondent van den heer V. Z. Toen ik in Febr. 1 87 , als hoofd der school, te Denderlie eu,w aankwam , vond ik hem hier op mijne schoolbanken zitten. Hoe kon dat jongetje destijds , en nog jaren nadien , w-eten , hoe dikwijls ik reeds te Affligem geweest was?! Och kom, 't is al te gek. En dan komt men een ander verwijten een hieele geschiedenis uit den duim gezogen te hebben ! De waarheid is deze : Affligem is voor al de jonge uit dien omtrek een soort van rendez-vous, en nu nog,-liedn ofschoon ik sinds lang geen jongeling meer ben , verloopt er bijna geen jaar, dat ik daarheen geen uitstapje doe. Waarom heeft de heer V. Z. , „'di e toch zeker een waarheidlievend man is ," dergelijke inlichtingen niet aan mij gevraagd ? Ik alleen, immers , kon hem die geven. Maar — en (dit is de zuivere waarheid — „ik heb nooit een onderhoud 'gehad met de paters", -en zulks is de hoofdreden, waarorrr. ik „tal van onjuistheden bega," en, erger nog, waarom ,
,
,
*) Aan hetgeen onze folklorist. tijdschriften „Vorkskunde ", „ Ons Volksleven ", „Volk en Taal ", „'t Daghet " nu en dan omtrent het Vlaamsche volksgeloof hebben meegedeeld , heeft de heer V. Z. blijkbaar geen geloof gehecht , anders zou hij niet beweren , dat ik carica uriseYr.
8 „de verschillende gevallen niet den minsten grond van waarheid, ja zelfs van waarschijnlijkheid hebben." In plaats dan van een onderzoek bij de paters zelf in te stellen, zooals de heer V. Z. blijkbaar zou gedaan hebben , heb ik mij tot echo gemaakt van gevallen , „waarvan ik slechts uit 'de tweede hand 'e-enige flauwe nagalmen vernomen heb. Deze 'ornnen de gegevens der studie van den heer De Cock." Welnu , deze passage „maakt de zelf karakteristiek \- an den heer V. Z. volkomen. Iedereen kan nu begrijpen , wat we aan hem hebben." De heer V. Z. is nl. geen eerlijk polemist. Ik bewijs het. In 'mijn stuk schreef ik letterlijk wat volgt : „Dat Affl.igem ook uit het naburige D-enderleeuw veel bezoekers ontvangt , hoeft nauwelijks gezeid ; geen wonder dan ook , dat ik persoonlijk met eenig: gevallen bekend ben; ik zal dus enkel feiten meede len, dire ik uit den mond der bedevaarders zelf heb opgete ek „--P„ ..” . Telkens wanneer ik het feit slechts uit de tweede hand had vernomen , h: b ik het leerlijk bekend. En nu schrijft c le heer V. Z. , zwart op wit , dat al mijne gegevens uit de tweede hand komen. Is dat eerlijkheid ? En welke naïveteit mij naar de paters te verwijzen, om over die hoofdfeiten van mijn stuk degelijk ingelicht te worden ! Sedert wanner wordt de belanghebbende partij beter geloofd dan de getuige ? Ook konden ze mij s.I echts inlichten omtrent enkele bijzaken. Ten andere, al wie onbevooroordeeld mijn stuk heeft gelezen , zal erkennen, meen ik , dat het niet gematigdheid gesteld is ; alleen liet woordje „klandizie" vormt eienig'szins een wanklank en ware dus Meter in 1de pen gebleven. Of er echter voor pater H. genoegzame redenen bestonden om mij dienaangaande een beleedig eden brief te schrijven , ziedaar wat elk onpartijdig lezer ontkennend zal beantwoorden. Waarom heeft hij mij niet liever in ,,Volks e", waarvan de kolommen voor hem openstonden , in den-kulned toon van mijn -eigen artikel , geantwoord en terechtgewezen ? Hij moest zich nochtans niet schamen in „V,olkskund.e" te schrijven, daar wij l onder onze medewerkers ook katholieken en priesters tellen. tellen. Waarom hij 't dan niet gedaan heeft ? Doodeenvoudig omdat +de feiten hier van alg{enveeen e bekendheid en dus onlooch enbaar zijn. Ook is tot hiertoe in Vlaanderen niemand opgestaan lom mij mijne dwalingen aan te toonen en de verdediging te nemen der verongelijkte paters van A. Die advocaat , hier „
,
,
,
,
,
,
onvindbaar, -moest uit Rotterdam komen ! En zoo'n advocaat, die van de zaak niets an ders weet dan wat zijn cliënt , pater H., hem overbriefde , zou nu meer geloof verdienen dan ik , de trouwe verslaggever van hetgeen de bedevaarders mij nededeelden ?! En dat ik in deze een trouw verslaggever hen , dat kan ik !den heer V. Z. ten stelligste verzekeren. Nu , volgens zijn -correspondent uit A., is de heele geschiedenis van het zieke zwijn en -het vlieggat van a tot z uit den duim gezogen ± Aan wie zal men 'kunnen wijsmaken , dat de bedevaarders , die` in de paters het volst, vertrouwen stellen , nadien heele histories uit den duim zuigen gom hen te bekladden en te belasteren ! Maar, t o u t mauvais cas est niable *), zegt de Franschman. In zijn persoonlijk schrijven aan mij , -dorst evenwel pater H. zoo ver niet gaan , maar 'bepaalde zich tot dezen volzin : „En daar gij zelf zegt , dat ik in den stal van gezegd huis niet heb willen binnengaan , hoe kon ik 'dan dwars door de muren hun een vlieggat doen -opmerken en sluiten ? !" Op 't eerste zicht schijnt dat antwoord afdoende, doch 't is louter schijn. De vertellers uit de ongeleerde volksklasse , zooals eenieder weet , zijn dikwijls erg langdradig; ook A. v. d. H. was dit, en daarom heb ik zijn relaas wat bekort, de niet onmisbare details weglatend. De woorden „stop een vlieggat" enz. werden eerst uitgesproken , nadat de pater aan A. v. d. H. gevraagd had , hoeveel vlieggaten er in zijra varkensstal waren. Wat het tweede geval , ten huize van denzelfden A. v. d. H., betreft, dat wordt door pater H. niet geloochend, doch hier ontkent hij die „verzekering" gegeven te hebben , dat de vrouw na neger: dagen weer thuis zou wezen. Ik bevestig niet , dat A. v. d. H. het woordje „verzekeren" heeft uitgesproken , maar wel !dat hij iets in dezen aard heeft gezegd: „Heb moed, binnen negen dagen zijt gij weer thuis." C'ee s t b 1 a n c b o al n e t e t bonnet b l a n c **). Dat pater H. hiertegen protesteert , wat nochtans in een dergelijk geval elkeen zou zeggen , bewijst enkel dat ede vrome man niet inziet waar het paard gebonden ligt. Wat eindelijk de zwangere echtgenoote van P. B. aangaat , ik ,
,
*) „ Elke kwade zaak is voor tegenspraak vatbaar ". Vert. N. D. **) „ Dat komt op hetzelfde neer ". — Vert. N. D.
10 heb niet gezegd, zooals de heer V. Z. beweert, dat zij te Affligem de H. Scholastica was gaan vereeren als patrones der aanstaande moeders , noch dat de heilige aldaar in die hoedanigheid wordt vereerd t) ; enkel dat men de vrouw met de relikwie dezer heilige gezegend en haar geraden heeft den naam Scholastica bij den doopnaam van heur kind te voegen. Als ik Scholastica patrones der zwangere vrouwen noemde , had ik het oog niet op Affligem. De heer V. Z. heeft die passage blijkbaar zonder aandacht gelezen. En al de -overige feiten nu ? Eilacie , zegt de heer V. Z., „uit leen onderzoek door ondergeteekende belangstellend bij de abdij te A. ingesteld , blijkt, dat geen dier paters die personen kent!" A h ! 1 e bb p n b i 11 e t ! **) De paters kennen de personen niet , die ik :door hunne initialen aanduid (allen zijn immers Evan Denderleeuw), en .daarom zijn het verzinsels !! A p r è s ç a o n p` u t t i r e r l'é c h e 11 e ! - -) Hoe kunnen de paters de duizenden bedevaarders , die jaarlijks naar A. komen , bij hunne namen ken,
*
,
nen ? Doch pater H. kent degenen , die ik noem , en op zijn
,
eerste verzoek zal ik hem de namen in volle letters opgeven. Wel zegt de heer V. Z. verder, en dit maakt de zelf-karakteristiek van dien eerlijken polemist meer dan volkomen : „Wij zouden , zoo voortgaande , nog tal van staaltjes kunnen aanhalen uit het hedoelde art. ; wij zullen het niet doen *) ; telkens zou blijken , 'dat de verschillende gevallen niet den minsten grond ", enz. Zoo spreekt iemand , die geen enkel argument meer weet aan te voeren. Uit de armzalige pleitrede van den Rotterdamschen advocaat blijkt dus zonneklaar, dat aan elf (op 13) van de aan feiten niets valt te tornen , en dat zelfs de twee andere-gehald blijven rechtstaan. Het blijft dus bewezen , dat het volk voor allerlei gekke zaken naar Affligem loopt : voor rappige aardappels, voor verloren of gestolen geld, voor zoek geraakte personen , enz. t) Ik meen te weten , dat er te Affligem Beene andere heiligen speciaal vereerd worden dan 0. L. Vrouw van Vrede , de HH. Bene bij welk drietal sedert :eenige weken ook St. Li--dictusenBra, vinus is gekomen. — A. d. C. **) 0 , die is goed gevonden ! " — Vert. N. D. ¶1-) „ Nu kunt ge wiel henengaan ". — Vert. N. D. *) E t p o u r c a u s e ! -- A. d. C. [„ En mct reden ". --- Vert. N. D.J
11 „Oh ja , en ook voor andere dingen , die gij niet opnoemt ," zooals pater H. aan 'mij schreef. En de brave man heeft gelijk , want 'men bcêwe egt er ook voor het kindergeschreeuw, voor het snot der kippen, de slechte boter, de slakkenplaag, enz. enz. En voor zulke gekheden staat men steeds de bezoekers te woord en geeft hun 't zij een remedie , 't zij eene andere aanwijzing , hen aldus in den waan latend, dat zij wel deden bij de paters te rade te gaan , in plaats van hun ronduit te verklaren , dat men zijn tijd verliest met voor dergelijke dingen naar A. te komen. Daar (de heer advocaat tegen de eigenlijke feiten niets ernstigs wist in te brengen , is hij de bijzaken gaan uitpluizen en heeft zoo ;enk el %- kleinigheden 0ntdekt, die hij voor gewichtige zaken poogt te verkoopyen : niet te Affligem wordt de H. Cornelis als patroon tegen de stuipen vereerd, maar wel in de parochiale kerk te Hiekelgem ; St. Bernardus wordt in de abdij niet tegen stuipen aangeroepen. Toegestaan. — Wat -de beeltenissen op de medaljes betreft , ik wil gaarne gelooven , dat het geheugen van mijn zegsman t) hierin gefaald heeft; uit een onderzoek is mij inderdaad gebleken , dat de medaljes geen andere beeltenis dragen dan die van 0. L. Vrouw of van den H. Bernardus. Toch staat het vast , dat de bedevaartgangster in kwestie koperen en ver ontvangen , van welke laatste zij eene in-nikeldmajsh 't voedsel der kranke moest leggen. En aan leen paar andere, door mij genoemde vrouwen , werd hetzelfde voorgeschreven. Uit die 'drie bijzondere feiten heb ik echter den regel niet afgeleid, zooals de heer V. Z. beweert, dat de koperen medaljes dienden gedragen :en de vernikkelde (witte) in 't voedsel gelegd. En nu de prijs eener zielmis ? Waar ik di-en op 1.50 fr. stelde, had ik het oog op het oude tarief , waaraan mijn eigen familie vroeger een aantal zielmissen betaald heeft , welke een aangehuwde oom bij testamentaire beschikking voor 't klooster A. had voorbehouden. Dezerdagen vernam ik evenwel , dat de prijs sedert eenige jaren tot 2 fr. is gestegen. Wat ik in een voetnota van mijn art. schreef , dat nl. „de partij, die den pastoor vijandig is , bijna openlijk -door liet klooster wordt gesteund ," is h ier van algemeene bekendheid. Nu , 't is ,
,
,
,
,
t) In casu , de vriendin , mede-bedevaartgangster; ditmaal werd ik ingelicht door de moeder van 't zieke meisje zelve.
12 dank aan di-en steun , dat de klo^osterpartij — laat ze mij duidelijkheidshalve zoo heeten — zegepraalt : de 50 paters (pri-esters , werkbro^eders en novicen) beschikken met ons meervoudig kies ver een aanzienlijk getal stemmen , en hoe zwaar weegt-stelo niet hun invloed pop het volk ! Deze partij , ik herhaal liet , is min of meer Daensgezind , de laatste Kamerverkiezingen hebben het nogmaals bewezen. „Neen ," zegt de heer V. Z., ingelicht door zijn cliënt uit A., „de meerderheid is goed katholiek." Zoo dan! Is de minderheid , nl. de partij van den heer pastoor, dan misschien anti-katholiek ? Jr bestaat volstrekt geen vijandschap bij +de geestelijkheid van Hekelgem jegens -de paters van A.", bevestigt de heer V. Z. verder. Welnu , laat hij eens aan zijn cliënt vragen, of de heer pastoor van H. ooit zijn voet in de abdij gezet heeft , en ik verzeker hem , !dat het antwoord ontk ennen d zal luiden. D-at de Meer V. Z. eerst :en vooral eens naar Vlaanderen kome en een uitstapje doe naar Hekelgem , dan zal hij !daarover mogen meepraten. Nog twee woorden. Waarom noemt de heer V. Z. mijn stuk: onchristelijke Volkskunde? Kan men geen goed Christen zijn en tevens vrij van bijgeloof? Poser la question, c'le `s t 1 a r é s o u d r e *), En indien ons tijdschrift een onchristelijke kleur had , zouden er dan katholieken en priesters aan mee Wat nu de wetenschappelijkheid van ons tijdschrift be--werkn? treft , meer bevoegden ;dan de heer V. Z. zullen daarover oordeden. Dat „V.olkskun d e" tot hiertoe honorarium kon betalen (we 'bestaan reeds 14 jaar) , wat voor geen enkel folkloristisch tijdschrift uit Duitschland of Frankrijk het geval is , en dat befaamde geleerden uit Noord en Zuid (het lijstje van den heer V. Z. dient aangevuld) -er aan medewerken , is (lienaang gaande van niet geringe beteekenis. En daarmee neem ik afscheid van den heer V. Z., giet de hoop , dat hij voortaan mijn schrijven -even eerlijk zal b eantw oorden , als ik het zijne beantwoord heb. ,
,
,
,
,
D e n d erleeuw, 10 December 1902. A. DE COCK. *) „ De vraag s:tellen , is ze beantwoorden ". — Vert. N. D.
REPLIEK AAN DEN
* * *
* * * HEER DE COCK. Dankbaar aanvaard ik de gelegenheid , mij door de redactie van het ,,Nieuwe Dompertje" geboden , om den heer De Cock van repliek tie disenen. De heer De Cock schijnt te meenlen , dat ik laster wanneer ik hem van onkunde en van onchristelijke strekking beticht op het gebied dier klerkgebruikien. Ik meen intusschen zulks te kunnen bewijzen. Op bladz. 143 van het tijdschrift „Vo,lkskunde" XIV schreef de heer Die Cock: Nu op Allerzilelendag heeft in elke parochiekerk een plechtig'en dienst voor de geloovige zielen plaats , en dan zit de kerk telkens eivol. Ook staat er een celebrant ten offer, en alle aanwezigen leggen een penning op de offerschaal. Die offerande , zegt de Gentsche Catech. dier Feestdagen , „is een overblijfsel der oude gebruiken , volgens welke de geloovigen het brood en den wijn offerden , die tot het H. Sacrificie moest-en dienen". Ook idat schijnt dus wel degelijk ontstaan uit liet hei^densehe d^o^odenoffer.
,
Beoefende ede heer De Cock Christelijke „Volkskunde", dan zou hij het inzamelen van offergaven onder de H. Mis niet afleiden uit een heidensch offer, en was hij niet onkundig op liet gebied ader kerkgebruiken , dan zou hij weten , waarom juist op Allerzielendag in tegenstelling met alle andere dagen des jaars liet O f f e rt o r i .0 m veel langer is , maar den doorslag geeft wel liet feit, dat de gedachtenisviering van den allerzielendag eerst in cie XIe eeuw is ingevoerd , toen van een verkerstening van een hei -dienschofr geen sprake meer kon zijn. Zulke fouten zijn niet verwonderlijk als men nagaat , dat de heer De Cock bij zijne folkloristische studiën niet van een Katholiek werk gebruik -maakt. Hij zal toch niet mennen , dat de Katholieke Kerk geen -onschatbare bronnen voor die folklore bezit? De heer De Cock tracht zeer breed uit te spinnen mijne meerdere of mindere kennis van het Vlaamsche volksleven.
14 Eilieve , dat is het geschilpunt niet. De heer De Cock het ,een aantal feiten genoemd , waarvan ik de waarheid betwijfeld heb , en hij heeft daarvan de waarheid te bewijzen. En heeft hij' edit gedaan? Nog meer dan ide Benedictijnen van Affligem ` is hij „r`chter en .partij' in zijn eigen zaak" en toch had ik mij tot h e m moeten wenden o m inlichtingen , welke hij „alleen immers kon geven ". Deze bewering en heet geheele antwoord van den heer De Cock heeft zoo iets van den Duitschen Feldw-ebiel uit de caricatuur, die gewoon was in zijn peloton alles alleen te weten en te bevelen. Merkte hem een van de recruten opf , dat er een zonsverduistering plaats had , dan luidde zijn antwoord , dat de man loog , want hij , de eenige gezagheb bende van het peloton , had ze niet gecommandeerd. Sedert wanneer intusschen is 't in strijd met het recht om niet alleen 'dien aanklager maar ook dien beklaagde te hooren ? De beklaagden waren de paters van Affligem. Nadat ik de acte van beschuldiging tegen hen , door d-en heer De Cock !opgemaakt , gelezen had , meende ik , dat ik ook de paters moest hooren. Dit had ik volgens den heer De Cock niet mogen 'dolen. Ik had alleen hem om inlichtingen moeten vragen. Want hij ' is geen „rechter in zijneigen partij ". De heer De Cock schijnt te meen en , dat de paters zich tot mij hebben gewend , om ter hunner bescherming op te treden. Dit is geheel in strijd met de waarheid. Als geregeld lezer van „V olkskundd^e" trok het artikel van den heer Die Cock mijne bijzondere aandacht ; en wel zoodanig , dat ik geheel uit eigen :beweging schreef naar den H o ogeerwaarden abt van Affligem om inlichtingen. Niet pater H., maar een dier andere paters verstrekte mij deze ; ik ben derhalve „de advocaat van pater H." niet , evenmin als de paters mijne cliënten zijn. Ik wilde alleen , dat niet onweersproken zou blijven de bewering, dat „dd e geldzuchtige paters", voor wie „het duimkruid" van de „ongeletterde volksklasse", waartoe ook de ,,aangehuwde oom" van eden heer De Cock mo-et hebben behoord , blijkens diens testamentaire beschikking ,,de bron hunner rijkdom vormt ". Uit het vorenstaand artikel van den heer Die Cock blijkt , dat deze een belangrijk processtuk achterhoudt en wel -een brief, welken hij volgens eigen verklaring van pater H. ontvangen heeft. ,
,
,
,
15 Deze brief , mij - onbekend , doet den heer De Cock het geval van het vlieggat nu wat anders vertellen , dan hij liet gedaan heeft in „Vol'kskundde". Zoo ook ,,bevestigt" hij niet , dat pater H. aan ide vrouw van; A. v. d. H. had verzekerd , dat zij „negen dagen later wederom thuis zou zijn ", hersteld van de te ondergane heelkundige operatie. Of hier het teruggenomen woord ,, verzekering" gelijk staat met een uitdrukking zo,oals thans de heer De Cock aangeeft , laat ik aan het oordeel der lezers over, maar in het bewust artikel in „Volkskunrnd e" XIV bladz. 219 staat ,,ver zekering". Ook terkent hij , dat de paters geen zielmissen voor frs. 1.50 lezen , `maar i dat het stipendium sedert e e n i g e jaren frs. 2 is. Ook heeft het geheugen van den zegsman van den heer De Cock gefaald. „Uit een onderzoek is hem [nu, — wel wat laat] gebleken , idat de medaljes niet droegen de beeltenissen, welke hij in zijn artikel had genoemd. Alz^oo,• de heer De Cock, die volgens zijn „eigen verzekering" een getrouw verslaggever is , gaat af opa getuigen , welke falen en stelde ieerst een onderzoek in , als hij op de vingers getikt wordt. Ja, tot hiertoe is in Vlaanderen niemand opgestaan, om -den heer De Cock zijne dwalingen aan te toonen. Ook al mis! Leest ïde heer De Cock dan het Kath. Vlaa'msch e tijdschrift -de „Dilets cche Warande" niet? Waarheid is : in genoemd tijdschrift het bewuste artikel over de paters van Affligem van den heer De Cock vermeldend, schreef de Vlaams che redactie , nog vóór dat de November-aflevering van het „N. Do'mpertje" was verschenen:
,
-
,
,
,
,
,
In een opstel, Naar 't klooster van Affligem, beweert A. de Cock , o. a. zaken meer die met folklore. in geen verband staan , dat de Benediktijnen van Affligem, uit baatzucht , het bijgeloof der volksklassen begunstigen. Dit is een 'zeer zware beschuldiging. Alvorens echter met den schrijver aan 't vonnissen te gaan , zou eerst de betrokken partij , nl. 'de paters , zelf moeten gehoord worden. („Dietsche Warande 1902", blz. 359).
Waarom neemt ede heer De Cock zijn onjuiste bewering niet terug omtrent het terugvinden van het Mariabeeld , dat nooit ver loren is geweest? ....
16 Waarom komt de heer De Cock niet op tegen meerdere onjuistheden , welke ik hem ten laste heb gelegd , als : het aanroepen van St. Bernardus tegen de stuipen , het niet-vereeren van St. Cornelis in die kerk van Affligem , welke vereering wel geschicedt in de klerk van Hekelgem , ^enz.... Ter staving zijner bewering , dat er eene wederkeerige vijand bestaat tusschen iden pastoor van Hekelgem en die paters-schap van Affligem , daagt id e heer Die Co^dk mij uit aan mijn „cliënt te vragen , lof de heler pastoor H. ooit zijn voet in de abdij gezet heeft". Reeds blij voorbaat verzekert dde heer De Cock mij , „dat het antwoord ontkennend zal luiden". I'k heb , ter wille van den heer De Cock deze vraag thans gedaan yen daaruit bleek ook , hoe nuttig het is , die wederpartij te hooien , waardoor men dan in staat is die betrouwbaarheid van 'den aanklager te kunnen bbeoord eiellen. Doch ter zake. Vroeger, koen idle Zieierelerw. heer pastoor van Hekelg'em nog jonger was , lede hij w e kie l ij k s een bezoek af bij de paters in die abdij. Thans is de waardige priester sukkelend en afg^e^ leefd , en ;gaat elid en of nooit meer uit. En om nu nog' een paar feiten te geven , welke die heer De Cock kon weten , diene , dat. adie Zeere erw. pastoor op 24 Oct. 1898 het middagmaal in 'de abdij gebruikte , en in het be in van Mei 1899 persoonlijk een nieuwen ' `kapelaan van Hiekelg m in de abdij'i aan de paters kwam voorstellen. Verder bewijzen acht ik overbodig , zoolang die heer De Cock in gebreke blijft 'met het leveren van het bewijs , dat er verband bestaat tussch en wetenschappelijke folklore en al dan niet Daensgezinidh(eid. Nu [zal het bij' den heer De Cock wel weer heeten , +dat ik spreek als ,,iemand , diie geen enkel argument meer weet aan te voeren", maar ik meen , dat het nu toch voldoende is gebleken , dat ode gevallen , welke ik met name noemde , zich toch wel iets anders hebben voorgedaan dan ze door den heer Die Cock zijn voorgesteld in 'diens eigen tijdschrift „Volkskunde". Gaarne verklaar i:k mij' bereid al de andere gevallen te onder ken len idle uitkomst van het onderzoek mede te deelen , op-zoe voorwaarde , dat de heer D- Cock mij van al de door hem met enkele letters aangeduide gevallen de volledige namen geeft en ,
,
,
,
,
,
,
17 het jaar, waarin ze zijn voorgekomen ; en 2o. dat de heer Die Cock ir. zijn tijdschrift opneemt: a. Mijn artikel uit de November-aflevering van het „Nieuwe Dompertje"; b. het schrijven van dien heer De Cock hiervoren opgenomen; C. dit mijn antwoord, Hierdoor zal de he-er De Cock het bewijs zijner eerlijkheid leveren en tevens nog geen mooi bedrag aan „honorarium" ontvangen , „tot welker betaling geen folkloristisch tijdschrift uit Duitschland of Frankrijk" in staat is. Maar tegelijk 'deele hij dan ook mede , wat het honorarium , [dat „Volkskunddie" betaalt , te maken heeft met 'de zaak , welke ons bezig houdt. Ik geloof, dat dit evenmin iets te maken heeft meet de folklore als 'de „winsstggevende kleinhandel" der Benedictijnen van Affligem , Ywaarvan de hle er De Cock in „Violksk',und e" XIV blz. 214 sprak. Als die heer De Cock degelijk folklorist wil zijn , dan b emoei'e hij zich met idergelijke zak-en niet en late de beoordeeling van de handelwijze ieler paters gerustelijk over aan de geestelijke overheid , ldie , indien er verkeerde gewoonten of , nog erger, misbruiken plaats hebben , wel zal zorgen , dat -daaraan een einde komt. Als de heler Die Cock , evenals in zijn jeugd , aan bedevaarten deelnam , zou wellicht zijn artikel in de pen zijn gebleven. Magie h ij c eenmaal tot de godsdienstige idealen van vroeger terugkeeren ! J. J. F. VAN Z EYL. ,
,
,
,
,
-
^:
^
DIACONESSEN.
Ieder beschaafd Katholiek kent de fabel over Pausin Joanna , en de weerlegging ervan : dat het verhaaltje i n de wereld geschopt was door twee Dominicanermonnik en , Stephanus de Bourbon (gestorven 1261) en den meer bekenden Polinus (t 1279) , en dat het uit die wereld geschopt werd achtereenvolgens door den ,
18 Calvinist Blonde! („Joanna Papissa", Amsterdam 1657) , den beroemden Protestantschen philosoof Leibnitz („Flores sparsi in turnulum Papissae", Go etting 1758) en door alle groot.e geschiedschrijvers na hem (vgl. Ddllinger „Papstfabbeln"). Een mij goed bekend Anglicaansch zendeling gaf dit clan ook volmondig toe 'doch voegde ondeugend erbij : „Zoo de Roomsche „Kerk al ;g.een Pausin gehad heeft , hield ze er vrouwe 1 ij k e „diakens pop. na. En -daar de Kerk voor de geldigheid in ,,het ontvangen van het diaconaat een candidaat van het in a n n e„1 ijk geslacht vereischt , ontstaat van zelf de moeilijkheid , hoe „deze twee feiten met elkaar in overeenstemming kunnen ge„bracht worden." Dit :stellen we ons voor in het volgend artikel te behandelen. Vooreerst 'di^ene opgemerkt , dat gelijkluidende namen niet altijd dezelfde idee , in dit geval hetzelfde ambt aanduiden. Zoo bijv. zal iedereen toegeven , dat de H. Franciscus van Sales , wijlen Jan ten Brink en onze huisesculaap geheel ver e ambten beekl e aden , ofschoon zij alle drie den titel-schilen'd van doctor kunnen voeren. Eveneens is ieder zich bewust , dat een minister van oorlog, een 'minister in een Jesuïetenklooster, en een „minister Ecclesiae" drie verschillende waardigheden beteekenen. Verder neme men i n aanmerking , dat ;dikwijls een vrouwelijk ambt , ofschoon in naam eensluidend met het mannelijke (behalve den vrl. uitgang) , lang niet altijd dezelfde waardigheid beduidt. Zoo bv. zal niemand bij Redemptoristinnen te biechten gaan , 'ofschoon hij epen penitent is van de Redemptoristen. Ten derde houde men in het oog , dat namen door gebruik en verloop van tijd leen wettige beteekenis hebben verkregen, die ze vroeger niet bezaten. Zoo weet iedereen , dat Pontifex (pontem facere) niet de eerste de beste brugmaker is , doch een prelaat. Ook is het woord o u d e r •e (presbyter") langzamerhand uit d van priesters gebruikt , ofschoon die niet allen oud zijn;-sluiten 'daarentegen zijn ier veel ouden van dagen , die geen pres en byters genoemd w,orden. ,
,
,
,
19 Om nu tot ons thema ,,diaken" te komen , d i a k o n o s beteeken d e niets meer of minder dan „dienaar", en d i a k o n i s s a „dienares", ofschoon langzamerhand het woord diaken e e ri b ep a a 1 cd s oo o r t dienaren ging béteekenen , nl. den voornaamsten assistent van eden priester, en die daartoe een kerkelijke wijding ontvangt. Nu i s dit de kwestie: 1. Beteekende het woord „diacones" eenvoudig „dienares" of had het leen geijkte beteekenis in de Kerk? 2. Zoo ja , kwam de daardoor aangeduide waardigheid niet die der mannelijke diakens overeen , m. a. w. ontvingen de diaconessen de wijding van het diaconaat? Op adie zeerste vraag kunnen we veilig bevestigend antwoorden, -door grif toe te geven , dat diacones iets meer was dan eenvoudig a n c i l l a lof „dienstmaagd", zooals trouwens die behandeling der tweede vraag duidelijk zal aantoonen. Wat 'de tweede kwestie betreft , mijn Anglicaansche vriend beweerde , id at 'de diac onessen g -e w d w e r d e n d o- o r het o pleggen van de handen en het ontvangen van stool e n kie 1 k. En deze bewering, ofschoon zij (zooals alle dwaling) ware lelementen bevat , moeten we nu aan eene historische critiek onderwerpen. ,
,
,
,
Vele bijbeluitleggers hebben beweerd , dat de H. Paulus het bestaan van diaconessen heeft erkend , als hij in Rom. XVI : 1 spreekt over Phoebe als de ,,diákonos" of dienares der kerk van Cencchreae ; ien dikwijls ook wordt beweerd , dat de ,,weduwen" in I Tijm. V : 9 diaconessen waren. Wat hiervan 'zij , zeker is het , dat in zeer oude tijden der Kerk een orde van vrouwenbekend was onder den naam van diaconessen (diakonissai). Zelfs Plinius maakt melding van twee M i n i s t r a e Christianae. (Grieksch ,,diak onissa" = Latijn „m i n i s t r a"). We lezen in de „Constitutionies Apostolicae" VIII, 27 *) , dat ,
*) Deze Apostolische Constitutiën " zijn acht boeken , gewijd aan de behandeling 'van kerkelijke zaken. Ze heeten de woorden der Apostelen te bevatten , zooals die opgeschreven zijn door den H. Clemens van Rome. Het staat echter vast , dat zulks onjuist is.
,
20
de diaconessen weerden gebezigd om te helpen bij het doopsel der vrouwen , hetwelk ton ter tijde bij onderdompeling geschiedde. Nadat de diaken de gedoopte vrouw op het voorhoofd had gezalfd, werden de andere zalvingen ki e's chheidshallve door de diaconessen verricht (Constit. Apost. III , 15). Diaconessen ook gaven den vrouwen huisonderrieht , bezochten hen in ziekte en gevangenschap , hielden orde aan -den vrouweningang in de kerk en assisteerden de bruid bij huwelijksplechtigheden. In d-en beginne werden weduwen voor dit ambt uitgekozen, ofschoon zelfs de H. Ignatius , bisschop van Antiochië (ad Smyrn. 13) van maagden spreekt; later werden ook getrouwde vrouwen, mits zij zuiver leefden , toegelaten. Eveneens in den beginne werd voor de vrouwen de ouderdom van 60 jaar vereischt, doch de Concilies van Chalcedonië ien Trullo brachten het vereischt getal jaren op. 40 terug. Vrouwen , die tweemaal gehuwd waren geweest, werden nooit toegelaten tot de rangen ader diaconessen , en in geen geval mochten ze ooit
,
,
,
na haar intrede trouwen j). Concil. Chalced. can. 15.)
En nu ,raken wij het hart der kwestie. Het schijnt waar te zijn , dat die vrouwen aan den -dienst der Kerk werden toegewijd door oplegging der handen en in eenige gevallen zelfs ontvingen zij stool -en kelk. (Hefele , „Concil." I, 429 seq.) Het aIgem een oordeel ader geleerden is , dat de zes eerste boeken dagteeken^en uit de 'derde eeuw, en dat het zevende en het achtste boek er later bijgevoegd zijn. Eusebius maakt melding van „de z o o g e n a a m d e onderrichtingen der Apostel-en ", — maar het is de vraag , of dit op de „ Constitutiones Apostolica " slaat. In ieder geval blijft het boek een groot gezag op het gebied der kerkgeschiedenis van de eerste eeuwen. j) Door ongeloovigen is vaak beweerd , dat de instelling der ,
diaconessen niets anders 'was dan ^ een overblijfsel van -die der Vestaalsche maagden. En inderdaad , als men het kundig artikel „Vestaalsche maagden ", van dr. A. Smits , in het „ Nieuwe Dompertje" van 1902 leest , ontwaart men wel eeenige punten van overeenkomst. Doch verondersteld al , dat bedoelde bewering gegrond is , dan toont deze zaak juist de wijsheid der Kerk , om h eiddensche gebruiken , die ,
niet licht waren uit te roeien , liever te kerstenen. ',
Dochi het is b e s 1 i s t o n w a a r, dat zij de Sacramenteele wijding van het H. Diaconaat -ontvingen ; m. a. w.: Zij waren idienaressen der Kerk ? — Ja. Zij waren beedieenaress en van het altaar ? — Neen. En dit meenen w ij te mogen bewijzen als volgt: ,
-
1. De kerkvaders beschouwen de uitsluiting van vrouwen van het priesterschap en altaarb-ediieningen als een onderscheidend kenmerk van -de Katholieke Kerk (Tertull. ,,Praescr." 41). Diezelfd€ kerkvaders wisten van het bestaan der diaconessen , moedigden haar aan , maakten bepalingen voor de orde, zooals we boven gezien hebben. Ergo beschouwden gij de orde bestaanbaar -en vereenigbaar met het beginsel van • uit vrouwen uit -de kerkelijke bediening. Ergo was-sluitngder de hare g e e n altaarbediening , en dus die wijding g e e n •iaconaatswijding. 2. Werd het diaconaat (ofschoon tegenwoordig meer algemeen dan vroeger) beschouwd als e ; n e voorloopige wijding, waarna de wijding van het priesterschap volgde. Nu kan men in de heele kerkgeschiedenis geen geval aanwijzzen, dat een diacones tot priesteres werd gewijd. De conclusie ligt dus voor de hand. 3. De bediening van adie diakens was : de H. Communie u i tr e i k e n (.die tegenwoordige kerktucht laat dit alleen in geval van nood toe) , verder plechtig d o o p e n (tegenwoordig alleen met toestemming van den pastoor) ; p r e k e n (tegen toestemming van den bisschop) ; het Evangelie-wordigmet zingen (zooals nu nog het geval is) ; en des priesters voornaamste assistent zijn bij het H. Misoffer (zooals nu nog). ,
,
,
,
,
Daar we hierboven ook die bedieningen dier diaconessen hebben vermeld , zal ,meen het hemelsbreed.e verschil zien. Maar dan motet de wijding tot die bediening ook verzijn. schillend zijn. We zouden nog kleinere argumenten kunnen aanhalen als bijv. verschil met de diakenwijding , h et niet-dragen van de dalmatiek :door ede diaconessen enz. , doch daar w'ij, de voornaamste ophelderingen hebben gegeven , zullen we besluiten nwt liet volgende: In die 5de en Ede ieeuwen ,s lopen er misbruiken in de " orde der diaconessen , en hiervan was heet gevolg , dat ze opgeheven werd in Gallië , lof tenminste dat )de vrouwen geen officiëele wijding meer ontvingen voor dde uitoefening van h et diaconessen,
-
,
29, ambt , en in 'de l0.de eeuw bestond de orde niet meer in de Westersch Kerk. In Constantinopiel bleef ze voortbestaan tot 1190 , en heden ten adage 'warden er alleen nog sporen van gevonden in de Svrisiche Kerk. A. P. VAN TERM. ✓ St. Jos. Congr. van Mill-Hill.
KLOOS OVER ,4 VAN EEDEN. Evenals eenige jaren geleden , is het ook heden ten dage in de godenwereld der moderne literatoren allies behalve vree en pais. Een paar dier goden — nl. Kloos en Van Eeden — hebben het reeds zoodanig met elkaar aan den stok gehad en elkaar in een allesbehalve zacht-gedistingeerden stijl zoodanig de les gelezen , dat de nileuw-modische Olympus wel een Soufrière of Mont Pelé gelijkt. Immers , evenals een werkende vulkaan van tijd tot tijd massa's vuur, lava, asch en steenen over de in de nabijheid gelegen velden , steden en dorpen uitspuwt , zoo hebben zij ook met een woorden- en klankenstroom thans weer eens de wereld der profanen overdekt , en wel met geen ander doel, dan om, ons , stervelingen , die hen steeds met den grootst mogelijken eerbied yen het diepste ontzag beluisteren , in voor onze noren verstaanbaar proza te verkondigen , dat hun goddelijkheid slechts kool en hun kunst slechts mensch-enwerk is , dat gelijk alle menschelijke arbeid geen aanspraak op volmaakt-zijn kan doen gelden. Van overdrijving zal niemand mij kunnen b eschuldigen , die zijn aandacht gewijd heeft aan de critiek , welke Kloos in de literaire kroniek van een der jongste afleveringen van de ,,Nieuwe Gids" op -een eenigen tijd te voren in de „XXe Eeuw" opgenomen artikel van den heer Van E-eden uitgeoefend heeft. Behalve (dat Kloos dit artikel een product van „ietwat ziekelijke koketterie" noemde , schreef hij naar aanleiding daarvan o. m. het volgende: ,
,
c t)
Dc heer Van Eedsen is geen man van machtige convicties, die door krachtige intuïtie geholpen , voelend en denkend te weten komt , hoe hij over alles te oordeelen heeft. Een sterk uit zich gegroeid door toevallige dingen weinig aantastbare gevoels -zin of gedachte-leven zal -een later wat dd ieperingaanld psychologisch geschiedschrijver onzer letteren hein ,onmogelijk kunnen of willen toeschrijven; maar zal die man, als hij onpartijdig wil zijn , met ruim geestige bewondering van hem moeten erkennen , dat Van Eeden , kranig-versatiel van alles gebruik makend wat hij kon beetpakken en het bestuddeerci resultaat van veel lectuur en peinzen vaak treffendplastisch weergevend in een van valsche beeldspraak-vrij, smaakvol en zacht-gedistingeerde stijl. Die heer Van Eeden is notch als kunstenaar noch als mensch teen naïeve spontane natuur. Hij ziet alle dingen, wel lang niet alle, maar — om den spijker top !den kop te treffen — vaak toch twee heel verschillende kanten tegenover elkaêr staan! Evenals in het volgende treedt de heer Kloos ook in dit citaat zijner critiek tegen (den heer Van Eeden m. i. als een auditeurmilitair of juister als een examinator op', bij wien de overtuiging zich vastgeworteld heeft , dat zijn slachtoffer zich aan het feit in quaestie schuldig gemaakt heeft, of niet de bekwaamheden bezit, waarop het beweert aanspraak te kunnen maken; al voerde hij ook bij wijze van verzachtende omstandigheid motieven aan, waarop de heer Van Eeden zijne beweringen zou kunnen gronden. De vraagdient echter gesteld te worden, of de heer Van Eeden hetgeen vriend Kloos ten zijnen gunste aanvoert , wel voor goede munt aannemen zal. Die heer Van Eeden zou m. i. met stekeblindheid geslagen zijn , indien dit laatste werkelijk het geval was; dewijl in den lof , welken de heer Kloos zijn amice (?) toezwaait, te veel de ironie om den hoek komt kijken. „Kranig-versati , el," of kranig-veranderlijk zal toch geen enkel redelijkdenkend mensch als een loffelijke hoedanig beschouwen. Dit zelfde moet ook gezegd worden van het-heid gebrek aan n a ïe v i t e i t en spontaniteit, waaraan volgens god-Kloos Van Eeden als kunstenaar èn als mensch lijdende is. Het is toch voorwaar geen kleinigheid , dat teen letterkundige zijn collega van opgeblazenheid , opgeschroefdheid, stijfheid , ge gebrek aan oorspronkelijkheid in het openbaar-dwongehit d. w. z. ten aanhoore van Jan en alle man beschuldigt.
24 Voor ik 'mij met de laatste phrase van Kloos' bovenstaand brokje critiek verdér bezig houd , wil ik eerst eens hetgeen Kloos betreffende Van Eeden verder nog op zijn hart had , onder de aandacht van den lezer brengen. Al 'krijgt nu zijn figuur vooral in vroegere perioden van zijn leven voordat het vaste masker der mannelijkheid , zich zette, wel !eens iets aarzelendds , iets onz'ekers , iets waar zijn mede niet steeds goede houvast aan heeft en wat hem dus-rnesch bij enkelen , die meer van kordaat-rechtuit houden , misschien wel een a wat onsympathiek maakt , kan ik toch weten krach aantal verzen, dat er diep in zijn binnenste onder-tenszkr al die vreemde glanzingen en vale verschrikkingen , die de zon des menschelijken levens zoow el als de rijke ingewikkeld zijns zijns e r samen optojoveren , dat ier diep in Frederik-heid van Eeden's ziel zeg 'k een heel-emaal-echte Van Eeden schuilt, de zacht-gevoelige denk'er en ziener, die ook wel ernstige dingen van waarheid en wijsheid te zeggen weet , die absoluut-verschillend is van zijn , noem 't aardsche , zijn zelfgemaakte schijn-verschijning in onze literaire kunst. Want deze is een 'mengeling van allerlei kostuums van houding en manieren , waartoe dat teedere goed-willende kind zich meent gedwongen door den aard der dingen , zoodat het zich daar lief en fraai mee maakt , om te slaan in de wereld een uit figuur. -steknd ,
,
Sprak de „Prov. Gron. Ct." -onlangs openlijk als haar oordeel over de door Lodewijk van Deyssel voor het Groninger Stud-entengezelschap „D occendd o discimus" gehouden lezing „De Moeder" uit , dat men bij het hooren dier voordracht moeilijk aan iets anders dan aan fopperij kon gelooven ; een zelfde gevolgtrekking maakt men ook over Van Eeden's literairen arbeid -en kunst , 'wanneer men bij hun beoord eeling Kloos' critiek tot maatstaf bezigt. Wanneer amen uit het zo;o even vermeld laatste gedeelte van Kloos' critiek de opvijzeling van Van Eeden als „de zacht-gevoelige denker en ziener, die ook wel ernstige dingen van waarheid en wijsheid te zeggen weet" weg laat , dan leest m-en toch daarin dat Van Eeden al of niet met voorbedachten rade liet lezend publiek omtrent het wezen van zijn persoon en van zijn literairen arbeid op een dwaals poor brengt , of trachtte te brengen. Ik schreef „of trachtte te brengen ", en wel met het oog cp ,
,
,
,
,
,
25 dc bewering van Kloos , dat sommigen vroeger niet hard if:et Van Eeden w eglie pen; om-dat deze laatste toen in zijne literaire producten er niet openlijk voor uitkwam , wie hij was en welk doel hij beoogde . De heer Van Eed-en is echter niet de eenige ander de moderne literator -en , die met het lezend publiek op letterkundig gebied schuilevinkje speelt. Immers ieder, die ooit een pennevru:ht van een der leden van de „Nieuwe Gids "- generatie doorgeworsteld heeft , zal , als hij onpartijdig en on bevooroordeel d zijn wil , het oordeel van den W-ele erw. pater P. Zeegers in diens ,,Studiën" artikel „Klassieke en moderne poëzie" moeten onderschrijven, dat de literaire pr o ducten der generatie van '80 o n v e r s t a a n,
baar zijn. Of de moderne literatoren hun kunstgewrochten (?) met geen ander doel voor den leek o n v le r s t a a n b a a r maken , dan om ze daardoor voor het oog van dezen laatste het air van g e1 e e r ld h e i .d te geven ? Op deze vraag wil ik geen ander antwoord geven dan constateeren , dat de Weleerw. pater Zeegers de moderne papieren kinderen behalve onverstaanbaar ook o ngenietbaar, onbeduidend en bespottelijk genoemd heeft. Ongenietbaar ook in dien zin van vies en zedeloos, welke hoedanigheden velen hunner werkelijk bezitten. Wat de daaraan door den Weleerw. pater Zeegers toegekende hoedanigheden van onverstaanbaar, onbeduidend en bespotte 1 ij k betreft, het goed recht dier qualificaties wordt m. i. op welspreken d e wijze verdedigd door de critiek , w -elke Kloos in zijn o'iderhavig „Nieuwe Gids "- artikel op collega Van Eeden uitgeoefend heeft. Als die kok met de keukenmeid kijft, dan weet mevrouw waar de boter blijft. Den lof , welken Kloos aan Van Eeden toezwaait, zal zelfs deze laatste niet voor goede munt kunnen aannemen , wanneer hij op den naam van logisch denker aanspraak wil maken. Immers de oph em eling, vervat in de phrase : „Kan i k toch weten , krach een aantal zijner verzen , dat er diep in Frederik van Eeden's-tens ziel , zeg 'k , een heelemaal-echte Van Eeden schuilt , de zacht ,gevoelige denker en ziener, die ook wel ernstige dingen van waar wijsheid te zeggen weet ," wordt op den voet gevolgd-hei'dn door een critiek , welke er klaarblijkelijk op berekend is om Van ,
,
,
,
,
26 Eeden van uit hoogere sferen naar omlaag te trekken en niet den grond kennis te doen maken , nl.: die absoluut verschillend is van zijn , noem 't aardsche , zijn zelfgemaakte schijn-verschijning in onze literaire kunst. Want deze is leen mengeling van kostuums, van houding en manieren, waartoe dat teedere , goed-willende kind zich meent gedwongen +d-oor den aard der dingen; zoodat het zich daar lief en fraai mee maakt , om te slaan in de wereld een uitstekend figuur, ,
Volgens Kloos , -die zich e v i d e n t als den meerdere v an Van Eeden beschouwt zooals voldoende blijkt uit de .--patiëering van het woordje „ik„ in de vorige en uit den beschermenden toon , welke :door hem in de laatste phrase tegenover zijn a m i c e (?) aangeslagen wordt — is voor Van Eeden dL „literaire kunst" g e n doe 1, maar slechts een m i d d e 1, om een ,,uitstekend figuur in -die wereld te slaan ". Voorwaar, deze oplossing van het psychologisch raadsel-Van Eeden zal door dezen wel evenmin als een complimentje wordlen opgevat als Kloos' oordeelvelling, dat hij „een schijnverschijning in onze literaire kunst" is. Hij ziet van alle dingen wel niet alle — maar om den spijker op den kop te treffen — vaak toch twee heel ver kanten , die diametraal tegenover elkaêr staan. -schilend Ik wil thans deze eveneens bovenvermelde door Kloos aan het adres van Van Eeden gerichte critiek aan eene nadere beschouwing onderwerpen. Het kan zijn , dat Kloos het ook in dit opzicht bij liet rechte eind h eeft; maar ik meen toch op goede gronden te moeten loochenen , dat Van Eeden een juisten blik in gewichtige dingen heeft. De motieven voor dit oordeel zijn mij verschaft door de reeds gepubliceerde voorrede van een literair product -- een t e n d e n z,
werk ten behoeve zijner communistische kolonie ? — dat de heer
Van Eeden binnenkort de wereld in zal zenden. In die voorrede wordt toch door Van Eeden georeerd : de kern van ,,de socialistische idee is , dat recht gaat boven macht ". Of het waar is , dat het socialisme — losgemaakt en afgescheiden van de ideeën van Karl Marx en andere leiders der
sociaal-democratie — het beginsel huldigt , dat recht boven macht gaat? Deze vraag kan alleen bevestigend beantwoord worden in betrekking tot het vrijwillig socialisme of de uit zelf uit liefde tot God -en het gees--verlochnig telijk en tijdelijk welzijn (Ier naasten geboren vrij w i l l i g e afstand van aardsche goederen , zesadat dit door de eerste Christenen en ten allen tijde door de kloosterlingen van beiderlei geslacht beoefend is. Van dd i t s o C i a 1 i s m e wil echter de heer Van Eeden niets weten. Zijn ,,socialisme" of communistisch kolonisatie beoogt niet , dat de menschen ;elkaar wederkeerig hel -sytem uit een bijzon-der beginsel van zelfverloochening , in a a r u i t-pen een verstan:dig inzicht. Waarheid is , dat juist omdat de mensch een met verstand, rede en vrijen wil begaafd wezen is , hij rechten moet kunnen verwerven niet alleen op hetgeen door den bodem voortgebracht wordt 'maar ook op den bod em-zelven. Dit is een eisch der natuurwet niet alleen voor den mensch als individu maar ook als hoofd van het huisgezin. Heeft de heer Van Eieden het thans nog niet met zijn kolonie ondervonden , dan zal hij het toch in de toekomst ondervinden, dat opheffing van het privaat grondbezit leidt tot b o d -e m v e rw a a r 1 o o z i n g en een voorname oorzaak wordt niet alleen van matelooze twist en tweedracht in , maar ook van den ondergang van huisgezin , Staat en maatschappij ; ja zelfs het grootste deel van het m;enschcd o,in ten prooi aan die ergste slavernij doet vallen. De wereldhistorie door alle eeuwen heen levert het meest doorslaande bewijs voor de juistheid van het oordeel van onzen grooten Paus Leo XIII: „Bij alle pogingen tot leniging van den socialen nood onzer dagen moet derhalve vastgehouden worden aan het beginsel: het bijzonder eigendom onaantastbaar en heilig." Die heer Van Eeden toont derhalve door zijn propaganda voor het -communisme geen grondig -en juist inzicht in de sociale quaesti e te hebben ; welk feit ten overvloede ook nog geconstateerd wordt door de treurigs ervaring , die ds. Kijlstra c.s. niet hun kolonie te Blaricum reeds opgedaan hebben. ,
,
J. KLOOSTERHUIS.
DE HUMBERTS ,^, •J, !c EN DE LOGE. Eenige maanden geleiden , toen het reusachtig bedrog ' an de familie Humbert aan het licht kwam , en de zoogezegde erfgenamen dier Crawfords met de noorderzon — die later bleek een zuiderzo,n te wezen — waren vertrokken , troffen wij in „La Franc Maconnerie idé masque e" een artikel aan over „die zaak HumbertCrawford en de Vrijmetselarij." Thans , nu de Humberts opgespoord en gevat zijn , ;en hun proces aller aandacht trekt , heeft deze studie weer alle actualiteit herwonnen. Hetgeen hier volgt, is grootendeels hieraan ontleend. ,
,
,
De geschiedenis der millio enen-erfenis schijnt opgezet te zijn door 'den schoonvader der befaamde madame Humbert. Gustave Humbert , oud -minister van justitie , oud-ondervoorzitter van eden Senaat , oud -president van de Rekenkamer, was evenals zijne omgeving lied van de Vrijmetselarij. Of dit oorzaak mag wezen , dat de familie Humbert zoovele onverklaarbare sympathieën vindt bij personen en bladen , die overigens prat gaan op hunne onkreuk b are eerlijkheid en recht -vardigheszn? -er sekte? Het bewijs van 's mans lidmaatschap d 't Is te vinden in het vermaarde orgaan dier Fransche vrij e ;d'Union", van November 1879 , blz. 469,-metslarn:d„Chi waar het bila(d verslag geeft , hoe Br. • . Jules Ferry bij gelegenheid var leen bezoek aan Toulouse , eene deputatie vrijmetselaars ontving. Het blad schreef: ,
,
De vijf onderteekenende gedelegeerden werden in de groote zaal 1der prefectuur ontvangen. Aanwezig warn ede prefect Merlin , de rector Chappuis , Br. • . H u rn b e r t, levenslang senator en procureur-generaal dd e r R e k e n k a m e r, en senator Rémusat. 1)c delegatie werd voorgestel d door Br. • . Constans , Kamerlid en eer; voorz. • . van de „Coeurs réunis". Br. • . Braud las het adres voor. Br. • . Ferry drukte den gedelegeerden de hand en
zeide hun , dat . zij konden rekenen op zijne krachtdadig strijd tegen de vijanden der leekenmaatschappij.-heidn( Ook Frédérie Humbert was lid van het geheim genootschap. Hiervan bestaan ;meerdere bewijzen. Zozo is een „te ek enplank" (circulaire) van de loge „Patrie", van 5 Februari 1891 , onderieekend door Br. • . F. Humbert , in hoedanigheid van Redenaar der loge. Het volgend jaar schijnt hij 't reeds tot het voorzitterschap dezer werkplaats te hebben gebracht , want het jaarboekje 1892 van het Franssche Groot- Oosten geeft op blz. 108 te lezen: ,
,
LOGE , PATRI E". Venerabel Br. • . Humbert (Frederic) , Mr. • . , oud-Kamerlid , avenue de la Grande-Armée , Parijs. Eense agendde der loge „Patri,e" van Juni 1890 schreef tegen den 28sten dier maand eene „plechtige bijeenkomst" uit, op welker program Q. a. — onder punt 6 — stond: Vreugde -batterij ter eere van onzen zeer dierb. • . Br. • . Humbert , 'wegens de onderscheiding , die hem op den
Salon gis ten deel gevallen. Romain d'A,uri,gnac , de directeur der levensverz^ekeringmaatschappi j „Rente Viagère", maakte eveneens deel uit van de Vrij!mets elarij. „Tout-Paris maçonnique" haalt uit het „Bulletin liebdo madaire" van 1888 den naam aan: ,
,
d'Aurignac (Paul Romain) , attaché aan het ministerie van buitenla,ndsche zaken , avenue de la Grande Armee 65. Loge „la Patri-e". En deze loge besl oot haar „plechtige bijeenkomst" van 28 Juni 1890 — vorenvermeld — en waarin de „zeer dierbare Br. • . Humbert" gevierd was -- met een feestmaal , waarbijgi men ook d'Aurignac niet vergat. M erkwaardigh eidshalve laten we hier het gansche menu van -dat feestmaal volgen: ,
,
MENU VAN HET BANKET DER ORDE. gegeven door de L. • . „Patrie", na hare plechtige zitting van 28 Juni in het Gr. - . O. - . van Frankrijk: Soep à la Reine. Groentesoep.
Radijs met boter. Ansjovis. Olijven. Garnalen. Pasteitjes a la Monglas. Venetiaansch e zalm. Provencaalsche eendjes. Ossenhaas met ganzenlever. Fransche doperwten. Italiaansche artisjokken. Manser kip. Gebraden lamsbout. Russische en Roem-einsche salade. IJspudding a 'la d'Aurignac. A-mandelgebakj^es. Kersen , ananascompóte. ,
Wijnen.
Bordeaux en champagne frappé.
Het schijnt , dat de leden der loge „La Patri e" zich over liet algemeen in 't 'bezit van eene soIiede maag mogen verheugen. ,
De Humberts hadden ook een eigen orgaan in het kanton Sud de Melun. Het heette „1'Avenir de Seine-et-Marne" en hielp dapper om Humbert Jr. in 1885 als radicaal candidaat tot lid der Kamer gekozen te krijgen. Hoofdredacteur van het blad (later Humbert's opvolger als Kamerlid) werd (de heer Balandreau, directeur de heer Armand Parayre , hun neef en vertrouweling; lid der redactie werd zekere Br. • . Prat, lid der loge „les Enfants de Hiram" te Melun , waar Frederic Humbert zich had laten inwijden. Voor heet lidmaatschap der Vrijmetselarij van 13alandreau is geen direct bewijs voorhanden. Parayre staat te boek in „Tout-Paris maconnique" :
,
Br. • . Parayre , avenue ;de la Grande Armee 65 , Loge „Patrie" (Bulletin hebdomadaire , 1888).
e)
Prat wordt vermeld in het „Bulletin du Grand Orient" van 1891, blz. 100: Br. • . Prat (Charles) , advocaat te Parijs , van de L. • . „les Enfants d' Hiram", te Melun. Br. • . Prat was toen nog slechts l'eerling-vrijm. • • Hij werd van de lijst der aCtieve leden geschrapt , wijl hij zijne contributie niet betaalde. (Zooals men weet , doet het verliezen van het actieve loge-lidmaatschap het maçonniek karakter niet vervallen. Voor de BBr. • . geldt als strenge regel : eens vrijmetselaar, altijd vrij -metslar). Zaakgelastigde van de familie Humbert was de heer Bailleau. Ook deze staat in het Jaarboek van het Groot-Oosten (1889, blz. 94) vermeld: Loge „La Patrie". Voorz. • . Br. • . Bailleau (Victor Francois Mathias) , Mr. • . , grondeigenaar, rentmeester, rue
Pierre G.uérin 8. Hieruit blijkt dus , dat Bailleau , de zaakwaarnemer der Humberts , eene loge te Parijs bestuurde , terwijl de familie zelve haren invloed deed gelden op de voornoemde loge te Melun. Toen de Humblerts zich te Parijs vestigden , zoo verzekert de „Libre Parole", droeg Bailleau den hamer over aan Frederic Humbert. Als deurwaarder bewees indertijd zekere Jean Dupuy groote diensten aan de familie Humbert. Deze heer Dupuy is thans minister van landbouw. Ook hij staat op het lijstje van „Tout-Paris Maconnique" : Br. • . Dupuy (Jean) , publicist , rue du Pantheon , 30. Deze opgave is ontleend aan een teekenplank 1888 van de loge „la Clemente Amitié". ,
,
We hebben ons bepaald tot deze zakelijke mededeelingen. Misschien dat ze Benig licht kunnen werpen over veel in 't verloop van de zaak-Humbert , wat zonder haar onverklaarbaar zou wezen. JAC. P. VAN TERM.
O, ZIELEN!
„ Gij zijt niet vrijgekocht door goud en zilver maar door het kostbaar Bloed des Lams."
0 , zielen , zielen , ---- paarlen , zoo van waarde , ,
dat 's Allerhoogsten Zoon u met Zijn Bloed
gekocht heeft en in d' eigen purpervlaed ,uw dofgeworden glansen weder klaarde, gij hoort nu toe aan Wie uit liefde u gaarde!
0 , zielen , ziel -en , — Christus' kostbaarst goed, wat u dan vluchten , verre vluchten doet
van Hem , wiens dierste schat gij zijt op aarde?
Ben ik , mijn Jesus , van zoo duren prijs , en wilt Gij mij ook in Uw Paradijs als schoone parel e,euwiglijk 'd o en pralen?
Dan , 'nu ik in mijn broze schelp nog hang, gedoog , dat ik voor U meer paarlen tang, om die met mij den Hemel in te halen.
Zr. ***
cc
7.X"?
AAN HET „LUMEN DE CCELO ",
20 Febr.
20 Febr.
1878.
1903.
AFSTRALING VAN HET„ LUMEN DE LUMINE".
Hole rustig schrijden wie in het zilvren licht, dat , gansch de waereld ,over, spreidt zijn stralen; dat nooit in kracht , noch heldeheid kon falen; waarheen , ielen kwarteeuw lang , alle oog zich richt. ,
,
Uw sterre blinkt in 't somber tijdsgewricht, o Leo , vast , — niet in een trilllen^d. pralen. Uw licht o!nts!peringt uit 'de eeuwge Zonnezalen van 't Licht ides lichts , waar alle duister zwicht. Wie Waarheid , Recht en Wetenschap beminden, dde!ed ,uwe ster eindloozie klaarte vinden ; — haar sehittring leidt tot die éénge Jubielzon. En ga,nsch epen w,aerelid brengt u, thans haar hulde, U +dank enid voor het licht , dat haar vervulde, Hem loviend, ook , die is : uw Gloriebron. Zr. ,
AAN DEN PAUS DER ENCYCLIEKEN.
Laag om de Riots zwermt zwaar het vale Juister in tonen , z,angrig-melodieus , le en dicht: ,
Van hem , die óp de Steeenrots recht en richt, straalt gloed in hoogen , vollen mid dagluister. ,
H000rt, van des Opperherd,ers - lippen ruischt er in tonen , z.angrig-melodi-cus , een dicht: 't bbre eidgolvenld'e geluid omstroomt met licht ,
zelfs wie omlaag nog zucht in hiellekluister.
Ja , ook in nieuwe tijden echoot voort het hoogepri'esterlijk , het heilig woord, ,
dat krachtig van de zeven h euvlen daalde. ,
,
Slechts luistrenid naar de stem van dezen Leeuw ,
en levend naar heet Woord , dat nimmer faalde, kan zij gelukkig zijn , de twintigste eeuw! Z r.
á^
AAN DEN LEERAAR DER VOLKEREN.
Vaart ook het duister langs ede- werelidzee , van Petrus' steenrots straalt een hiel geflonker: 't „Licht van den hemel" deelt zelfs, aan het donker van 't huidig heidendom zijn klaarheid mee. Of de aarde minder doof voor Leo's bieê en 's Heilan^ds stemmie waar' ! Voorwaar, Jan zonk ier ZOO, menig niet in 't duister diep; dan blonk -er
,
meer liefde , yen geurde in 't harte zoete vreê. 0 , dat 'die- liefdevlam , die h a rtegl oed , die 't oog van dezen Grijsaard tintlen doet, zijn ;daden wijdt , zijn woorden ko ni k bezielen, ,
zich over de aarde als vloeiend vuur verspreid'! Dian zal weer klaar 'des H-eieren heerlijkheid uitsichittren , en de- mensch voor Christus knielen.
Zr. :K * .Y
DE DOOD :r- * :r
-: VAN MUSIUS. In hetzelfde jaar, dat de Gorcumsche blloedgetuigen te Bridle de martelkroon verwierven , bevestigde ook Cornelius Musius ons H. Geloof imiet heet offer van zijn leven. Wie was Musius? Cornelius Musius werd, in 1503 te Delft gebioren, studeerde te Leuven yen werd priester gewijd. Hij bracht vervolgens eenigen tijd in Frankrijk door en werd in 1536 aangesteld tot prior van het Sint Aachten (St. Agatha) klooster te Delft. Het zou ons tie ver voeren , indien wij , al was het ook maar kort , wilden sschetsen ede vroomheid , de wijsheid en de priesterlijke deugd , w^elke Musius aan ielen dag heeft gelegd. Wij bepalen ons tot zijne laatste oogenblikk.en. Men is het er niet over eens , of aan dien Zwijger medeplichtigheid aan den mmoord , opf Musius gepleegd , kan ten laste wordien gelegd. Nadat Willem ede Zwijger zijn hof van 's Gravenhage naar Delft verplaatst en intrek genomen had in het St. Aagtenklooster, richtte adie prins .!d(en 8 December 1572 .epen feestmaal aan. Daar aan werd ook Musius genoodigd , en onder die gasten waren o. m. aanwezig adie wreedaardige Lum ey en diens luitenant Entes. Aan dit feestmaal , waar Lum!eyT aan de rechterhand van Oranje had plaats genomen , had Musius Entes naast zich. Van af liet o^ogenblik , adat i'de prior in dit gezelschap gekomen was , hadden Lu,mey en Entes zich niet ontzien , hem tot mikpunt hunner spotternijen tie kiezen. Oranje , die — doordat hij zijn intrek had genomen in het klooster, aan welks hoofd Musius stond , in zekeren zin 'dezes gast was — schijnt niets gedaan te hebben om zijnen vel^doverste te beletten -d-en priester te bespotten. Lumev ging steeds verder, en eindelijk ontzag hij zich niet, den prior grovelijk te bele;e^digen door een schandelijke schimp op het H. Misoffer. Dit deed den waardigen kloosteroverste op,
,
,
,
,
37 staan en aan den prins zeggen , dat hij niet langer kon vertoeve n in een gezelschap , waar men ongestraft den spot dreef met een der heiligste geheimen van d-en Godsdienst. Hij nam afscheid en kondigde tevens aan , dat hij Delft zou verlaten. Wat na het vertrek van Musius in tegenwoordigheid van Oranje heeft plaats gehard , ïs niet met zekerheid te zeggen, doch volgens so;mmiger gevoelen moet Oranje aan Lumey de beschikking hebben gegeven over leven en dood van Musius. Enkele geschiedschrijvers willen beweren , dat Lumey en Oranje ,om dat leven gedobbeld hebben. Zeker is slechts , dat -die wijn -kroes dikwijls rondging en duchtig werd aangesproken. Nadat Musius den volgenden morgen voor het laatst de H. Mis had +opgedragen in tegenwoordigheid der St. Aechten-lusters , en hij de H. Vaten {dier kapel in veiligheid had gebracht , verliet hij om 7 uur het klooster en liet zich met een slede naar 's-Gravenh,age vervoeren. Het was vinnig koud , dien 'droeven gen Decemberochtend. Buiten de Haagpoort ' gekomen , werd de slede opgemerkt door eenigie ruiters van Oranje. Of 'dezen zich toevallig of op bevel van den prins of van Lumley daar bevonden , is niet zeker. Dit staat vast : zie volgden de slede op den weg naar Den Haag en 'deden ze nabij laatstgenoemde stad stilhouden. Musius werd tot uitstappen gedwongen en door hen in een heerberg daar ter plaatse geleid en opgehouden. Waarschijnlijk hebben +de ruiters intusschen een hunner naar Delft teruggezonden. Na een paar uur wachtens kwamen - er althans eenige zaakgelastigden van Lumey, dire , naar zij voor opdracht hadden te onderzoeken naar de vlucht van-gaven, Musius , die- beschuldigd werd die schatten van het klooster te ontvoeren en zich naar Utrecht te willen begeven om naar den vijand over te loopeen. In Delft had de tijding van het vertrek des priors v& rbiittering tegen den prins gewekt. Een der ruiters , die Musius gevolgd was , had , teruggekeerd , daarvan kennis gegeven aan Oranje. Deze zond daags daarop; eenige ruiters naar Den Haag met een vrijgeleide voor Musius tot veiligen terugkeer. Die bio^d e , die dezen brief moest overbrengen , werd door tal gevolgd , die den prior als het ware een zege --rijkeD^lvnas tocht wilden bereiden. ,
,
,
,
,
,
,
38
Musius kee rde terug naar Delft. Ongeveer pop, id^enzelfden tijd, dat hij den terugtocht aanving, verliet Lumey met zijne sol-deniers Delft, om zich te begeven naar Haarlem , welke staid hij moest trachten te ontzetten. Zij , idie plaatselijk bekend zijn , weten , dat de weg van Delft naar 's-Gravenhage zich bij 'de Hoornbrug scheidt van den weg naar Haarlem , welken Lumey had te volgen. Aan ide Hoornbrug nu gingen eenigen van Lum ey's soldate i den wieg naar 's-Gravenhage op. Waarom? Gebeurde dit zonder verlof van hun velidoverste?... Die ruiters ontmoetten adie slede , waarin Musius zat. Zij wild-en helm gevangen nemen , doch degenen , die Musius vergezelden, toonden het inmiddels ontvangen vrijgeleide. De ruiters vergenoegden zich dus die slede te begeleiden tot aan de Hoornbrug. Hier echter namen zij geweld tie baat 'en dwongen den voerman ader sl'ed'e 'den weg naar Leiden in te slaan. Zouden de soldaten zoo, iets gewaagd hebben tegen het schrijven van den prins , -als zij geen u,it^drukk^elijk bevel van hun overste hadden gehad ? Bij de worsteling was Musius de muts van het hoofd gevallen. Die soldaten g^edo^ogd'en niet , dat hij die opraapte. Blootshoofds, bibberend van ko ud e en beroofd van zijn mantel , kwam hij om 5 ure te Leiden aan. Lumey had in het huis „Lockho.rst" (tegenwoordig tiet Gymnasium.) , zijnen intrek genomen , en hierheen werd Musius gebracht. Aan Lumey toonde hij den vrijbrief van Oranje , maar Lumey heantwoordde dien met een schaterlach. In genoemde huizing beproefde 'eerst een predikant Musius zijn geloof te 'dolen verzaken. Daarna deed Lumey een onderzoek instellen naar 'de schatten van het St. Aachtenklooster. Om den prior tot b'ek'enten^ss te dwingen , werd hij gemarteld. Men had geen pijnbank bij de- hand , en daarom bezigd'e men een tafel. Men goot meet (een trechter zaove'el water in 'den mond van den prior, idat het lichaam opzwol, en ;daarop werd de martelaar geschopt ten geslagen , ontkleed en met riemen gegeeseld. Doch 'dit was nog niet genoeg. Mien hing den prior aan zijn groote:^ teen op 'met heet hoofd naar beneden. Net dunne touw sneed den teen 'door, 'en de martelaar viel met leen zwaren bons --- Musius was nog al zwaarlijvig -- met het hoofd op den grond. Nog niet verzadigd , bonden de beulen den prior met lood aan ,
,
,
39 de voeten aan een ladder en blakerden zij hem met brandende fakkels. Daarna snelden zij hem al de vingers en teenen af. Toen die beulen zagen , dat zij den prior noch tot afval konden dwingen noch hem !de mededeeeling konden ontlokken , waar die heilige vaten van het St. Aachtenklooster geborgen waren , besloten zij , heem ten spoedigste naar de galg te brengen. Zij kozen 'daartoe den kortsten weg : over het Pietersk:erkhof en langs de Pieter Choorsteeg naar de Breestraat. Op deze straat, tusschien de Choorsteeg en de Maarsmansteeg , stond de galg. Ettelijke jaren geel ; d'e;n was de plek , waar de galg placht te staan , nog gemakkelijk te herkennen. Opp het snijpunt der genoemde straten was , midden opt die Breestraat , een giroote kring van keien. Indien ik mij niet vergis , is deze cirkel verdwenen, toen de tram over die Breiestraat is gelegd. Eertijds heette deze plek „ede blauwe steen". Hier werd Musius een strop, om den hals geslagen en de martelaar omhoog getrokken. Doordien ede strop( slecht sloot (Musius had (een dik gezwel ondier die kin) , duurde die doodstrijd lang. -
,
„
Wij hebben thans d-e vraag te stellen : is Oranje medeplichtig te achten aan Lumey's gedrag jegens Musius ; en zoo ja , in hoeverre? Allereerst dan deze kwestie: Waarom nam Musius de uitnoodiging tot den feestmaaltijd aan, waar hij wist, dat ook Lumey en Entjes waren genoodigd? En waarom verscheen hij ;daar in zijn presterlijk gewaad? Bekend is. het , adat Musius aan een zijner dienaren , die hem aanried zijn priesterlijk kleed te verwisselen tegen -een burger gewaad , tien antwoord gaf : „ Zal ik , zeventigjarige grijsaard, aan wier de jongeren een voorbeeld moeten nemen , veinzen? Dit zij verre van nijj ! Er is voor mij , ouden man , geen reden om ►den dood te vieez^en." Dit antwoord van Musius , een uiting van zijn heldenmoed, is op zichzelf reeds voldoende verklaring voor de beweegredenen, waarom Musius zijn toog en_ bronnet niet verwisselde tegen een tabbaard en baret. Toch kan, Musius nog andere redenen gehad hebben , om juist in zijn priestergewaad in tegenwoordigheid van Oranje te versdiij^nen. Van dezen i'm!!miers moest hij onderstellen, ,
,
40
dat hij nog toot de Katholieke Klerk behoorde , en wellicht wilde hij den Zwijger door zijn, voorbeeld aanmoedigen , om voor zijn geloof uit te k ,otne,n en geen voet te geven aan het Calvinisme, ,dat 'destijds nog geen tiende; deel dier bevolking op , zijn
hand had. *) Men zal wellicht mielenen , dat Ier geen grond voor deze onder -steling,1S. Op eden 8 Dec. 1572 wist men immers nog niet met zekerheid te 'bepalen , tot welke gezindte Oranje behoorde. Deze m , elening wordt o^. m. gedeeld door dien Utrechtschen hoogl , eeraar prof. Wij.nne , die verklaard heeft , dat Oranje den Katholieken godsdienst „voor het uiterlijk getrouw is gebleven tot 1573 , toen hij naar die hervormde klerk volgens de b egrippen van Calvijn. ,overging". t) Die Protestantschie. geschiedschrijver Juste verklaart van Oranje: „Volgens getuigenis zijner tijdgenooten gedroeg hij zich zoo behendig in godsddiienstzaken , dat dee schrandersten niet konden beslissen omtrent zijnie meeening , en. Die Katholieken oordeelden hem Katholiek , daar zij helm met Zijne vrouw (de Luthersche Anna van S,aksien) idee , H. Mis zagen bijwonen ; die Lutheranen beschouwiden hem als ielen dir hunnen." **) Daarom -mag de vraag gesteld warden : verkeerde Musius niet in ede mielening, -dat Oranje o dien beruchten 8 Decemb.eravond nog altijd — zij het dan ook flauw — Katholiek was en dat h- ij hem daarom gieien voorbeeld van vreesachtigheid tegenover de aanhangers dier nieuwe leer mocht geven? Oranje's zwenkingen op het stuk van dden godsdi, nst vat de Protestantschie geschiedschrijver Arend aldus samen :
,,op dienzelfdien tijd , dat hij (Oranje) den Paus zijne gehechtheid aan adie alleen zaligm'ak, en , d , e Kerk verzekert , de hervormiden in zijn prinsdom Oranje vervolgt , en den Roomschen gioidspdilenst n o , t r e v r a t' e e t a n c i e n z e r e l ig i o n t-) noemt, erkent hij voor -den keurvorst van Saksen, idat +de heer naar de Augsburg;schee geloofsbelijdenis de ware *) „ Die Standaard ", 23 Juni 1890. -) „ (Jieschieldienis van het Vaderland ", blz. 96. **) Histoire de la révolution ", II , 251. -I- ) „ Onzen waren 'en aloudden godsdienst ". — Vert. N. Domp."
41 is. En toen hij later die vraye et anciienne religion verlaat , omhielst hij niet die ware leer der Luth erschen , maar idiie !dier Calvinisten , welke hij de verfoeielijk.e (méchante) genoemd had. *) ,
,
Is nu ►de onderstelling niet gewettigd , dat Musius in het jaar 1572 van oordeel was , dat ede prins op godsdienstig gebied veel weifel)enfci en hoogst onbetrouwbaar, maar toch nog geen afvallige was , yen 'dat adie prior daarom zijn priesterkleed niet wilde afleggen, =er (op ,ne'kenten►die , dat Oranje althans als wellevend man niet toelaten zou , 'dat hij , adie tegelijkertijd 's prinsen gastheer en gast was , om 'dat kleed zou bespot worden ?
En toch gis die schending van alle gastrecht , van alle welvoeglijkheid , door 's prinsen vertrouwelingen , in di ns tegenwoor digheid en onder diens stilzwijgende toelating geschied. Fruin ;neemt op, gezag van Dussleldorp — deze heeft in zijne ,,Annalen" uitvoerig gieh,aritdeid over die martelie van Musius --,aan , dat Lu!mey zich wel niet ►ontzag aan tafel op het schandelijkst dien prior toe te spreken en te bejegenen , doch dat van zijnen kant Oranje ►den woesteling gymeier dan hem lief was (?) moest ontzien. ... Maar ►dat hij helm niet zoo gevoelig te recht gezet heeft , als, hij verdi'end had yen onder andere omstandigheden ook ervaren zou hebben , is waarschijnlijk genoeg." t) Pater Kronenbu,rg meent , idat Oranje „gelen moed genoeg had om ede 'eer van zijn gast en vriend te verdedigen" **) , en pastoor Thus wil niet uitmaken , „pof de Prins zelf deelnam (aan de spotternijen van Lumey) , maar in Belk geval had hij die biehooren en moeten 'beletten , te meer wijl hij bij den prior gastvrijheid genoot; 'dit liet adie prins, toe ten opzichte van een man , dien hij vroeger ide bisschoppelijke waardigheid had waardig gekleurd." t t) Tegenover 'deze meeningen van onze tijdgenooten hebben vlij het getuigenis van 'drie tijdgeno oten van Oranje 'en Musius. Dezen ,
-
,
,
,
*) Arend , „ Algemeeene geschiedenis des vaderlands ", deel 11 , st. IV, blz. 474. t) Fruin , „Verspreidee geschriften ", II , 326. **) „ N,e erl.ands Heiligen in later eeuwen ", II , 17. Bijdragen ", Haarlem XIV 336. tt) ,
42
laten zich niet allen even beslist uit , doch de een vult den ander aan. Vooreerst Frans van Dusseldorp , die door Fruin voor zeer waarheidlievend wordt gehouden, en die, Leidenaar van geboorte, zich vie el mcleite schijnt gegeven te hebben om achter de juiste waarheid te komen. DC-ze schrijft: ,
„Toen Musius dit ondervond , terwijl hij .eer goed d wreedheid van Lumey en de listen van Oranje kende, begon hij !niet zonder reden voor zich zelven te vree yen , bijzonderlijk , daar Oranje tot !den fe^estmaaltijd ook Lumev had ge n oio!digd , idiie den toen aanwezigen Musius tot mikpunt maakte van verschillende plompheden en scherpe uitlatingen." *) ,
,
Uit 'dit bericht blijkt alleen , dat Oranje Lumey den mond niet heeft gesnoerd. Op!m eer d cielt, ook zonder Oranje persoonlijk te beschuldigen, mede: ,
,
„Musius , door Oranje ten gastmaal genoodigd , werd tot mikpunt gekozen van ruwheden , spot en dreigementen, waarbij vooral Lumey bel_eedigend optrad." ) De derde getuige , Fstius , verklaart categorisch: „M et schending van het recht van gastvrijheid werd de gastheer (Musius) door den gastheer (Oranje) aan de gasten tafel uitgelachen." **) ,
Moeilijk zou heet zijn te beslissen , wie van deze schrijvers de waarheid het meest nabij kwam , indien wij niets wisten omtrent het karakter van Oranje , waarop naar onze bescheiden rnz eening niet genoeg gelet is door Fruin , door pastoor "1 bus en door pater Kro(n!enburg. „Niet vreemd ," zoo zegt Wagenaar, „hield hij (Oranje) zig van ,
*) Annales Dusseldorpii ", uitgegeven door Hofman in de Bijdragen van Haarlem , XIV, 336. t) „ Historia Martyrum Batavorum ", p. 80. **) Historia Martyrum Gorcomensium ", IV, c. XIII , p. 271: „ Hos pitii jure violato derisus est hospes ab hospite in cce,na hospitali."
43 scherts , vooral over tafel , alwaar hij .... ook wel een •duitschen ;dronk plagt te (doen." t - ) Iemand ,nu , diie van nature tot schaertsen geneigd is , onderscheidt niet -altijd even spoedig of men te dolen heft niet onschuldige plagerij , met vroolijke jokkernij , 'dan wel met bijtende schimp of beleedigienden spot , zoedra die wijn in den man en daarmede adie wijsheid in de kan is. Dat ier aan idle prinselijke tafel stevig gedronken is , hieraan wordt door niemand getwijfeld. Dusseldorp zegt , dat de wijnbeker ruimschoots werd aangesproken *) , en pastoor Thus spreekt zelfs v to een roes , welken Oranje had uit te slapeen. ) Gelet op deze omstandigheden , valt het niet onwaarschijnlijk te achten , dat Oranje zich jegens Musius persoonlijk mede schuldig ;h eeeft gemaakt aan heschimpling , gelijk Estius zoo uitdrukkelijk verklaart. ,
En nu adie voornaamste yen moeilijkste vraag : Is (Oranje niede plichtig te achten aan den moord , op Musius door Lumey gepleegd? Alvorens in staat te zijn , adie gestelde vraag - degelijk te beantwoorden , dient men zich een denkbeeld te vormen van den loop der gebeurtenissen. Dinsdag den 8sten December had het avondfeestmaal plaats, waarvan Musius zeker voor middernacht is vertrokken. Den volgenden morgen , den den December, vermoedelijk te 7 „uur, verliet Musius met leien sl'ede het St. A'echtenklooster, om zich naar 's-Gravenhage te begeven , alwaar hij leien veilige schuil plaats zou vinden blij Joost van Drogendijk; met hem gingen zijn petekind en Been adellijke noen , Charlotte van Merwe van Nassau. Toen de slede !door 'die Haagpoort Delft verlaten zou , werd hij herkend yen verraden 'door Hoverinck , 'een zoon van den koop een door Engelbertus , zoon van Cornelis Flaccus,-manTelius, bijgenaamd Maselant , die nog wel -een bloedverwant van Musius ---) „Vad erlaindsch e Historie ", VII , 537. ,
*)
1-)
,
Bijdragen ", XIV, 387. Idem, XX, 419.
44 was. Dez e heide mannen bevonden zich te midden van eenige prinselijke ruiters , die aan de Haagpoort de wacht hielden. Enkele van ddeze ruiters waren het , die de slede volgden, welke zij niet ver van 's-Gravenhage bij het Lep r ozenhuis (het Zieken) aanhielden , en 'die Musius met zijne reisgezellen deden uitstappen en hen gevangen netten in den kelder der herberg van zekere r ruy van 't Hoff. In eden laten .avond van Woensidag was te Delft lit bericht aangekomen , (dat Haarlem door de Spanjaarden werd omsingeld; aan Lumey werd opgedragen om zoodra mogelijk , -eer het te laat was , bezetting in }de bedreigde stad te werpen. Eerst den vo lgenden morgen , Donderdag den 10. December, schreef Oranje het vrijgeleide voor Musius en zond daarmede eenige ruiters naar 's-Gravenhage om hem terug te voeren. Iets later dan die ruiters van (den prins vertrok Lumey Donderdag uit Delft , en nog denzelfden avond werd door zijne mannen M.usius !opgevangen en in Leiden terdoodgebra-cht. Be geschiedenis verhaalt , dat Maselant het bericht dor ontvluchting van Musius persoonlijk te Delft heeft verspreid. Dit kan te on.g eve,er 9 uur of wat later in den ochtend van Woensdag zijn geschied. Nu ►moet het toch de aandacht trekken , dat, als het Woensdag in den voo rmiddag te Delft bekend was , dat Musius te 's-Gravenhage gevangen werd gehouden , Oranje eerst Donlderdagochtend omtrent hem een beschikking heeft genomen. Welke reden kan Oranje gehad hebben , om , indien hij het werkelijk goed bedoelde meet Musius , zoo lang te dralen ? Had misschien lde tijding van het beleg van Haarlem zijne aandacht van dit ipersoonlijk geval afgeleid? Neen , want die gewerd hem eerst Woensdagavond. Van belang is het nu te weten , op wlel'k tijdstip ongeveer Oranje het bericht der vlucht van Musius ontving. Gelukkig geven eenpaaronverdachte getuigen idit tijdstip aan. Die eerste- is mr. Adriaan van der Myle. bezie maakte in een brief aan Wendelius , geschreven den 23 Februari 1573 (dus slechts enkele weken na dien moord) gewag van leen gesprek , 'dat hij te Heidelberg met dien keurvorst van Baden had gevoerd, waarin gehandeld werd over de onlusten in -de Nederlanden , en waarbij ook idee moord op Musius ter sprake was gekomen. Terecht merkt Fruin op , idat deze brief door onze geschied,
,
,
.
,
-
,
45 schrijvers tot nog toe over het hoofd is gezien. De bekende geschiedvorschier wil rechter aan dit schrijven niet tie veel hechten, omdat Van ader Myl,e te ver van het toonceel dier gebeurtenissen was verwijderd. Fruin geeft den inhoud van den brief, zoov ,er die op Musius betrekking heeft , weer: „Toen de Prins , aan tafel hoorende dat de Pater (Musius) naar Den Haag gereisd was , zich daarover beklaagde, blood LUMEY aan hem na te zetten en terug te brengen. De Prins stemde daarin toe , waarop hij naar Den Haag trok , den man vond -en heem , dien hij vervolgens naar dien last des Prinsen naar Delft terug moest brengen , naar Leyden voerde , waar hij heem nog den )eigen dag met den strop van 't leven beroofde." Om zijn hooge positie (hij was raadsheer van Holland) kunnen wij niet veronderstellen , dat Van der Myle is afgegaan op „brieven ren geruchten", zooals. Fruin het schijnt te meenen. De andere getuige is Gerard Brandt , de bekende schrijver van het „verhaal van ,die Reformatie", die getuigt: „'t Geviel nochtans , dat hij (Musius) naar dien Haage ging reyzen : en 'die Prins , over taaffel dies Benig misnoegen toonde. Lumey biedt daarop 1 aan hem in te jaagen , en te rug te( voeren. Dit bij den Prins toegestaan zijnde , steekt hij op w,egh , achterhaalt hem , en rijdt er mee naar Leyden." Dusseldorp *) en Oppmeer t) maken gewag van het gerucht, dat adie , soldaten van Lumey in Delft rondstrooiden ; (lat Oranje nl. aan tafel onder :een glas wijn aan Lumey het recht over leven 'en dood van Musius zou hebben gegeven , -en ook dat daarom gedobbeld zou zijn. Dit gerucht acht Fruin ,,ongerijmd en in strijd met wat later is gebeurd" **). Ook pastoor Thus is „niet genegen aan dit bericht leienig geloof tie hechten" ; hij beschouwt het als een los gerucht tt). En pater Kronenburg beweert eveneens , dat een *) Bijdragen ", XIV. „ Hist. Mart. Bat.", 80. **) „Verspreide geschriften ", II , 334. 11- ) „ Bijdragen ", XX , 418. -)
46 „later onderzoek heeft bewezen , dat dit niet meer dan een loos gerucht is geweest" *)• Deze 'drie geschiedschrijvers schijnen echter te denken aan liet gastmaal van Dinsidagavond , waaraan Musius werd beleedigd. En aan dien maaltijd kan natuurlijk niet gesproken zijn over de vlucht van Musius , want die zou eerst :dien volgenden dag plaats vinden. Men moet rechter dien maaltijd , waarvan in bovenstaande berichten van v. d. Myl e !en Brandt zoo eenstemmig sprake is, en waarbij ook Lumey blijkt aangezeten te hebben , nit ver feestmaal van Dinsdagavond , waar Musius te-warenth gast was. Deze maaltijd zal waarschijnlijk heet gewone noienmaal zijn geweest, dat op Woensdag te 12 uur door Oranje werd genuttigd. Als „een onvoorzichtigheid" slechts wil pastoor Thus ;let beschouwen , „dat ede Prins dien bloedhond (Lumey) uit Delft liet vertrekken , terwijl Musius , ,op wiens dood hij belust was , onder prinselijk vrijgeleide naar Delft t°rugk° rye" fl. Allard echoer schrijft : „' t Beho o rde tot de politieke costuimen des Zwijgers , • gretig klachten aan te hooren over gruwelen, n a d .a t ze gepleegd waren -en de algem;eene verontwairdig ing hadden opgewekt. Of hij even gretig maatregelen nam t e r v o o r 'k oo m i n g van gruwelen .... is een andere vraag. De dubbelzinnige houding van (dien Zwijger maakt het vermoeden tot zekerhe4d , adat hij in dat „piap enmoord etn" geen ieu,vel-daad zag" ). Trouwens , Oranje heeft later zelf openlijk zijn: gezin dh : id erkend. In zijn Apologie zegt hij : „dat wij noch vastelick hopen, dat ons G iJt oock sal de ghienade verle;enien , om dat soo wonderlick enidie verholen Rycke (van eden Paus) in syn spelo-ncke van Rome opghericht .... te hielpen na'e onsen vermogh-en in den grondt ri verderven ende vernielen' En men weet , hoe -dat verderven ten vernielen op het einde der XVI d e leeuw verstaan werd . Daarom. geloof ik , adat pastoor v. id. Horst de zaak juister inzag , toen hij schreef : ,,Alleen dit beweer ik , dat er eene ver,
,
,
,
-
,
,
,
,
,
„
,
*) Neerl. Heiligen in later eeuwen ", II , 20. t) „ Bijdragen ", XX , 427. **) „ Studiën " XXXVI , 106. t) Bor.
,
47 denking rustte op Oranje , en dat die verdenking niet geheel onwettig was" *). Die verdenking is trouwens reeds uitgesproken door tijd- en p.artijggeno^oten van Oranje. O. a. , behalve door de reeds aan auteurs , in een boekje , te Antwerpen in 1583 gedrukt,-gehald getiteld : „Cla;er 'bewijs , adat den Prince van Orangi en de oorsake ende oorspronck is geweest van deze langhduerighe ellende ende tweedrachtich^eit" . In dit boekje , waarvan volgens de „Navorsch^er" t) nog een exemplaar in adie Kon. Bibliotheek te Brussel aanwezig is , wordt gezegd: „Te langhie te eerhallen sou-de wesen , hoevele onnoosele personen .... o^mghiebracht iende vermoort lijn gh eweest; onder andere dien gheleerden ende fameusen MUSIUS , een mar oudt van daghen , ni^ettegenstaenide hij voorsi Prince lieffelyck binnen Delft in S. Aachtenklooster hadde ontfangh-en ; soodat hy in dit particulier l;e-elyk feyt heeft gnviolceert 1 u s h o s p i t ij ende prie eminentie die men synen weert schul^dich is". ,
,
,
Hier wordt Oranje dus persoonlijk beschuldigd , door moord het gastrecht te hebben geschonden. In een ander boekje , een jaar later, in 1584 verschenen , getiteld : ,,Historie Balthasar Q^erards", leest men: ,
„Tot Delft comende so heeft hy (Willem I) voor syn hof ingenomen heet klooster van Sint Rechten , doer te voren Rectoor en^dle- Biechtvader was crh ew,e!est den welcheleerrd en Poëet lensde weerdighie Heere CORNELIUS MUSIUS , dien welcken QUILL. VAN NASSOUWE voorschreven , over som jaren , oochluyckinghe doende , by den Heere VAN-micte LUMEY zijnen adherent , seer oneerlyck lende met l-eelycke ,
,
tormenten hafdd^e laten hanghen." Wij wenschen geen dezer pamfletten als evangeliën te beschouwen , maar men zal toch op gezag van v. d. Mylce en Brandt dienen aan te nemen , dat Oranje het aanbod van Lumey, om Musius terug te brengen, aanvaardde. Stond een aanvaard -en van 't aanbod van dezen man , wiens karakter toch volkomen aan Oranje bekend was , . niet gelijk met het doodvonnis over Musius uitspreken ? i
(Wordt vervolgd). J. J. F. VAN ZEYL. *) „ Navorscher ", 1852 , 272. t) 1852.
:. >a LASTER EN LOGEN. Wat vroeger aan laster en logen tegen godsdienst en geloof meer bekend was in w et. nschappelijkie kring-en , is thans door pamfletten en libellen , helaas , doorgedrongen tot liet -dageiijksclh leven. En adat daardoor verwoestingen zijn aangericht in geest en hars_ , getuigt adie dagelijksche ondervinding. Het is idus wellicht geen onnuttig werk , zoo liet een en ander, tegen godsdienst en geloof ing.braeht , onder d-en titel : ,,Laster en Logen" aan een onderzoek wordt onderworpen. Wie weet, of ide goed e God uit dezen arbeid geien lichtstraal schieten laat voor eene in duisternis gehulde ziel. — 0 mocht dat zijn! ,
,
KAN EEN ONTWIKKELD
MENSCH NIET BUITEN
GODSDIENST ? Neen , een o n t w i k k e l id mensch niet in het minst. Want er dringen zich naar zijnen geest eene menigte vragen van belang, waarop hij , aan zich zelven overgelaten , het antwoord moet schuldig blijven. Niemand immers van alle geleerden der wereld
zou smet volle zekerheid kunnen verklaren , dat de angst , welke woont in 's m enschien ziel , voor doen rechtvaardigen Rechter hierna of voor 1de eeuwige helle-straf , slechts een hersenschim en dus van nul of geener waarde was. Ike twijfelaar Bayle zegt zelf , dat men het in deze zaken slechts tot twij felen brengen kan. Zeg nu ie ens in gemoede , wat zal iemand , -die waarlijk iontwikkeld heeten moet , thans doen ? Zal hij , trots de uitspraak zijner reidie , die het -slechts tot twijfelen brengen kan , zich blindelings werpen in den schoot van het ongeloof ? Dat ware allerminst ontwikkeld , om niet van dom te spreken. Neen , hij zal te ^ri,a'die gaan bij den godsdienst en , wijl die m o : e l ij kh e i id van een g er^e-chtig en Rechter en een eeuwige bestraffing niet is uitgesloten , het zekere voor heet onzekere nemen. Niemand feet spijzen , van welke hij vreest , dat ze mogelijk ,
,
,
,
49 vergiftig zijn. Zoo ook zal eenelk , die wezenlijk ontwikkeld is, zich met gelen twijfel tevreden stellen , maar zóólang zoe ke n , tot hem volle zekerheid geworden is. En idi e zekerheid is buiten het geloof niet te vinden. ,
,
IS ZEDELIJKHEID ZONDER GODSDIENST MOGELIJK? Wel neen , niet , want de godsdienst is de grondslag der zedelijkheid. Zeg teens , kunt ge een huis bouwen in de lucht ? Appelen plukken zonder applelbloom ? Immers niet ? Welmi , clan ook is het niet mogelijk zonder godsdienst zedelijk te zijn. Want dat d e mensch zich moeite geeft zedelijk te leven , is , omdat God die deugd uitdrukkelijk wil , en hare vertreders of hier of zeker hierna geducht -straffan zal. Maar wie alles nu niet gelooft, dus geen godsdienst heeft, — zeg dan eens -- door welke drijf -ver 'kan hij worden aangezet zedig te leven? Dolor welke ;drijfveer ? Wel , antwoordt g , om bloot rn-enschelijke redenen : om stand , om eergevoel , om d- n naam der familie, oom ziekere nu eenmaal bestaande conventioneele vormen , om geen ergernis tie glev en; in één woord : om honderden dergelijke redenen. Zeker, mijn waarde tegenstander, dusdanige redenen kunnen eng zullen in 1den regel haren invloed op het zed dijk gehalte d-er menschielijke samenleving gelden laten , maar, cilieve , is de. mensch aan die vormen in g e w e t e n gebonden ? Kunnen zij hem beletten onkuische , hioogtnoedige of zelfzuchtige g e d a c ht e n te voeden ? Zouden zij den mensch kracht genoeg geven om in zware verzoekingen tot ongerechtigheid , of wat liet zij , staande te blijven , vooral zoo het geheim der boosheid ioo goed als zeker gewaarborgd schijnt? Ik geloove : neen. Zulks immers vermag alleen de godsdienst. Vandaar is zedelijkheid zonder godsdienst o p d e n d u u r eenvoudig-weg onbestaanbaar. En dit besluit , waarde vriend , moge het getuigenis an twee allies behalve gunstig bekende zedemeesters even aandikkeil. Het eenle is van den o,ng`lo ovigen Fr anschn philosoof Rousseau : ,,ik meende vroeger, dat men zonder godsdienst een zedelijk mensch kon zijn , maar ik ben van die dwaling teruggekomen" ; het andere ,
,
,
,
,
50 van eden dierlijken Duitschen zanger Cïoethe : ,,de karakters , die men waarlijk kan hoogachten , worden met den dag zeldzamer; ..... ik moet bekennen dergi°lijke p-rson en in mijn leven slechts daar te hebben aangetroffen , waar en vaste godsdienstige overtuiging ten grondslag lag". Men heeft , i^o^o.als ge weet , in het zoogenaamd Katholieke luide getuigt , dat zedelijkheid zonder godsdienst niet te bereiken valt. Men heeft , z^o^o,als ge weet , in het zoogenaamd Katholieke Frankrijk fde religieusen van be cl dei kunne uit de scholen ge ede go^dsddienstl^eer van den rooster geschrapt , het kruis-drevn, van iden muur gerukt , en den name Gods uit de schoolboieken geveegd. En ;met welk gevolg ? Dat de boosheid onder de jeugd met ontzetting is toegenomen , zoodat in e e n jaar duizenden kinderen onder de 16 jaren wegens alle mogelijke '. ergrijpen Gloor het openbaar gerecht geoord, id en veroordeeld zijn , een 443 zelfmoorden van 'kinderen te boeken vielen ! Zoo ede j'e u gad , wat zal dan straks het v o 1 k zijn zonder gad idiienst ! .... Tot zulk -een donker verschiet zult ge , lezer, toch wei besluiten willen ? „Want hoe is het mogelijk , vraagt de uiterst liberale staathuishoudkundige De Laveleye , dat een maatschappij zonder geloof en zon-der godsdienst in het rechte spoor kan blijven? Zonder deze factoren is r immers niets, wat den mensch tot het vieren zijner hartstochten een beletsel wezen kan ". En z,oulde niet gerustelijk , tien bate onzer stelling , een beroep mogen gedaan w ord^en opa de statistisch; gegevens onder ons? Waar vergrijpen tegen de z. d.elijkhecid te h°oordeelen of te straffen waren , viel 'daar insgelijks geen v- rflauwing of gemis van godsdienst te constat^eeren ? Zeker — ik * voorkom uw moeilijkheid — waar het alcoholvergrijpen geldt , !daar staan de Katho-li'eken , die den godsdienst hooghouden , in het voorste geld .... maar komt d a a r 1) mn huil zedelijkheid in gedrang? Van die zedelijkh eid toch weten , tot s^ommiger 'ergernis , Protestanten en ongeloovig en -- denk alleen maar aan freule Lohman — niet waard-e ring te gewagen en sym pathie. En zoola,ng 'dat geschiedt naar waarheid , kunnen andere onteer end uitspraken — hoe pijnlijk ze ook zijn •-- het peil onzer zedelijkheid in het minst niet doen dalen. T-en laatste , waar, zooals in den jongsten tijd , zooveel krachten ,
,
,
,
,
,
,
at worden in het werk gesteld .om het zedelijk gehalte van ons vaderland door het uitroeien der slechte huizen te verhoogen, daar mag gerust de overtuiging worden uitgesproken , dat alle pogen ijdel pogen wezen zal , zoo den godsdienst zijn plaats in de maatschappij niet hergeven wordt ; want : zonder godsdienst kan van zedelijkheid nimmer sprake zijn.
,,IN EEN STAAT, BEHEERSCNT DOOR EENE GRONDWET, HEEFT DE GODSDIENST GEEN RECHT VAN BESTAAN." Het moge ons verwonderen , dat mannen van studie voor dergelijke stelling hun naam durven leenen : liet feit laat zich niet wegcijferen. Toch komt het ons voor, dat zij zelf ;net het onhoudbare dier uitspraak geen weinig verlegen zitten , wijl gemeenlijk doior d,e meesten hunner d; beperking er wordt bijgevoegld : in leien land echter, waar geen behoorlijke staatsregeling is, kan het nut van den godsdienst gevoeglijk worden erkend. Waar nu schuilt het onh oudbare ? Allereerst warde opgemerkt, -dat eet] maatschappij zonder godsdienst noodzakelijk ten doodee is opgeschreven. Want hoe kan zij , die met het Godsbestaan heeft afgerekend ien in de schepping het spel ziet van het noodlot, die handhaving pireidikien der o rd t , wijl de bron zelf van alle orde wordt ontkend ? Burgerlijke wetten zijn daartoe verre van voldoende , wijl deze alleen bie p a a 1 d e h a n d e l i n g .e n van iden b. u r g ie r regelen ; die godsdienst echter omsluit i 11 e handelingen van den g le h i e ie 1 ie n 'm .e n s c h. Ten andere gelieve de lezer te biodenken , dat de mensch , in welke maatschappij hij zich ook vertoonen mocht , te allen tijde Been priester, een altaar, :een offer: leen godsdienst dus. bezeten heeft. Zonder godsdienst heeft nooit eenig volk bestaan. En zonder tegenspraak mag gezegd worden , dat liefde tot den geboortegrond grootelijks voortspruit uit gehiechth.eid aan den bodem , waar de- eerste indrukken van den godsdienst ontvangen werden. Hoe weinigen denken niet in latere jaren meermalen aan die heilige. plaats , waar het voedsel tot honger leven hun geschonken wierd ? Zoo naderen wij het graf en ervaren , dat ,
,
52 niets , van hetgeen ons ooit omringde , gebleven is dan alleen de godsdienst meet zijn trouw en troost in het stervensuur. De oude Romeinen — ;die in het maken van wetten onzen wetgevers nog immer ten voorbeeld kunnen zijn — gaven wijselijk aan eden godsdienst een eere-pilaats in heet recht der volken: lde godsdienst moest het richtsnoer, de bron wezen , waaruit alles voortvloeide wat die burger in den staat te eerbiedigen had. Zoo verwierpen zij al aanstonds het denkbeeld van scheiding van Kerk en Staat , maar beoogden tussschen beide , als levensvoorwaarde, ede meest nauwe aaneensluiting. Niets is redelijker en n Gene gezonde staatkunde meer op) zijn plaats ! Alles is immers wat in ide verschillende wetten di er volkeren , wat in hunne z:eden en gebruiken voortreffelijks g^evoniden wordt , is ontleend aan den godsdienst. Mensch+elijke wetten hebben behoefte aan gods dienstige voorschriften ; ni-et omgekeerd. Een Staat kan heel goed bestaan zonder grondwet : de godsdienst behoeft alleen als staats wet te worden aangenomen. Hiervoor strekke het oude Israël ten bewijze ! Wil ten slotte idee wetgever zijne voorschriften door de burgers geëerbiedigd zien , dan moet dat geschieden niet de hulp van oden godsdienst. Dieze alleen kan hen bewegen vrede te hebben met elk gezag , wijl hun van jongs af het woord van den Apostel op het hart wordt gedrukt: omnis potestas a I eo : alle gezag kont van Gold. Een Staat 'derhalve , al wordt hij door elene grondwet beheerscht, heeft vóór alles stut -en steun noo dig van den godsdienst. ,
-
,
IK WIL NIET DEN GODSDIENST MAAR ZIJNE MISBRUIKEN AANRANDEN. Bemierk eerst eens , lezer, de verwaandheidd, die uit dit logenwoord spreekt. „Ik wil dien gois dienst niet aanranden maar hem zuiveren van binnengeslopen 'misbruiken." Zoo zoo , uit eigen beweging dus zich als hervormer opwerpen! En ge 'kunt het m andaat niet toonen , dat u tot die gewichtige taak geroepen heeft ? En ge draagt geen profetenmantel ? En geen wonderwerken getuigen van uwen geest Gods? — Maar dan geeft ge blijk van eeenie aanmatiging , welke alleen in een ziekelijk brein wordt aangetroffen. ,
,
53 Want , waarom zoudt ge willen , dat uw oordeel van eenige waarde was , wijl ge zelf dwalen kunt evenals ieder ander sterveling ? Ge zult toch niet verlangen , tdat het wettig gezag mijner Kerk voorbijgegaan , en onderwerping geboden wordt aan het uwe , dat zelfs i e'deren redelijken grondslag mist? Wezenlijk, beste vriend, zoo ge misbruiken uit den weg wilt ruimen , ;openbaar uwe grieven aan die bevoegde macht e n geef met bescheidenheid de middelen aan , welke in uw oog ter ver zullen leiden ; maar ontzeg u zelven de bevo egdhei d tot-betring vonnissen ! Ge handelt anders als een dwaas. Meer dwaas nog dan de would-be-rechtsgel eierdee , die op (eigen ontworpen grond Koningin en ;de Staten- Generaal tot de orde wil brengen.-wetd Daar ge idu,s uw doel niet bereiken kunt , brengt ge scha in stee vare nut , wijl adie godsdienst bij adie oppervlakkigen , wier getal legio is , in 'een ongunstig licht wordt gesteld. Zoo ge echter te kwader trouw zoudt handelen -- wat ik hierboven niet vooropzette — en dit logenwoord dorst gebruiken tot 'dekmantel van slechte o og m; rkien , wil dan bedenken , dat uw strijd tegen 'dien godsdienst slechts om erw.erp'.ng dier inaatschappelijke orde , een zeilen naar socialistische wateren kan ten gevolge hebben. ,
,
,
,
,
,,HET KIND MOET DEN GODSDIENST HOUDEN VAN ZIJNEN VADER." Zeker, zoolang het kind in ide win'dsel'en ligt , of , hij gebrek aan kennis en ,ontwikkeling , tot zelfstan'dig' oordoelen niet in staat is , ligt het voor de hand , dat het zich 'bij des vaders gods 'dien stige begrippen ne'erl' egt yen kinderlijk-volgzaam zijne voetstappen 'drukken zal. En zooi is het gezag .dies vaders somwijlen bij machte , het kind langen tijd in 'die kluisters dier dwaling gevangen te houden. Maar, getrouwe lezer, als 'dat kind dien kinderschoenen outwassen , langzamerhand het volle gebruik zijner rede verkregen heeft yen idan 'door studie en gebied tot die overtuiging is gekomen eien^e id w ,a l i n g aan te hangen , zal het dan door boven gegeven machts'p'reuk zich gebonden rekenen ? Waarom ?... Moet waarheid voor kinderliefd'e soms wijken?
54 Ongietwijfelid , het vaderschap heeft zijne rechten maar o o k z ij n , e g r ,e n z e n , en gelijk ede catechismus ons le erde , dat , bij botsing van ouderlijke en goddelijke wetten , die -eerstgenoemde wijken moeten , zoo ook zal in gelen geval het kind zich gebonden achten , tegen die stem zijns gewetens , dien godsdienst zijns vaders te bielijidien , naar het aloude : men moet Gold meer geïloorzamen dan der. menschien. D-erhalve blijkt de uitspraak : „het kind moet den godsdienst hebben van zijn vader," in zijne algemeenheid teen zinlooze phrase te zijn. J. C. V. d. LOOS , pr. ,
ZEGETOCHT * BINNEN ROME. Gelijk heet bij !die Grieken , het meest sportlustige volk 'der oudheid , voor ede grootste teer gold als overwinnaar in -die Olympische spelen te worden uitgeroepen , zoo was ier bij die Romeinen, het 'krijgshaftigste volk d;er oudheid, geen hoog, er eer denkbaar idan dat geen overwinnend veldheer leen t r i u m pi h u s of zege tocht binnen Rome mocht houden. Zek ,er was , het voor den overwinnaar reeds leien groote ond.erscheiding, wanneer hij , na leien luisterrijke zege behaald te hebben , door zijne soldaten met den titel i m p e r a t o r begroet werd , wielkien hij dan achter zijn naam mocht voeren , terwijl zijne lictoren hunne bijlbundels met laurierta'kken omvlochten -en hij in een omlauwenden brief den senaat zijne overwinning berichtte. Ongetwijfeld was het voor hem ook !e ,en hooge leer, als de senaat één of meer idankddagen •uitschreef (supip1icationem d , e c ie r n ie r ie l) , om -den goden voor de behaalde overwinning ,erkentelijkheid te betuigen , of als zijn huis , volgens .%en aloud ,
1) Zie a. a. Caes. de Bello Gallico , 2 , 35. Dle s u, pi p 1 i c a t i o was meermalen leen voorbode van den t r i u m p h u s en werd daarom prae-rogativa triumphi genoemd.
r t 15
gebruik , met de wapenrusting (s p ;o 1 i a) , welke hij den verslagen vijand ontnomen had , versierd werd 2). Maar honger clan al die roem stond de t r i u m p h u s. Een_ eersten zegetocht hieéft Romulus gehouden , na eene overwinning op de Sab^ijnsche Caenin ens: rs te hebben behaald , \vicr aanvoerder hij eigenhandig in den strijd had gedood , zoodat hij met de s p o 1 i a o p i m a kon pronkten 3). Na de verdrijving der koningen , dus tijdens die republiek , komt dikwerf een trxumftocht voor, welke techter niet toegekend weid dan na een luisterrijke overwinning , 'en dit werd wettelijk b epaald , trien velen 'r\e eds om minder belangrijke krijgsbedrijven verzochten een zegetocht tie mogen houden , en tevens werden toen de voorwaarden vastgesteld 4). Die eeg van een t r i u m p h u s werd door den senaat toegekend , 'hoewel er soms , tegen den wil van 'dit college , ie -en zege ocht gehouden is onder de bescherming van één of meer volks--t tribunen door veldheeren , dire , toen hun verzoek door den senaat was afgewezen , zich tot het volk wendden 5). Ook gebeurde het wel eens in geval van afwijzing , dat zij 'oip eigen kosten eten zegetocht hielden op dien Alb^aanschen berg, terwijl ede feeststoet dan trok naar den temtp'el van Jupiter Latialis of Latiaris , welke o^p dien top stond van voornoemden berg 6). Doch k e eren wij terug tot id en gewonen gang van zaken. De imp e r a t o r, hetzij hem ede' triomftocht reeds, was to egekenld , hetzij hij voornemens was d' z en aan te vragen , trok met zijn leger tot bij kite Stad (a ►d U r b e m a c c ie d e b a t 7) en bleef daarmede buiten Rome gekampeerd , wijl hij , door binnen 'de stad te komen , zijne -aanspraken op een zegetocht en zijn titel i m p e r a t o r verspeelde. De senatoren (p a t r ie s) vergaderden dan b-uiten het p o in er i u m , de heilige grens van Rome , meestal in d-en tempel van Bellona , eene Sabbijnsche oorlogsgodin , om den veldheer gehoor te verle en en. Deze , naar heet schijnt , verklaarde dan opi plechtige ,
,
„
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
2) 3) 4) 5) 6) 7)
,
Liv. 10, 7, Cic. Phil. 2, 28, Plin. 35 , 2, Gell. 16, 5. Liv. 1 , 10. Verg. Val. M. II , 8 , 1. Verg. Dionys. 11 , 50. Verg. Liv. 33 , 22 en 23 , alsmede 26 , 21. Verg. Sall. Cat. 26.
,
56 wijze aan die senat oren datgene , wat hij , na de stad te zijn b'innengetreden, voor de q u e s to r e s onder eed zou bevestigen , dat nl. in leen wettig verklaarden -en vijandelijken oorlog (j u s t o e t h o s t i 1 i b e 11 o) , waarin hij zelf het opperkommando voerde (suis a u s pp i c i i s) , ede grenzen van het Gebied (I mp e r i i f i nee s) waren uitgebreid en in één geregeld gevecht (ju,st o^ u n o q u e pp r o e 1 i o) niet minder dan vijfduizenn d vija-n d en gteveid waren. Als, dit geschied was , werd hem , die een zegetocht ho u den mocht , (enkel voor den i dag dat deze plaats zou hebben , het i m 'p ie r i u r 'binnen fde stad verleend. De zegetocht geschiedde ongeveer op deze wijze: De feeststoet trok eertijds do-or de p o r t a C a p e n a, later idoor de p. or t ,a t r i u m p h a 1 i s (z;egiepoort), in de nabijheid van eden C a :m p u s M ,a r t i u s , de stad binnen en ging door en langs, ede sacra via iden wieg opi naar het C a p i t o 1 i u m. Elene afdeeling c o r n i c i n ie s (h o ornb laziers) opende d-en trein; hiero p- volgden priesters en offerdienaars meet omkranste offferdieren , wier horens verguld waren; dan zag mien wagens , lastdi e ren en dragers met op dien vijand behaalden buit en afbeeldingen van de overwo nnen streken of steden 8); vervolgens de gevangen vorsten ien legeraanvoerders met die overige krijgsgevangenen 9), allen geboeid , genen idikwerf met gouden ketenen en , om den feiestto cht meer luister bij te zetten , met al de insig niën hunner vroegere waardigheid getooid. Onmiddellijk vóór dien zegiewaglen gingen de lictoren met omlauwerde bijlbundels (f a s c e s 1 a u r ie a t i) , naast den zegewagen die kinde r en , bIoedverwanten en vrienden van den t r i u m p h a t o r 10) , achter den wagen die staf- yen hoof^doffici-eren. De trein we rd gesloten door het overwinnende leger. De sol waren gelauwerd len juichten : „I o t r i u m pl h e !" ; zij zon--daten gen ook s cherts- ,en spotliederen en spaarden zelfs den t r i u mp hato r niet 11). Hij zelf in triemfgewaad , i n een meet borduursel versierde toga (t o g a pi i c t a) en een 'met palmblad'eren bestikt onderkleied ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
8) Verg. Veil. 2, 56. 9) Verg. Vop. Auriel. 34. 10) Verg. Juven. 10 , 45. 11) Cic. in Pis. 25 , Suet. Cafes. 50 en 51.
,
57 (tu. n i c a p a 1 m a t a) , leien lauwerkroon . om de slapen en geen ivoren scepter in ede hand , stond op leen schitterenden zegewagen (lc,urrus, t r i u'm p h a 1 i s) , meestal met vier witte paard-en bespannen 12) . Een achter heem staande slaaf 13) , of ook wiel een beeld dier Overwinning achter op d'e zegekar geplaatst , hield een gouden kroon boven zijn hoofd. Voortdurend eechter klonken hem de woorden van een s e r v u s p u b' 1 i c u s (staatsslaaf) in de ooryen : „Bedenk , dat gij een mensch zijt." Hier denkt men onwillekeurig aan adie gewoonte der Romeinen om , als iemand een buiten macht of eer vierlee:nd werd, hem -door het een-gewonrv of ander te beperken of tegen overmoed te waarschuwen ; zoo mocht -die d i c t ,a t o r, zonder verlof van het volk , niet te paard rijden , zozo 'mochten de soldaten spiotliederen zingen op den triump hatio r, enz. Wanneer reien het forum had b ereikt , werden de gevangenen weggevoerd en idle aanvoerders ader vijanden naar het T uu 11 i an u m , een kerkgewelf onder den grond geleid , om er door lictoren gedood te worden , terwijl het overige van dien stoet zijn tocht naar het Capitolium voortz'ette. Daar aangekomen , bracht 'die imperator in den Capitolijnsc:h1 n tempel geen plechtig offer, bestaande in een stier, aan Jupiter, wien hij ook zijn gouden kroon wijdde . Hierop werden ook de andere offerdieren geslacht , peten deel van den buit , waarover de overwinnaar te beschikken had (m a n u b i a e) aan de goden gewijd ier het leger afge'd.ankt , want tijdens die Republiek had m-en geen staande Negers. De plechtigheid werd besloten met -een feestmaal op het Capitool en openbaar vreugd'eb'etoon 14). Onder de beschrijvingen van triomftochten , ons door oude schrijvers nagelaten , is vooral bekend die van dien t r i u in pp h u s van Aemilius Paulus bij Plutarchus. Verder raad!plege men Appian. Pun. 66 , Jos. 'de B. Jud. 2 , 17, Ovid. Trist. 4 , 2 , 53, de P onto 2 , 2 , 21. Ook om luisterrijke overwinningen ter zee we rden zegetochten gehouden , welke t r i u'm pi h i n a v a l ie s h'e'etten. Consul C. ,
,
,
,
-
,
,
,
12) Verg. Hor. Epod. 9 , 21 , Prop 4 , 1 , 32. 13) Verg. Juven. 10. 39. 14) Verg. Liv. X , 10 , 34 , 52 , 45 , 40 , Ovid. Fast. 4 , 2.
58 Duillius was de eerste , wien deze onderscheiding ten deel viel, toen hij ;in 260 v. C. , in de nabijheid van Mylac, leene havenstad op de N. kust van Sicilië , de eerste overwinning ter zee op, de Carthagers door mi dd el van enterbruggen (c o r v i) behaald had, welk roemrijk feit )door de oprichting der c o 1 u m n a r o s t r a t .a (zuil met scheepssnebben versierd) vereeuwigd werd. Zoo ' hadden ook triomfbogen (a r c u s t r i u m pp h a l e s) hun ,ontstaan aan t r i u mm p h i te danken 15). Nog vijf triomfbogen zijn te Rome bewaard gebleven , ' nl. die van Drusus , van Titus, van Septimius Severus , van Gallienus en van Constantinus. Onder adie keizers , kon 'strikt genomen alleen de keizer een triomftocht houden , omdat hij alleen het i m p e r i u in had en dus niemand dan hij' suis a u s p , i c i i s krijg voerde. 't . Was ,alzoo- een gunst , wanneer ide keizer aan iemand , onder wiens aanvoering (ductu) een luisterrijke overwinning behaald was, toestond mede te triomfeeren. Zoo liet o. a. Vesppasianus zijn zoon Titus , na de , verwoesting van Jerusalem , aan de eer van een triu+mp hus deelen. Wanneer men van ie -en t r i u m pp h u s zonder meer spreekt, bedoelt (men altoos !een t r i u m p h u s m a j o r (groote zegepraal) , waarvan goed behoort onderscheiden te worden een t r i ti mp h u s m i n o r (kleine zegepraal) , m -` er bekend onder den naam ov.ati+o^. Deze werd toegekend , wanneer wel een luisterrijke overwin behaald was , edoch de voorwaarden tot een t r i u to p h ii s-nig niet aanwezig waren , bv. als, de overwinnaar noch consul , noch praetor, noch dictator was , zoodat hij niet 'kon geacht worden een zelfstandig i m p e r i u m te bezitten 16). Bij een o v a t i o reed de veldheer niet opa leen c u r r u s t r i u mp h a 1 i s, maar was te voet of te paard, droeg slechts -een t o g a pi r a e t e x t ,a (met purperen rand omweven) en geen lauwerkranst , maar een van myrten of olijftakken. Op; het Capitolium offerde hij geen stier, maar !een schaap (oo v i s) , aan welke omstandigheid de naam o v a t i o ontleend is , welke nog altoos ,
,
,
telkens na afloop der 15) Tijdens de Republiek werd de plechtigheid weêr afgebroken. 16) Dat Cn. Pomp ejus Magnus tweemaal even triumph tos gehouden heeft , zonder eenig ambt bekleed te hebben , bewijst slechts dat men. in den laatsten tijd der Republiek zoo nauw niet meer zag. ,
59 voortleeft in ons woord o v a t i e, bv. iemand een o v a t i e brengen. Het woord t r i u m p h u s (triomf) komt van het Grieksche woord t h r i a -m b o s , dat eigenlijk een fe.estelijk en optocht voor Bacchus aanduidt. Waarotn de Romeinen tot het EIrieksch hun toevlucht genomen hebben om een zegepraal uit te drukken , zal wel nimmer verklaard kunnen worden. Dr. A. SMITS. ,
PARIJSCHE n• ;
t
j
STRAATTYPEN:
* * * HUURKOETSIERS. In eene stad als Parijs , met hare enorme afstand -2n , kunnen de middelen van vervoer te talrijk noch te goed wezen. Of zij èn nienigvulidig genoeg èn uitstekend zijn? Deze -stad, Ville-Lumière bijgenaamd — een dichterlijke koppeling ! -- vertoont edit eigenaardige , dat zij onder menig opzicht voor eene provinciestad moet onderdoen , wat betreft sommige verbeteringen iop 't gebied van verkeer, verlichting cn dergelijke. In edit heiligdom van den vooruitgang heeft men tot op onze dagen de ouidie omnibus -rammelkasten gehandhaafd, welke reeds tientallen van jaren opl )dezelfde manier, log en lamzalig door de straten voortsjokten. (De teerste dagteeekkenen van 1825 , zoo ik 'me niet b^edri'eg.) De gevolgen , mijne he eren , van concessies ,aan groote 'maatschappijen , welkte niet !door tal van wijze bep.alingerr gedwongen kunnen worden , om de -ioodige ' -erbeteringen in 'den 'dienst aan te brengen. Dit euvel verdwijnt gelukkig meier en meer, en de Métro{poiitain of Metro , d. i. die ondergrondsche spoorweg , dreigt den sleur (met dien genaddeslag, zoo hij zijne wiegen niet betert. Gedwongen heeft hij eindelijk besloten op de concurreerende lijnen de paarden af te schaffen , de el'ectriciteit als beweegkrap. ht aan te n e:m en. Het is nu een wedloop in snelheid bv. tusschen dat gedeelte van den Métro , di• van de place d'Anvers naar de „Eto^ille" (place die l' Etoil e) loopt , en de tramway, welke -
,
,
,
,
,
60
dezelfde richting volgt. Eene maand terug gebruikten de paarden nog een idri e kwartier, een uur voor dien weg , nu doet h-et de lelectricit'eit in 20 a 25 minuten. Toch is (d e Metro ook de laatste - te vlug : onder den grond voortsnellend , nooit behoevend te worstelen met allerhande bie letsels , welke boven den grond telkens voorkomen , bovendien bij i edier^e halte slechts een -omm ez:en ppo,ozend , verslindt hij in bij minder !dan geen tijd den afstand. Zoo mep.. gelukkig genoeg is , om ide luchtverviersching in die tunnels te verbeteren , lijdt het geen twijfel , of we zullen in den Metro weldra het verk eersmidd-del bij uitstek bezitten. En de huurk o^etsier, wit- of zwartgehoed , of nog andere kienren aan zijn hoofddeksel voerend , wordt hij niet bedreigd in zijn bestaan? Geen nood ! dit nuttig zwee^pvo er ndde gilde behoeft evenmin den Metro te i duchten als vroeger tram of omnibus of Seine- bootjes. Te Parijs immers zullen altoos duizenden personen gevonden wordden , iie^d eren +dag , welke een „bakki'e" als h et eenige middel hebben , om Copp een bepaald uur op edit of dat punt d -er stad te wezen. En zoo lang dit het geval is , zijn de huurkoetsi; rs noodig als brood. Is. het +een goed slag van volkje? Klonk h et niet te kruiideni ersachtig — en ik lieb een heiligen afschuw van kruiid enieersvergelijkingen ! — ik zou antwoorden: Onder ide beste koffie loopt al eens eene slechte boon. Alleen maar : onder +de huurk-o^etsi ers te Parijs zijn die minder goede exen plaren — misschien lelders ook — veel te dikwijls voorkomende uitzonderingen. Menigeen onder mijne lezeressen en lezers heeft wellicht Bene zeeronprettige herinnering aan de jongste Parijsch e wereldtentoonstelling bewaard en dat wel in hoofdzaak door áíe brutaliteit 'der huurk.oietsi!ers , die toen vooral de spreekwoordelijke Fransche hieus chheei'd in opspraak dreigden te brengen. Q-eliief i evenwel te bedenken , dat iemand , die gewoon is aan een 'zittend leven , in ;dien regel niet de sterkste , stevigste knie pezen ien b eienspileren bezit; ;dat h et hem bijgevolg dubbel moei lijk valt de weelde te dragen. En adie expositie was voor den huurkoetsi r het tijdperk der ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
-
,
,
,
,
,
„
61 vette jaren. Wile hem het gewone tarief bood voor een ritje, kreeg niiet anders dan een medelijdend schouderophalen ten antwoord , of erger : ieen „loop naar dien drommel !" Hole menigmaal heb ik niet vijf tot tien francs ien meer hooren bieden door afgebeulde bezoekers , en niet altoos werd hun bred aangenomen. Die politie , overladen met bezigheden , stond machteloos tegenover de tallooze overtreders der bepalingen van mijn eden prefect ten tegen ééne bekeuring trotseerden de koetsiers-her met idle grootste minachting de kans om honderd andere te bieloopien. Dit ,alles, is nu voorbij. Gelijk eertijds in Egypte volgden hier schrale jaren o►p (de vruchtbare ; de prefect van politie schreef nieuwe , strenge bepalingen voor, haalde den teugel nauwer en nauwer aan; die h!ooggeho-ed e zorgt e r wel voor, dat hij onder de handen id er politie uitblijft , wetend , dat „Le gendarme est sans pitié". Alleen voor het ,,groentje", de Parijsche gebruiken niet kennend , niet overweg kunnend met zijn Fransch , bestaat ier gevaar, dat de koetsier hem tot dupe maakt zijner inhaligheid , of erger: zijner afzetterij. Was men vroeger gedwongen met zijn horloge in de hand te marchanideeren , of men pier uur dan wiel pier rit verkoos te rijden , volgens ede nieuwe'bepalingen behoeft dit niet inezr, en heeft die koetsier in alle geval tie voldoen aan het verlangen , van wie zijnee diensten vordert. Hierbij dient men echter in het oog te houden , dat deze bepaling alleeen de stationeerend,e rijtuigen betreft en niet ide zologenaamde ,,zwervers", d. i. koetsiers , welke het omzien naar geen vrachtje verkiezen boven het stil blijven op de hun aangewezen standplaats. Een „z'werver" te nemen is nooit aan te raden, is 'dubbel hachelijk voor iden vreemdeling. Het uiteenzetten van het waarom zou, ons te ver voeren. Zeggen we .alleen : in geval er klachten inkomen , heeft de controle onmiddellijk vat op den aangeklaagden koetsier, terwijl de ,,zwerver' hieraan ontkomt. Het verdient Salle aanbeveling bij het instijgen den koetsier zijn ,,bulletin" te vragen , d. i. een briefje , waarop het nummer van het rijtuig , het ta rief ien de 'politi-e- verordeningen vermeld zijn. Dit a govern o. Geven wij nu eerst leven aan , hoe de Parijsch'e huurkoetsier ,
,
,
,
,
„
,
,
62 zijn brood verdient. Is niet koetsier, wife wil. Te voren moet die sollicitant aan twee eischen voldoen : le. moet hij proeven geven, -dat hij uitmuntend de wegen kent in de hoofdstad , 2e. dat hij de kunst verstaat, om een paard behoorlijk te mennen. Als men ook maar een enkele maal gezien heeft , in welk gewoel adie rijtuigen meestal hun weg moeten zoeken ; door welk warrelnet van allerhande voertuigen zij zonder ongeval moet-en he^enworstelen , dan heeft mien in het begin zeker zijn hart vastgeho^u^den, telkens mleenend: )daar gaan we; daar liggen we! Spoedig werd men die zenuwachtigheid meester en zag met een ietsje van bewondering op naar den man op ;den bok , -die zoo behendig wist te- sturen en iedere botsing te voorkomen. Schrijf zijn.e voorzichtigheid niet toe aan die zorg , wc-lke hij mogelijk hebben kan voor uw kostbaar leven , of van een uwer ledematen. De man zelf is finantiëel in -die zaak betrokken. Overkomt heem telen ,ongeluk , zoodat hij onderweg zijn vrachtje moet afzetten , dan zijt gij hem niets schuldig, zoo gij hem genomen hiebt om een enkelen rit; hiebt gij hem bij 't uur ge 'dan betaalt gij alleen den tijd , dat hij u gereden heeft.-nome, Wilt gij nu nog volhard-en in de meening , dat de koetsers uit pure liefde tot den ievenmiensch hunne geoefendheid in het rijden zoo schitterend toonen , 't is mij wel. Behalve liet loon , dat heem ontgaat , wanneer hij door onvoorzichtigheid een ongeluk krijgt , heeft +de koetsier nog enkele andere onaangenaamheden te duchten : ede veroorzaakte schade aan 't rijtuig of den tram.wagen , die hij ,a,anreied; de slechte aante^ekening, welke hij beloopt bij de prefectuur van ppolitie en bij de administratie der maatschappij, welke hem Paard en wagen verhuurde. Ook dat weegt in de schaal en preekt voorzichtigheid. Zie niet vreemd en verwonderd ,op bij het lezen van den voorlaatsten zin. Het is wel degelijk ede tna,atschappij , zij moge „1'Urbaine" of „1'Abeill-e" hieleten , adie i^edierren !dag hare paarden en rijtuigjes beschikbaar stelt voor de liefhebbers , die natuurlijk aan die bovengenoemde eischen van bekwaamheid moeten voldoen , willen zij in aanmerking komen. De koietsiter begint met ie en-e borgstelling van vijftig francs. Ver heeft hij dagelijks „la moyenne" het gemiddelde te be--volgens talen , hetwelk leene zekere som is , afwisselend naar de tijden des jaars en bijzondere omstandigheden berekend. Dit gemiddelde bedroeg bv. tijdens de expositie vijf en twintig ,
,
,
,
,
francs en mleier ; popi dagen als die 14de Juli , of in liet algemeen op de nationale feestdagen is iedere maatschappij er bij als de kippen , Dom ook voor zich profijt te trekken uit de extra-voordeelen , wielkoe adie koetsiers wachten. Op gewone tijdeen betaalt de zweepvoerder zestien francs , die hij moet terugh'ebben , vóór hij aan verdienen kandenken. Indien gij nu bedenkt , dat de koetsier volgens zijn tarief maar twee francs per uur vragen mag (het fooitje niet meegerekend , Gat 25 a 30 centiemen is in den regel) , (dan zult gij niet verwonderd zijn , dat meer dan !een onder hen schrale dagen kent , en , onder den indruk van „slechte verdiensten" soms een gezicht zet als een oorworm. In ader regel zijn het (echter vroolijke , onbezorgde jongens, echte Fransch.en met leien liedje op de lippen hun karretje sturend. Zi gebruiken nu !en dan ook wel een kleinigheid, om zich tegen {de guurheid van het wedeer, tegen zonnebrand en regenhui te hardeen. Sommigen schijnen dikwijls behoefte te gevoelen aan zulke hartversterkingen. Gevolg hiervan is menigwerf een te kleurige neus ten lean al te stralend gezicht , die op een jeneverberoerte heenwijzen. Ik moet u 'daarom eerlijk bekennen , dat ik altoos meer naar den koetsier dan naar zijn paard zie , en n c'oit een drinkebroer neem , al rijdt hij 't puik 'der Parijschie -
,
,
,
,
,
,
beestjes.
,,Nooit h,ouid ik steviger den teugel , dan wanneer ik zoo'n tikje beet heb ," hoorde ik leen koetsier beweren. Tegenover 'die overdrijving zou ik die van een mijner goede kennissen hier kunnen plaatsen , die luidt : Ik verwek altoos een ,oefening van berouw, eer ik mijn ,lichaam toevertrouw aan leen huurkoetsier. Zoo men acht geeft op de tallooze herbergen , waarboven mien leest : „Au renddeez-vo'us dies Coch'ers", „à l'horizon dies Cochers'' en wat de winzucht ader taippers, verder bedenken moge , om de koetsiers tie lokkien , zou men zonder meer tot de gevolgtrekking komen , dat adie 'h'eeren zw'e;epvo'erders allen zonder tu^tzon.d ering Bacchus tot patroon hebben. Dit is geenszins het geval. De meeste van die kleine herbergen zijn tevens kleine restauraties , waar 'de werkman 'en ook de koet in !dien regel middagrnal'en. Roept gij den koetsier uit zoon-sier „bborte", dan is het even gored mogelijk , dat de man matig ,
64
zijn sober maal gebruikte , als dat hij met zijn makkers achter een glas ,absinth zat. O zijne standplaats brengt de koetsier soms eten uur !en langer in werkeloosheid door. Wat zal hij uitvoeren, wanneer hij eenmaal zijn lijfbla'd -- dit is in den regel „I'Intransigeant" van Roch^efort , of wiel „La Libre Parole" van Drumont — van a tot z heeft uitgelezen en met de andere wachtenden van gedachten heeft gewisseld over die gebeurtenissen van den dag? Die herberg lijkt dan de eenige toevlucht en 't is enkel de ingeboren Franschee matigheid ;dank te wijten , dat er zoo weinig of bijna geen dronken koetsiers gevonden worden. Alles te za^rnien geloof ik .niet , dat 'de Parijsche koetsier erger zij dan zijne collega's in andere landen. Tevreden met hetgeen hij bekomt , is hij zelden of nooit , ook .al overtreft het hem uitbetaalde wat hij rechtmatig vorderen kan. Daarom handelt men biest met heem volgens zijn tarief af te rekenen en een lextraatje te geven , wanneer hij bijzonder voor -komendis geweest. M ocht hij pruttelen of een grooten mond opzetten — geef er heem gelen reden tope , gelijk sommige onzer landgenooten doen, die mieenien , dat zij met heet tarief te betalen van alles af-zijn en ►de fooi vergeten — laat heem zijn gangetje gaan en ;;a gij rustig uw pad. Eene woordenwisseling pop► iden publieken weg leidt tot allerlei onaangenaamheden , doet de menigte te hoop loopen , en onzeker is. 't of zij voor ►den koets ier of voor u partij trekken zal. Eten agent is in z;ulk geval eenee uitkomst , hoewel niet de beste. Welke is deze ? In het rijtuig te sp ringen en u naar het :dichtst bijzijnid commissariaat te- lat-en, leiden. Daar vergeten de ko etsiers meestal hun hoogen toon fen hebt gij niet adie critiek der voorbij teduchten. -ganers Weet gij wiel , dat er onder die koetsiers veel gevallen grootheden loopien ? Edellieden van dien echten stempel , die alles er 'door joegen , grbote kooplieden , die hunne zaken verwaarloosd en , gestudeerde lui , verlo!open geestelijken — vooral die --- treft ge bid idozijnen aan onder dit volkje. Dec gevorderde bekwaamheden zijn gauw verworven , en menigeen ondier adie opge^m^el^die categorieën van personen is dit leven dikwijls nog het imeest aanlokkelijke uitzi cht , of die eenige toe •vlu cht die hun openblijft. LOUIS B. M. LAMMERS.
,
-
-
,
DE DOOD a: .r.
* _.- * VAN MUSIUS. (II, shot.)
Oranje kan heet ni;et onbekend zijn geweest , dat „in het oog van Lum!ey iedere geestelijke als zooldanig een schelm en strafwaardig was" *) ; (dat Lumey ,,sedert lang den dood aan alle papen (priesters) , ►die in zijn handen vielen , bezworen had , uit wraak over idien moord aan Egmond en Hoorn en zoo veel andere ediel'en 'door adie papisten gepleegd" t). Ook kan het den prins ievenmin geen geheim zijn gebleven , idat Lum-ey „bij kris en kras gezworen had" — naar aanleiding van een vermeend hieim idoor de stedelijke regeering van Delft aangedaan onrecht en waarvoor Oranje hem gelen voldoening wilde geven -- „dat hij zelf recht zou idolen en het 'desnoods verhalen zou op den rector der nonnen van St. Aachte in eigen persoon" **). Bovendien stond Musius „als een verklaarde vijand der ketterij te boek" -- -) , en werd daarom door Lu m-ey gehaat. Iem:and , met idergelijke gevoelens bezield , kon toch geen veilig gelleid^e zijn voor Musius! In ieder geval is het opmerkelijk , dat Musius een zijne gezeilen dien g!eh;eielen Wotensldag onder bewaking der ruiters van Oranje werden gelaten in idle herberg van Tray van 't Hoff te 'ss-Gravenhag'ee. Eerst Donderdag 's morgens zond die prins Heienige zijner ruiters meet leien vrijgeleide naar Musius ien bevel hem naar Delft terug te voeren. Wat gaf aan den Zwijger aanleiding om 'dit vrijgeleide te -doen afgaan ? Wilde hij 'de burgerij van Delft voor zich winnen ? Was het om elenigie voldoening te geven aan 'de D'elvenare'n , die verbitterd waren over hetgeen aan heet gastmaal was gebeurd en mis vertrek van Musius ? Was heet zijn streven,-trosigveh ,
,
*) Fruin , „Versp'rei'de geschriften ", II , 290. t) i'd. 312. **) id. 326. ii-) id. 326.
66 allen schijn van godsdi'ensthaat van zich af tie werpen ? Of achtte de Prins, z^o^oals ide Spanjaard D: Tassis meent, --- die vol nabij de toedracht der zaken gadesloeg en -een-gensFrui„va zeer bevoegd beoordieel.aar is" *) — „dien tijd nog niet g.,komen ,om het masker af tie werpen" ? t) Waarom vertrokken 's Prinsen ruiters op eten tijdstip , dat Luw.iey met zijne troepten zich ook op weg b-zgaf ? Waarom zond Lumey — indien hij niet wist , dat Musius zich op den terugtocht naar Delft bevond — ^een ruïterbende ov: r de Hoornbrug naar 's-Gravenhagie ? Inddilen het noo dig was , volgens -die regelen der toenmalige krijgskunde , zich aldus op de flanken te dekken , dan zou, deze daad van Lumley door zijne verdedigers als een krijgskundig beleid zijn vermeld. Krijgskundige bekwaamheiden 'echter bezat Lumey — z.00^als De Tassis verklaart — ge niet **), -hel Moeten wij daarom aannemen , dat Lumley aan de Hoornbrug een 'die-el zijner ruiters dien wieg naar 's-Gravienhagz opzond met den last — gelijk Dusseldoarp heet voorstelt — om Musius , dien hij daags te voren als zijn zekeren buit beschouwde , en die ,
-
,
,
hem nu dreigde teontsnappen , in zijne handen te voeren? Ten anderen dient gevraagd : indien Oranje het hem niet had
medegedeeld , waardoor wist Lumey dan , dat Musius omstreeks dien tijd , -dat hij de Hoornbrug passeerde , op zijnen t%rugtocht was naar Delft? Wij komen thans aan leen ander en zeer raadselachtig feit, waarvan de foplossing tie vergeefs is gezocht. Zeker is heet , dat Musius Donderdag ten ongeveer 5 uur te Leiden aankwam ten ten 9 uur aldaar werd gehangen. Wijl idee afstand tusschien Delft en Leiden ongeveer 4 uur gaans is , ;doch te paard werd afgelegd , kan men aannemen , dat Musius' gevangenneming te ongeveer 3 uur moet hebben plaats gehad. H et b ericht daarvan kan door adie vele D+elvenaars , )die te voet de slede van Musius tot 'de Hoornbrug hadden vergezeld, ten ongeveer 4 uur 's namidd.ags in Delft zijn verspreid. *) „Verspreide geschriften ", II , 319. 1 ) Gachard , „ Correspondance ", voorrede , VI. **) „Verspreide geschriften ", II , 319. -
67 Volgens Du.s seldarpp spoedde zich , zo od ra het bericht dier ge vangennieiming e Delft bekend was geworden , -een deftig giezantschap (m et Remigia , ide priorin van het St. Aiechttenklooster, aan het hoofd,) naar Oranjie, om door diens tu,sschenkomst die bevrijding van Musius uit idee handen van Lumey te bewerken. — Dit gezantschap kon echter niet vóór middernacht g ehoor krijgen. Er was geen bode aangekomen met het bericht , dat de Sp^aarndainmer Schans bij Haarlem ido o r die Spanjaarden genomen was. Dientengevolge was onmiddellijk 'eren vergadering van de Staten belegd , met wie Oranjie over den toestand van Haarlem en die middelen tot ontzet beraadslaagde. Eindelijk werd rn^en tot dien Zwijgier toegielaten. „Terstond ," zegt Fruin , ,,toonde hij zich , als naar g►ewbonte , [wanneer het te laat Was ?] bereid om te helen. In dien nacht zond hij een bode af , imet leen brief aan Lu;miey. Die man kwam te laat: adie moord was reeds bedreven. „Dijen ►eigen brief , in ►den nacht van den 1 Odle n opi dien 11 de n geschreven , ;meeent Du s s►e l^dtoirpi nog in later tijd in handen van den neef , idie met Musius was gevlucht id och gelukkig behouden bleef , gezien te hebben. Hij hard heem toen afgeschreven en lasichte hem in zijn geschiedverhaal in. Wij zijn hem -er dank voor verschuldigd, want ide brief is voor die karakteriseering van den Prins belangrijk." Inderdaad , voor adie ty►p^eeri;n;g van Oranjie is deze brief zeer belangrijk ; dit zzeggen wij Fru,in van ganscher harte na. liet schrijven luidt als volgt: !
,
,
,
;
,
,
Monsieur moan Co;usij n! ,
Les novelles mie sont ici venues die 1'"execution , que vous ayes, faicte- a l'lendroit la personne du, pater die cie cloistre , pu, jee suis ; clout jee suis tres mri , veu que deja it avoiit mies lettres d',a,sseura nae , pto^ur s' en pouvloir retourner cclie part. Et non obstant pra esente^m^ent icij avois bien Cespere , que n'ussies voulu attenter chose slemblablie a mo.n d escu.e et sans en avvoiir m.on advis let consentement. Parqu,oij iet comme j'^ente;n ds , que tenses iencore chie`z - vous ungi jeusne homme a,vecq une nonnain restant gentilfem^mie , qui tons dleux estoint ^en la ccomlp^agn!i^e du diet pater; je vous prise qu'incoontiment, eestes veu►es , mie renvoyes toes deux sans qu'auleun aultre tort leur sot fa,ict , let n'y vouliez faire faulte. Et sur ce ;
,
,
,
mie recomm,andant bijen affectu^eus'ement yen vostre bonne grace , je piri-eraij vous donner Monsieur mon cousin , en bonnie santé heureuse et lo^nque vile. De Delft ce XI jour die Decembre 1572. Votre bijen bon cousin a, vous faire GUILLAUME DE NASSAU. a Mons ire r, Monsieur COMTE DE LA MARCKE , Mon bon cousijn. Hetgeen in vertaling kan wiorden weergegeven als: Mijnheer en Neef. Mij zijn hier berichten geworden , dat gij dien plater van dit klooster, waar ik vertoef , hebt terechtgesteld , waarover ik zeer bedroefd ben , wijl hij reeds mijn vrijgeleide had ,om naar hier terug te keeren. Ik had integendeel verwacht, dat gij leen dergelijke zaak niet zonder mijn voorkennis zoudt hebben bedreven en zonder mijn advies en toestemming. Maar wijl ik verneem , 'dat gij nog bij u houdt een jongtrneen.sch en eene adellijke No;n , die beiden in gezelschap van genoemden pater waren , verzoek ik u,, dat gij' onmiddellijk na lezing dezes , mij beiden terugzendt , zonder dat hun eenig ander letsel wordt aangedaan ; wil hieraan niet te kort komen. En daarop, mij aanbevelende in uwe goede gu;n st , zal ik God smeeekien u te geven , Mijnheer en neef, iin goede gezondheid een gelukkig en lang leven. Delft den XI van December 1572. Uw goede ten dienstwillig1e Neef, WILLEM VAN NASSOU. Vader Boor !schreef in zijnie „N^ed-erl. Histo ^ril en" I , bladz. 422 der uitgaaf van 1679: ». ... D^aeroxn hij (dle Prince van Orangien) terstond leieneen expressen bode zond aen den Grave Van dier M a rek , dat hem (Musius) zoudiee rel,axeeer`n ; maer 'de Grave opa hem gebeten wesendie yen horende 'latter een bode: van den Prince vo o r idee poorte was , dede te meer haesten met sijn (Mu,sius') +dood , en wilde- 'die pioorte niet geöppent hebben voor en aleer by dood was...." Hofma.n deed in de „Bijdragen" oiptmerrken , hole die Prins, getuigt te weten van ide ,,e x é c u t i o n", gepleegd op den pater van
69 heet St. Aalchtenkl.o^oster. „Dit dubbelzinnige woord ," schrijft hij, „bhete'eke ne nu óf de eenvoudige ontvoering óf de terechtstelling, het baart ;immer moeilijkheid. In het eerste geval rijst de vraag: waarom wordt aan het sFot van den brief niets gevergd dan de behouden terugzending dier twee reisgezell en van Musius ? In het a:ndere geval laat de vraag zich gelden : Hoe komt die Prins , ;die bij ede aankomst der tijding van Musius' ontvoering in de Statenvergadering was en vóór heet sluiten van ddeze (na middernacht tu,sschen 10 en 11 D'eoembher) geen bezoek wilde ontvangen , aan de wete van Musius' terechtstelling , tenzij ie 1,a r g i o. r e v i n i p .o cc u 1 oo enz. , waarvan idie schrijver (Dusseldorp) vroeger heeft gerept ? Wie kan hier leien goede oplossing vind-en ?" *) Op ideze laatste vraag antwoordde Fruin : „I'k zal er geen roem op dragen , zoo pik hier de ware oplossing , waarnaar ede heer Hofman zocht , heb gegeven. Ongetwijfeld zou, hij ze zelf dadelijk hebben gevonden , indien zijn .00rdeel niet door de voorstelling van Dusseldorp bevangen was geweest. E x é c u t i o- n is geen dubbelzinnig woord ren kan in dit verband niet anders, dan als „ter dood brengen" worden opgevat. Bijgevolg kan de brief niet geschreven dijn , idan nadat de Prins viernomen had , dat die pater was omgebracht. De brief , in den nacht geschreven , om de terechtstelling te voorkok n'en , is verloren gegaan. Wat Bor zegt , 'dat de brief kwam , vóór dat adie terechtstelling plaats had, kan kwalijk juist zijn. Volgens Bor zelf is adie gevangene- omstreeks 5 uren 's avonds te Leiden gekomen en nog vóór 9 uren gehangen. Volgens, den Meer H,ofm'a,n is hij tussehen 9 en 10 uur gehangen , doch na eenige uren gestorven , na middernacht , want, zegt hij : zijn 'dood valt zeker op den 1 ld1en. Ik zou vermoeden, idat 'de boude in eden nacht , en dus nadat Musius al vermoord was , afgezonden , die tijding van het geval den Prins zal heb daarop dien bewaarden brief liet afgaan.-bengrapotd,i Van 'dezen , dien hij ;ons bewaard heeft , spreekt Dusseldorp wel niet in zijn verhaal , 'maar ier blijkt genoegzaam uit , dat Zijne Excellentie , nadat zijn poging' om Musius te redden mislukt was, nog leien s tusschien beide is gekomen o m althans de medevluchtelingsen te behouden. Zofo verdwijnen op eens al de bezwaren, 'die Hofman tot zoo zware vermoedens r ed en gaven , en wij be,
,
,
,
,
,
,
,
*) „ Bijdragen ", XIV, 290 vv.
,
70
grijp' en meteen , - hole die brief in het bezit is gekomen van hem, bij wien Dusseldorp+ hem aantrof : waarschijnlijk had dezen die brief iop den terugweg naar Delft voor vrijgeleide gediend." *) Deze oplossing komt mij' voor een scherpzinnig historicus — gelijk Fruin — minstens gedwongen voor. Laten wie- met Fruin eens onderstellen , dat er twee brieven van Oranje aan Lumey, betreffende Musius' gevangenneming en dood , zijn ;geweest. Die eerste brief moet dan zijn geschreven na middernacht, — vóór dien tijd was Oranje niet te spreken — en kon dus op z':n vroegst te half één 's nachts uit Delft zijn verzonden meet een bode te paard , die wegens de sneeuw niet vroeger -dan half drie tee Leiden zal zijn aangekomien. Op dat uur was Lumey niet te spreken. Maar 'die b'oidie kan dien brief ieenviondig hebben afgegeven en persoonlijk heet bericht van den moord vernomen heb Als nu idee hoide na (een kort o^p,onthou'd te Leiden -- ver -ben. onderste! leien ,half uur — naar Delft is teruggekeerd , dan is hij !daar 'niet vóór • 5 uur aangekomen. Wie kan onderstellen , +dat (ápá dat uur Oranje zich niet te ruste beviondd ? En evenmin is het waarschijnlijk, dat de Zwijger aanstonds na aankomst van den bode , zal zijn opgestaan om nog dienzelfden nacht den twieeden brief te schrijven. Het is bijna onmogelijk aan tie nemien , dat de brief opa (deze wijze in de wereld zou zijn gekomen. Maar als, dat niet zoo is, dan vraag ik met Hofman : Hoe kwam heet , dat Oranje tie middernacht reeds die w iet'e had van die ie x é c u t i o n , t: nzij het gerucht waarheid, had gesproken , en die Prins onder zeen glas wijn het recht over leven yen dood van 'den pater aan Lumey had afgestaan ? ,
,
,
-
;
,
Maar nu , wat den brief zelf aangaat , hebben wij- hier te doen met 1en echt , stuk ? Dussel'do'rp zou dezen brief hebben gelezen ten huize van Cor toren adie in 'de brouweriji „'t Dubbele Kruis"-nelisvadrM, woonde. Toentertijd was Cornelis van dier Meer van het katholiek geloof afgevallen , waarvoor hij 'door de Hervormers beloond was ,
*) „Verspreidde geschriften ", II , 329 vv.
71 met den post van schepen van Delft. --- Nu rijst de vraag : hoe kwi rn ede brief, indien die echt was, in handen van Van der Meer? Fruin meeent, 'dat waarschijnlijk die brief opa dien terugweg naar Delft als vrijgeleide heeft gediend. Om tot deze onidierstelling te kunnen komen , moet men aannemen , 'dat de brief Lumey vroegtijdig — vóór zijn afmarche'eren naar Haarl'err —t heeft bereikt. Dat is all-es nog aan tic nemen, maay !h(et 'wil er bij mij niet in , dat de trotsche , hoovaardige Lumey heet verwijt , dat Oranje in dien brief neem maakte, in handden zou hebben gesteld van zijne ergste vijanden , een paar ,,papisten", waarvan 'die 'pens: bovendien nog een non was. En verder zou Lum'ey, die ook volgens, prof. Blok was Been ,,ruwe woeest'eli;ng en wreed p,apleiihater", edit verwijt hebben laten dienen 0m ►een paar „papisten ", die zich reeds in zijne hand-en bevonden, te laten ontkomen? Dit alles schijnt minder aannemelijk. Niet van belang ►o+ntbl^oíott is het na te gaan , op welke wijzee Oranje zich na id-en mb^oird , op Musius gepleegd , tegenover Lumey gedroeg. Oranje kon Lumey beschuldigen : lie. van het schenden van het prinselijk vrijgel'eid'e , aan Musius uitgereikt ; 2^e. dat 'de veldoverste Musius , wiens gast Oranje was , verraderlijk had o►mgebracht , ;en 3►e. 'dat Lumey ►d►o^o r dien m oord. zijne instructie, waarop hij in de Staten -vergadering van 19 Juli 1572 tie Dordrecht was aangesteld , geschonden had. In die instructie was Lum.'ey ide last gegeven , dat hij „de katholieken en hare ge estelyk► en en hoer religie in schut en scherm ne'm'en" zou ; en deze bepaling werd in de instructie nog nader aangedrongen ► en in bijzonderheden uiteen gezet *). Lumey verklaarde „ter 'preseenti►e van ►den commissaris (van den Prins) , den Helere van St. Alddeg+o tde , synie meening uyterlijck te zijn van 'de voerz. commissie (instructie) in voierz. forme t' aenva'erden ende te volaomien" (d. i. na te komen). -) Bij han►dtasting werd 'die instructie bezegeld. Men kan vastslijk aannemen , adat ede instructie gegeven is, nadat 'de moord op' de HH. Martelaars van Oorcum door Lumey ,
,
,
,
,
*) „Verspreide geschriften ", II , 318. t) Verg. Bor, VI , 311. ,
72 reeds was gepleegd , doch dat ze door Oranje is opgesteld vóór dien (moord. Het stuk draagt den datum van 20 Juni. Fruin meent , dat „ede odag`heiek!ening den Prins verontschuldigt... . Wel had Lumey zich reeds als Been wreedaard en een geweldenaar doen kennen , maar het is niet waarschijnlijk , dat die Prins van zijne geweldenarijen. kennis droeg". Met allen eerbied voor Fruin -schijnt het mij integendeel zéer waarschijnlijk , 'dat Oranje kennis droeg van de door Lumey gepleegde giewel^dienarijen. Als Oranj^e's on derbevelh ebb er tijdens den veldtocht van 1566 , plunderde Lumey kloosters :en kerken. Tijdens dien veldtocht ,,ontdekte Lumey in het marktschip' van Hoey naar Luik een kl000stergeestelijke van Gembloux ; hij bond hem aan dien staart van zijn paard en sleepte heem door Oranges leger tot Seraing lie Chateux, alwaar hij hem liet fusill-zeren" *). Dit feit kon Oranje niet onbekend zijn giebl even. Daarom valt het moeilijk , 'met Fruin geleidsk no^eds aan te nemen , .dat „het noch den Staten noch Ad'e'n Prins kan verweten worden , dat hij (Luimey) zijn woord niet gehouden heeft" t). Oranje en de Staten wisten zeer goed , wile Lumey de Marque was. In Augustus 1572 werd Joost van Mienyn , pensionaris van Dordrecht , naar den Prins afgiezo^nd^en met verzoek zelf over te komen of eeen gemachtigd(e te zenden om o'p; Lumey toezicht te houden **). In plaats van Lumey af te netten , vaardigde Oranje in Aug. 1572 telen plakkaat uit tegen ,,d insolentie van het krijgsvolk", waarbij met straf „aan dien lijve" bedreigd werden alben , die zich zouden vergrijpen aan de personen van geestelijken en in het bijzonder werd idiie straf gesteld op het plunderen van „kercken , kloosteren ofte andere O^eestelycke Pla(etsen" In het begin van October bemachtigde Lumey Schoonhoven , onder . voorwaarde , adat d'engen^en , die in de stad wilden blijven, niets misdaan zou^die wo+rden , „^maer zoo haast quam by niet in , gieto^ogen, of wordende twee Monniken gewaar, beval het daad lijk te- wurgen .... toen zijn ier nog twee Monniken door de sol,
,
,
„
,
,
*) M-eulleners , „ Publications ", 211 ; „ Polemiek " enz. , 11. -) „Verspreide ,geschriften ", II , 318. **) Verg. Bior, „ Historie ", III , 885. t) Kiersch „ Iets over Oranje ", 17.
73 daaten afgemaakt , en daarna noch twee binnen 't Slot van derGoud^e, (Gouda) door last van Lumey" *). En toch werd deze leider en belhamel van het insolente krijgsvolk hiervoor niet aan den lijve gestraft ! Integ^endeel noodigde Oranje , die vanaf half October zich in ;ons land bevond en onmogelijk onbekend met deze gruwelen kon gebleven zijn , hem op 'den beruchten 8sten December aan den feestdisch , waar hem ,de gelegenheid w^eiid gelaten , ongestraft Musius te bespotten. Die straffeloosheid — h et kan niet anders — moet Lumey en zijn rot hebben aangemoedigd tot nieuwe gruwelen. Kerkzilver was een goede 'buit , en papen waren als zo,o^danig schielmen. Is het 'wonder, 'dat Lumey, toen hij zag, dat hij ongehinderd zijn haat en bloeddorst kon koelen aan priesters en monniken, zich viergreep aan Musius? Wie, is hier grooter schuldige : hij , die (dien moordenaar vrij spiel laat , of de recidivist? Als. Oranje , om met pastoor Thu,s te spreken , beschuldigd kan worden van onvoorzichtigheid , dan is hij ook niet van zwakheid vrij te pleiten. Maar.... 'Zwak van karakter was, Oranje niet. Hijwas sluw en peeen geslepen diplomaat , wiens ideaal was : Holland en Zeeland te verheffen tot leien hertogdom , nog' liever tot leen keurviorstendiom , en zich zelven de hertogskroon opa het hoofd te d rukken. En dit ideaal , waarnaar hij zijn leven lang heeft gestreefd , zoü hij wellicht hebben bereikt , hadidie het pistool van Balthazar Gerards geen gewelddadig einde gemaakt aan zijn leven. Oranje gaf geheel 1z^ijn karakter bloot in die vervolging , welke tegen Lumey werd ingesteld. Toen eene algemieen.e verontwaar^diging idoior den moord oi) Musius was opgewekt , liet hij , wel voor dien schijn , Lumey, Entjes yen Omal gevangen nemen;-licht maar.... straffen aan den lijve? » Wanneeeer hij gunsten wilde verl^eenen , deed hij het zelfstandig ," ziegt La Huguerye , secretaris van Lod^ew'ijk' van Nassau, „tinaar wanneer de zaak hem niet aanston►d , ,dan zond hij die naar adie Staten , waarvan hij een afwijzing deed uitgaan , om zelf haat en ontevredenheid te ontgaan." In Januari 1573 maakten — volgens Boor, Hooft , Wagenaar enz. — Lumey en Enten het al te bar, en daarom werden Lumey ;
,
,
,
,
*) Brandt „ Historic dier Reformatie ", 696.
74 en de zijnen door lde Staten naar Delft ontbode,n , om zich te verantwoorden. Maar laten wij Fruin als een onverdacht getuige dit laten verhalen: -
„Zijn eigenwaan en hooghartigheid brachten hem (Lumey) met de Staten id-es lands in onmin , en zelfs voor den Prins , toen deze was ^overgekomen , wilde hij niet onderdoen.... Het was hem een genot te gelijker tijd zijn bloeddorst te lesschen en het gezag van den Prins met voeten te treden. De Srpanjaards, meenden te weten , adat de overmoedige zich graaf van Holland liet noemen , en hij gedroeg zich inderdaad alsof hij Meer van het land was. Maar eindelijk had hij het geduld van den Prins en der Staten uitgeput. In Januari 1573 , na ielen nieuwe idaad van verzet en overmoed, werd hij met Bartel Entjes en Jan van Omal tie Delft in hechtenis gvnomien en van zijne waardigheden vervallen verklaard" *). Fruin laat wijselijk wieg ede algemeen verspreide bewering, dat Lu n^ey- door die Staten — en niet door dien Prins — voor dien Hove van Holland was gedaagd wegens den moord, op Musius gepleegd. Wagenaar toch geeft ronduit tie kennen , dat Lumey en zijn luitenant Entes nog iets anders opa hun geweten hadden, waarvoor zij 'werden gevat , yen waarover de Staten zich wellicht veel meer bekommerd zulken hebben dan oom die vermoorde priesters en monni'kien. ,
„Wat later," zoo schrijft Wagenaar, „hoordie mien 't (krijgs) volk van Entjes morren over wanbetaling , en die Staten scheldien voor Landsverrad►ers , yen men bevond , bij onderzoek, dat zij , door Entjes, zelv', waren opgemaakt. Hy en Lum!ei werden dan , te Delft , voor de Staaten ontboden ; daar Entes , iderwyze , uitvoer, idat mien last gaf , om zig van zynen Pers^oonn te verzekeren. Lu,miei , hierover gestoord. , wilde zynen Luitenant , met geweld , ter staid uitbrengen. Die Prins zorgt , vergeefs , een hert , zog hoog geplaatst , neder te netten" -). Ook Brandt verzekert ons , dat Lumley „wegens zijn dwersdrij'k) „Verspr. gcschr.", II , 317. t) „Vad. Hist. , VI , 434.
75 ven tegens den Prins en adie Staafren .... den 5 Januarij des j'aars 1573 , tot Delft in hechtenis geno-men" werd *). Alzoio zijn de +moorden , op Musius en andere geestelijken gepleegd , althans niet de Heienige , vermoedelijk zelfs niet de hoofdoorzaak geweest dier gevangenneming van Lumey, maar geschiedde adie Holm redenen van staatkundigen aard. Die acte van beschuldiging echter legt den nadruk op de door heem giepleeg+de priestermoorden. Op dire ,actie van beschuldiging antwoordde Lumley schriftelijk het volgende: ,
,
„Ook kan het tot geener schande of laster verstrecken voor alle vroemen , den Monnik Pater van S. Aagten te hebben laten -ophangen , aangezien ddes elve als een m e y n ee e d i g e op de vlugt was betrapt , meet zyn;en schat dien vyand toetrec'kvende , om synie v e r r a d ie r y ie , die by tegen den Heere Prinsen , ons en de Evangelischien , ja , den gansch en Lande verdacht hadde , te werk tie stellen. Boven dat d eselv,e by eede giesw,or►en haidde , uytter stadt Delf neyt te trecken. „En is alsoo de voorschrev en Pater door syn eigen delicten (in 't viol:e!erren syns Re1eds en andersints naderhand geperpr.; teerd) n i e t als een M o n n i k of om dier R o o m s c h je religie wille geëxecuteerd, maer als een kwaedid 0lenider, di e syn Sent'enti e mied ébragt, fopgehangen" t). ,
,
,
-
Terecht heeft Fruin van Lumey's waarheidsliefde geen ho oger dunk dan van zijne overige deugden **). Hooft was van oordeel , dat er „stof ter zijner (Lum ey's) belasting t'oover was, ende dd^e verwieiernis groflijk hinkte" Lu►miey was gevangen genomen p last d ier Staten , en alle termen waren er voor z'ij!ne veroordeeling om aan dien lijve gestraft te worden , wegens den moord op, de HH. Martelaars van Oorcum , Opt de- kloosterlingen te Schoonhoven en tie Gouda, op Musius, opr Joost Tol , :een Leidsch priester, gepleegd. ... Maar Oranje voorkwam de straf. Alleen werd Van Omal gehangen , !die bekend had , dat hetgeen ,
,
*) „ Historie der Reformatie ", 703. t) Bor, ^, Historie ", II , 425. ` `) „Verser. g-cschr.", II , 333. t t) „ Historie ", II , 444. -
76
hij had uitgericht , door Lumey was bevolen *t). Maar Van Omal was gelen edelman zooals Lumey -en Entes. Hij behoorde tot de „'kleynie luyd en". Lumey werd ,,door tusschienspreeken van idlen Prins" (wiens vrijgeleide hij geschonden had en wiens gezag hij. met voeten trad) .... „uit t 1 e gevangklenis ontslagen , en kreeg endelyk verlof om lelders helen te reizen" *)• De tussch'enkomst van" Oranje tien gunste van Lumey wordt +door niemand ontkend. Zij teiekent weer Oranje. Tegenover Lumey speelde hij Iden grootmoedige ; die Staten daarentegen liet hij Lumey vervolgen , geheel volg; ns de teekening , welke La Huguerye van zijn karakter gaf. Zou Oranje wellicht niet gevreesd hebben voor een strafrechter vervolging van Lumey? -lijke Men zegge niet , 'dat (dit telenie insinuatie is ; want toen Lumey ontslagen werd , werd overeengekomen, (dat de Staten zich voorbehielden „het recht om h m gedurende het eerstkomende jaar voor het Duitsche Rijksgerecht te vervolgen" f). Lumey had er zich pop beroepen , dat hij geen Bu.itsche Rijksvorst was en alleen kon vervolgd worden voor het Rijksgerecht. „Van dat recht, om Lumey te vervolgen," zegt heel naïef Fruin, „is natuurlijk (sic) geen gebruik gemaakt. De Staten lieten trem gaarne met rust , als hij zich maar rustig hi-elid." Ligt in deze woorden van Fruin niet opgesloten , dat mien bevreesd was voor onthullingen van Lumey? Had Oranje , indien hij niet medeplichtig was , in stede van de loslating van Lumey te bewerken , niet veeleer moeten aandringen (op een bestraffing „aan jden lijve ", wijl Lumley toch door den moord , +op Musius gepleegd , overtreden had het plakkaat, in Augustus door hem uitgevaardigd? Hoe gedroeg zich Oranje tegenover Entes, (die met Lumey schuldig was aan dien moord op Musius? Ook hij was tegelijk met Lumey vrijgelaten **) , onder beding, dat hij ,,niet meier in 's Landts dienst mogt wordien gebruikt" j). ,
-
,
,
,
Verser. geschr.", II , 319. *) Brandt , „ lijst. (der Ref.", 704. t) Fruin , ,Verspr. geschr.", II , 320. **) Bor, VI , 31{i. t-) Wagen aar, VII , 97.
*J. )
„
77 Toch werd hem door Oranje in 1575 de last verstrekt om te Bremen krijgsvolk aan te wierven 'en- 1daarmede in Friesland te vallen. Zóó nam idle' Prins weer eden medeplichtige aan adie talrijke priestermoorden van Lumey in ' s Lands dienst. -
,
Gelijk in dien aanvang gezegd is , wienschen wij noch het schuldig , noch onschuldig over Oranje uit te spreken. Maar dat de figuur van eden Zwijgier ten aanzien van den app Musius gepleegden moord in een zeer bedenkelijk ;daglicht staat , mag wiel als be wezen worden aangenomen. J. J. F. VAN ZEYL. ,
OUDE LIEFDE MOET ^ {_, n, NIET ROESTEN. „H!oor en wederhoor", want „door wrijving van gedacht-en komt de waarheid voor den dag". Deze gevleugelde uitspraken r ezen voor mijn geest op tijdens de- lezing der strafpredikatiie — of wil men liever spreken van repliek ? — welke de heer Fr. van Eeden onlangs in brochurevorm en onder (den titel: „Over Woordkunst III. Antwoord aan L. van Deyssel , geweigerd door de „XX e Eeuw" " door middel van adie Almstterdamschee uitgeversfirma V'ersluys 'die wereld inge zonden heeft. Een onpartijdig , zakelijk en logisch denkend liever moet toch, na 'de 1critieken van Klotos en Van Deyssel op Van Eedyen , en 'de evenmin malsche en com:plim:enteuse afstraffing', welkte ' deze laatste in zijn zooieven vermelde brochure Van Deyssel toegediend heeft , genoten of doorgeworsteld te hebben , m. i. tot de gevolg dat ede literaire producten van de ,,modernen"-trekingom, naar waarheid, geen aanspraak kunnen makelen op die aanduiding ,,goid;d eliijk", ,,chierubijn,en ' - of „sieraphijnen''-kunst. Een zakelijk verslag van den strijd , welken het trio, ,,goden" Kloos-Van D'ieyssel-Van Eedgin met ;elkaar ten aanschouwe van de profane buitenwereld en van ons , nietige, hen niet begrijpentde stervelingen voeren — en wel met geen ander doel, dan ,
,
-
,
78 ,elkaar van den troon der literaire „godheid" te stooten -- doet toch met meer spoed dan anders een redelijk denkend mensch d e vraag stellen : Moet op dit drietal hieerschers op den modernen Olympus niet het spreekwoord van -d ie n pot e n den k e t e 1 ,
toegepast wonden ? Echter niet alleen tot deze maar ook nog tot het stellen van een andere vraag geeft deze verwoede goden-strijd aanleiding. Heeft men ook van Katholieke zijde hier tie lande door het in practijk brengen van het spreekwoord ,,nieuwe bezems vegen schoon" de modernen ten koste van onze oude li evelings-pirozaschrijvers 'en dichters niet to; veel in die hoogte gestoken en opgehemeld ? Wordt het niet hoog tijd , dat wij aan onze vroegere hetzij reeds in den Heer ontslapene of nog in het land der levenden zijnde letterkundigen , die ons zoo menig aangenaam uurtje schonken en id^o or het ontvouwen van hun rijke en schoone gedachten ons het hoofd verfrischt'en , heet hart verwarmden , die -oude waarde'ering 'en liefde terugsich en'k en ? Dat wij onzen kinderen , vrienden 'en kennissen inprenten , ze op de juiste waarde te leeren schatten ? Van vellen dier veteranen kan toch naar waar gezegd w:orden : Dias a l t e b 1 ie i b t i m m ie r n e u (het-heid oude blijft immer nieuw). Moge Kloos , die, op- de goden-wereld der modernen tegenwoordig 'de Jupfijnsplaats inneemt , (en naar wiens „klank'en" door tal der andere mindere goden vol ieerbied en ontzag geluisterd wordt, indertijd in de „Nieu'we Gilds" en in zijn ,,Veertien jaar literatuurgeschiedenis" ook al het vermetel -en hopeloos werk ondernomen hebben de letterkundi g e waarde der „Aya Sophia" te verkleinen en aan dien dichttersroem van - onzen onvergetelijken dichter Schaé^p;man te, tornen , ik meen toch reeds nu, gerust de voorspelling tie mogen wagen , dat de letterkundige roem Kloos niet zoolang zal overleven , als 'dit het geval zal zijn met dien van den pas ontslapene , van wilen de leden 'der literaire wereld verplicht zijn te zeggen : „Hij was -een groot man in ons geslacht ", ''en die met name 'door in 'die harten zijner landgenooten 'de vonken van zijn vurige dichterlieffde voor den onsterfelijken Bard en Koning onzer Nederlandsche poëten over te planten , een onpartijdig r'ecen'sent als Van Lennep deed uitroepen : „Vond'el is onder ons herrezen". Kl o os , die zich zelven „ ,een god in het diepst van zijn gedachten ,
,
,
,
,
,
.
,
79 voelt en bijgevolg niemand en niets zoo groot en zoo hoog acht als, 'z'ijn eigen persoon , moge al evenals Van Deyssel en zijn andere verafgoders ie-dieren bediller met de fiolen van hun toorn overgieten ; de vrees voor dit toekomstig modern-literair onweer kan (mij niet weerhouden hier openlijk als mijn bescheiden oordeel uit te spreken , 'dat Kloos wel om heel wat liefs zou willen, dat hij leien meesterstuk zou kunnen scheppen als Schaepman's „ Aya Sophia ," of 'dat hij door zijn litteraire pennievruchten het Nederlandsche volk voor zich in leven spontane geestdriftige bewondering zou kunnen ontvlarn n►en als die onlangs ontslapene, adie met Da Costa , Vondel en andere grootheden op► letterkundig gebied in één adem genoemd , gevierd en geprezen werd. Door welke poëzie- of proza-schepping heeft Kloos ooit zoo de harten van ouderen en jongeren in geestdrift en enthousiasme kunnen (doen ontvlammen als zijn gestorven groote landgenoot, dire Rome zijn 'eerste en laatste liefde noemdde en kinderlijk beleed , dat Jesus Christus het begin en het leinde van alles is? Of ligt het soms niet voor -die hand , met het oog op de bekende ieler- en heierschzucht , welke zich van Kloos meester gemaakt hebben , 'de veronderstelling op te zetten , dat de moge ervaring van de hulde , welke onlangs van alle zijden en-lijke -door deskundigen van bijna iedere geestesrichting ook aan de letterkundige verdiensten -en dichtersgaven van dr. Schaepman in geschrift gebracht is , zijn hart van louter jaloerschheid heeft doen ontbranden 'en in vlam gezet heeft ? Tussch'en prof. Broere en Mgr. dr. Schaepman — beiden onsterfelijker nagedachtenis — tussehen „ CCiistantijn " en „ Ay.a Sophia ", vindt men bovendien een trits prozaschrijvers yen dichters bij Goods genade en een heele reeks schieppin.gen , waarin ongerepte schoonheid en dichtergenie bovenal uitschitteren , en die heet zoo duidelijk mogelijk bewijs leveren , 'dat de Katholieken van ons Vaderland op: het terrein der letterkunde geenszins zulk leien droevig en armzalig figuur maken, als 'door sommigen gejammerd 'en geweeklaagd wordt. Bewijsmateriaal voor deze stelling leverren prof. Broere's „Constantijn" en diens heerlijke dithyrambe ,op. het H. Sacrament des Altaars , „Die Klok van Delft", „Palet 'en Harm", „Het Voorgeborchte", „Isaäk ida Costa" en de bundel gedichten uit de pen van 'den groot'en doch door zijn andersdenk'end'e landgenooten in ge'enen deiele op de juiste waarde geschatten Alberdingk Thijm. ,
,
,
f
,
,
,
80 ,,De Kerk dier Nederlanden en het Pausschap" van prof. 1)e Rijk. ,,Rijm en Zang'1, ,,Kriekende Krieksken'', ,,Pepermuntjes" en „G ermania'ss D ichtblo► em^en", van 'dien grijzen geestigen dichter pater Van M►eurs S. J. , ten 1 a s t n o t 1 e a s t: „D►e Paus", „Paus Cantate", ,,Vondel", Die- Eeuw' yen haar Koning", „Die Piers", „Het lied .dies Konings ", „Parijs ", „Na!pio 1 eon", „Aya Sophia", en „Kroningsli e d" van Scha►elp!rnan. En 'dan het heerlijk proza van dezen grooten man in ons gesla cht , waarvan het liezen doch bovenal het hooren steeds ielen waar genot van goeden smaak was. Zijn studiën met name over Vondel 'en Rembrandt vormen met Alberdin.g'k Th'ijim's ,, Portretten van Vondel" 'en 'die bespiiegelingen en historischte navorschingen omtrent heet lieven 'en den arbeid van den Koning onzer dichters van reeds overleden of nog thans nog levende l'etterkundigen yen historici als Mgr. Klönn'e , pater Allard S. J. , prof. De, Groot 0. P. , die, Z','ereerw. hoeren pastoors -Brouwers 'en Po'elh'ekk'e , pater Koets S. J. , prof. Do Rijk , prof. J. die Bruyn , Norberth van Rieuth , Stellwagen een waarlijk schoonen lauwerkrans om het hoofd der Nederlandsche Maagd. En wel omdat door dezen gezamienlijk'en lit'erairen arbeid deze auteurs -dolor idee kloiekie daad toonden te begijip► en , dat 'eten volk het aan zijn 'eigen - nationaal bestaan en waardigheid , aan zijn reputatie en p^r►estige -ten strengste verplicht is , zijn gro)ote zonen niet alleen voor de vergetelheid te behoeden , m^a,ar ze . ook door liet thans levend 'en toekomstig geslacht meer en meer te doen vereeren 'en beminn'en. Evenmin zal mien moeilijk kunnen beweren bij het in -heet gehieugen, terugroepen van hetgeen verder door Alber+dingk Thijtn , Mgr. - Everts , prof. De Groot 0. P. , Joan Bohl, Banning , v. d. Lans , Mathilde , v. d. Heuvel (Ravo), Thompson, V'est'ers Sr. , v. 'd. Aa , wijlen pastoor v. d. Horst , de paters Jonckblo'et , Die Veer S. J. en Van K'erkhoff — om van historici (en, politici als. dr. - Nuy'ens , Douwes , Le Sage ten Broek ; die Mgrs. Smits , Bos en -E,ijgenraam , dr. Vermeulen 'en . andere pole,
,
, ,
,
,
,
„
,
nisten yen journalisten uit vroegere ;en latere tijden maar te zwijgen, o.p►- hiet gebied van proza en poëzie gepraesteerd is en wordt , dat 'die Katholieken hier tie lande aan de kwaal van 'een „literair te
kort" lijdende zijn. En hoewel ik tot nog tope geen melding gemaakt heb van de Katholiekae, ►mo►dern'en Die Kl'erck , Maria Viola , Eduard Brom, Albertin'e Smulders ie. a. , moet uit 'dit verzuim volstrekt niet: op^-
81 gemaakt worden , dat ik van oordeel ben , dat deze „jongeren" ,opa het gebied der schoonie letteren , tot dusver nog nooit iets werkelijk schoons geleverd hebben. In gelenen ►deelre; vooral Albertinie Smulders heeft ware kunst geleverd. Wat ik echter wiel ,als mijn beslist oordeel meen te mogen uitspreken ,i s , dat blij het in het geheugen terugroepen van de critiek , welke de niets en niemand ontziende Cd. Busken Huet over Alb. Thijm indertijd geveld heeft — „zijn grootsch ongemeen harmonisch samenhangend litterarisch kunstpal'eis rust op - ruime grondslagen en zijn talrijke geschriften vereischien ontwikkelde lezers" — en van olie oprecht gemeende hulde , welke zoo wel door nietKatholieke als Katholieke c r i t i c i tijdens zijn leven 'en sterven ,aan 'die letterkundige gaven ;en gewrochten van Mgr. dr. Schaept" man z.g. , bv. door J. van Lennep , Die Bosch Kemper, dr. Jan ten Brink , Cdr. J. Gunning' 'etc. , gebracht is , ik moeilijk begrijpen kan , hoe o^mmigie Katholieken meet de papieren kinderen der generatie van 1880 zóó hard van stal loopsen kunnen , dat zij ze tot w(eergalooz'e - kunstp►ro'ducten op l' ett'erkundig gebied proclameeren , en zelfs zoover gaan , dat zij Lodewijk van Deyssel boven zijn roemrijken valtier Jos. Alb. Thijm stellen. De w^ ,arhiei'd van 'dit oordeel wordt m. i. genoegzaam in het licht gesteld Ip r i ►m o, 'door de criti^ek}en , welkte Kloos in de „N. Gids" en Van D' eyss'el in 'die „XX!e Eeuw" op Fred. van Eed'en 'geleverd hebben , en s e'c U n +d o 'door -de wijze , waarop van zijn kant Van Eeden in zijn bij adie AmI'st'erdamsch'e uitgeversfirma Ver verschenen ,,Woordkunst III" met name Van Deyssel van-slu_y repliek dient. Van E'eden vindt daarin volstrekt gelen bezwaar, Van Deyssel niet alleen een Jeugenaar' 1 'maar ook 'een „lafaard" te noemen. Deze naar het hoofd van Van D'eysseel geslingerde complimenten werden 'door Van Eedyen op, ede volgende wijze geargumenteerd : „omdat gij veronderstelt , adat ik u, gevleid zou hebben uit angst voor uw „l'e^euw►en'klauw". Wie zelf moedig' is, onderstelt zoodanige lafh'ei►d niet. Uw „l'eeuwenklauw" vrees ik evenmin als de klauw van den leeuw in dien draaimolen , die achter mij' :draait. Hij komt naast 'de donderende vuist van Klo'os in mijn rariteiten-kabinet". Prosit , zal 'men 'on'will.ekieu,rig Van D'eyssiel toeroepen na het genieten van 'dit brokje critiek uit heet „Wed:erwoo ,rd" van Van E'e'd ,en , adat geen andere strekking heeft dan het lezend publiek ,
,
,
82 het bewijs te leveren , dat adie aanval , welken Van Deyssel op hem in de „XX'e Eeuw" gericht . heeft , „als, geheel in bijzonderheden „leug'enachtig" was en dat Van Deyssel zelf wist , dat de „dingen," welke hij helm (V. E.) voor de voeten wierp niet waar waren. Dit betrof met n,ame Van Deyssel's bewering , dat hij altijd tegenover V. E. en diens werk met beslistheid stelling zou heb genomen. Deze beschuldiging trachtte V. E. te staven door-ben het publiek ire vertellen fen in het geheugen van Van Deyssel terug te roepen, dat deze laatste indertijd zijn bewondering voor sommige toonieellen in Van Eeden's ,,Broeders" uitdrukkelijk te kennen gegeven had en dat hij er zelf in toegestemd had, dat Van Eeden dit werk aan hem opdroeg. Van Eeden tracht Van Deyssel ook nog op leen andere wijze als leugenaar aan de kaak te stellen en wel door aan de groote klok te hangen , !dat V. D.'s op, V. E.'s „Johs. Viator" in Oct. 1892 uitgeoefende critiek in lijnrechten strijd is met zijn verklaring in de jongste December-aflevering van de XXe eeuw, dat „het beste nog slechter is dan heet slechtste van leen door - mij (V. Di.) scherpb^eo^o^r►deee ld novellist." Aan deze citaten zou ik nog wel veel kunnen toevoegen, waaruit idee lezer niet alleen aan de weet zou kunnen komen , dat Van Eeden Van Deyssel niet alleen als leugenaar van de eerste soort beschouwt ; maar ook jegens hem Been diepe verachting en haat koestert; doch ik ben van oordeel dat de zooeven vermelde wiel voldoende zullen zijn om dien lezer de wetenschap te geven, dat deze !elkaar bestrijdende , verachtende en hatende goden niet in de hoogte moeten worden gestoken ten koste onzer Katholieke literaire veteranen. J. KLOOSTERHUIS , Helerenve^en. ,
,
,
PARIJSCHE `^}
{3 C3 , STRAATTYPEN
:
* * * CONCIERGES. Niet lang geleden werd "een zonderling heer tot zijne vaderen verzameld. Een zonderling was hij minder tijdens zijn leven ; in zijn testament vooral toonde hij zijne excentriciteit , zijnen erfgenamen nog over het graf eten poets spelend , die hen gevoeliger treffen moest , wijl ze in idc onmogelijkheid waren , hem !die betaaki te zetten. Stel u leen kring van verre blosedverwanten voor, in blijde verwachting aan 'die lippen van dien notaris hangend , die , ond euBend-ernstig Bezing geieft van 'den uitersten wil "d-es afgestorvenen , een m,an in bonis , ien die tie hiooren krijgen: „Aan 'mijne- achter-tante A'd'elend , dat kribbebijterige oude m'eubel , vermaak ik geen irooidfen duit. Het splijt me meer dan ik zeggen kan , dat i k haar gezicht niet zien kan , wanneer ze dit te slikken krijgt. ,,Mijne nicht Eusebia is veel te beminlijk , dan "dat ik vergeten zou , 'haar i n 'mijn testament te vermelden. Daarbij blijft het echter. Haar iets nalaten heeft nooit in mijne bedoeling gelegen." In 'dien geest passeerden al de bloedverwanten de een na den ander de revue , als e'enigen troost bij, deze kapitteling mede naar huis drag'en"d , dat Mietje 'en Keetje leven goed als zij eene veeg uit 'de pan kregen. Behalve de aanverwanten van .dien zonderlingen Parijzenaar waren er nog ienkele piers onien , 'die hij op onaangename wijze verraste. Zoo bij voorbeeld zijne concierge , wie hij 't volgende snuifje thuis zond: „Juffrouw B. , 'dat kwaad kreng — de man had zieker e^ene vertaling van de Camera gel'ez^en — was mijne concierge. Eeuwig zou het mij wroleg"en , indien ik dat kwaadaardig schepsel iets anders to'ewenschte dan éen man , die haar elken dag flink afrost. ,
,
,
84 Nooit in mijn heelie lieven heb ik eene vrouw ontmoet , welke erger Xantippe was 'dan zij." In het midden iatensd , of de :erflater al dan niet nobel han toen hij aldus eene ganschie reeks van personen op die-del, niet ,alledaagsch'e manier pop de kaak stelde , moeten we ver dat idee grootste helft idergenen , die Parijs bewonen , zich-klaren, inwendig verkneukeld hebben over ht lesje , dat „de zonderling" .aan zijne concierge gaf , want schier alien leven meet . hunne huis rster :o voet van oorlog, minstens op voet van gewa- -bewa penden vrede. Voor sommige lezers zal heet niet ondienstig zijn , even te zeggen , wat ►de bediening van 'dien Parijsch;en concierge is. We zouden hem 't verbindingsstreiepje kunnen noemen tusschen den huisbaas en de huurders , welke soms talrijk genoeg zijn: vele der. moderne arken Noachs bergen tusschen de 30 a 40 gezinnen. De concierge haalt ede huishuur op , veegt die trappen ; den hoofdingang , ontvangt idee brieven en al wat tde post bezorgt voor lde bewoners van heet huis , hetgeen hij verder te bezorgen heeft aan ide bepaalde adressen ; te waken heeft hij voor die goede !orrde en veiligheid. Hij is. adie politieagent met gene vaste plaats in teene kleine of groove kamer naast ;de hoofdtrap van het huis, idee waakh.o rnd i n het hok bij dien ingang , hij is vooral de boeman van eden leerzamten Parijzenaar. Wanneer die hij Bene zij is , wordt het ier in den regel eer erger 'dan beter opl. Kwade tongen beweren al eens , dat onderwijzers te dikwijls ,aan pedanterie lijden ten in het gewone , alledaagsche leven wat meedragen van het overwicht , dat zij voor die klasse op al die menschjes in d ien 1dop hebben. Het :mag zijn. Van eden concierge kan niet hetzelfde , maar kan toch iets gezegd , wat er zoo'n weinigje op lijkt. Ook hij' is zich altoos van zijn gewicht bewust en geen heeerenknecht heeft ooit met meier pieterighieiid zijn bakkebaarden of zijn lak enssch e jas met glimmende knoopien gedragen dan onze huisbewaarders hun mutsje. „Wij hooren van 'daag geen biecht !' riep zekere pastoorsmeid, ien dien ko^mischien +pluralis majestatis gebruikt ook de concierge ,
-
,
,
,
,
,
„
,
85 veelal , wanneer hij feitelijk den huisbaas bedoelt , die hem voor enkele honderden francs , vrijre woning en licht , tot waakhond bevordlerd e. „Maar gij hebt iets tegen uw concierge !"- roept misschien deze of genie. Een compliment aan uwe scherpzinnigheid , naast adie verzekering : „Wij alleen hier in Parijs hebben gloeiend het land aan adat slag van volkje." Zelfs 'die b°stye ideugen niet veel en lijden , ook al zouden ze alle kardinale deugden in hel'dhaftigen graad beoefenen , onder de reputatie hunner bediening. 't Is ier mee als meet eden bieul. Hijk mpet ier wezen ; maar liefst houdt ±men hem op een afstand en gevoelt mien rillingen van vrees en afschuw in adie schaduw van di-en man. Menigmaal heeft 'de concierge beulsidiensten te verrichten , en 'dat wel op eden Sten of dien 15.en der maanden Januari , April, Juli en October, wanneer hij adie huur komt ophalen. Het overgaan der schel op dire idagen tusschen één en twee uur opa eden namiddag is vo-or menigeen , wat 'die bazuinstoot der algemeenie o^pstan'ding voor de verdoemden wezen zal. Die concierge presenteert zijnee kwitantie , of gij al dan niet in idle mogelijkheid verkeert van betalen. Ook zullen de meesten met koele beleefdheid afscheid nemen , belov^ende binnen acht dagen hun bezoek tie herhalen , doch poog niet , u de verachting te verbeelden, waarmee zij van eden berg hunner concierge's groot dien wanhopigen huurder, welke om zoo-h'eidnrscouwp te zeggen nieerslu,ippt voor hunne voeten. De stoutste verbeelding schiet hierbij te kort , en onder die vele kwellingen des levens snag deze onder ede pijnlijke gerangschikt : aan den concierge te moeten verklaren , dat ,mien niet over het noodige beschikt, om ede gevorderde huishuur te voldoen. Dan is 't , of men zijmen dienstbaren eene ledige kas moet ver -tonle. Dien huisbaas zelven zijn nood te klagen : uitstel te verzoeken bieteeekient niets in vergelijking met de bekentenis van geldgebrek aanzijn plaatsvervanger. I'k behoef zieker niet te zeggen , adat het netelige van zulk eene positie ook veel afhangt van persoonlijke schatting. Kort en goed verklaart menig Parijzenaar, als, de tijd van betalen is aangebroken : „puisquie je ne l'ai pas !" en dat met c-en ,
;
,
,
,
,
,
86
aplomb, waarop alle concierge-hooghartighei=d vergeefs haar kruit verschiet. Hij vindt heet zoo natuurlijk , dat men niet betaalt , als m-en niet betalen kan , dat hij er geen oogenblik aan deenkt, over Zijne berooidheid te blozen. Er is eene andere categorie. Daartoe behoorde ondier anderen de jonge dichter, wiens deur den 8sten niet ontsloten werd , toen de concierge schelde ; wiens deur enkele dagen later opengebroken werd. Toen vond men hem levenloos op zijne, legerstied=e : hij was dwaas ien misdadig genoeg geweest , om die hand aan zich zelven te slaan , liever dan de schande te verduren , om fie moeten bekennen : Ik bezit geen rooden duit. En hij was rijk, zonder het tie weten, ook dien dag. Niet enkel rijk door zijn talent , maar ook door de erfenis van Benige tien welke hem juist toen gewerd. Die brief , hem-duizenfracs, die goede tijding brengenid , stak nog onder die deur. Dezelfde oorzaak : geldgebrek , wanneer de huurtermijn verstreken is, , maakt tallooize slachtoffers , wanhopigen , diie hunne dagen verkorten. Ook buiten zulke tofonieeltjies krijgen die huisbewaarders menigmaal heel wat ellende onder die oog+e n . Het m!o^et gezegd : menig concierge is beter !dan zijne reputatie. Nog slechts . enkele weken geleden is zene huisbewaarster uit het eerste Arrondissement ingeschreven Copp► het zoog:enaam-de „Livre ,d'Or", een geden'k'boiek , dat de namen vermeldt van die bewoners uit het arrondissement , welke adoor hunne goede daden en hunne naastenliefdie- boven anderen 4uitblonkken. Bedoelde concierge was, verbonden aan leen huis , uitsluitend bewoond door arme werkmansgezinn=en , waaronder sommige met =eense waarlijk patriarchale familie. Ofschoon zelf onbemiddeld en gehuwd met geen timmerman sknecht , belastte zich de goede vrouw gaarne met het bewaren en verzorgen der kinderen , wanneer hunne moeder genoodzaakt was voor korter of langer tijd uit te gaan. Zij voedddi , .en verwarmde zie in hare loge en alles kosteloos. Nimmer h,a4. zij van een der bewoners of bewoonsters de zoogen,aa^midie „étrenn^es", de nieuwjaarsfooi , willen aannemen. Een parel onder ide concierges , zulk elene vrouw, en een zeldzame parel ook! ,
-
87 In het 194e Arrondissement 'kwam omstreeks denzelfden tijd een gevalletje voor van geheel anderen aard: een dier bewoonsters, sedert lang gebeten op hare concierge en misschien voor de honderdstle maal met haar in twistgesprek , wond zich in die mate op , dat zij eren sevolver te voorschijn haalde — met -dat speel er hier nog al gauw bij — en ier haar tegenpartij-goedismn levensgevaarlijk mee verwondde. Wanneer men pas in Parijs komt , staat m-en dikwerf verwonderd over de beleefdheid , waarmee de huurders hunne(n) concierge bejegenen. Bij het uitgaan als bij het binnenkomen wenschen zij hem (haar) vriendelijk goeden dag , mak-en een praatje, zeggen eene aardigheid Benz. Woont men lang genoeg hier, dan begrijpt men , waarom al die Hevigheid wordt besteed : zij zoeken op goeden voet te blijven met den persoon , die hun heet leven zuur en bitter maken kan. Wat al plagerijen heeft :men te verduren , wat al Judas-knepen, hoeveel geniepige kwellingen te doorstaan , als m-en eenmaal op voet van oorlog is met zijne concierges! De dagbladen , welke vroeger altoos op hetzelfde uur plachten aan te komen , ,op hetzelfde uur bezorgd werden , blijven uit; hunne bestelling ondergaat eene vertraging van verschillende uren. Men informeert bij ede concierge , die met stalen voorhoofd vol dt , bij hoog en laag verzekert , dat zij !direct brieven en druk -hou afgeeft , die haar door den besteller worden ter hand-werkn gesteld. En dat , terwijl zij zeer goed overtuigd is van de zekerheid, die gij hebt , dat zij u sart en plaagt en treitert ; dat zij de nieuwsbladen , waarop gij smet ongeduld wacht yen op den gewonen tijd aangekom en , met boosaardige vreugde achterhoudt. Wat baat het u , dat gij op schildwacht gaat staan , tom tie zien , of heet verwachte aankomt , ten eindde heet dan b-ij de concierge op, te vorderen ? Enkele malen laat zich dat doen , op den duur heeft men er spoedig genoeg van en berust men in het onvermijdelijke. Er komen vrienden voor u,. Wipe van licht en lucht houdt — ^en een zwak voor die is mij bijgebleven — kiest bij voorkeur ietenee woning op ede 'derde , vierde of vijfde verdieping. Trappen klimmen wordt men even gauw gewoon als andere karweitjes, en hoe dichter bij 'de sterren , hoe meer licht en lucht , hoe minder ,
,
,
,
,
,
88
overlast van Amin zindelijke- buren , welke tapijten of tafelkleeden , loopers en matten uitkloppen vlak boven uwe ramen. Doch al ziet 'mien niet tegen het klimmen van honderd treedjes op , mien spaart zich idle moeite , wanneer men toch niemand thuis vindt. „Is mijnheer X. thuis ?" informeert men a daarom in -dien regel bij ede conci erge. Zoio deze tegen u is ingenomen , hebt gij honderd kansen voor een , ad at zij antwoordt : Jieker weet ik 't niet , maar ik vermeen , adat mijnheer een uurtje geleden is, uitgegaan. Ik heb hem niet zien terugkomen." En gij hebt alle kans , dat een aangenaam bezoek u langs den neus, gaat. Of daar komt leen pakje voor u , 'tzij met )die post of per spoor, Er met een'e kleinigheid betaald ; misschien is 't -e-ene bestelling tegen rembours. Die concierge is feitelijk gehouden een en ander voor u te ontvangen 'en zelfs , ,indien gij niet den naam van wanbetalier hebt , het verschul'digd,e voor u te kwijten. Geloof 'evenwel niet , dat z'ij het doen zal , ingeval zij een hekel aan u h eieft. En als gij haar interpell'e'ert, heieft zij macht van re'dèn^en om zich te verontschuldigen. Daar zijn andere , groiotere kruisen , welke gij opa uwe schouders laadt. In eden regel Sips, ede loge 'der coinci'e,rge , wat in den goeden, ouden tijd !de win kel der water-yen-vuur-vrouw was : de babbelzucht heeft ier 'een stoel met een kussen. Uwe meid , 'die mogelijk een'e goede kennis, bezit en , naar gew000nte , drukke briefwisseling houdt met 'den „'di'erbaren afwezige ", die :de hulp van 'die concierge n000dig heeft , om 's avonds , als de hoof'ddeur gesloten is yen gij. meent , dat uwe dienstbare in 'diepe rust is op hare kamer ter zesde verdieping , een straatje om te maken , — !uwe meid zorgt er wel voor, dat 'de huis haar gaarne mag. -bewarst Onnoo'dig te vragen wat ;er gebeuren zal , indien gij- in ongenade vi'elt bij 'die Iporti'erster. Duizen►d geschi'edeniss'en van u worden opgehaald. Mi'etj 'e i5 bij u he'engegaan , omdat dde tafel te schraal was ; Pietje kon het slechts 'eenige wieken u,ithoudden , om de ongehoorde zuinigheid van thevrouW ; een'e andere enz. enz. Op een ,go►e'den idag zit gij zond er meid. ,
,
,
89
Een plaatsbureau wordt opgezocht. Ongelukkiger wijze nemen de candl►daten , welke zich voor die opengevallen plaats aanmelden, bijna altoos informaties bij idee concierge. Gij kunt u voorstellen Imet welk een gezicht ien met wat . v eelbiet eekenoen^d armgebaar ddeze uitbrengt : „Ik zeg liever niets ! Prof beer 'heet 'm'aar eens een paar wekken gelijk zoio menig ander. Maar: ik zeg liever niets." En Zozo bl ijft gij :soms we ken zonder meid ; zoo loopt gij alle kansen , om dire , i welke gij na veel moeite kreegt , we -er gauw haar koffer te 11i►en pakken. Alles te salm'en heeft adie Parijzenaar het (daarom bij het rechte ^eind , wanneer hij , al vervloekt hij ook inwendig al die concierges van heden en to^eko'm^st ,. zich zwijgend en geduldig aan hunne tirannie onderwerpt. Met leien weinig beleefde inschikkelijkheid koopt hij den dieren vrede ; de biel00 0ningg van zijn „Bonjour madame !" is de zekerheid , dat zijnee kleine belangen b ehartigd worden zijne brieven enz. niet verloren gaan. We 'spraken z^o^oiev'en van ,,étrenn ► es", nieuwjaarsfooitjes. Dat is cienle erplichte cijns , dien concierges te betalen. In dien regel geeft 'men één ipercent van 'den huurprijs. Wie 2000 francs verwoont, geeft 20 a 25 francs. Zonder 'op den wandkalender acht te geven , door enkel te letten olp 'die houding der concierges ten opzichte hunner huurders , kan men zn► dier falikant uit te komien de nadering` van het nieuwe jaar berekenen. Van lief w^orden 'zij allerliefst ;einde December 'en hare ppoie'zigheild is e en en al fluweel o + St. Sylvesterdag. Na 1 Januari gaat het weder d►ecresc►endo. , soms meet 'een geweldigen schok, wanneer namelijk ►de fooi beneden ► de raming bleef. Ook bij het betrekken 'der nieuwe woning heeft men den huis Deerne foo i uit te keveren , 'die, zeer ten onrechte onder-bewards. zeker opzicht , denier a D^'eu. , godspenning ' heet , wijl men over het algemeen bij 'dien 'duivel te biecht komt. Pip'el'et 'en Pipiel^ette , met 'dien s potnaam -dui d en de Parij'zienaarss — onder 'elkaar, natuurlijk ! — de concierges aan ; zij -danken hem aan ►den portier van Eugène Sue. Wie o^ ntrent 'die benaming meier wil weten , verwij`zen we naar „Le Mus ee 'de la Conversation", pag. 284. ,
,
,
,
90 Val nu niet hard om den algemenen titel „straattypen". Die concierges plegen meer aan de voordeur te staan dan men verwachten zou. Zij behooren in ieder geval tot die typen , welke die Parijzenaar hartgrondig verfoeit - en zijn een noodzakelijk kwaad. LOUIS B. M. LAMMERS.
BOEKBEOORDEELING, ,, ANNUARIUM ". De- „Fli►egend-e Blatter" bevatte onlangs eene dier diep-ware geestigh€den , welke ze wel meer verbergt te midden van haar uitstorting van goeedlachschien humor, van leuke ironie of van fijne satyre. Het was ►de raad , hoe men beroemd kan worden in dezen ttijd : schrijf of doe iets heel geks , iets heel ongep+asts , iets dat (een storm van tegenspraak doet opsteken , •-- -en ge zijt , waar ge wezen wilt. Voor die eerste maal hebben -de R. K. Studientenvereenigingen in ons land epen Jaarboek uitgegeven ; en geen ontwikkeld K,atholiek , of hij heeft ervan hooren spreken. Een succes ?.... Ja , I ndien men edit verstaat als de Parijsche uitgever, die de verklaring aflegde : „Een e goed e recensie heb ik graag , maar een afbrekende veel liever, — mits ze maar heel fel is; dan wil iedereen heet boek lezen , om te zien of het nu, werkelijk zoo erg is , als ervan gezegd wordt." Maar een succes in adie goede b►eteeke n i s van het woord?? Sinds vele- wieken is het „Annuarium" uitgegeven , en ik. maak mie sterk , dat van die honderd mlenschen , die l ervan gehoord hebben , geen tien . weten , hoeveel moois en hoeveel goeds !en hoeveel belovends het bevat. — Maar wel zullen zie u allen weten te zeggen , „adat ier zulke gekke stukjes in moeten staan", en telestal volgt ►de vraag : of ge het hun niet eens leeenien kunt of ter inzage bezorgen? Welnu , ►dengenen , wizen het in -Nernst te doen is om zich te vergewissen van den vooruitgang , dien het frissche leven onzer ,
-
,
,
,
,
,
91 R. K. studenttenvereenigingien maakt , om het knappe artikel van Prof. De Groot over „Stu'diiel+ev n in het Katholieke Nederland", in zich op te nemen , ►d►enzulklen : zij geraden zich het boek aan te schaffen. Wie eenvoudig het veelbesproken geschrijf wil lezen , diens n i euwsg i eri gh e id kan gemakkelijker bevredigd worden. Belangstellende lezers hebben de redacti^e van „het Nieuwe Dompertje" verzocht , bedoeld artikel aan telen strenge kritiek te onderwerpen. Dit is o,nnooidig. Er zijn auteurs ten geschriften , die Meter zichzelven karakteriseeren , dan anderen het kunnen doen. Tot deze auteurs behoort die Utrechtschee jonkman , die onder dien p'ennena,am „Kleine jongen" in proza en poëzie meewerkte, om het „Annuarium" tot leen lijvig fideel te ►doen uitdijen. Poëzie is misschien leen wat hoogloo'p+enddie benaming voor de rijmen , waaraan hij ►den titel van ,,Sonnetten" geschonken heeft. Zie schijnen een soort van minneliederen-cyclus te bedoelen , en teneinde een +denkbeeld -ervan te geven , moge hier een van de veertien ten -voeten-uit volgen : ,
,
,
,
XII. Wonneer ik niet kon huilen van mijn leven, dan hield ik het immers niet langer uit. I'k zou, wel springen als een volle spuit, wanneer het daar ineens werd opgedreven — en smijn lichaam niet zachtjes mere wou, geven , afkoelen boven op mijn hielete huid, ►en al dat broleiende er zoo niet uit wou komen onder brandend brandend beven. Ik hield het evenmin nog langer uit, en zou een ongeluk aan mij beleven ten zou het ergens zoeken en me geven — 'wanneer , ;ik jou, niet . had , bedroielde bruid, om bij te schuilen en om stil mee uit te huilen yen weer samen .op te leven. ,
,
,
,
Men vatte dit niet op als een soort van Julia-historie , leen Piet-Paaltj'ens-satyne , telen pioging tot mystificatie of de Van Lennep-grap : „Zaagt ge ooit .... idie zeemeermin zich wieglen op de baren" — neen , het is dezen kleinen jongen inderdaad hoogre ,ernst. ,
92 Kinderziekten zijn er vele ; deze auteur schijnt min of meer last te hebben van gekri►euwel onder zijn hersenpan.
't Bovenstaande strekt niet , om iemand iets onaangenaams te zeggen. Heet dient veeleer ter verontschuldiging. Want na 's .Ímans zielfblelij^denis omtrent zijnen geestestoestan d zal het minder onverwacht-stuitend aandoen , zijn proza tie lezen. Ziehier hoe het aanvangt , — onverkort: ,
Een avond vond ik een brief van iemand , die vier weken priester was — ik noem heem bij m'n eigen maar ide rijke jongen. In huis allang id-oodstil 'en na die brief doodstil bij mie van binnen : hij bald voor me in zijn Mis en 't dee mne oneindig goed. De lampen waren uit , maar d,00 r een raam kwam mooi wat licht van leien lantaarn. Ik hing nog even aan de trap adat te zien — vanzelf was ik er blijven staan. Toen kwam het bij me op , om wat te schrijven en hem daarmee t; bedanken 'voor zijn bid,dien; len ik maakte dadelijk een bladzij, ►die ik heb bewaard — geschreven in het- donker, bijna niet te lezen. Toen ik het 's morgens weer zag liggen en 't raam uitkeek met adatpapier nog in mijn handen , ben ik stil geWorrden: 'dat ik 'm hard, die mooie Mis! De rijke jongen Was ik aI vergeten , maar m'n eigen niet ; en uren zitten denken over al adie volle dingen. ,
,
,
,
,
,
Ik voel het wel , de Mis houdt me d'r bovenop,. 0 ja ^die goeie troost , dat heeele kalmte gaan van de genade : je fmerk 'm als 'een natte vinger over je gezicht , zoo frisch, hij sprenkelt jee vol vochtigheid. Heerlijk dat objectieve om je heel languit aan over te geven : ,,één droppel heilig Bloed ...." — leen ruime zee , waar je recht in springt na leen wam;e nacht adat je maar lag te woelen in je bed : je ben 'een poos van alles af..... En 'honderd 'dingen meer — de Mis houdt mie d'r bovenop waarachtig. ,
Als al deze ongepaste taal , dit in-den-vorm-profaneeren van wat de hoogste eerevorm^en vereischt , geen aanstellerij is , — dan „
,
93 heeft +de schrijver allen aanleg om een zenuwzieke , een godsdienstwaanzinnige tt+e worden. Verder leest ge: Soms ga ik d enken , dat mijn leven al wat uitgebaggerd is — misschien ook wel: er is veel 'dieper in te zien en 't vaart veel beter. Mijn God, als ik zozo vol van jou kon komen als hier van de losse lucht die om is ! Als ik jou in mijn vingers had 'en in mijn voeten! Als 'heet net hz+el+e goten in mie li'e f van bovenaf en onder telen felle regenbui in leen huis buiten. -oip,zals Als ik geen stap dee , of ik raakte weer in jou,. Als ik jou tenminste kreeg met veel vermoeienis : ik zou gaan rennen wat ik koon. Als ;mijn h+eele slappe lichaam bad , mijn 'ellebogen mee, mijn nek , mijn nijdige polsen , alles wat nog koppig aan mc zit. Als ik jou had ien je toch opnieuw kon voelen , vatten, ruiken , proeven , heel afzuigen van de mooie dingen , leven gewone , van de smerige nogwel : mijn kamer-go+edvani ten de straat , het gekke gillen van een jongen en de doeken van een ouwe vrouw 'en 't tobben van een kerel met zijn !paarden — — ik kom weer aan die kant, wat vreeselijk pm uit te glijfen! wou ik daar niet zetten: 't vloeken van !een kerel met zijn paarden? ,
,
,
En van dit Annuarium , waarin geen kleine jongen God, aan „jij" en „jo,u", werden pracht-exemplaren aan Paus-sprektm ten Bisschoppen vereerd! Soms ga ik denken , dat met zijn leven ook zijn brein uitgebaggerd is , en dat het menschielijk verstand met heele goten van bovenaf uit h cm is geloopen. — Hoc komt de jonkman tot al 'dien onzin? Hoe ? — Hoor hem zelf: ,
VAN DEYSSEL hoor je mie ? Voor jou heb ik het allemaal gezegd , voor jou man met dat diep geluid , waar zoo de lucht van gonsde 'en nog door — ik schrok ervan : leen trein die aan kwam zetten in ;dien avoindd , raak langs me heen , de wind vloog recht in mijn gezicht , je lichten brand'den door 'm'n hoofd...... Maar ik ben dol opa jou , verrukte vlieger van teen vent ! gek op' je , gom; te razen wilder
94
idan een hgn'd achter het rijwiel van z'n meester — nog vóór ik je gelezen .had imisschien : i een lie f de die me is gegeven. Merk wiel , dat dit artikel is getiteld : „ JESUS- CHRISTUS ", en dat het 'ko^pvign^et eene dien Naam omstralende Duive voorstelt. Dol .... gek ..... ie-en , hond razend achter die literaire fiets van Van Deyssel..... Zulke eigen-tituleeering ontslaat anderen van den plicht tot beoordeeling en doet mie met diepi mieêlij voor dat arme zwak jongetje 'de pen uit die hand vallen..... -holdige JAC. P. VAN TERM.
ERRATUM. Van het sonniet „Aan den Paus der Encyclieken", geplaatst in de vorige aflevering (blz. 33) lieze men de eerste strofe als volgt: Laag om de Rots zwermt zwaar het vale duister en dooft den !worstelaars bien eên 't gezicht. ,
Van hiern , dire óp de Steenrots recht en richt, straalt gloed in hoogen , vollen middagluister.
^.N flA
„CREDO - PUGNO.” Ter nagedachtenis van Dr. SCHAEPMAN. „ Naar datgene , wat men die rechten an den „ mensch noemt , luisteren die volken genoeg ; dat „ zij nu ook eens acht geven op de rechten „ van God." LEO XIII. Encycl.: „Over den Verlosser ".
Door onze tijden is 'een kreet gevaren , die dreigend opeischt het vermeende recht en 't goed ►des, meesters to►ez►egt aa;n eden knecht , — een kreet , die zweept tot blinden haat de scharen. 't Onschendbaar recht van God schijnt te verjaren: Hem wordt gehoorzaamheid en liefde ontzegd , al rust dat recht op grondslag 'eeuwig-hecht; de nensch durft Heem den oorlog te verklaren ! ... Maar 't lasterwo►ord , dat gifte pijlen werpt naar Grad , heeft weer de wapenen' gescherpt van ons , die voor Zijn Deere en grootheid strijden. Veel machtiger dan kreet van fellen haat zij 'de gee reboete — ►d i►e herstelt ►den smaad, G^o►de-aangedaan — van 't kloek Zijn Naalm belijden: ,
Zr.***
AAN DE MOEDER DER SMARTEN. Nu wil lik gaan Maria's 'droeve gangen. Der Mater Doilorosa in haar leed wijde ik , ten troost , mijn rouw- en liefd'eza,nglen als balsem voor haar zeven wonden. Breed ±moge in haar teedre ziel mijn harptoon dalen! 0 , ko^nde ik 't lange lijden , fel ten wreed, der zoete Smartenmoeder vroom verhalen! Geen weedom evenaart haar smarten-rouw, geen heerlijkheid haar smarten -zegepralen.
Als ik op al uw droethei^dswegen trouw U , Moeder, volg , uw schreden poog te drukken, dan zie ik , nat van uwen tranendauw,
de rooide rozen bloeien , die verrukken door edlen geur, door hoogyen lijdensgloed. En al adie passiero^zen zal ik plukken en leggen ze aan uws lieven Zonen voet. Zijn smart en kruis stond immer voor Zijne oogen; maar 't lijlden.sw!ee der lieve Moeder-zoet
,
zou 't snerpende dier pijnen 't meest ve rh doge n . Och , 't rnedeschrPeilen om Maria's smart zal bloed en zweet van 's Heeren aanschijn drogen en troosten Zijn met dooms omwonden hart. Zr.***
TELEPATHISCHE
(^`
^y VERSCHIJNINGEN. ** NO. I.** In het verledene zo,oiwiel als tegenwoordig heeft men dikwijls gesproken van voorgevoelens , van verschijningen , dire t o e k o ms t i g e gebbeudenissen aankondigden of gebeurtenissen, die op het o'og^enblik idea verschijning o p g r o o t le n a f s t a n d plaats vonden , en dien mien idaarom den naam van telepathische ver -schijnge gegeven heeft. Vooral in Engeland heeft men ier zich met ijver op toegelegd feiten ie verzamelen 'en uit te Ieggen. Met Edit doel heeft zich eense vereieniging gevormd , welke onder hare leden de voornaamste geleerden telt 'en in in een 'eigenorgaan : „Pro'ce edings of the Society for psychical research", den uitslag van haar on;d; rzo'ekingen heeft neergelegd. Sedert leenige jaren 'echter is ide aandacht 'der geleerden opgewekt , en 'meerdere feiten , gelijk aan die , welke men met ver verwierp , zijn op wetenschappelijke wijze gestaafd. -achting In 't algemeen werden ideze verhalen voor fabelen aangezien. In 1888 we rd te Londen eyenie uitgebreide verzameling 'dezer vers-chij'ning ien i n twee bote'kdie'el'en van 573 en 733 bladzijden 'door Gurney, Myers en Po ►dm'o re bij' Trubnter en Co. onder ;den titel van ,,Phantasms of the living" uitgegeven *)• De lange -en moeitevolle arbeid dezer mannen , adie best ond in hier verzamelen van feiten , het staven van deze door bbetrou,wbar'e getuigenissen , het vaststellen van datum , uur en ;plaats 'door officiëel'e bescheiden is niet vruchteloos gew►e'est ien gunt ons leien nieuwen blik Ppr het geheim van het ander lieven. 'Om nu ordelijk voort te gaan , zullen w$e 'eerst •e'enige feiten verhalen , daarna iets eggen oever ede verschillende stelsels om die feiten uit te leggen , en 'eindelijk het 'eenig logisch besluit uit die feiten afleiden. ,
,
*) Zie ook het artikel van J. Bessm'er : „ Gedank'enubertraguing " in „ Stimmen aus Maria-Laac,h ", 28 Mei 1902 , blz. 503 vv.
98
DE FEITEN Teneinde theologische tegenspraa'k te vermijden , hebben Gurney, Myers. en Pood^more vooral verschijningen van levende personen verzamnmmekl: „Phantasms of the living", maar in een groot getal hunner eerhallen vinden wij de aankondiging van den dood van een bloedverwant , van leen vri end. Mevr. Stone van Edinburg zie i leien spoorweg en den stoom, die uit 'de locomotief ontsnapt , vervolgens haren broeder met ge-sloten oogen op den grond uitgestrekt , terwijl fde nachine zich dicht bij zijn hoofd bevindt. „Zij zal hem treffen ", ro ept de dame vol angst uit. „Ziek-er", antwoordt iemand , en zij ziet haren broeder bewusteloos , zijne oogen rolpen in hunne kassen ; vervolgens verdwijnt de verschijning. — Men won zoo spoedig mogelijk inlichtingen in en vernam inderdaad , dar die broader dezer dame door leen trein verpletterd was. Men vernam zelfs , dat de machine een nieuwen vorm had , zooals die idám:e het in de verschijning ,
had gezien.
Elenie ,andere dame vernam 1door Beene dergelijke verschijning dien dood van haren zoon. „Hij is dien vorigen nacht verdronken , toer. hij zich aan b^oo,td begaf. Hij is uitgegleden , ik heb hem gezien , ik heb heem hooirenrotepen : „och , moeder!" " — D^e verschijning aan deze dame een het officiëel rapport komen, Wat oorzaak -en idatum van het noodlottig voorval betreft , volkomen met 'elkaar overeen. Eeene buitengewone verschijning had Elisabeth Broughton in Juli 1842. 's Nachts ontwaakt zij verschrikt , riep na ee►enige oogen blikken haren e chtgenoot (en ziei^d'e hem : „Iets vréeselijks is in Frankrijk gebeurd ! Ik zag het zozo leven , niet in alen droom , maar ik was volmaakt wakker." Zij had eren verbrijzeld rijtuig gezien , ieene 'menigte toesnellend naar de plaats van liet ongeluk, een persoon op -eten beeld neergelegd. Zijn gelaat was niet bedekt, Zij had 'den hertog van Orleans herkend. Vervolgens had zij verschillende personen gezien , die achtereenvolgens 'dit :5 ed nader dien ; verschillende leden van het koninklijk huis , de koningin, vervolgens den koning , alleen in stilte , allen w'eerieild , wakend bij den stervenden hertog. Zij zaag ook een geneesheer, dien zij aanvankelijk niet kon kennen , 1me heet horloge in ede Bene hand en met de andere 'dien pio-ls van dien zieke beiastende. Vervolgens ,
,
,
,
,
99
v^erdw:een het to,onieel. — Toen (de dag aangebroken was , schreef zij in haar dagboek , wat zij gezien had. Het was vóór die toepassing van idee telegraaf , en leerst na twie e +dagen kondigde die „Timies" dien dood van den hertog van Orleans aan. Vervolgiens ondernam deze dame eiene reis naar Parijs , om de plaats van adie ramp; te bezoeken , herkende ze en verkreeg aldus eens nieuwe staving van hare indrukken. Ziehier leen ander feit , door de Engelsche geleerden aangehaald : In ede maand September 1857 verirok kapitein Wheatcroft naar Indië , om zich naar zijn l-egerkio rps te begeven. Zijne vrouw bleef te Cambridge , in Engeland. In dien nacht van dien 14d en „opa den 15d'en November, tegen den morgen , droomde zij , dat zij haren echtgenoot angstig !en lijdend zag , ;en ontwaakte hevig verschrikt. Het was bij helderen maneschijn. Terwijl zij hare o^ogen opende , zag mevrouw Wheatcroft haren man rechtop ter zijde van het bied , in uniform , de handen saamg►evouwen op adie borst, de haren in wanorde, heet gelaat bleek, den mond sairnengep'erst. Zijg zag hem met al de bijzonderheden zijner kleediing zoo duidelijk , als zij hem gedurende zijn lieven gekend had; zij bemerkte zelfs , dat zijne kleed+eren niet meet bloed bevlekt waren , maar dat zijn lichaam voorover heide met eene uit'drukking van smart. De verschijning duurde ongev eer e rye minuut ,en verdween toen. — De 'eerste gedachte van mevrouw Wheat,croft was : na te gaan , of zij goed wakker was. Bien volgenden 'morgen verhaalde zij alles aan hare moeder en gaf de verzekering, dat haar echtgenoot ged ood of gevaarlijk gewond moest zijn. In ,die maand December kondigde e en telegram dien dood van dien kapitein op )den 15iden November voor Luknow aan. Men deed nasporingen bij het Ministerie van Oorlog , om zich te vergewissen , of de kapitein inderdaad delen 15dien in plaats van dien 14den , den datum dier vers c h i jning , gestorven was. Aan het departement bevestigde mien den datum van den 15den. Maar in ,die maand Maart daarop volgende kwam leen dier makkers van den kapitein te Londen terug en verklaarde , dat die gesneuvelde aan ,z'ijnie zijde gevallen was ;opt dien 141den 'en niet op den 15d'en , , en dat het kruis pop zijn graf geplant dien datum' van dien 14den droeg. Aldus, was idle verschijning eeenie nauwkeuriger kennisgeving geweest dan het officië'el stuk. Het zijn echter niet all een vrouwen of kinderen , die deze vier,
,
,
,
,
,
100
schijningen ondervinden ; neen , ook mannen met vast karakter, uitstekende officieren hebben dusdanige mededelingen ontvangen. Frederik Wingfield schreef van Blellie-Isle-en-Mer den 20 Decembier 1883: „Ik woord terecht beschuldigd van +een overdreven scepticisme met betrekking tot datgene , wat ik niet uitleggen kan. Intussch+en geef ik u adie stelligste verzekering, dat alles , wat ik ga verhalen , het nauwkeurig verslag is van hetgeen is vo^orgevallen. In den nacht van +den 25sten Maart 1880 ging ik te ruste, na volgens gewoonte lang gel^ezien re hebben. Ik droomde , !dat ik o+p mijne' sofa lag uitgestrekt en las , toen ik , die oogen opheffende , duidelijk mijn broeder Richard Wingfield Bakier naast mij op. leen stoel zag zitten. Ik ddroomde , +dat ik tot hem sprak, maar dat hij alleen he hoofd neigde tien teeken van antwoord, vervolgens opstond en .de kameer verliet. — Toen ik wakker weid, bevond ik , ;dat ik met 'een violet op! den grond naast mijn bed stond , en dat ik beproefde te spreken. De indruk , dat hij waar aanwezig was , was zoo sterk , en her toonelel, dat ik ge--lijk droomd had , zoo levendig , dat ik de kamer verliet om mijn broeder i n het salon te zoeken. Ik onderzocht den stoel , waarop ik hem had zien zitten ; ik kwam naar mijn bied terug , een poogde wederom in te slapen. ,,Lang was mij- dit onmogelijk. Den volgenden morgen was de indruk van mijn droom zoo levendig als ooit , en ik kan er bij egen , dat hij tot pp dit uur 'even sterk 'en klaar gebleven is.-vo Gedreven door het voorgevoel van -eten dreigend ongeluk , teekende i k 'deze verschijning in mijn 'dagboek aan en voegde er deze woorden bij : „Dat Gold het verhoede !" Drie dagen -daarna ver ik , dat mijn broeder Richard Donderdagavond den 25sten-nam Maart om 81/2 uur gestorven was ten gevolge van vreeselijke verwondingen , die hij bij den val van -eten 'paard had opgedaan. Ik had in dien laatsten tijd geen tijding van hem ontvangen , en ik wist , dat hij gezond ten :een goed ruiter was. Ik geef er mijn eerewo,ord op , dat 'de zaak zich heeft toegedragen , zooals ik u, verhaal." Het dagboek van +den heler Win.gfi'eld bevat inderdaad deze aant+eek'enin,g : ,,Verschijning , in den nacht van Donderdag 25 Maart 1880 , R. W. B. , dat Gold het verho'e'de !" De letters R. W. B. zijn 'de beginletters van idle namen zijns broeders : Richard Wingfield Baker. ,
,
,
101 Een ander feit: In 1855 , gedurende dien IKrirm-oorlog , had kapitein 0. F. Colt, wiens broeder Olivier hiet beleg van Sebasto^p+ol medemaakte , deze verschijning : „In den nacht van den 8sten September ," zegt hij, „werd ,ik plotseling opgeschrikt , en ik zag tegenover mij , bij het venster, mijn bnoeder pop adie 'knieën. Ik dacht eerst aan eene zinsbegoocheling , veroorzaakt door eden !maneschijn , maar ik zag mijn broeder opnieuw mij meet 'eren liefdevol , treurig en smeekend oog aanzien. Ik stond op , om aan het venster te zien . Geen maneschijn ; het was donker, yen 'de regen sloeg met kracht tegen die ruiten. Mij alsdan omk'eeren'd'e , zag ik nog steeds mijn armen broeder Olivier smet treurig yen smeieken^d uiterlijk , en voor het ,eerst zag ik na olp zijn hoofd aan de rechtser slaap eeene wonde, waaruit leen stroom bloed gudste. Zijn gelaat was bleek als was; 't is een'e verschijning , die ik nooit vergeten zal." Veertien dagen latter bevestigden nieuwstijdingen uit de Krim het gezicht van dien kapitein. Olivier Colt was bij dien aanval op dde verdieldigingsw^erk^en gedood , en 36 uren later had men hem gevonden , op de knieën 'doorgezakt te midden van een hoop andere lijken. Het vo^lgiend` verhaal k evert ons 'de schildering van een voorval, op nog grooteren afstand bekend gemaakt , nl. van Engeland naar Hin'dóstan. Die luitenant-kolon el Jon ges heeft - het aldus verteld en .
,
te boek gesteld:
In 1845 was ik met mijn regiment te Moulmein , in Birma. Den 24sten Maart was ;i k blij een vriend ten (eten genofoidigd , -en toen wij na hiet 'eten onder 'de veranda over eenige plaatselijke aangelegenheden kleuvel'dien , zag ik eiensklaps duidelijk voor mij een geopend graf ; 'een'e mijner zusters , bij mijne familie achtergeblevven , lag erin , schijnbaar 'dood. Bij dit gezicht hield ik opt met spreken ; ieder zag 'mij met verwondering aan 'en vroeg mij , wat m'ij, scheelde. Ik verhaalde hun de zaak als eene zinshegoocheling zonder waardje , 'en h n'en hechtte ier weinig belang aan. Na het eten keerde k naar huis terug met een oud-officier, generaal'majoor Briggs. Hij kwam op het gebeurde terug 'en vroeg mij, of ik 'eenig b ericht van eren ziiekte mijner zuster bekomen had'. „Ne'en ," antwoordde ik hem , „ik heb in geen drie maanden biericht van ;nLijn'e familie ontvangen." De generaal ried' mij aan, nota te nemen van het geval , }daar hij k ennis droeg van meerdere der,
,
102 gelijke feiten. Ik ded het en toon Je he de aanteekening , die ik in mijn aanteek^enb,oiekj e schreef met den datum en ede maand. — Den 171dien der volgende maand ontving ik van mijne familie een brief , ►die mij eden 'dood mijner zuster berichtte. Het sterfgeval was voorgekomen op dienzelfdien 'dag : den 2^tst: n Maart 1845. Overste Jones verzekert nooit iets anders van dezen aard ondervonden tie hebben. Eense zieier: merkwaardige verschijning had plaats op 100 mijlen afstand van ;die iplaats , waar het feit zelf vo -orvi ^el. Heet verhaal werd geschreven door miss Catharina Weld , tdie met haren vader getuige 'd er . verschijning was. „ Philitp Weld was 'die jongste zoon van James Weld , sen die nleief van kardinaal Weld. In 1812 werd hij door zijn vader naar h et Sint-E'dmun'd College bij Ware gezonden , om er zijne opleiding te gen:'eten. Den 16den April 1815 gingen op een vrijen !dag Heienige leerlingen een roeitochtje op de Ware maken. Philip had juist e jaarlijkschie retraite geëindigd en 's morgens dc H. Communie ontvangen. 's Namirddags b e gaf hij zich , vergezeld van 'eienige mied^elle rlingien en van een zijner meesters , naar 'de boot. Bij het teelden voor dien terugtocht vroeg Philip leen ro-eiriem om heet schuitje te helpen 'draaien , maar hierbij had hij het ongeluk in heet water te valben op eene plaats , waar 'de rivier diep was, en nileteg^enstaande alle pogingen , welk; werden aangewend o m hieim te redden , verdronk hij. Zijn lijk werd naar hei College ,gevoerd. De Z;'er°cerw. heer dr. Cox , directeur iT.an he gesticht, werd bij het v'ern'em^en van hoc( ongeluk diep getroffen , want hij hield veel van den jongen Philip; , en hij gevoelde , hole vreeselijk de tijding van zijn 'dood voor de familie zijn moest. Hoye haar 'deze aankondigen ? Na (er lang ov er nagedacht te hebben, besloot hij zelf naar 'dien Meer Weld ie gaan , die bij Southampton woonde. — Hij kwam ier dien volgenden dag aan. Op( 'eenigen afstand van 'die woning van Weld ziet hij d;ez'en hem te gemoet komen. Hij stapf^ie uit het rijtuig en wilde hem toespreken , maar Weld voorkomt heem , zeggende : ,,Het is nutteloos mij iets te vierbergen , ik weet , adat Philip dood is !" — „Ho'e dat ? — „Zie hernam 'die heler Weld , „gister;enavon'd wandelde ik mei-hier," mijne dochter Catharina , toen ik 'e'enskla'ps mijn zoon gezien heb. Hij' wandelde aan 'den tegen o vvergestelden kant in het gezelschap van twee !personen , van welke de eense in zwart.; toga gekleed ,
,
„
,
,
,
,
was. Mijne dochter bemerkte hiem het !eerst en riep+ uit : ,,Oh, papa , hebt gij !ooit iemand gezx en , die zoo op Philip gelijkt ?" ,
„ G e 1 ij k t op Philip ?" antwoordde ik , „wel , hij is het." Wij wendden ons naar d drie p erson en. Philip zag meet een van geluk stralend gelaat jden jongen in toga gekleeden man aan , die hem vergezelde. Plotseling verdween ede geheele verschijning, en ik zag niets meer dan :den boer, wiens tegenwoordigheid ik reeds gemerkt had. Om mijne vrouw niet te verschrikken , sprak ik niet van deze verschijning. Dien volgendien dag verwachtte ik den postbode met angstig ongeduld. Tot mijne groove vreugde werd mij geen brief biezorgd. Mijne vrees verdween , en ik dacht niet meer aan deze zonderlinge verschij;ving , tot op het oogenblik , waarop ik u bij den ingang van het kasteel heb ontwaard. Toen rezen allee gedachten Weer in mij ;op , en ik ben overtuigd , dat gij mij den dood van mijn dierbaar kind komt aankondigen !" Men kan zich de verbazing van dr. Cox bij deze waordien voor Hij vroeg aan dien heer Wield , of hij soms vroeger reeds-steln. dien jongen 'man in zwarte toga gezien hard. „Nooit heb ik hem gezien ," antwoordde mijn vader, „maar zijne trekken zijn zoo goed in mijn geheugen bewaard , dat ik hem z ; k er zou herkennen , als ik hem waar dan ook ontmoette." „D r. Cox verhaalde 'dan aan mijn vader al idle omstandigheden van 'den 'dood zijns zoons. Het ongeluk had plaats gehad juist ,op het oogenblik , dat Philip ons verschenen was. Wij gevoel den een groot'en troost 'bij 'de gedachte aan het vroolijk uiterlijk van Philip , adat -mijn vader had opgemerkt. Het scheen ons een teek'en te zijn van zijn 'eeuwig geluk. ,,W'el'd' 'begaf zich naar de begrafenis van zijn zoon , 'en bij het verlaten ader kerk onderzocht hij , of iemand der tegenwoordige geestelijken op den jongen man geleek , dien hij bij Philip gezien had , maar geen hunner had eenige gelijkenis met hiem. „Vier maanden later ging d' heer Weld zijnen broeder Georges Weld te Seagram Hall (Lancashire) bezoeken. Eensdaags begaf hij zich met zijne dochter Catharina naar het naburig dorp Chipping, en na eden kerkelijken 'dienst bijgewoond te hebben , vroeg hij om den priester iie mogen spreken adie met het bedienen van deze kerk was belast. Hij molest 'eenigen tijd in de spreekkamer wachten , en beschouwde in ussch en de schilderijen , 'die dien muur versierden. Plotseling blijft hij voor +een'e schilderij staan en roept ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
104 uit: ,,Ziedaar diengenie , 'dien ik m^; t Philip gezien heb ! Ik weet niet , wipe op d►ezie schilderij is voorgesteld , maar ik weet zeker, dat ►deze 'de g►eziel van mijn zoon is." Die priester trad weldra binnen en zeidd^e heem , dat heet de beeltenis was van d-en heiligen Stanislas Kostka , 'en , voegde hij ter bij , men houdt haar voor zeer gelijkend. „De heer Weld werd levendig getroffen bij deze woorden , want hij wist , adat ►de H. Stanislas zeer jong in de ;orde der Jesuï'et'en gestorven was , en +dat zijn zoon voor heem 'eene bijzondere godsvrucht had. Die priester bood onmiddellijk deze schilderij aan mijnen vader ten geschien'k► e ; ► deze aanvaardde zie met eerie groote vereering , yen behield 'ze tot aan zijn !d^o,o^d." Voegen wij hierbij , 'dat 'men miss Catharina Wield iro)eg , of zij ook andere verschijningen van deze soort had gehad , en idat zij antwoordde , dat 'dit vo lstrekt dde eenige was , die zij ooit ondervonden had. Bemerken wij nog 'deze bijzonderheid : hier is het niet de zinsbbego►och'eling van een 'droom , die ceen feit komt aankondigen , dat op verren afstand' heeft plaats gehad. Neen , op den vollen dag, op ielen ' poppenbaren wieg, zijn twee personen te gelijk de getuigen van leen►e zelfde verschijning. Een ander verhaal stelt eene telepathische meededeeling voor in twee i. 'erschill► e n'd'e st► e'dien tegelijk. op' leen tnorgen ontwaakt 'die Meer M. verschrikt , richt zich op in zijn beeld en is , hoewel geheel ontwaakt , onder een diepen indruk. Hij *z:'et zich in tegenwoordigheid van zijnen broeder, die verre vandaar `woont. Zijn broeder groet hielm en zegt : „Ik ga sterven , b'eschik over mijne go^e'deren op :de volgende wijze ," en liegt helm uit , hoe zijne goederen moeten worden verdeeld. Het gezicht verdween maar bleef gegrift in den geest van dien heer M. , 'die' het gezicht aan zijne vrouw medredde'elde. Weinige uren daarna meldde ;een telegram hem 'dien dood van zijn broeder, adie op het oogenblik zelf 'der verschijning had plaats gehad. De heer M. vertrok vervolgens , om zijne zaken te regelen. Opp reis ontmoet hij 7jn anderen broeder, 1d: e onmiddellijk het woord tot helm richt : „D'ez en morgen ," zegt hij' , ,,b'en ik buitengewoon ontstel'd' geweest ; het scheen , alsof ik in uwe kamer was , onze broeder was 'er met ons , een zrei►de ons : „ik ga sterven , beschik over mijne goederen op^ ^de volgende wijze....." " En deze be-
-
,
,
,
,
105 schikkingen waren dezelfde , 'die hij aan den eersten gegeven had. Gekomen .opa de plaats van hiel overlijden , ontvingen de twee broeders van 'hunne familie m'ede deeling , dat , eenige minuten voor zijn sterven , de heer M. ceenigen tijd hal liggen praten over de v^erdeelimg zijner goederen, alsof hij zich met Benig; personen had onderhouden. Aldus werd door geen dubbele tele.p a ihisch e miededieeling alle oorzaak van twist voorkomen. Een verhaal van geheel bijzonderen aard is het volgende: Een jonge Pool van de Russische Marine bevond zich bij zijn,e fa^miliiee tie Paul owsk , niet ver van St.-Petersburg, toen hij . bevel ontving zich aan boord tel begeven. Toen hij van de zijnen afscheid nam , beval hij zich in 't bijzonder aan zijne geliefde zuster en ver zo cht haar aan heem ire blijven denken , zeggende , dat (dit aandenken hem geluk zou aanbrengen. Eense maand later, tegen acht uur 's avonds , viel deze j onge vrouw in bezwijming. Toen zij weer bij kennis kwaim , verhaalde zij , dat zij zich had voelen overbrengen te midden van e en storm , dat zij haar broeder had zien worstelen tegen de golven met wanhopige pogingen , ;en dat zij haren broeder terecht had zien konen tegen leene rots , w ;elke zijn hoofd tot bloiedens verwondde. — Den volgend-en dag ontving mien leen telegram van den jeugdigen zeeman in deze vo^or^dien : „Ik leef , (ik dank mijne zuster, zij zal mij weldra wieder. zi^en." Men begreep eerst ede reden :d ez.er tijding niet , maar den volglendlen 'dag vernam mien uit die 'dagbladen , dat heet schip, waarop idee jeugdige • Pool zich bevond , bij heet eiland Aland vergaan was. Bij zijn terugkeer verhaal-de 'de jonge man , dat, na het o^ogenbiik der schipbreuk , toen hij 'de kracht niet meet had om tegen adie golven te worstelen , hij eene witte verschijning hem te hulp had zien komlen, in welke hij zijn(e zuster herkend had. Deze had hem in eien.e onbekende richting geleid tot opp het o^oggenblik , dat hij e en!e hevige hoofdpijn gevoelde 'en in onmacht viel. Zijn hoofd was gewond , maar hij werd opgenom en en geholp^endoor viss'chers. Zoo werd hij gered ,. hij alleen van d e g► e he ele bemanning. Ten slotte nog een verhaal uit het leven van Ben e'dictus Jos+ephus Labre. Deze gelukzalige stierf te Rome den 16 April 1783 en is iepen .dier heiligen , die die Voorzienigheid met onomstootbaar zekere wonderen verheerlijkt heeft. Deze heilige nu, ging dikwijls d,e ,
,
-
,
,
-
,
„
,
,
-
,
,
,
,
,
,
106
Santa Casa *) van Loreto be zoeken en genoot dan de gastvrij aldaar van Gaudenzio Sora en :diens echtgenoote. (iedu--heid rende +de Vasten van 1783 , toen ide ouders over Benedictus s praken en den tijd zagen naderen , waarop hij gewoonlijk naar Loreto kwalm , zeide hun kleinte Joseph , 5 jaar +en 4 maanden oud: „Bene'dict komt -niet , Benedict sterft." Dikwijls herhaalde de kleine deze woorden. Ondervraagd , op, welke wijze hij dit wist , antwoordde hij : „het hart zegt het mij." Op Witten Donderdag zieide vrouw S,ora : „Heden moet Beenedict komen ; ik zal de kleine kameer voor hem gereed maken." — Alsdan sprak de kleine Joseph : „ik heb u reeds gezegd , dat Benedict niet komt ; hij is naar het Paradijs gegaan." — In+derdaad was daags te voren 'S avonds Benedictus Labre gestorven. ,
P. BUISSINK , ppr.
Marche (Belg. Luxielmb.)
*) Zie over de Santa Casa het opmerkenswaardig artikel van A. W. van Besouw in de Juli-Augustus-aflevering van „ De Katholiek ", 1902.
It
n HET CELIBAAT.
Eienigen tijd geleden had „Bie Heraut" beweerd , dat de hoogideale opvatting van onthouding yen maagdelijkheid in de middel diep zedenbederf had gevoerd. „Men dweepte met-leuwnto de Maagd Maria -- zoo, schreef het blad letterlijk — men ver onthouding van heiligen en -martelaren; men zocht in-hiefd kloostercel en priesterstand hun kuischh ei^d na te volgen. En het gevolg was juist, dat door deze onthouding van h ie t h u w e 1 ij k *) ^de verregaandste zedeloosheid zich openbaarde -en de kloosters holen werden van ontucht. De ordinantie Gods kan niet straffeloos worden overtreden." In leen klein +dagblad-artikeltje , getiteld „Krenkend ", kwalificeerden wij die woorden als laster ten krenkende heleiediging; laster om adie algemeenheid der beschuldiging , krenkende beleediging, omdat +die beschuldiging zijdelings ook adie Kerk van heden treft.
,
,
,
*) Wij: spatiëeren. — F. A. M.
107
Hierop heeft „Lie Heraut" van 1 Maart een vrij uitvoerig ant woord gegeven. Wijl echter ideze kwestie minder geschikt is om in Been dagblad behandeld te word en , hebben wij de gastvrijheid van dit maandschrift ingeroiepn , waar onze repliek beter op haar plaats is. In antwoo rd op voornoemd artikeltje „Krienk , end" schreef „I^e H-eraut" o. a. het. volgende: Het komt ons voor, dat de heer Maaier, eenmaal het strij+dros bestegen hebbende, in wilde vaart zijn tegenstander voorbijrent en slagen uitdeelt , die alleen de lucht treffen. Over de geestelijkheid en 'de kloosters in onze dagen is ^door ons niet gesproken. Met nadruk schreven we: „Tot wat 'diep zedelijk bieden f juist deze hoog-ideale opvatting i n die M i ld d ie 1 ie ie u 'w ie n geleid heeft , behoeft hier niet uiteen te wiorden gezet." Dc vraag is dus alleen , of de heer Maaier ierkent , wat alle onpartijdige geschiedschrijvers , ook de Roomsche , toestemmen : dat tegen het einde der Middeleeuwen èn bij .dc geestelijken èn in de kloosters een verre zedeloosheid zich geopenbaard he-eft. Alleen indien-gan^de dit f e i i onjuist is , kan er van lastering en kr; nkendie belleediging sprake zijn. Nu heeft zeker niemand scherper dan Pietru,s Dam'iani over dit bederf van kloosters en geestelijken in zijn dagen het vonnis geveld. En hetrus Damiani was .een onverdacht Roomsche. Indien de heer Maaier er prijs op stelt uit Da'm'iani en andere Roomsche schrijvers uit later tijd het oordeel te vernemen over den toestand ieler Kerk vóór de Reformatie , dan zijn wij bereid nader bewijs te leveren. ,
,
De geachte schrijver stelt hier den staat der kwestie v;; rkeerd vo or. Neen , de vraag is niet , toef wij al of niet het f e i t erkennen, dat , hetzij in het begin , hetzij aan het einde der Middeleeuwen in verschillende kloosters zieed^eloosh eid heeft geheerscht. Dit f e i t werd 'door ons niet ontkend , maar onze kwalificatie van laster en bielieeediging gold vooreerst de o v e r d r ij v i n g van liet feit -en vervolgens de valsche c o n c 1 u s i le , ldie ier uit werd getrokken; want heet is eenvoudig laster, :dat in de Middeleeuwen d kloosters holen waren van ontucht. Men 'dienkie slechts aan de kloostters van Lotharingen en Bourgon'dië sedert die 10e eeuw. Juist die kloosters , 'en zoovele andere met hen , weerden de brand,
,
,
,
108
punten van het godsdienstig leven. Doch niet alleen de overdrijving van het feit , ook de conclusie , als zoude het c e 1 i b a a t oorzaak zijn van idee zed:elooshiejld , die gedurende de -elfde eeuw
ido or Petrus Da^mianus werd bestreden , en tegen het einde der middeleeuwen , vlak vóór idle Reformatie , zulke vreeselijke ver woestingen aanrichtte , n^om►d►en wij laster en beleeldiging. Dat de schrijver onze grief wiel degelijk heeft gevoeld en begrepen, blijkt genoegzaam uit de woorden , die hij volgen laat: ,
„Die heer Maaiier wil het echter blijkbaar over een anderen boeg 'wenden. Het feit van ide verregaande zedeloosheid vóór 'de Reformatie wordt niet rechtstreeks door hem ontkienid. Maar hij acht hi: c b le°digend , dat diezie zedeloo sheid wordt afgeleid uit ede „huwletijksonthouding", die de Roomseh^e Kerk aan haar geestelijkheid oplegt. Dat wij in die zede loosheid leien oordeel zagen over de „schending van Gods o-ridinantiie", was 'de bittere d ruippiel , -die den beker overlo^o^pen deed. Be, vraag 'dient dus beantwoord , of de onthouding , gelijk de Rololm seh'e Kerk dire leert , in strijd is met de ordi nantie Gods en of zij aanleiding tot onzedelijkheid geven kan. Nu, weet -die heer Maaier zeer goed , dat door Protestanten nooit gezegd is , dat het huwelijk ie -en geboJ is dat voor ieder mensch pers- oonlijk geldt , zoodat wie niet trouwt, 'k'waad doet. Zelfs wordt volmondig toegegeven , dat ier omstandigheden kunnen zijn , waarin -die ongehuwde staat te verkiezen is boven dien gehuwden staat. Indi en iemand de gave der onthouding heeft en niet huwt , om zich te beter ,aan dien dienst dies Heeren te wijden , dan doet hij daar ,mede .een verdienstelijk werk. Aan den lo.f, dien die heer Maaier toezwaait aan :de breeede rij van mannen en vrouwen, die in de Roomsche Kerk zich vrijwillig van het huwelijk onthouden hebben , om in 'den dienst der barmhartigheid, dier wetenschap of ider zending , Glad te kunnen dienen, doen wij dan ook niets te kort. Het woord van Christus, dat ier zijn die zich gesneden hebben om het koninkrijk d-er hemelen , en het woord van Paulus , adat wile niet trouwt, zich alleen bekommeren kan om de idingen des Heeren, geldt van deze mannen en vrouwen ten volle. -
-
,
De geachte schrijver verwringt hier opnieuw dien status qua'estio!nis. Nieten , ede vraag is niet , of het celibaat a a n 1 e i d i n g kan ,
109
zijn to onze delij kheid. Ied!er gebod en iedere verplichting , de heiligste ni►et uitgezonderd , kan aanleiding zijn tot overtreding ; ►de vraag is alleen , of de zedeloosheid , die tijdens de Middeleeuwen in verschillende kloosters en in adie rijen der geestelijkheid zich openbaarde , het noodzakelijk gevolg was van het celibaat ; of het celibaat al dan niet leen schennis is van Gods ordinantie , ;en wiel -een schennis , die zulke straf noodzakelijk na zich sleept. Dit werd door den schrijver beweerd en dit werd door ons een krenkende beleediging geacht , omdat 'de Katholieke Kerk ook nu nog heet celibaat even hoog houdt als weleer, omdat ook nu nog onafzienbare rijten van mannen en vrouwen zich door gelofte tot eeuwigdurende zuiverheid verplichten. Weliswaar beweert de schrijver thans , dat hij niet sprak over cde geestelijkheid en de kloosters onzer dagen en brengt hij met ons hulde aan een breede rij van mannen en vrouwen , die zich om verheven doeleinden van het huwelijk hebben onthouden, maar onmiddellijk hierop wordt de beschuldiging van schennis teener ordin anti e Cods zoo positief mogelijk herhaald fen leven klaar tegenwoordige geest elijkh eid ten kloosters toege--blijkeopd past. Onmiddellijk na adie straks aangehaalde regelen schrijft hij: ,
.
,
Maar wel treedt de „schending van Gods ordinantie" in, wanneer heet celibaat voor het geheele leven verplichtend wordt gesteld voor heel een kring van personen. Ook de Roomsche Kerk i erkent , adat het celibaat van de priesters geen rechtstreeksch goddelijk gebod , maar een instelling van de Kerk is. In de Schrift is van deze „verp lichte huwelijks,
onthouding" geen sprake. integendeeI , de Apostel Paulus zegt nadrukkelijk , idat het beter is te trouwen dan te branden. Wie de gave der onthouding niet bLzit , heeft dus wel degelijk !een roeping van Godswege om in liet huwe te treden. Doet hij het niet , dan stelt hij zich-zelf bloot-lijk aan het gevaar van in ergerlijke zonde te vallen. Die heer Maaier zal ,ons toestemmen , dat noch de priesters noch de monniken noch die nonnen bij het afleggen van ►de gelofte der kuis chh;ei► d met zekerheid kunnen weten, of ide „gave ader onthouding" hun voor hun geheele leven geschonken is. De bi^ogra^pihi^eën zelfs van zeer heilige personen toonen , hoe plotseling op later leeftijd de worsteling smet dden zondigen lust opkomen kan. Toch dwingt die Roomsch^e Kerk hen dan 'ongehuwd te blijven leven. De gelofte wordt vrijwillig afgelegd; maar als zij is afgelegd , dan kan ,
,
110
zij nilet meer teniet worden gedaan. Ze geldt heel liet leven lang. En juist daardoor brengt cie Roomsch!e Klerk haar geestelijkheid in leien zeer bange verzoeking en gaat ze naar ooinzie overtuiging in tegen ►die ordinantie Gods. Mien vraagt zich af , hose 'dit te rijmen is met schrijver's bewering , dat hij niet van idle hie^d:endaagsche geestelijkheid en kloosters had gesproken. Beschul digt hij hier nilet !duidelijk de tegen-
woordige Kerk? Gelukkig -echter wordt die beschuldiging door den geachten schrijver zelven te niet gedaan. Zijn sterkste argument voor de bewering , dat het celibaat telen schending is van Gods ordinan e , werpt hij zelf omver. Hij grondde zijne stelling immers voor--ti namelijk , zoo niet uitsluitend , op de ze^cleloosh eid , die volgens heem adie verplichte onthouding in de Middel eeuwen ten g evolge had ? Maar hij erkent, adat (dile onthouding thans die gevolgen n i e t heeft en ze ook vroeger lang nie t algem een g : h a d heeft. Maar als heet waar is , idat dez!elfde oorzaken diezelfde gevolgen hebben, en als het even waar is , dat men thans bij heen , die het celibaat beoefenen , niet meer diezelfde zedeIoo sheeid aantreft als voorheen en ze ook vroeger lang nilet algemeen aantrof , is het dan niet leven duidelijk als ede -dag , dat die zedeloosheid in de Middeleeuwen geheel andere oorzak.en i moet gehad hebben dan het celibaat ? Indderdaad behoeft men niet veel histo rilekennis , om in de geschiedenis de proef ;op idee som te vinden. De geschiedenis leert , adat ede zedelo'osh'eid , die men helaas in de heiligste sta heeft aanschouwd , allies behalve den toeleg om de kuisch--tien h eid ader heiligen na te volgen ten l oorzaak had. In de 10e en 11 e eeuw was ede voornaamste oorzaak (die inmenging van de werel'dlijk'e !macht in geestelijke aangelegenheden , waardoor vaak +mienschien zonder roeping het heiligdom binnendrongen of werden binnengedrongen. Wat kon mien van 'die huurlingen ver'wachten ? Die tijden van Gregorius VII geven ons hiervan een duidelijk beeld. Aan heet 'einde 'der Middeleeuwen was de groote oorzaak +de herleving dier hiei^dienschee 'denkbeelden met hun nood nasleep van wuftheid yen ziedebederf. Hun invloed bleef-lotigen echter niet beperkt tot geen gedeelte 'der kloosters en der geestelijkhiei'd , maar drong tot alle stangen 'dier maatschappij door. De band des huwelijks werd al vaak ievenmin ontzien als die der gelofte. Hebzucht , veerzucht , zinnelijkheid , waardoor men streefde ,
,
,
,
,
,
,
,
,
naar eer 'en voordeel aan dien geestelijken staat verbonden , zonder te 'denken aan de verplichtingen , ziedaar die oorzaken waar celibaat voor zoovel-en een klip werd , waarop de-d'orhet kuis chh'eid schipbreuk l►eield. Niet omdat men (er naar streelde de kuischh^ei^d 'dier heiligen na te volgen, maar juist wijl men dit verz ,i'mid^e. Op ede verdere argum'entten van den schrijver kunnen wij niet ingaan. Hiervoor 1oo!pien onze begrippen omtrent !de gave ,der onthouding een het „ brand►en " waarvan de Apostel spreekt, te zeer uiteen. Voor ons ziet 'dat „ branden " niet op de b: koring maar op idee misdaad 'der 'onzuiverh'eid. Voor ons sluit die gave der onthouding volstrekt geien strijd en bekoringen uit. Merken we hier alleen nog heet volgende op: 1 o. Dat de H. Kerk , al geeft zij ook toe , 'dat het celibaat gelen go dd'elijk gebod is , hiermede volstrekt niet b eweert , 'dat het niet tot 'de Apostelen teruggaat. 2o-. Dat adie H. Kerk niemand tot het celibaat verplicht, maar wel vordert , adat zij die door gelofte ier vrijwillig zich zelven toe verplicht hebben , hunne gel-oft'e gestand 'doen. — Dit vordert trouwens die H. Schrift 'even eens. Ook kiest 'de Kerk alleen uit hen , die deze gelofte vrijwillig hebben afgelegd , hare dienar'en. 30 . Dat 'de Kerk niemand tot 'de onbreekbare gelofte toelaat , zonder een langdL'l ige proef-. 4o. Dat +de H. Schrift alleen aan die zich li et 0 n t h o u d e n , het huwelijk aanraadt , maar geenszins aan hen, voor wile het huwelijk onmogelijk is , dus ook niet aan heen , die zich het huwelijk onmogelijk hebben gemaakt door onverbreekbare geloften. 5oo. Dat adie H. Schrift aan niemand het huwelijk positief gebiedt. do . Dat die H. Schrift wiel degelijk èn rechtstreeks èn zijdelings 'den staat ;der onthouding aanbeveelt. 7e. Dat het huwelijk niet het ieenige middel is om in den strijd des vleesches staande %e blijven , zelfs voor hen niet, die reeds meermalen bezweken zijn ; dat zij derhalve , die door onverbreekbare banden verhinderd zijn te huwen , niet het huwelijk maar andere middelen moeten gebruikten om kuisch te leven. Teri slotte beweert de geachte schrijver nog , dat „eerst na en mede d o o r 'die Reformatie aan het 'ergerlijk gedrag der geestelijken een einde is gekomen". Nu , dat 'die Herv orming hiertoe indirect heeft medegewerkt , geven wie gaarne tole , maar we zouden wel eens gaarne van den schrijver vernemen , w'elk 'en positieven invloed zij hier geoefend ,
,
,
,
,
,
—
,
,
112 heeft. Dat ide Katholieke Kerk uit den storm der Reformatie ge te voorschijn getreden , levert een bewijs-louterdnYjgis
te meer voor haar goddelijke levenskracht. A. , 5 Maart 1903. F. A. MAAIER.
. Mgr. Dr. SCHAEPMAN. * NO. I.°
EENS MONOGRAFIE *l•
Oroatseh is 'de viering van het Pausf elest in g'ansch het katholieke Nederland geweest. Geen staid , geien d,o;i pi , geen gehucht zelfs , of elk heeft opa z'ij n e wijze hulde gebracht an den S t r .a 1 e n d ie n Paus , 1die Gods Kerke thans bestuurt. Allerwegen jubelden die liederen , ter eere van den gro,oiten Paus-Koning aangeheven. Doch éenen zanger hebben wie in adat reuzenkoor gemist den zanger, die heet Pausschap bezong zóoo als geen anderen het bezingen k-o-nid en ; dien dichter, die heet Pausdom gekend heeft in diens glorie yen vernied^ering; idiie den Paus gezien heeft in diens verhevenheid op het Concilie en in diens liefdevollen eenvoud in 't ippafrticculile re vertrek ; dien poëet , die Pius den Zachtmoedige b^e min cl ien Leo din Wijze vereerd heeft; den bard , wien de mijter van he :protonotariaat eienen schedel ;dekte vol zuidelijke bezieling , ien uit wiens breed e borst een stroolm van oud-Hollandsch'e stoerheid wielidie door de zangerige keel. We misten onzen troubadour van het Pausschap{ , den zanger 'meet idc metalen stem , met de geniale idee en met het koninklijk woord. Toch : — al is ;h,-ij van ons henengegaan ; al rust zijn stoffelijk overschot in het vredige Campo dei Tedeschi , ginds achter +de basiliek der Pausen in de Eeuwige Stad , — zijn -dich t'erg eest is blijven zweven over deze lage landen aan de zee ; en geestidriftwvekkwen^d en bezielend heeft langs duin en landouw het lied weer gejubeld , ;dat een onzer grooimiesters der toonkunst omkleedde imet wonder klankenspel , zijn lied met de roerende strofe: ,
,
,
,
,
,
-
,
*) Fragmenten uit leene voordracht , op 23 Maart jl. gehouden voor ,
de Katholieke Leesvere-eniging te Rottteida,m.
113 Aan U ,. o Koning der eeuwien , aan u blijft de zegekro^on ! O;nsterffijk schittert uw glorie, der wijzen sprot ten hoon. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Des kruises glorie omvonkelt, o Koning , uw doornIenhoed met vlekloos stralend^en luister, — gewonnen door het bloed, gewonnen door een lijden, als nimmer de aarde zag'. Waar volgde op zwaarder strijden ooit glorievoller dag? *)
Záo zong hij : juichend , maar toch niet zonder 'een vleugje wee moed. Bij allee h, 00ggest'em'd'e feestvreugd voor den Paus wilde hem toch no o it geheel die harttepijn verlaten om 't leed , den Vader der Christenheid aangedaan. 1870 , — dit jaarcijfer was hem als met leen brandstiempel in ede ziel `geschr;oeid. Daar kromp en smartte het altoos bij de geringste aanraking. .... Maar Schaie,pOman was e r het karakter niet naar, om stil yen z,achtk'ens ire treuren over hetgeen men den Stedehouder van zijnen Christus had misdaan. Mé -er nog , díiep{er nog dan in Zijne onstui'rr4ge liefde voelde hij, zich 'door 'die misdaad geschokt in zijn stalen echtsgeva'el. Meier ;dan droefheid deed de herinnering aan 1870 vlammende verontwaardiging in hem oplaaien. Dan barnde het dichtervuur in hem met o,nbluschbaren gloed; dan 'bruisten al die fiere , idee forschie , 'de kloeke gevoelens op, die de ziel van 'een krachtig man kunnen overweldigen bij het machteloos aanschouwen van :een hemeltergiend onrecht. Herinnert ge 't u nog , gij , ouderen onder ons , in wat strofen de dichter losbarstte , toen de Paus , dien hij i als regeerend koning, als souverein van leen Staat 'en van DE Stad had gekend , onttroond 'en gevangen leien beroep , moest doen op de weldadigheid der geloovigen ? Toen Pius IX zich gedwongen zag, dien St.-Pieterspenning in te voeren? „ Een .a a 1 m o'e s voor dien Paus !" zoo schreef hij bitter als titel boven zijn gedicht. *) Uit de Pius-cantate , aorspronk'elijken text.
114
„ Een aalmoes voor den Paus! " — De koppeling dier woorden trilt snijidendd +door het hart! Is 't wonder, lucht in ruwe en ongezochte accoorden zich de ongekende smart ?
*)
En dan — dan slaakte hij gieen!e verzuchting , dan deed hij ge►enrne bede o m go+edgelefs ch en milddadig tie zijn jegens den ,
,
Paus ; .... hij wist wel , dat edit niet n000dig was tegenover Nederlands Katholieken. Maar de wondiepl+ek in zijn hart was geraakt; -de ierinn+ering, zoo , vers'ch-schrijnend nog, gloeide \veer , op; en als leen visioen rezen voor zij 1n gle , est: de kolonna(des van het Sr.-Piieterspliein en zijn geliefde z.o^uaven : manmen , moedig en ,durvend gelijk hij , idi+e +eveneens lijden moesten als hij , `n die, machteloos +en werkeloos , met die verbeten spijt in 't hart tied..moesten ,aansch+ou(wien +de victorie der ongerechtigheid. n +de +dichter, voor 'wi en die zuilen van het St.-Pietersplein zielen hadden , gelijk later dc zuipen der Aya Sophia , stortte zijn bevendd^en toorn uit voor het blielekle marmer, voor het levenlooz.e , waar adie levende mensch heet hoogste recht schond , -- zijn heiligen toorn over den gruwel , 'die den Paus had gemaakt tot... . bedelaar! ,
Dat was geen vreemde groep , gij trotsche zuiliengangen , die op+ den najaarsdag met somber krijgsrumoer die stilte kwam vervangen, die loodzwaar op u lag ... . Dof bulderde 't geschut bij 't rijzoen van den morgen; ede heuvlen kaatsten 't wêer ... Een bange stond verging in hopen , wachten , zorgen , -Dia a r was geien hope meter. ,
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Toen is aan 't hooge raam een grijsaard hun verschen.-n. De koning-'martelaar, ide l.ijd ensvad er, troost zijn kinderen , die w+eenen , met zegenend giebaar. Nu schatere eenmaal nog in schetterende tongen der Pausen koni:ngsliie-d ! Nu dreun' nog éens die kreet idier fiere 'h elid+ennz!on en langs aarde ten luchtgebied! ,
,
,
*) Vgl. „ Nieuwe O+edichten ".
,
.
115 Nu w`uiv' ,nog éens die vaan , — de vaan , die iedr►ein roover den dood in 't harte joeg, Mentana's lauwerkrans , Cast^elfidardoo's loover om d' é en en standaardddroeg ! ... . ,
,
De tonen sterven weg .... Die hie1denwa'p+ens zinken ... . Verdwenen is ede schaar ... . I t a a 1 j e triomfeert , S, a v o y ie s kie uren blinken; DE PAUS IS BEDELAAR !
*)
Geen wonder, dat wie zoo dichten kon , zijnen land- en g nloofsgenooten met machtige hand greep in de delste snaren hunner ziel. Zulke taal trilde w'eler in elk Katholiek Niederlandsch gemoed en deed het als opsteigeren van nieuwe liefde , van nieuwe begeestering voor die heilige zaak ides Pausen. Zooi verstonden zijn e broederen hem ; allen , zonder onder sch ; id. Wat 'de dichter hun zong , groeide als in hun harteklop in. ,
,
,
,
,
.... Maar velen verstonden hem n i e t , toen in stee van den dichter die staatsman ging spreken ; — toen , op adie groote meeting te Utrecht , kort voor het teerste Christelijk ministerie van 1888, idèz►elfdte Schaepiman de Romeinsche kwestie op den achtergrond schoof. „ Als dichter onverzoenlijk , als staatsman opportunistisch", dat konden adie meesten in heem niet goedkeuren. En het werd betreurd' , en openlijk betreurd , dat hij zich niet uitsluitend aan Zijne imuze had gewijd , -dat hij zich ganschelijk wierp in den maal dier staatkunde , — in die zee van kunstgrepen en handig--strnom heidjes , van persoonlijkheden en intriges , van naijver en uiterlijk vertoon, van 'weinig groot en veel klein gedoe, die maar al tie vaak adie zoogenaamdde „ hooge politiek" in ons landje ,
doorweekt.
Niet dat dr. Schaepman welbehaaglijk dook in dat sop van ,
onrechtschapienhe+dien. Hij was te groot aangelegd , om zich veel
imet het kleine bezig te houden , tie trots ch van inborst om niet veel met hooghartig gebaar voorbij' tie gaan. Maar in adie leidende staatkunde kan ook adie beste , die sterkste, ,
,
*)
Als voren.
116
zich niet overal en ;geheel onttrekken aan den invloed van omgeving en omstandigheden. 'En .... misschien hadden degenen niet gehleel en al ongelijk, die gezegd hebben , idat ondier zeker opizicht de politicus in hem den dichter heeft geschaad. Paussverzen althans , zoo, als zie in zijne jongelingsjaren zijne veder ontvloeiden , 'zijn hem in l.a i eren tijd zelden meer uit de pen gekomen. Wil dit zeggen , dat de kille aanraking dier kou-die politiek in zijn gemoeid de geurige bloem had doen verschrompelen van zijne liefde voor het Pausschap? Neen ! — yen n'o1gmaals : neen! Onverlet en ongerepit bleef ze , de blanke bloeme op heur krachtigen stengel , — ien Gold alleen is het bekend , hoeveel het dezen Ro^omschien Hollander en Hollandsch'en Romein zal gekost hebben , zelf dien leisch te moeten achteruitschuiven , die, niet het minst tengevolge zijner eigen verzen , door N'eerlands Kath o liek volk werd' vooropg.; s L!eI 1. Biezen leisch nl.: „Wil men ,, ons bondgenoot maken van e en e andere Christengroep, welaan, „ dan tot idezaen prijs allereerst : Heerstel van het leed , 'den H. „vader (do,or Nederland aangedaan , heerstel van ons gezantschap „ bij dien H. Stoel." Wat , vraag ik u , wat haddle Schaiepman liever kunnen zijn dan edit eerherstel , — zoo het tie bereiken ware geweest? Maar de nuchtere w'erk'elijkheid maakte het al te duidelijk , dat op zulk Weenie voldoening ondier adie • gegeven omstandigheden niet te rekenen viel ; dat met een opzetten van zoodanig!en eisch vel, neen , alles kon verloren , en er niets , hoegenaamd niets mee koon gewonnen worden. Toch 'werd 'die nuchtere werkelijkheid niet door allen ingezien. Welnu , niemand minidier dan Paus Leo XIII zelf heeft dat inzicht goedgekeurd..... Ik geloof nisei , i een geheim te v-erklap'pen , wanneer ik herinner, hoe toenmaals vanwege de Kerkelijke overheid' zelve aan onze voormannen op 't gebied der staatkunde en der publiciteit heet verz;uek is gericht : die kwestie van het herstel van Nieerlands l'egatiie bij den H. Stofel te laten rusten tot gelegener tijd'. - ,
,
-
„
,
,
,
,
,
,
117 Men zal mij misschien verwijten , -dat ik politiseer ; dat ik van deze plaats misbruik maak om hei staatkundig gebied te betreden en aldus onderwerpen te behandelen , die ielders dienden b: han -deli te lwo rde n . In dat geval zij mij 'oiegestaan zeer rondborstig te getuigen, dat niets verder van mijne ble'd o°ling ligt , dan hier eeéne bepaalde politieke opvatting te vlerd^eidigen. Maar men kan dr. Schaiepman niet van éen'en kant beschouwen , pof mien kevert leien valsche schets. In hie m waren de dichter en de staatsman ééen geworden. Zijne poëzie en zijne politiek waren saamgegroeid , inél^ngestr.engeldd. Hij beschouwde de staatkunde meet het soms g'enialie , soms id eal.e oog van den kunstenaar; hij schreef , bewust of onbewust , zijne gedichten onder dien drang der staatkundige gebeurtenissen. Zoowiel 'die spruitjes-satyr►e ,aan heet adres van prof. Bellaar Spruyt als zijne strofen over Napoleon III kunnen voor heet laatste als overstelpend bewijsmateriaal dienen. S'chaeiplman's z,i!el was Leie-ne 'eenheid. En wie ze voorstelt als bestaande uit twee aaneengelij'm'de helften : ieene poëtische en 'e en e ipolitieke , yen meent , door ze Been van beiden te ontleden, tot kennis van den overledene te komen , hij vormt zich hoogstens leien silhouet , — eerder een caricaruur. Scha'epman dacht er zelf niet aan , zijn werk tic splitsen. Zijne „Chronica" wij dd'e hij aan „staatkun'd'e en letteren'', en hij bracht ook wiel 1de staatkunde tus s ch'e n 'en in le e ne letterkundige beschouwing , zooals *) toen hij , ni eer verklarend dan verontschul digend' , erbij voegde : „In'di'en mien nu zegt , dat ik in deze Cnronica ook staatkundde en letteren onder één hoed breng , 'dan antwoord ik : dat is Been P e r s o n a 1 u n i o, n." Wile Scha-epman wil kennen , bezie hem dus in zijne dualiteit. En wie z000. doet , voldoe 'daarbij aan leen dubbelen 'eisch. Eerstens beschouwe men dien dichter in het kader van zijn neig+er! tijd , vooral in Zijne wordings- yen bloeiperiode , en legge hem niet aan : de maat +veneer latere letterkundige richting. Twlefedens b+eschouw'e men 'dien staatsman in eerlijke 'onbevanglenheind. Even klein'eerend ►ails het is , jegens 'een e figuur als wijken Schaepman het stopw'oordj'e toe te passen „idee mortuis nil -
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
*) „ Chro,nica ", 1 e reeks , 2e nog.
118
nisi bene" — een deviesje , dat zijne waarde slechts heeft tegenover de nagedachtenis van menschien , wier levensloop geene streng-strikte wleegpro^ef kan doorstaan — even kleingeestig zou het zijn , boven 'de versche grafzoden ook maar alen naklank in het hart te behogden van eenige tegeningenomenheid. Daargind's', bij de graven van Petrus ten Pius , rust een man met groot hart en ridderlijken aard , en 'deze man dient groot -hartigèn ruiterlijk beoordeeld te worden.
-
Zoudt ge mieten+en , dat het ware : leen handellen in 'den geest van died beroemden ontslapene , wanneer men zijn beeld louter met bloemen omkranste en meet wierook omwolkte? Deze gro^ote man , 't is waar, kon tijdens zijn leven geen tegenspraak dulden. Maar nevenmin moet hij in zoetige vleierij behagen hebben kunnen vinden. Kritiek had de gave hem te prikkelen, maar in 'den grond zijns harten had hij ier respect voor. En hij
moet erenee , weliswaar vaak verborgene , maar daarom nier mind. r diepe minachting gehad hebben voor woorden yen geschriften , die, onder dien schijn van b'eo+ord+eeling , in leien vloed van loftuitingen de onzelfstandigh^ei'd des oo•rd'elels van spreker of schrijver trachtten te verdrink-en. Sch.aiep►man wist , dat edit stelsel veelal bij lijkred'en pleegt toegepast te w,orden ; en ongetwijfeld is edit die reden geweest , waar hij bij uitersten wil het uitspreken van lijkreden verbloosd. -om Dat Cr één geweest is : een vriend ook na -dien 'dood , — die dit bevel toch overtreden 'dorst 'en overtreden kon : Mgr. Lans, die bij de uitvaart te Amsterdam 'de toespaak hield , welke de' bloem geweest is van alles wat sinds Scha+elpmans dood over dezen gge'slprokken is , Idlit feit bevestigt slechts het voorafgaande. Want +deze president van het groot-seminarie 'dier Haarl'emsch'e diocese kende dr. Sch,a!eip(man als vriend , -en hij; , die in zijne toespraak toonde te weten welk onderscheid ter is tussch'en een'e lijkrede en eien+e elegie , heeft — beter dan naar 't woord — naar den geest van dein overledene gehandeld. Meen , Scha'epman verlangde niet , dat men in hem epen halfgod zou zien ; dat ;men hem , gelijk door 'enkelen wiel eens gedaan ;
,
,
is , teen
soort van buitennatuurlijke sp^eurgave , leien soort van poli -
tieke onfeilbaarheid zou toekennen.
119
Ondier de rieu,zenfiguren der XIX,die eeuw, waarvoor Scha ep nan een diepen blik had en een van bewondering popelend hart, behoorde Louis Veuillot. Hij roemde diens fijn , intuïtief gevoel, diens stalen wilskracht ien onbezweken volharding , diens scherp doorzicht en geniale opvatting. Maar ook hij schreef *) van dezen Parijschen journalist: ,
,
,
Laat ons de spits afbreken teenier goedkoope aardigheid: Louis Veuillot is niet onfeilbaar. Het bovenmenschelijke is hem niet toebedeeld , ;en zijn redactteu,rsstoel is geen Stoel van Petrus. Hij moest geen mensch zijn , zoo, hij glean dwalingen of geen illusies had gekiend ; hij verraadt zelfs zijn m'enschielijkheild hierin , dat hij niet altijd de eerste is om zijn vergissing te ;erkennen of i'e bekennen. ,
Ook de schrijver idler kritiek was een miensch -en achtte , volgens het klassieke adagium , niets mienschielij^ks zich vreemd. Ook hij mag gerust bezien w.orden , zooals hij was in het werkelijke leven , — buiten den benauwen^den walm van politiek vooroordeel en buiten hei verguldsel van sagen en legenden , dat sommigen te goeder trouw op zijn portret hebben gestreken. Immiers , zegt dr. G. Brom , leen zijner vroegere vrienden en medewerkers , in die biografie , welke hij over dr. Scha-ep+man het licht t) ,h',ceft doen zien , ;en welke buiten kijf het beste is van het vele , wat tot 'dusver in druk over „ den Doctor" verschenen is: -
,
zijn reusachtige figuur ;wordt door zóoveel glans omstraald , dat ze erusr een beetje schaduw kan verdragen en juist daardoor in nog scherper belichting zal uitkomen. Daar is niets vo^l maaaktss onder de zon , adie zelve ook haar vlekken heeft. ,
,
Die grootheid' peens mans is voor een goed -de-el te danken aan de ,omstandigheden. Dit wil ni-et zeggen , dat iemand , wizen het slechts meeloopt in de wereld , altoos een groot man wordt. Een o nwetend , zelfs Been dom miensch kan het door geluk tot vermaardheid , geen middelmatig miensch kan heet zelfs tot aan*) „ Meenscheen en Boeken ", II. t) In de uitgave „ Mannen -en Vrou wen van beteekenis ".
120 zien brengen , — terwijl vele begaafde lie den , wi en het levenslot niet gunstig is , ondanks al hun arbeid niet naar vo-ren komen. Om l een groot man ie worden in de volle bbeteekenis des woords , motet men eerstens zijn een talentvol, liever nog een geniaal man; en twee^d^ens moet heet leven hem de kansen bieden , die gienialiteit ook in breeide vlucht te kunnen uitslaan. Sch.a^epman nu, behoorde tot die Gottb^egnad^ete geesten en Zondagskinderen tevens. In zijne eerste j=eugd o,nd+erschiei!ddd^e hij zich door niets van dec mi:ddelmatig^en onder zijne medeleerlingen. — Hij zou z; 'eoff icier geworden zijn , als de slechte toestand zijner o,ogen hem niet had doen afkeuren ; en daarop troostte hij zich , met den geestel^ijken stand ie kiezen. Hij kwam Op het Seminarie Kuilenburg , en ;de vluggeren onder zijne kïasgeno-oten gaven als hun oordeel te kennen , dat Herman „le+en tamelijk harden kop" had. Hij had het geluk , onder adie leeraren eenen man te treffen van grotote paeddagogisch+e bekwaamheid ; ielen opvoeder, ddi+e de kunst verstond , hem „'d+e hersens ie splijten ", gelijk Schaepman heet nadethand zelf genoemd heeft. En sinds dien maakte hij rassche vorderingen in de wetenschap. Het geviel , dat hij priester werd kort voor de bijieenroleping van het Vaticaansch Concilie , ien +dat +de aartsbisschopi van Utrecht, die eiaar! had . deel te nemen , +een verwant van hem was. Mgr. Sich,aepnman had de bevoegdheid , zich door leien godgeleerd raads,man +daarheen te doen verg'leziell+en ; en hij koos zijnen jongen neef , dien hij in de gelegenheid stelde , tijdens diens verblijf te Rome iden toenmaals nog gemakkelijk te bekomen graad van doctor th -e^ologiae aan etene der Pauselijke universiteiten te behalen. Dat b!ijtwo,nen van het Concilie heeft dr. Schaietpman tot den man gemaakt , dire- hij geworden is : hij leerde er kennen al de gro^ote mannen van zijnen tijd' , 'de bestierende en die wetenschap pelijke leiders dier Katholieke Kerk , de Fransche bisschoppen, +diiee tegien het Gallicanismie tie strijden hadden , die Am-erikaans.—he met hunne, voortvarende nieuwere denkbeelden , die Duitsche , die straks die; bielijld^ers van den Cultuurkamp zouden worden , de Eng+elschie , in wier land' ede ritualistische beweging de grootste ta uit heet Anglicaansch^e kamp naar Rome overbracht. Daar-lent heeft hij teenen véselomvattendlen blik kunnen krijgen , voormannen +en toestanden zijne r eeuw leeren kennen , i ene w+ereldawijshei^d ,
,
,
,
,
,
121 kunnen verwerve n , zoo.als het slechts weinigen gegeven is , zich e i gen tie maken. En nu ontplo oit zich hierin het genie : hon'derdden en honderden anderen verkeerden daar in 'diezelfde omstandigheden als hij . Aan v;elien hebben 'z;e niet tot bijzonder, althans niet tot uitwendigwaarneembaar nut gestrekt , — maar wèl dien genialen hunner. En ondier d'ezzen bleek ' te zijn : SSchaeplman. (Wordt veerv o1g^d). JAC. P. VAN TERM. ,
,
4 LASTER EN LOGEN. t t t GODSDIENST IS BELEMMEREND VOOR hET MAATSCHAPPELIJK LEVEN." Neen , waarde vriend , godsdienst is goed voor het komende, m .a a r Ot 0 k ►e n niet m i n d e r voor het tegenwoordige lieven :. hij brengt troost en zegen . aan allee standen , in alle rangen d-er maatschappij. Laat mij 'dit met een paar puntjes ophelderen. Zou h ie t 1 e vie n van dien m^ens ch op ie- enigerlei w'ijzze bescherming erlangen , *i nd'ien ier geen godsdienst was ? Immers neen. Want ddenk eden godsdienst teens wieg , heelemaal weg , wat gewerd er dan van die wereld ? Een groot mienschen-slachthuis. In vlagen van nuijid , haat of wraakzucht zoude men slechts bievre►diging vinden , indien heet slachtoffer, als wielle{er dat van Caïn , dood ter aarde lag. En wat zou^de daartegen zijn in te brengen ? Niets. Want zonder godsdienst gelen Cod , ►en zonder God ge-en wetten , die eerbied voorschrijven voor het leven van dien mensch. En dat het tot zulk een slachting wiezenlijk zou "komen , +daarvan kunt ge- leen flauwe scheni Bring zien in het feit , dat de moordenaars , die in de vorige eeuw 15 Staatshoofden door hun dolk vallen lieten , alien anarchisten , godsidi►enstlooz e in ensch-en waren. Heel begrijpelijk is 'dan iook hunne houding na den mo►ordslag: zij' blijven koud en koel en voelen niet den minsten spijt van hunne misdaad. ,
1
,
,
122 Een ander feit. Wipe b zo o krachtig het leven der schuldeloze wichten als adie godsdienst ? Ge weet het , wat verleden jaar leenie openlijke- bestrijding heeft uitgelokt : de goddelooze meening van solm`migen , om , onder bijzondere omstandigheden , aan kindieren het leven tie mogen ontnemen. En het was wederom die godsdienst , die deze mensch^enlevens in bescherming nam en paal en perk stelde aan zulk gewetenloos gedoe. Wat , iaen laatste , staat den mensch , die levensmoe geworden is , in dien wieg , oom de hand tie slaan aan zich zelven ? Niets anders 'dan leien godsdienstige ov^ertuiging, die weet, wat straffen 'op dien zelfmoord bij dien richtenden God tie wachten staan. Verwondert heet u dan , dat ge in die aloude Sleutelstad kunt ho,oren vertelleen , hoe in eden laatsten tijd , tot driemaal toe , !door geleerden , die voor de Gods-idée geen plaats hadden in hun verstand , de moordende hand aan zich zelven is geslagen ? Zij dachten immers heet n i ;r w a n a, het ,,niets" binnen te gaan, gelijk adie spin of ede slak , sdile op de straat door uw voet ertreden wordt. Hoe zullen zij , dat grootje 1doo dlenhuis binnengetreden, als uit geien !droom gillend zijn opgeschrikt 'en b'ev^end gegaan naar de rechtbank van God..... Maar was gemis van godsdienst hirer geien oorzaak en gevolg? „H'et laat zich goed begrijpen ," schrijft „La Cliniqu e", ce en anticl'ericaal orgaan dier Bruss'elsch'e stadsz'ek'enhuizen , „het laat zich goed begrijpen , dat zelfmoord heet meest voorkomt in materialistisch+e kringen. Want wile overtuigd is [Meter: waant overtuigd te zijn] , dat met dit leven alles geëindigd is , zal deze wereld 'even g'emo'edelijk verlaten als den schouwburg , waarin het te warm of 'heet toonielelstuk vervelend is." Laten wij daarom ie dien opzichte toch immer adie heerlijkheden vieren der Middeleeuwen ! Want wat booze tongen van die echt Roomsch-e tijden , waarvan de godsdienst lev'ensader was , ooit 'dorsten zeggen , — lange lijsten van zelfmoord heeft men ze nooit toegedicht. Dat geeft te denk-en aan onze dagen! ,
-
,
,
Tweledens is ede godsdienst ten bate der gezondheid. En dan spreekt hie i van zelf , dat als ; eerste en zwaarste bewijsgrond ten deze adie 'drankzucht wordt bijgebracht. Dat door 'die zonde duizenden in ons vaderland van hun levens-
123 schat : 'de gezondheid , wworden beroofd -, en daarmede onderwor pen aan den sleep van 'ellende en jammeren , welke dit volkseuvel plegen te vergezellen , heeft dr. Ariëns eenige maanden geleiden in het dagblad ,,de Tijd" aan het gro^ote publiek verluid; seen vierlu.i+ding , idiiie tot ernst , tot beschaming , niet tot tegens^prnekeen aanleiding gaf. Het moge (echter eden lezer tot troost zijn — schoon het een schrale troost is — dat niet +enkel ten onzent , maar ook buiten ons vaderland +de gezondheid van menigeen door de drankzucht wordt onld+ermlijnd of verwoest. Zoo zijn , volgens -die statistieken , in Zwitserland van 1 Jan. tot 31 Maart in de- 15 grootste steden 895 volwassen mannen gestorven. Bij 88 van die gevallen — dus leen or die tien -- stond dronkenschap als oorzaak van den dood aangegeven. -- Engeland telt jaarlijks 52,000 sterfgevallen , welke aan iden brandewijn te wijten zijn. — In Pruisen heeft mien uitgerekend, ;dat daar jaarlijks 80,000 menschen bezwijken ten gevolge van onmatig gegebruik van jenever. — Van de 5i-9 mannen, adie in 1889 in het rijks gesticht te Ween+en verpleegd werden , waren er-kranzige 135 uitsluitend ,door alcohol, en 84 door diens medewerking gek geworden : dus 40 procent! — Vraag er onze geneesheeren naar, uit welke oorzaak de 'm eeste der idoor hen behandelde ziektegevallen zijn voortgekomen ; Bees het lezenswaardig opstel van dr. Dam en in de ,,Katho lik", raadpleeg uw eigene ondervinding 'en ge zult het besluit ondertekenen , dat meer 'dan de helft der ziektegevallen 'door hartstocht wordien in heet leven geroepen. Meer dan 'de helft ? Ziekpr, waarde lezer. En zoo de ziekten weerd en in rekening gebracht, welke met geheime namen wvorden aangeduid : de werken ides vlelesches, waarvan de Apostel Paulus schreef aan de Galaten, zonde dan ons oordeel nog niet strienger zijn? Vanwaar dat alles? Vanwaar die treurigh^eid? Ge lio,ordet heet reeds , lde hartstocht zit in het spel. En wie weet ;den hartstocht het biest te betoomen ? Degene, die naar de stem van den godsdienst luisteren wil. Deze immers beteugelt 's menschen begeerlijkheid 'met middielèn , welke in geen 'enkel e apotheek te ver krijgen zijn. In Philadelphia staat geen monument voor den bekenden priester Mathew. Deze apostel der matigheid heeft zie` dat g: denk-
,
,
,
,
124 teeloen gesticht door krachtdadig en aanhoud end optrekk-en tegen drankmisbruik. Hij richtte eten onth oudersbond opa, maar geschoeid op godsdienstigen grondslag. En ge weet het succes. De leden onderhielden , uit godsdienstige beweegredenen, zoo trouw ede afgelegde beloften van onthouding van sterkedrank, 'dat in drie jaar tijd van 1838-1841 zes yen een half millioen gallons * minder brandewijn verbruikt werden. Kardinaal Manning stichtte insgelijks ter bestrijding der dronkenschap een broederschap , ' maar die kerkelijk was goedgekeurd +en den h 00gen zegen van Paus Pius IX z.g. ten van Paus Leo XIII ontvangen had. Oroote mannen blijken het eens te zijn , dat de godsdienst het krachtigste middel i s tegen -drankmisbruik. ,
,
,
,
Maar ier is m eer : godsdienst derdiens is een stut voor den eigendom. ,
Het is, bekend , hoe door sommige volksleiders bijwijken de op
ruiende leer gepredikt wordt : -dat eigendom diefstal is. Alle menschen , zoo leeraren zij , hebben gelijke rechten 'en dientengevolge gelijke aanspraak op die goederen dezer aarde. Wie dus iets mIeer bezit dan een ander, heeft dat gestolen. Daarom worde allee privaat-bezit afgeschaft , sen het -eigendomsrecht-van-alles in de handen gelegd van den Staat! Wat daarentegen leert de godsdienst? God' is , zoo leert de H. Roommsche Kerk , die eerste -en laatste, de eienige en volstrekte Heer ;en Meester van alle dingen : Mij behoort dei fh emel , Miji behoort die aardse met hare ruimte. In Zijne goedheid 'echter heeft God dit eigendomsrecht op dien mensch overgedragen , doch onder beding , zich niet als onbeperkt beheerdier, maar als gebruiker en bestuurder dier goederen te beschouwen. Rekenschap zal de mensch derhalve ten jongsten gerichte aan Grad' moeten afleggen van zijn rentmeesterschap. Verder verkondigt ede Kerk aan alle standen en volkeren het zievendie ten het tiende van Gods geboden : „gij zult niet stelen; gij zult heet goed van 'dien evenm.'ensch zelfs niet begeeren." Voor ede rijken in het bijzonder noemt zij het ;een strengen .plicht, van -
*) Een gallon is een E.ngselsche inhoudsmaat van ruim 41/2 liter.
125 hun overvloed aalmoezen te geven , en brandmerkt als wraak roepende zonde : het loon aan de werklieden te onthouden. Zoo iemand in het bezit is van 1een andermans goed , of op schuldige wijze geen ,and+er in diens goederen schade heeft toegebracht , dan gebiedt die Katholieke leer aan den priester een zoodanige de absolutie te weigeren , totdat heet gestolene teruggegeven of de toegebrachte schade hersteld geworden is. Waar dus de- weten van ;den godsdienst in eere zijn , daar vindt men geen :r oo v►ersblenddden ; daar is het •eigendomsrecht in veiligheid. En niemand weet 'deze weiten toto streng tie handhaven als de Katholieke Kerk ; vandaar dat Protestanten meermalen op de vraag , waarom zij er zoo; op' staan Katholieken in hun dienst tie nemen , ten antwoord geven : om zeker te zijn geen !dieven in mijn huis te hebben. Want zoo mijne bedienden goed biechten, dan wordt hun bij 'diefstal onverbiddelijk als strenge verplichting de teruggave van het gestolene opgelegd. 'En z;o+o is, het ook. Alleen 'de godsdienst is in staat r -chtvaardigh+ei+d in handel en wandel hoog te houden. J. C. VAN DER LOOS , pr. '
,
,
,
HEKELDICHTJES. TWEE FEITEN. Geen mensch zonder wensch ; — Doch h o:evelee wenschen, Die wachten op m e n s c h e n?! ,
,
Geen man zonder plan ; — D^och holevele plannen, Dire wachten op m a n n +e n?! ,
DRUKFOUTEN. Voor reekning +der lomperds de schrijffouten blijven ; ---Geleerden toch m o g e n slechts druk fouten schrijven.
F. DEKKERS.
's AVONDS. Ik staarde opmho;og, mijneeuwig rustoord tegen. De sterren blonken langs 't azuren strand als reine kinderoogjes — levend d iam ant —, het schoon-blank hartje nog opa witte wegeen.
Uit gouden sprankling lachte lenteweelde, geen levenstrilling voor mijn dor gemoed. Zij reiden zich om mij , met blijden groet, ,alsof ier steerrelicht mijn ziel omspeelde.
Dat deed mij de oogleên stil ter neder buigen; haar w!ith'eid leek +de mijne niet te wel. Toen troostte 't m'ij , bij uwe blankheid' hel, 0,
p;aarl'en Gods , r ouwbevend te getuigen:
„ Mijn zielsgewaad als bloesiemidons — neen fijner! — „ heb i k bemorst : — het l'elie-bruiloftskleed , „ adat , sterren , onze Heer mij zelf aandeed! „ Ach , sterren-Heer, wasch 't uit ! ontferm U mijner!" Fr. E., Blikgat.
0. M. Cap,.
VERLATENHEID. Een korenveld, lag aan den zoom van 't woud: leen zee van \rijpje , goud-gekleurde aren. Soms speelde ►een zuchtje langs het groene hout , --
mien hoorde 't lied van duizend gouden snaren in 'klanken , teêr van kleur, gehleimvol schoon. Doch kwam adie stormwind door de bosschlen varen,
legen s llepre nod -k lage nod lied , legen 'wie^ek^e toon klonk over 't ,akkerland , waar id' halmen bogen hun zware , volgerijpt^e vru^chteenkro^o^n.
Terzij van 't veld stond eenzaam , laat onttoglen aan vruchtbaren gro n d , een kleine zwakke halm. Kwam idan de zefier zachtkens aangevlogen, ,
hij lispte imeê. De melodieën-galm, volvloc ilen►d door den zorelien wind gedragen, kwam laag zich leegren als een geuren-walm
dicht bijl eden zwakke. Kwamen onweersvlagen of hagelstoirmen , woest en wr eed en wild, de kleine boog , als wilde zacht hij vragen
128 om sterken steun , tot 't noodweer was gestild. Dë oogsttijd kwam. De scherpe sikkels sneden idee halmen af ; z,óó had die Heer 't gewild....
De kleine zwakke , ongemerkt vermeden, stond ►eenz,aaim in die schaduw van het woud. „Ach , neem odk mij meet u!" ,
had hij gebieden.
Die dagen werden killer, korter, koud. Alleen , zóó gansch alleen , kon hij niet zingen; verkleurd tot vaal-geel werd zijn gloeiend-goud;
soms groote tranen aan zijn wimpers hingen. Nog boog hij zuchtend zachtkens Meen en weer. Octobernachten spoedden aan en gingen.
Dat machtlo^os willen , 't deed hem toch zoo zeer! En dan ►die pijn , die die eenzaamheid nog baarde! De zwakke stengel kwijnde- meer en meer... .
En toen weer stormwind door die bosschen waarde ►en schril-scherp schuurdie over It stoppelveld, zeeg 't kleine hahnlpjie neer in 't slijk der aarde.....
A. D.
TELEPATHISCHE •)
*
•
VERSCHIJNINGEN.
NO. II (s 1 o t). DE STELSELS.
Bij -de opgesomde feiten zouden wij e-ene menigte andere hunnen voegen , die voor zieker ierkend zijn door mannen van vertrouwen en door geleerden van onbetwiste voorzichtigheid. 't Is dus onmogelijk , deze bui tengewone uitingen in haar geheel als waardel oos te verwerpen. ,,Wanneer wij ede 600 gevallien in ons boek „Phantasms of the living" ide revue laten pass'eeren ," zeggen Gurney, Myers en Podmor^e , „daarbij in t anmerking nemende , dat een groot gedeelte der feiten ons onmiddellijk bezorgd is door personien, die wij kennen, dan kunnien wij er niet aan twijfelen , dat de waarachtigheid der miediedeelingen-op- afstand vroeg of laat algernen zal aangenomen worden door onbevooroordeelde ge°stien." In idieze zonderlinge verschijningen ontwaart men niet slechts een gevoel , gelijk aan den schok e ener electrisch; vonk , noch ook 1dene opeenvolging van trillingen , die overgebracht worden, maar eeenle geheele reeks beelden ien denkbeelden ; somtijds rede voeringen , bevelen , levende en treffende tooneelen. Het zijn ook geenie eenvoudige, voorgevoelens , die door niets gerechtvaardigd of met het oog op de omstandigheden gemakkelijk uitgelegd kunnien woeden , maar duid- elijke en goed omschreven aanwijzingen ; en ide ingewonnen inlichtingen toonlQn ieenie merkwaardige overeenkomst tussch-en die verschijningen en die werkelijkheid , die op verren afstand plaats heeft gehad. Welk is het mi;ddel, waardoor deze mededeeling'en op verren afstand geschi e den? Door welke tusschenstof worden beelden, gedachten ien wilsuitingen overgebracht aan die belangstellende personeen , soms zelfs tot in het andere halfrond? personen In heet oog der rationalisten is 'elke bovennatuurlijke uitleg bij voorbaat uitgesloten; 'door idle krachten der natuur alleen willen zij ede t elepathische berichten uitleggen. Maar bij die uitlegging zijn zij verre van 'eensgezind. ,
130
De ietenlen nemen hun toevlucht tot de theorie der helderziendheid , die door het hypnotisme wordt opgewekt , of tot die boven gevoeligheid van sommige zenuwzieken. -matige Anderen gelooven aan 'die tusschenkomst van geesten , welke d-oor het spiritisme te voorschijn worden gerceppen. Nog anderen eindelijk , hunne meening in leen meer wetenschappelijken vorm kleedend , nemen -een stroom of ,,fluidum" aan , welks golvingen de mie diedieielingen der hersenen , op de wijze van telefoon ;en telegraaf , op v-errien afstand zouden overbrengen. Wijdeen wij celenige woorden aan elke dezer verschillende hypothesen. ,
Men wleiet, dat in sommige ziekten de gevoelszin zoodanig wordt opgewekt , dat hij voorwierpen kan waarnemen , die in den gewonen toestand niet waarneembaar zijn. Vandaar, dat verscheideene g^en^eesh+eeren uit jeiene bovenmatige gevoeligheid der zenuwen heet zien van verwijderde voorwerpen meenden te kunnen ver klaren. Maar deze uitlegging komt geenszins overeen met die waargtn omlen feiten. In bijna al de openbaar gemaakte verhalen zijn de personen, die die mieid^edieteling dier verwijderde gebeurtenissen ontvangen noch hysterisch , noch zenuwlijdend ; zij verkleieren integendeel in goedje gezondheid een hebben nooit in zoodanigen toestand verkeerd , als men bij heen veronderstelt. Om soortgelijke redenen is 't ook onmogelijk zijn toevlucht tie nemen tot ede kracht van den hypnotischen slaap of van die suggestie , die hem tie voorschijn roept. Om ier die gevolgen van te verkrijgen, moet mien een persoon hebben van zooidanig^ee gestel dat id e hypnotiseur zijnee kracht op hem kan uitoefenen.-tenis, Mien heeft daartoe vooral de werking van ielen krachtigen wil noodig , die- zich aan iden gehypnotiseerde opdringt een hem die bevelen doet uitvoeren. In de- telepathische verschijningen vindt mien geene dezer voor verwezenlijkt. Bij dien persoon , die de m'ededeeling ont--warden vangt , is niemand , dire hem zijnen wil op-dringt ; niets , dat hem tot die klaarziendh^eid dier hypnose voor'b,ere^dt. -
131 Indien gij zegt : -de hypnotiseur is hier de bloedverwant , die vriend , idiie van verre zijne gedachten wil mieded-e1elen , hoievelie hypothesen moet gij i dan niet maken ! Uw werkende invloed , uw „ a g ie n s " is bijna altijd leien zieke , leien stervende , een zwak kind -somtijds. Hoe zou deze zulk leen macht op afwezige personen , die hij nooit gehypnotiseerd heeft , kunnien uitoefenen? Hoye zou i ij zijne gedachten yen zijne bevelen op grooten afstand en door eene enkele uiting van zijnen wil kunnien mededeelen ? Eenige hypnotiseurs hebben wel is waar beweerd zich op dlez : wijze tie kunnen !doen gehoorzamren, maar andere grootmeesters dezer nieuwe wetenschap kennen zich 'deze macht niet toe. Dr. Braid bekende , na twintig jaren van proefnemingen , geene han afstand te hebben kunnien verkrijgen door zijn wil alleen.-delingop Indien het feit zich soms heeft voorgedaan , dan aarzelen wij niet te zieggen, dat ier 'eten agens buiten die natuur in werking is, gelijk aan diegenen , die de spiritisten tot hunnen dienst h-ebbien. ,
,
,
,
Het spiritisme beschouwt mien in onze dagen als het middel, ,om zich in gemeenschap tie stellen met die zielen der afgestorvven'en 'en door haar ieen'e hoogzre kennis te verkrijgen aangaande het vraagstuk onzer 'ein'db►est'emming. Soms ook kondigen zijne mediums gebeurtenissen aan , die op dd'enzelf'den tijd op grooten afstand plaats hebben. Moet men ze to^eschrijv'en aan zielen , die van het lichaam gescheiden en tot leen ander leven zijn overgegaan ? De spiritisten beweren het , 'en 'die geesten , door hunne „m'ediums" opgero^epen , bevestigen heet. Maar indien wij die algemeenie ondervinding raadplegen , spreken adie dooden niet (en onderhouden geen natuurlijken omgang met 'die levenden meer. Die Katholieke Kerk leert ons , dat de ziel des afgestorvenen niet in dien 'dienst staat fe'en'er ongezonde nieuwsgierigheid , en altijd heeft zij ► iet oproepen van de dood en als 'e-enge bijggeloovige handelwijze beschouwd. Overigens , am overtuigd tie worden , dat het beginsel dier spiritisch'ee mediedeeling► en telen . booze geest is , is het voldoende , die uitgegeven werken der spiritisten te doorloopen. Allan Kar►d'ec, Been 'der voornaamste spiritistische schrijvers , er,
,
132 kent , dat het moeilijk is , de opgeroepen geesten aangaande hunne eigene natuur te gelooven. Die geesten loochenen de leerstukken van den Katholieken godsdienst , vooral cde hiel en ;de eeuwigheid dier straffen ; soms verool loven zij zich onzedelijke voorstellen , leugenachtige eerhal-en of zo oidanige , die dien familievrede kunnen verstoren. Dikwijls zijn krankzinnigheid en zelfmoord de bielooning der spiritistiseh e praktijken. Velen kunnen 'dus met Diu Potet , die deze verklaring deed na een langdurig toepassen van het spiritisme , herhalen : -„Ik geloofde niet an den duivel, maar mijn scepticisme is -eindelijk over wonnen.” *) 't Is dus niet aan het spiritisme-, dat men 'eene natuurlijke uitlegging van de telepathische berichten moet vragen ; -die verschijn spiritisme ons verschaft , mouten aan eene hoogere-sel^n,idht macht wel is waar, maar a an een boozen geest worden to^egeschreven. Overigens zijn de mied^edreelingen , van welke wij spreken , van ieen geheel verschillenden aard. Zij worden niet te voorschijn geroepen door ede tusschenkomst van een medium , maar plotseling medegedeeld aan personsen , die ier geenszins aan denken. „
,
,
,
-
;
Maar hoe worden die mie;dedeelingen dan overgebracht? Voor ruim lelene leeuw ond^ersteld:e Mesmer, om zich van het dierlijk magnetisme en ide gevolgen ervan rekenschap te geven, die werking van een fluidum , dat overal in het heelal verspreid was en als middel diende , waardoor de levende wezens met elkaar in betrekking konden komen. Volgens hem kan de gedachte die beweging der hersenen !en der zenuwen wijzigen 'en deze wijziging me'd,eedeelen aan leen fluidum , hetwelk het tot op oneindige afstanden kan doen gevoelen , en zich aan den inwienidig^en zin van een ^ander persoon meededieellen. Aldus zouden dan die gemagnetis^eerden onderling in verband worden g)-bracht. Vielie geleerden , die tegenwoordig de telepathische verschijnin,
,
,
gen bestuideeren , nemen hunne toevlucht tot de werking van een *) Die Bonniot: „ Le miracle et s es contrefacons ", p. 263; Paris, Retaux-Bray , 1888. ,
I
yin
00
gelijksoortig fluidum. Maar deze meening wordt opgebouwd op onderstellingen zonder bewijs , terwijl er ernstige bedenkingen tegen rijzen. Gij veronderstelt , zoo zegt men hun , eerie werkende kracht, die in staat is golvingen uit te zenden , welke tot ontzaglijke afstanden , soms tot in het ander halfrond , doordringen. Kunnen dan die hersenen van eenen zieke , van ;eenen stervendie in zoo groove mate golvingen i doen ontstaan , wanneer iemand in volle sterkte zoo^danige macht mist? Dit is echter of et alles. — Hoe zal die mededeling tier bestemming komen ? 't Is niet die ,,werkende kracht ", die haar uitstuwt , idie haar tevens geleiden kan. Bijna nooit weet deze de juiste plaats , waar zich de persoon bevindt , die moet verwittigd worden , en toch komt die m^edede^eling onmiddellijk bij d-en belanghebbenden persoon t'°recht , op welkte plaats hij zich b'eviinde , ver van zijne woning , op een afgelegen weg , in en hotel. Nog zult gij zeggen , ;dat idee telepathische golvingen zich in ,
,
alle richtingen verspreiden , en altijd dien belanghebbenden persoon
kunnen bereiken. — Maar ontmoeten dan i deze golvingen in hare beweging geen duizenden personen , ten één slechts bemerkt zie en verstaat ze, zonder adat de anderen er het minst van gewaar wo rd^e n ? Zult gij beweren , dat de belanghebbende leiene :bijzondere gesteldheid bezit , hersenen , die trillen , wanneer zij den invloed van het in golving zijnde fluidum ondervinden ? Hoe komt het dan , dat op d uizenden menschelijke hersenen , op millioeenien misschien , green andere deze sympathische gesteldheid vertoon en ? Ongetwijfeld , uwe onderstelling is elene geheel onwaarschijnlijke en waardelooze! Dit komt nog sterker uit , wanneer wij bedenken , dat die telepathische invloed plotseling, onverwacht, onvoorzien is. Niets is in staat uit te leggen , waarom ,,de psychische vloed ", dig; verondersteld wordt , van de hersenen van den ieenen uitgaat , om terecht te komen bij de hersjenen van Been bepaald aangewezen persoon , eerder dan van dezen of genten andere. Want die bloiedverwanten en vrienden van iden lijder of van den stervende zijn toch gewoonlijk talrijk , en slechts één is heet voorwerp der tele,
,
pathische meededeeling. 0 Nog : er zijn eene menigte van volmaakt-bewezen berichten , die
134 op deze wijze hoegenaamd niet kunnen worden uitgelegd. Een telegraaftoestel kan op afstanden trillingen te voorschijn brengen, gelijk aan die , welke men opwekt , maar gleien toestel van dezen aard is i n staat taf ereelven , levende tooneelien voort te brengen; en toch , die telepathischte mededeelingen toonen ons personen, dice verschijnen , die spreken , die handelen , alsof zij tegenwoordig waren. Zoo verscheen immers de heier M. aan zijnee twee broeders , !die van elkander verwijderd zijn , yen deelde hun zijne uiterste wilsbeschikking moede. Wat nog onverklaarbaarder is in dit stelsel , is net verschil tusschen het to oneel van uitgang en 'dat van aankomst. Men zou zich nog kunnen voorstellen , dat -een toestiel ieen beeld van leien stoffelijk wezen als leen soort photographie op een afstand zou kunnen weergeven. Maar hier is het ontvangen beeld dik verschillend van het oorspronkelijke. In ede geschiedenis van-wijls Philip Weld zien wij bij het punt van uitgang ieensen jongen man, dice in d^e golven verdrinkt , en 'bij het punt van aankomst dezen jongen man , die aan zijn vader en aan zijne zuster verschijnt, wan.diel ,ent d met vluggen t red een met ie °n van geluk stralend gelaat. Vele andere telepathische mieldedietelingen toonien een min of meer sterk sprekend verschil. Onmogelijk dus om eenvoudig door golvingen of trillingen de telepathische m^ededeelengen uit te leggen. Greene zuiver natuurlijke tussch'enstof is voldoende , om deze med, edeelingen op te helderen. Maar welke werkende kracht geeft da'n eene redelijke verklaring? ,
,
,
III. DE WARE BETEEKENIS. * * Wij beweren niet , alle voorgelegde gevallen te kunnen verklaren , 'maar wat !die verschijningen betreft , waarin nauwkeurige inlichtingen gebracht worden aan personen , die zie niet verwachten, m.^ekenen wij , dat deze niet toegeschreven kunnen worden aan de natuurlijke krachten van den mensch. Zonder eene bijzondere beschikking Gods kan die menschelijke geest de bewerker dier telepathic niet zijn , omdat die menschelijktee ziel op eene substantiëele wijze slechts aan ide organen van haar eigen lichaam verbonden is en zich ier niet van kan schei-
135
den , om elders have onmiddellijke natuurlijke werking te verrichten. Volgens adie algemeene leer der Katholieke wijsgeren :en godgeleerden , welke leer door ieene algemie-ene ondervinding bevestigd wordt , heeft de miensch^elijk►e ziel noch gedurende h et tegenwoordig leven , noch na den dood heet natuurlijk vermogen op afstanden, te werken , zooals wij heet haar zien dolen in die telepathische verschijningen. Men moet dus elders dan i n onze natuurlijke krachten die uitlegging dier telepathische verschijningen zoeken. Komen zij onmiddellijk van God , of van ieen agens boven onze natuur ? Wij hebben het reeds gezegd bij de behandeling van het spiritismie : indien er sprake is van inlichtingen , verkregen door de werking van leen medium , dan is de zaak niet twijfelachtig , dan moeten zij toegeschreven worden aan den geest des bedrogs , en odic Kerk veroordeelt streng deze bijgeloovige praktijken. Maar in die gevallen van plotselinge teleepathiee , met welke wij ons bezighouden , verraadt niets de werking van 'een boozen geest; dikwijls zelfs ontdekt men ier (de werking in van eeene ieler - en liefdevoll►e oorzaak. Hier is het die famili^evre^de , dien adie verschijning komt v'e Y zekeren. Een man op het punt van te stierven , verschijnt aan zijne broeders en 'deelt hun zijne laatste wilsbeschikkingen mede; hij voorkomt aldus elke oorzaak van twist met betrekking tot zijne erfenis. Daar is het 't laatst vaarwel van een blo►e'dverwant , van Been vriend , 'di^e Zijne toegenegenheid wil bewijzen ten h'eilzameee ge'dachten komt opwekken. Soms wordt 'door die verschijning een 'dienst bewezen aan ielen geliefden bloedverwant in die ure 'des gevaars , zooals in h et verhaal van dien P'oolscheen matroos. Anderen feiten hebben elen e nog hoogere bbeteekenis en gunnen ons Benen blik op het lot van eden meensch na zijnen dood. Wij hebben de geschiedenis • van Philip Weld medegedeeld , dire vol vreug de aan zijnen vader en aan zijne zuster verscheen , en wij' ,
,
,
,
,
,
hebben gezegd , welke zoete overtuiging 'deze verschijning in hunne
ziel met betrekking tot zijn -eeuwig lot 'deed geboren worden. Die zin dezer verschijningen is dui delijk. Ongetwijfeld moet men
136 ze toeschrijven aan adie Ooiddd-elijk► e goedheid, die die zielen wil troosten (en beo►edigen door de verzekering van leen eeuwig geluk. Aan de geloovigen herinneren zij het l'e^erstuk van die gemeenschap ader heiligen, en den innigen band, welke ons ver -enigtm heen , die tot ► een beter leven zijn overgegaan. Verschijningen van dezen aard komen ook dikwijls voor in die levens der heiligen. Zoo bv. in het leven van den H. Franciscus van Assisië , van den H. Philippus Neri , van lden H. Jo sieph van Cupertino , van ddlen H. Alphonsus van Liguori. Wij zagen reeds , dat het Goed behaagde door den mond van een kind Zijn idienaar Beneedictus Joslephus Labre te verheerlijken. De b: teekenis !diez er v^erschijningien is klaar en duidelijk : zij openbaren ons het geheim aan gene zijde van het graf en toonen ons het geluk, dat de getrouwe dienaars dies H e eren na den dood genieten. Zeker, er zijn leien groot aantal telepathische berichten , wi-er zedelijke b!et e ck enis ons ontsnapt. Dikwijls laat adie verhaler na, elenigie omstandigheden mede te deden , die heet noodige licht ,
-
,
,
„
„
,
,
zouden kunnen verspreiden. — Andere verschijningen echter heb-
ben leien zeer iduidelijken zin. Zij dolen ons haar algemeen doel zien 'en de kostbare lessen , die zij ons moeten ingeven. Dit zij tien slotte nog nagegeven. Voor iclengen e , die nadenkt over den zin van het beven , is de vcornaarnste vraag ongetwijfeld die van de onsterfelijkheid der ziel. Qode zij dank , het antwoord op deze vraag is niet onzeker, en tot oplossing dezer vraag v^ere^enigen zich heet licht des verstanlds 'en het onderricht des geloofs. Het verstand zegt ons , dat Je miensch►elijkie ziel , geschapen voor adie kennis yen het bezit van het ware 'en heet goede , van Goed zelf , niet met het lichaam vergaat. Dat onverwoestbaar ver langen naar een geluk , adat 'de tijjdielijk e gored-eren ons niet kun schenken , moet na edit leven bevredigd kunnen worden. An--n'e ders zou God in het hart van den mensch 'e►enie begeerte gelegd hebben zonder 'deel , hetgeen Zijne God,delijk'e wijsheid en goedheeeied onwaardig is. Het toekomstige leven is 'de noodzakelijke bekrachtiging dier z►e ►deelijk orde. Een► e wet dringt zich op aan dien m'ensch , de wet van 'den plicht, en dikwijls vordiert zij die zwaarste offers. Zij vordert een'en onophoudd'elijk'en strijd tegen de hevigste drif ten , strijd tot aan lden dood. — Deze wet vordert eene bekrach,
-
,
,
-
137 tiging , geëvenrecdigd aan de offers , die zij vraagt. Wordt deze bekrachtiging in dit lieven gevonden ? Neen. Dikwijls is het zuiverste leven niet gevrijwaard tegen smarten en ongeluk ; dikwijls blijven ondeugden en misdaden ongestraft. Ook kunnen die menschen de verdiensten niet naar waarde bleoordelelen en bieloonen; olie hechtste deugd blijft verborgen , 'en de wereld kan haar niet naar waarde vergpeld+en. En h oew►eI adie Ooddse1ijlde Voorzíenigheid niet ièd+ere^en stelt tusschien de keuze van den plicht of dien dood , — aan allen schrijft zij toch voor, +de zedelijke orde tie stellen boven +die aardsche voord+eselen , hoe groot zij ook zijn mogen ; aan alben beveelt zij liever te sterven , - dan toe te stemmien tot het kwaad en die ongerechtigheid. En ddeze wet zou geen+e bekrachtiging hebben na dit leven ? Dan zou men moeten z+egg+en , dat de heldhaftigste deugd de onvruchtbaarste is , en adat , in het gezicht van dien dood , de, be-looning slechts adie misdaad geldt. — Maar zou mien dan nog kunnen zeggen , dat ede zedelijke oirdie , de Ooddelijke Wijsheid en +dien Go+dd►elijkien Wetgever waardig zijn? Neen , en 't is idaaro^m , dat alle volkeren heet bestaan van een toekomstig leven hi:bbien aangenomen , dat die ideugd beloont 'en de onidteugd straft. Op het zien van die ondeugd fen de onre htvaardigheid, die zoo dikwijls overwinnend schijnen, hebben zij begrepen , dat alles met heet tegenwoordig lieven niet ieindigen kan; ter is 'een ander noodig', opdat die zedelijke orde geëerbiedigd en g►ewrokien wonde *). Wij vinden dus in 'die natuur der m+enscheelijke ziel +en in de 'eisch+en 'der zedelijke orde die onomstootbare bewijzen teener onsterfelijke ziel. De leer + dier Katholi'eke Kerk komt 'die gegevens der rede bevestigen en volmaken. Voorzien van bovennatuurlijke kient'eeken+en , die haren h+em►elschen oorsprong verraden , leert zij , dat de mienschelijke ziel onsterfelijk is , 'en sedert 19 'eeuwen herhalen alle Katholieken : „Credo vitam xternam" : ik geloof in het 'eeuwig lieven. Maar te , midden van ieien geslacht van rationalisten is het nuttig , kennisgevingen van 'dat voortbestaan aan te geven , die ,
* Vgl. C,o'urs élémientaine +d' a polo éti ue chrétienn'e " Mgr. M. H. Rutten , p. 46; Brux,ellies , Soeiété beige de librairie, 1879. ,
138 onder heet bereik dier zinnen valben en op wetenschappelijke wijze zijn gestaafd. De samenstellers van +de „Phantasms of the living", ofschoon zij zich buiten de zedelijke betekenis van het vraagstuk plaatsen, zien toch in 'de telepathische verschijningen het duidelijkst bewijs , +dat wij gelen verloren waterdruppels zijn maar middelpunten en beginselen van kracht, 'di` op elkander inwerken. Voor onzie oogen ►echter hebben 'deze buitengewone mededee lingen een+en anderen ten hoogeren zin. Men wilde uit 'de wetenschap bannen , wat 'dien natuurkrachten te boven gaat. En zie , mtn heeft feiten waar bbevoiidd en , rdie hoogere krachten openbaren , waarvan de stof ge^enie rekenschap glevlen kan. En adie proefondervindelijke wetenschap werpt nieuwe stralen af, ien in het licht +dier stralen schittert met nieuwen glans het biestaan der menschelijke ziel ;en hare oonsterfelijkheid. ,
,
,
,
,
P. BUISSINK , pr.
^ NICOLAAS BEETS. *) De man, wien dit opstel is toegewijd, verdient +een woord van dankbare waardieering voor het vele goede , dat zijn lang leven ons biedt. Zijn naam vult sinds 70 jaren 'een schoonie bladzijde in het geschiedenisboek onzer vadierlandsch+e letteren. Wat Beets in heet jaar '81 schreef in het Album , aan Hendrik Conscience vereerd , bij het verschijnen van 'diens honderdste boekdeel: „ Ccnsci'enc+e , honderdmaal de vriend des Volks gebleken -- Der fraaie L'ettr+en yen 'der Deugd ", is -ook op h'emz,ely: n van toetpassing. Voor zijn vaderland 'en zijn volk heeft Nicolaas Beets onschatbare verdiensten verworven. Laat ik u 'den dag in herinnering mogen brengen , waarop hij gehuldigd werd door zijn volk , om u te overtuigen , hoge 'de eersten 'en de besten van ons volk hem ondier dit opzicht hebben beschouwd en gehuldigd. ,
*) Uit 'een voordracht , gehouden den 23 Maart 1903 voor d R. K. Onderwijzersvereeniging te Rotterdam.
139 't Is ;die 13de September 1 88 , die 7Oste verjaardag van Hilde idee 'dag waarop hij, volgens adie- wiet, zijn professoraat aan-branld, 'de Universiteit te Utrecht moest n e dierlteggen. Van alle kanten stroomde men naar het Sticht , om ►den 70-jarige tie Huldigen. Daar waren de groote dichters van 'dien tijd : Scha►epman en Ten Kate , ídaar 'die geestige 'en keurige Van M►eurs en de begaafde hcnigh , daar geleerden als Donders yen Mathijs de /riles , welke laatste als aller tolk in een treffende toespraak „ op dezen merk dag voor geheel Nederland " den jubilaris dankte voor-wardigen alles , wat hij voor Nederland gedaan had, en voor wat hij voor Nederland ,geweest was eren halve eeuw lang. Niet minder tref aanbieding van een album, waarin al wat in ons- land-fendwas in die 'dag►en, op welk gebied Pook, naam had, in dicht en ondicht den beminnelijken g'rijsaar'd huldigde. Maar wat vooral uit aller besef , dat Beets niet alleen in zijn „ Cam-era-komt,is Obscura " maar in al zijn gedichten en prozawerken als een echtte Nederlander is opgetreden ; hoe hij de vad'erlandsch'e tolk bij uitnemendheid is geweest , hoe Holland's taal 'yen zeden zich vooral in zijn geschriften hebben afgespiegeld. Prof. Allard Pierson noemt hem kortweg: „ het Nied'erlandsch ,
,
,
,
,
geweten
".
Wat z'ij't gij ? Beets 'en nog eens Beets. Niets anders m:oo gt gij h^eeten , Tenzij dan — 'want dat waart gee ons steeds — Het N'ed'erla,n'dsch geweten. ;
En prof. Asser gaat zoover van te schrijven : „Wie Beets niet leiert en niet liefheeft , is geien goed Nederlander." Ook onze geloofsgenooten, Alberdingk Thijm , dr. Borriet , Van Meurs , Schaepman 'deel'en in ide waardelering van 'dezen 'echten vaderland-er. Seha'epman schreef zijn 'dezer 'dag►en in de couranten weer aangehaald fraai sonnet: ,
Gij zijt van d' recht+e;n stam,. Gij zijt van Vondel's zonen , Uw voorhoofd draagt de vlam van 't koninklijk genie.
Terzelfder gelegenheid laat hij die Hollandsche jongens Hildebrand naderen en klagen over „ overlading " 'en vooral over de examens.
140 Gij: hebt ook zelf zoo geestig Ons lot al eens beklaagd: Eerst v o 1- g e p o, m p t te worden En dan weer 1 e e g- g e v r a a g d. ,
,
Wij Worden , j,a, zoo waarlijk, Op onzer bakers schoot Gfedrild reeds voor de examens; Zóó wordt jong- Holland groot! Laat 'eenmaal nog eens ho oren , 0 Hildebrand , uw stem En zeg aan onze wijzen Met al uw kracht yen klem: ,
„ Blijft af van Hollands jongens! Het ras is goed en -eêl, Legt ;nimmer op- zijn schouders Een Pruisisch schoolgareel !"
In dit versje wordt ook over bakers gesproken. Voor deze eerbiedwaardige personen , vooral voor zijne eigene , „ die lc;ene zeer uitstekende was ", had Hildebrand , naar men weet , leen bijzcntd e re voorliefde. Het dichtje van pater Van Meurs , volgens bevoegdie b^eoordle^elaars het geestigste van het album : „Aan die baker van Hildebrand ", zal den jubilaris wel bijzonder welkom zijn geweest. „ Gij preest," zoo heet het daarin o. a. ,
,
Gij preest van een en ander Zijn 00gjes allermeest, Die keken toen al schrander En vonkelden van geest; IGij kondt daarin — 't is gellen misschien — Een „ Camera Obscura " zien. ,
Daarom wordt zij herdacht Omdat zijl onzen Hildebrand Gebakerd heeft voor Nederland.
Doch genoeg om u te toonyen , dat Beets door allen niet alleen als voortreffelijk schrijver, als bezield en geestig dichter, maar bovenal als echte vaderlander gehuldigd werd.
141
Voor zijn volk leefde -en arbeidde hij. Hoe men ook over ,
zijn werk, over zijn talenten en gaven oord elelt, in liefde voor ,
Holland's grootheeid , in bezorgdheid voor Holland's taal wijkt hij voor niemand. Zijn „Camera Obscura" is een Hollandsch boek. Zoo er één is , idan is hiet idit. 't Is nv^e^rtaalb,aar en kan alleen 'door hem, die Hollander is, jib merg en bieten , genoten worden. Die schil vol leven en werkelijkheid , verplaats z e in den vreemde,-dierstukj^, laat 'er leen ander licht op vallen , dan wat onze vadierlandsche toestanden -en eigenaardigh'edren , onze Hollandschte m ; nsch.n 'en manieren , ons leven binnen- en buitienskamiers i erop werpt , en ze verliezen al hun aantrekkelijkheid , hun bbeteekenis +en waarde . En meent nu niet , idat dit alleen met die „ Camera " het geval is. Ook zijn gedichten zijn voor het meer+end^eel echte, onvervalschte He llandschee kinderen. In ►de meeste is geen druppel vreemd bloed te vinden ; ja zelfs die , welke zich aanmelden als van vreemder huize , zijn bij het overbrengen op onzen vad-erlandschen grond zoo behoorlijk in Hollandsch gewaad gestoken , dat hun vreemde afkomst 'dikwijls nauwelijks tie bespeuren is. Want dit is leien zeldzaam voorrecht van dezen v^ertalr , die bijzonder in zijn eersten tijd aan buitenlandsch►e , vooral aan Engelschie bronnen zijn dichterlijken 'dorst laafde , dat hij dezen ontl'e'enden zangen een waarlijk Hollandsch merk wist in te prentten. Daarmede wordt zijn talent van overzetting niet gesteld boven dat van Van Lennep , vair Ten Kate , allerminst boven (lat van Bil^d^erdijk , maar alleen teen bewijs gezocht voor zijn Hollandsch idenken en voelen , ook als hij in aanraking kwam met uith^cemsche kunstpro► ductlen. Toch zijn zijne , liedekiens , zijn eigen , oorspronkelijke li:edekens , idie uit zijn oprecht en gulgoied Hollandsch hart zijn opgeweld een regelrecht gaan naar het hart zijner lan^dgenoot'en , mij hiet liefst van alle. Wine kende ze vroeger niet ; hoe hebben onze, vaders er van .genot en , ze van buiten geleerd , ze gezongen, waar zie een Viotta of een Hol tot muzikale vertolkers hadden; hoe zijn zij het gemeengoed geworden van alien , die er groot op gaan Nederland e rs te zijn , en hoe hebben zij Beets 'epen zre-en leen eerste plaats gegeven in 'die harten van al zijn medeburgers. De Aalsmeerd +er Boer, iide Conducteur, Jantje, Maartje van Schalkwijk , Blin^de Elze , Ouurtje , het boertje van H'e'emstedie , Jan ,
,
,
,
,
,
142 Janssen , zij werden voor ieder echt Hollandschie typten , vn goed als die bekende figuren uit :die „Camera" ; jen niet minder luisterde men naar zijn heerlijken Duinzang, zijn Matrozenlied , zijn Zaansch lieidieken, naar Roodkapjes Thuiskomst en zoovel'e and-ere. Het is daarmiede als met zoovelie kostbare genre-stukken uit de H^cllan^dschie Schilderschool , klein , all+edaagsch , zou men zeggen, van onderwerp , maar waar en frisch van opvatting , vol kleur ,en fleur, met Been getrouwheid aan die natuur en met een wedergeven van het volle , -ook in 't kleine zoo rijke yen diepzinnige leven , dat men dd^e voorstelling zich dadelijk eigen maakt en voor altijd lief krijgt. 't Is voorzeker geen kleine kunst , al beweegt zij zich in den kring van het kleine , gom aldus iden gelest 'en den landaard van zijn volk te vatten en te vertolken. Evenals onze schilders bezit Beets adie g'av'e in hoogre mate. Wilt gij 'een voorbeeld ? Daar hangt in het Rijksmuseum ielen kl ein schild'erstukj'e van Schalken, leen 'onder de vele , die meen kan voorbijloop'en , zonder ter veel aandacht aan te schenken , maar die , als 't geval wil , dat men er voor stilstaat, leien langdurige beschouwing yen veal genot uitlokken. 't Is ;een oude man , miet twee jongens vlak naast hem: de eenle met een lepel , gevuld miet pap , aan de lippen , de andere zich te goed doende aan leien 'eitj'e ; beiden echte Hol jongens , guitig ten gulzig , miet open mond en open,-lan'dsche oprechten oogopslag. En het oudje zijet met welb'ehagen n er op 'die twee knapen , die zeker om zijn prettig vertelleen en nu om zi j n goede gaven den oude li►efh'ebb'en. Onze dichter nu werd 'door edit 'eenvoudig stukje dagelijksch'e poëzie geïnspireerd ten dic'htt'e zijn gul !en fijn -Hollandsch liedje : „Covert- oom ". (II , 267). Geen wonder, dat Beets reeds voorlang 'de li'evelingsdichter werd van het volk. Voorzeker, hij 'dieselt 'die 'eer meet meerderen , ja, wanneer onder het volk vooral 'diegenen worden verstaan , die tot de lagere kringen b'ehoor^en , kan Beets moeilijk tot 'die populaire schrijvers en 'dichters gerekend worden. Bie populariteit van een Van Z'eggelen, van een Toll'ens, van 'eten Justus van Maurik, ook die van den romanschrijver Van Lennep , om mij tot de besten te bepalen , is nooit 'die zijne geweest. Zelfs 'de ,, Camera Obscura " kan niet bepaald se-en volksboek genoemd worden. Wellicht zal Beets als stichtelijk schrijver, in sommige zijner godsdieenstige werkren , 'een breederen kring gevonden hebben van ver,
,
-
,
,
,
,
143
eerders dan met eienig zijner andere proza - of dichtw erken. Maar voor die mieser ontwikkelde klasse , voor geestelijken , rechtsgeloererd'en , onderwijzers , voor kooplieden en handeidrijvendlen van eeenig►e beschaving en ontwikk}eling, voor die bre^ede schare is hij evenals voor allen , die , van welken stand ook , tot die aristocratie des geestes b^ehooren , Pelen 'der meest geliefde schrijvers en dichters geweest , dire de 191e eeuw ons vaderland geschonken heeft. Sinds zijn jubeldag is veel gebeurd op het gebied der letteren, ,00k in ons vaderland. Andere goden schijnen nu den top van den zangberg bereikt te hebben en van die , vo-or gewone stervelingen onbereikbare , hoogte de ware schoonheid fen de ongesluierde kunst tee aanschouwen. Ook in lagere oorden , aan dien voet van dien Olymp , daar, waar .die smidse dier Taal , der w;oordvorming en der spelling gevonden wordt , zien wij andere methoden aangewend en nieuwe proeven aangeprezen. -- Mien kan hierover denken , gelijk mien wil , maar, om de verdienste van onzen goeden , ouden Beets niet te verkleinen , ook ten opzichte van aanzie Hollanídsche taal en die ontwikkeling van ons volk, mag men niet vergeten den tijd , waarin hij optrad en het zeer groove aandeel , dat hij nam in idee groove taal- en stijlbbeweging , die ook in het leven ides volks zich heeft afgespiegeld 'en op onze nationale ontwikkeling op geestesgiebied geen geringen invloed heeft gehad. Beets' optreden als dichter en schrijver dagteieklent van het jaar 1831 , nu reeds meer dan 70 jaar geleden. Dit jaarcijfer staat onder vele zijner gedichten , ook onder zijn „ Maartsch viooltje ", waarin ons die frisschie geur van een nieuwe , naderende lente reeds tegenkomt. De spreek- 'en schrijfwijze van -die dagen was tamelijk kleurloos , 'dof en mat , Iangdradig , onnatuurlijk ien niet in overeenstemming met adie verschillende onderwerpen , die men behandelde. Tussch+en de jaren '30 een '40 kwam die overgang naar -een gezonder ten natuurlijker kunstl^even , naar nieuwere en frisschere stij`lvormen. Jong-Holland was opgetreden ; die „Gids" was geboren; Potgieter, Bakhuyzen van dien Brink :en reeds vóór heen , schoon niet zóó hunner roeping bewust 'en het oude niet zoo vijandig , Geel , Van Lennep , Da Costa en meer anderen, alien van goeden wil en met gaven toegerust en velerlei talenten , traden aan 'de spits 'en vonden toejuiching 'en navolging. Maar niet het minst en niet het laatst moet Bluets en zijn dubbel,
,
144 ganger Hildebrand genoemd worden , als wij die mannen huldigen , die ons ide poort openen van dit nieuwe tijdperk der N Aerlandsche letteren. In ;dien laatsten tijd wordt vooral Potgieter op iden voorgrond geschoven. Niemand voorzeker zal, evenmin als de grootheid zijner kunstgave en de hoogheid en den adeldom zijner muze , zijn aandeel willen verkleinen in die herleving onzer letteren. Maar adie naam van Beets mag', waar Hollands taal en letteren hier welverdiende lauweren uitdleellen , niet ontbreken. Zelfs Alb^erdingk Thijm , wiens kunstsmaak nog al van dien van Beets afwijkt , getuigt , dat deze in zijn „ Camera " akkoorden heeft aangeslagen , adie idle nieuwere naturalistische kunst voorberei^dclen : „ Niet Pocgiet^er, Bakhuyzen van dien Brink en Drost hebben het nieuwe tijdvak van natuur en eenvoud voorg► evoe l4d ; maar Nicolaas Beets en Joanies Knieppielhout " (die Amsterdammier, Sept. '84). Ja , natuur en leenvoud , ziedaar wat reeds vroeg tijdig Berets kenmerkt , vooral toen hij zich had losgemaakt uit de boeien van Byron , 'den Engelschen dichter, en zijn zwarten tijd vaarwiel had gezegd. Spoedig zien wij hem als leien fijnen kunst ter, voor niemand strenger dan voor zich zelven , onverbidd e--rech lijk optreden tegen alles , wat idle taal bederft , wat den smaak hindert of dien stijl ontsiert. Voor hem ligt 't geheim van goeden stijl in: ,
,
-
-
,
Proprie communia dioere 't Gewone op eigen toon tie zeggen, Geen kunst- ten vliegwerk aan te leggen, Geen valsche bloemen , valsch vernis Nooit iets , dat overtollig is Geen vreemde draai , geen heilig duister, Een draad , teen band , maar boei noch kluister, Niet al fie rusteloos een vijl: Ziedaar 't geheim van Goeden Stijl. ,
(„ Den,nenaaliden " 38).
,
Als man van keurigen smaak , als fijnproever op taalgebied, als keurder van het echte , onverbasterde Hollandsch werd hij door allen erkend +en zijn uitspraak tamelijk beslissend g °acht. Men moet hier rekening houden meet den langen duur zijns levens,
die voor dezen nijveren man en hieldierblijvenden geest gelijkluidend was met voortzetting zijner studiën en ontwikkeling en
145 vermeerdering zijner kunde ; +evienzoo dient hier in rekening gebracht zijn veelzijdige arbeid op het gebied dies geestes leen dier fraaie letteren. Want zooals Busk'en Huet in zijn studie over Nicolaas Beets terecht opmerkt : „V^eielzij^dighlei:d van gaven is z lvie ielene gaaf en idee minste dier zusteren niet." Het kan ons daarom wel eenigszins verwan^d^er+en , adat Busk^et Huet bijvoorbeeld aan Die Gén^estet als dichter dien voorrang toekent. Men v; rgete daarbij rechter niet , dat Bie;ets in reien kwaad blaadje staat bij Huet ter oorzakee zijner orthodoxie in )den gleloov e. Huet , die zelf 'den dominé-steek aan den kapstok -gehangen had ren di e vrom en in dien lande als minderwaardigen beschouwde, wier geloof leien beletsel was voor ddie volle vrije ontplooiing hunner talenten , moet zich wiel meer getrokken gevogeld hebben tot De Oénestet , die( zoo bekoorlijk en „ in g'etmperd piëtisme " zijn ongeloof aan dien man wist te brengen. Of echter in elk opzicht de nakom'elingschap dit oordeel zal overnemen , bepaaldelijk wat fdie echt- Hollandsche liedjes betreft, waarover wij boven spraken , valt te betwijfelen. Die C^én este t , 'dire 15 jaar jonger was ;dan Beets , heeft zich , zooals prof. Ti'elle in zijjn inleiding tot diens gedichten ziegt, vooral gevormd naar Van Lennep 'en Beets. In eden v 00rtreffelijk en leerling prijzen wij dus ook den uitmunten)den meester. Die Qéniesttet heeft gelijk wij wetten , in vergelijking met Beets , een kleine 'dichter nalatenschap ons geschonken. Niet alleen als prozaschrijver,-lijke als redenaar, als b'eo ord'eielaar yen uitgever -dier werken van tal van Ne^d^erlan^dschee l^ett'erkun^digen , maar ook op dichtgebied heeft Beets paden bewandeld , die Die Génestet óf den tijd óf den lust óf het talent niet ,gehad heeft op te zo e ken n in tie slaan. Zoo getuigt het kleine en reine van Die Qén^estet ongetwijfelod vary zelfkennis en zelfkritiek. Wat hij ons biedt , geeft ongetwijfeld veel , al is het niet altijd gevaarloos , genot. Maar behalve in zijn bekende lcekedicht_; ►es heeft hij tot no toe B{P ets niet verdrongen van 'die plaats , die deze in het hart zijns volks inneemt. Beets' kerngezonde een kleurige vad'erlandsch'e lied ekens zijn di epgevoelde natuurtafereieltjes, zijn fijnte Ma'deliiefj-es en Viooltjes , zijn on.sterfelijke Najaarsmijm ering^en zulken dvel te alleen tijde g enoetnd word^en naast ';het beste , wat Lie Qeniestet en anderen , die door klein en precieus dichtwerk hebben uitgemunt , ons aaanbi,c^den. ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
146
Als zanger van ,d+e natuur en van specifiek'-Hollandsch+e toon.eeltjes is Dc Génestet , zo over wij ween , niet opgetreden. Juist daarom , om dit sp ecifilek-Hollan^dschie- is Beets ons te dierbairdr. Ook nog op andere wijze heeft idee pas gestorven dichter aan onze ;dankbaarheid en toonde hij , hoe de ie-er dier-sprako vadderlan►dsch^e letteren hem tier harte ging. In zijn Verp+oozingen op letterkundig gth'eld en evenzoo in zijn Verscheidenheden , die sinds omtrent '50 op ong^eregelde tijden uitkwamen , en waarvan het laatste stuk verleden jaar door den 87-jarigen schrijver werd uitge'gieven , heeft hij , op -d-e onderhoudende en leerzame wijze , die hem zoozeer ieigen was , ons bekend gemaakt met tal van bijzonderheden met betrekking tot ^de groote mannen onzer lietterkund° , waardoor wij óf hun personen en hun levensomstandigheden óf hun kunstwerken , hun taal en stijl beter leerden begrijpen en waardeeren. Uit al die geschriften spreken een w,on+d+errijk^e h°lezienh^eiid , ;een helder oordeel ,een gekuischte smaak, en bovenal geien warm hart voor al ,
,
,
,
,
wat goed en schoon is, bijzonder als heet binnen onze grenspalen
wordt .aangetroffen. Niet dat hij geen open oog he-eft voor buitenlanrndsch^e literatuur en kunstgewrochten ; zijn jeugd , zijn jon ook nog zijn ouderdom bewijzen het tegendeel. Maar-gelinstjd, Holland is hem toch boven alles lief. Nog op zijn ouden dag waarschuwt hij tegen uith►elemsch^e woorden , gelijk hij liet vro^eger gedaan heeft , bepaaldelijk tegen germanismen. Nog is hij niet veranderd en verouderd , wat betreft zijn hartstocht voor adie eer van Holland's taal en - melodie: NIET VERANDERD. Den idichtstijl , waarin Vondel schreef, 'Dien al ,mijn meesters hielde, Dien zij' , naar dat (de geest hen dreef, Met gloed ien kracht bezielden, De melodie van 't Holla;ndsch lied, Waarbij het oor als 't hart geniet, Wil ik met zang +en snaren Tot aan mijn dood bewaren. ,
,De taal , die 'k liefheb met ontzag En eer in -al haar gangen,
147 Wier rijke schat mii j iop^e n lag Voor proza, en gezangen, Die nimmer mij. verlegen liet, Verzaak , mismaak , verkracht ik niet, Maar meen ik trouw te blijven
Tot in m'ijin jongste schrijven. Laat om mij heen een nieuw geslacht Zich nieuwe vormen smeden, Waarin mien adie oude kunst bielacht En voorhoudt af te treden; Al knikt adie kinine , al trilt de hand, Ik houd bij' 't o ude vaandel stand; „ De Gardie 'Weet te sneven Maar niet van ov► ergieven." („ Dennenaalden " 32).
1894.
Hoevelen heeft hij ook in dezelfde ,,Verscheidenheden " niet bespraken ! Ook tal van uitgaven , geheel nieuwe of verbeterde werdien :door zijn zorg aan heet licht gebracht. Ik noem slechts werden Anna Roemer Visscher, Huygens, Staring en andderen, onder wie ik , hier ter steedse sprekende , ook niet vergeten mag onz en Rotterdamsch en (dichter Adrianus Bogaiers. In die voorrede , waarin hij adie verzamelde gedichten van d ezen kun -dig!en -en keurigen poëet inleidt ►en bespreekt , geeft hij ons , juist en overtuigend als altijd , (epen ,goed beeld van den man sen van zijn werk en wijst hij idee plaats aan , idie .Bog'aers , naar de verscheidenheid van gaven en vruchten , naast , beneden sen boven Tolliens , zijn vermaarden stadgenoot ►en vriend , toekomt. Deze aanwijzing zal, zooals het met het g ieddoordacht oordeel van Beets meer gedaan is , wel aanvaard wordern door de beoefenaars -der geschiedenis onzer letteren. Tot Dia Costa , wilen hij op zijn zilvren bruiloftsdag' kort na diens verblijf te Heeemste^d^e in de jaren , dat Be-ets daar die herdierlijke bediening uitoielen^d^e , ielen heerlijk lied toezong , tot Bil^deerdijk , ;dien „ ongelijkbren dicchtervorst " (II , '309) , tot zijn vriend Hasiebroiek , tot Ten Kate , die op zijn huldig'ingsdag in leien won derbare improvisatie in gloeiende verzen losbrak , zoodat Besets zelf verbaasd en getroffen zijn onv ermogen heleed tot een dergelijke uitstorting in dichtervuur, tot de edelsten en de meest hegaafden onder zijn levende kunstbroeders voelde hij zich aan,
,
,
,
148 getrokken door banden van liefde voor vaderland en kunst. Ook met die dood►en ging hij om in dankbaar een innig verkeer. Vooral Vondel , met wien hij ter g&ellegenh:eid van het op te richten standbeeld in het Von^clelpark zijn geestig giespriek hield , was hem bovenmate vere^erenswaardig. Hoort zijn schuldbekentenis ien zijn toewijding: ,
O Vond el! had mijn hart lu meer in eer gehou-en , Zijn dorst slechts aan uw biros gelaafd , Miin domme jeugd aan u zich willen toevertrouwen, En in gieren vreemd gareel gedraafd : 'k Zou moogl`ijk h`di nd,aags met vrediger genoegein Terugzien op mijn dichterspad ; 'k Had m.o oglijk bij den krans reen loover kunnen voegen, ^Di en gij mijn' land' gevlochten hadt; 'k Had zeker min ;g!evleis en mii geschreis vernomen Van koortsig brein yen week gevoel, Maar kon met fierder tred en h e, drer voorhoofd komen, Waar 't nakroost zit tien rechterstoel. ,
;
,
,
„
Ach , 'k heeb, id en eersten gloed ider vroege dichtvuurspranken , ,
In mijn onrijpe jeugd ontwaakt, Ach , 'k h+eb eden scho o;nen galm der vaderlan^dsch e klanken, Zozo vroeg , maar niet genoteg gesmaakt, Ach , 'k heb uW grepen in de oorspronkelijke snaren, Tenh,a,l'v+e pas dolo r 't oor gevat, Misbruikt om vreemden roem met wildzang te -veiiar,en , Tot 'k u , io Roem mijns lands ! vergat. Tot dat ik u vergat , uw' koninklijke zangen, Uw aadlaarsvlu^cht , uw zuivrten gloed, Uw' rustig zelfbezit , dde vrijheid uwer gangen, ,
,
,
,
Uw fris chh^eidd , en uw overvloed. ,
H. A. V. I JZERMANS , pr. (Slat volgt).
Mgr. Dr. SCHAEPMAN. Er is weinig , wat helderder kleurt , hoe goede gav-en zich in den jongen Schaepman blekten tie ontwikkelen , dan liet volgende Die jeugdige priester was nog weinig Gekiend , toen hij een bezoek bracht in den huiselijken kring van onzen parlementsveteraan uit vroeger periode , den ouden Meer Van Nispen. Nadat de bezaekier was vertrokken — zijn zoon verhaalde het geval onlangs zelf — ziektee de Geldersche edelman : „ Kindiers , let op dien man; dat wordt !een der grootste menschen van ons land en mi schien van onze eeuw." Zóao oordeelde een staatsman over heem. En hoe- leen lietterkunidigie als Thijm hem beoordeelde , is bekend uit adie vaak vermelde wijze , waarop deze gtoote Amsterdammer den jongen dichter bij het Nederlandsche publiek inleidde. Daar zijn later meermalen dagen geweest , dat die politieke bieroering , waarin Schaepman zijnen eigen wieg verkoos te gaan — mèt eeniedier, lof trots eenieder ; 't was hem eenierlei — , dat die voorvallen verschil van gevotelien veroorzaakten tussch en hem en zijnie huisvrienden. Maar het pleit wel voor de ridderlijke en erkentelijke inborst van Schaepman, dat hij , ook bij- allee erschil van inzicht , steeds hartelijke betrekkingen is blijven onderhouden met ►de families Alberdingk Thijm en Van Nispen tot Sievenaler. ,
Schaepman had nog lee-ne andere gave , die veel heeft bijgedragen om hem te maken tot een vermaard man ondier zijne land-genooten. Niet slechts bleek hij te beschikken over een keurig schrijverstalent maar ook over ongewone reidienaarskracht. Hij had gelegenheid gevonden , zich tie toonen een volksredenaar, -- niet in adie bete►ekenis , zooals men heden ten dage wiel aan het woord wil hechten , niet in die beduidenis van : leien man , die onkundigle , gbeidggeloovige scharen prikkelt en opzw;eiept , — maar hij was volksrredenaar in ;de hoogere beteeklenis van heet woord. Voor dien min-;ontwikkielde was hij met zijn tallooze toespelingen op binnen.en buitenlanidsche toestanden , op historische feiten , weinig; ver,
,
staanbaar, en trachtte hij ook niet , zich verstaanbaar te ma,ken ; — maar waar +eerie schare uit allee rangen en standen +der samenleving bijeen was , niet ' in -elene kamer of' benard vertrek , maar groote scharen , kop-aan-kop +en schouder schouder, in zaal of halte of kathedraal, daar kon de bron -an beuken door die ruimte , d+e sterkte-zenstmvadr stem met dat ietwat scherpe neusklankje erin , dat haar zoo ver droeg; daar kon hij geestdrift wekken of weemoed , daar kon hij dolen juichen of schr+ei+en, wanneer hij zijne gedachten , soms treffende , soms betwiste , bijna altoos oorspronkelijke , kl1? edd+e in keur van stoere mannentaal , in breedgebouwde , statige pcrioden of in korte , slaande volzinnen , — wanneer hij ze slingerde in de vergadering, met schitterend oog en met mannelijk armgebaar. ,
,
,
,
Was het wonder, 'dat het Katholieke volk dezen pauslelijken lijfgarde , dezen schrijver en spreker naar heet parlement afvaar^digde ?.... . 't Was sinds lang Schaepman's zucht geweest , zijnee werkkracht , die naar steeds actiever uiting drong , daar te besteden, waar ten slotte d+e kamp van ons nationaal-innerlijk leven gestreden wordt : +d►e kamp der geesten , voor welken zijn geest zich, zoo ganschelijk voelde opgewassen. Menige Kamerzitting had hij reeds als belangstellende van eene der Kamertribunes bijgewoond , tot hij in de gelegenheid kwam, bij het openvallen van Breda's zetel dezen door zijmen invloed en dien zijner vrienden voor zich te winnen. Dat hun can dídaat priester was , vuurde de geestdrift der kiezers nog aan : nl'en wilde +de emancipatie der Katholieken nu +erkend !en bekroond zien , door een Roomsch priester te brengen in onze Stat^enGen+eraal. En men deed het. 't Voegt niet , hier de ' vaak geopperde vraag te behandelen, in hoeverre het aanbeveling verdient, priesters uit te kiezen voor het opvangen van +de bufferschokken in het politiek leven ; de beslissing ligt hier uitsluitend bij 'de Bisschoppen. Maar, wat dr. Scha^epman betreft : zeker is het , dat het leven van den staatsman , die- door de eischen van zijn burgerlijken staat zich genoopt voelt tot omgang teen verkeer ten festijn met ,
,
,
,
,
151 velen , van allerlei landaard , van allerlei ontwikkeling , van allerlhei stand ►en geestesrichting, — dat dit Keven hem niet altoos veroorloofdie , zijn ►dagen zóo^danig door te brengen in offer en gebed, als 'de Kerk dit harten priesters in 't algemeen oplegt. En deze man , adie niets zeilde , lof hij was zich volkomen bewust van h►etgelen hij sprak , heeft dan ook ongetwijfeld 'e'ene diepere betee'kenis aan zijne woorden gehecht dan ;die van louteren ootmoed, toen hij weinige; s±:.alten voor zijnen dood zuchtte : „ Ik wiensch begraven te worden in ;die ruwe pij van dien bedelmonnik, want het pri'e'sterkl► el; 'd heb ik niet kunnen dragen , gelijk het waardig is , gedragen te worden." Voorwaar, hij heeft zichzelven aan het ► einde zijns Nevens met klaren blik doorschouwd ; hij heeft zich niet in ijdelheid of hoogmoed laten benevelen door die ver e► er endie 'en welverdiende blij belangstelling , die hem zoow►el van 'die Pauselijke Curie-kenva als uit zijn Vaderland gewerden. Hij heeft zichzfelv+en gekend en zich toen evenmin als ooit voor ruiterlijke belijdenis geschaamd. En in ►d i ►e erkenning , in 'die 'daad van ongeveinsden d.e e- en rouwmo►ed , van genoegdoening-deer-►eere jegens een gewaad , dat hij toch nooit besmet , nooit bezo► edeld , maar altijd in ongerepte e►ere tee midden van veel wereldsche verleiding heeft hoog gehouden , in 'dien ootmoed is deze man m. i. grooter en grootsch'er geweest dan in 'de schitterendste dagen van zijn ro'; m en glorie. ,
-
„ Quis non fl►eret ! " Oiele ne uiting heeft zoo als deze , in hare k►ernige kortheid , ,
heet gevoel van het Nederlandsche volk geteek end over hit ver 'dat het leed ldoor den dood van dr. Schaepman. -lies, „Wipe zou niet s'chreien ! " — Waar een man als dr. Kuyper, zelf een genius en een groot-geworden man , ielen vastb'era►dein'e , wizen allee o^nmanne'lijkh+eidd in daad en denk► en vreemd is , kon ,
schreien over 'een h►e ► eng^egan'e , 'die zijn vriend yen medestander
maar, waar het pas had gegeven , ook zijn tegenstander geweest was , daar treedt men niet in rh'etorisch'e uitweidingen over de hoegrootheid van zoodanig verlies. Met Scha►epman is henenglegaan eten politicus , zooals onze Kamerfractie geen twe►e'd►zn telde.
152 Een is +er geweest , een dien S,chaiepman zelf op staatkundig gebied ;als zijn evenknie moest ierkennen. Epen , die jarenlang met hem in hetzelfde kamp , maar meer tegenover hem dan naast
hem gestaan heeft. Een , +die niet in die mate de! gave der welsprekendheid bezat als Scha+epman , maar die als staatsman hoog d was gelijk hij , en die hoekig en onbuigzaam was gelijk hij.-begaf ,,Twee harde stte►en+en malen niet." Van blijvende harmonie was tussch►en deze wiee stalen gemoederen geen sprake. Maar hoogie achting hadden z►e voor elkanders talent, — en het strekt Cdr. Scha+epman tot onvergankelijke veere , dat , toen mr. Bahlmann was weggerukt door de kille hand des doods uit het midden der groene banken , waar hij die beste jaren zijns Levens had besteed , dat toen de Doctor het was , die voor zich het recht opvorderde , aan het graf van zijnen vriend en tegenkamper het woord van gedachtenis-eerende hulde te spreken , dat slechts een Scha+epman spreken kon. ,
Wat Scha+epman was :i n onze staatkunde , is bekend. W i e hij was , is knap gezegd door ielen zijner persoonlijke vrienden : jhr. Van Nispen tot Sevena+er, den hoofdredacteur dier „ Residentiebode ", en een van de k i n d e r s , wizen de oude hie er Van Nispen indertijd Schaepman's toekomst spelde. In de studie, welke de Haagsche journalist over wijlen dr. Scha'epman geschre,
,
ven heeft in het tijdschrift „Eigen Haard ", zegt hij heet volgende: Doch als staatsman was ook hij niet zonder feilen. Niet teen_ allen tijde , niet in alles is hij groot geweest. Hij had gook ►die eigenaardigheden — bijkans schreven wij : die onhebbelijkheden — de knoesten , welke mien aantreft in het taaie hout , waarin gestalten van zijn postuur en zijn makelij met harden hamer zijn gebeiteld. Wat hem weerstreefde , of ook maar dreigde zijn pad te kruisen , moest op zij. I.n het voortschrijden op den wieg , dien hij voor den rechtigen hield , wil+d+e hij door niets en door niemand belemm^erd.... .... Maar aan adie reuzenkracht ontleende hij ook die +m'eening , velen sterken naturen +eigen , dat zijn inzicht niet slechts goed , doch ook het eenige middel was om het b^eoogde dolel te bereiken. Wij wijzen hierop, omdat het veel ,
,
,
153
verklaart. Ook den tegenstand , waarop hij jarenlang bij een groot idieel der 'eigen partij gestuit is... . Edoch , diie feilen , z'° zijn niet het gemeengoed , maar het gemeen -kwaad van allee machtige geesten. Alleen ^de tijdgenoot kent zee en weegt ze in haar volle zwaarte. Het nageslacht oordeelt anders een oordeelt zachter. Het kijkt naar heet groiote geheel , die verkregen slotsom. Wij ;nu , we zijn ide tijdgenooten van dr. Schaepman , — en het nageslacht tevens. We beschouwen h em ;dan ook , gelijk wie heem gezien 'en gekend hebben , — tèch zacht , zi-endie' naar adie slotsom. En we hebben hem inderdaad gekend , zooals jhr. Van Nispen hem in eenig► e rake regels schetst : voortschrijdend op zijn-en eigen wieg , !diep overtuigd , dat het DE richtige was , 'en niet ornzi'end naar, noch zich storend aan anderen. Mien kient ook het Nederlandsche volkskarakter : er zit in onzen stam nog altoos iets van het oude Saksen- 'en Fri'ezenbloed ; het Hollan'dsch ras is ook hier, wat het nog onlangs zich toonde in Zuid-Afrika : taai , volhardend , vasthou d end. Trots zijne, talenten , zijn overwicht op velen , zijn invloed op allen , heeft Schaepman nooit de meerderheid zijner Katholieke afgevaardigden zijne politieke inzichten ten volle kunnen doen ideelen. Ha(ddie hij het handige , het plooibare en buigzame , de tactische ,gave bezeten , die bv. eenen Windthorst (eigen was , hij zou zonder twijfel ,die onbietwistbare leider zijn geworden van de Katholieke Kamerfractie. Dat hij in de laatste jaren althans die voorzitter is geworden van ;die Kath. Kamer c 1 u b — het onderscheid laat zich beter gevoelen , dan dat heet tot eene uitweiding zou verlokken — moge hem tenminste Beene kleine vergoeding en voldoening zijn geweest. Neen , plooibaar was hij niet ! Maar al had hij „ lie defaut die ses vertus ", bewondering kan niemand onthouden aan die ontzaglijke geestkracht , waarmede hij zich hoog weder oprichtte na idle slagen , die ook z ;j n leven niet gespaard blieven ; na de pijnlijke- slagen vooral , die hem gevoelen deden , hoezeer zijn - eigen geloofsgenooten op menig diepgaand punt van beleid niet met hem konden of meenden te kunnen meêg'aan. 't Was in 1891 , dat hem zijne getrouwen Borret yen Vos 'de Wael ontvielenni yen door andere Katholieke afg evaardigden werden: vervangen, ,
,
,
154 ja ,,d at hem zelven zijn zetel voor Wijk-bij- Diuurstede ontnomen werd. — Zwaar was adie slag; en menigeen dacht, dat Schaepman , ontmoedigd en terneêrgeslagen , zich uit het politieke leven zou terugtrekken.... Doch dezulken toonden niet tie kennen het karakter, dat den IJzeren Kanselier trots al diens feilen, misstappen yen vergrijpen , hooge bewondering to'edro'eg. Schaepman aan zijnen vriend Cremers : die overdracht van-vard'ehtofn diens Almelooschen zetel , — yen met opgeheven hoofde , wel met den alsem der bitterheid in het hart , doch rniet den glans van vertrouwen in het oog , met onwrikbare vastbe:adenhleeid in ►de ziel, yen met een schat van plannen en idealen — iook var luchtkasteielen , maar óók van geniale ontwerpen — in het hoofd , ddeed hij opnieuw zijne intrede in die Kamer, waar mien hem uitge'drongen waan'de.... Intusschien , men moge geen ; P►eus zijn van wilskracht yen vol 'daar zijn toch !dagen in het lieven , die ook den reus-harding, zilveren haren lijsten om 'de kruin en plooien griffen op den fronsenden schedel. Toen waren ede strofen op hem zelven toepasselijk , !die de dichter gezongen had *) (op dien laatsten der Fransche keizers: ,
,
't Is of een r'eem oedstrek het lachje- komt vervangen; als zoog het zachte waas dat om, 't verleden hangt , zacht temprend langs zijn wangen. Wat is 'het leven. dwaas....... ,
f,
,
De ploegschaar van den tijd trekt diepgesneden voren langs Wang een voorhoofd heen; in 't leve.nlo oze vaal gaat ook de b-los verloren, die zoo verlokkend scheeen. ,
,
Mag soms 'der vrienden 'bilik ee.l goedig lachje ontdekken, dat Staatkunst niet weerhoudt, straks gleed het bevond weeg van 'de oinbhe-wogen trekken , zoo rustig en zoo koud.
Inderdaad , sedert d i ie n tijd is Schaepman snel verouderd. JAC. P. VAN TERM. (Wiordt vervolgd). *)
„ Napoleon ", II.e Zang.
WIE WAS JESUS :e a=
=4 VAN NAZARETH? APOLOGETISCHE PROEVE. INLEIDING. Deze proïeve is een vervolg op een geschriftje , dat ik vroeger in het licht zond, onder den titel: „ G o d l o o c h le n a, a r s -wij sh e i d ". Daarin bewezen wij Gods bestaan uit de zichtbare natuur. Hier zullen wij Gods bestaan bewijzen uit Zijn eigien onmiddellijk getuigenis. Want wij beweren , dat God ons onmiddellijk persoonlijk in onze eigene mienschelijke taal heeft toegesproken en ons duidelijk gieziQg heeft , niet alleen , dat Hij bestaat, maar bovendien , h o e Hij is , wat Hij met ons voorheeft , ►en wat Hij van ons verlangt. Ongel000vige lezer, trek hier niet meet een spotlachje die schouders op. Er ligt niets ongerijmds in , !dat God , als Hij bestaat, zich ook op seenige wijze openbaart, en zich openbaart gi^lijk H ee m goeddunkt ; dus óók op de wijze , gelijk de Christenen lieeren , Id. i. door Deerne miensch'elijkie natuur aan tie nemen , door als mensch onder ons te verschijnen. Deze manier van openbaren is zonder twijfel -die duidelijkstte , dire wij kunnen verlangen. Kan God zich duidelijker oppenbar en , dan door zich eerst geheel aan ons gelijk te maken , om ons vervolgens in onze menschelijke taal te zeggen , wat Hij met ons voorheeft? Een andere vraag is : H ie e f t Goed zich werkelijk aldus gop enbaard ? IS God werkelijk als mensch onder ons versch;en en ? Zeker 'i s het , dat honderden millio^enien menschen van allen rang ier. stand , van elk-en aanleg en bekwaamheid , die e envou^digst e landlieden zoowel als die grootst^e wijsg eer en , die grootste krijgshlelidien zoowel als de :re-ed1: rst e maagden , -dit in den loop dier e eeuwen met de innigste overtuiging hebben geloofd. Zeker is het , dat millioenen voor dien God-mensch met vreugde bloed en leven , zelfs onder ide vreesielijkst^e folteringen , hebben ten offer gebracht. Zeker is het , dat millio neen en nog eens niillioenen dien God-mensch met al -die genegenheid huns harten aanhangen en berei^d, zijn , alles voor Hem prijs tie geven : bez*ttingen , lhuis,e,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
156
lijk geluk , aardschee eer en grootheid , -en dat talloozien dit , ook nu nog , inderdaad o'en. Dit moge meen nu al niet aanvaarden als afdoend bewijs voor de waarheid , adat Christus God is , het bewijst in ieder geval, dat wie hirer tie 'do'en hebben met ieen hoogst - ernstige overtui met een overtuiging , !dire meer verdient dan een spotlachj' .-gin, We staan hier voor leien ontzagwekkend geschiedkundig feit 'en tegelijk voor leien all'erg^Qwichtigst zielkundig vraagstuk. H o ie heeft dat geloof in dien God-m'ensch zoo'n groottin aan kunnen vinden ? Hoei h+eieft ids° overtuiging zoo diep wortel-hang kunnen schieten , 'en zoo algemeen , en zoo lang , en bij ide beste en 'edelste g+e^estien ? Effen of andere gymnasiast moge he r spotten en lachsen , omdat hij het gewicht van edit vraagstuk niet kan bevatten ; iemand , idie denkt , handelt zoo niet. Zou leien zóó diepe , leien zóó innige, 'een zóó ingrijpende overtuiging , idiie zóóvieel offers vraagt 'en zoo blijmoedig doet brengen , geheel ongegrond zijn ? Staat h-2t w ie ie n s c h a p p ie 1 ij k vast , adat zij idwaalt ? Zou 't niet minstens-t de moeite waard zijn , ietens te onderzoeken , of -er gronden voor ^die overtuiging bestaan , yen welke idie gronden zijn? Zoo spreken ernstigie m'ensch►en , zoo redieneieren werkelijke denkers , mienschen meet w^ettenschapptelijkien zin. En , omdat ik veronidersttel , liever, dat ook gij tot die iernstige , tot 'die mienschien met w^etenschappielijkien en wijsg^eierigen zin, behoort ,daarom hieb ik voor u deze- proeve geschreven. Daarin hieb ik althans eienige gronden , waarop die overtuiging rust van hen , dire Christus als dien Gold-miensch huldigen , ontwikkeld. 'Als ge u de geringe moeite getroost , zie met ieieni,ggen aan dacht ;door te l^ezien , zult gge — ik we'et heet ziek er -- wanne er ge ongieloovig waart , 'eten geheel andere opvatting omtrent de overtuiging dier ggeloovige Christenen verkrijgen dan voorheen , en niet allieren omtrent hun overtuiging maar tevens omtrent hen, idiie haar bestrijden. Ge zult zien , lat die meesten dier bests ij diers nagenoeg geheel onbek en d zijn met die , gronden , waarop die overtuiging dier Christenen rust. ,
,
,
,
HOOFDSTUK I.
,,Voor negentien eeuwen leefde in Palestina leen man met name Jesus van Nazareth. Deze man heeft gelieeraard en is door dien
157 Ram^einsch-en landvoogd van Judaea tot den kruisdood \i-ero^o,rd^elelid." Ziedaar een geschiedkundige waarheid, die door niemand wordt b-e-iwijfelid. Heel anders echter wordt het , als men vraagt: Wie was Jesus van Nazareth? Op die vraag wordt lang net door alben hetzelfde antwoord gegeven. Wiel stemt men daarin overeen , dat hij een groot man, leen verheven leeraar, een toonbeeld der m;enschhei.d is geweest. Maar, terwijl vellen z^eggen : „Christus was meer dan rnensch , Hij was die waarachtige Zoon Gods , Hij was Gold len mensch te zamen ," antwoorden anderen : „Christus moge een verhieven mensch , het ideaal dies m^enschien geweest zijn , hij was ien bleef toch leen !mensch , en meer dan geen mensch was hij niet." Wie heeft nu gelijk? Het behoeft niet ge z egd , hole belangrijk deze vraag is. Was Christus i nderdaad die Godsgezant , die God^mensch , dan is Hij idle: hoogste goddelijke openbaring , dan is ielk Zijner woor►dien leen goddelijk orakel ien verdient als zoodanig een onvoorwaardielijk geloof; dan bezitten wij in Zijne uitspraken een absolute norma van geloofs- en ziedienleer. Is Christus werkelijk de Zoon Gods , waarachtig Goed , dan is Zijne verschijning op aarde de hoogste uiting der goddelijke liefde. Of is ier grooter bewijs van liefde 'denkbaar, dan dat die oneindige Clod , die zoo eindeloos ver boven idee m^enseh^en verheven is , zich vernietigt , althans in onze oogen , en zich geheel aan ons gelijk maakt , om als een vriend , leen broeder met ons om te gaan ; ons in onze mensche1^ijkee taal Zijne plannen en inzichten tie onzen aanzien komt mm ededeelen ; ons komt z'eggen , wat Hij van ons verlangt , wat wij doenmoeten om Hem te behagen , hole wij ons einddoel, onze bestemming moeten bereiken , en , o overmaat van liefde! onze zon'denschuld koimt uitboeten -en van de lasten , die • Hij ons oplegt , zelf het le'euw'end'eel wil dragen ? Een God , die ons komt bemoedigen en oipbleuren , door Zijn goddelijk woord niet alleen , maar ook door Zijn goddelijk voorbeeld! In welke fabel of welk verhaal van menschtelijke vin-ding treft mien de wederga van zulke lein^dielo^oz^e liefde aan? Hoe z oet , hoe troostvol wordt het leven , zelfs tic midden dier bitterste smarten en l ellenden , als het inderdaad waar is , wat ,
,
,
158 het Christendom van dien Go^dm►ensch verder Deert : dat Hij de Middelaar is tusschen God yen de menschien , dat Hij allen , die op Hem hopen =en Zijn voorbeelden en lessen trachten na tie volgen , deel zal geven aan Zijn eigen eeuwig en goddelijk geluk, dat Hij ►elke pijn ten smart , 'die men op Zijn voorbeeld niet onderwerping aan Gad' zal dragen , zal beloon'en met 'de rust en vrede dies harten hier op; 'de wereld en meet een eeuwige vergelding in heet andere leven ; 'dat Hij ons hiertoe Zijn goddelijke kracht wil verlelen'en ; dat Hij zich 'door gelofte verplicht heeft , ons te ver dikwijls wij Hem die kracht zulken vragen ; dat Hij,-horen,z om ons die kracht te verwerven , zelf 'de vreeselijkste smarten heeft willen verduren 1; n eden schandelijksten en meest troosteloeoz'en 'dood ondergaan ! — Wie zal niet gaarne , althans niet met on'derw'erping , ►de lasten 'en moeilijkheden dezes levens willen ;v erd'ragen , als hij ziet , hoge 'een oneindige God ons heeft liefgehad 'en hoe Hij zelf 'dc m'ensch.elijke natuur heeft willen aannemen , om voor ons te kunnen lijden en zóóveel uit liefde tot ons eeleden heeft?? Gij ziet het , lezer : ►die vraag : „Wi► e was Jesus van Nazareth? Was Hij nensch , of was Hij meer dan mensch ?" is van het hoogste gewicht. Maar is er een antwo;rd' op► 'die vraag te geven? Wie was Jesus van Nazareth ? — Deze vraag hangt ten nauw samen met ,een andere , nl. met deze : „Wat te denken van-ste de geschi'e'dkun'dige waardje dier Evangeliën ?" De Evangeliën vermelden ons tal van bijzonderheden omtrent het lieven van Christus. Zijn die bijzonderheden waar, dan valt er geen o'ogenblik aan te twijfelen , dat Jesus van Nazareth meer was. dan ►een m► ensch. De Evangeliën vermelden tal van getuige waarin Christus nadrukkelijk van zich zelven verklaart,-nis^e, dat Hij- !die Zo!o n is. van 'den levenden Gad , dat Hij één is met Zijn h►em'elsch'en Vader, dat Hij van :den hemel is nedergedaald, dat Hij reeds, bestond vóó,r Abraham' , dat Hij in de wereld is gekomen om getuigenis te geven van de waarheid , dat Hij een'maal op' ►die wolken 'des hemels zal komen meet majesteit , om leven'd'en en dood► en te oordelelen. De Evangeliën vermelden verder, dat Jesus die getuigenissen bevestigd' heeft ►door tallooze niirak^elen : kreupelen en lammen heeft Hij ►doen wandelen ; blinden , zelfs blindgebo renen , doen ,
,
,
,
159
zien ; stommen +doen spreken ; 'doovven doen hooren ; zelfs dood en heeft Hij teruggeroepen tot het laven ; aan stormen en winden heeft hij bevel gegeven , ten Hij werd gehoorzaamd ; Hij wandelde op 'de baren 'di r zee; 'en toen Zijn vijanden Hem ter dood hadden gebracht , is Hij , na drie 'dagen , glorievol uit heet graf opgestaan , is herhaalde 'mallen aan Zijn l-elerlingen en aan anderen verschenen yen is na veertig 'dagen voor her oog Zijner apostelen ddoor eigen +macht glorievol dien hemel geklommen. Staat 'die vertrouwbaarh'ei'd , die geschiedkundige waarheid der Evangelie-verhalen vast , dan is ons vraagstuk opgelost. Als de Christus dier Evangeliën 'd e historische Christus is , dan is Hij Goed. Wel is waar bestaan ier nog verschillende andere beewijz►.n voor Christus' godheid , bijvoorbeeld die wonderbare verbreiding en duurzaamh+e-i'd Zijner Nier, ondanks en tegen allee miensch+elijke berekeningen een verwachtingen , ten geheel onevenredig aan die middelen , die vervulling der voorspellingen , enz. 'enz. ; maar al die bewijzen hangen opi heet innigst met -de waarachtigheid der Evangelie-verhalen samen. Wanneer men de go^dheid van Christus bewijst , 'erkent mien tevens , althans indirect, die waarachtigheid van hetgeen de Evangeliën ons omtrent Hem meedede el en , Zijne verrijzenis , Zijne hemelvaart , Zijn leer, Zijne instellingen ; wat meer is : die bewijzen voor Christus' godheid gaan voor het m^eerendde►el van 'de waarachtigheid der Evangeliën uit, zij veronderstellen haar, ja zijn ter opi gebaseerd. Hoe zal romen bv. bewijzen , dat 'die voorspellingen van heet Oud Verbond in Christus vervuld zijn , als men niet Verst zeker weet, dat hetgeen het Evangelie ons van Hem meldt , waarheid is? Bleek derhalve het verhaal +der Evangeliën valsch of ook slechts onbetrouwbaar, het hechtste bewijs voor Christus' godheid , ja die grondslag van tal van andere bewijzen , ware ons ontnomen, en er bleef ons niets over dan onzekerheid en verwarring. Hoye staat het nu met de geschiedkundige waarde der Evangeliën? Zooals de lezer ziet , plaatsten we ons op een geheel neutraal, teen geh►c+el onpartijdig standpunt. De vraag , of die Evangeliën al dan niet door God geïnspireerd of ingegeven zijn , m. a. w . de vraag of die schrijvers bij ede samenstelling hunner verhalen al dan niet een geheel b'ijzondere bijstand en medewerking Gods hebben genoten , laden we hier geheel buiten bespreking. ,
,
-
,
,
-
160 Ons standpunt is zuiver wetenschappelijk. Wij stellen niets als bewezen voorop, zullen al onze beweringen staven 'door streng historische bewijzen ; maar wij vorderen hetzelfde neutrale en onbevooroordeelde standpunt ook van elk lezer. Wij ontzeggen look den ongeloovige hei recht om , vóór alle onder te verklaren : de Evangeliën zijn onbetrouwbaar, o m d a t-zoek, zij wonderen verhalen. Op- geen enkelen wijsge'erigen grond kan adie mogelijkheid dier wonderen worden geloochend. Het feit alleen adat adie Evangeliën wonderen verhalen , kan dus voor een ernstig d'enk'er gieten afdoend bezwaar zijn tegen hunne waarheid. Die eienige vraag , 'die hier geldt , is deze : Welk geschiedkundig gezag hebben adie Evangeliën? Op ddeze vraag hopen we in die volgende hoofdstukken leen afdoend antwoord te geven. TH. BENSDORP, C. SS. R. ,
,
MEI-VERLANGEN. De ruwe stormwind knakt de tieêre twijgen, en s-cherpe hagel scheurt !de vo,orjaarsblo emlen. -Opi 't veld is 'r doodsch ; geen nijvre bijen zoemen ,om honingkelken -zoet ede vooglen zwijgen. ,
;
Wel ziet het middaguur de zonne stijgen, wel hoort men elk deez' tijd de Bloeimaand noemen, ;maar ach , ik kan het schoon van Mei niet roemen, als 'k blo em en loot verflienst zie neiderzijgen. Ook ii n mijn ziel wil Lente maar niet bloeien met frissche kracht. Die zoete luchten schromen 't ijs , dat den knop omsluit met kille boeien. Die hageljacht verstoort mijn jonglingsdroomen; een enklie bloem buigt 't hoofd voor 't buldrend loeien. Ik zucht : „ Mocht ook voor mij de Mcie komen !" A. D.
WIE WAS JEZUS * VAN NAZARETH? APOLOGETISCHE PROEVE.
Tweede Hoofdstuk. Van ongeloovige zijde wil men zoo gaarne doen geloovien , dat van Jezus' leven nagenoeg niets meet zekerheid bekend is. Al hetgeen 'de Evangeliën ons van Hem verhalen — zoo beweert mien — zijn mythen , sagen , legenden , zinniebeeldige voorstellingen , door Jezus' volgelingen ofwel verzonnen of aan andere verhalen ontleend , yen om het hoofd van hun Meester saamgevlochten. Gewoonlijk vergelijkt men dan Christus bij Buddha, Zarathustra en andere godsdi'enststichters dier oudheid , omtrent wier lieven in eden loop dier tijden ook allerlei verhalen en liegendien zijn ontstaan. Zoo schrijft bijv. zekere heer Otto Hennie am Rhyn *) in zijn boek : „Van holbewoner tot koning dier aarde " o. a. ht volgende: Zedelijke godsdiensten evenwel moeten door bepaalde personen gesticht wor+d►en , die er leien zeer kennelijk stempel op drukken en al zijn adie geldaanten dicer stichters , van een Mozes , een Zarathoiestra , leen Boe^dha , een Jezus ook nog zoo in sagen en woniderverhallen gehuld, -dat men zie tier nauwiernooid als menschien herkennen kan , toch motetten zij geleefd en hun lieer of ten minste hun beginselen gepr^e^dikt hebben , al was hun leven nog zoo duister. En leen weinig verder beweert dezelfde schrijver, dat Christus' leerlingen „ een bescheiden lieven , werken en streven omgezet hebben in mens-chwiording , wonderen 'en hemelvaart van een God ". *) Wijl maken gewag vain dezen schrijver, omdat hij vele andere ongelo ovigen inaschrijft 'en op zijne beurt door velen nageschreven wordt. ,
162 De heer Otto Henne am Rhyn heeft dus nog wel de goedheid ,
toe te geven , dat Christus ten minste geleefd en ieen leer verkondigd heeft; maar 'dat is dan ook alles. Wel heeft Christus niets meer of minder dan 'den Christelijken godsdienst g esticht ,
leen godsdienst , die de wereld heeft hervormd en beschaafd , en die nu na negentien eeuwen zich nog immer verheugt in jeugdige levenskracht ; ,00k heeft Christus volgens 'denz'elfd'en schrijver op dien godsdienst een zeer kennelijk stempel gedrukt; maar zulke bagatellen schijnen voor +den heier Otto Hennie am Rhyn niet vol om aan een m^enschelijk lieven iets opmerkelijks te schen- -doen, ken , schijnen ook geen bijzondere of buitengewone eigenschap iemand te veronderstellen. Ondanks dit allies bleef Chris--peni tus' leven „ duister en bescheiden van dc wiek tot aan liet graf, ten heeft het nooit iets bijzonders te aanschouwen gegeven ". Ziedaar ook het standpunt 'der meeste moderne dominees van onzen tijd , zooals men o. a. herhaaldelijk kan lezen in „ Die Hervorming ", orgaan der moderne predikanten. Welkte bewijzen voert men voor deze stelling aan?
Hoorien wij opnieuw den heer Otto Hennie am Rhyn: Die geschiedkundige feiten pleiten op afdoende wijze voor het beweerde. Het lieven van den stichter van dien Christe lijken godsdienst was werkelijk zoo duister ►en bescheiden van zijn wieg tot aan zijn graf , dat niet alleen heet groote Romeinsche Rijk buiten Palestina niets er van bemerkte, totdat zijn aanhangers zich over ede grenzen van dat land begonnen uit te breiden , maar dat ook in zijn vaderland zelf zijn leven en sterven zeer weinig gedruisch en opzien wekten. -
En
►
een weinig verder schrijft hij:
Had zijn leven inderdaad iets buitenglewoons of zelfs maar wonderbaars te aanschouwen gegeven, dan had het door gleheel 't rijk bij Joden en Heidenen een bijzonder opzien moeten wekken 'en eten groote plaats in adie letterkunde van (dien tijd moeten innemen. Dat dit niet het geval is , bewijst , Id at een bescheiden leven , arm aan aangrijpende feiten , langen tijd na het einde 'daarvan in een goddelijke mythe is omgezet. Dat Christus' leven nooit iets bijzonders te aanschouwen heeft gegeven , bijgevolg ook gelen wonderen , geen verrijzenis , geen
138 hemelvaart , wordt dus bewezen uit de geschiedkundige feiten. De heer Otto Henne am Rhyn stelt zich intusschien met een enkel geschiedkundig feit tevreden , of liever met het ontbreken van eten historisch feit, nl. 'dat — althans volgens hem •-- buiten Palestina niemand iets van Christus' lieven gemerkt heft, Eerst clan begon men +er iets van tie bemerkten , als zijne aan zich over de grenzen van Palestina begonnen te ver--hangers breiden. — Dee heer Otto, Henne am Rhyn vergeet +echter, dat die verbreiding van Christus' aanhangers buiten de grenzen van Palestina ook +eten geschiedkundig feit en een zeer gewichtig geschiedkundig feit is , een feit , dat bovendien reeds kort na Christus' heengaan -over geheel de toenmaals bekende wereld valt waar tie nemen. Dp+ch hierover straks ; laten we hem eerst zijn bewijs verder zien ontwikkelen. Zijn g^eh►eelee ne+dien+z+ering kan m► én in het kort als volgt samenvatten : Had Christus' lieven inderdaad iets buiteng^ew000ns of z►'^lfs maar won►d+erbaars te aanschouwen gegeven („won dierbaar" schijnt volgens den heer 0. H. a. R. vezel minder te zijn dan „ buiten dan had zulks door het gehe+ele Romteinsch e rijk,-gewon"), m. a. w. door de g►eh'e►e'le destijds bekende wereld , leien bijzonder +opzien moeten wekken ten een groote plaats in d: 1 fferkunde van dien tijd moeten innemen. A t q u i : dat is niet geschied. E r g +o : het geheel+e beven van Christus is leen duister leven giewe►est , een leven zonder teenig opvallend of wonderbaar feit. Men ziet , +d+e heer Otto+ Henne am Rhyn redeneert in streng logischeru vorm. Laten wij zien , of het gehalte aan dien vorm beantwoordt. Wij beginnen met tegen het leerste lid , of den m a j o r zijner red►ene+ering , sterke bedenkingen te opperen. Volgens den heer Otto Henne am Rhyn kan een m+enscheelijk leven nooit iets bui te aanschouwen geven , of heel d►e w+er+el+d moet er-t+englwios notitie van nemen , en men moet er in adie geheetel+e letterkunde van dien tijd sporen van vinden. Duit nu betwijfelen wij. Nemen wij bijv. Mahomed. Die heer Otto H+enne zal zonder twijfel niet beweren , dat het leven van Mahiorned niets buiten gewoons te- aanschouwen heeft gegeven. Welnu , Mahomed stierf in 632. De eerste W+estersche schrijvter nochtans , die "melding' van hem maakt , stierf in 1124 , dus ong^eveter vijf honderd jaar later. Bovendien zijn de berichten van dien schrijver nog zeer ,
,
,
,
,
,
,
,
164 onvolledig en onjuist *)• In het Oosten wordt Mahomedd door dl^e Christelijke schrijvers het ieerst e vermeld bijs monde van Joannies Damascenus (t 754). De eerste Christelijke schrijver, die van Julius Caesar melding maakt, is Orosius , gestorven in 420, dus weder ongeveer vijf honderd jaar na Caesar's dood. En wat nu bepaaldelijk Christus betreft , geloov+en wij , dat adie Romeinen al bitter weinig notitie zullen genomen hi°bben van hetgeen beweerd werd te geschieden in Palestina , voor heen geien afgelegen hoek van heet land der barbanen. Evenmin als wij op het oo,genblik veel notitie nemen van hetgeen beweerd wordt te geschieden in Perzië of Afghanistan. Ten slotte moet men , om te kunnen bteoordeelen , welkte plaats iemand in de letterkunde van zijn tijd heeft ingenomen , eeerst goed i n oogenschouw nemen , wat ons van die letterkunde uit diien tijd is overgebleven. Zien wij thans , hoge 'de her Otto H^enn e am Rhyn het tweedje lid zijner reden►eiering bewijst , zijn m i n a r, het diesel zijner sluitrede , waar alles op aankomt , nl. dat Christus' leven werkelijk noch bij Joden noch bij Heidenen eenig opzien h eeft verwekt ^en in 'de letterkunde van zijn tijd volstrekt geien belangrijke plaats 1 inneemt. -
,
Zijn eerste b ewijs ontleent de heer Otto H:enne aan heet zwijgen der Gri►eks ch en Rom'; inschte schrijvers over Christus. Hoo -renwij hem, welder in zijn eigene taal: ,
Laat ons met betrekking hierop f de bronnen van dien tijd raadplegen. Geen Gri'ekschie of Romleinschie schrijver, die tien tijdje van Jezus of ieven na hem leefde , spreekt over hem met eten enkel woord. Tacitus , Suetonius en de jongste Plinius , di^e allen ongeveer dertig jaren na Jezus' dood geboren zijn , kennen ede Christenen niet dan zeer oppervlakkig; van Jezus zelven spreekt alleen Tacitus en dan nog ,
,
*) Deze sschiijv^er was Guib-rtus , abt van Voegent. in zijn werk: ,testa Dei par Fraincos " schrijft hij : „ Er bestaat -een volksmeefli-ng, dat ier zeker iemand ge Meest isr, 'die , als ik mij wel uitdruk , . Math.o+m!u,s (sic) genoemd wordt. Ik geloof , dat dezJe goddelooze man nog niet zeer Dowd is lomdat ik nii-2t bevind , dat iemand van die kterkeliije
leeramen toegein zijn vuile leeringen heeft geschreven ", lenz. F
165 slechts van ►de wijze , waarop hij stierf; Suetonius noemt ,
ook in 't voorbijgaan leen Christus , maar wat hij van hem zegt past niet op Jezus Christus. Epictetus maakt een paar vage toespelingen op ►de Christen-en. *) Zooals die woorden daar staan , zijn zij werkelijk in staat om een of anderen oppervlakkigen Hezer te verschalken en te overbluffen. Nochtans is hun bewijskracht louter schijn. Het .geheielie bewijs heeft ►eienvou'dig niets te beduiden. — Dat geen Grileksche pof Rom►einsch►e schrijver, 'die ten tijde van Jezus of even na Hem leefde , met Been 'enkel woord van Hem spreekt , is heel licht te verklaren , om 'de eenvoudige reden , adat geen enkele Gri►ekschie of Ro^m^einschie schrijver , ►die ten tijde van Jezus of onmiddellijk na Hem leefde , valt aan tie wijzen , en schrijvers, die niet bestaan , natuurlijk moeilijk over Christus , ook sliechts met een enkel woord, kunnen spreken. De 'eerste ide beste Latijnsch► e schrijver intusschen , die na Jezus op het toon►eel verschijnt , nl. Tacitus , spreekt — ^de heer Otto Henne am Rhyn zegt het zelf — heel nadrukkelijk van Hem. Hij vermeldt , dat Christus onder den landvoogd Pontius Pilatus ten tijde van Tiberius' r+egeering , dien kruisdood is gestorven. Als wij 'dit bericht vergelijken met het 'eerste bericht van die Wiestersche schrijvers omtrent Mahom►eld , is het niet alleen hoogst vroeg tijdig , maar 'eveneens hoogst nauwkeurig. Wat meer is : men zou zelfs met geen mogelijkheid 'een vroeger bericht van een Latijnschen schrijver omtrent Christus kunnen verlangen. Vóór Tacitus valt er geien Room►einsch schrijver, 'die over Christus had kunnen spreken, aan te wijzen. Wel is het waar, 'dat zoowel Tacitus als idee andere Latijnsche schrijvers , die die heer Otto H^enn^e am Rhyn noemt , adie Christenen slechts zeer oppervlakkig kennen t) , ofschoon zij ze zeer goed hadden kunnen kennen , daar het Christendom , toen zij ,
-
-
,
*) Deze g► eh► ^'ele zinsnede viindt mien ; letterlijk terug in een klein werkje van zekeren heer Oudens , ►dat tot bieschei^den titel draagt: „ Het boek 'dier meinschheid ". Ofschoon letterlijk cite eren:d , verzwijgt de schrijver +echtLr zorgvuldig zijinie fbro!n. t) Z 00w!el Suietonius als Tacitus spreken van de Christenen als van de grootste booswichtten. I,n zijn►e liev:.ns'b'eschrijving over Nero (cap. 15) noemt Suetonius de ,
,
166 schreven , reeds jaren en jaren te Rome gevestigd was , en 'de Evangeliën reeds geschreven yen ook te Rome onder die Christene i bekend waren. Maar bij iemand , die die Romeinsche oudheid van dien tijd ook slechts oppervlakkig bestudeerd heeft , zal zulks ,gelen verwondering wekken. Wat wonder, dat die trotsch►e Rom►eineen van 'dien tijd , die die Christenen nauwelijks van die Joden onderscheidden , al bitter weinig notitie namen van hetgeen aangaande dien stichter van een godsdienst , voor hen al even ver als die der Joden *) , door vreemdelingen , barbaren , ge--fiolejk lijk zij heen noemden , werd verhaald ! Te meer, daar dire stichter dien schandelijken dood des kruises gestorven was. Drie eerie omstandigheid wide voor den Romeinschen geschiedschrijver alles. Tacitus vermeldt haar, alsof hij zeggen wildre : nu kunt ge genoeg begrijpen , wat die s^ect^e rder Christenen er voor e'ene is, Dire kruisdood van Christus sloot voor den trotschen heiden van zelf allee mogelijkheid van iets verhevens of bov'ennatuurlijks in Christus buiten. Bovendien , hoeveel buitengewone en bovennatuurlijke feiten , dice in onze dagen en betrekkelijk in onze nabijheid geschied zijn , worden nagenoeg niet besproken , blijven aan die grootje massa onbekend , worden door ongeloovige schrijvers g'eheel genegeerd en doodgezwegen. Men denke bijv. aan die genezing ,
,
,
,
Christensen azen menschiensoort met een nieuw -en boosaardig bijgeloof. (Het Latijnschse woord bi o o s a a r d i g „ m'ali: ficus ", ziet ook op, tooverij). Als Tacitus vermeldt , dat +die Christenen door Nero van de brandstichting te Rome b^; schuldig►d , voor het gerecht gedaagd werden , zegt hij , dat zij overtuigd werden niet zo ozeer van de misdaad van brandstichting als wel vain haat itegen het menschel'ijk geslacht. Nog legt hij , dat dit verderfelijk bijgeloof ten tijde van Christus' dood voor een wijle oindieridru^kt , weder uitborst niet allen in Ju diea:e , den oorsprong vain het kwaad , maar ,00k in ►d^e stad Rome. Die Katholieke Kerk is vain dien aanvang af gelast'^r►d. *) Suetonius spreekt van oinlusten , die ondier de Romeinsche Joden ter oorzak van zekeren opruier Chrestus (geen Itacismus voor „ Christus ") omstreeks het jaar 5 0 waren uitgebroken , en tengevolge waarvan de Joden t! oor keizer Caligula uit Rome werden verdreven (IIn vita Claudii , cap . 23). Suetanius had waarschijnlijk iets vernomen van geschillen tusschlen d Joden en hun Christen-l,andgenooten omtrent den persoon van Christus. Hiervan (maakt hij, dat d twisten op a a n h i t s i n g vain zekeren Chrestus ontstaan waren. ,
;
,
,
167 van Pierre de Rudder, wiens been na een langdurige ingewikkeldie verwonding te Oostacker in België plotseling volkomen werd geheeld. — Is het dan wonder, dat die enkele heidensche en het Christendom vijandige schrijvers , adie eenige dice ons uit het tijdperk na Christus' dood tot het begin der tweede eeuw zijn overgiebl►even , niets m+ediedeelien , mogelijk zelfs niet weten van d►e wonden , die lang vóór hen in een ver afgelegen streek van het land der barbaren beweerd werd en geschied te zijn ? *) Als zelfs nu , nadat het Christendom reeds negentien e euwen bestaan heeft , en men , om onzen godsdienst te kennen , slechts de gogen tie openen heeft 'en het 'eerste het beste boek open te slaan uit duizenden, die er over geschreven zijn, als zéifs nu nog 'die ongeloovigen blijk geven van de hoogste oppervlakkigheid ten onzen opzichte , is het 'dan te verwonderen , dat die enkele oude heidensche en ongieloovige schrijver, die ons uit di-en eersten tijd dies Christendoms is overg►ebl'even , door zijn vooroordieelen verblind , die Christenen ook slechts zeer oppervlakkig kent? Niettemin vermeldt Tacitus een omstandigheid , die tie denken geeft. Van dien Latijnsch►en schrijver vernemen wij', dat Christus reeds vroegtijdig te Rome vele volgelingen had , zóó vele, dat zij die aandacht der regeering trokken , 'en dat reeds -onder keizer Nero, hoogstens dertig jaren na Christus' dood, zeer velen **) van hen onder die uitgezochtste folteringen ter dood wer'den gebracht. — Sueto.nius bericht hetzelfde , 'en Plinius bericht het eveneens van die Christenen in Bithynië , waar hij stadholudier was. Nu moet de heer Otto H'enn'e am Rhyn ons 'eens verklaren: hole het mogelijk was , dat ede lieer van Christus zich zoo snel verbreidde , en dat zijn aanhangers zich reeds dertig jaren na zijn ,
,
-
,
,
,
*) Tacitus , Suetonius 'en Plinius schiievr^n alben eerst in het begin van de tweede eeuw. Tacitus wellicht iets vroeger , aan het einde van de c_erste. In 'dc „ to^overij ", waarvan Su'etonius dc Christenen beticht , ligt nochtans e^enige , aanduiding an +de wonderen , die , gelijk
wij uit de gieschi'zdenis weten , onder dde eerste Christenen zeur veel waren. -vuldig **) Tacitus spreekt van 'e'--!n g^ro^ote menigte. Hij; verhaalt ook , dat de Christ enien 'door ho.n^d'2n verscheurd , aan kruisen genageld , op' het vuur geroosterd 'en , in die-renvellen gestoken , als fakkels gebruikt werden. ,
168 dood en nog vroeger goedsmoeds in mienigté onder de vreeselijkste folteringen lieten ter dood brengen , als ind-eidaad zijn leven nooit iets bijzonders te aanschóuw►en gegeven had , als Christus inderdaad leen doodgewoon man was geweest. Dertig jaren is toch waarlijk zoo'n lang tijdsverloop niet! Er waren in dien tijd no verschillenden van Christus' tijd- en landgenoot►en te Rome. Die Christenyen hadden alle gelegenheid narichten omtrent hem in tie winnen. Als zij niets bijzonders omtrent Christus vernomen hadden , vanwaar dan hun geestdrift voor Hem ? Oed►enk hierbij , dat adie meeste martelaren Romein-en war►en-, ►en wat heet zeggen wil , dat Rom► einschie burgers zich voor een nilc,t-Romein , d_►e bovendien dien kruisdood - gestorven was, lieten tier dood brengen. Ook is de veronderstelling al te dwaas , dat Christus' leerlingen geheel die wereld voor hun Meester zouden zijn doorgetrokken , ja , arme vissChiers en vreemdelingen als zij waren , het beschaafde Rome hadden durven binnendringen ;en - daar, gelijk overal ter wereld , aanstonds tallooze volgelingen zouden g evoniden hebben , tot in het paleis van den Caesar tope *) , volgelingen , die voor hunne overtuiging , gelijk ook de Apostelen zelf , gloed , bloed en leven veil hadden , — als zij in Christus werkelijk nooit iets bovennatuurlijks 'en wonderbaars hadden aanschouwd. Dit alleen ware nog grootser wonder geweest dan alle wonderen, idie in het Evangelie van Christus verhaald - worden. Bie heer Otto H►enn e am Rhyn spreekt van gesch iedkundige feiten , ►dire die duisternis van Christus' lieven zouden bewijzen; -nochtans maakt hij , gelijk wie- gezien hebben , zelf , zonder het te willen , gewag van 'die verbreiding 'dies Christ'endoms , een histo.riseli feit , - dat alleen reeds geheel zijn bewering logenstraft. ,
-
,
,
(Wio:rdt vervolgd.) TH. BENSDORP, C. SS. R. *) Dit billijkt uit die brieven van Paulus.
.^ NICOLAAS BEETS. II (Slot). Wat Beets voor ons tot een der aantr►ekk elijkst'e figuren maakt in de wereld onzer vatderlan►dsche letteren , is zijn cdele. godsdienstzin. Ook daarin is hij een Hollander van -den echten stempel ; want , Goddank ! ons volk is in zijn geheel genomen een g'^oids►dienstig volk , dat wars is van Voltairiaansche spotternij en gaarne , ook in zang en rijm , mits niet in den pre-ektoon en zich niet ►opidringien►d , belijdenis hoort van geloof en zedenleer. Hierin nu is Beets uitn►emien►d geslaagd. Natuurlijk is hij voor mannen als Busken Hu►et ,' voor heen , die dwepen met Multatuli, of die met God en godsdienst hebben afgerekend , veel te zalvend en z►edeprek+enld. Te ontkennen is , dunkt mij , ni-et , dat vooral in den eersten tijd van zijn predikant+enl^even de godzaligh+ei^d , zelfs in zijn gedichten , te veel uitkomt en leen scherp contrast vormt met zijn opbruisende natuur, die in zijn Byroniaansche zangen , in zijn eerste dichterlijke verhalen , Jose, Kuster, Guy de Vlaming losbreekt. Dáár is alles hartstocht en onstuimige bezieling. Als men die eerstelingen nit leest , staat men verbaasd over ide vaak heerlijke jongelings- verheffing , over dat zich verliezen in den vloedgolf der poëzie. Die rijkdom van taal, de w►eg'sl►eepend►e kracht zijner bezieling, het frissche en nieuwe en bekoorlijke zijner natuurbbeschrijvingen , dit alles moet het hart van, menigeen voor den rijkb►egaafdten , 20-jarigen jongeling stormenderhand veroverd hebben. Ook Van der Palm , wiens kleindochter Beets na weinige jaren huwen zou , voelde zich tot den jon,glen man aangetrokken. Maar hij en velen met hem zullen gevreesd hebben , dat dire hooge vlucht spoedig door een diepten val zou gevolgd worden , dat hier verspilling en verbastering van waarachtig dicht^erbloe+d was , en de tering, in zijn Jose zoo meesterlijk beschreven , aan dit onmatig opbloeiend dichtterleven ,
-
,
spoedig een einde zou maken.
Inderdaad , de ernst des levens moest komen , niet de dwaze en donkere ernst , de sombere smart en valschte zwaarmoedightzid van den „Zwarten Tijd ", maar die manlijke en vruchtbare 'ernst, dire van onberaden sprongen in het duister afhoudt en die vader ,
170 is van zelfbedwang ►en zelfkritfek. Zoo kon wellicht niet het hoogste , maar dc zekerheid verkregen worden , welken ; eg hij gaan molest , waar hij , niet voor '°'en korte wijle , maar bestendig en in toenemende mate de lauweren kon winnen , die die Genius der Kunst voor dezen bevoorrechte had weeg geleegd. — Die levensernst is gekomen , fin 'den beginne wel wat te overvloedig. Er komt meier kunst , meer eenvoud , grooter meesterschap over dien vorm , maar minder verheffing. Zoo heeft hij , als mien wil , niet alles gegeven wat zijn ►eerste lente beloofde; maar wat men van heem dacht , was ook het hoogste , wat slechts voor we-inigen is weggelegd. Reeds vóór de verschijning zijnier Camera pop 25jarigen leeftijd was zijn naam op v^elier lippen en genoot hij eten vermaardheiid , die , schoon verdiend , meen liefst op andere titels ziet v►erkr►eg+en ► en op degelijker en gezonder grondslag opgebouwd. Ook zijn levensomstandigheden zullen tot dijen ;ernst hebben meegewerkt. De pop 11 Maart 1839 gepromoveierd► e proponent huwde 3 September '40 zijne Alei^die , j^onkvrouw^e Van f~orieiest en betrok eenige dagen later de predikantswoning te Heemstede. Een vredig , vriendelijk licht wierpen ede nieuwe een g^elukkigie levensomstandigheden over huis een hof , over Haarlem's wielbiekendde en lachende omgeving , vooral in heet hart van dien jeug►digden leeraar en voorganger. 't Is of de Muze soms beducht is , dat zij heet werk van iden nu zoo ►ernstigien godsdienstlieleraar zal storen. Zij wordt nu zelve ook wel wat ernstig , zoodat velen met weemoed terugzien naar eden tijd , waarop die tabhert nog niet was aangetrokken. Een enkele maal , maar slechts ielen '^enkele , naar ik weet , wordt ook van Katholi^ek^e zijde op de verandering gewezen. Naar aanleiding van Beets' „ Herinneringen een indrukken van leien klieinen uitstap naar Londen in Mei 1847 ", waarin hij op zalveniden toon zijne ontmoetingen meet adie vromen aldaar bespreekt , schrijft prof. (later Mgr.) Pluym in „ de Katholiek " (Deel XVI I , pag. 40) : „Voor ruim +een tiental jaren waagde het dezelfde begaafde schrijver onze goede Moedertaal heet Zondagspak uit fie trekken en wat natuurlijker te xdoen loopeen , en gij weet , hole gelukkig hij daarin geslaagd is. Thans is heet geheel anders. In zijne brieven heeft hij adie goede Oude teen Sabbatskleed aangetrokken en haar zoo sterk ingeregen in het orthodoxe keurslijf , dat zij ter nauwern^ood zich bewegen kan. Waarlijk : lie style c'est ,
,
,
,
,
,
,
171
,
l'hommie. Die er nog aan twijfelen mogt , kan er zich hier van overtuigen." Zoo'n vaart echter zal de zaak niet nemen. Beets zelf zou met zijn versje Ocu1us a nimi specu-1.um: „ Geheel fde mensch is in zijn stijl " beweert Buffon , maar ik: De stijl bedriegt mij nog wel Helens , maar nimmermeer die blik." ,
u g1evra;agd hebben , hem in het oprechte en zijn ziel , die allen partijhaat verafschuwde , klaar weerspi:egiellenid oog tie blikken; en ook toen zoudt gij bespeurd hebben , dat de vonk dier poëzie nog geenszins was uitgedoofd en zijn warme , oprechte mensocig+enm.n in werkelijkheid niet geleden had. Deze ligt aan heel zijn arbeid ten grondslag. Zijn gehie^ele lieven pleit ►daarvoor. Met personen van adie meest verschillende richting gaat hij vriendschappelijk om ; waar hij iets goeds vindt, van welke zijde- het hem ook word►e geboden , neemt hij het met waardeering en oprechfien lof aan. 'Onze geloofsgenooten heeft hij allerminst buiten ►den kring zijner letterkundige vriendeen gesloten. Bekend is , hoe hij dien jongen dr. Schaepman op het Letterkundig Congres te Middelburg in '72 introduceerde en begunstigde , en na diens geestdriftige reidie- over Da Costa op geestige wijze aller voldoening vertolkte , dat hij , die voorzitter, aan .Schaepman een kleine overtreding van het Reglemf^nt had toegestaan. Het klassieke dichtbundeltje van pater Van Mieurs : „ Kriekende Kri^eksk►e " (3de ►druk) , prijkt , zooals men weet , op die eerste bladzijde met een versjie van Nicolaas Beets , waaruit die dankbare waardeering van den to+enmaligen grootmeester dier vaderlandschie dichters all►erduid+elijkst blijkt. Minder bekend is , hoe beide dichters en schrijvers in veleljarige trouwe vriendschap ►en genegenheid hun geesteskinderen spoedig na die geboorte elkan+der ter kennismaking ov+erzondsen. Ik maak mij niet schuldig aan eene (onbescheidenheid , wanneer ik hier melding maak van het voor Beets' goadskdi►enstzin tevens zoo vere^erende feit , dat die grijsaard een paar jaren geleden , toen heem die schoonie lezingMe;n over het lijden dies Hieeren : „ Op Golgotha " waren toeg►ez!oniden , bijna onmiddellijk daarop den schrijver vriendelijk ten gevoelig berichtte , dat hij , aanstonds na ontvangst met die Bezing ,
172 begonnen , zoozeer getroffen was , dat hij het boekje vóór liet einde niet had n►e►erggeleegd. Men ziet hieruit , dat Beets ondanks zijnverblijf te Utrecht, waar hij sinds '54 , ►een jaar na de Aprilbeweging, vóór zijn professoraat en emeritaat aldaar, idee herderlijke bediening waarnam en onder zijn ambtg^enooten Heienige mannen aantrof vol partijhaat en antipapisme , zich van dezer g►e:est zorgvuldig wist vrij te houden. Terecht zegt Jo. adie Vries van heem (Mannen van beteekenis in onze dagen , 1884) : „ Geen van ►de vele kringen en kringetjes , waarin ons volk verdeeld is , kan Beets in die mate die zijne heieten , dat een andere het noemen van zijn naam ►en heet verbreiden van zijn lof voor een uitdaging zal houden. Intlegendeel , " zijn :naam klinkt als leen leus dies vredes , die van alle , soms van tegenovergestelde , zijden komt. Waar hij spreekt, hetzij door middel van zijn geschriften , hetzij met zijn zachte, doordringende stem , daar zijn ;die grootste tegenstanders te zamen onder den indruk en de bekoring van zijn toov►erend woord ►en zijn waardige taal. Partijzucht heeft Beets steeds gehaat." ,
Partijman we zen , wil ik niet, 'k Wil aan geheel :mijn volk bi-h 00ren , Mijn ernstig woord , mijn vroolij'k lied Moet Min voor aller hart yen oor2,n. Partijman wezen wil ik niet. ,
Zij hebben dikwijls mij verzocht, Vooruitgeschoven met een buiging; Zliji hadden gaarne mij gekocht Vo oIr flikkerijl +en eerb^, tuiigiing; Maar hebben 't nooit z o^over gebrocht. ,
Zlij! hebben 't somtijds mij gemaakt, Ondanks mlijln dapperst teg►enstnwen M;ijin wagen aan hun trein gehaakt, Ook mij n naam in hun vaan geschreven; Maar weinig vrucht daarvan gesmaakt. Want spoedig kwam ik met protest En zal er altijd weer me komen, Partij±ucht haat ik als de pest; Zijl fopt de wijzen , doekt de vromen En haalt den duivel in top 't leest. ,
,
173 Zoo zong Beets en men moet z►eggen , dat hij , zoover het mogelijk is , vooral in ons klein vaderland, tot gie►en partij tie behooren en met alle partijen en mensch►e in vrede te leven , daarin tamelijk wel geslaagd is. Met groiote behoedzaamheid , soms wiel wat al te behoedzaam , heeft hij menig^en strijd ontweken. Denkt gij, bij het overzien van zijn liev►ensvel► d , dikwijls aan het evanglelisch beeld van den eenvoud dier duif , — de voorzichtigheid dir slang, die daarmede gepaard moet gaan , spreekt u soms uit zijn daden en geschriften en niet het minst uit zijn afwezigheid nog luider toe. Van persoonlijke aanvallen en griieven^de personaliteiten wist hij , ook waar zijn persoonlijke levensomstandigheden op onheuschie wijze werden bijgebracht , zich altijd te onthouden. Liever bewaarde hij het stilzwijgen. Als hij hekelt of met vaderlijk gezag vermaant en waarschuwt , g►el►dt heet +een richting , niet de personen. Toch heeft het hem niet aan bhenij+diers en bestrijders ontbroken. Vooral ede reeds besproken „ transformatie ", die werkelijk met Beets plaats had , toen hij omstreeks '40 zijn vorige goden vaarwel zei►de en een ernstiger 1► evensphase inging , heeft tot menige onbillijkee een iojnjuist►e beoordelelin-g 'en bitter woord aanleiding gegeven. „ Dichter," zoo spreekt Schimmel o. a. den predikant Beets toe (Gilds 1860 II) , „ Dichter, fluistert uwe Muze u g►eene andere zangen in , kunt gij den prediker niet opsluiten in zijn studeer zelf daarbuiten in Golds schepping rondwandelen , om-vertkn de duiziende stemmen te hoor-en en op te vangen , die er klinken en opgaan uit het rijke menschenleven ? Is de poëzie niet de wel tolk van het mienschielijkie in dien m►ensch , en sluiert-spreknidt zij zich niet het schoon en aanminnig gelaat , als gij haar dwingt in te gaan in heet enge en vunzig gebouw, waarin het dogma woont ? En zoo :dat dogma, niet alleen begrepen door het verstand, maar ook innig gevoeld werd , maar ook warm leefde in u zelven , wij zouden u aanhooren schoon niet volgen , wij' zouden hultdigen , wat er mienschelijk waars school in uwe opvattingen! Maar hoe koud blijft gij , waar wij u warm dachten , hoe kalm redeneerend , waar wij u met warme kleuren schilderend ver vorm is uitnemend dikwerf bewerkt , hoewel gij ons-wachten!Di hier en daar een blik doet werpen in uwe werkplaats 'en den moteit► evollen arbeid laat gissen ; maar vragen wij Tiaar den vorm waar wil dien moesten voorbijzien , kan hij' ons treffen door de moeielijkheden , die hij u geboden heeft, waar juist de gedachte ,
,
,
,
,
,
174 aan overwonnen moeielijkhieiden dien indruk , dien gij te weeg wilt brengen , vernietigt ? " Nog erger maakt heet Busken Huet , als hij Bioets' „ tot het Evangelie bekeerde byro nsmuze " op zijne gewone scherpzinnige maar onhoffelijke wijze bespreekt. Wanneer men die studie leest, die Huet aan Beets gewijd heeft , krijgt men dien indruk, dat hij vooral daarom „ minder van dien heer Beets dan van :sommige andere mienschien houdt ", +en ie en soort persoonlijke grief tegen hem schijnt te hebben , omdat uit den dartellen yen hartstochtelijken dichter en levenslustigen Hildebrand eten i ernstige en goedge loovige dominee geworden is. Met die stukken van Beets wil die ontwerp►er en schrijver der literarische fantasiën aantoonlen , „ dat hij , om een tolk der godsdienstige waarheid en van het godsdienstig gevoel te worden , niet nooidig heeft gehad in die theologie te stuide►enen , of een proponents-4exam)en te dcien , of week aan week den Heideelberg'schen catechismus te verklaren , of op eenigerlei wijze een kerkelijk persoon van zich te laten maken." — Wat er schoons is in zijn latere gietlichten , ligt voor Huet meer in Beets' „ prikkelbaar gestel " of — wat voor dezen ki esch!en ontIeder hetzelfde is — in Beets' „ sensuleele natuur ". Wat zon tegen den goeden smaak , is niet dien dichter te wijten. Nee i,-digt „ deze trekken zijn indertijd den dichter giesp►e► old juist door den aanstaanden predikheer. Nooit is hij vrijer en bevalliger em dichterli jker in zijne bewegingen dan wanne er dire eerwaarde heer hem met vrede laat ". In dit alles ligt , dunkt mij , niet weinig overdrijving , ien waar het niet alleen die waarde van zijn kunst , maar ook van zijn karakter aanrandt , leien schroimelijke onrechtvaardighei.d. Ofschoon wij , gelijk wel vanzelf spreekt , ier ons geenszins over behoeven te verheugen , dat Beets het ambt van Bedienaar des Goddelijken Woords in de Nederlandsche Hervormde Kerk tot levenstaak heeft ggekozen , motet toch gezegd , dat hij , om dit te worden en vooral om dit te blijven , zooals hijg het geworden !en gebl-even is, zich veel zelfbedwang ien ontbering van lof heeft getroost en met manlijke vastberadenheid geen weg verlaten en meer en meer o.itw+eken heeft , waarop hij niets dan toejuiching een beloft2n van nog rijker wereldscha kronen vond. Dit spreekt van iets anders Dian van carakterl000shleid +en ijdel zelfbehagen. Het is inderdaad geen gering bewijs van zijn oprechten godsdienstzin ten van zijn ,
,
,
,
,
,
-
,
175 liefde tot den Christus en het Evangelie , dat hij , de alom ge vierde +en toegejuichte schrijver en dichter, te' midden van zoovelen , olie meer en meer het positieve Christendom ontrouw en vijandig werden , zich in zijn stille predikantswoning terugtrok en zijn Chris ennaam en roeping altijd het hoogste achtte. „ Een zoo kwetsbaar g►emo►ea als het zijnie ," zegt Huiet , „ moest óf overslaan tot uitspattingen óf eindigen met rust te vinden bij een e half onderdrukte en geïdealiseerde wiereldvierzaking ". Welnu , bij dit nog zoo onjuist niet geformuleerd alternatief heeft 3 z'ets liet laat vaderland yen adie godsdienst behoeven daar-stegk'ozn,h niet te treuren. Zoo kunnen wij ier vrede melde- hebben,-over dat Beets het ambt heeft liefgehad , dat hij zich gekozen had , ja zelfs onze bewondering niet onthouden , dat hij bestand bleek tegen verlokkingen , zooals o. a. zijn vriend Potgieter hem aandeed , toen hij* den 22-jarigen d ichter spottend vroieg: „ Zeg mij toch , hoe gij te moede zijt , wanneer gij' met een freule aan den arm onder het hooge geboomte van Nijienburgh (het buit>>ngoed van adie Foreesten) wandelt , of bij ondergaand zonnelicht dien vierkanten toren van Koielstier in dien gouden glans blinken ziet , en u de geschiedenissen van Kienmierland voor den geest brengt , en aan dien Willem denkt , dien gij in uwen „ Kuser" zoo ongenadig behandeldiet, en voor wien gij echter, ik been er zeker van , evenals die leerste hieler van Koelster, dice met Heiloo en Oesdom beleend werd , de wapenen zoudt hebben aangegord — staat dan nog olie afgesneden rok en die driekantie houd , en het zedelijk nut , en die g^emo'edsbezwaren ien die dominéee , en zijn stemmige vrouw, en zijn talrijke kinderen , u als die wenschelijkste roeping voor den gelest" ? (Everhardus Johannes Potgie-ter. Persoonlijke Herinneringen van Nicolaas Berets , pag. 22.) Ook dit mag , als de levensbalans van Beets wordt opgemaakt, niet buiten telling blijven , dat wij' tegenover het verli:es van breed opgezette gedichten van hooge vlucht en diepten hartstocht tal van godsdienstige werken aan zijne hoedanigheid van godsdi enstl`-eraar te danken hebben , dire in menig' opzicht tot zijn voortreffelijkste geschriften b+ehooren. Zijn „ Stichtelijke' Uren ", zijn „ Kruiswoorden ", zijn vele overdenkingen ten toespraken op zedelijk en godsd ienstig gebied zijn natuurlijk voor ons , Katholieken , niet het i deaal van geestelijke lectuur. Maar in hun treffende ieenvoud en zalving , in hun fijne , levendige , vaak schilderachtige toetsen ,
„
,
,
,
,
176
en trekken , in de keurigheid en rijkdom van taal , vooral in de wai e en vrome waardeering van veel wat ook ons waar en heilig is , kunnen zij ook door ons genoten worden en gelden zij in ons oog voor reten nieuw bewijs van zijn oprechte. ;en edele Christelijke gezindheid en naastenmin. Geheel zijn Neven lang is Beets den geest getrouw gebleven , die ons , uit zijn „ Stichtelijke Uren" vooral , zoo innig vroom toespreekt. Zij geven ons een treffend beeld van den man zelven , te.n wij idenken aan den grijsaard zelv+en en aan zijn vredigen levensavond , wanneer hij bijvoorbeeld in een ►dier „ Uren " (Loof dde;n He+ere , mijnfee ziele ; De el III in fine) schrijft: „ Het is een aandoenlijk schouwspel leien gelukkig grijsaard te zien , nog krachtig in zijnen ouderdom , nog helder van hoofd, nog vast van voet ; bij die kroon van wiens grijze hairen zich eten kroon van wijsheid 'en wetenschap voegt , die van kinderen en kindskinderen omringd , 'een gantsch m ensch eng+eslacht aan zich verplicht heeft ten +door leten gantsch miensch+engeslacht met eer en achting wordt gadegeslagen. Wij benijden zijn geluk , wij wenschen ons voordeel te idolen met zijn voorbeeld , ons te spilegel+en aan zijn ►deugd. Wij hangen aan zijne lippen , als hij ons ^Op den schat zijner kennis onthaalt, en die lessen zijner veelvoudige ondervinding uitdeelt. Maar indien wij hem zien van dit alles de eer geven aan den God zijns levens ; indien wij hem hooren diens w^elldadigheden roemen en verheffen in het midden van zijn kroost , in heet midden van zijn volk ; indien wij: in zijn 00g de traan der dankbaarheid aanschouwen , die het ivelspre'kendst loflied is van een vol gemoed : dan wordt ook ons gemo e►d ten diepste ontroerd ; dan gevoelen wij , dat hier iets te leeren valt dat nuttiger - is geleerd te worden dan elenige andere wetenschap; dan keeren wij tot ons zelven in , en vragen ons af, of wij biddende den berg opgaan, waarvan deze bevoorrechte dankende afdaalt." Als eten man van waren godsdienstzin ten tucht Hollandsehe vroomheid mogen wij dus Beets wel huldigen. Ofschoon deze meer schijnt te wortel'en in zijn eedtel karakter 'en in die- praktisthhe toepassing van algemeen Christelijke beginselen dan in scherp omsthrneven dogmatischte leerstellingen , straalt zij meet veldo,endie kracht en met o^nverflauwidien glans over heel het veld van zijn leven , van zijn werken en dichten. Ook zijn oprechte naasten-
„
,
,
,
,
177 min , adie niemand uitsloot , geeft hem recht op aller dankbaarheid en genegenheid. ,
Is liefde zich fie geven geheel be geven , dan Besta ik zaov^e^l malen als ik beminnen kan, Vermenigvuldigd leef ik als ik liefhebblen'd l lef , Bezittende mijaelven zoo dikwijls ik mij geef.
Zoo zong hij nog in '82. Waardeering van al het goede , waar ook fie vinden , dankbaar voor al het genotene waren kenmerken van zijn vredelie- -hei,d venden en zachten aard. Niet in kritiiiëk , maar in waarde:erin,. moet men die jeugd opvoeden , was die lies , die hij op een Letterkundig Congres uitsprak. „Verbeter en verbitter niet ", zingt hij ergens en wekt op , om het goede na te speuren en te ontwikkelen. En hoe dankbaar toont hij zich , nog op hoogen ouderdom , jegens diegenen , w:er onderricht hij in Zijne jeugd ontvangien heeft. Den b'eroem dlen Pieter Joann!es Prinsen , „ dien prins der onderwijzers ", gedenkt hij nog na tal van jaren. „ In weerwil nochtans van alle schoolangsten en schoolverdrieten zal Hildebrand nooit anders dan mept dankbaarheid aan de voortreffelijke school in de Jacobijnenstraat te Haarlem , adie school van den prins der onderwijzers idenken " („Na vijftig jaar ”, pag. 40). Aan Hendrik Polman , een ander zijner onderwijzers , -draagt hij „ als een klein bewijs van leien groot gevoel van achting en verplichting " openlijk zijnen „ Riimbijbel " op. Ook dr. Epkema , zijn eersten leermeester in die oude talen , g edenkt hij vol èrkc ntelijkhleid en roemt zijn „ opwekkenden , ontdekkend'en , aanvuren►den " invloed. Ook Anslijn , (den schrijver van den welbekenden „ Braven Hendrik ", is hij dankbaar, niet juist om dien Hendrik, „ zoo: braaf , zoo zoet ", zegt hij in de Camera (Kinldierrampen) , „ zoo glehoorzaam , zoo knap ►en zoo goiedlleiersch , dat gij heem meet ;, pleizier een paar blauwe oo^gen zoudt slaan, als gij hem op straat „,o,ntmoette ", maar omdat Anslijn hem liefde, inboezemde voor natuurlijke historie en botanie ten hem leerde zijn „ gapend plantboek " te vullen met allerlei kruiden en bloemen. Met veel waarrlevering spreekt Beets ook over heen , die , zoo,
,
178
als Geel en Potgieter heem met waardieering ten aanmoediging bij zijn opgang en ontwikkeling in d+e letterkundige sfeer volgden, doch hun honig „ meet citroenzuur veraangenaamd" m eestal aan gemelijk en gepassioneerd dan otgieter,-boden.Crl,mi meer waar, meer behoudend en opvoedend , Potg'i' --ter, op den man af , oprechter +en door groote geestdrift en oerdreven lofprijzing vaak beminnelijker, heiden hebben door lof -en blaam meeglew'erkt , !om in den jongen dichter en schrijver liet bewust kracht ien waarde ien van di en niet mind-er nood--zijnvaegl zakelijken plicht van zeelfkriti'ek op te wekken. In zijn „ Persoonlijke herinneringen aan Potgieter " schrijft Berets van zich z'ely .i ,,Wel weet hij , en niet minkier zijn alter 'ego, dat Potgieter, door zijn oonvendachten lof tot zijnee aanmoediging vie ie 1, ;door zijne altijd juiste berispingen en gevoelbare wenken nog in ie -e r tot wat er van hem geworden zijn mag , bijgedragen heeft " (pag. 46). In zijn dichtbundels vinden wij verschillende namen , die ons die verhouding herinneren van blo'e' dverwantschap , vriendschap , di `nstbetoon , waarin zij tot Bets stonden. Het was heem blijkba ar eene behoefte , om ielen gieurig roosje te strooien op 't levenspad van elk , die op leien of andere wijze hem meet goede gaven genaderd was. En hij doet 'dit meestal op 'eense wijze , dat óf door den vorm óf door het sententieuze van den inhoud die gledachtenis aan de vaak onbekende personen van algemee,ne beteekenis wordt. In edit opzicht staat ook zijne huiselijk e poëzie hoog boven die van Tollens 'en van vele anderen. 't Is g'ielleg^nh'edspoëzi'e , zoo ge wilt. Maar is dit , zou ik willen vragen , nf'et misschien de helft van alle dichtwerk , ons door de groote meesters nagelaten ? C elukkig degenen , die , levende midden in hun tijd , in hun volk, in hun huisgezin , in hun omgeving, de indrukken , daar opgedaan , weten te veralggem►eenien 'en tot gemeengoed te maken van allen , 'die in gelijke omstandigheden zich b evinden of gemakkelijk zich verplaatsen. Dit is vooral ides dichters taak en roem, bij die verscheidenheid , di-e hiet leven biedt , hiet alg►emeen-menschelijke , het telkens-terugkeerendie , m. a. w. adie eenheid van lieven 'en gevoel te zien en idaarop als ongemerkt te w ijzen. Ook Beets heeft die roeping gevoeld 'en is haar in menig voortreffelijk dichtstuk , in menig onsterfelijken versregel getrouw eieweest. Zijn Aleide's , zijn schoonklinkende kennissen , ook zijn Betje's 'en ,
,
,
,
,
e
179 Anna's -wo rden zóó familie en goede bekenden van vellen. Met Beets in de diligence fie rijden is meer zien dan de streek tusschen Alkmaar en Haarlem. Uw eigen groote l+evensreis komt u in gedachte. In vele zijner persoonlijke !ervaring °n en gemoedsaandoeningen denkt gij aan u zelven en aan die uwen , leeft de geschiedenis en ede ziel van alien. Hiervoor is noodig een groot talent , maar net minder +epen fijn gevoel , een aandoenlijke ziel, Besets had Blije gaven in ongewone mate. En wat hij vooral in ons wakker roept is niet de drift van dien lageren m►ensch , de strijd , die in ons binnenste woelt tegen God en Zijn gebo► a , maar ►d►e geestdrift voor het hoogere , -Je vrede 'en het genot , die in Christennaam yen Christen+deugd te vinden zijn. Men mag nu aan andere prikkels een aandoeningen die voorkeur geven , aan 'dichters 'en schrijvers , +diiQ1 „ la bèt'e humaine " in u wakker en krachtig maken , lauwerkrans+en 'en eeremo^numi-nten toekennen , — `wij acht1en Beets te ho^oger, omdat hij' zijn talenten en zijn fijnb+ewerktuigld'en geest 'en zielsvermogens niet in dienst gesteld heeft van het kwade , tegen God 'en Christendom , maar gebruikt heeft ter 'e►ere van Hem , van Wien hij ze ontvangee_n had en ten dienste niet alleen van onze bes ch+e iden'e maar schoone va+derlandsch+e letteren , maar ook van Christ'enzed'e en volksvooruitg'ang op den weg naar het hoogere. Wat in 't bijzonder zijn zookenaamd+e huiselijke poëzie aan niet onduidelijk vindt gij daarin ook het streven , om in-gat, die geïdealiseerde huiselijke tafereeltjes 'en personen u de voortreffelijkheid aan te prijzen van tde aloude vadierlandsche deugd: 'de huiselijkheid. Ik wil niet zeg'gen , dat in sommige , vooral zijner latere gedichten , 'evenals in zijn „ Stichtelij^kee Uren " de zeden ►e ►est^er niet te veel te voorschijn komt ; maar in 't algemeen-m weet hij zich vrij te houden van den onnatuurlijk'en , onwaren toon , die de eenvoudigen dies harten tracht te verschalken , maar juist het tegendeel bewerkt ren in 't gem+ole+d vooral dier ongekunstel+d+e ►en oprechte toehoorders en lezers tegenzin en walging wekt voor dien schrijver of r leidienaar. ,
-
,
,
,
,
Wat elk b+ haagt op +d' ie-Orsten blik En aantrekt op den duur, Is Eenvoud , wars van kwik ren strik . Is Eenvoud en Natuur.
,
180
Zoo zong hij zelf en hij toont zich bijna altijd van die waar diep overtuigd , al wikt hij zijn woorden , want niet min--heid der wenscht hij ook: Wat schoon is moet 'eenvoudig zijn; Maar eenvoud mag geen ruwheid wezen. Eenvoudig zijg It gevoel , mar fijn; Eenvoudig It woord , maar uitgeliez^n.
R dendo dicler ►e verum, lachende die waarheid zeggen, odie oude , wijze spreuk stond bij' Beets in hooger •ianzien dan de ' zucht om door valsch vernuft en woordenpraal indruk te maken. Daarvan heeft hij menig' kostelijk proefje afgelegd niet alleen in zijn Camera , zooals algemeen bekend is , maar ook in vele- zijner korte , puntige dichtjes en in zijn geestige vt.:rhandelinggen , die behalve om hun voortreffelijk proza , ook om ldeze relden nog altijd de lezing ien h► ,r1)ezing overwaardig zijn. In verschillende opstellen , die hij in zijn ,,Verscheidenheden " en „Verp^oozingen ", ook in zijn „ Sparsa " uitgaf, komt dit bijzon ►er talent all^erprettigst uit. Zijne verhandeling over heet ,, +-3'opu--id lairc- ", zijn samenspraken met zijn denkb'eel'dige vrienden Que bevatten tal van zetjes , vol fijn vernuft , rijk aan-rulsenCit^o, mensch^enkennis , met recht Attisch zout , niet plompweg met kwistige hand bovenop gestrooid maar gemoedelijk-leuk daarin gemengd , zo;odat gij , iets ondeugends wel aanstonds vermoied►en►de , in 'den beginne niet recht weet , welke -dwaze gewoonte pof onbehoorlijke gedragingen zijner landgenooten hier bedoeld worden. Komt gij bij een weinig nadenken en altijd rekening houdend met dien stelregel :.,, it faut juger lies ecrits d'après leur date " tot de ontdekking , dan hebt gij pret in die wij e , waarop uw eigen of antd^erer dwaasheid wordt aangetoond en voelt gij u tot dien gemcoeldelijklen -en geestigen zedenmeester te meer aan -g^etrokn.1 Ook in het openbaar optredende bleek Beets net alleen als ernstig en welsprekend goldsidienstl^eeraar die scharen te kunnen boeien , maar ook buiten dien kansel werd zijn immer keurig yen fijn geestig woord altijd gaarne aangehoord en toonde hij' te beschikk^en over zeldzame gaven , niet het minst over dire goeddrondsche geestigheid , die , in den mond van geen beschaafd 'en het n'derwerp geheel meester zijn , d}en spreker, de harten spoedig ,
,
181 voor zich wint. Beets wist, dat die toon de muziek maakt en beijverde zich +daarom om wat hij te zeggen had altijd te zeggen pop e►en►e wijze , die overeenkwam met die geaardheid en het ka ► er zijner toehoorders ► en door een gelestige aanhaling of wen--rakt ding , ddoor een toepasselijk beeld , door een v► errassende her innering bekoorde en ingang -en vergoeding gaf aan hetgA-en in zich ernstig 'en gevoelig genoeg was. Het moet 'een genot g►ew►e►e s t zijn , Beets , vooral op zijn lat'eren leeftijd , met zijn ►deftige g►; mio► e►d+elijkh►eid en zijn fijnen yen vren► delijk^en humor tie hooren spreken over 'eenig punt , kunst of literatuur betreffende, waar hij meer ► clan wipe gook op de hoogte was. Zoo schrijft o. a.-van dr. Schaepman over een zoodanige gelegenheid : „ De eerst e sectie (van het Letterkundig Congres te Middelburg in '72) was prettig Fen glersellig genoeg. Druk bezocht en niettegenstaande de- eerste worsteling naar +een onderwerp , zeer levendig. Het kon wel moeilijk anders. Die voorzittersstoel werd ingenomen door den bekenden ouden vriend van Hildebrand. Een crayon te geven van den man , die ►de geestigste telek+enpen van geheel Nederland in de handen houdt , is wiel niet doenlijk. Maar die zittingen teek►en►en den voorzitter. Geen enkel oogenblik werd het debat s l epend. Daar kwam over de dorste on derwerpen leven en gloed;. geest tintelde tot i;n de ►droge ta.alkw► estiën , hoffelijkheid b►ehe►erschtee het de bat. En in de korte resumés vond men wiel die sprekers terug, maar het gesprokene had beter klank 'en frissch er toon op de lippen van den meester. Soms lachte de kritiek schalk door het resumé , maar de lach was vol bonhomie en noodig►de , dwong tot lachen. De overbrenger van het „Too long ! " op Nederlandschen bodem heeft niet t►e. vre►ez► en , dat ooit het door hem ons in de hand g^eg+even wapen tegen hem woord► e gebruikt." Voor dit laatste zorgden zijn bescheidenheid en voorzichtigheid , ►deugden , die wij in Beets altijd zien uitkomen , maar nog meer, naarmate hij ►ouder wordt. Korte , puntige dichtjes , soms met een ietwat bitteren nasmaak , eenvoudige , keurige uitstorting►e,n van zijn kalm en edel gemoed , van korten adem , zooals wij. dat van een grijsaard , +die de jaren van dezen Bard bereiken mocht, niet anders kunnen verwachten, schenkt hij -ons op zijn ouden dag nog in overvloed. De gemakkelijkheid van versificatie blijkt hem nog niet te hebben begeven ; treffende , hartroerende v►ersreglels , die de onsterfelijkheid , mijns 'erachtens , evenzeer ,
,
-
,
,
,
,
182 waardig zijn als sommige uit zijn vroegere periode , die gij in alle bloemlezingen yen in alle besprekingen over Breiets vinden kunt , ontmoet gij :nog , schoon zeldzamer. Wat zegt gij van het vooig►en^d e versje van den 84-jarige met die aandoenlijke 'en verrassend verhevene slotregels: -
,
-
„ OPDAT MIJN HUIS VOL WORDE ". Voor korte vreugde en 1,a;ng e smart , Waar 't bloedend hart Zich onverwacht een liievli;neg voelde ontsch'eu,ren , Een jon g , jeen schoon , ele^n dierbaar kind, Te meer bie m ind Door 't missen 'en bie to,-u;re;n,. ,
En ach! hoe zeldzaam 't h^uisgiezin , Waar de :ouid►er m in Groen zi+elsli 'ef kroost be weient , haar al te vroeg ontnomen! Vain waar zoo algemeen een kris? God vult Z!ijln huis Mt kl+eine;n , v^oior +d+- grootteen die niet komen.
Doch eindigen wij dit onderhoud over Beets ; want ook ik moet vr►e'ezen , dat mij heet „Too long ! " wordee toegeroepen. Hopen wij ,. dat aan Beets in onze letterkundige wereld altijd die eer►eplaats mogie worden toegekend , diie hij in dien jar+e, '84, op zijn jubel- en huldigingsdag , volgens aller oordeel , daarin inneemt , en dat de vrees io;ng+egro ndd blijke , die die oordeelkunfdigce en fijne S. oorher in het dagblad „ Het Vaderland " van 24 Juni 1869 met de volgende woorden uitsprak : „Wij vreiezen , dat Edie voortgezette en algemeenie lectuur van romans een groot deel van onzen middelstand den smaak bedorven hieieft voor werken van wetenschap niet ►enkel , maar zelfs voor geschriften zoo vol geest als adie van den heer Beets. Er is wiel geen inspannii ig nloodig om hem te begrijpen , verre van dijen ; maar om al het genot van zijn humor, zijne toespelingen , zijn schilderijtjes , zijn stijl tee hebben , is wel nloodi,g , dat mien een beschaafd m►ensch zij , zijn volk en zijn letterkunde k+enne , geen open oog biezitt►e voor 'het verhevene yen het belachelijke in het lieven en door veel studie en +oefening geleerd h'ebbbe stille tinten boven bonte kleuren , eenvoud boven schittering , ingehouden kracht boven onb'et►eug1elden hartstocht te verkiezen. Niet in. leenig opzicht dr. Beets, ,
,
;
,
,
,
183 maar wel ons volk zou ier tie slechter aan toe zijn , als het blij ken mocht , dat hij geleze n 'en genoten wordt door een altoos min of meer beperkte klasse van fijne proevers in die letterkunde." H. A. V. IJZERMANS, p.r.
Mgr. Dr. SCHAEPMAN. III (Slot). Na 'de moeilijkheden en tteg!enh'edden , dire hij ondervonden had, — is het wonder, adat in Zijne „ Chronica " niet altijd die toon van bezadigde welwillendheid , van rustigen vrede heerschte , dien 'de iddeealisten er zoo gaarne in gezien hadden ?... Zeker, heet valt niet tie ontkennen : die toon w a s soms geprikkeld , w a s soms kriegel , 'enkele malen bitter zelfs. — Maar men eischee toch van den m ensch niet , dat hij het bovenmenschielijk'e b+ereike hier op aarde ! Schaepman's lieven is altoos gew^e'est leen leven van veel zorgen en bekommernis : staatszorgen die kwelden , en partijkommer die drukte. Ondier zulke omstandigheden altoos gelijk te blijven , is zelfs dien heiligen niet gegeven. Dat kan-moedig alleen ... de veinzaard. En dat , bijlno , was dr. Schaepman niet! Hij was die b e tier ►e m ►e n s c , waarvan Von Schiller in zijn „ Licht un'd Warme " zong: ,
,
Dier b+essre Mensch tritt in die Welt mit fröhlichem Vsertrau n ; er glaubt , was ihm di,e Seele schw'ellt , auch ausser sich zu schaven , rund weiht , von 'edl': m Eif^er warm, der Wahrheit seinen treu,en Arm. Dosch Alles ist soa klein , so eng; hat er 'es 'erst erfahr-en da sucht er in diem W:ltge(drä ng sich selb;st nur zu btewahren ; das Herz , in kalter, stolzer Ruh', schliesst 'endlich sich dier Liebe zu,. -
184
Wie Schaepman den titel gaf van emancipator dier Nedzrl. Katholieken , gaf hem een titel , 'dien hij zelf niet w^enschte , zelf afwees. Doch de ►eter►e komt hem toe , vol en onb+estr+eden , dat hij geweest is de emancipator van het Katholiek onderwijs ; :dat hij het geweest is , ldie met het helpen tot stand brengen van de heilrijke wet-Mackay, heeft m+ed^eg► eslagen, gelijk hij 't indertijd zoo schitterend uitdrukte , „+dien glo^ud+en mijlpaal aan dien weg ". Epen mijlpaal , want hij vorderde het beslist : deze kloeke daad van beginnend rechtsherstel na jaren en jaren van verdrukking 'en onrecht , mocht niet de einidpaal zijn. Zie was slechts een handwijzer, in welke richting verder moest gemarcheerd worden. En als straks verder geegaann wordt: als meer en meier billijkheid betracht wordt, ook tegenover het vrije middelbaar en hooger onderwijs ; als de hand wordt geslagen aan adie algieheel►e vrijmaking en rechtsgelijkheid van onze lagere scholen , — latten we dan bedenken , vaders en moeders van Christen kinde ren , dat we den eersten , dien moeilijksten pioniersarbeid op dire baan mede danken aan wijlen dr. Scha+epman. Laten wie dan bedenken , dat we het aan dezen emancipator van ons onderwijs danken , als we zonder d i e offers , welke eenieder niet brengen kon , als we , gemakkelijker en zekerder, aan adie blanke zielen onzer kinderen rd i +e opvoeding zullen verschaffen kunnen , welke het ideaal was van den priester-staatsman. Dire opvoeding , welke heen tot C h r i s t e n-mannen zal maken , tot kloeke kalerels , die tegenover de beroeringen dezer eeeuw het woord zullen begrijpen , ;dat HUN emancipator uitjubelde in zijn „ Aya Sophia": ,
,
,
,
,
,
God wil het ! wij k^o^msen , wij gaan! Het zwaard springt cons voor uit die scheede Wij willen geen rust en geen vrede, Voor 't kruis weer in eere zal staan. G'ij ridders van Noord en vain Zuid, Gij knapen en miann+e^n , te wapen!! Wat slaaf is , mag vrijelijk slapen , — ,D►e v' r ij e in van Christus gaan uit! ,
ja, — 't is altoos geweest voor de eere des Kruises en voor de rechten der „vrijen van Christus ", dat hij zijnle foirsche ge,
185 stalte omhoog richtte , het zwaard dies geestes en dies woords met duchtiglen slag wist -rond te slaan! G o ►d s ee ►e r ie e n ó n z te v r ij hie i d. Wat wist hij fie toorneni tegen wipe een van beiden dorsten aanranden. Dan ontwaakte in hem de voile gieest , die hem zoove► el schitterende bladzijden heeft idoen wijden aandien XIXd' eeuwschien parlementair, die geloofsheld was en vrijheidsheld tevens : aan Daniel O'Connell, den Paladijn van Groen Erin. Dan bruiste in hem op alle liefde voor zijne Roomsche Kerk , alle zelfbewustzijn als gelijk gerechtigd. Nederlander, —yen wee wile dan het mikpunt werd van zijne machtige stem of van zijne vlijm^end►e schrijfstift ! Dan kende h ij gelen m►eided;olcgen ; dan ontzag hij zich niet , hi j die man der hioofschh►ei►d en der urbaniteit, om zoo noodig die vormeen overboorrd te gooien , wanmeter hij meende dat die gestrafte geen hoffelijkheid meer verdiende. n^d►e. Herinnert ge 't u nog, hoe hij in zijn eerste deel „ Chronica" -de Evangelische Maatschappij onder handen nam , toen zij zich vermieten had leen adres aan de Riegeiering te sturen met verzoek de Pauselijke Internunciatuur te 's-Gravenh'age niet miel er te erkennen ? Onbarmhartig , geen kwartier gievenld , brak hij zin voor zin de missive af , om te eindigen met die woorden: „Waar het onze geestelijke belangen betreft , wensch+en wij van alle staatszorg verschoond te blijven. Ook van de zorg dier Evangelische Maatschappij. — Dáárom , oudje , handjes thuis!" Aanminnig is dit niet. Maar hi°t heeft die verdienste van onmiskenbare duidelijkheid. En 't was geen felheid , di► e hem onbedacht in toorn ontglipte , ►o±m heem naderhand tot oorzaak van spijt te strekken. Hij was zich volkomen bewust , dat hij zóó schreef , en hij' kwam er ruiterlijk voor uit. ,,Voor den heelmeester," zoo teletiende hij' op in het 3^ee deel van zijn „ M►ensch►en en Boeken", „voor den heelmeester moge ►de humaniteit het tot een plicht maken , om heet pijnigend instrument ionder doekjes tie verbierg►en , die soldaat laat het blanke wapen zien ; is het zwaard eenmaal uit de sch(e►edie , dan schitteree het niet alleen maar treffee ook ! En zijn zwaard trof. — Wile het ondervonden heeft , moge het getuigen , — of niemie informatie bij zeker Leidsch hoogleeraar, wiens roem van wetenschappelijkheid door Schaiep an werd afge,
-
,
,
,
,
,
,
-
186
takeld met de overstelpende bewijzen van letterdi+everlj en naschrijverij uit Duitsch pamflietw+erk , bij den man die dan werd hie►e^ng1ezon►den met een verachtelijk : „ En nu , ga ! " Strijdbaar was Schaepman in die hoogste mate. Geen zijner geschriften , zelfs de louter literaire of et , of het 'draagt altijd in meerdere of mindere mate 'den stempel van dien karaktertrek. Dat wist hij zelf beter dan wie ook. Zekter, zoo getuigt hij naïeve lijk aan het slot van he t eerste idie(el zijner „ Chronica ", — ook de tweede reeks d ezer kronieken zal polemisch zijn. „ Immers, als zij niet strijdbaar warén, zouden zij niet van mij kunnen zijn." Het was geen holle ' leuze , die hij zich als wapenspreuk onder de gouden pen op het hemelsblauwe veld gekozen had. Het credere en pu.gnare , het geloovien en strijden , waren onwrikbaar in zijne natuur saamglegro^ei^d. G s e ie r e è n ►d e v r ij h ►e i d. -- Tegen wie een van beiden, •aantastte , kon hij geducht zijn. Maar voor wie beiden tegelijk ,
,
,
aanrandd+e , was hij verschrikkelijk. Dan sloegen zijne gevoelens
in daverende passie uit , en bulderde hij hun zijne verwijten tegen. 't Was in 1874. Met e rgernis had Schaepman ►de dubbelzinnige rol aanschouwd , die Duitschland speelde ten opzichte van Italië, waar het dien Savoyaard toestond het Pauselijk Rome , zij n Rome , te rooven. En thans wer d dat onrecht adie kroon opgezet door doei vervolging van de Katholieken in heet Duitschie Rijk zaelf,, door den Cultuurk'amp. En uit die kanonnen , op Frankrijk veroverd , werd Genie klok gegoten , die schijnheilig aan Keulen's Dom geschonken werd. Zóo^veel vervolging en knevelarij , zóove+el valschh^eid waren den dichter te machtig. En voor zijn poëtische fantasie zag hij oprijzen de grootsch►e figuur van Karel den Oroote .... verschij'nie:nd in ►de hooge beuken van de won^dier►e Keulsch+e kathedraal. En hij hoorde Carolus Magnus spreken , en die klok luiden , en heet sidderde en b►e+efd^e en barstte uit in zijn gedicht : Die K ►e i z +ei r sk l+o k: ,
;
,
,
,
H, p e , waar de Christus h+; Cerschte in recht en !daad en naam, daar kruist mien Zijn getrouwien met mo o rdenaars weer saam ? H io e , Pietrus' vorst g-vangen , en hier het zegelied? Dat kenden mijn broeders , mijn paladijnen niet! H o e , R'o^m,es kroon gestolen door roovers zonder naam , --
187 wat mover wierp di► - vlekken op Karels grooten naam.? Hoe , Gods altaar vi erworpe n , geruimd voor 's Keizers stoel? Het kruis van God , mijn K,oining , aan spot en hoon t. n doel ? Dies Christus' Bruid ^^esl^age,n , geschoolden als b^oelin ? , ..... -Ik roep met biraan'dend weenten Uw wraak , o Christus , in! ,
H e kle pt ede` k e i z er sklo kk ► e den trotschen toren af, .als riepen ook háár klankren dier misdaad wraak sen straf. W r ,a ,a k over wie onteerden Uw naam , uw eer, uw recht! Wraak over wile verwierpen Uw koning en uw knecht ! W r a a k over wile beroofden Uw vliekk►elooze bruid! W r a a k over wle haar sloegen hij tergend hoongeluid! Die stormwind Uwer WRAKE verdelg' hun bloedig spoor! Allee n hun schande leve ►de wentl; nldie !eeuwen door! Uw donder scheur' hun muren van ongerept arduin! Uw bilikseemi si chrijv' hun namen in 't n.amiel-o.oz e puin! V l 0 e k over 't rijk dies boozen , dat Christus' eer bespot! ,
V 1 oi e k over wile hem kro-onidfen , dien keizer zonder God!
H` lol ►e k1iept ►ds. k e i z ersk1okk ►e dien trotsch►en toren af , zoia hól , zoo idóf , zoo somber, als klepte zie over 't graf! Wat jammerklachten varen uit haar metalein schoot , -Straks klepte zij victori► e , -nu. — klept — zij — d o, o d.
Is het niet , alsof mien in deze verzien die stemmie hoort vain een dier machtige boete- ►en wraakprofeten uit het Oud Verbond? Het zijn of n t z ee t t e n id e verzen.... En n ooit h eeft Schaepman zee betreurd , 'nooit zie verzacht. Voor wat hij geschreven had , stond hij ; 15 jaar later gaf hij zie opnieuw uit. Toch hadden diezie vemen heem felle uitvallen biezorgd. Hij be' antwoordde- die uitvalleen zeer kalm. „ Die Keizersklok i s gen uiting van haat tegen het nu bestaande Duitschie Rijk ", schreef hij ii,n d+e voorrede zij nier Nieuwe Gedichten. „ Mien haat een „ instelling niet , omdat mien in verontwaardigden toorn het felste „vonnis over haar daden strijkt. Voor niet weinigen mijner land,, staat het evenwel vast , dat haat yen nog i ens haat de -
,
188 e verklaring geeft voor ielen oordeel over personen of zeI, „ ken , dat afwijkt van wat door heen .... als éenig!e waarheid wordt „ beschouwd. Zij schijnen :niet te vermoeden , dat +er 'eéén liefde „ bestaat , ►die den haat van heet kwade glebiedt."
Verzien als „ 'de K►eiz+erskliok " karakteriseeeren Schaepman • volkomen. Zie worden niet gezongen , ze vvord^en als met eten klepel op klokmetaal gebeukt. Hij was de dichter . van ;die kracht , +en wie slechts oor hebben voor het tingelen van ►een angelu,sklokje zagen met onbevattelijke schuwheid naar hem op , als hij hipt ,alarm bonkte over fde velden. Hij is nooit bevriend geweest met ;de nieuwere richting op literair glebield. Voor ►d►e , nieuwere woordkunst voelde hij niets , — en clie , jon konden geen smaak viindien in z ij n e- manier. Zij slinger--gern den hem heet verwijt toe , bornbastisch te zijn , ien hij antwoordde met bitse ironie over „ die goden op , den Olymp ", of meet uren stekelige ►opmerking : „ Kunst is gieten polemiek , kunst is green bespi►eggeling , kunst is ►d .a a +d." Psychologisch kon het wel niet anders , of deze tegenstelling m 0 e s t zich openbaren. De moderne litteratuur, met hart vele vrouwelijke èn vele v^erw^e^ekelijkte beoefenaars , was te teer, te fijn , te pseuteerig' voor hem. Hij voelde slechts mannelijk : hij zong slechts als strijder, • als voorvechter, als r o u g h-r i' d ie r. Eén was ier ionder 'de jongeren , :die hem begreep. Het was was kapelaan Binniewiertz , die heem in „Van o nzen tijd " tee kende als: „ den man met het klotsen dier zee in zijn oor ; met zijn hart vol oorlogsm►elo+di^eën ; bronzen tonen in marsch-tempo ; met het blinkeren van mag^natsen-gl^o'rie in zijn oog , Transvallenwraakzucht in zijn tintelende vi^n,gleren ; ►den man van ijzer 'en staal , altoos soldaat , altoos het C r ie ► d o , p u g n o wapperend voor zich uit." Maar adie m►eurdierh►eid van dc jongere literatoren wist hem niet naar waarde te schatten. De nieuwe kunst baseert zich slechts pop heet gievo ,el. Zijne kunst baseerde hij pop hiet verstand. In alle zijnie verzen komt- de man -ader wetenschap uit , +de professor in ede historie , de biewon,
,
,
,
189
aderaar van leien Oörres , de voorman van die Intern. Kath.-W!etienschappelijke Congressen. Hij was nu • eenmaal van voor de generati:e van 1880 , en — reeds als 25-jarig jonkman schreef hij het in idc inleiding op zijn „ Lied dies Konings " : „Wile omkeiering van mij verlangt , vierlang't, wat ik niet geven karn ". Ook ;deze tegenheid op literair gebied in de jongste jaren heeft hem bijna evenzeer gehinderd als dice op het staatkundige.
Toch heeft hij in dien laatsten tijd zijns levens twee dingen ondervonden , dire heem tot g^roote voldoening hebben gestrekt. Het eene was , dat hij ier, na heet breken tussch^en die Christelijke partijen in 1891 , toch ten slotte weer in geslaagd is de breuk te heden ; toch , na adie zware inspanning en grievende ontgoocheling van 1897, in 1901 zijn land t►en tweeden male leien, Christelijke negie^e-ring mocht zien rijk worden. Het andere was , dat hij , lang verstoken van alle officiëelie e^erieblijk vanwege het Vaticaan , thans kort achtereten dien huis ij ter van het protonotariaat ontving. Hij-prelatnm,d was fier oi den paarden mantel , — hij bracht hem gaarne , te midden der uniformen en galagewaden in Kamer fen Paleis , als leien roper getuigenis gook jegens adie hoogstiein des lands , dat hij er trots ci1 op was , ►de uniform van den Paus van Rome te dragen. .... Ik zie hem nog voor mij ... ^dezen nazomer te Nijin: glen , aan den voet van het standbeeld des Bisschops-martelaars , zijnee violette cappa zich massief afte^ekienend tegen het groente loover, terwijl de arm met breed gebaar de woordeen van hulde en ver ►ering onderstreepte , di^e daar machtig klonken over duizenden-e mens ch^enk,oppen op eien reuzig plein. Sindsdien hebben adie meesten hem ni et meer moglen aanschouwen .... dan in afbeeldsel , op zijn doodsbed. In stee van dien paarden zijden galamantel Been ruwbruine monnikspij , — in plaats van d►e omgeving van levend groen het witte bekleedsel des doods. En bij 't aanschouwen van dat portret scandeert u die rhythmus in de ooren van zijne plechtige Napolleoi-verzen : ,
,
,
,
,
,
190 Bleek schen de morgenzon en wierp haar flauwe stralen Op 't 'bleek n vaal gelaat, Zoja maarmer'b1►eie'k emn koud , dat zelfs ;geen ademhalen Het lev: n meer verraadt. Bleek scheen de morg'enzon en sloeg om 't hoofd des lijders,. Drie sluimraend adie ,00gien sloot, Die kroon dire vlg: i ers mist — en vleiender bbenijiders : De kro►n ► e van d: n idood. ,
Alleen , niet gelijk Napoleon is hij sluimerend, gestorven. Met wakende ziele is hij het eeeuwig lieven ingegaan , — b i d d e^ n d , — met het Veni Jesu op die stervende lippen. V e n i J e s u , — zijn sterven is geweest gelijk zijn leven : die belijdenis van zijn onwankelbaar geloof in God en in Die Gekruist. ,
,
Men moet niets overdrijven. Het recht van canonisatie is niet .aan o n s gegeven. Maar van Schaepman mag gezegd word►en , : wat hij zelf van Paus Sixtus V gezegd heeft in „ die Wachter " : „ Sixtus V faalde als allen , maar in zijn feilen ging die grootheid der ziele niet te lo►or." Z ij n ►e grootheid van ziel is voornamelijk geweest , dat hij was de B ►e 1 ij d e r. Nooit ofte nimmer heeft hijg zich geschaamd voor zijn heilig geloof , — altoos het verkondigd en voorgestaan : in 's Lands Raadszaal zoowel als in de vergaderingen der arbeiders, in zijne studeerkamer zoowel als in het paleis der Landsvorstinnie. Het was niet voor niets , dat zijne boeken op den band heet bekende merk voerden : het Gri► eksche Christus -monogram , door de alpha en de omega geflankeerd , ten getuigenis , dat de Christus voor hem was het begin en het einde van alle dingen. In dat boekmerk ligt gansch zijn levensprogram uitgelijnd. HIJ heeft moglen bidden , wat Louis Veuillot voor zichzelve'n bidden mocht: Jésus , sur la terre Jee n',ai jamais rougi de ta foi. Ma,inten.a;nt , ddev'ant ton Père, ,
Nye rougis pas de moi!
In trouwe , Christus zal zich niet zijner geschaamd hebben tegenover Zijnen Vader ! Christus , die op aarde adie parabel uit vijf talenten waren toever--sprakvndeitch,wzn
191 trouwd , zal zich niet hebben geschaamd voor dezen koninklijken strijder, dire altoos is opgiekomen voor Zijne eter. En 't is, of Scha►epman's ziel, opwiekend uit heet stoffelijk om
hulsel naar adie ieeuwigheid , in hare kristallijnen vaart nog moat gejubeld hebben heet lied dier Puinven , waarmee hij zijn „ Aya Sofia " besloot , — het lied , dat als in psalmaccoordien nog tien laatsten malle alle g^evoe-fens des dichters saamvat tot één hymne aan den Koning der teeuwigee heerlijkheid: ,
God is 't leven, Groot is God!
Zie des d o.od; s woede beven voor de hymne van heet lot! Zie zijn fie l Fz wApen buigen voor de hoagie profit cij , die wij brengien , wij getuigen van des Hieeren heerschappij! Als de stemmen der historie samensmelten tot een, toon in de glorie
van der seeuwighieiden kroon , — dan zal in des hemels zalen 't lied van 't hiolog'sbe zegepralen ,op; eden ddood nog (dies dichters) lied herhalen: God is groot.
JA C. P. VAN TERM.
BOEKBEOORDEELING. P . Cf LESTINUS' „ LEZINGEN" OVER HET BIJBELSCH SCHEP -PINGSVERHAL.*) -
Pater Coelestinus , Minderbroeder -Capucijn , hield aanvang clezes jaars twee lezingen voor „ Geloof en Wetenschap" te Eindhoven. Op verzoek gaf hij ze in druk. Ziedaar de genesis van dit werkje. In ede- eerste lezing behandelt schr. heet Mozaïsche schep*) Bij W. Btergma;ns , Tilburg.
192 pingsverhaa1 tegenover de moderne w^et^enschap. Met Vigourou.K , Becker, Semeria , Zapleetal , P^oels verwerpt hij de letterlijke opvatting van de zes sch^eppi.ngs d a g e n (Mierkwaardigheidshalvie zij h ier aangete► ekien^d , dat nog dezer dagen !die tweede druk van een werk is uitgekomen van ielen voorstander dier 24-uren theorie , nl.: „Accord de la géologile avec lie stens littéral die la G^enésie ," par M. lie chano inie Peigné. — Bourgeois , Nantes). En daii geeft pater Coeliestinus e}en volkomen objectieve' uiteenzetting van ede beide verklaringstels^els , +diie heden tien dage door Edie Katholieke geleerden op 't boek Genesis worden toepast : het concordisme (dat onzen lezers bekend is na de uit ►etting ervan door rev. A. P. van Term in dit maandschrift)-ienz en het idealisme , dat apologetisch zeer gierilefelijk moge vezen maar natuurkundig minder beduidend schijnt. In die tweede lezing trekt 'de Tilburgschie klo^ostierling +eene: parallel tusschen heet scheppingsverhaal dier Assyriërs , gelijk het uit het spijkerschrift is vertaald , en heet Mozaïschie. Er zijn tref i dee punten van overeenkomst tie vinden. Zelfs die philoloog zal-ten zijn hart voelen openg'aan , als hij leest , dat het Hiebreeuwsch „bohu" (chaos) in het Assyrisch „bahu", het H^ebreeuwschie ,tehom" (ziele) het Assyrische „tihamti" is. In plaats nu van te erkennen , dat die Assyrischie volksoverlevering , hoezeer ook vermi nkt door afgodienidienst , geen: bievestiging bleek van het Bijbelverhaal , riedieniee ren sommige ongielo,ovige geleerden aldus : adie overeenkomst is er; 't Assyrisch ver een mythe ; het H'ebre' euwschie 'dus ook. — Eeni 2'der zal-halis het onlogische van edit betoog inzien. Tien overvloede z: t pater Ccelestinus zeer 'duidelijk uiteen , hoe die Bijbel heet monoth eïs^,n'e , de mythe het veelgodi en'dom predikt. Al geeft hij met den Benedictijn Höpfl tole , dat er misschien mythischte elementen in die Bijbelboeken zijn verwerkt (ter populaire inklieleding van diepe waarheden) , er is g r'o' n id v ie r s c h i 1 in 'de heter. Het vlugschrift is zeer bevattelijk geschreven , met vermijding van hioogidrave idee termen , yen is voor 'elk beschaafd Nederlander, die slechts Fransch en Duitsch verstaat , .gemakkielijk te vierwerken. JAC. P. VAN TERM. ,
,
,
,
,
,
WIE WAS JEZUS * ^
* * VAN NAZARETH? ,APOLOGETISCHE PROEVE. Tweede Hoofdstuk (vervolg). Nadat de heer Otto Hennie am Rhyn d►e Heidensche schrijvers besproken heeft , gaat hij over tot de Joodsche. Wanneer Christus' leven werkelijk iets wonderbaars te .aan heeft gegeven , moeten natuurlijk allereerst zijn land--schouwen genooten er door getroffen ziijin geworden , en moet men -er deerhalve allereerst sporen van vinden bij Joodsche tijdgenoot►en , vooral bij hen , die in Palestina woonden. Wielnu, die heer Otto H)enne am Rhyn zal bewijzen , 'dat ook de Joodsche schrijvers uit dien tijd over Christus zwijgen. Het bewijs volgt hier: ,
,
-
Onder idee Joden weet Philo , die leien tijdgenoot van Jezus was en zeven jaren na 1diens -dood als afgezant naar Rome ging , van hem en van de Christenen geen woord. In de; geschriften van dien vier jaar na Jezus' dood geboren geschiedschrïjver Josephus vindt men Been plaats over Jezus, die echter ingeschoven is ; want die woorden getuigen van Christelijk standpunt en staan in zijn boek over de Joodschie oudhedeen , waar zij in den samenhang niet passen , terwijl de geschiedenis van dien Joodschien krijg van die hand diens zelfden schrijvers , die Jezus' tijd behandelt , van hem ie,n die Christenen geheel 'eln al zwijgt. Een andere plaats van het eerstgeno-emde boek spreekt over die terechtstelling van Jacobus , den broeder van Jezus. Ook andere Joodsche ge schriften tot in die vierde eeuw na Christus weten niets van ,
,
,
,
Jezus. Dit bewijs is al niet veel gelukkiger dan het vorige. De eerste Joodsche schrijver, waarop de heer Otto Henn►e am Rhyn zich beroept , is Philo. Nu was Philo inderdaad een tijdgenoot van Christus. Alleen woonde hij niet in Palestina , maar te Alexandrië in Egypte. Gelijk mien uit zijn werken kan aan tijdens het openbaar lieven van Christus reeds-tone,hadPil
194 .een hoogen leeftijd bereikt. Toen hijg 'ee;nige (vier of vijf) jaren na Christus' dood een gezantschap bij keizer Cajus Caligula ver hij volgens zijn eigen getuigenis reeds zien grijsaard.-vul^de,was In welke verhouding stond Philo tot het Christendom ? Verschil deze zeer -oude schrijvers, zooals Eusebius en-lend,or Hieronymus , beweren , dat Philo later in vriendschap is geweest met den Apostel Petrus en het Christendom heeft omhelsd. Uit zijne werken echter, althans voor zoovier die ons bekend zijn, blijkt dit niet. Heeft hij dan ten minste in zijnee werken over Christus of de Christenen gesproken ? Ook dit is onzeker. Het eenige werk , waarin hij dit heeft kunnen doen , is zijn geschrift over adie lotgevallen dier Joden ondier keizer Cajus , wijl dit zijn eenig historisch werk is en bovenden het eenige , dat hij geschreven heeft na Christus' openbaar leven *). Doch van dit werk , hetwelk , naar Eusebius ons mededeelt , uit vijf boeken bestond , zijn drie boeken verloren gegaan. In de twee, die ons zijn overgebleven , spreekt Philo va;n Christus yen de Christ►en'e!n geen woord. Het kwam trouwens ook niet bij zijn onderwerp te pas. De schrijver handelt in die boekei over de kwellingen en plagerijen , welke die Joden , bijzonder te Alexandrië , van den Romeinschen stadhouder en van het gemeen te verduren hadden. Het gezantschap bij keizer Caligula had ten doel zich over die kwellingen te beklagen. Over de boeken , diet verloren zijn gegaan , kunnen wij natuurlijk niet oordeelien. Niemand derhalve heeft het recht te zeggen , dat Philo niet van Christus of die Christenen g e w e t n heeft , daar men niet met zekerheid kan zeggen , of hij al dan niet over Christus 'en die Christenen heeft geschreven. Maar gesteld nu 'ee,ns , dat Philo ook in de boeken, die verloren zijn gegaan , geheel van Christus heeft gezwegen, darn bewijst dit hoogstens , dat hij opzettelijk niet over Christus heeft willen spreken , omdat hij niet in Hem geloofde of dat het niet bij zijn onderwerp te pas kwam, maar gelenszins, dat hij niet van Christus heeft geweten , tenzij; men met den heer Otto Henne am Rhyin de dwaasheid huldigt, dat iedereen in ,
,
,
,
,
,
,
*) Philo vermeldt zelf , 'dat hij , toen hij zijn werken schreef , nog zeer jong was (hij wend waarschijnlijk twee en dertig jaar vóór Christus geboren) en dat zijn studie later werd onderbroken door die gewichtige, sta,ats.a'mb'ten , die hij beklieedde.
195 elk geschrift , te pas of te onpas , noodzakelijk alles moet opdisschen , wat hij weet. Het beroep op Flavius Josephus heeft nog minder bewijskracht. Vooreerst wijl de heer Otto Hiennie am Rhy+n zich beroept op tijdgenooten , en Flavius Josephus geen tijdgenoot van Christus was. Flavius Josephus werd , zooals de heer Otto Henne am Rhy,n zelf zegt , vier jaar na Christus' dood geboren len schreef zijn werk over 'de Joodsche oudh,edlen , hetwelk niets anders is dan de Joodsche geschiedenis van dein aanvang der wereld tot aan de verwoesting van Jerusalem , teerst in het jaar 98. Vervolgens spreekt Flavius Josephus wel +degelijk van Christus en de Christenen. Wel is waar beweert de heer Otto Henne am Rhyn, dat die plaats is ingeschoven : maar dit wordt door tal van gezaghebbende geschiedvorschers op zeer goede gronden ontkend *)• En zonder eenigen twijfel staat vast , dat de bedoelde plaats niet g e h ie e 1 is ingeschoven ; want het is niet aan te nemen , dat Flavius Josephus wel van Joannes den Dooper yen ook van den apostel Jacobus , den broeder (lees : verwant) vain Christus , zou gesproken hebben (hetgeen door niemand betwijfeld wordt) en niet van Christus zelf. Te meer daar Flavius Josephus dien apostel Jacobus uitdrukkelijk als „ !den broeder van Jezus , die Chris,
,
*) Die geheele plaats luidt als volgt : „Te dien tijde leefde Jezus, een wijs man , als men hem t+en minste leen man mag noemen ; want hij was wierk'er van vele wondterbiare daden , ie en Leeraar dier miensch en. Hij had velen van de Joden maar +ook vellen .unit het Heidendom tot zich getrokken. Hij was de Christus. En toen Pilatus heem op +neme aanklacht van óe voornaamste mannen van ons volk tot dien kruisdood veroordeeld had, lieten toch zij, die Hem het eerst bemind hadden, van Heem niet af. Want Hij verscheen hun op +den deerden dag weeder levend, daar de godIdelijk^e profeten dit en duizend andere wondere dingen aangaande Hem voorspeld hadd+ein.. Nog op heden heeft het geslacht der Christenen , 'dat snaar hem gien^o^emd wordt , niet opgehouden (Ant. 18 , 3 , 3)." Deze plaats vindt mien het eerst aangehaald bij Eusebius en vervolgens blij ajle Christen-schrijvers. Ook vindt men ze in alle oude handschriftten , waaroin;der er veste zijn die zelfs uit de +elfde en twaalfde eeuw dagteekienen. Dat Josephus een Jood was , die zich niet tot het Christendom :bek ►eerd+e , is tegen die -echtheid dezer plaats geen +afdoend bezwaar. Flavi us Josephus was geen man van ernstige en gevestigde godsdienstige overtuiging. Hij was gelijk men het ^noemt een lecliecticus. ,
,
,
,
196
Ins genoemd wordt" (eroy ApÓV TO )S2'f.4VU X p«TÓV) aanduidt. En zou Flavius Josephus , -die , gelijk hij zelf verhaalt , onder keizer Nero geruimen tijd in Rome is geweest en daar derhalve moet gehoord hebben van diens o,ngehoprde wreedheden tegen de Christenen , niet minstens evenveel van Christus geweten heb als Tacitus ? Hij , die omstreeks ter zelfd'er tijd als Tacitus-ben zijn, werk schreef ; h'ij , die in het vaderland zelf van Christus was geboren en opgevoed ; hij , die vele zijner landgenooten , waar ook Christenen , ja waarschijnlijk zelfs den apostel Paulus,-onder uit hunne gevangenschap te Rome, heeft bevrijd ? Bovendien waren in 98 , toen hij , zijn wk te boek stelde , de Fvangeliin reeds lang geschreven , en niet alleen in Palestina , maar ook daarbuiten bekend. Verondersteld dus , dat Flavius Jos ephus werkelijk geen woord noch over Christus noch over de Christenen zou geschreven hebben , dan zou dit allerminst leen bewijs zijn, dat hij van Christus en de Christenen niet g z w +e t +e .n heeft, te.nz:ij- over iets niet schr`ijviein hetzelfde is als van iets niet weten. ,
Maar op die manier zou men kunnen aantoon±e;n , dat verreweg
het grootste deel der m^ensch+en absoluut niets weet van 'de gewichtigste gebeurtenissen , ook niet van die , welke in hunner onmiddellijk'e nabijheid voorvallen. Immers verreweg het meerendeel der mensch+en schrijft in heet geheel niet. Het beroep op „ de andere Joodsch'e schrijvers , die tot in de vierde eeuw niets van Jezus zoude;n weten ", laten we rusten. Vooreerst omdat de bewering al te' onnooizzel is , dat Joodsche schrijvers tot in de vierde eeuw nooit iets van Christus of de Christenen zouden gehoord hebben , hetge+en trouwens door den Talmud wordt gelogenstraft *). Vervolgens omdat de heer Otto► *) Onder Talmud (Thalmud) verstaat men twee J000'dschie werken, die als de samenvatting zijn van de J+op+dschie godgeleerdheid en v erschillend►e daarmede verwante profane wetenschappen uit de 'eerste vijf eeuwen na, Christus. Mien onderscheidt ►een Pal'estijnscheen een een Babylo,nischen Talmud. Wanneer men spreekt van Talmud zonder meer, wordt gewoonlijk de Babyloinisch+e bedoeld. De Talmud is niet heet geestesproduct van een pof meerdere geleerden,. Het is een verzam'elw^erk , waarin die geleerde werkzaamheid van 'een gansche rij mannen tot een los geheel is bijle+envergaid+erd,. Men kan derhalve niet van een maker, maar slechts vain verzamelaars ofredactor!en van (den Talmud sprrekeen. D+i'e verzameling is niet +op één tijdstip , maar in verschillende ,
,
,
1J7
Henne am Rhyn zich immers op t ij d g e n o o t e n van Christus beroept en er zieker minstens in de twee eerste eeuwen . g►e;en enkel Joodsch schrijver, die over Christus had kunnen schrijven en het echter niet doet , valt aan te wïjzn. De heer Otto H^enne am Rhyn schijnt zich bij voorkeur te beroepen op schrijvers , die er niet zijn. Doch niet alleen voert hij voor zijne stelling geen bewijzen aan , hij helpt bovendien zijns ondanks zelf dapper meê om 'deze omver te werpen. Even na de straks aangehaalde! woorden schrijft hij: ,
,
,
,
Voor 't allereerst vinden wij den naam van Jezus vermeld ongeveer twintig jaar na zijn dood in de brieven van den Apostel Paulus , die evenwel niets van hem weten te verhalen dan zijti dood en zijn opstanding. De oudste b►e^,
,
tijdperken en op verschillende plaatsen tot stand g► ekom'en. Het oudste besta^nd'deel van j t!en Talmud is die ,M i s c h n a , (van Schanah ^2 d. is. door herhaaldelijk voor- of opz!egg^eun lieeren of onderrichten , vandaar Mischna = vierzameling van het geleerde of onderwezene), een verzameling, van Talmuidisch-e leerstof tot stand ge bracht door Rabbi Jiuida H,akkadosch (t 217 na Christus). Aan deze verzameling liggen 'weer andere verzamelingen tot grondslag , bijv. die van Rabbi M+eïr, die •op zijn+e beurt w,►e +er de verzameling van Rabbi Akiba benut heeft. De 'eerste oorsprong van ;de Mischna is reeds in den tijd van Esdras tie zoeken. Het hoof► donidierwerp is de wet Gods. Die oudere verzamelingen zijn niet in hun oorspron k► elijk►en vorm bewaard gebleven. Mien betwijfelt zelfs , of ze tot in de drie of vier ►eerste eeuwen na -Christus wel ooit op schrift zijn gesteld. Men neemt veelal ,aan , dat ze alleen mo+n+d+eling, zijn overgeleverd. Verschillenden 'beweren zelfs , dat ook .de Mischna niet vóór adie vijfde eeuw met de rest van dien Talmud te broek is gesteld. Het t woede b► esta.n►d^d'eel van dien Talmud is de G e m a r a. Zoo, noemt mien de- verklaringen 'die door verschillen de Joodsc he leeraren aan +dc Mischna zijn tooegev^oegd. Mien heeft een Paliestijnsche en ►een B^abylio:nisch► e Gemara. De Mischna met de Palestijnschie vormt dien Palestijnschten , die met de Biabylionisiche Gemara , ►dien Babylonischen Talmud. f In dien Talmud , die +de Joodsche overlevering van de 'eerste vijf ►eeuwen van Christus vertegenwoordigt , wordt herhaaldelijk van Christus melding gemaakt. ,Men kan hierover raadplegen : Franz Delitzsch, „ Jtezus und Hill ► el." Erlangien , 18 67; Laible Dalmah , „ Jesus Christus ,
im Thalmud ", Berli jn , 1891.
198 richten aangaande bijzonderheden uit je-zus' leven ien om zijn afkomst vinden wij in de Evangeliën , waarvan vier-tren uit ten minste tien in den canon zijn opgenomen : de inleiding op dat van Lucas zegt , dat zijn inhoud niet door ooggetuigen is neergeschreven maar door hen aan dien schrijver is o v e r g e 1 e v e r d; geen van de Evangeliën is waarschijnlijk voor het einde van de eeerst e eeuw 'na Christus ontstaan. Hier komen dus de Joodsche schrijvers uit Christus' tijd al voor den dag. Eerst was er geen l enkele Joodsch'e schrijver, die iets van Christus wist vóór de vierde ►eeuw. Maar hier staat nu in eens de Apostel Paulus voor ons , Paulus , diie, gelijk die heer Otto Henne am RhyIn zelf moet toegeven , reeds 20 jaar na Christus' dood over hem schrijft en niet leven en ter loops , maar verschillende groote ien kI^ei^ne brieven. Of was Paulus soms geen Jood ? Daarenboven hebt ge (nog d►a Evangeliën , die alle , ook volgens den h-eer Otto H►e^nln+e am Rhyn, vóór het ►einde der eerste eeuw zijn ontstaan en alle , tien minste drie er van , geschreven zijn door Joden. De heer Otto Hennie am Rhyn spreekt van minstens tien Evangeliën , wel een b^ew'ijs , dat er aan litteratuur over Christus uit de allereerste tijden dues Christendoms geen gebrek is. Nochtans weet ook de heer Otto H►ennne am Rhyn zeer goed , dat deChristelijke Kerk ider eerste eeuwen volstrekt niet zoo oucritisch te werk ging als men wel ►eens beweert. Daarom heeft zij van die minstens tien Evangeliën slechts vier als echt en volkomen betrouwbaar erkend. Slechts vier heeft zij; in den canon , d. i. in +de lijst der erkende, heilige boeken opgenomen. Al dire vier Evangeliën dagteeken►en , gelijk ook de heer Otto Hienne am Rhyn zeer juist zegt , van vóór het einde der eerste eeuw en wel van vrij lang voor het einde der eerste eeuw, althans die, drie eerste Evangeliën. Om ede kracht van dit argument te verzwakken , legt de heer Otto Henne am Rhyn na-druk op heet getuigenis van Lucas , die in de inleiding van zijn Evangelie verklaart , dat hij het daarin vermelde niet persoonlijk heeft bijgewoond maar dat hij' schrijft, hetgeen hem door ooggetuigen , die van den b^eginnie af van de dingen getuigen zijn geweest , was o v e r g ie 1 ee v ►e r d; doch de geachte schrijver vergeet of liever verzwijgt , dat er nog drie andere Evangeliën zijn , die dit n i e t zeggen. Bovendien ,
,
,
,
-
,
,
,
199
weten wij , gelijk we later zullen zien , dat Lucas reeds vóór het jaar 41, dus nog geen tien jaar na Christus' dood , deel uitmaakte van de ChristengemielenSw te Antiochië yen dat hij' kort daarna de reisgezel werd van Paulus , met wien hij ook de Apostelen te Jerusalem bezocht. Kon iemand , die zóó kort na Christus' dood tal van ooggetuigen kon raadplegen op de plaats zelf van het gebeurde , kon zoo iemand geen vertrouwbane geschiedenis schrijven ? Verder vermeldt ons dezelfde Lucas in de inleiding van zijn Evangelie , dat reeds ' elpen vóór hem beproefd hadden een levensbericht van Christus op te stellen. Er was dus reeds in den allereersten tijd na Christus' dood overvloed van gesch reven oorkonden betreffende zijn leven. Tot diegenen , w►elke. vóór Lucas levensb'ijzon^derheede^n van Jezus te boek stelden , behoort allereerst Matthaeus en vervolgens Marcus. Joannes schreef n a Lucas. En nu zwijgen we nog van de brieven der andere apostelen , die allen Joden waren , alsmede van del apocryf e Evangeliën , die wel is waar geen betrouwbare berichten omtrent Christus geven , maar toch van hem spreken en heel uitvoerig en uit n , van welke verschillende bovendien een-sluitendvahprk zeer hooge oudheid bezitten. Wat blijft derhalve over van des heeren Otto's bewering , dat de Joodsch(e geschriften uit den tijd van Christus of onmiddellijk na hem , van zijn leven niets weten? Ja, als men eerst alle Joodschie geschriften, die wiel van hem weten en heel veel van hem wi^et'en , op zij zet en zich ,verder beroept op schrijvers , die er niet zijn. Heel natuurlijk , -dat vooral deze laatsten over Christus geien woord spreken. Hoe zeer het dien hieer Otto Hen,n+e am Rhyn te doen is, niet om de waarheid te doen schitteren , maar ze integendeel zoo veel mogelijk te v±ermoffel'en , blijkt wel bijzonder duidelijk uit hetgeen hij straks aangaande den Apostel Paulus mededeelde. ,
,
Voor 't allereerst vinden wij den naam van Jezus ver ongeveer twintig jaar na zijn dood in de brieven-meld, van den Apostel Paulus , die evenwel ni-ets anders van hem weten te verhalen dan zijn (dood len zijn opstanding. ,
Voor het allereerst twintig jaar na Jezus' dood ! Veronderstellen we eens , dat dit waarheid is , yen dat het Evangelië van Matthaeus niet van nog vroeger tijd dagtelekent — wat we niet willen beslissen — is dan twintig jaar zoo verbazend lang? —
Omtrent Buddha en Zarathustra zijn de eerste levensb+erichfien .eerst eeuwen na hun +dood opgleteek=end. D+e oudste ons beekende geschriften , die van Christus spreken , dagte+eke!nen — de heer Otto Henne am Rhyn moet het z ijns ondanks belijden -van hoogstens twintig jaren na z'ij'n heengaan. En die oudste geschriften , die brieven van Paulus , vloeien over van liefd e , dankbaarheid , geestdrift voor Christus. Die geschriften vermelden zijne leer, zijne instellingen , verkondigen op de uitbundigste wijze zijn lof, belijden luide en herhaaldelijk zijne godheid. ,,Verre van mij te roemen tenzij in het kruis van onzen Heer Jezus Christus ". „ Indien iemand den Heere Jezus Christus niet bemint, hij zij gevloekt " *). Nochtans durft de heer Otto Henne am Rhyn van Paulus schrijven , dat diens brieven niets anders van Jezus weten fie ver dan diens dood en opstanding. Hier heeft men weer dat-halen +dwaze beginsel , dat van iets niet spreken hetzelfde is als van iets niet weten. Weet dan soms de heer Otto Henne am Rhyn niet , dat hij een vrouw heft !en in welk huis hij woont , omdat hij t er in zijn boek Iniet van spreekt ? Verondersteld dus , dat Paulus werkelijk niets anders van Christus meldde dan zijn dood en opstanding , zou hij daarom niets anders van zijn goddelijken Meester g e w ie t +e 'n hebben ? Zou hij , die zoozeer overvloeide van 1 iefde voor Christus, dan volstrekt gelen bijzonderheden om trent diens leven hebben ingewonnen ? Of heeft hijg dit niet k u n ne n +doen. , hij , die leefdie op die plaats zelve , waar Christus gearb e id ,
,
,
,
,
-
-
,
I Cor. XVI , 22. In den brief aan die Romei*) Gal. VI , 14. nen (IX , 5) ;noemt Paulus Jezus Christus uitdrukkelijk „ God over alles , te prijen in eeuwigheid ". Lu den leersten brief aan de Co+ri^nthiërs (VIII , 6) zegt hij : dat „ door Jezus Christus alles bestaat ". In denz+elfd^en brief nç^emt hij Christus „ de Heer der heerlijkheid " (II, 8). In den brief aan de Colossenslers zegt Paulus : „ In Hem (Christus) werd alles geschapen wat in den hemel len wat op aarde is ; het —
—
,
zichtbare ►en onzichtbare , hetzij traonlen , hetzij heerschappijen , hetzij overheden , hetzij machten , alles is door H^ m len tot Hjem geschapen " (I , 16). In den brief aan die van Philippe zegt Paulus : dat „ in dien naam van Jezus alle knie zich bluigie van dice in iden hemel , adie op
aardse en idiie onder die aarde zijn " (II , 10). Gelijk Jahve ,, -de Heer" is in het Oud Testamient , zoo is Jezus Christus „ de Heer " voor
Paulus. Voortdurend g+eleft Paulus Hem +dien naam in zijne brieven.
201
en geleden had nog slechts tien , meen nog slechts vier of vijf jaar geleden ? *) Vanwaar dan zijine liefde en geestdrift voor Christus als hij nooit iets omtrent hem te weten is kunnen komen of als Christus een zoo d'oiodgewo^o:n mensch was g ► ewieest? Hoe bespottelijk dwaas klinkt verder de bewering , dat Paulus niets anders vain Christus weet dan diens dood en opstanding! Is Christus verrijzenis dan een feit van geen of slechts luttel be,teekenis ? Vermeldt Paulus niet, dat Christus na Zijn verrijzenis eerst verschenen is aan Petrus , daarna aan 'de elf aposte:lien , daarna aan vijfhonderd geloovigen tegelijk , van welke verschil toen Paulus dit schreef , nog in leven waren, gelijk deze'-lend, uitdrukkelijk getuigt; verder aan Jacobus , en tien slotte aan Paulus zelf ? **) Heeft de heer Otto Henne am Rhyn het wellicht meer bijgewoond, dat iemand na drie dagen van dood weder levend wordt , en, acht hij', dit daarom van zoo weinig belang? Maar waarom vermeldt Paulus dan niet meer l►eve,nsbijzonderheden van Christus ? Heel ►eenvoudig omdat Paulus niet behoefde te verhalen wat iijne, geloovigge n al wisten. Juist het zwijgen van Paulus bewijst , dat de omstandigheden van Jesus' leven reeds toen overal bekend waren. Zijg, aan wie Christus gepredikt was , kenden ze tot in bijzonderheden , kenden Jesus' wonderbare ontvangenis , Zijn lijden , Zijn verrijzenis , Zijne hemelvaart , Zijne prediking , Zijne wondieren. Dit was een van de hoofdbestanddeel►en der prediking. Als Paulus in zijn eersten brief aan, die Corinthiërs de instelling van heet avondmaal bespreekt, omdat zijn onderwerp edit zoo medebrengt , zegt hij uitdrukkielijk , dat hij' dit aan de Corinthiërs reeds vroeger had medegedeeld. „Want ik heb van den Heer ontvangen , gelijk ik u ook heb overgeleverd." t) Hij had hun dit reeds lang te voren mondeling gepredikt. En wie weet niet , gelijk we later uitvoerig-er zullen bespreken , adat Lucas zijn Evangelie , waarin hij die ver omtrent Christus' leven chronologisch geo►rd'end heeft , bij-halen onder Paulus' invloed heeft geschreven,? -zonder -
;
,
*) Volgens die meest waarschijnlijke meening heeft de bekeiering van Ianlus needs in 37 of 38 na Christus , dus vier of vijf jaar na Christus sterven , plaats gehad. **) I Corr. XV, 5 len volgende. t) I Cor. XI , 23.
z O2 Zoo waren dan nog geen twintig jaren n a Christus' dood Zijn levensbijzonderheden zoowel binnen als buiten Paliestina, althans onder de Christenen , reeds overal bekend! Hieruit blijkt genoegzaam hoe ongerijmd de vergelijking is tusschen Christus en andere godsdienststichters , zooals Buddha ien Zaruthustra. Nog eens : van die oude godsdienststichters dagteekenen de oudste levensberichten !eerst van eeuwen na hun dood; de oudste berichten , die ons omtrent Christus ten dienste staan, dagteekenen , zelfs volgens onze heftigste tegenstanders , zooals de heer Otto Henne- am Rhyn , van hoogstens twintig jaar na Zijn verscheiden. Spreken we hier nog miet teen enkel woord over de zo^ogenaamdie verwantschap tusschen de Evangelieverhalen en andere oude. liegen den. Vooral wordt veel ophef gemaakt van die )overeenkomst tusschen het Evangelieverhaal ten de geschiedenis van Buddha. De meer genoem d+e heer Oudens schrijft in zijn boekje met den b^eschei^den titel „ Het boek der m^enschheid " ,
,
,
,
,
Dat Christus' leerlingen een zeventigtal jaren na zijn dood boeken gingen schrijven en daarbij niet alleen die leer van Boeddha gebruikten, maar ook de wondierverhalen, die er van dezen, godsdienststichter in omloop waren , miet Jezus' eenvoudige , zuiver menschelijk^ee geschiedenis in verband brachten .en daardoor dezen moedigen kampvechter voor de vrijheid tot een carricatuur van een godmensch verlaagden , is begrijpelijk, maar verkeerd. ,
-en !een weinig verder: Ook de geheelie lijdensgeschiedenis van Jezus is in hoofdzaak ontleend aan hetgeen omtrent Boeddha verteld wordt. Als men nu bedeinkt , dat Jezus stierf op jeugdigen leeftijd en Buddha , volgens adie legende , toen hij ongeveer tachtig jaar -oud was ; dat Buddha , volgens dezelfde legende , zijn jeugd heeft doorgebracht in rijkdom en wulpschh^eid , Christus daarentegen in armoede en kuischh^eid ; dat Buddha stierf ten gevolge van een gerecht vark^ensvl-elesch , heel kalm op zijn leger, Christus daarentegen na de vreeselijkste folteringen ien onder de hevigste smarten aan het kruis , dan begrijpt men genoeg van welk weten gehalte des h►eeren. Oudens beweringen zijn. -schapelijk Als het flu zoo met deze verwantschap gesteld is, waarvan die
203
meeste ophef wordt gemaakt en -die het klaarblijkelijkst heet , kun verhalen ien legenden , waarmede de Evan--newda^ geliën verwant heeten , veilig laten rusten. TH. BENSDORP, (Wordt vervolgd.) C. SS. R. ` -
HET VERGAAN DER WERELD VOLGENS DE H. SCHRIFT EN DE GEGEVENS DER HEDEN -DAGSCHETRNKUNDE. 4 : No. I. Altijd heeft de vraag van het eind^e der wereld den mensch heet levendigst belang i!ngeboezem^d. Ernstige yen min ernstige leden hebben zich moeite gegeven het tijdstip van het leinde dier wereld te onderstellen , en deze voorspellingen hebben wellicht de vrees van, e,en en grooteren of kleineren kring , maar steeds die aandacht van groote scharen opgewekt. Dit artikel nu zal die voorspellingen niet met elenee nieuwe ver meerderen , maar ertoie bijdragen , dat men ingelicht word►e , om over ide voorspellingen , die aangaande dit punt nog zullen worden, gedaan , zelf te kunnen oord^eelien. ':Kan, men het tijdstip van het vergaan der wereld ook al niet zeker aangeven , heet is toch uiterst leerzaam , (de i aard ►en de wijze v.an dat vergaan , zooals de H. Schrift voorspelt , dat het eenmaal zal plaats hebben , te vergelijken met idee wijze , waarop de natuurwetenschappen moeten toegeven , dat het mogelijk is. Van dit standpunt uit zal dit artikel eene bescheiden proef zijn tot bevestiging der waarheid , dat de H. Schrift van den vooruit moderne wetenschap niets te duchten , maar tee-ne schit--gander terende echtvaardiging te verwachten heeft. ,
,
-
,
-
204 In het gehele wereldruim is er geen enkel vaststaand punt: alles is in, beweging. Wij zouden duizelig worden , wanneer wij bedenken , met welke razende vaart wij door - het heelal snellen. Vooreerst voert de aarde ons om hare as minstens achttien maal sneller dan oinze sneltreinen ons kunnen voteren. Terzelfdertijd liegt de aarde in haren loop om de zon iedere seconde 4 mijlen af, -en bijna met dezelfde snelheid beweegt zich ons ga;nsche zonnestelsel met al zijne planieten in het heelal voort. Sedeert duizenden jaren, is de zon meet al hare kii-d^erein op reis ; nooit heeft ter, om een, beeld uit ons v►erkieersl^ev► en tie gebruiken , eienie botsing plaats gehad. Ook bemerkt men biij die zon nog Beene oude^rdomszwakte; met onverminderde kracht vervult zijg nog hare taak als op eden, dag , toen zij voor de eierstee maal op onze stamouders scheen , — wat zeg i : gelijk in die dagen , toen zij voor Oe eerste maal de wordendie aarde begroette . Zal het immer zoo blijven ? Of zal en moet leenmaal telen tijd komen , waarop dit heerlijk zonnestelsel moet vergaan ? — En op welke wijze zal het dan vergaan ? Zal die wereld vanzelf in:eienstorten. , wansneer zij al de vormen harer natuurlijke ontwikkeling doorloopen heeft ; of zal het eindde der wereld door Beene geweldige wereldramp worden veroorzaakt ? Van welken aard zal dan ^deze catastrophe zijn? Zeker uiterst belangwiekk^en+die vragen ; des tee belangwekkender, daar niet alleen de natuurwetenschap maar ook die openbaring zich met adie vraag van, het einde doer wereld bezighoudt. Het is zeer belangrijk dc heer dier h;edendaagsch^ee sterrenkunde met die bijbel-uitspraak over heet l einde dier wereld te vergelijken. Dan komt het uit , 'dat de Bijbel door de schildering van liet ver wereld niets volgens die wetten dier sterrenkunde on--gander mogellijks verzekert ; integendeel , er toont zich ►eense zeer vierras de overeenkomst tussch+en de lle er van -den Bijbel ten die der-sen sterrenkunde. Men zal zien , dat openbaring een natuurwetenschap elkander in deze zaak stieu;nien. De sterrenkunde ka n namelijk met zekerheid slechts zeggen, dat het !einde der wereld ;eenmaal moet plaats hebben. Op welke wijze dit leinde echter zal plaats hebben , kan zie niet met zeker zeggen; zij, kan slechts die wijzen van haar vergaan , die-heid mogelijk zijn volgens de gegevens harer nasporingen , aangeven. De Bij`bel zal ocis dan , al is heet ook niet voll^e^dig, toch be,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
;
,
205
naderend inlichten , welke van die door de ster r enkund►e 'inogelijkverklaarde wijzen werkelijk zal plaats hebben *). ,
I. HET VERGAAN DER WERELD NA DE VOLEINDING VAN DE NATUURLIJKE ONTWIKKELING VAN ONS ZONNESTELSEL. * * * De eerste mogelijkheid is , dat ons zonnestelsel alle tijdperken van zijne natuurlijke ontwikkeling doorloopt -en dan volgens die wetten ader natuur noodzakelijk ineenstort. Het Het klinkt inderdaad zeer dichterlijk, wanneer mien hoort of leest van het „ eeuwig heerschien der natuurkrachten ", van de „ eeuwig zich verjongende natuur ", enz. ; maar de kalmte denker moet het een der grootste natuurkundigen van dien laatsten tijd, Von Helmholtz , nazeggen:
,
„ De grondwet der natuur is eindelijk gevonden , welke alle ^droombeelden over die eeuwigheid van den t^egenwooridigen toestand ader wereld onverbiddelijk i een ►eindje voorhoudt. Ook ons eigen geslacht wil ze wel geen lang maar geen eeuwig bestaan veroorloven. Zie dreigt het met eenen dag des oordeels , waarvan ze gelukkigerwijze dien tijd nog verbergt. Zooals ieder die gedachte van den dood verdragen moet , zoo moet het ook het menschelijk geslacht." t) ,
,
*) Z'o^oals van zelf spreekt , moet men het vergaan der wereld volgens den Bijbel niet als iets geheel natuurlijks verklaren , maar mien moet hier ook bovennatuurlijk^e factoren laten gelden; maar toch staat heet vast , dat God zich van natuurl^ilke middelen bedient , om Zijne beven;natuurlijk^e 'doeleinden te bereiken. En wanneer die door dien gewonen loop ader idingen 'bereikt kunnen worde^n , dan is het zeer onwaarschijnlijk , adat Good buitengewone middelen aanwendt. Wanneer ^ derhalve idee sterrenkunde vain haar standpunt uit aantoont , dat het vergaan dier wereld zeer goed mogelijk is op de door den Bijbel aan,
gegeven wijze , dan is het hoogst onwaarschijnlijk , dat God op buiten-
gewone wijze , met voorbijgaan van de door Hem-zelf geschapene en tot hetzelfde doel voeren de .natuurwetten , het vergaan !dier wereld zal doen plaats hebben. t) Zie heet artikel : „ N^etterung^en am Himmel oder die sog. netten Sterne ", ►door Max Maier, in „ Natur und Off enbarung ", erstes Heft, 1895 ; Munst►er, Asch^ ^n^dorffsch^e B^uchha,ndlung.
,
206
Y:ntusschien is adie hoevetelh+eid zonnewarmte , waarvan op de eerste plaats het lot der planten, die om de zon draaien, afhangt, nog ontzaglijk groot , en er heeft op haar nog ieene voortdurende vernieuwing der uitgestraalde warmte plaats , zoodat die zon ,na groote tijdruimte nog in onvermi;nder+d ► e kracht zal kunnen schij'nen. Pater Karl Braun S. J. stelt daarvan eene benaderende wiskundige berekening vast yen komt tot h:et besluit , dat de zon nog bijna 6 tot 8 millioen jaren in gelijke sterkte als nu stralen kan. Dan echter zal het stralen allengs afnemen , om in wiellicht 100 millioen jaren tot een stadium te geraken , waarop zij zonder vernieuwing der uitgestraalde warmte zal afkoelen . Zij zal dan eene reeks van veranderingen ondergaan , om eindelijk als donker wereldlichaam , zooals men +er reeds mfeerder+e kent , door de hemelruimte voort te sntell^en *). Maar alvorens dit lot de zon treft , zal over de planeten , die om haar draaien , de catastrophe reds lang zijn n'e'ergekom'en. Wat onze aarde in 't bijzonder aangaat , deze zal hare ontwikkeling reeds lang afgesloten hiebbgin. Hoe id'ez'e ontwikkeling , wanneer de natuurwetten haren regelmatigen loop volgen , in de- verre toekomst voor de aarde zal plaats hebben , kunnen wij nu reeds aan het uitspansel lezen. Wanneer de nacht ,nederdaalt op de aarde , en m e'nsch en dier zich in eeneen zoet^e'n slaap aan de' rust overgeeft , dan verlicht als een ontzaglijk „ Memento mor " de bl eek^e maan die in het duister gehulde aarde ; in vlamm^enschrift ziet de aarde het lot, dat haar bedreigt , aan den hemel geschreven , en met dien zwijgen^den ernst van den dood schijnt de maan die nog in levenslust zich badende aarde toe tie roepen:
,
,
,
,
,
,
,
Was du bist , bin ich gewes+en ; Was ich bin , das wirst du. sein.
Er is een tijd geweest , dat ook op de maan zeeën en ,waterstroomen. de oppervlakte be'd► ekten ; zij, zijn in ijs veranderd. Er is een, tijd geweiest , dat ook op de' maan lichte wolken voorbijtrokken , en een biesschrmienn d'e dampkring haar omhul'de'; de wolken, zijn verdwenen , de atmosph.e'er is gestold. ,
,
*) Karl Braun S. J. , „ U+eb+er Ko.smog'oni+e vom Star+dpunkt christlicher Wiss+enschaft ", 2 Aufl. , s. 3 08; Muenster, 1895 , Aschiendorffschie Buchh.a,ndl u'ng . ,
,
207
Er is een tijd geweest , dat he inwendige der maan nog gloeiend was en bij geweldige uitbarstingen de oppervlakte met lava bedekte ; nu is de maan tot in haar binnenste afgekoeld fen verhard. De helderheid van den dag +en die duisternis van dien nacht gaan op de maan zonder voorafgaande schemering onmiddellijk in elkander over. Ook de op ede aarde , eveneens door middel van eden, dampkring , min of meer groote en langdurig►e overgangen van hitte en koude volgen ielkand'er op adie maan onmiddellijk op ; gedurende den dag , die op d► e maao 354 uren duurt , is het nu nog slechts uit steen ren ijs bestaande hemellichaam aan den. onmiddellijke^n , door gelenie atmosfeer verzwakten stralen gloed der zon blootgesteld ten tot ie ene op 300 gr. C. geschatte' temperatuur verwarmd ; bij het intreden van den nacht , die ►eveneens 354 uren duurt , wordt de maai plotseling aan d felle koude van het wereldruim blootgesteld. Daardoor geschiedt het, dat de kolossale rotsvormingen gedeeltelijk springen , en er door de verschuivingen 'der maa^nopppervlakte ontzaglijke hoogten en ,
,
,
,
,
•
diepte n ontstaan. Dezelfde dood der verstijvende koude dreigt ,
ook het organisch leven op aarde. Hetzij de eigene warmte der aarde vermindert , hetziji die ver zon afneemt , hetzij deze beide oorzaken fie-warmingdoe samen werken : de temperatuur zal op die aarde langzamerhand steeds lager en, lager dalen ; 'de koude van dien winter aan de pool zal langzamerhand tot aan den evenaar doordringen. Eindelijk zullen het water en alle andere vloeistoffen verstijven , en de atmosfeer zal haren gasvormigen toestand verlaten en als vast lichaam de aarde bedekken. Er zal 'een tweede cosmogonische „'ijstijd" voor de aarde aanbreken, maar hij zal niet meer door 'de weldoende stralen dier zon kunnen worden opgeheven. Langzamerhand zal dan ook de gloeiende kern in het midden der aarde tot steeds grooterte diepte afgekoeld worden, geweldige inkrimpingen der aardkorst zullen volgen , nieuwe hergen zullen daardoor ontstaan , veel grooter dan onze tegenwoordige. Maar geen op ede aardje Bevend wezen zal zie kunnen bewonderen , geen adelaar zal ► er zijn niest meer op bouwen , geen stroom zal schuimend er zich afstorten. Later, als ook 'de zon zal zijn uitgedoofd , zal eerie o^ndootdringbare duisternis de koude vergezellen. Maar ook dan nog is de loop dier aarde niet voleindigd. Steeds kleiner zal de ellips ,
,
208
worden , die zij om de zon beschrijft ; eindelijk zal zij haar graf in dezelfde . zon vinden , waaruit zij' ten lieven werd opgewekt. Maar ook de zon zelve zal vergaan , en niet onze zon alleen, maar alle zonnen , die bestaan. ,
„Wanneer 'de zwaartekracht , zooals men vermoedt , op de werking 'der ether-atomen berust , dan kan , dan moet ►een-` ^rnaal de tijd komen , waarop alle atomen in het onb►egrenside ruim buiten de wierelfd verloren gaan. Dan motet bijgevolg alle aantrekkingskracht ;der lichamen 'en lichaams^ 1eelen onderling -ophouden , en alle lichamen zullen , de! mi'ddelpuntvlie'dende kracht volgend , in heet onbegrensde- uit elkander vliegen , +en ook in zich zelf , tengevolge der draaiing, in het fijnste stof worden opgelost." *) Zoo zal ede wereld vergaan , wanneer die wetten der natuur ongehinderd haren gang voortzetten tot aan het afsluiten van de natuurlijke ontwikkeling van het heelal. Oef de wereld werkelijk op die. geschilderde wijz► e , zal vergaan, 'daarover kan de natuurwetenschap geen antwoord geven. Viel1e gesternten in het w►er °lidruim — ons zonnestels'el is slechts, eten ,der kleinste onder die ve ,lie duizendeen — zullen zieker op de aan wijze vergaan. -gevn plaats heeft aarde op wat vergelijking meet Men moge eerne niet euvel 'duiden. Menig bouwwerk van menschielij'k'ee kunst stort ineen , wijl het dein last 'd► r jaren , die erop rusten , niet meer dragen kan ; een ander +echter gaat tie gronde door °ene plotselinge ramp : een bliksemstraal , ►eein ,e overstrooming , -eenjee aard stort ook in het wereldruim' menig zonn-estels.el in--beving.Zo een , wan!neer het zijne natuurlijke ontwikkeling doorloopen heeft, een. ander vergaat door ► e►ene catastrophe. Bij 1 den mensch is het niet anders. Menigeen daalt in het graf , gebogen onder den last 'der jaren , stervend van afg'el , eefdheid ; een ander wordt in zijne jonge jaren 'door een ongelukkig toeval uit heet leven weg gerukt. Wie kan vooruit zeggen , op wielk'e wijze ieder afzonderlijk sterven zal ? Zoo gaat het ook in heet groote wereldruim. 't Eene zoninestelsel vergaat door ouderdomszwakte , indien ik mij zoo mag uitdrukken , een ander vergaat door 'een'e pl.otselin;g overvallende catastrophe. Wie kan vooruit zeggen , op welke ,
,
¢
,
*) Braun , o. c. , bi. 315.
209
wijze ieder bepaald aangewezen zonnestelsel zal vergaan ? De natuurwetenschap kan het niet. Maar is het volgens de gegevens der hcdiendaagsch+e sterrenkunde ook mogelijk , dat een zonnestelsel of ieen afzonderlijk wereldlichaam door e en e catastrophe vergaat ? Zeer zeekler. ,
,
II. MOGELIJKHEID VAN HET BOTSEN DER AARDE MET EENE KOMEET OF STAARTSTER. * * * Sa^epe ietiam stellas , vento impenlde,nte vidde'bis pra;ecipites co^eli labi , noctisque per um'bram flammarum loin^glos a tergo albescer e ,
tractus.
*)
Zeer bestreden is de vraag , of e-en w vel'dlichaam , en in 't bijzonder onze aarde , door het treffen meet ielenlee komeet kan vergaan. In vroegere eeuwen hebben id^el kometen in die oogen dier menschen steeds :e„einrne schrikwekkende rol gespeeld ; zij golden steeds, als voorboden van ;een groot ongeluk op aarde. ,
„ Men heeft de komieten altijd met het onre)chtvaardigst ►e wantrouwen bejegend. Toen men wiel gedwongen was geworden toe te geven , dat zij' ons door geen e bovennatuurlijke werking schalden kunnen , bleef men toch blij het oudiel gevoelen , dat zij , door natuurlijke oorzaken , allerlei on,
heilen over de aardhiewon^ers brengen. Aardbhevingen , uit vuurspuwende bergen , buitengewone water--barstingev vloed-en , uitersten van warmte 'en koude , besmettelijke zilekten , misgewas en meer andere kwellingen van ons geslacht, m\eenide men langen tijd voor booze uitwerkselen van die verschijning eener komeet te moeten houden , maar men getroostte zich de moeite nicer, om over dde mogelijkheid of o:nmogelijkh ei^d daarvan een weinig na te denken." 1 ) ,
,
-
*) Dikwijls zult gij ook bij het opstieke,n van den wind ster ren zien die verschieten in het luchtruim , en die in het nachtelijk duist^r htinne haan in viammenschrift over ene groote uitgestrektheid aft°ekenen, Verg. Georgico^n , lib . I , V. 365 sqq. t) Kaiser, „ Dc Sterrenhemel ", 'bil. 231 evig. , 1 ste deel , 3 de druk. ,
,
Amsterdam , J. C. A. S,ulpke , 1860.
210 Wat de kometen zooal te beduiden hadden , blijkt wel uit het volgend versje *) : Viel Fieber, Krainkheit , Piest und Tod, schwere Zieit , M;anp el , Hu,ngersnot , grosz Hitz', idurr' Zeit , Unfruchtb'arkeit , Krieg , Raub , Moiid , Aufruhr, Neidd u'nd Streit, Trost , Kalte , :Sturmw^etter, Wasslers4n-ot , viel hohler Leut' Abgang un,d Tod, grosz Wind , E.rdbieb'en an manchem End, viel Ale:nderung ader Regiment.
Maar to-en de wetenschap ontdekte , dat de kometen ook weereidlichamen zijn , die in vaste banen om de zon wentelen , en toen zij het wezen dezer zonderlingre wereldlichamen nader on'derzocht , toen, begon ee'ne zeer sterke strekking tegen die vroeger heerschende komietenvreies. Men ;bewees , dat die dichtheid der komeet zeer gering is, geringer dan adie ijle lucht , niettegenstaande hares dikwijls reusachtige afmeting , en 'dat ;dus ee,ne botsing tusschen haar en de aarde , deze niet zou kunnen schaden. Tegelijk wees mien op de uiterst geringe waarschijnlijkheid van -een zooidanig botsten. Volgens eene wiskundigie berekening , die waarschijnlijk is , zal gemiddeld onder de 20 millioen kometen , die verschijnen , Ier slechts Bene zijn , welke adie aarde treft , daar het wiereldruim ondenkbaar groot , en de twee lichamen , in verhouding daartoe, zeer klein zijn. Wie vain ons , dire Selene kleine reis per spoor aflegt , heeft angst , dat hem een onheil treft ? E,nn toch is dit waarschijnlijker, dan 'dat eene komeet met die aardlei in botsing zal komen. Tot nu !toe heeft ook nog nooit eiene komeet in den loop ieener pla^n+eet storingen veroorzaakt. In het jaar 1770 stiet de door Lexell ontdekte komeet op die planeet Jupiter en werd uit hare baan geslingerd. Door een deel van dien staart -eereer komeet is waarschijnlijk ook o;nzie aarde reeds dikwijldler gegaan , wat men uit het buitengewoon groot aantal vallende! sterren heeft opgemaakt. Zoo botste in het jaar 1872 een stuk ader komeet van Biela m!et onze aarde , en een prachtige regen van vallende sterren — mien heeft haar getal op 160.000 geraamd — viel op de aarde neder. Op al 1deze gronden kan mien heet oor,
,
,
,
„
,
,
,
,
,
,
,
,
*) Braun , ;o. c. , bl. 336.
211
deel over onze vraag in deze woorde,p samenvatten : b'ij het berekenen van de planeten-storingen kunnen en moeten wij de kometen als 'niet bestaande beschouwen. Daarmede was de komet^envrees ongegrond bewezen ; de very dediging van adie tegenovergestelde meening werd algemeen als bijgeloof beschouwd. In den jongsten tijd echter is +eene andere meening gaande, die beweert , dat het botsen 'der aarde met eene komeet niet van alle gevaar ontbloot is. Men heeft beweerd , dat de vooruitgang dier wetenschap het thans duidelijk gemaakt heeft , dat het botsen der aarde meet eene komeet in 't geheel niet zoo onschuldig zou zijn , als andeiie geleerden, zich inbeeeld^ein. Ingeval onze planeet met die kern of het middelste doel -dier nevel-omhulling :e►eieer komeet zou botsen, zou dit eene catastrophe tien gevolge hebben , bij welke waar geslacht en wellicht het geheele-schijnlketgmschiljk organisch leven op de oppervlakte dier aarde zijn einde vinden zou. R. Falb had voor het jaar 1899 het treffen dier aarde met die komeet van Tempel zoo niet als waarschijnlijk , dan toch als mogelijk voorspeld , maar heeft later zijnle voorspelling tot den prachtigen, sterrenregen in den morgen van dien 13den November 1899 beperkt. In werkelijkheid rekende die weerprofeet slechts op de herhaling van een alle 33 jaren terugk^eerlend verschijin'sel. Uit verre tijden zijn reeds berichten voorhanden , dat de, November-meteoren alle 33 jaren buitengewoon talrijk zijn. Die laatste maal vond deze buitengewone meteoren-val den 12den November 1866 plaats , en molest dus in den nacht van den 12den pp den 13den Noivember 1899 weer verwacht worden , heeft echter toen, niet plaats gehad. Heeft de vooruitgang der tegenwoordige wetenschap werkelijk resultaten, verkregen , waaruit mien tot het gevaarlijke, van 'het samentreffen der aarde met Weenie komeet besluiten kan? Verpletterd of in haren loop gestoord zou olie aardse wel niet `orden , als zij eene „vag+ebond van het wereldruim ", zooals men, de kometen genoemd heeft , zou ontmoeten. Maar op elen►e andere wijze zou de ontmoieti±ng toch voor adie bewoners der aarde noodlottig kunnen worden *). De spectraal -analyse ,
,
,
,
,
,
,
,
,
*) Braun , o. C. , bl. 342.
,
212 heeft namelijk aangetoo n d , dat de gassten , welkte in die komieten aanwezig zijn , vooral koolwaterstof-gassen zijn. Deze zouden 'dus niet alleeen ede atmosfeer voor het ademen ongeschikt maken , maar ook ten koste van onze zuurstof ontbranden en leenen geiheiele^n of gje'deeeltellijk+en w•erel,dbrand tien gevolg hebben. Bie spectroskopie heeft echter ook grotote h'o:everalhedien e y a n onder de gassen der kometen aanwezig gevonden , hetwelk , op; zich zelf reeds giftig , met 'de rijkelijk voorhanden zijnidie waterstof zich waarschijnlijk tot blauwzuur zou verbinden. Daarbij moet verder in aanmerking worden genomen , met welke hevigheid eerie komeet op die aardse zou losstormen. De snelheid der kometen is verschillend , maar steeds buiten. gewoon groot. Be bero^emdie komeet van het jaar 1811 bezat in ede )nabijheid der aarde eiente snelheid van 2500 KM. in die seconde. Wan;neer zulk teen ontzaglijk gasmassa , in welke geweldige lel ectrisch+e ontladingen plaats hebben , met zulkie vaart op adie atmosfeer der aarde- stortt , dan, zou zulk een1e ,ontinoie-ting eenen alle begrip tie b oven gaand en orkaan te voorschijn roepen , en de zee zou tot in harre diepste diepten worden opgiezweiept. Anderen werpen ►echter tegen : d)e, kometenstof is zoo ijl , adat onze atmosfeer ze niet laat doordringen. Zooals leen kogel eene muggenzwerm , zoo zou Bonze aarde , door haar lucht-omhulsel beschermd , 'de komeet doorsnijden. Men neme aan , wat men wille. Van heet standpunt dier Openbaring uit schijnt men te moeten zeggen , dat het vergaan dier wereld , zooals zij het voorspelt , niet door ;eene komeet zal veroorzaakt worden. Want , zooals de op het einde dezer verhandeling aan te voeren plaatsen dier H. Schrift bewijzen , zul zon ei de overige sterren van ons zonnestelsel daarin-lend betrokken worden. Het is echter geheel uitgesloten , dat h!e t botsten van :een hemellichaam met leenre komeet terugwerking op ande,rie sterren hebben, zal. Hoogstens kain het organisch leven op het lichaam, waarmede ;de botsing plaats heeft , vernietigd worden. Kan -echter een geheel zonnestelsel meet al zijne sterren door e en-e katastrophe vergaan ? Hierop zullen wij een weinig verder ingaan in het slotartikel. P. BUISSINK , pr. ,
-
,
-
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
AAN HEEREN * * * * ^ KERKMUZIKANTEN. Ik heb volstrekt geen pret+entiies als muzi'ekkc; nn e ,r. Zelfs verklaar ik openhartig op 't terrein der muziek celen leek te zijn van top tot teen. Maar juist 'daarom wiensch ik leen woord te schrijven aan 't adres +der h+e^er►en klerkmuzikanten. Zoo dikwijls immers heb i k vertoog^en gelezen en gehoord van gezaghebbende' voorstanders 'der k+erkmuzi►ek , 'en heb ik (die hoop gekoesterd , dat het 'eindelijk 'eens uit zou zijn met die muzikale uitspattingen in ionze kerken. Maar even dikwijls werd ik teel+eurg►esteld. Musici schijnen zich 'door musici niet t+e , laten overtuigien. Welaan, zie hooren thans maar +eens, wat een leek van die kwestie 'denkt. Welken indruk ;die tralariee-muziek maakt op 't gemoeid van een niet-muzikalen kerkganger, dire heel de week door druk werk heeft 'en Zondags naar die kerk gaat om zijn hart ► eens te onttrekken aan heet geroezemoes 'dier +dagelijksche b'esl'omm►ering1en en het voor eenigie oogenblikkien nabij te brengen aan zijn Oorsprong 'en zijn Doel. Wat een Beek 'ervan 'denkt , die heel die week door nauwelijks tijd heeft om aan O. L. Heer te denken , ien Zondags meent in een rustig hoekje zijner parochiekerk enkele momenten oprecht te kunnen bidden. Welnu , zulk +een leek voelt 'de ergernis zich opkroppen in zijn gemioe'd , als hij Zondags in de , Hoogmis zit. Bidden ? Maar wie bidt +er in leen concertzaal? Daar voor aan 't altaar, ja, daar lispelt stil de priester gebeden vol diepten zin ; doch daar achter in +de kerk , een wieling van wereldsch'e muziek , soms een schre+euwpartij tegen 'elkaar in , ieder zanger trachtend naar de meeste glorie voor eigen keelgeluid , inplaats van naar adie glorie des H^eeren. Ik overdrijf ? Nu ja , een schreeuwpartij is 't niet overal. Er wordt misschien heel verdienstelijk gemusiceerd in sommige k►erken. Ik wil wel meer zeg'gen , olie meeste koren meeinen 'heel best te zingen , al verke , eren dan vel en te goeder trouw in 'een ,
,
,
214 waan. Maar die heeren , van welker optreden bij feiestelijke gelegenheden zelfs vooraf een aankondiging staat in die kranten, geven mij nooit den indruk van te zingen ter eere Gods. Des te beter is 't , als ik me viergis in dezen. Maar tot stichting der gd+o;ovigen zingen ze in ielk geval niet. Weet gge , waarom ik begonnen ben aan dit artikel? Ik kom daar zoo juist uit de Hoogmis. Ofschoon verschillende omstandigheden het noodig maakten , dat ik ernstig bad, ben ik niet erin geslaagd. De stemming was er niet. Ik voelde me net als een avond te voren bij een uitvoering van een gemengd koor. Ja, 't strekt mij misschien tot schande , dat ik zo.o':n moeite heb om mijn aandacht bij 't gebied te houden. Maar ik ben geen asc+eet , en heb mijn hoofd vol van cie 'dingen dezer wereld. En het zijn-in-een-kerk is niet voldoend e om mijn gedachtenstroom te leiden naar +de dingen van dien Heemlel. Daar moet ik moeite toe doen. En ik slaag erin niet als op mijn arm , wer+eldsch hoofd een soezing van lawaai-muziek losstormt... . Zoo zat ik dan vanochtend in 'de Hoogmis zonder aandacht. Op zij van me , in de stoelen van 21/2 cent , zat leen +e+enivoudig huismoe+d+ertj►e , die ik benijdde om haar stil , ongestoord gebed. Ik kende haar omstandigheden. 't Was leen arme tobbberd , die pas haar zevenidee kind ter wereld had gebracht , en wier man door een pleuritis was aangetast. Toen ik na d+e consecratie opkeek zag ik haar in stillen eenvoud , de tranen in die trouwe, zorgvolle oogyen , aan den op aarde gedaalden Heer van lieven en dood vragen om het behoud van dien kostwinner harer kinderschaar. Kostbare oogienblikken voor die van zorgen gedrukte moeder. Ik zag haar 't hoofd schudden tot 't H. Altaar, als zeide ze' tot den goeden Jesus , negen , neen , Heler, dat zult ge niet toelaten; ik zag haar smeekend oog gaan naar 't beeld dier H. Moeder Gods , vragend de machtige voorspraak van, de troosteres der bedrukten.... En toen plotseling , — o , 't laait nog in me op van wrok ik 't oogenblik herdenk, — toen gierde-kendrgtis,u plotseling een kraaitenor zijn solo uit. Bij+ 't „ in nomine Domini " van het Benedictus sloeg 's mans stem over, ... naast het biddende moedertje lachte een naaistertje , voor haar keek eten dienstmeid spothemd naar boven , overal in die klerk was beweging. ,
,
,
215
Die tenor gilde door. „ B.eniedictuis ", begon hij weer, met zwierige uithalen en Jeff+ectmaken^d^e dalingen ; hij moest zijn ongelukje van straks toch herstellen door een dubbel succes , — „ B►en+edictus" begon hij nog +eens , en na hem 't koor, adat aan 't hosanna-roepen bleef tot adie slagen op dien gong aan 't altaar het „ Dominee non sum rdignuss " aankondigden. Kraaitenor, als gij dit leest , — en ik zal uwen directeur leien exemplaar van dit artikeltje zend en , met verzoek heet u ter hand tie stellen , — als gij dit leest , overdenk +dan , dat gij het boven aangeduide mo►Pdgyertje dien troost van een hartelijk gebed hebt ontrootd. Ik heb haar zien worstelen tegen uw verstrooiing opdringend gezang ; ik heb haar zien herbeginnen , telkens en telkens weer, tevergeefs , haar vertrouwelijke samenspraak met den Schepper-op-'t-altaar ; zij moet geëindigd zijn in een schreiend: Goede Jesus , hielp mie toch ", en de Heer zal het goed met haar hebben gemaakt. Maar den troost , ik herhaal het , den troost van het hartelijk gebed hebt gij haar ontroofd. En aan hoevelen mieser. Onder honderden in het kerkgebouw, hoevelen meet zorgen en bekom m►erniss+en. Hoevelen , +die 's morgens naar de kerk gaan met die vermaning van +een zieken man mede : „bid nu 'ns goed voor mie "; of de opwekking van huisgenooten : „ laten wie O. L. Heer vragn om verlichting ". En +dire allen , welk+e in ontroering tijdens de H. Consecratie hun God hebben zien nie'erdalen in hun midden , met +de woorden op adie lippen : „ komt allen tot mij, die belast en beladen zijt ", die, hebt g toen zij in stil gebed waren verzonken , met uw kraaistem , uw zelfstreeling-zo+ek^en^diee kraaistem opgeschrikt en verder belet om te bidden. Overdenk dit wiel , en neem u in 't vervolg voor te zingen ter eerie Gods en tot stichting der geloovigen. Nog iets. Onlangs hebben hier +de kinderen hun +eerste H. Communie ontvangen. In een der grootste 'parochiën onzer stad voerde het zangkoor ter stichting der aanwezigen een „ mooi uit. En terwijl de lange rijten knapen-dorwekt^"muzisen meisjes naar ede Communiebank gingen , gaven de koristen, 't leek wel of 't voor de gezelligheid was , 'duo's 'en kwartetten. Ik heb moeten ziee;n , — en weer niet tot mijn stichting, -dat verschillende kinderen , wier beurt het na esenigee ogenblikken zou zijn om naar Ons Heer te gaan , met open mond -
„
,
,
,
,
216 stonden t►e luisneren naar die salon- muziek. Zelfs heb i k +enkelen naar 't koor zien gapen , toren ielen +eerste 'en tweede tenor bezig waren aan 't lanaeeren , „ met veelel relief ", van 'eren 'duo. De suisse gaf een dier stump'erdjes een duw tegen den schouder. Hij had dien eersten tenor .een prop in 'den mond ino+etien stoppen , en den directeur +de kerk uit moeten gooien. Gij vindt , h► eeren kerkmuzikanten , 'dat ik mij niet kalm uitdruk. Ik was iook niet kalm , toen ik die onschuldige kinderen, welke weken te voren met 'de grootste zorg zijn voorbereid , en die in 'die laatste 'dagen voor den grooten dag van alle afleiding zijn weggehouden , op 't laatste oogenblik nog zag verstrooidwor+den door die ijdieltuiterige koormuziek. Woede gloeide in mij pOp , — en duid 't mij ►eens 'euvel , dat zij' terugkomt , nu ik deze ►dinglen , al schrijvende , weer ooverdenk.
Ik wil ►ein+digien met 't vertellen van een grappige historie. Tijdens het Pausfelest was in +een onzer steden d►e Leo-Cantate van Bern. Zweers uitgevoerd. Ieder riep 'erover, de blad-en spraken ervan met veeel lof. Zoo kwam Zweers in de mode. Toen herinnerde zich (epen directeur van ielen dier zangkoren, 'dat hij nog een mis van Zwelers in portefeuille had. En dadelijk bracht hij 't ding mere naar +de' repetitie. Sindsdien werd er onder de koorzangers ien onder dien vriendenkring van d►ezien over niets anders gesproken dan over de mis van Zweers. En 'de uitvoering 'ervan werd een ►evenement. Muziekliefhebbers gingen 'dien Zondag juist daar ter klerkje , waar Zweers' mis zou worden uitgevoerd. En ze complim'enteierd^e;n den directeur na afloop dier uitvoering. De mis van Zweers had „ een prachtigen indruk " gemaakt , hoorde ik zeggen door een autoriteit. Dat wil zeggen : 'de mis had een prachtigen indruk gemaakt ,op de heeren muziekliefhebbers , die naar de uitvoering hadden zitten luisteren als waren ze op leen concert geweest. Maar welken indruk zij ,glem,aakt had op de schare , die ter kerke was gekomen om te bidden , of om het hart uit te storten voor God , dat werd niet ^ezegd. Is ier een naogenbli k aan gedacht? Intusschen hoorde ik den volgenden dag al , dat die mis van ,
,
,
217 Zwevers „op verzoek " den volg^enden Zondag opnieuw zou wor den uitgevoerd. Toen begonnen de bladen zich met hiet „ feit-van-d'en-dag " te bemoeien. Een van ►dez^e , dat vroeger ielen populairen uitleg van Zweers' Cantate had gegeven ten gerileve, van het Pausfeest-vierende publiek , vroeg dien heer Zwieers om nu ook leien paar woorden te schrijven over zijn mis. En daar kwam de mop los. Ziehier wat die componist Bernard Zweeers aan die redactie van dat blad („Dbl. v. N.-Br.") antwoordde: -
A+m s t e rdam, 15 April 1903. Geachte her Redacteur. „ Een Redacteur kan meer vragen , dan honderd componisten bleaintwo^orde n kulnnien ," zou ik will^e'n uitroepen , hiet bekende spreekwoord variëenend^e. Immers , ;ge vraagt me iets zeer moeilijks , bijna onmogelijks : „ een ►e enigszins uitgebreide omschrijving van mijne Mis.” Weet dan dat disc Mis in 1877 door mij voltooid is. Ik was toen nog geien j,omgn , hij mijn vader in de zaak , waarvoor ik natuurlijk niet dseugid+: , en had nog niet het allerminste gelieerd. Doch wat erger is : de kerkelijke toonkunst had in dien tijd het toppunt van verval 1 er^ikt en de toestand op adie Amsterdamsche zangkoren was in één woord erbiarml; lijk. Onkunde en ijd^elh,eird streden om dein voorrang en wee den directeur die den k4enlen zanger-solist (vooral tenor) boven dien anderen voortrok. I let is hirer allerminst ede plaats oom Been uitgebreide verhandeling over muziek; eschii. denis tie houden. Toch moet ik meet heet oog op uwe vraag een een ander releveeren. Of een nieuwe bloei dier kerkmuziek n a Palcstrina mogelijk is , betwijfel ik. Trouwens zelfs d#, Palestrijnsche !muziek is niet die echte kerkmuziek. — Dat is het Gnego^ria.ansch. —Doch wèl maakt di muziek in de kerk een groioten indruk ; vooral omdat ze o b j ie c t i e f is. Die pogingen !door Witt , Miettenlieiter e. a. aangewend, om 'dien Pa,lestrina-stijl te doen herleven zijn mi. i. epen remedie erger dan de kwaal. Griezelig is adie; muziek. De hie; ren kennen de scho^olsche regels haarfijn van buiten ; hebben volop techniek : is seen Woord zij hebben alles w-at Palestrina had, 'behalve één kkeini ghei^d : z ij m g ie n i ie! Na Pallestrina ging de muziek , ook de kerkelijke , hoge langer hoe -meier eden werel^dschien kant uit. Ze werd hoe langer hoe meier su, b,jieetie1. ,
-
,
;
218 Bach , Haydn , Mozart , Beethov^en , Cheru;b►ini en tallooze andere; schreven missien , 'die , hoe schoon de muziek op zich zelve 'ook is , ,als zo^odanig dikwijls parodiën zijn. Na hen kwamen ► d mindere goden ; in ons land o. a. Verhuist, H►einz►e , dr. Viotta . a. , ► die missen voor mannenkoor met orgel schnev^en in e►e.n stijl , diie 'bij 'diefn tekst past als l een haring bij ieen kop chocolade. Toen ik mijne mis schreef , had ik nooit anders dan missen van Vierhulst C. Vii. gehoord ; de n ,a a ;m Palestrina was me zelfs onbekend. Niets natuurlijk►er dus , ►dan dat ik de voetsporen van mijn voor drukte , om het eenes ►d eftig uit te •drukken , e+n , ook als leen-ganers gevolg van mijn jeugd , onku,n^de .een o,niervare:nheiid , een product ter wereld 'bracht , uit den aard dier zaak n p, g a k e 1 i g .e r dan de werken vain ►di► . voorgangers. Tie+ekieneein►d is , dat ik t oo i e n id i e gedieelten uit mijn werk , adie , van zuiver muzikaal standpunt beschouwd , bet leelijkst zijn , het best ge vond. Zoo was ik zeer trotsch op de akelig le^elijke orgel -slagd -begl ►eiding bij de woorden „ et Homo fa^ctus est ". Subjectief was adie kerkmuziek -en ►de - mijne is het tot in het belach►elijk►e. ,
,
„ Misieren; noblis " is zóó g!ecoamplon e'erd dat eerst „ no " komt , dan cien maat rust , izn daarna „ beis ". Dat moest vverb eeld e;n dat ►de zangers ,
,
,
zóó 'b^edroefid wareen over hun z:oind :n , dat die woorden hen in de keel bleven steken ! Het werkelijk effect is echter hoogst lachwekkend. Terecht zei iemand van de toehoorders : „ Neen , neen , niet „ bis "; 't duurt toch al zoo lang!" ,Doch veroorloof mij verder te 'z'wijgen over de afdwalingen ri ijn er jeugd. Een goede raad ten slotte : Laat men zangles gaan nemen , laat men een jongenskoor oprichten ►en dan in de kerk Gnegoriaansch gaan zin;gien een muziek vain Pal^estrin^a en zijn, tijdge:n ooten uitvoeren. Dan komt er meier e.einhieiid. Dan wordt er muziek uitgevoerd die thuis behoort in de schoont; gothieke kerken die in dien laatsten tijd overal in het land ►en gook te B:red,a, zijn gebouwd. Vooral het woind^erschooni; Greg'ori.aansch bíeo► efenen. M i e ;n vindt het le►elijk , omdat m e .n het slecht zingt een omdat m e n er .ligets van begrijpt. ,
,
,
;
1oz,art zeilde : „ Ik wenschte den „ Pater nosier " yen niets anders dan dat giecompo,neerd te hebben ; ik hoor het alle Zondagen en het verveelt me nooit." Van wielkoe muziek kan zoo iets getuigd worden? Hoog'achtie^nd ,
BERNARD ZWEERS.
219 Deze brief van den heer Zwelers behoeft geen comm^euntaar, dunkt mee zoo. Alleen dit : ik heb hem niet aangehaald om het bewuste zangkoor onaangienaam te zijn. Meer ter leering van anderen. Bovenstaande geschiedenis leert immers , dat leien te goeder naam en faam bekend staand zangkoor meet bovendien leien h+eleliee sleep muziekliefhebbers zich deerlijk kunnen vergissen omtrent dei waarde van een mis. Men hooude het dus niet langer voor leien absolute onmogelijkheid , dat men zich zou k u n n e n vergissen omtrent die waarde der muzi►ekmiss^en , welke men gewoon is uit te voeren. Anderen vergissen zich ook. ALB. VAN DER KALLEN. ,
KRIMP GESNEDEN ROMANS. 't Gebeurt niet vaak , dat je van een prozawerk een hielel hoofdstuk kunt overdrukken zonder onbescheiden veel plaatsruimte in beslag fie- nemen. Ja , leien heel hoofdstuk. Het klinkt ong^e-hoord , maar 't is zoo. Om terstond adie 'daad bij 't woord te voegen , laat ik hier een hoofdstuk volgen uit L. van Deyss;el's nieuwste werk , dat getiteld is : „ In 'die huiskamer en op straat ", 'en adie afleveringen vult van „ De XX'e Eeuw ". Ik kites maar 't 'eerste kapittel het beste uit de Mei-afl'ev►ering. Het hieiet veelbelovend : „ Binnen het gouden net " en is aldus vervat: „ Het behangsel in idle huiskamer was mat bruin 'en daarover heen waren fijne gouden lijnen , telkens in dien vorm van ruiten van het kaartspel samen , en van boven aan die volgiend^e v^erbonden door fijne zwart 'en gouden sierlijke figuurtjes , en op -zij' door andere kleinere. Heet was van groote vlakken , stijf papier, met 'een klein b eetje lichter bruin hout ier om htejen , dat op enkele plaatsen 'dag'lichtkl-eurig glom. „Van onderen langs die muren was overal de lambrizeeering , met ter h o ogte van je hand zijn naar naar voren gewerkte lig-
220
gunde uitronding , en zeker paneeelien ien zoo overal , maar daar dacht niemant aan door de meubels , die er overal vóór stonden." Uit is het. i2
Mo oi niet waar ? Ik kan mie begrijpen , dat u nog een hoofd,
,
stuk verlangt. Maar zelfs met ►d►ergelijke kapittelkies moet mien toch niet al te royaal wtezen (en daarom zij er leien gekozen , dat nog korter is , no. 6 , getiteld : „ Een van de idingen , die hij zag." Ter toelichting ►diiene , dat bedoelde „ hij " zekere Adriaan is, die in de voirigie hoofdstukken adie ontbijtkamer is binneng etred+ein , zijn ouders heeft gekust en plaats heeft genomen. En nu zag hij dit: ,
,
„ Zijn moeder reikte aan zijn vader leien kopje thee midden over de witte t.afiel , voor hem heien. Hij zag op , het was blauw en maakte den bocht van een vogeltje , dat dicht langs dien grond vliegt. Daar achter zag hij d^e donker-groene planten , dile achter de ramen waren." ,
,
't Is weer uit. Alle goede dingen bestaan in drieën ien daarom nog dit hoofdstuk, no. 10: „ De smaak van Adriaan's mond ". „ Adriaan's speeksel had een smaak , dile leigenlijk niet een smaak was zozo als van lekkers of van leen pleger en die- to-eh heerlijker om te proeven was dan alles , wat bepaald smakten wanen , waar hij iets heel nnigs van hem zelf in hem zelf in proefde , en in zijn hoofd was een zoetheid , dile hij daar merkte dat daar was , zooals je eten proeft in je mond." Dit hoofdstuk is al bijzonder mooi en nieuw, nietwaar. De beschrijving van iemands .... speeksel is bepaald even verras als interessant. -send U begrijpt , dat die bekoring groot is , nog meier hoofdstukken over te nemen. Ik zal me +echter tot enkele titels bepalen. „ Het tafelzeil ►en het dekkertje , het bordje en het mesje ", zoo heet er een van 13 regels. Adriaan's m,orgenkuss'en aan moeder ,en vader worden angstvallig nauwgezet beschreven ondier die titels: „ Het kind raakt zijnee moeder aan " en „ Heet kind raakt zijnen vader aan ". En na die aanrakingen volgt dan deze beschrijving der ouderlijke facies: ,
221
„Terwijl zijn moeder en vader dadelijk na het go+eye-morgenz►eggen niet meier naar hem keken en hun handen aan hun mesje en hun b ttram op hun bordjes waren , hadden hun gezichten iets afh,ang►enids als begoten bloemen." Onwillekeurig vraagt men zich hier af , of Adriaan's ochtend zoenen zoo uitermate vochtig waren.... „ Als begoten bloemen "., 't Zou kunnen bij iemand , wiens speeksel „ heerlijker om te proeven was dan alles ". (Ziie 'het desbetreffend hoofdstuk.) Ziehier nog een paar belangwekkende titels van even belang kapittels : „ Adriaan eet van het brood 'en moeder en-weknd hij lachen tot elkaar ". (In precies 10 regels spelen ze dat klaar.) „ Hij verbindt in zich vader en moeder aan elkaar ". (Een vol ruim 15 regels en 1 e t o+ ur ie s t f a i t.) „ Die vloer van-zinva de straat ". En ten laatste , no!. 26 : „ De lucht , waaruit het hag►el►en kan ". 't Is begrijpelijk , dat met zulke hoofdstukj'es die handeling niet vlug opschiet. Ik wed , dat Van Deyssel kans ziet , op dire ma,
,
nier wiel 10 jaargangen van „ De XX'e Eeuw " meet z'n Adriaan
te blijven vullen. Natuurlijk is 't leveren van zulke krimp gesneden verhalen ho^oge kunst. Alles wat de modiern►en dolen is superieur. Niet dan aarzelend vraag ik dan ook , of zulk proza-werk wel metterdaad krimp zal wezen. A. J. OOSTDAM.
OP ZIJN EER. „ Ik sta steeds op mijne Beer," zei Piet. Gij zult 't 'beamen moeten, wijl niets méér waar is ; ieder ziet: Piet t reedt zijne !eer met voeten,
A. D.
HET RIET. Ziet glij op uw wandeltochten 't windje stoeien in het riet, 't !water schuifben , kringlen , rimpien , —r weet gij dan , wat dit b.ediedt ? ,Grijze pluimen schommi e n wuivend ,
,
op d gele schacht van 't riet, Hoor ze zingien , zacht 'bewogen ....... Weet gie wel , wat zin 't u biedt? Ziet ge 't rillen ien heet trillen
aan dein waterkant , blij 't riet, in heet loof der ranke peppels? Weet ge , vriend , wat dat bdiieedt ? Hoort ' ge 't donfdre^n van de baren over 't duin , vèr van het riet, waar de zeeën schuimend bruisen , — wieet ge dan , wat daar geschiedt? Ziet ge 't knakken van die takken in het Bosch , ginds achter 't riet, waar die stormen eiken schudden ? ... Zeg mie toch , wat dit beditedt. Hoiordet ge die ziegietoinein ïioor 'der eikien kruin , langs 't riet , --tot de storm 'den sterke velde, wortelloos hem liggein liet ?
223 't Is +een beeld van 's me;n s chie n leven. In zijn jeugd zoo rank als riet, wordt hij door geen storm geslingerd, bloeit hij in Been blanke vliet. Eerst wen 't kind is opg► ewa,sse!n , als de peppel bij heet riet, wordt hij ►door een tocht bewogen, die hem over 't harte schiet. Forschser wordt de miensch in 't leven , fo^rsch ails de leiken achter 't riet. Oinwieêrsvlagien , !najaarsstorm'en bu;ig►en hem , dein stoere , niet. Brullend bruisen 's levens zeeën, ,als daar ginds , ver van het riet; maar die stoere held , als de eiken, zingt zijn trotsch verwinningslied , — tot hij , door d' orkaan getroffen, afgeknapt als de eik bij 't riet, neêrzij;gt , en ;ge heem onmachtig, levenloos daar liggen ziet. Hoor dan 't zachte zefier- zi^ngiein van het buigend , wuivend riet, 't trillen van het loof der peppels , die gieen storm tier neder stiet. J. E. M. GEFKEN.
EEN GEVAARLIJK SPREEKWOORD ,,Verzint, beter gij b eg int." -Voorzeker, vrind,
ik vind , en prijs met U , dat wo!o:rid een gou!d^e:n levensregel van 't (echt 1oud -H^olla;n► dsch zegel ;
dat woord draagt 't diepe merk van grijze en wijze ervaring; maakt uw d a .d e n sterk en machtig,
uw w i 11 +e n krachtig. Maar toch , wat ik U bii►did^en mag , beperk dat ie i n ►d ►e 1 ion o s verzinnen, dat rafelen , u^itspininien , dat tellen , overtellen dier honderden gevaren, der dienden bezwaren , die m o ,o '1 ij k de onderneming U, wel ooit, z o ju, kunnen baren ,
W;annie+er gij zóó begrijpt 't recnt Salomonisch woord,
dan mac ordt ;heet vast uw besten levensmoed, uw levenskracht; verspilt , verteert uw zielebloe+d , In matte terung vn een wieifelienid gemoed! Waarom toch vellen ;n o o i t bh e g o in n ►e n?
1't Was... wij 1 zij ►e ►e :u w i g 1 ij k verzonnen! F. DEKKERS.
!
Z. H. Paus PIUS X, gekozen 4 Augustus 1903.
WIE WAS JEZUS *
* * VAN NAZARETH? APOLOGETISCHE PROEVE. Deride Hoofdstuk. Tegenover adie beweringen van het ongeloof plaatsen wij nu onze stelling : dat de Evangeliën volstrekt vertrouwbare historische bronnen zijn , dat zij ons echte geschiedenis leveren , geschiedenis geheel door t'ij ►d g ►e n o o t ie .n yen voor het meeerend'eel door . o o g gee t u i g ie n te boek g►est►eldd. Die schrijvers van de Evangeliën zijln , zoo beweren wij met de oude overl^ev►ering : Mattheus , Marcus , Lucas en Joannes. Van dezen waren Mattheus en Joannes apostelen van Christus.. Zij hebben hetgeen zij verhalen voor het grootste deel zelf gezien , bij,gewoo;nd -en medegele^efrd. Marcus is wel is waar nooit in den eigenlijk►en zin een leer ling van Christus geweest — hiervoor was hijg nog tee jong -maar hij heeft toch als jongeling Christus persoonlijk gekend. Bij verschillende dingen , die hij verhaalt , is hij zelf tegenwoordig geweest , andere heeft hij van onmiddellijke ooggetuigen vernomen. Op deugdelijke gronden kan men b+ewij^►en , dat hij tegenwoordig was bij Christus' gevangennieming in den hof van ol,ljven. Zeer waarschijnlijk ook was hij de zoon van den heier des huizes , waar Christus met Zijne leerlingen het laatste avondmaal hield 1) , en, met volle zekerheid staat vast , dat hij geen tijd lang de gezel was van Paulus , -een bovenal dat hij de uitgelezen 'en zeer beminde leerling was van den Apostel Petrus, met wren h ij twintig jaren in de ,nauwste betrekking heeft geleefd. Lucas behoorde , gelijk wie bereids gezegd hebben en later zullen aantoonen , ;Y'eeds vóór het jaar 41 , dus ongeveer acht of negen jaar rna Christus' dood , tot ede Christen gemeente van ,
-
-
1) Zeer vernuftig bewijst dit prof. Theod. Zahn in zijn beroemd werk „ Einleitung " e'nz.
226
Antiochië. Hij heeft met Paulus de Apostelen te Jerusalem. bezocht. Hij heeft op het zorgvuldigst de- getuigenissen van ver ooggetuigen , zoowel schriftelijke als mondeling , ge--schilend raadpleegd. Deze viler tijdgenootien van Christus , nagenoeg van denzelfden leeftijd als hun Meeester, hebben alien , neder op zijne wijze, ieder zelfstandig , Christus' leven te boek gesteld. Want , ofschoon het waarschijnlijk is , dat die evangelisten elkanders werk gekend +en benut hebben 1 *) , toch hebben zij allen zelfstandig werk geleverd , toch schreven zijg blijkbaar onafhankelijk van elkander. Zulks blijkt overduidelijk uit die kleine afwijkingen in hunne ver Uit alles blijkt , dat het hun bovqn alles te doen was,.-halen. om precies de waarheid t►e zeggen. Merkten zijg, dat de ;evangelist , dien zij' voor zich hadden , eën of andere n^evenomstandigh eid niet juist of !niet zoo accuraat verhaalde„ als zij! adie kenden , dan weken zij' zonder schroom van hem af. — Het schijnt, dat die goddelijke Voorzienigheid zulke kleine afwijkingen , die nochtans steeds kleine nevenomstandigheden gel-den en nooit een wezenlijk bestanddeel van het verhaal raken , heeft willen toelaten , om 'de ongerepte eerlijkheid en vertrouwbaarhe i d der schrijvers zoo helder mogelijk in het daglicht tee doen treden. Ook dááruit blijkt de zelfstandigheid van iedereen Evangelist, dat zij blijkbaar elk hun, held ondier een bijzonde,r opzicht bieschouwen ten ieder een bij'zondier idoel bieoogen. Mattheus schrijft bepaaldelijk voor die Joden. Hij wil Christus doen kennn-n gals doen beloofden Messias en wijst daarom voortdurend op die profetiën , die in Christus vervuld zijn. Marcus legt blijzoinderen na wonderen. Lucas , de trouwe discipel van Paulus,-drukope in, den geest van zijn grootgin leermeester, bij zijn geheel heeft , Evangelie blijkbaar heel bijzonder die heidenen op het oog en Gods barmhartigheid ten hunnen opzichte. Joannes vult door zijn eerhallen die drie hem bekende Evangeliën aan en stelt boven alles die godheid van. Christus in het licht. Behoeft het nog gezegd , welk !een rotsvasten historischien grond,
,
,
,
,
, ,
,
1*). Dit geldt natuurlijk ;niet van Mattheus , daar diez►e heet le e r s t zijn evangelie schreef ien dderhalve ide andere niet koen be^nuttein. Nochtans is het niet onw,aarsc:hiji il!ij,k , dat het Marcus- yen het Lucas-ev'ang^elie op de 0 r i e k s c .h e v ►e r t a l u n g vain Mattheus , welke zeer spoedig
ontstond
,
invloed hebben geoefend.
227 slag wij in de Evangeliën bezitten , wanneer onze stelling omtrent hun oorsprong waarheid blijkt; wanneer zij werkelijk g eschreven zijn door de ons bekende vier (evangelisten ? Vier Fevensbieschrijvers , die iev►ens tijdgenooten waren van hun held! Vier Bever sbeschrijv^ers , wizen het klaarblijkelijk alleen tje doen is om de waarheid! Vier levensbeschrijvers, dice, zij mogen dan ,00k elkanders wierk gekend ien benut hebben , klaarblijkelijk allen toch zelfstandig werk lev ieren , alles beschrijven , zóoals zijd het persoonlijk in zich hebben opgenomen , alpen het resultaat geven van hun eigen persoonlijk on dserz^o^ek ! Viler levensbeschrijvers eindelijk , die ieder hun held ondier leren bijzonder opzicht beeschouwen , elk een Wizo;n^d^er doel bieo ogen , ,'n — wat hirer alles zegt -- niettemin alle vier in hun verhalen wonderbaar ov^er+eenstemm-en ! 2) Is er gr,00ter geschiedkundige zekerheid denkbaar? Geen, wonder, dat het ongeloof, hetwelk voforop11et, dat die Eva.ngeliën, , zooals ze daar liggen , met hun wond!eren , met hun klare bewijzen voor Christus' Godheid , niet waar m o g i e n zijn , heat -
,
,
vooral op d a t historisch feit , op di en. of 0 r s p r o n g der Evangeliën gemunt heeft. Men wil d e Evangeliën met alle geweld tot mythen , tot legen-
den , tot sagen , kortom tot verdichting verlagen. Maar mien bie grijpt, dat zulks onmogelijk is , als zij door de ons bekende vier auteurs ijn gesteld. Voor het ontstaan van mythen en legenden is tijd noodig , en tij'dg eeno ote^n en ooggetuigen laten zich geen vierdichting opdringen. Voor de zaak van het ongeloof moeten de evangeliën dus eeein v)etel lateren oorsprong hebben , moeten zij in een veel later tijdperk ontstaan zijn. Wat heeft mien , vooral sedert het begin dier voriget eeuw, al niet in hiet wierk gesteld , om dit t►e bewijzien ! Eerst schrikte mien, ,
2) Dit geldt ook voor het vierde ►evangelie , ofschoon heet in zooverre vain de án,rlere drie evangeliën gfwijkt , dat mien er veel in vermeld vindt , wat ►de andere evangelisten niet miededeel^en. Heet verhaal der Pie; andere evangelisten beweegt zich bij voorkeur in Galilea een ^ad adat van J oianmes voornamrelijk in J^erusalem en Judea. Joann+es ten doel hiet verhaal der overige drie evangelisten aan te vullen. Maar juist daardoor wordt de overeenkomst der vier verhalen nog treffender. Zij passe n in ielkander als de►elen die blij elkander hooren. ,
228
nochtans voor dien arbeid wiel een weinig terug. De overlevering , dat de 'evangeliën van de ons bekende evangelist►e^n zijn, was, te eerbiedwaardig Dice overlevering had zich van dien a,anvang des Christendoms af altijd ongestoord gehandhaafd. Die erkenning der vier Evangeliën berustte van den aanvang af op ede meest solide critischie gronden. Verschillende andere ver zijn er in de eerste eeuwen omtrent Christus in omloop-halen gebracht. De Kerk heeft ze van dien aanvang af alle onveerbbid-delijk afgewezen. Zij konden Ten toets dter critiek niet doorstaan. Alleeen de vier Evangeliën zijn van den beginne af altijd den ,overat , door vo^oir- en tegenstander, als echt +erkend , dat is : als geschreven door Apo stelen en hun on m i^ddielIi j kie leerlingen. Hoe zou men die overlevering meet hare verpletterende bewijskracht kunnen omverwierpen ? Die taak scheen hopeloos. Aan sloeg het ongeloof damn ook een anderen weg in. Men-vankelij beweerde de oudheid der Evangeliën aan te: nemen. Ook de goodie trouw der schrijvers beweerde men, niet in twijfel tie trekkoen,. Mien begreep te wiel , dat daar niet aan tie tornen viel. Bedriegers zoeken hun voordeel , maar offeren zich niet op voor hun zaak. Welke bedriegers verzaken aan alle genietingen des levens , ja offeren hun leven voor hun bedrog , gelijk onze evangelisten voor die waarheid van hun verhaal? Zal 'een roma,nschr'ijver zich soms tien gelieve van zijn gefingeerd^en held laten ter dood brengen? Aan de eerlijkheid en goede bedoeling dier ►evangelieschrijvers b eweerde mien dan ook geloof te slaan , maar men verklaarde hun verhalen zóó , dat al het wonderbare , al het bovennatuurlijke er uit wegviel. Die schrij; vers hadden zich do-or hunne ver laten vierblinden. Zij waren geen bedriegers maar m i s--ordeln, 1 e i d ie n geweest. — Als het ier op aankomt , heet bovennatuur lijke te loochenen , wordt heet ongeloof soms zoo geloovig ! — D;e schrijvers hadden de wond►emn , die zij verhaalden , niet gezien , maar zij of hun zegslieden hadden g gee m e +end zie te zien. Als bijv. de leerlingen Jezus op die baren der zee- hadden zien wandelen, dan had falie go^dd^eleijk►e Zaligmaker eigenlijk op heet strand gewandeld ; als Zacharias beweerde +een engel gezien te hebben, had hij eigenlijk - heet kringelen van dien wierook gezien ; het verhaal van idee wonderdadige vermenigvuldiging dier brooden moet ,
,
,
,
,
-
,
,
volgens hen zóó verstaan worden , dat die menigte in de woestijn ,
229
toen Christus zich met Zijn leerlingen spijsde , ook op harte beurt den voorraad ieetwaiien , dien zijl bij zich droeg , te voorschijn bracht ien begon te eten. Lezen wij , dat Christus aan Petrus beval te gaan vissch{en ►ei meet den stater, dien hij in dien m;olnd vain den eersten den besten visch zou vinden , dei c'ijins voor Christus en zich zelf te betalen , da;n wil zulks doo^deenvou^dig z^eggen , dat Petrus moest gaan visschen , zijn vangst molest verkoop^en len met d^e opbrengst de belasting betalen. Ziedaar de methode van, professor Gottlo b Paulus. Zij werd echter spoedig prijs gegeven. Het bbespott►el^ijke ervan liep te veel in het oog. Zoo moest men ten slotte toch aan de oudheid der Evangeliën gaan tornen. Het sein werd giegevien -door Friedrich Strausz, die ielen oorsprong dier Evangeliën naar die helft dier tweede eeuw verplaatste , m^e^enénde dat een tijdperk van honderd jaar voldoende tijdsruimte biedt voor het ontstaan van mythen en 1►egenden , waartoe hij idee Evangeliën wilde verlagen. Daarna treedt Ferdinand Baur !op het toome^el , die grondlegcref der Tubinger school. Voor hem -en zijne volgelingen zijn adie Evangeliën niets anders dan een sam,enweefsel van misleiding, opzettelijk bedrog , Beugen ten verdichting. Volgens Baur zou er in (den allereersten tijd van heet Christendom een groove tweespalt hebben bestaan tusschen ede richting van Paulus en dire der andere apostelen , of , gelijk men heet uitdrukt , tusschen het Petrinisme en Paulinisme. De evangeliën zouden dagtteleksenien uit liet tijdperk , (dat er een verzo:emni+ng tusschen de twee partijen tot stand kwam , en zouden ten doel gehad hebben dire oorsproinl{ lijkle tweespalt te vergoelijken , bij te leggen ten zoovieel mogelijk te doeri vergeten. Den oorsproing der Evangeliën stelt Baur eveneens eerst in adie helft der tweede eeuw. Joannes zou zelfs eerst in 170 zijn geschreven. Deze richting heeft onder; het moderne ongeloof dien meesten aanhang gevonden. Geh-eele scharen, van kloeke en vernuftige gel eerden sloten zich bij haar aan. Ongelooflijke arbeid werd door dire- mannen verricht. Met de taaiheid en de volharding dier vertwijfeling werden alle oude documenten voor den dag gebracht , doorsnuff e l d , bestudeerd , gewogen ; alles werd het onderste boven ge ►d , niets op zijn plaats gelaten ; de tekst dier Evangeliën werd-hal zorgvuldig ontleed en nageplozen tot in zijn fijnste vezelen ; rop ,
,
,
,
,
,
,
230 bijna ieder woord werd eten nieuwe theorie gebouwd ; allerlei verwante wetenschappen werden te hulp ge roepen ; alle mogelijke en onmogelijke hypothies+en werden uitgedacht. Met welk gevolg ? Dat de ware oorsprong der Evangeliën , m. a. w. hun) oudheid , helderder dan ooit in het licht werd gesteld. Onze tegenstanders zijn onder elkander slaags geworden en hebben elkan'der voor ►een groot deel zelf afgemaakt , ons b+ovenidi.e!n eeen grootyen buit van wapnien op het slagveld achterlatende , om hun nederlaag te helpen voltooien. Die theorieën, achtereenvolgens door Gottl^ob Paulus , Friedrich Strausz , door Ferdinand Baur, Bruno Bauer en anderen uitgedacht , werden :elk op haar beurt verlaten. Die Tubbinger school heeft geheel haar aanzien verloren en van onze heftigste tegenstanders komen thans dezen voor de oudheid van dit , genien voor die oudheid van een ander Evangelie getuigenis afleggen. Wilden Strausz, Bauer, Baur en consorten met alle geweld den oorsprong der Evangeliën tot omstreeks 150 of nog later verplaatsten , thans geven die ongeloovigen vrij algem)een toe , dat teen minste de Adrie eerste omstreeks het ►einde der ►eerste eeuw, dus vóór het jaar 100 geschreven zijn. Mn ellen of ander Evangelie kennen zij zelfs een veel hoogiere oudheid toe. Volgens Hilgenfeld was ons huidig Mattheus-Evangelie- reeds omstreeks het jaar 70-80 geschreven. Het Marcus- Evangelie ontstond volgens deinzelfden geleerde ietwat later , bijv. tusschien 69 en 96. Lucas omstreeks hiet jaar 100. Ook K►eim erkent , adat het teerste Evangelie , althans wat ede hoofdzaak betreft , reeds vóór de verwoesting van Jerusalem geschreven was , m. a. w. vóór het jaar 70 , d. i. nog geen veertig jaar Ana Christus' dood. Wel beweert hij , dat ier later bijvoegingen ge schie d zijn , +en dat op die wijze hiet aan ons bekende Mattheus-Evangelie is tot stand gekomen , maar hij i erkent tevens , dat heet oorspronkelijke Evangelie- ondanks 'die beweerde bijvoegingen , in hoofdzaak hetzelfde is gebleven. Ook onze landgenoot , prof. Baijo;n , oordeelt over het Mattheus- Evangelise ongeveer ►ev+enzoo . Door andere vertegenwoordig ers ider nieuwste oingeloovige wetenschap Wordt +die hooge ouderdom van heet Mattheus-Evangelie weder ontkiemd en liever aan Marcus toegeschreven. Volgens Volkmar was het Marcus- Evangelie in het jaar 70 reeds voltooid. Ook ,
,
,
,
,
,
,
,
,
231 idee go►didelooze Rienan heeft de oudheid van dit Evangelie erkend, ,, Het Marcus-Evangelie ," zoo schrijft hij , „ is in den grond authentiek ; volgens allen schijn heeft Marcus ; die tolk van P^etrus , ►dit klein geschrift te Rome saamgesteld." En é een weinig verder : ,, Het schijnt , dat Marcus , toen hij' nog kind was , +►enige van 'de gebeurtenissN en , adie in het Evangelize ermeld worden, heeft bijgewoond." „ Het is zeer aannemelijk , dat hij in den hof van Gethsémané bij Jezus' gevangen,n'eming tegenwoordig was." ,,Ten onrechte beweert men , dat die tegenwoordige Marcus niet aan het oorspronkelijk verhaal beantwoordt." ,,Niets bewijst, dat zljin verhaal een nieuw+e bewerking heeft ondergaan" 3), enz. Een ►derde me^ening eindelijk ondier die ongeloovigen geeft den hoogsten ouderdom aan het Lucas-Evangelie. Omtrent het Joannes -Evangelie bestaat ondier de ongeloovige geleerden ►dezelfde tegenstrijdigheid van m+eeni;ngen. Eenigen , zooals Baur en Bauer, laten het in 170 ontstaan. Anderen , bij'v. Volkmar, tusschen 150 en 160 ; een derde , zooals Zeller en^ Corssen , in 150 ; ee n vierde , zooals Schw+eglier, Br►etschneider, Scholten , weder iets vroeger. Anderen , zooals Hilgenfeld , Ilausrath , Thoma , Van Manen , stellen zijn oorsprong in 140. Renan , Schenkel , Nicolas beweren , dat het tusschen 110 en 115 reeds voltooid was. Aubé eindelijk zegt , dat het omstreeks het jaar 100 geschreven is , wat ook de oude overlevering beweert. Noack , Ewald , Meyer, Wegschnei ► d^er daarentegen mieenen , dat het reeds van omstreeks 90 , 80 of 70 dag'teekeint 4). Evenzoo Delff , Van. ►der Goltz , Bousset en Alfred Resch. Volg ens Delff is het reeds vóór 70 ontstaan. In de dertiende editi►e van zijn goddeloos ,, Leven van Jezus" erkent Renan , dat het Joainn► ees- Evangelie zonder te+enigen twijfel te Ephesse is saamgest►eld — juist wat ook w?ij zeggen — en wel naar het verhaal van den H. Jo,a'nnes , ja , hij voegt er bij , dat het weer goed kan, gedicteerd zijn door den Apostel zelf. Ook Von der Goltz ien Resch kennen het aan dien apostel Joannes toe. Volgens Boussiet zou niet d►e Apostel die schrijver zijn , maar ,
,
,
,
,
3) E. Renan , „ Les Évangihes ", 114 , 115 , 120 , 122. 4) Loiul r als curiositeit vermelden wij hier, dat het vierde evangelie volgens L. Noac'k geschreven is door niemand meer of minder
dan 'Judas den verrader!
232 „ d e beminde 1:e c, r 1 i n g " van het .Evangelie , die volgens hem een ander is da!n de Ap.ost+el. Volgens D+elff was liet weer eten andere Joannes , dire later als die „ presbyter " bekend stond. Ook Harnack is van dit gevoelen , terwijl Juliche.r niet weet tie- b+eslissen tusschen dein Apostel , den presbyter of een onbekende. In ieder geval kennen al deze ongeloovigen het vierde Evangelie aan een tijdgenoot vain Christus toe. Als nu zelfs de ongeloovigste onder die ongeloiovigen gedwongen, zijn zóó over adie Evangeliën tie spreken , blijkt wiel overduidelijk , dat het met de bewijzen voor hun oudheid lang niet slecht moet staan. Verschillende ongelo,ovige geleerden erkenmen dan ook hoon+duit , dat die zoiogenaamde moderne wetenschap met al hare geleerde hypothesen , met haar Ur- en U r - u rEvangeliën , eeenvoudig fiasco heeft gemaakt. Holtzman vergelijkt die theorieën bij spoken , die voor het licht dier criti+ek op de! vlucht slaan. Prof. A. Harnack erkent, adat de- zoogenaamd+e wetenschap , die metende de oude overlevering omtrent die Evangeliën te moeten verwerpen , bedrogen is uitgekomen. „ Er is een tijd geweest , (zoo schrijft hij) — 'en het groote publiek bevindt zich nog in dat tijdperk — dat men de oudste Christelijke literatuur, het Nieuwe Testament incluis , als leien samenweefsel van +dwalingen len vervalschingen meende te moeten beoord►eelen. Iaat . tijdperk is voorbij. Voor adie wetenschap was het een episode, waarin zij veel geleerd heeft." Harnack erkent vervolgens , rdat Oe uitslag der latere onderzoekingen ons naar die oude ov► erl►evering terugvoert en dat de oudste geschriften dier Kerk , m. a. w. de geschriften van het Nieuwe Testament , in d ►e ho oo f d p u nt ie n en ;ook in de mie +e s t +e bi ij z o ;n d +e r h 'e +d e n van litterairhistorisch oogpunt beschouwd , w a a r a c h t i g en vertrouwbtaar zijn. Een orgeloovige , die stokstijf op zijn ongeloovig standpunt blijft staan , kan moeilijk meer toegeven. Een ander geleerde uit de nieuwste' tijiden , de bekende Enlschman Ramsay, schrijft , dat hij voor jaren met groote belangstelling en ijver, ofschoon -met weinig kennis van zaken , ;de Duit critici volgde en hun resultaten aannam ; maar dat h'ij in-sche de laatste jaren. , sedert Eiji beter in adie Rom;einschee geschiedenis te huis geraakte , tot idee bevinding is gekomen , dat het ten opzichte van alle boeken dies Nieuwen Testaments een +even groote dwaasheid is , zie met 'die Tubinger school voor bedriegerijen uit ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
233 de tweede eeuw fie hotuld^en , als het een dwaasheid zou zijn, de werken, van Horatius een Virgilius t+e beschouwen als b+edrie^gerijlen uit +den tijd van Nero. Over het algemeen huldigt tegenwoordig adie ongieloovigee geleerde wereld , om zich uit haar netelige positie te redden , een soort feclecticisme , d. i. zij kiest uit +elk dier straks besproken stelsels datgene wat haar het meeste aanstaat +en wat liet dienstigste is , om , ondanks de voor haar verpletterende resultaten der historische critiek , zoo goed mogelijk haar ongeloof voor die vierschaar der relde tie verantwoorden. Dit geldt echter alleen van die eigenlijk gezegde geleerden; want het groote ongelo,olvige publiek bevindt zich , gelijk Har juist zegt , nog immer op het verouderde standpunt der-nackzer Tubbinger school. En tot dat ,,groote publiek" behooren neet alleen kantoorklerken , ha;nddelsreizigers , correspoo,ndenten van liberale couranten , litteratuur-mannen , zooals Kloos en Van Deyssel, maar zelfs tal van moderne predikanten , ja. , wat meer zegt, zelfs professoren. Bepaaldselijk ons vaderland heeft de twijfelachtige eer te kunnen bogen op Been groiepje le+eraren , 'die inog trouw in dezelfde richting voortwerk+en , alleen nog wat driester, als, 'de oude Tubinger school. Gelukkig echter trekt hun geschrijf in ede geleer+die wereld buiten o;ns vaderland , zooals zij zelf her herhaaldelijk klagen , weinig ►die aandacht. Ofschoon 'dat „ grootte publiek " zich blij uitstek tot de vooruit richting rekent, spreekt heet nog trouw van de „Christus -strevnd endie ", bejegent alle vier de Evangeliën als sagen , mythen en-lieg verdichting , neemt totaal geen ; notitie van die ni euwst►e ontdek resultaten Ater historische criti+ek , strijdt-vki^ngef+du,wst. maar dapper door met veroud erde +een, geheel versleten wapenen en houdt steeds stokstijf vol , dat omtrent Christus volstrekt niets met historische zekerheid bekend is. (Wordt vervolgd.) TH. BENSDORP, C. SS. R. ,
,
,
,
-
,
,
,
,
,
,
,
HET VERGAAN DER WERELD VOLGENS DE H. SCHRIFT EN DE GE-
GEVENS DER HEDENDAAGSCHE STERRENKUNDE. * *
-.zi--
* k
(II, slot). III. HET VERSCHIJNSEL ZOOGENAAMDE DER STERREN ". ,, NIEUWE Tot in den jongstein tijd vormde in de sterrenkunde ►een v►er,
schij!nsel geen nopgelost raadslel: het verschijnen en weder ver -
idwij[nen van piieuwe sterrie aan den hemel. Nieuwe sterren noemt m+eln sterren , adie plotseling aan den hemel verschijnen , na vóór dien tijd onzichtbaar te zijn geweest, althans niet te zijl waargenomen , dan snel in lichtsterkte to►enemen. , zoodat zij! soms sterren van de eierstee grootte eenaren of overtreffen , daarna weer in lichtsterkte afnemen , om weldra weer geheel onzichtbaar te. worden. Reeds voor tweeduizend jaar werd zoodanige ster waargeno►men door Hipparchus. Tot de merkwaardigste ondier die nieuwe sterren hehooren ede ster van Tycho en de ster van Kepler. Ook in onzen tijd heeft zich edit verschijnsel herhaaldelijk vertoond, nl. in 1892 in het s terrenbec lid van den Voerman 1) 'en in 1901 in Perseus 2). Dr. Anderson vond den 23 Januari 1892 in het sterrenbeeld Ivan den Voerm an e^ein^e meet heet bloote oog zichtbare ster van ,
,
,
,
,
1) Zie het reeds aangiehaaldde artikel van Max Maier , in „ Natur and Off'e,nbaruingg ", bl. 24. 2) Zie adie artikelen van dr. Pannekoek : „D: nieuwe ster in Persleus " in „ De Natuur' ', 15 juni 1901 , hl. 186 evo. ; en „ De nevels •+xn Nava Persei " in „ De Natuur ", 15 Februari 1902 , bl. 58 'evg. -
235 de 5de grootte , die o^p, adie sterrenkaart van Bonn ontbrak ofschoon zij alle sterren tot de negende gro iotfe b^evatt►e. Er was derhalve sprake van een zooge,naamidie „ :ni►euw+e ster ". Wanneer kan nu dit !nieuw verschijnsel ontstaan zijn? Den 8sten December 1891 had die beroemde sterrenkundige Max Wolf in Heidelberg de hiem ► elstreek in dei omgeving dier nieuwe ster photographisch opgenom'en. Die photographischie plaat bevatte alle sterren, tot de 8ste grootte ; maar de nieuwe ster ontbreekt nog. Den 10den December van hetzelfde jaar was ook op de Harvard-sterrenwacht te Cambridge in Amerika leien► e photographie van de bedoelde hemelstreek gemaakt. D° nieuwe ster der vijfde grootte was aanwezig. Derhalve motet zij tussehen den 8sten en den loden December zijn verschenen. De ster nam nog een weinig in klaarheid tope. Hierop volgde eien► e langzame afname , tweemaal door kleine toenamen onderbroken. Den Sen Maart 1892 begon eene sn+:11 e gestadige afname dr helderheid: einde Maart was zij reeds tot 11-13 grootue gedaald. Spoedig daarop werd zij in den grooten refractor der Lick -st►; rrewacht als ster retje van. adie 14►d►e grootte waargenomen , +emn verdween dan ook voor dezen zeer grooten verrekijker. Dien 19-doen Augustus 1892 werd idee sedert April niet meer waargenomen ster plotseling weer zichtbaar met de helderheid van +e►en►e ster van die negende grootte. M. Bernard , in ►dein morgen van dien 2osten Augustus 1892 íd ie weer verschenen ster beschouwende , ontdekte om haar een, klein nevelhuls+el , welke merkwaardige waarneming ook door de rphotographiee bevestigd werd. Buitengewoon verrassende verklaringen over dit ve rschijlns►el gaven de spectroskopische onderzoekingen. Alle waarnemers erkenden onmiddellijk de heldere lijnen der waterstof , alsmede lijnen van geel , groen en blauw, zoodat de aanwezigheid van gloeiende gassen bewezen was. Deze sterk uitkomende lijnen behoorden niet tot heet 'ijzer, calcium , natrium en magnesium. In het door Vogel te Potsdam gepho+tographielerd spectrum bemerkt moren onmiddellijk naast de heldere, lijnen op de naar het violet gekeeter+de en meer breekbare, zij^d►e ook -donkere lijinen. 1 let beeld bestaat dus uit twee over elkander liggende spectrums , die tegen elkaar verschoven zijn. De. door die gloeiende gassen ontstane, lichtbron van het helder lijnen -spectrum verw'ijder+de zich van de aarde met ►eene snelheid van 90 geographisch+e mijlen in de se,
,
,
,
,
,
,
,
,
-
,
,
236 condie , en die lichtbrom van het donker absorptie -spectrum naderde haar met bijna 65 mijlen snelheid. De nieuwe ster in Perseus werd op 21 Febr. 1901 door Anderson , dien ontdekker van de nieuwe ster in 1892 en van vele vera nderl ijkie sterren , het eerst gezien , toen ze ruim derde grootte was , en dauwwit van kleur. Uit latere berichten is gebleken , dat zee uiterst snel •opgevlamd moet zijn. Zijg begon af te n►emtel, terwijl, die kleur roodajchtig werd , eerst vrij snel , daarna langzanier, nu en dan weer eventjes helderder wordend , tot ze midden Maart ongeveer de 4de grootte bereikte. Toen daalde ze snel tot 5-de en Ede grootte , steeg weer, en bleef , als erenie gew^oie verandeerlijke ster tusschenn die 4de en 6de grootte in cene periode van driie dagen op ien neer schommelen. Meer eigenaardigs bracht het spectraalondierzoek aan het licht. Uit de opnamen van Pickering op 22 Febr. en van Vogel en Hartmann te Potsdam op, 23 Febr. bleek , dat ier geenee heldere tem i s s ie lijnen tie zien waren , alleen flauwe bree^de absorpti►el jnen.. Naar de nauwkeurige metingen vain Hartmann waren zie op 23 Fe br. met eense snelheid van 700 K.M. in die seconde genaderd , alleen twee waren met eense s►n+e l he^id van 16 K.M. in d seconde verw!ijiderd. Hier dringt zich dus de gevolgtr►ekking op , dat men niet met teene enkele licht`bron te, doen heeft. Effen dag later was plotseling het geh-e^el uiterlijk van heet spectrum veranderd. Op de plaats dier waterstoflijnen zag mein nu heldere breede emissie aan de ii f de naar 't violet door breede ab s orptiieba;ndein-bande, vergezeld. Op 21 Aug. deelden Flammarion e;n Antoniadi teler graphisch mede , dat zij op photographieën van de ,nieuwe ster er rondom heen een scherp, begrensden lichtkrans vonden. Het spreekt van zelf, dat deze merkwaardige verschijnselen tot tal van beschouwingen aanleiding hebben gegeven. De snelle beweging leidt ier toe , den nev►el niet als een blijvend voorwerp in adie sterrenwereld te beschouwen , maar als een product van dezelfde uitbarsting derzielfdie catastrophe , die in Februari het opvlammen van de ster zelve veroorzaakte. Deze ver leidt tot Weenie a4ndeiie , nl. idat hier licht , hetwelk de ,nevel -klaring ons toiezendfe^,n , geen eigen licht , maar teruggekaatst-vlekn licht is van de ster. Mftn ziet i[n ide neveFinassa's d!en weerschij^n van den sterrebrand. Uit de belangrijke spectraal-analytische waarnemingen van deze ,
;
,
.
,
,
,
,
237 twee nieuwe sterren blijkt als vaststaand feit edit : uit de over elkander liggende , in tegenovergestelde richting verschoven spectra volgt klaar, dat aan het verschijnsel twee werel^dlichamen de+eh namen , die zich tegen ►elkander bewogen. Of dit nu twee vaste lichamen zijn , zooals +de beroemde sterrenen natuurkundige dr. Vogel te Potsdam beweert , of dat leien vast lichaam in eense kosmische wolk , ►eenen zoogenaamden planeta,rischen nevel geraakte , zooals de uitstekende sterrenkundige dr. Seeliger in München aanneemt , is voor ons vain ondergeschikt belang. Voor welk punt wij ons ook verklaren , in ieder geval moeten wij eene catastrophe aannemen , di+e over een wereldstelsel is losgebroken. Wat nu in verre tijden en in het verre wer►eldruimï reeds dik` afgespeeld , kan dat nu niet eenmaal herhaald worden,-wijl'ders en zou het 'dan ons zo,n,nenstelsiel niet kunnen gelden ? De; wetenschap kan zulke catastrophe niet meier voor !onmogelijk ver Als nu onze zon eenmaal in die nabijheid van geien ander-klaren. groot werel'dlichaam , of in de nabijheid van elemen planetarischen nevel geraakte , dan zou reeds deze weed^erzij^dsch►e nadering voor ons gansch zonnenstelsel door buitengewonn+e gevolgen geleid worden. Vooreerst zouden , tengevolge van die aant rekkingskracht der beide lichamen , de zoogenaamde zonnie-protubleranzen , dat reusachtig uitslaan van gloeiende gassen , zich vermenigvuldigen en, nog grootere afmetingen aannemen. Op 'de aarde zouden door dezelfde oorzaak vreies+elijke vulkanische uitbarstingen plaats hebben ; ebbe en vloed zouden in wanorde geraken , en geweldige orkanen zouden over dien aardbodem losstormen en het gezidht der zon ►en dier sterren tegelijk onmogelijk maken. Zou !dan het botsen met de zon volgen , dan zou de plotseling onderbroken beweging zich in warmte omzetten ; de hierdoor ontstane , alle menschelijk+ee verbeeldingskracht overtrerffende hitte zou de op elkander stootend►e w►ereldlicham^en tegelijk roet al hunne begeleiders in eerie gloeiende gasmassa van reusachtige afmetingen o'ploss en — in korte woorden : er zou zich een ver schijnsel herhalen , wat ons tegenwoordig die nieuwe sterren bieden. Zooals reeds aangegeven is , kan die wetenschap niet meer zeggen , adat zulk eenie wijze van vergaan voor ons zonnestelsel onmogelijk is. Zij kan ook niet beweren , dat deze wijze *er,
,
,
,
,
,
,
,
-
238 kelijk zal plaats hebben. Aan den hemel staat slechts geschreven, hoe adie aarde kan vergaan ; — maar in dien Bijbel staat geschr;even , hoe zij z a 1 vergaan.
IV. HET VERGAAN DER WERELD VOLGENS DEN BIJBEL. Wij lezen in die H. Schrift : ,, e!n ik zal wOndtenen gevéln aan eden hemel , en pip die aarde- , bloed en vuur ►ei den damp van rook. Die zoen zal veranderd worden in duisternis , ien die imaan in bloed : voordat de groote en vre^eisieliijkie dag dies H+eeren komt 3). „ In het begin , ,o Heer, hebt Gij d±e aarde gegro ndvneist : !en die hemelen, zijn het werk uwer handen. Zij zullen vergaan , maar Gij blijft " 4). „ Onmiddellijk echter na de bfekw+elli,ng dicer dagen zal de zoon verduisterd worden , en de maan zal haar licht niet geven , en +de sterren zullen van dien hemel vallen , en doei krachten dier hemelen zullen bbewrogen worden " 5). „ Maar in die dagen na die bekwielli,ng zal de zon overschaduwti worden , en die maan zal haren glans niiet geven , een die sterren des hemtels zullen naar beneden vallen , en'de krachten, dice in idee h e meek; mn zi jjn , zullen, bewogen worden " 6) . „ En ier zullen teekens zijn in ede zon ten adie maan en de; ster adie aarde drang der volkieren wegens 'die verwarring-ren,op van het gedruisch der zee 'en dier golven , te^rwij^l die mensch►en versmachten van vrees een verwachting , die den geh►eellen aardbol zullen overkomen , waant die krachten deer hemelen zullen b+ewo,
,
,
,
3) „ Et dato ppr0digia in co!elo , et in terra , sanguinem et ignem iet vapo^rem fumi. Sot convertetur ijn tenebras , iet Luna in sanguinem: a;ntequAm veniat dies ,Doani!ni ma gnus , et horribilis." Joël II, 30, 31. 4) „ I!niti,o tu! Domunie terram f'uind^asti : et opera manuum tuarum sunt coieli. Ipse p,eribu!nt , to aufiem! pjermia;nies." Ps. CI , 26 , 27. 5) „Statim !autem post tribul,ationlem dilerum illorum sol obscurabitu^r, iet tuna, non dabit lumen suuml , iet stiellaie cadent die caelo , iet virtufies ca^el arum co mmovebuntur." Math. XXIV, 29. b) „ Sterd in illis di^ebus post tribulation+em illam sol contenebrabitur, et tuna inon dabit sp be!n^dorem suum , et stellaie ca-eli erunt decident ►es , et virtutes quac in caelis sujnt , movebu^ntur." Marc. XIII , 24 , 25. ,
;
,
,
239 gen worden " 7). „ Er ontstond eenie geweldige aardbeving , en de zon werd zwart als een haren zak ; 'en de maan werd geheel gelijk bloed ; een de sterren vielen van den hemel op de aarde, zooals de vijgeboom zij'nle onrijpe vijgen afwerpt , wanneer hij door een hevigen wind bewogen wordt ; yen de h'°mel week terug als een samengerold boek ; ►en iedere berg , ► en die eilanden werden van hunne plaatsen bewogen " 8). „ Maar als een dief zal 'de dag dies Heeren komen , waarop de hemelen, met ►°'enen groot► en schok zullen vergaan , doch de elementen zullen door 'de hitte word: n opgelost , de aarde ►echter en de werken , diee, op haar zijn , zullen verbrand wordien "; ^9). Is het beeld , h'etwelk ons ;daar door den Bijbel geboden wordt, niet gelijk aan dat , hetwelk wij van zuiver wetenschappelijk standpunt uit gewonnen hebben ? Bestaat zelfs niet in die bijzonderh'e'd'en 'e'e'n'e treff+end'e overkomst? Verder bedenkee mien : de voorspellingen over heet vergaan der wereld gingen van mannen uit , die nooit die sterrenkunde bestu'deerden , en wierden uitgesproken op -een tijd , toren die stier renkunde zelf geen aanknoopingspunt bood , om zulk e'en'e catastrophe voor mogelijk te houden. Integendeel , wat zou de wetenschap gezegd hebben bij de verklaring 'der H. Schrift : „ de sterren zullen van dien hemel vallen ", aangezien zij tot het begin der 19die eeuw voor ongerijm'd verklaard had , dat ook slechts één steen van dein hemel zou kunnen vallen ? Want over den grooten in 't jaar 1751 bij' Agram gevallen m'eteoorsteen schreef de geleerde Wegener professor Stutz in, 't jaar 1790: ,, Dat het ij^er uit 'den hemel ge,
-
,
,
7) „ Et serunt signa in so.i: let lu'na et stellis , et in terris pressura g►entium prate confusion'e soinitus m;aris et fluctuum , arescoentibus ho!minibus praie timore et exspiectati,on^e , qua^e supervenient universo orbi , nam virtutes cacelo^rum movebu^ntur." Luc. XXI , 25 , 26. 8) „Terraem otius magnus factus 'est , et sol factus est niger tanquam ,
,
s.a,caus cilicijnus ; ►`t luna tota facta 'est sicut sa'ng►uis ; et st'ellae de ca'elol oeci^derunt super t►erram sicut ficus em;ittit grossos suos , cum a v+ento magino moei tur ; iet ca!elum recessit sicut liber involutus ; et omnis mons, et instul.ae de locis suis mota'e .sunta ." Apoc. VI , 12-14. 9) „ Adveniet .au,tem dies Domini ut fur, in quo caeli mag►no impetu transient , elem'enta v°ro calore solveintur, terra autem et qua+e in ipsa ,
,
sant opera , exure,ntur." 2 Petr. III , 10.
240 vallen is , kunnen wel in 1751 adie geleerden van Duitschland wegens adie toen heiersche►ndde onzekerheid in de natuurgeschiedenis en natuurkunde geloofd hebben. Maar in o:nzen tijd is heet pnvergeeflijk , zulke sprookjes voor waarschijnlijk te houden " 10). In hetzelfde jaar 1790 viel Been m'eteoorste'en hij+ Juillac in Frankrijk neder, en de burgemeester dezer stad zond leen met die onderteekending van 300 ooggetuigen voorzien bericht daarover aan die Academie van Wetenschappen. Maar adie verslaggever Bertholon zeide , dat men met elene gemeente medelijden moest hebben , die een zoo ;dwazen burgemeester had , dat hij zulke sprookjes ge voegde ier -bij : „Wat zal ik aan zoo►'n protocol toie--lofde,n v,oegen ? Alle aanmerkingen komen leen wij'sgeerig onderlegd liezer van zelf :op , als hij (dit ;echt getuigenis vani leen openbaar valsch feit , van een (natuurkundig o n mogelijk verschijnsel Leiest" 11). De geleerde A. Deluc zeide : wanneer heem zulk een steen voor ede voleten zou vallen , molest hij' weliswaar zeggen , dat hiji het gezien, hard, maar zou het niet kunnen gelooven. Maar nu moet de wetenschap toegeven , dat niet alleen . steienen , maar ook sterren vain den hemel kunnen valleen. En dein' door den H. Petrus voorspelden wereldbrand , als etenie wetenschappelijke ongerijmdheid aangezien , moet nu die wetenschap als !mogelijk aannemen. En dat dit werkelijk gebeuren zal , voorspelt die eienvoudige Ga beslistheid , lelence nauwkeurigheid , geen-lieschvrmtne zelfvertrouwen , zooals geen gelieerde den uitslag zijner moeit►evolle nasporingen adie wereld zou kunnen aanbieden. Derhalve moet deze openbaring van Boven , van d ien Heer der schep gekomen zijn — dit is het eenig redelijk besluit , dat zich-ping noodzakelijerwuij'ze aan onzen geest opdringt. 0 merkwaardig lot der arme menschheid , is mien geneigd uit te roepen, bij het zien vain idfezien uitslag. Wat heeft zee zich in 'den loop der 19óe ;eeuw geleniee moeite gegevein om het Boek der Openbaring , dein Bijbel , in die oogen dier g►eleerdien als geen s!prookjesb 'ek in -minachting te brengen ; wat heeft zie zich niet geplaagd , om oden Stichter van den Katholiteken godsdienst Zijne Goidid-elijke natuur te ontn e^mie;n ; wat heeft zie niet allies in , iet ,
,
,
,
,
,
,
10) Braun , o. e. , bi. 337. 11) Braun , a. C. , bl. 337.
241
werk gesteld , om hiet ontstaan der wereld ook zonder persoonlijken God te verklaren ! Ei nu op het einde der 19d►e! eeuw is ede wetenschap gedwongen tae te geven , dat deze schoone wereld wel o dire wijze zou kunnen vergaan , zooals het ge !schil^derd wordt in. de Open baring van Hem , di,e van zich zelf getuigde : ,, hem-el ►en aardse zulken voorbijgaan , maar mijne woorden zulken niet voorbijgaan " 12). Onwillekeurig komen ons die- woorden van Mo ign i in het geheugen , die in 1879 -r'e'eds schreef : ,,Vretemds-oortige toenadering: ziehier 1800 jaren , dat ede gewelven van al onze Christenen- kierken ons herhalen edit oord-egel der leeuwen door het vuur, 'en ziehier eenige jaren ternauwernood , 'dat -dit vreiesielij^k vonnis in de amphitheaters der wetenschap wieierklinnkt" 13). ,
,
,
,
,
,
V. HET TIJDSTIP VAN HET VERGAAN DER WERELD. * * * Het tijdstip van het vergaan der wereld vast tie sfiell►en is voor eten ijdel ondierniem+en , zo^owiel van heet standpunt *dier we--lopig tenschap als van het standpunt der openbaring. Komt werkelijk eenmaal ons zonnenst^elsel in adie verderfelijke nabijhei d van een ander, dan moeten op) aardse zulke mwe^ntelingen plaats hebben , idat sterrenkundige waarnemingen niet meier mogelijk zijn. Hoogstens kan in het begin van het naderen e'en►e benaderende berekening gemaakt worden : want zou ►e+en►e uitgedooffde zon , eeene idonkere stier in die gevaarlijke nabijheid van ons zonnestelsel komen , dan zou adie oorzaak dies verdierfs den blik ader menschh eiid verborgen zijn. Het onheil zou plaats grijpen, zonder dat de mensch he id zou kunnen vermoeden , vanwaar het kwam. Slechts korten tijd voor het -einde zou ede verderfelijke ster door de bestraling der zon zichtbaar wo rd^en. Van het standpunt doer openbaring heeft Christus zelf die vraag naar het tijdstip van hiet einde der wereld mier gezag voor alle tijden b eantwoord , to-en Hïj sprak : ,,van dien dag 'en dat uur ,
,
,
12) „ Caelum et Berra trainsibunt , verba autem mea noen transibunt." Marc. XIII , 31; Matth. XXIV, 35. 13) Moigno , „Lies Spliendeurs +de la foi ", t. IV, p. 628 , Paris , 1879.
242
weet niemand , ook +die engelen dies, hemels nilet, doch de- Vader alleen." 14) Daarom stelde adie H. Paulus -de- bewoners van Thessalonica gerust , toen e^enig+en beweerden , dat het einde dier wereld nabij was. „Wij vragen u echter, b^roed+ers , ..... adat gij niet spoedig bewogen wordet van uw gevoel , noch verschrikt , noch door een geest , noch door ►e►einie leer, noch door teen brief als door ons gezonden , alsof de dag des Hip►ere,n ,na bij is." 15) Zooals Christus ten de- Apostelen oordieellen , zozo oordeeel^en ook in dit vraagstuk de groote Kerkvaders +en die groove godgeleerden. Echter zijn er ook altijd , zelfs onder g eleerd e en vrome inan ie^n , valsche relenm oesters gew►e+est. Wiclef bepaalde het ein^de :der wereld in het jaar 1400 , de beroem^d^e. geschiedschrijver Regiomontanus in 1588 , die geleerde kardinaal Nicolaus 'van Cusa tusschen 1700 en 1731, de Irwingianen verwachtten het vergaan dier w!e,re l d op dien 14 Juli 1834 , rdie^ Maagdenburger Centuriatore!n in 1866. Zooals het deingenen gegaan is, volgens welke dia wereld reeds had moeten vergaan , zoo zal het ook hun gaan , dire het seinde der wereld op een, toekomstig tijdstip he^ptal-en : liet tijdstip zal komen, en adie berekeningen als valsch bewijzen. ,
,
,
,
,
,
,
,
Wanneer wij ten slotte bedenken , dat heden door de beste kijkers 400 millioen sterren voor onze o^ogien stralen 16) ; wanneer wij bedenken , dat ter sterren zijn , wier licht heden nog niet tot ons is doorgedrongen , niettegenstaande dit geen stap van 300,000 K.M. per seconde aflegt , dan staan wijl verstomd voor deze bedwelmende afstanden -- zwakken weerschijn van Gods heerlijkheid — +dan, voeleen wij' o1ns o zo klein , en tot aanbidding van Gods „
14) „ De die autem ill,a et hora memo scit , negne angeli caelorum , nisi solus Pater." Matt'h. XXIV, 36. 15) „ Rogam,us ,aui em vos , fr.atres.... ut anon cito movleamini a Vestro sie^nsu , neque terneamilni , niequ^e per spiritum , neque per siermoniem , rieq ue per epistolam tamquam per nos mislam , quasi instiet dises Domini." 2 Thiess. II , 1 , 2. 16) Zie „ Die beginselen dier Kosmographie ", door dr. E. v. d. Ven, tide druk , b1. 101. Haarlem , Ermen F. Bohn , 1873. ,
,
,
243 eeuwigheid en onei+ndigh^eid , en alomtegenwoordigheid en heer opgewekt. Dan stemmen wij in met den zang der heme- -lijkh'ed len : „ die hemèlben verkondigen Gods heerlijkheid , en het uitspansel verkondigt die werken Zijn ier handen " 17). Dan bidden wij in vrede en olntzag tot Hem , van Wien geschreven stond: ,, Bij Wien gelen verandering , notch schaduw van verandlerlijkheid is " 18) ; en : ,, Ik ben , die ben " 19) ; den : „want als leen stofje in de weegschaal , zoo is voor U d aardje " 20) ; ten : „ Gij, o Heer, hebt in, het begin de aarde gegrondvest : en die hemelen zijn het werk Uwer handen. Zij zul'en vergaan , maar Gij zult blijven , erg alle zullen als een kleed verouderen : 'en als een kleed zult Gij ze veranderen , + en lj iullen veranderd woeden : maar Gij zijt Dezelfde , en Uwe jarf°n zullen niet ophouden " 21). Met vertrouwen zien wij op , tot den Almachtige , die toch Onze Va wilde heeten , en Die op dein tijd en op die wije in Zijne-der eeuwige raadsbesluiten vastgesteld , ►een einde zal makten aan dit grootsch heelal , den, go ,el: st in tot troost en bjelooning , den boozen tot vrees -en straf , en Zijn aanbiddelijken Naam tot 'eer. P. BUISSINK, pr. 17) „ Cateli enarrant glloriam Dei , et opera manuum ejus annuntiat firm.amie^ntu►m." Ps. XVIII , 2. 18) „ Apud quern non 'est transmutatio , niec vicissitudinis obumbratioo." Jac. I , 17. 19) „ Ego sum qui sum." Ex. III , 14. 20) „ Qu^oniam tamquam momentum staturae sic est ante tie orbis terr.arum." Sap. XI , 23. 21) „Tu in p,ri.ncipio Domme terrain fuin^dasti : !et opera manuum tuarum sult caeli. Ipsi peribu.nt , tu autem permanebis , et omn'es ut v►esti(mient,unm veterasoent : iet velut amictum mutabis ieols , et mutabuntur: tu autom idem ips►e es , jem anni tui non defie teut." H'ebr. I 10-12. Ln de vertaling 'der Schriftu,urplaaatse^n volgden wij Allioli. ,
EEN CZAAR BEKEERD TOT HET KATHOLICISME. Wel niemand zal betwijfelie^n , adat die biek!eering van den Rus autocraat belangrijke gevolgiein zou hebben voor het Ka--sichen th olicisme in het uitgestrekte Czarenrijk. Absoluut h eerscher over millioenen ofndderdaln+en , tevens hoofd van den godsdienst, die door de overgroo+tie melerrd^erh^eid va,n, zijn volk beleden wordt, neemt 'deze vorst leen plaats in , ;heel wat hoogeer dan di+e dier West-Europeesche monarchen , en zooveiel te groot► er zouthen dan ook de gevolgen van zulk releln iovergang wezen. Om' 'niet eens te spreken, van +de mogelijkheid , dat de Czaar miss c hien geheel en al aan het schisma een einde- zou ku,n,neen maken , zou hij! immers zieker aan, ede Kath^oli eke Kerk meer vrijheid van beweging geven, , hij zou de bepalingen , die hare uitbreiding belemmeren, uit +den wieg ruimten , en ;gies. eu[n^d idoor het kleizerlijk voorbeeld en den k'eizerlijkíen invloed , zou zijt ongetwijfeld leen schooinrne toekomst tegemoet gaan. Dit zal echter nog wel lang tot (de pia vota blijen behoo^ren , zal mean zeggen. Wij' vreieoen het ook. Maar toch is er in do vorige reeuw zeer veel kans giew7Piest , ;dat zulk eieln-e gewichtige gebeurtenis zou hebben plaats gegrepen. Czaar Alexander I nl,, de „'bbevrijder van Europa ", schijnt het plan gehad te hebben tot het Katholicisme over te gaan. Zijn ointijdigiee dood is de uitvoering dezer plannen , minstens wat leien openlijk+een overgang betreft , komen verhi.n+dereln , maar een begin was er reeds mee gemaakt , een zoo heeft hij zijn geheim +niet in het graf m+e+egenomie^n. De bijzoindderheedie^n , die daarvan bekend z'ijn , zullen, naar wij hopoen , onzen lezers belangstelling inboezemen 1). Alexander I (1801-1825) behoort zeker tot de merkwaardigste vorsten, +der 191e eieuw. Na cel enige jaren mgt Napoleon als heet ,
,
,
,
,
1) Wij voijntden +die blj'zofn^d^erhee,den in het Kirchenllexikon I , 505 enz., „ La Civiltà catto lica " vain 4 Nov. 1876 , 342 .enz. , blij' Rohrbacher : „ Histoine ,ulniverslelle ", ,Paris 1885 , pag!. 182 , en bij Pierling: „L' emperleur Alexandre I pest i t mart Catholique ? ", Paris 1901. ,
,
245 ware het bestuur over Europa gedeeld te hebben , zag hij zich door adie on.verzadielijkle he+erschzucht van Boinaparte gedwoingejn het Fransch- Russisch verbond te verbreken , ten iin 1812 begon de reuzenstrijd tusschen Oost- een West-Europa , die met den totalen ondergang van den Franschen keizer eindigde. Daarmc►zi kreeg Alexander een bieslisse(nd^e stem in +de Europeeschc zaken. Die half-Aziatische despoot was adie redder van Europa geworden, en zoowel in het voerre^n vain idle bevrijidingsoporloge;n als op het Weener Congres was zijn invloed evenredig aan dien roem en de macht , die het Russisiche rijk nd+er hem had v°rworven. Ook na het herstel van ddn vrede bleef Alexander een groote rol spelen. Het Heilig Verbond , waarbij die vorsten zich verbonden het Christendom te beschouwlen als den grondslag van hun bestuur, was voornamelijk zijn werk , leun dat dit zooveel invloed had op den loop ader g►ebleurtenisstenn in Euroip+a , is behalve aan Von, Metternich , voor +elein niet gering deel a,a(n Alexander toe te schrijven. Bij dezen machtigen Czaar nu was onder den indruk der geweldige gebeurtenissen , waarvan hij getuige en deelgenoot was, het (f religieuze element zich meer en meier gaan ontwikkelen. Die vlammen van Moskou , zoo zeide hijs zelf , hadden licht gebracht i n zij ne ziel , ern hij; hsl het iernstigi besluit gevormd zich zelf ren zijn 'ijk geheel aaUi de ve rh eierlijki:ng van God teel gaan wij 'den. In dit besluit werd hij niet wieinig versterkt door het ijverig lezen der H. Schrift , en zijn vurig en aanhoudend bidden toonde zijn verlangen om de wijze tie- lieeren kennen , waarop hij dit doen moest. Toíen hij nu in dezten g►eestestosesta;nd de bekendemevrouw Juliana van Kru dlelner leerde kennen , meende hij in haar eene afgezante dies hemels te zien , gekomen om zijn gebed tie verhooren. Ook zij zelf geloofde edit , en 'd+e zgn. profetes , ge om Europa tot boete en terugkeer naar heet Christendom-zonide te vermanen , beschouwde Alexander als een werktuig om haar opdracht te vervullen. Alexander werd darn ook geheel voor haar mystieke richting gewonnen , 'en zeer groot was de invloed, welken deze buitengewoon gieëxalteerde dame langen tijd op hem uitoefende. Maar ten slotte zag hiji toch in , adat haar licht slechts een dwaailicht geweest was , en na vergeefs nog bij c►enig►e andere mystieisten raad en steun gezocht te hebbein , kwam hij' die tien slotte vragen aan die Kerk van Rome. Zooi toonde God ,
,
,
,
,
,
246 ten slotte took aan d eze ziel , die zoo► Iang te goeder trouw gedwaald had , den, weg , die voert maar de eeuwige en eenige waarheid. Hoe het kwam , dat hij tot het Katholicisme getrokken werd ? Hoe het eerst zijne aandacht opa de aloude Moederkerk gevestigd werd ? Of hij lang Weerstand boo►d aan de grenade ? Op deze e;n, dergelijke vragen moeten wij heet antwoordschuldig blijven. Waarschijnlijk echter zal die omgang met vierschill►end►e voortreffe^lijke Katholieken niet zonder invloed op hem zijn gebleven. Behalve mee rdere. Russische Jesuïet^en en Fransche émigrés had hij immers Katholieken als graaf D►e, Maistrie , vorstin Swietchine en kardinaal Gonsalvi persoonlijk leere;n kennen, en hun ho►oge geestesgaven, , veroenigd met oprecht geloof , kunnen wel in staat geweest ziijln Alexander tot nadse^nk11n te brengen. Ook omtrent den tijd , waarop in. Alexander zulke gedachten ontwaakten , hebben wij geen zekerheid. Als wij ehter e►ene- traditie moen gelooven , die in die pastorie vain Wu rsel,en bije Aken is blijven lelven 2) , zou reeds in 1817 zijne ,a indacht op het Katholicisme z'ij'n gevestigd geweest. Volgens die overlevering nl. zou Alexande r in dat jaar, biij( g e;l►ege`n^he i^c w a{n het congres te Aken , aan den pastoor. Mull►ejans een onderhoud over den Katholieken godsdienst gevraagd hebben. Hoe gunstig hij in 1819 jegens de Katholieken gestemd was, blijkt uit de omstandigheid , dat sinds dien tijd de abbé Vuarin, pastoor van Genève , meerdere malen groote aalmoezen voor zijne arme parochie van, den Czaar heeft ontvangen 3).- En in 't jaar 1822 Ma.r en, zijne Katholieke aspiraties reeds zoo sterk , dat zij. de ongerustheid zijner omgeving opwekten. Dit blijkt hieruit, dat de Keizerin-Moeder aan haar zoon voor diens, vertrek naar het coingres. van Viero^na effen form(eiele belofte afvroeg , om zijn reis in geen geval tot Rome nit t e strekken 4). Op, die reis had hij ook te Weenen e^ein onderhoud van twee uren met prins Alexander von Hohenlohe , ielen priester, die in den roep stond van groote heiligheid. Knielend bad del Czaar dezen om zijn ,
,
,
,
'
,
,
'
,
2) Zie „ Kirchrenlexikon ", I , 510. 3) Zie „ Kirchenl.exiko^n ", I , 509. 4) Zoo verhaalt tenminste De 1' Escarenne , waarover straks. Zie Plierling , pag. 36.
247 zegen , en vol ontroering drukte hij► heem aan zijn hart 5). Nog sprekender 'echter was het bewijs , dat hij in 1825 van zijne Katholiekie gezindheid aflegde. Op zijn reis door Polen nl. kwam hij , geheel allee'n , 's -nachts aan die- poort van een I)orminicanerklooster en verzocht den prior hen► naar die klerk te geleiden om het H. Sacrament te aanbiddean. Toen die prior heem op zijn' verzoek eden zegen meet Ons Heer gaf , lag hij plat er aardje en schreide overvloedige tran en 6). In di t jaar 1825 echter was zijn strijd volstreden , had hij het eindpunt bereikt. Hij' was overtuigd van die waarheid dier Katholieke leer, n eenmaal zoover g+ekomieyn , aarzelde hij' niet te doen, wat zijn geweten hem voorschreef: hijg onderwierp zich. Hij zond een vertrouwd vriend naar Rome , om inz^ijf n naam 's Pausen orppergezag te erk+enn!ein ; yen om hem verder in d►e geloofswaarhedeln te onderrichten rein de (n loodige maatregelen tot een overgang te nemen , moest deze den Paus vragen hem een Romeinsch priester te zenden. D►e! opdracht werd' volbracht , aan zijn verlangen Wwerd door dei Paus voldaa , imaar voordat de Pauselijke afgezant Italië verlaten had , w.as, de dood den Czaar komen verrassen. Ian Serptremb +er had deze St. Petersburg verlaten, daar de zwakke gezon dheid zijner genaliln een zachter klimaat eischte; — nog vóór het 'einde des jaars was hij' te Taganrog , aan de zee van Azov, ontrukt aan 'ñj;nle echtgenoote , aan zijn volk en aan het Katholicisme. Zoo, heeft hij zijn eidiel voornem!e;n , althans wat leen op-nbbare bekeeering betheft , niet kunnen voivoeren ; zoo is hij , voor het uiterlijke ten minste , in het geloof der Russische kerk gestorven, maar toch weten wij , dat hij in zijn hart er niet mier toe biehoorde , !en juist van de gewichtigste omstandigheid , de ziending naar Rome , zijn ede vertrouwbaarste berichten tot ons gekomen. Deze berichten, zijin niet officiëel , wat uit den aard dier zaak trouwens ook :niet te verwachten is , maar al hebben Alexander en Leos XII ;nooit gesproken , anderen , die in hun geheim be,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
5) Zie „ Kircheenliexikon ", VI , 165. Rohrhacher, 1. c. , bericht , dat Hioh►enloh+e op verzoek van d!en Czaar later naar St. Petersburg kwam en verschillende b+espr^ekingbn ;meet heem hield. 6) Deze treffende b(ijzo^niderhie iid wordt 'ev► enie'ens door Die 1' Escarenne mesdf e;giedie^eld. Zie Pilerliing , pag. 37. -
248 trokken waren , hebben dit wel hun getuigenis is door geloofwaardige personen tot ogns gek^o nen. 07) de eerste plaats dan hthbjen wij het getuige lis van diengene , adie door Alexander belast was den Paus van zijne Katholieke overtuiging in kennis te stellen. Die vertrouwde was graaf Michaud adie Beaureto,ur. Savoyaard van gthoorte, was hij' in Ru^ssi sehien krijgsdienst getredee!n , en adie ridderlijke- krijgsman genoot 'de bijzondere vrien'dschap, van zijn vrijwillig gekozen mieester. Ofsch^oton de vriend vain dien schismatieken Czaar, was hij echter uitstekle'n^d Katholiek gebleven , en als zoodanig was de Italiaa;nschie edelman die aaingewe'zen persoon om zulk teen- zending bij den Paus, fie vervullen. Idee opdracht daartoe werd hem dan ook in September 1825 , voor Alexander naar Taganrog ver dezen gegevien , yen Werd look in werkelijkheid t+en,-trok,d uitvoer gebracht. Dat zij gehim was , spreekt van, zelf , maar toen idee onverwachte dood des Czareln allee vooruitzichten vernietigide , kor. Michaud zijn teleurstelling en spijt niet meer bedwingen en 13'prak h'ij, ier twee persoiien over, diner later heet gehoorde schriftelijk hebben, medegedeeld. De teerste dezer tee was Constainee idee Maistree , de latere h ertogin Die Laval—Montmorency. Dochter van dien bero^emd,en Joseph de Maistre , stond zij'. in nauwe betrekking tot Michaud, een dier beste vriendth haars vaders, en zooj is het te verklaren, hoe adie Russische generaal haar tot deelgenoot maakte zijner hedrogen verwachtingen. Vain haar nu welben wij , hoe- Michaud de volledige oand-erw!erp.i ng vain zijn meester aan het geestelijk gezag dies Pausen moest bekend maken , hoe hijs geknield voor 'S Pausen troon hem , uit naam van Alexander, als hoofd der Kerk erkend had 7) . Uitvoeriger nog zijn de mededeeelinge;n van den graaf De l' Escaren^niee , een Sardinisch edelman , een tijdlang minister van binneniandsch^e zaken in dat k.oninkri jk. Ook deze had uit den mond van, Michaud het doel zijner Roomdhei (reis vernomen , en na lang het stilzwijgen bewaard te hebben , mfee;ndg hij' in 1841 dit te kunnen verbreken , tenminste tegenover koning Karel Albert. In Beene uitvoerige memorie deelde hij daarom mede , wat zijn vriend ,
,
,
,
,
,
7) De verklaring , door die hertogi.n in 1875 onderteiekend , is ;afgedrukt hij Pierling , pag. 34.
249
hem verhaald had. De inhoud stemt volkomen overeen meet hetgeen wij van Coinstainee de Maistrie gehoord hebben , maar vult dit nog in meerdere punten aan. 'Na in z±ijnee hoedanigheid van Katholiek eene eerste auidientie gehad te hebben , vroeg nl. Michaud aan den Paus io^m; iOen tweede. Deze werd toegestaan, en bij den Paus geko!m,en , ontdeed de gezant zich van zijn dei gen , witerp, zich op de knieën en verklaarde uit naam van den keizer, dat deze niet alleen persoonlijk zijn 'dwaling wilde afzweren , maar look zif n volk tot e Katholieke eenheid wilde terugvoeren. Hij verzocht daartoe' een priester te. zenden , voor en van ede Mnoodige volmachten , yen gaf als den wensc'h, vain dien-zi Czaar te kennen , dat green prelaat van hoogen rang zou komen , maar slechts leien eenvoudig priester, die zonder die aandacht te trekken , als leen gewoon tourist de Treis zou makten. Die Paus beloofde hem aan fflp verla'rigen ter voldoen en -die: aanwijzing van den priester he'eft in w^erk^elijklzeid plaats g°ha.d 8). Wie die priester geweest is , ïnelidt De l' Escaren,ne niet , maar zijn naam weten wij uit andere bron. Onafhankelijk van Michaud, bericht nl. Ga etano Moroni in zijn ,, Dizioinario di Erudizione sto.rico-eccl•esiastica " ons juist hetzelfde , en veegt ter nog bij , dat Leo X I I voc^r die gewichtige taak het oog had laten, vallen pop Mauro Capellari , den abt van het Camaldulenzerklooster San G'regori o in Monte Cofel ivo. Daar idieze echter tegen de groot e' verantwoordelijkheid opzag , wist hij' de aandacht van earn Paus op een ander te vestige tt , ren. zoo werd die Fra n cisca n+erp a tér Orioli in zijne plaats aangewezen. Moroni 9) nu had deze med►edeelingen uit 'dein mond van Paus Gregorius XVI , en als wij ons, nu herinneren , dat Mauro. Capellari yen Gregorius XVI een en diezelfde persoon is , damn zien wijn, dat wij ook hier een ge -tuigens hebben , 'twelk wij volkomen kunnen vertrouwen. uit St.Hebbe.n, zoo Turijn en Rome getuigenis afgelegd , -ook Petersburg komt nog geen aanwijzing tot . 'oln s , die , onbestemd 'op zich zelf , in verband :met het bovenvermelde niet zonder gewicht i.s. Vo-or Alexander nl. ;naar Zuid-Rusland vertrok , had hij' in het geheim aan pater Sokolski , den prior dier D om i n i can en -
,
,
,
,
,
,
,
,
,
8) De volledige verklaring van Die 1' Escaren+nie is afged rukt bij N^erlinn , pag. 34 enz. 9) Het citaat van Moroni is afgedrukt blij Pli erli ng , pag. 40. ,
250
te St.-Petersburg , opdracht gegleve , Been kamer in gereedheid te houden voor eten priester, die spoedig uit Rome zou overkomen. Wanneer wei j gnu weten , dat volglens ,heet verhaal van Die 1' Escayenne , Michaud aan dien Paus had med±eg+edleield , dat juist dit klooster tot verblijf van den Pauselijkien gezant was aangewezen, ,damn ligt de; conclusie voor de hand , dat die opdracht meet de zending vain Michaud in verband stond. Natuurlijk volbracht Sokolski het keizerlij'k beviel , maar ►eten nadere+ verklaring kreeg h'ij' nooit , en later verhaalde hij' , welk raadstel,achtig gebod hij' een dein Czaar had olntva^ngen. Pater Pierlin,g 10) , dire , dit-malvn mededeelt , heeft het meerdere malen gehoord uit den mond van pater Jostewicz , die Sokolski als prior was ofpagevollgd. Nemen wijl nu deze drie. verklaringen , die ►elkaar bevestigen ,en aanvullen , te zamen , dan geloov►eln wij„ , dat daarmede het bestaan van plannen tot hbekèering bij; Aliexander op voldoende' wijze bewezen is. De piersonsen immers , van wie dire verklaringen afkomstig zijn , zijgin • te achtenswaardig , dan dat aan mystifircatitee gedacht kan worden. Minder zekerheid hebben wij echter, over hetgeen wij' thans gaan bespreken. Er wordt nl. ook verhaald , dat Alexander, ofschoon geen gelegenheid hebbend op+elnlij'k tot het Katholicisme over te, gaan, toch als Katholiek* zou zAf n gestorven , ;na in handen van ►een Katholiek priester het schisma te h^ebbeii afgezworen. Dat dit ,op zich zelf verre van onwaarschijnlij k is , geven wij gaarne , toe, maar deze berichten zijn in teigienspraak met die officiëel!e lezing ,omtrent die ziekte )en heet sterven dies keizers. En nu zou het wel die teerste maal niet zijn , dat -die officiëelte waarheid niet die zuivere was , maar in ons geval zijin de bhe'richtgevers onderling in teg'ensp:raak ein hump getuigenis is fnitet uit td , eerste hand , zoodat een, gezonde critiek jeischt , dat wij' „er uiterst voorzichtig mee zijn. Het is echter zeer good ;mogelijk , dat dice berichten , al zijn zij niet afdoend bewezen , in hoofdzaak juist zijn , ien wijl willen ze ;daarom ook med^ede^elie^n. Als eerste getuige komt dan weer dezelfde Constance die Maistre. In die verklaring , waarin zij die zending van Michaud mieddedieeldel, verhaalde zij gook nog als een [and^ere bij'zo!ndterheid , dat keizer ,
10) Pig. 24 mz.
251 Alexander in ziJnle laatste ziekte door geien geunië►erd Grieksch priester was bijgestaan. Ook had hijg op zijn sterfbed tien ge medegedeeld aan Zijin^e +echtgenoote , dat deze aan de Kei -heim eden St.-Pletersburgsch^en Senaat moest m►e--zerinModa; 'dedielel'en. Opp haar reis naar d^e hoofdstad werd 'echter de kei ziek en -stierf voor zijl haar opdracht vervuld had. De her--zerin togin voegt er bij dit uit ziekere bron te weten , maar zij' no+efrnt haar zegsman niet , en wij' kunnen dus niet controleeren , of hij in staat was zulke inlichtingen te geven. Ev+e+nmin weten wij uit welke bron de reeds geenoemde Von Hoh+enlohhse putte , toen' hij verzekerde , dat niet all'e^en de' Czaar, maar ook diep Czarina als Katholieken gestorven zijn , en dit zelfs reeds lang voor hun dood geweest waren 11). Een ander getuige is Xay. Korczak-B:ranicki 12) , adjudant van eden Russischen generaal Die Witt , van wi^e,n hij zij!ne mie dede'elingen ontvangen heeft. Volgens DAP Witt dan liet Alexander op zijn sterfbed dien priester dier Katholieke 'kapseil fie Taganrog ontbi-e de n , die hem de iaatstie' HH. Sacramenten toediende , terwijl de popte eerst bij dien Czaar zou zijn gekomen , toten deze' reeds buiten kennis was. Daar echter gie nieraal De Witt geien getuige was geweest van hetgeen hij Branicki verhaalde , blijkt ook weer dezelfde moeilijkheid. Want alleen op gezag van DAP Witt's anoniemien berichtgever mogen w'ij, adie offi,eiëiele lezing niet verwerpen , die meldde , hole die aartsprilester der kathedraal Alexis Fedotov aan 's keizers ziekbed geroepen 'w►erd , en hoe' die Czaar blij dezeri biechtte yen meet volle kennis ddet H. Communie uit zij^ne handen ontving. Als het echter waar is , wat pater Brischar in het ,, Kirchenlexikon " als gerucht vermeldt , dat nl. Fledotov in het geheim eden. Katholieken godsdienst omhelsd had , dan zouden op idi^e wijze 'de twee berichten meet elkaar in overeenstemmingi gebracht kunnen worgden. Men, zal toegeven , dat Alexander's afzwering op, zijn sterfbed niet voldoende bbewiezin is. Dit is ongetwijfeld te betreuren, maar toch 'schijnt ons dit ipunt van ondergeschikt belang toe. De hoofdzaak , zoo dunkt ons tenminste , is het genoegzaam zekeree feit , dat Alexander zich wrenschtte te b+ek►e+erren -en pogingen ,
,
,
,
,
,
,
,
-
,
11) Zie Rohrba,cher, 1. c. 12) Die v^erkl,aring van graaf Branicki is afgedrukt bij' P:2rling, pag. 44.
252.
daartoe in het werk stelidie. Daardoor immers behoorde hijs tot de ziel dier Kerk , en ;als; nu buiten zijn schuld hem ; de gielegen heid ontbroken heeft om dit vóoorn{eme;n te voibrengge^n, wipe zal dan twijfelen of die Go^dide1:ijkiee Rechter zal den wil voor die, daad hebben genomen en hem als een der Zijfnen erkennen. ,
Eindigen wij met nog een^e bijzonderheid aangaande Alexander, van geheel anderen aard echter, en ►duidelijk tot het gebied der legende 'b^ehoo rend 13) . Terwijl St.-Pietersburg ter ie►ere van 'den gestorven Czaar een prachtige rood-gran i eten kolo m op richtte , wanen er meerder!e!n , die w^eigerd^en, aan 's keizers dood te g►eloov►en. Dezen bleven ' volharden, i'n humn meeening tot ddei 2Oen Januari 1864. Dien dag stierf te Tomsk in. Siberië leen geh^e i m^i;n;n ig persoon ti' an hooge gestalte , ;mjet majestueuze ,houding , met sympathi►eke! g►elaatstrekken. In 1836 als landlooper aangehouden , was h ij naar Siberië gezonden. Niemand kende zijn verleden , ien Fedor Ko uzmitch was wel die naam , waarmee men hem aanwees , maar ieder wist , dat edit, net ,d e zijne was . Een die verworpeling, die gegeeselde balling , die paria blijkt nu eensklaps een wonderdoener te zijn. Zijn woord gleeft vrede aan de, zondaars terug , zijn, gebed gezondheid aan die zieken. Die moest vierachte der rampzalige ballingein vertoont zich als: een van God bege nadigde , als een vader dier ongelukkigen. „Witcc zijt gij toch ? " zoo vraagt men den stervenden Kouzmitch. ,,, God weet het ", zijn zijne ,laatste woordeen. Maar het dankbare volk wist heet ook ; het had in Kouzmitch Czaar Alexander erkend , en dankbaar schrieef het pop zijn graf : De C1evegendie , dien e+erelnaam , dien die Russen aan hun vereerden keizer gegeven hadden. H a g e v eld. J. W. VAN HEESWIJK, pr. -
13) Zie Pierling , pag. 29.
DE EIGENLIJKE OORZAKEN
DER KLOOSTERVERVOLGING De nieuwste vervolging der Kerk , die met den aanvang der twintigste 'eeuw door de vriij'mets+eia.ars yen hunne bewuste of onbewuste medewerkers in. Frankrijk , Oostenrijk , Duitschland , Spanje , Portugal ?enz. in het leven is geroepen , werd evenals bijna alle nieuwere vervolgingen ingeluid met een planmatige ophitsing tegen adie Orden en Congregatiën. Het hoofdmotief voor adie brutale +en hatel►ijkíe aanvechting , waaraan de kloosterlingen h eden ten dage zijn blootgesteld , maakt +een pyramidaal para indruk. De acctieVe Orden , d. w. z. de klooster-oomm--doxal'en munauteiten , +die in het openbaar werkzaam zijn , parochiën bedienen , missies ggevle^n , inrichtingen van o;nd'erwij's stichten en leiden , enz. word!en in ede Parlem!e^nten en de piers beschuldigd, dat zijl, t e v e +e 1 +d o- +e n ; en die contemplatieve (beschouwende) Orden +maken op zekere lieden een stuitefnd+en indruk , omdat zij oogenslehijulijk ;n i e t s +d o e in , leven zonder te arbeiden. Is dus reeds dit motief voor ede hatel^ijkhtedien, waaraan de kloosterucommun,auteiten zijn blootgesteld , van zeer verdachte natuur, toch komt ier voor den geheiel ;onbievoioroord+eel'deln hese+houw►er nog +een ander in het ooglioopen+d feit aandacht vragen 'en wel, dat degenen , die met die blindstewoede en de grootste onver^draag'zaamhei^d tegen de kloosterorden schreeuwen en schrijven, regelmatig 'die 'elementen zijn , welke anders altijd zoo hoog moogelijk opgeven, , dat zij op het standpunt der volle v r ij h +e i d , der verdraagzaamheid yen, vrijzinnigheid staan. Waar liggen 'dan toch de eigenlijke redenen voor den modertien tegenzin tegen die Orden +en C'angnegatiën ? Het + eerste m otief moet gezocht w+oord^en, in de materialistische werelidbeschouwi.ng. Niet Good , maar de Mammon regeert tegenwoordig , en, waar die heerscht , zal hij gekant zijn tegen alles, wat niet in guldens kan worden berekend. Het 'derde ien zieker wel het grootste motief , waarom de lrei+ders dier vrijzinnigheid die Kathol:► eke Orden niet kunnen uitstaan, ,
,
,
254 ligt in het feit , dat juist de Orden en Copgriegatiën leen golfbreker )en leen edam vormen tegen dien springvloed der tendd nzwetensichap , 'die vijandig tegenover den godsdienst staat , en te ede anti-go^ds^dieistige verleiding van hiet volk. -gen De wereld heeft voor het grootste gedeelte haar kompas ver loren en zeilt op goed geluk voort , omdat zijl haar !natuurlijk middelpunt — G eoid — m et opziet heeft laten vallen en in aliens plaats , hoewel vergeefs , het m^ensch^elijk verstand stelt. Daar er echter juist zooveel verschillende intelligenties zijn , als er mensehen bestaan , en !daarom 'heet eigen vierstand voor ieder miens^ch het bijzonder middelpunt vormt , waarom zijn geestelijk leven 'draait , zijn de nodzak^elij!k►ee gevolgen verwarring , verhittering 'en o^n oiphou^d elijke striijd. De geesten stormen op elkander in , en in het gewolel van den slag vliegen wolken stof op, d. w. z. de verspli'ntering dier grandbegiinsel'en wordt zoover voort dat het 'eienige grondbegi;ns'e^l ader tegenwoordige wetenschap-gezt, is , beginselloos te zijn. Niet zoo is, het biij adie beschouwende kloosterorden gesteld. Hare ro'ep-ing wordt op hiet innigste meet heet ware middelpunt dier wereld. verbonden. God is voor haar niet een _ idee , maar wierkelij 'khieid. Het Scheppingsverhaal van dein Bijbel is een blijft voor haar onomsto^otelij^kee waarheid en zij zijn er niet bevreesd voor, de allerlaatste gevolgen uit idee beginselen tie trekken. Overweging heeft haar de in;nerl^ijikie 'eenheid en de wisselbetrekking van alle sch'epsel'en geleerd. Godsdienst is voor haar geen wij^sb^eg^eierte , maar leven , de diepste levensbroin , dire haar drenken sen handelen regelt en daardoor een afwijken vain die waarheid tot onmogelijkheid maakt. Ook deze orden 'maken zich Mdse uitvindingen van dien nieuwe ren tijd tien nutte , in zooverr!e zij die waarheid niet weerstreven. Die ontdekkingen op het gebied van sterren- en scheikunde , na vinden haar weerklank ook in het kloos--turhisoe,pycanz. ter ; wij treffen daarin aan laboratoria , stoomverwarming , electrisch licht enz. ; maar juist omdat zij' haar middelpunt vast in het oog houden yen alles van dit centrum uit bieaordeelen , zal het 'die valscche wetenschapnooit gelukken , haar op hellende banen te voeren , haar door hour klatergoud te bedriegen. Deze: Orden vormeen den dam , of eten dier dammen , waarteeg'en die nieuw-heidenschce' geleerdheid tie plett+er stoot. Zij betreden het -
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
255 worstelpérk der pers , wijzen op de hoiheid der moderne phrasei; zij zoeken de innerlijk'e tegenspraak der ongeloovigen op en nog erger dan, dat . . . . zij maken een nuttig gebruik van de wapenen , door den tegeinstanIer geboden , om de waarheid de overwinning te doen behalen , andeiien in de waarheid te bevestigen en den vijaid met zin eigen wapenen be s1aan Hierdoor wordt de vijandschap van sommige geleerde kringen ge:noegzaam verklaard. Vervullen dus de beschouwnde Orden, ik zou bijina zeggen, hare negatieve roeping daardoor, dat ziji zich als remtoestel tegen over de ongodsdienstige wsetenschap plaatsen , van den anderen kant hebben zij' ook eenie positieve roeping. Het Katholieke volk zou slechts ten halve gediend zijn , als het van de dwaling ruggehouden werd ; het heeft ook godsdienstige behoeften , die moeten hevredigd worden. En deze behoeften worden ZOOt rijkelijk mogelijk bevredigd . . . . hoodzakelijk dor deze Orden. Niet alleen daardoor, dat enkele harer leden op het gebied van wetenschapf en kunst zich eene hooge plaats verworven hebhen en nog steeds verwerven ; het grootste getal levensbeschrij: vingen van heiligen , gebtetdenboeken , alsmede boeken om te overwegen of van stichtelijke lectuur te genieten kwam uit de stille kloosteroel te voorschijn. De prediker kan, honderden , ja teenige duizenden tot geestdrift stemmen ; de schrijver bereikt honderdduizenden en, daar , de pen ma'chtiger is dan het zwaard , zijn dus degenen , die in i e t s dolen, door hunne onvermoeide werkzaamheid binnen de celwa:nid'en de wl'doeners van het menschelijk geslacht , want van hun vrome geschriften gaan zoovesel heilzame aa:nsporingen uit ; zij hebben, duizenden bekeerd , die zij nooit gezien hebben ; het wa:nkelende riet gestut , het wegstervende leven van liefde tot God opnieuw in laaien gloed doen uitslaan ; zij zij:n duizenden bedroefden een troost 'en hulpe geworden. En vanwaar komt deze wonderbare invloed ? Eenvoudig daarvandaan , dat deze op gejaagde kloosterlingen niets loeren , wat :
zij niet te voren geleerd hebben ; nets voorschriîven , wat zij niet zelf gedaan hebben. Een e a:ndere gewichtige taak der beschouwe;ndse Orden ligt in het voorbeeld , hetwelk zij dier wereld te geven hebben. In deze dagen van verfijnde veelde en verweekelij.king is het nood-
256 zakelijk , mannen ►een vrouwen voor zich ie zien , die het voorbeeld van vrijwillige versterving geven ; die aan dei wereld toonen , dat de g►edroo m►die behoeften dien m+ensch niet gelukkig maken. Als armen , verdrukten en vervolgden zien , hoe kinderen uit de ►edelste fa!miliën hun rang en overvloed vrijwillig op! het offer altaar , leggen en uit liefde voor hun Verlosser een leven van zelfverloochening leidei , terwijl die geld-parvenu's hunne rijk uit het zweet der arbeiders verzameld , in zinnelooze-domen, weelde verbrassen , is dit goede voorbeeld der kloosterlingen geschikt , om dien blik op de- eindvergelding te doen slaan en daardoor dien opgeheven arm der wrake tegen te houden. Zoollang . Europa (met huizen der beschouwende Orden dicht bezaaid was , bestond ►er g►eenie sociale kwestie. Eerst toen roofzieke handen zich vain die kerkelijke goederen meester maakten, die ordesg+eestelijken, verdreven werden 'en daarmede die bron van de hulp in. dien (nood en van het gore-d+e vioç^rbleeld werd gestopt, verhief die sociale k'wwestie Ach als een dreigend spook ; ►en alle wijsheid dier kerkro overs en godloochenaars is niet in staat , dat spook naar die wèreld -dier spoken terug te dr.ijvein. Waanzinnige verkwisting aan dien kant der rijken en onmetelijke iellende aan den kant dier arm►eIn zijn die tegenstellingen , die zich voortdurend scherper aftteekenien ; deze tegenstellingen brachten in de voor leeuw die Fransche revolutie voort en drijfven ook nu weer-latse in die richting !der sociale omwenteling. Wordt die wereldhistorie ooit door vrome ien onbevooroordeelde mannen geschreven , dan zullen die beschouwende Orden daarin de hun toekomende ie► er► eiplaats innemen en d!e wereld zal loeren begr`ij'pen , 'dat de gesmade n i +ee t s n u t t ie r s inderdaad veel meer voor haar gedaan hebben dan al haar hooggevierde helden. ,
-
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
U r s e m (N.-H.).
H. AMMERDORFFER.
WIE WAS JEZUS *
>k * VAN NAZARETH? APOLOGETISCHE PROEVE. VierdeHoofdstuk. Gaan w'iil thans over tot onze ,eigenl:ijk►e bewijsvoering. Deze geldt in, hoofdzaak 'de o u d h e i d dier Evangeliën , heet feit , dat zij werkelijk van de ons bek^ende viler evangelisten afkomstig zijn. Als wij dit bewezen hebben , is tevens voor heet m+e^ere;ndeel liet bewijs voor hunne betrouwbaarheid , hun ie historische ,g2lio^ofwaa.rctigheid geleverd. — Bijna alle ongeloovigien , welke die historis'che geloofwaardigheid bestr!ijden en die Evangeliën tot mythen, sagen, en verdichting willen verlagen , verplaatsen dan ook dien oorsprong ervan naar een later tijdperk. Zij+ begrijpen zeer wiel, dat , wanneer onze stelling omtrent ►den oorsprong der Evangeliën juist is , aan dezer geloofwaardigheid niet m'eer te tornen valt. Wellicht zegt hier leien of ander lezer : Maar hoe zal mien thans , ,na achttien a inegentien ieeuwen , nog zekerheid kunnen verkrijgen omtrent dien o.o,rsp^roing der Evangeliën ? Hoe zal men thans nog met zekerheid ku^nme;n beslissen , of ze al dan !niet van adie- bepaalde schrljviers zijn ?' Zulks is (niet zoo. m^oeifljk , als ,het oap 't eerste gezicht wel schijnt. Er zijn verschille!nde boekten , ^di ►e minstens even-licht oud , ja nog veel ouder zijn dan adie Ev angiel i;ën , ien van welke toch eenieder meet volle zekerheid zegt : zie zijnin van dien bepaalden schrijver. Zona twijfelt bijv. nn i!e m aindd , (dat die bekende geedichten van Virgilius werkelijk van dien chrijv^er zijn ; ew ramin betwijfelt iemand het vaderscha dier werken van Cicero , van Aristoteles , Homerus en, anderein. Waarom zou men ►dezelfdee zekerheid omtrent den oorsprong ader Evangeliën niet kun;n m bezitten ? Hoe verkrijgt men in het algemeen Zekserheiid omtrent den oorsprong van een boek ? Allereerst door het getuigenis dier geschiedenis na tie gaan. Als alle oude schrijvers leenstemmig getuigen : „ Dit boek is van ,
,
,
,
,
,
,
258 dien of dien schrijver ", dan gie1ooft mien heet. Hel is hiertoe dikwijls zelfs niet efens noodig , dat de getuige;nisse^n zeer overvloedig z'ijnn. Zoo vindt mien bijv. van den Ori+eksech:en ge e'ds chrijvver H,eroldotus het eerst gewag gemaakt honderd jaar-schi na zijn 'dood door Aristoteles , en 'daarna niet eerder dan na drie ieèuwen door Cioero. Thucy dides vinden wie pas driehonderd jaar ina zijn dood voor 't ieerst aaingehaaal^d. Als zulke gietuigenissien nu maar van betrouwbare personen' zijn , zo oals hier van Aristoteles en Cicero , 1dan is hun gering getal alleen gelen reden om den oorsprong van een boek in twijfel te trekken ; want van zulke personen kan niet verondersteld 'wordhen , dat zijg zoo! naar zonder reden eeen of ander ibo ek op naam van ielen bie schrijver hebben gesteld. Hiet ligt vete.'e►er voor de hand,-pa,lderi dat zij dit gedaan he biben o'p grond van afdoe.nde bewijzen en getuigenissen , al zijn vers chillte;ndie dier getuigenissen en andere bewijzen in den loop der tijden voor !ons verloren gegaan. Het spreekt -echter van zelf, dat onze zek1erheid omtrent den oorsprong van een boek grooter wordt , als de otns bekende getuigenissen 'daarvoor zeur talrijk zijn , ►en vooral , als men ze reeds dicht bij dien tijd , dat her geschrift ontstaan is , kan aan! wijzen. Nog grooter wordt ldie zekerheid , als het boeken geldt , dire reeds `kort na hun verschijning overal verspreid werden ; dire groot opzien verwekten ; welker inhoud zeer gewichtig was ; en omtrent welke het , zoowiel voor partijeniolo^ten ials tegenstanders, juist van het grootste belang was , ,wie die schrijvers waren. Als omtrent zulke boeken ►de getuigenissen van Sallie , lein bijzonder van ede vroegste tijden teenstemmig zijn , yen dit zoowel van den kant der voorstanders als van dien 'der bestrijders , ja pils mien bovendien nog uit allerlei omstandigheden kan ,aantooinien , dat ze onmogelijk op eden naam vain dien bepaalden schrijver k ti nn e ;n gezet zijn , indien zie net in werkelijkheid vain hem waren, idan begrijpt iedereen , -dat men op zulke wijze tot ie►enee zekerheid kan komen , dite voor geeiniei andere behoeft onder te doen. En nu spraken we tot dusverre ;nog maar van die u i t ic r 1 ij; k ie gronden of getuigenissen , opa welke mien idc herkomst van een boek kan bepalen. Hier komen nu echter vaak nog i n n ►e r1 ij kie gronden bij. Clue vindt bijv. in het boek zelf verschillende onwillekeurige aanduidingen omtrent dien landaard , die omgeving, ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
;
,
,
,
,
,
259
de maatschappelijke positie , heet karakter, de levensomstandig heden , enz. van den s^chrij'v+: r ; ge vindt in zijn boek tallooze zij'delingsche to^esp^eling+en op politieke en andere t o^Qstannd►en van zijn, tijd , kortom talloio^ze kleine trekjes +em eigenaar digh eden, welke u dien bepaalden s chr'ijiver verraden. Een sprekend_ voor beeld hiervan leveren ons de brieven van Cicero. Alleen uit zulke gegevens wor dt het vaak P- eds ,mogelijk , in het licht der geschiedenis den oorsprong van leien of ander geschrift meet zekerheid vast te stellen , althans zeker het juist tijdperk , waarin het geschreven werd. Maar wanneer ons nu zoowel innerlijk'e als uiterlijke bewijsgronden in overvloed ten di^e^nst^e staan , en wanneer bovendien die innerlijke en uiterlijke gronden volkomen harm oinië+er+e,n , met andere woonden : wanneer ge in het boek tallo^ozie aa ndui dingen vindt , adie ten volke biei testi,geejn hie tgiele,n ge- 'elders door tal van getuigen vindt medegedeeld , dan wordt die zekerheid omtrent den, oorsprong vain z^o^oi',n boek eenvoudig ,absoluut; dan valt ier op adie zekerheid volstrekt niets meier iaf te iding7e►n. — Welnu, zulke zekerheid bezitten wij omtrent den oorsprong dier Evangeliën -. Die gronden , adie b-ew'ij(zien, — zoowel innerlijke als uiterlijke — wa,arop wij eden, oorsprong der Evangeliën kunnen vaststellen, zijn, zóó overvloedig en zóó afdoend , dat geien enkel boek der oudheid hierin, met hen kan wedijveren. ,Wij gaan. thans ;die biew'ije^n , voor `;zoo^ver ons bestek zulks toelaat , ontwikkelen en bsegiinn+en met 'die uiterlijke- , d. w. z. met die getuig enissen +der oude schrijvers. Van di► e getuigenissen bie wijze n. sommi ge alleen dde oudheid dier Evangeliën , het juiste tijdperk , waarin zie geschreven zijn , andere (en adie- meeste) noemen bovendien de ischrijvers uitdrukkelijk bij hun naam. -
,
„„
,
,
,
,
,
,
,
Reeds ide H. Ignatius van Anti,olchië , die in heet jaar 107, dus ruim zeventig jaar n a Christus' daad , op, ho,ogeln leeftijd den marteldood onderging 1) , spreekt in ide brieven , +die ons van 1) Igtnatius heeft + derhalve waarschijinllijk nog i enkele jaren met Christus geleefd. Zonsdier eenigen twijfel had hij; tijdens het ontstaan dier Evangeliën reeds lang den main^n^efij:ken leeffij+d bereikt. Hij is dus leen hoogst gewichtige getuige.
250
hem zijn .overgebleven , uitdrukkelijk van ieen g ie , s c h r +e v n. „ Evangelie " 2). Bovendien blijkt uit erschill►e^nde aanhalingen in diezelfde bri)evien , +da;t hijl on z e Evangeliën kient. Hij haalt verschillende teksten aan , 1diee met onze Evangeliën volkomen g►elij^klui► d-end zijn ; hij maakt meermalen toiespielingen op plaatsen van onze Evangeliën 3). Wat meier is : hij gebruikt bij aanhaling van plaatsen uit heet Oude Testament , +die op Christus toegepast wofr+den , sommige uitdrukkingen , die mie;n alleen bij' onze ►evangelisten terugvindt , cin ►die afwtijkken van de ouidie en algemeen in om ltoop, z j'nd ee Grilekschie vertaliing vain het Oude Testament, de Seiptuaginta. Als hij bijv. +den :tekst van Isaias : ,, zie, hij heeft onze ll^en►de - gedragen ", ,aanhaalt , gebruikt hij heet ongebruikelijke Grileksch; werkwoord htw► elk de bekende en destijds gebruikelijke Gri^eksch+e vertaling niet heeft, maar dat mien alleen vindt in den tekst gelijk Mattheus dien ,
,
,
,
2) Ignati us spreekt wiel is waar mie+ermallen in verschillenden zin van het „ Evangelie ". „ Evangelie " is voor h+é.nvi allereerst het geheim der mienschwondiing , ook 'de ov^erleveriing , +de prediking vain dit geheim, maar verschillende malen gebruikt hij die uitdrukking „ Evangelie " &ok , gelijk will , voor het geschreven woord Gods. Bijv. „ ad Phil." : „ Ik heb sommigen gehoord , +die z^ei^d^en : als ik dit niet vind in de archieven , inn het Eva;ngieliie , geloof ik het +niet ," leinz. 3) Bijv. in zijin brief aan ►die van Ephesie , het veertiende hoofdstuk 'der tekst van Mattheus : „ ,Lt; boom kietnt men aan zijin.e vruchten" (Matth. XIII , 33). In zijn leersten brief aan Polycarppus , hoofdstuk Ii: ,,Weest voorzichtig als ►die :slangen , eenvoudig als die duiven " (Matth. X , 16). Het meest talrijk zijn bij heem klaarblijkelijk toespelingen op geschreven t►ekste^n. Als hij b jkv. vermeldt , dat Jesus gedoopt wordt dolor J oa^nin+es , den D^oop►er, voegt hlij 'er bij': „ Om, alle gerechtighiei+d te vervullen " (Math. III , 15). C eze bijvoeging is alleen in betrekking tot ►een geschreven tekst !natuurlijk. Hij spreekt verder van „ ^de 'pl,aintiing dies Vaders ", waar hem o.ng►etw^ijteld voor dein geest zweeft M,atth. XV, 13 : „ Alle planting , welke mijn Hiemielsche Vader niet geplant ;heeft , zal uitgeroeid vvord+en." Hij' spreekt van „ de Vorst der wereld " (Joan. XII , 31; XVI , 11) ; van Jesus als „+die deur"; van Jesus , 'die niets doet zonder zijn ,,Vader ", daar zijn „Vader " met ;heem is (Joain. XII , 49 ; V, 19) ; die „van dien Vader is uitgegaan' en tot iden Vader wederkeert " (Joan. XVI , 28) ; an dien H. Geest,
die „ blaast waar Hij wil len men weet niet vanwaar Hij' komt en waar Hij .h'eeing^aat " (Joan. III , 3) ►enz.
261 aanhaalt 4). Ik voeg hierbij , adat de brie en vain Ignatius door geleerder van .die meest uitace- nlooplendie richtingen als iecht worden erkend , bijv. door Zalm , Duich-esn^e , Loisy, Renan -en anderen. Ook bij Clemens Romanus 5) , een tijdgenoot van Petrus , vindt men verschillende uitdrukkingen , die blijkbaar aan onze Evangel i ë,n o^ntl-eernd zijn. Tot zelfs -de opvallend le igein a a rd ig+e woordkeuze ,tope Fegt :hiervoor getuigenis af. Zoowel Ignatius als C1►emens geven iduidelijk ;tie kien+ne+n , dat zij onze Evangeliën bij hunnje lezers als bekend veronderstellen. Zij zeggen bijv. net : „ het is av+erg^elevserd , adat Christus edit of dat gezegd heeft ", maar schrijL ven ieenvoudig : ,,volg►ens heet woord van Christus ", m. a. w. volgens het woord , ,dat u bekend is , dat ge in uw bezit hebt, adat bij u wordt voorgelezen , dat gie kunt raadpgen 6). Hetzelfde g►eldt voor ►de „ D.'daché ", leen, geschrift , -dat eerst in de laatste jaren 'door Brye^n►nios ontdekt is yen volgens dfel meest gezagh'e'bbende geleerden van heet tijdperk tusschleen 70 en 90 dag edoch welks 'oorsprang doior +niemand na 125 wordt gesteld.-telkn, In dit geschrift . vindt m e►n meierdiere uitdrukking en en gelijkenissen , die bilijkbaar aan panzee Evangeliën ontleend zijn. Bovendien warden ze uitdrukkelijk a ange duid als. H. S, c h. r i f t 7). ,
,
,
4) Zulke vrije a,ainhalLigeín moeten ons niet verwonderen. De ouden cít^e^erd^ n me est ,uit het gjeheuge,a. Als men acht geeft vooreerst op )die schaarschh+eid der ha^n'dschriftie;n ieii verv olgens op die eigenaardige manier ,
vain schrijven , 'wordt dit zeer verklaarbiaar. 5) In zijn ;eersten brief aan de Co^rinthiërs , die volgens verschillen; 'den reeds in 68 -en zieker niet ;nia 96 is geschreven. 6) Funck geeft 24 pla,ats^e,n aan , waarin op z'n allerminst 'een toespeling :op verschill'e,n^d^e p^aatsein van die Evangeliën valt te ontdekken. V,an die 24 plaats en do'e;.i ier 10 denken -aan Matthie iuis , 3 aan Marcus, 4 aan Lucas en 7 aai J^oan;n^es. 7) Hiet D daché of die leer der 12 Apostelen werd door B:ryen^nios uitgegeven in 1883 ;naar geen jh^in'dschrift uit die XIe eeuw. D^riie jaar later bestonden ier needs 120 verschillien,die u^tgavi n van dit kostbaar d 'c^cum'ent. Hiet oorspronkcelijkie stuk 'dagteiekient uit die laatste vijf en twintig jaren der eerste of uit de eerste vijf en twintig jaren der tweede ieeuw. ue hiërarchie van het apostolaat , d. w. z. van het predikeend , rondgaand ;en keerkeen stichtend apostolaat , bekleedt nog de teerste plaats. De gevestigde hiërarchie vain bisschoppen (meet vaste zetels) en ipriesters is nog in woriding len bekleedt nog ;dien tweeden rang. De schrijver is waarschij±^il-ijk leen Christen uit de Joden. Hij ,
262
Hetzelfde geschiedt • in den brief van B a r nn a b a s 8) , ook een stuk uit +dc eerst^ee + eeuw. Een ander b . wijs , dat de Evangeliën reeds aan die tijdg►e!nooten der Apostelen beken d waren , levert ons Polycarpus , die in h et jaar 155 op 86-jarigen leeftijd dien marvel: oodd onderging en derhalve` in "h9 w'erd geboren. In eden eennig:n br;ef , dien wij nog van heem b'ezitte;n , haalt hij verschillende plaatsen uit de drie eerste Evangeliën aan en toont zijdelings ook het Evangreliee van J oanines tie kennen , wijl hij een tekst aanhaalt uit eten eersten brief van drein apostel , w lke brief blijkbaar een begeleidingsschrij en was va;n het Joaan;nies-Evangieliie. Op het indirect getuigenis van íPlolyrcar^pus komen wij later terug. In het geheel bezit mien ongeveer een twintigtal stukken , die afkomstig zijn van ;+►'ij1-„oaten der Apostelen , en waarin her„
,
,
,
g eeft teerst c,.:d^er h et beeld van twee wegen (.de w+eg van heet leven len vain dein dcod) + een korts; sanrmiealvattingg van de Evangelische voor ,
schrift en en va:n ede Christei'ïjk moraal ; v^rvol;+enss een b.,schrij'^-iT'g
van ide voornaamste acte^sn va;n 'heet Christelijk leven : d o o p, ;g e b e d, v a s t ie in en e u c h a r i s t i i e. Na de moraal ea liturgie bespreekt hij idle kerkelijke tucht. Die schrijver wijdt uit over de organisatie van heet ontluikende •Christien'dom meet zijn idubbele hiërarchie van apostolaat 'Cull bestier. Heet sl o t is een vermaningl tot waakzaamheid met h et oog ol) die nabijziijLide komst van don Verlosser. Heet g^eheel'e stuk bestaat uit tal van t eksleca. D2 schrijver spreekt minstens viermaal van het E v a n e 1 i e co b: dc+elt hierrree'1e blijkbaar een g e s c h r i f t. Minst'ens 20 tekstn zijn duidelijk aan Mattheus ontleend , 2 aan Lucas ielen ►enkele wellicht aan Marcus. Het ggeschrift bestond waarschijnlijk vóór heet H. Joa;iiaes- Evangelie. 8) Deze Barnabas is waarschijnlijk niet de Apostel Barnabas. Ike brief is een apologetisch stuk. I ,n h o u d : lile. de Joo+dsch e godsdienst is in zijn uit erlijk;e,n sen vlI2eschtelijk-e,nn vorm nooit !d.e uitdrukking gewe^est van het verbond tusschien Goed 'en m'ensch ; 2e. nooit is liet verbond met God heet uitsluitend eigendom geweest van de Joodsc h,e natie. Heet stuk dagtieeklent van na de verw'o'esting van Jerusalem , dus na 7 0 , 'waarschijinliij,k vain 96-98. Waarschijnlijk is h et geschreven te Al^exa,n'drië. Die schrijver maakt verschil': n^ 'e t•o'.espieling'en op teksten van Matth'eus. Tweemaal geeft hij geen uitdrukkelijk citaat , eenmaal zelfs pls H. S c h r i f t : „ Zijn wij o.p onze hoede , op-dat wij niet, g e 1 ij k ,g e s c h r 'e v 'e a staat , geteld wlo,r d'ei onder de v;--1 en 'dice gier nepen zijn , terwijl nochtans w'..eini,g n zijn uitverkoren.” -Ook vindt mien bij heem 'eicnige tc'esp'elingen op - teksten van Marcus en Lucas. ,
,
,
,
,
-
,
,
,
,
,
;
,
,
263 haaldelijk teksten, voorkomen van +oinz!e Evangeliën , eveneens verschillende gielijk►; nisssen , tcs+e1nngdn , uitdrukkingen , woord-en enz. Wij zullen hr echter niet verder o;v°r uitweiden , om dat -die stukken op zich zelf niet volkomem afdoende bewijzen , ;dat onze Evangeliën in hun g +e h e 1, dat wil zeggen juist gelijk w ij ze 'ni u bezitten, aan d tijdgenooten dier Apostelen bekend war+e^n. Het strikte , het voliedig1e , het vol afdoende bewijs leveren ze slechts g ce id e ie 1 t 1 ij k. Men-strek moet hierbij echter bedenken , dat hief maar brokstukken zijn, fragmenten , en dat +er h+ el veel uit dien tijd verloren is gegaan. Doch h-et verdient die aandacht , dat de brokstukken uit dien alleroudsten tijd , hoogstens 60 of 70 jaren na Christus' dood ►; n 1 0 , 20 of 30 jaren , naadat de Evangeliën opi zijn vroegst kunnen' geschreven zijn , need's zoo krachtig voor heet bestaan dier Evangieliën getuigenis aflsegg`In. Bov►eudien kan mien die b+ewijsstukken verdetelen in Ram+einsch+e , AF xa;ndr'ij!ns-ch+e ►en Aziatische , zoodat reeds in, ide ,eerste leeuw' de' gieh► e e lie ddestijds bekende' wereld voor het bestaan van onze Evangeliën getuigt. ,
,
-
,
,
,
,
Maar komen wie tot meer uitdrukkelijke en meer volledige getui,genissi n. Deze vloeien ons in allen overvloed en in volle klaarheid toe uit heet laatst der tweede ien het begin dier derde ieeuw. Wij zetben in ► een s + een flinke schrede voorwaarts , niet omdat ons geen and ere ge'tuigenisse'n meer uit vroegeren tijd ten dienste staan , maar omdat deze la 1: re zoo uitdrukkeIijke, getuige'nissen ee+n e om zoo te zeggen terugwerkende kracht hebben ; +en ,dat niet alleen , maar bovendien op, die vro+eg+ene' getuigenissen, zo -ow-el op die' wij reeds behandeld hebben , als die' w'ij nog zullen behandelen , ►een helder licht werpen en ten duidelijkste bie wijzen , adat idil; wiel +degelijk van onze Evangeliën in hun - g ie- -
,
h e e 1 gelden. ,
,
Beginnen wij met hiet getuigenis van Teriulliaan. Tertulliaan werd omstreeks het jaar 160 te Cardhago. uit Romleins-chie ouders geboren. Lange jaren heeft hij te Romie vertoefd , alwaar h -ij ook tot het Christendom bekeerd is , getrotf en door 'de standvastigheid (der 'martelar+en. Waarschijnlijk heeft hij , althans voor zijn beke cring , tie Rome' het ambt van advocaat uitgeoefend. Eenmaal voor ide zaak des Christendoms gewon+nien , was-- hij langen ,
„
264 tijd een harer vurigste verdedigers. Om die grootheid en scherpte van, zijn vemnuft , ;om den gloed ► en de kracht van zijn taal , om het pittige ien kernachtig°- van zijn stijl bekleedt hij oen ►cereplaats ondier de oude Christelijke schrijvers. Vincentius Lerinensis aarzelt niet , hem +de;n vorst dier Latij^nsc'he vaders te noemen 9). Ook de H. Hieronymus geeft heem dien naam ► n prijst heem niet slechts om dien rijkdom zijner kennis , maar ook om de' nauwgezetheid zijner navorschingen. Q u i .d T ie r t u 11 i a n o. ►e r u d itius? Quid "accuratius? 10) (,,Wie is gelererdier dan Tertulliaan: ? Wie nauwgezetter ? ") Bovenal merkwaardig in Tertulliaan is d ►e w a, a r d ie , d i le hij h e cht aan d e Appoost o 1 i s chgee ov+er1 ►e ve 'ring . Voortdurend hamert hij erop , dat m!e n dc ware leer n: e t kan kennen, tenzij door 'de gemeenten , w^e lk e die Apostelen gesticht hebben, en dice zij hebben o^n d^e-rwiez►en +eerst !door hun prediking en later door hun br:even. Elke die overeenstemt met ►die der Apostolisich(e ien, mo;edier-gemeenben, is de w-arse l eer ; want oli e leer heb ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
ben die gemc eni en ontvangen van de Apostelen , die Apostelen
van Jezus Christus , en Jezus Christus van Goad. Dat wij in gemeenschap zijn meet de Apostolische gemeenten , dat onze leger in niets van die hunne verschilt , ziedaar heet kenmerk van ale waarheid oinzer leer 11). Op een andere plaats stelt hij den v^olgiend+fin grondregel: ,, Datgene is waarheid , wat het oudste- is. Het oudste is , wat het 'dichtst is bij de bron. Het dichtst bij; de bron is , wat afkomt van. de- Apostelen. En wat komt van de Apostelen ? Dat wat als heilig aen +e'erb:'edwaardig werd beschouwd door-gen, die gemeenten of kerken , dice door de Apostelen zijn gesticht " 12) . Hoofdzaak 'dus voor Tertulliaan is : :de overlevering ondierz®ieken, ►der plaatselijke kerken , bijzonder van idie , van welke die Apostelen adie onmiddellijke grondleggers waren 13) . Naar dien .
,
,
,
9) Commo^nit. 1. 1 , n. 18. 10) Epist. 77, 5. 1 l) De praescriptiloinibus. Cap. XXI. 12) In summa , si co;nstat id venus quod Arius , id prius quod +et ab initi^o , I'd ab iinitio quod -ab Apostolis , pariter utiqu+e constabit id esse ab Apostolis traditum quod apud Eccliesias Apostolorum fuerit sacros.aanctum. -- A?dv. Marc. , lib. IV, cap. V.
13) Die Aposto1ischie kerkten zijn voor Tertullianus dire, welke
265
grondregel , door hem meet zo,ovvelel gloed en ijver aan anderen ingeprent , heeft Tertulliaain !ook zelf gehandeld. En dit beginsel heeft h'ij vain zelf toegepast , waar het ielen vraagstuk gold , zoo^ gewichtig als adie , oorsprong der Evangeliën. Daaromtrent vooral heeft hij ede overlevering niet vain een of and-ere plaatselijke kerk maar van DE kerken onderzocht. Tertullia;nus was hiertoe ten volle in adie gelegenheid. Langen tijd heeft hij in Rome vertoefd ; hij werd daar in die ;Klerk van Christus o•gen.omen , schreef er zijn leierste verdedigingsschrift. Van 197-220 wie'erklonk in +de kerksein van Afrika zijn machtig woord. Maar ook met andere apostolische kerken stond hij - in verbinding. En hij heeft zijn overtuiging gevormd meet adie slcherpte' , die men van zijti vernuft koen verwachten ►en tevens met die grootste zorgvuldigheid sen, nauwgezieth►e id , gelijk Hieronymus zegt. Wat getuigt nu deze man der overlevering , deze geleerde, sch erpzinnnig e 'ein nauwgezette navorsehier, omtrent dien oorsprong onzer Evangeliën ? ,
,
,
;
,
,
,
,,Wat wij Woven allies vasthouden , is, dat de Hekst van het Evangelie afkomstig is van de^ Apostelen, aan welke , Onz'ie Heer zelf de zending toevertrouwde om dc blijde boodschap t e v e r k o n d i g e n." ,
,
,
,
,
,
en Ielen weinig v+erde r :
Wat wij volhouden is, dat onder de Aposte1 e ;n JOANNES e ,n MATTHEUS 'o• n' s h e t E v a n ge 1 ie mi eidie deese1en, en dat o ndier d a ostolisch ►e m a n n ie in (onmiddellijke leerlingen dier Apostelen) LUCAS •e fl MARCUS, het o ns verniOuw ►en 14). ,
,
,
►djo;or de Apostelen zelf zijn gesticht , en wier eerste bisschop door de Apostelen zelf is aangesteld. Zie „ adie Pra escript.", C. 36 , en „ adv. Marcionem ", IV, . 5. 14) Constituimus in :pirimis , ieva,ngelicum Instrumientum Apostolos ,
,auctores habiere , quibus hoc munus Eva;ngielii promulganidi ab ipso ,Domino sit impositum ; si let Apostolicos , non ta,m;en solos , sped cum Apcstolis , let post Apostolos. Qu.oniam pra^edicatio discipulorum suspecta fieri posse ede gloria studio , si !pion adsistat illi auetoritas Magistrorum
266 Boveeridien getuigt T4ertulliaan uitdrukkelijk , dat zijn overtuiging omtrent eden oorsprong id er evangeliën op de standvastige overlevering van alle, yen bijzonder van de Apostolischte kerken gegromd is. Tegen Marcion , di alleen het Evangeli^e van Lucas wilde erkennen , omdat hij zich verbeeldde , daarop heet best zijn^e klettersche heier te kunnen s i1eu^nPn , schrijft Tertulliaan , iaat indderdaald a 11(e kerken het Evangelie van Lucas van dien beg inne h ebbeIn aangenomen , ,niet alheen die , welke door de Apostelen zijn gesticht , zoioals ide kerken van Qalatië , van Philippi , van Th+essalonica , van E^ph ese , vain Rome , alsmede de kerkten welkte van eden H. J o^an^nes afstammen , maar ook alle . andere klerken welke met dc Aip^astelien hebben in gemeenschap gestaan. Doch , zoo gaat hij voiort, dat zelfde gezag dier Apostolischie kerken pleit evenzeer voor de overige i evangelies , die wij d o o. r een v o 1 g e n s die kerkten bezitten , n.l. voor het evangelie van Joanntes , var: Mattheus ten Marcus. Hierom is Marcion ook daarover verantwoording schuldig, adat hij , met ter zijde stelling van di; andere Evangeliën , zich uitsluitend aan idat van Lucas vastklemt , als of ►de andere ;niet ievengoed als dat van Lucas van den aanvang door idle kerkten waren aaingle;nomien. 15) Tertulliaan verklaart ;dus zoo beslist mogelijk , dat reds in zijn tijd de algemeienle overlevering vain alle kerken dde Evanngeeli ë,n aan 'de ons bekende vier evangelistien toekent. En Tertullia an h ei.eft shier wiel idegelijk o n z ie Evangeliën op filet oog, onze Eva,ngeliën in hun g e h le ie 1, juist gelijk zie thans aan o ns blekend zij!,n. Om ons hiervan te overtuigen , behoeven wij slechts zij^n^e werkten tie doorbladeren. Zoo vol zijn zijnle geschriften van aalr;halinge►n uit het Nieuwe Testament , dat , ware dit verloren gegaan , men heet uit de wierk^ein van Tertulliaan opnieuw zou ,
,
,
-
,
,
,
,
-
ima Christi , qui magistros Apostolos fecit. D ►eniqu nobis fid'em ex Aplostolis Jo,a;n^nes let Matthaieus iinsi,nuant : sex Apostolicis Lucas let Marcus instaurant .... etc. — Adv. Marcionlem , lib. IV, cap. II. 15) Ea,dem auctoritas !ecclesiarum apostolicarum ceteris quoque patrocinabitur Evaing►eliis quae proindie per illas let siecundum illas hablemus , Jo;aninis 'dico let Matthaei , liceet let Marcus quod +edidit Petri affirms; tur,
cujus iintlerpres Marcus , nam let Lucale digestum Paulo adscribere solent. Capit , magistrorum videri... Itaque let alle his Marcion flagitandus , quo'd , omissis eis Lunge potius insteterit; quasi non let ha ►ec apuld ecclesias
a primordio fuieri.nt quiema^dmodduin let Lucale.
267
kunnen bijeenv!erga- dieren. Dir. Ransh schreef en geheel werk,
dat tot titel draagt : ,, Het Nieuwe Testament , getrokken uit de geschriften. van Tertulliaan ". Wile verdient nu geloof? Tertulliaan , adie ernstige , scherpzinnige en geleerde navorschier dier oude overlevering , de man , dile) optreedt als getuige niet van ► een of an diere plaatselijke kerk, maar van d e kerken , de man , b{etrekk► elijk nogg zoo dicht bij den oorsprong, hij, die nog geen 100 jaren na-dat de Evangelië.°i te boek gesteld waren , geboren werd ? Of die ong► eloovige moderne critici , die zeventijen 'eeuwen latjer omtrent dezelfde kwestic een ander oordeel vellen , maar ielen oordeel zóó onwis , dat, gelijk wij reeds gie'z ile n hebben , de een ontkent , wat de ander bevestigt , en zij huns ondanks , de ►elen^e voor dit , die andere voor dat Evangelie de kostbaarste bekentenissen afleggen? ,
,
,
,
,
,
Epen ander niet minder krachtig getuigenis levert ons C 1 ie m ►e n s V a n A 1 e x a n d r i ë. Hij werd omstreeks het midden dier tweede eeuw uit heiddensch^e ouders geboren , volgens smmigen tic Athene, volgens anderen te Alexandrië. B+edr► ev+en in die heide;nschee letteren als gieren ander na hem , geraaktie hij na ►een rusteloos .onderzoek tot de kennis d-er waarheid. Omstreeks 180 kwam hij te Alexandrië , waar de beroemde Pantalenus zijn lte► erm,e► ester ►en leidsman werd. Van 190-203 stond Clemens aan liet hoofd der beroemde catechetische school in die stad. In de werken , die ons nog van hem zijn overgebleven , haalt hij a 1 'de bo eken van het Nieuwe Testamfe!nt aan , behalve dien derden brief van Joann^es. Wat getuigt hij omtrent onze Evangeliën ? Aan het adres van een tegenstander schrijft hij : ,, Op die e►erstte plaats, staat ;dit woord (dat zijn tegenstander aanhaalde) niet in de VIER Evangeliën , die ons, ►door de overlevering zijn tosegekomenn , maar in dat dier Egyptenaren " 16). Dit laatste Evangielile werd door die Christelijke Kerk niet erkend. Clemens van Alexandrië getuigt bovendien , o m t r ► e n t d ie s amenstell i ng dier Evaingeliën met zorg tie hiebibi^en ;
,
,
16) Stromata III , 13.
268 nagevorscht ►de meening der ouden, dire heet dichtst bijt den oorsprong waren 17). En Clemens was hiertoe ►evenals Tiertulliaan in adie gelegenheid. Hij ;heeft Italië , Griekenland , Palestina len Egypte doorreisd. Ook was hij zelf nog zeer dicht bij den oorsprong. Hij heeft zelfs nog. adie oorspronkelijke h,apnds,chriftte,n der Evangeliën kunnen k►ennen. Zooals -Euss,ehiius verhaalt, vond o. a. zijn l+eermie'ester Pantaenus bij gelege'nh^eid ee►nier missiereis naar Arabië leien handschrift van het Mattheus - Evangelie , donor den Apostel Bartholom eus g!eschre` !en. B,ovtendien was Alexandrië heet brandpunt der Christelijke beschaving. Naar haar h►eroiemd'e catechetische school kwamen de Christensen uit allee oorden te zamen. Hoe gemakkelijk viel het dus aan Clemens die algemezine ►en de oudste overlevering van Salle !plaatsielijk^e kerken na te vorsdh^en ! Wat is het resultaat zijner navoirsching ? Clemens .zegt het ions o. a. in een fragment van zijn werk ,, de Hypotyposen ", hetwelk ons bewaard is gebleven 'door dfein gieschiieldsch,rijvier Eustebius. Hij n!oemt daar uitdrukkelijk onze vier ievangelisiien als 'de sch rijvers dier vier Evangeliën. Hij; verhaalt , dat ede Evangeliën , in welke mien de geslaichtenrfegistiers vindt (die van Mattheus en Lucas) , het teerst wseirden sameingestedl(d , dat Marcus te boek steld►e hetge► en, hij) van Petrus had vernamen , en dat J oalnin► es het laatst zijn Evangelie. schreef. Men. bedenke ;nu , dat Cl►emee'ns hier optreedt als getuige van adie overtuiging ► der ge!h►eel►e toenmalige Christelijke wereld, en, adat zijn getuigenis ►een resultaat is van ►een ►ernstige 'en allerzorgvuldigste navorsching , teen►e inavorsching , di,e aan Clemens, zoo eindeloos dicht bij! den o:o,rsproing , oingetw'ijfel.d eindeloos ge makkelijker viel ►dan aan onze tegenwoordige onderzoekers. ,
-
,
,
,
,
,
,
,
-
,
Doch wij hebben, !nog meer dap het getuigenis van T►errtulliaan en Clemens van Alexandrië. Een all-ergewichtigst getuigenis in de kwestie , ►die ons bezighoudt , geeft ede roemruchte bisschop en martelaar Irena►eus. Om het g'ro:ote gewicht dier getuigenis zullen wij er een afzonderlijk hoofdstuk aan wijden. (W ;oor d t v e r v o 1 g d.) TH. BENSDORP, C. SS. R. ,
17) Euseebius H. E. VI, 14.
,^
,
ECHTSCHEIDING.
Dat de Katholieke Kerk z+e►er streng is in heet handhaven van ►de.n huwelijksband , behoeft gteen betoog. En toch heb ik -op, officiere^ntafels couranten zien liggen , die -bij gelegenheid van heet Saksische hofsccha^idaal — insinuaties bevatten , als zou adie Kek ier een afzond rhjk huw►elijkswetjee ,v-oor vorsten !en vo,r;stinnen o;p, na houden. En ;daar er vele Holl,a'ndschee cou^rante ►n `vain leen zelfde richting en kleur zijn , kan het zijn nut hebb^e , 'die miss'vattrng tens te v►erduidelijken. Vooreerst moet mien 'dieigel^ijk verschil maken tusschien d►e scheiding van tafel ien bied , die die Kerk om zeer gewichtige redenen kan toestaan , en die eigenlijke echtsch eiding 1) , waartoe noch Paus noch Kelk macht heeft , waant ,,wat Goed heeft ge -bonde, zal 'de m^e►ns ch niet sthei dse.n ". (Matth. XIX , 6.) Daar nu vorstelijke huwelijken in dien ,Hegel gelen huwelijken uit liefde zijn , is h ét in den loop , der eeu, wn zeer zeker ge dat gewichtige' omstandigheden de le► erstg► eno^emd►e, schei--beurd, ding — die van tafel ei bed — ^nood!zakieiij maakten ; doch, let wiel : de huwelijksband bleef onverbreekbaar bestaan , en géen der gescheiddensen kon leen ander huwelijk aangaan. Doch bovenbedoelde bladen verwachtten naï►ev►elijk , dat die, Paus het huwelijk van. ede ongelukkige prinses wel zou o n t b i n ►d len en haar verlof geven , met ►een ander te trouwen , terwijl haar eerste gemaal in beven was ; yen , voiegd►e, mien !erbij : „ dit zou de eerste keer niet geweest zijn , tenminste met vorstelijke p+er,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
s o.nlen ".
Nu moet men hier niet aainsto,nds aan kwade trouw of boozen ,opzet van laster denken. Veeleer heeft men hirer tie doen met ►e►envoudigee dwaling , spruitende uit o!nkuinclee. Het zou overbodig zijn de Kerk te verd edigen tegen die aanklacht van onwettige samenwoning goten t+e. kleuren (want hierop
,
1) Nl. tussch'en Christene n. Volgens den H. Paulus kan die Kerk dien echt ontbinden tusschen ►een og+eloovige en dde(n) b'ek.eerde(n) echtgenoot , als de sam.enlLeving groot gevaar voor de(n) b ek'e.erling ineebrretngt. ,
270 komt het tocrn neer) ware het niet , dat ier in den loop, dier eeuwen wiez^enlijk gevallen zijn voorgekomen , die leen schijntje van waarheid geven aan +d-at „ h-et zou de -elerste keer nilet zijn ". Doch dit vernisje zullen we eens afkrabben. Het kan. gebeuren , yen is gebeurd , dat n a het huwelijk ont^dekt werd : leen ess► entiëelie fout in het contract , m. a. w. de ongeldigheid er van. Strikt genomen is 'er dan nooit een huw► elijk geweest , en dit heeft de Kerk in die bedoelde gevallen ver Laat mij dit ophelderen door Benige voorbeelden. -klard. Hier in -d : missie werd door +een zonderlingen lo op van zak n eeenmaal hevonuen , dat +een neger onwetend getrouwd was met zijn .... eigen zuster. Nu zal toch gelen verstandig man dien missionaris van „ e chts-chleeidiing " beschuldigen , omdat hij die lui^djees verplichtte , hunne samenleving te staken ken hun veroorloofde en zelfs aanried andere personen te trouwen. Wat zij huwelijk meenden tie zijn , was nooit huwelijk geweest. Verleden jaar waren de Amierikaansche dagbladen vol van „ the ,
,
,
,
,
Murray Hall-lcas!e ". Dieze. „Murray Hall -kwestie " gold 'ielen als heler verkl ecid+e' dame , die , zoo vermomd , vele jaren te NewYork ieler de en, tié-ifs openlijk leken vrouw trouwde ! Zelfs ,, Los van Rome " zou moeiten toegeven , dat de c►er1emo,ni►e , welke ,aldus vrouw met vrouw vereenigd+e , geien huwelijk was. Met deze twee voort' el;dien. hoop ik zonneklaar te hjebbien aangetoond , hoe dc Kerk een s c h'ij n b a a r huwelijk wiel ;nietig kan verklaren , — maar dit is dan geen +echtscheiding , diewijl men niet ontbinden kan , wat nooit verbonden geweest is. En hiermede hebt gee d1e oplossing van lde uiting : ,, het zou de eerste keer niet geweest zijn". ,
-
,
,
Natuurlijk gebeurden die gevallen mieser bij burgerlijke d a n bij vorstelijke personen , doch look is het natuurlijk , dat d+e +eerstei zeer zelden , adie tweede daarentegen veelvuldig die aandacht trekken +der geschiedschrijvers , en vandaar dat : „ tenminste nilet on der vorstelijke personen ". Toch kan alleen zeer grove onwetendheid zulke schrijvers van laster verontschuldigen. Wile toch weet niet , idat , zoo 'raak als koningen of keizers den Paus hunne iechtscheidingen of overspel wilden laten goedkeuren , zij altijd afstuitten op liet here ,, noel possumus " ? Of is men vergeten , wat Paus Nicolaas I aan Lo^tharius , koning van Lotharingen , toevoegde ? Hoe Ur,
,
,
271 banus II en Paschalis II eenzelfde verzoek van Philips van Frankrijk ontvingen ? Hoe de Pausen Clemens VII en Paulus III met bloedend hart de scheuring van Engeland ;aanzagen als gevolg van hun weigering aan koning Hendrik VIII om zijn hartstochten bot te vieren in veelwijverij ? Eindelijk wat ?ius VII aan eden gevre'esden keizer Napoleon antwoordidee op diens dreigend verzoek om echtscheiding? Neen , de Kerk maakt geen o;nddierschiid van personen , waar het geldt de goddelijke wetten van het Evangelie te handhaven. De ziel van :den w!erkmaqn is in hare Dogen even kostbaar als die van den doorluchtigsten keizer, en het huwelijk van dien ieen is voor haar even onverbreekbaar als dat van den ander. En dit is een ader schitterendste diama;nt'en die prijken op heet blanke gewaad onzer zuivere en heilige Moeddierkterk. ,
,
Laar is een andere aanklacht , welke juist het tegenovergestelde beweert. Volgens diezie is de- Kerk niet te laksch , doch te streng in hare verdediging van idien huwelijksband. Zóoz^e:er zelfs , dat zij adie oogenschijnlijke uitzondering op die o,nverbre ekbaarheid des huwelijks , door Christus zelf gemaakt in het Evangelie van Mattheus (XIX , 9) , niet toelaat. Deze Evangelie-tekst luidt : ,, Alwite zijn iechtgenoote wegzendt, b ee h a 1 v e i n. g ee v a l v a 'n o v e+ r s p i e 1, ten (epen ander trouwt, begaat echtbreuk." Protestantsche schriftuitleggers trekken de conclusie , dat in geval van overspel van een der lechtgenooten , de andiere vrij is om opnieuw te trouwen. Terwijl ;de Katholieke leer ons voor dat de huwelijksband zelfs in dat treurige geval w-el de--houdt, gelijk blijft bestaan , zoodat , al staat de Kerk dan scheiding van tafel en bied tole , dit volstrekt gelen ontbinding van het huwelijk insluit. Nu is liet niet te verwonderen , (dat Protestanten , het beginstel van eigen bijbellezing en bijbelverklaring volgend , de e erstgenoemde gevolgtrekking maken , daar die het meest voor die hand ligt. Doch idee Katholiek , erkennend , dat die uitlegging van de H. Schrift door Christus aan Zij.ie Kerk is toevertrouwd, kan die -opvatting niet deelien , daar zie in botsing komt met heet leer stuk van de onverbreiekbaarhieid des huwelijks. De vraag is dus: ,
,
,
272 welkten uitleg moeten wijl geven aan die uitzondering in heet Mattheus-levaingeli►e ? Het ijs zekier van, groot belang , 'hier op te mierk'en , dat de Evangelisten Marcus )en Lucas Christus' verbod van cchtsch eiding verhalen , z o n td e r g e w a g tie rm a k le n v a n e e n i g ►e U i t z o fn d e r i .nf, g , 'doch het verbod absoluut daar neergeschre , zooals adie Katholieken die leer houden (Zie Mar--venhb cus X , 11 , 12 , Lucas XVI , 18). En dit feit maakte zoodanigen indruk op e e;nige, bijbelverklaardiers , o-. a. idien beroemden Hug, dat zij de exceptie in Mattheus als ieerie willekeurige kanttteekieni.ng van een bijbelstudiosus aanzagen, welke later bij vergis -singde tekst is opgenomen. Doch vele geleerden vonden heet wiel wat kras , die woorden , eenvoudig aldus weg tie lcijferen , te meer daar zie op, twee plaatsen voorkomen (XIX , 9 en V, 32). Schiegg kwam toen met een andere oplossing voor den dag ; ideze geleerde beweerde nl. , dat mien de woorden ,, 1jiehalve, in geval van overspel " aldus meest verstaan : ,, behalve in geval , dat een main na oogenschijilij`k huwelijk , tbevindt , 'dat hij trots een huw+elijksbieli'etsel g+e-tro,uwd of , liever dus eigenlijk n i te t getrouwd was en alzoo practisch in overspel leefde." Hoewel vernuftig' , is deze uitlegging toch wel wat ver gezocht. Dit scheeen, SSch; gg zelf ook in te zien ; tien minste we vinden nog een andere oplossing van de moeilijkheid bij heem , nl.: dat Christus , iden Joden antwoordend op, hunne vragen aangaande Zijn leer over echtscheiding , zeer goed wist , dat vol idee overspseiige, vrouw de doodstraf moest-lgens.L'vitX,10 ondergaan , fen dientengevolge, die man vrij' was om opnieuw tef trouwen. — Of Schegg gelukkiger geweest is meet deze- tweede Ipoging van uitleg fdan meet de ►eerste , laten we den lezer ter beoordeieling. Döllinger'ss commentaar op deze moeilijke Schriftuurplaats gaan we voorbij , als berustende g!eh!eiel op, Gri► eiks,dh► e ► taalvorsching. Laten we levenwel , al idie geleerde ibles(chouwing'en ter zijde latende , de bevattiel^ijlksre, ien meest voor die, hand liggende uit hier vermelden. Ze berust leenvoudig op het m aken van 'i-legin onderscheid , hierboven vermeld , .nl.: het wegzenden van die vrouw in dien zijn , dat adie huwelijksband blijft bestaan , doch de samenleving om gewichtige redenen geschorst wordt. Christus gaf bij ^ ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
273
Mattheus als ceen^e idiler gewichtige redenen voor scheiding. van tafel en bied aan : +de ontrouw van leen dier gehuwden. Als van groot gewicht toi: staving van dez^e mie'ening valt op' te merken , dat de uitzondering achter het ,,w'egze,nden " van die vrouw, ien n i e t achter d+e woorden „ yen leen ander trouwt " geboekt is. Er staat niet : ,, Alwiie zij'ne echtge'noote w+egz► endt en een ander trouwt -- behalve in geval van overspel — b'egaat +echtbreuk"; maar er staat : ,, Alwiie z'ij'ne eechtgienoote wegzendt — behalve in geval van overspel — en (alwiie ) een ander trouwt , begaat echtbreuk" 2). a. Het wegzenden slaat op, scheiding van tafel 'en bed. b. Het een ander trouwsein slaat op huwelijksverbreking. a. is ,niet geoorloofd , b e h a 1 v ie ,om overspel , etc. a. b. is nooit geoorloofd , zooals ook bije Marcus en Lu-cas staat, zooals ook +de ,overlevering leert onder het onfeilbaar leergezag dier H. Rolomsich.e yen Apposto+lischiee Kerk. ,
,
,
,
.
,
Als aanhangs e1 zij 't ons geoorloofd , met de Christelijke wet en gebruiken +die dier Joden tie vergelijken. Die wet van Israël (Dieut. XXIV, 1) veroorloofde +e+ enn, man echtscheiding, in,
dijen de vrouw een schaamteloosheid beging (,, a 1 i q u a m f o c+d i t .a t +e m). Die school van, Shammai volgde dit voorschrift zonder moeer. Doch later bne i^d+d e'n willekeurige- Rabbi's dit uit. Hillel idocht lelke reden , welke ook , genoegzaam , zelfs als de vrouw +de soep liet aanb.ra-n^d^; ln , terwijl Akiva zelfs vechtscheiding v^eroorloiof^de , indien een man ielen anddere vrouw schooner vo^ad an, 4e zijne 3). De Farizeeën trachtten Christus in deze rabbijinsche twisten te wikkelen , als zij' Hem vroegen of ielen m-an van zijn vrouw mocht scheiden ,, om welke- reden ook ". Dan komt de alge ►e^eling van den Fariz^e ►eschen wellust door Christus-hel^vrod een Diens plechtige verklaring , geboekstaafd in Mattheus XIX, 9 , naar aanleiding van welken tekst wij' dit artikel schreven. A. F. VAN TERM , Miss. van Mill-Hill. ,
,
,
,
,
2) „ Dico autem vobis , quia quicumque dimisierit uxoriem suam , nisi ob fornicationem , iet aliam duxlerit , mo,echatur: et qui dimissann luxerit , molechatur." 3) D►olli^ng+er, „ Gentile and Jews "; Mc. Caul , „ Old Paths ", p. 189.
PARIJSCHE •••^y
. STRAATTYPEN: „ LA BOHÊME DER KUNST IN DE MUZIEKWERELD * * * * Van kleinste'edsch^e verwondering , van leien blij nen staan langs neen weg , om e+ene ietwat „ mal " aangekle^edie kennis na te staren , van al het onhebbelijke len onprettige , aan kleine plaats onden , geien spoor treft mien ervan aan in ►e ►e ie wereld -jtes,vrb als Parijs. Men doet ier letterlijk , wat mien verkiest , zonder-stad zich te storen, aan wat A zeggien , B denken , C denken èn zeggen zal. Allerlei klFeleiderdrachtten : dite van eden Chinees en den Arabier, de meest opzichtige van de vele juffers , die liet bre,edee pad opgingen , de moddeplaatachtigee van den volmaakten s n o b, enz. , fenz. , kruisen er elkander als oude bekenden. Niemand slaat ier acht op , tenzij even in 't voorbijgaan misschien. De vreemdeling kan zich heel gemakkelijk vergissen bij het bieoordeel►en naar het uiterlijk , van de voorbijgangers vooral. Menige ^dame , huismoeder op. wie niets tie zeggen valt , verschijnt in ieen kostuum ien meet een hoofddeksel , -dat aan teene van de wufte soort zou doen deinkien. Zooi zijn er inieler geval typte echter vergist zich vreemd noch eigen : dat van-len.Ié dien kunstenaar, -- dat wil zeggen : van dien kunstenaar, die dolor zijn uiterlijk verraden wil , dat hij ►een atelier b;ezoiekt of heeft, zoo hij penseel , beitel of teekenr ín hant1eert; dat hij opt een zol'derkamler, zoo dicht mogelijk bij 'die sterren , aan 'die Muzen offert , 'de letteren poogt tie verrijken of Frau Musica huldigt. Die typten van 'deze- soort wordien intussch'en schaarscher yen schaarscher. Weinig ziet mien zie- meer, idee gebaarde mannen, a wizen adie welel'derige lokken om de schouders golv'e'n ; de mannen 'met den s o m b r ie r o (grooten , breiedgeran-den , slappen holed) een den w'ijdien mantel , adie ruimte fluw^eellen broek , aan de enkels nauw to+eloopiend. Nu :en 'dan verwaardigen zij 'de boulevards met ielen biezosek een zietten zich in +een ider café's op Montmartre nieêr achter leen ,
,
„
,
275 absinth , altoos zich majestuleus wikkelend in het wijde klieie,dingstuk, als waren ze o vertuig d , dat hipt die , onsterfelijkheid bergt in zijne plooien. „ Een artist ! " fluisteren soms benijdend de baardelooz+e , jonkmans, di; H;enry Murger's „ Scènes die la vile de bohêmie , " („Schetsen. uit heet zwerverslieven ") voor +e^esn ievangelie houden. In zijne soort is 'dat boek epen der groote boosdoeners geweest vaan ide half- of kwart-letterkundige Parij!schie wereld. Gelijk die rooververtellin;g+en werken op de zich vormende kinderhersenen, zoo werkten de prettige bladzijden van Murgier op die , rijpere jeugd. Die ,, collégien " (hoogie nej -burgerschofier) , die die „ Scènes" heimelijk verslond , hetzij in zijn llessienaar, hetzij op zijn kamertje bij 't licht vaan een nachtpit , droomde dagen yen nachten van de avo ,i turen , de wonderlijke voorvallen , dire, hij als voor zijne ao ;en gebeuren zag. Wanneer hij toevallig een artist tegienkwam of in een der koffiehuizen leen groep luidruchtige muzenzonen g'lazein, len flesschie^n zag ledigen , dacht hij bijl zichzelven : ,, zulke geluksvogels ! " En, gelijk meermalen is opgemerkt , 'dat knapen, die zich te veel verdiepten in „ Ledierkous ", „ die i--advinder " en :dergelijke verhalen , meet eeen zucht naar avonturen die wijde wereld ingingen , gewa p end tot de tanden , zoo zijn de slacht -ofersvanMug bij honde rden tie tellen. Maar heeft .die )eigenlijke kunst wiel iets uitstaande met ,, la Bohêmie " ? Is deze in bijna alle gevallen iets anders dan een t000neelspe+elstier zonder schoonheid of talent , w+elke op de planken var een zesden- rang-schouwburg die rol vervult van een der hoofdpersonen uit dit of dat to,one+elwerk van naam ? Ja en neen , want ier zijin tal van uitzonderingen. Hole valsch en overdreven heeft Murger het beeld geschetst van zijne helden en heldinnen! ,,'t Is niet waar," zegt Théo ,dore P►elloqu►et , diie epen goede kennis was van den schrijver, „ dat „ la vie die , Bohême " een gedicht mag genoemd van jeugd , onbezorgdheid en vroolijkheid. 't Is een ongezond werk , waarin die- ondeugd grijinslacht , de jeugd zich verft ;en blanket als eene ovierrijp e. schoonie , de onbezorgdheid geveinsd is ►en tot dekmantel strekt timet .aan Genie sorn.s dichterlijke traagheid, maar aan die nalatigheid van innenschen zonder talent ien zonder moed. Dichters noemen ze zich (zijnee helden) , kunstenaars ten geleerden ; in werkelijkheid bie-
,
,
,
,
276 minnen ze wetenschap , poëzie no ch ku nst. Zij togen het kleed — liever de vérmomming — dier poëten aan , der ku;nst'enaars en der geleerd+en , schuw als ze zijn van èe^n !nuttigen werkkring, en om zich van ede ,, ploae,rtiein " tie onderscheiden , !di►e over het algemeen niet uit eden weg behoeven te gaan voor hen. Dat had Murger behooren tei schilderen , zonder iets te verhelen ; dan haidide hij e!en+e lachwekkende comiedfe g+eschrreve'n , lachwekkend en treurig tevens en vol rijke leering." Wie ,, la Bo:hem^e " idier werkelijkheid wil lieier►en, kennen , heeft zich allerminst te wie'ndesn tot Henry Munger Senn diens ,, Scènes"; levenmin tot het to-on^eíelstuk , uit zijln werk etrokke!n. De echte werkers , die toiekomstigie sieraden van kunst , letteren of wetenschappen h►ehoor±e^n niet tot die lieden , welke Murger verheerlijkt en welke de academische jongelingschapi , benijdend, al te vaak tot voorbeeld nam. Onder al adie opzichtig gekl^eedje artistien , ondier al die lang loopt -er misschien, niet één , wiens naam ooit-l.okigepsur zal wo!rden. g;enoiem^d , of zoo( al , zijn geslacht overleven zal. Het zijn gemeenlijk de ,, afleggers " op alle gi^eb:ield , welke adie vrijwilligers lev eren voor het legertje dr Bohême , helden in eden str!ijld om het bestaan als die ro ,odhemde;n , dire meet Garibaldi ide Franscchein kW;am^en b 1ij^spritngen in den oorlog van 1870—'71. In luiheid en loosba^ndikheiid br!einggen ze hunne dagen door; zijl drinken veel , rooken veel , vlojekren veel , maken zich vroo^lijk over eden ordelievenden , eeerzamen burger en gaan , na leen ellendig , nutteloos bestaan , meestal dien +dood verbeiden in heet ho^spitaal. Is „ la Bohêznie " uit het zoo^,genaamd „ Quartiier Latin ", uit d;e stu^dentenwij'k iniet ede •ongelukkigste van alle ? Z^eker, uit m^enig^en wilden b^ein,gel , ontbrekend bgji geen i enkele krolegjoo^l , de voorste bij alle dolle streken , is Been groot Oman gegroeid. Maar zijn g'roote , mannen altoos en overal uitzonderingen , ze zijn heet hier vooral. Laten we ;echter +'deze categorie op harre plaats ►en bepalen we o!n s voor helden tot idie ider kunst , rop; muzikaal gebied en die dier voordrachten. Montmartre staat niet in geur van heiligheid. Dien ,, Moulin de la Galette " vindt men ier nog en id e!n „ Moulin Rouge ", laatste dier vele molens , die vroieger blji tientallen o!p die Melling ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
277 van den Martelaarsberg zich verhieven , yen 1a;atste ook van d►e uitspanningsoordein , welke beter uitspattingsoovden heieten moehi een. De ,, Moulin Rouge " hieeft zich den laatsten tijd „ bekeerd" en is niet erger mieser idarn idee andere theeai ers- of café's-concerts dier Fra,nschee hoofdstad. Wat een ceel van andere gelégtenhield►e;n hebben hier adie prfetmakeers om van het lievien te genietein. De H^ l , die Hemel , die herberg van 'dien Dood , geen trio van meest zoutel;opze par6i-eënn ; la Ciga,le , Trianon e;n dce goede God w►e'et lioeve'e1 andere gelegenheden vain adat slag treft men opa Montmartre' aan. Al die inrichtingen verslimden een heel geslacht van „ artistein ": voordraagsters en voordragers , zangers 'en zangeressen. Die cabarets op) Montmartre waren oorspronkelijkherbergren van moeer of minder ruimte , waar dichters , li'ederzangiers , voor schilders , b+eie l+d h ou we rs en te e kien a ars bijeen-'drachtenous, plachten, te komen. Te midden, van dein tab aksw'aaam , dite bet licht ader lampen als omfloerste , sprak men, over kunst , over nieuwe th^eorieëin ; brak men meet al ;de voortvariendh^ei'd 'dier, jeugd dei stelsels dier ouderen af , poogde men het standbeeld vain ide 'e'e^n!ee of andere beroemd heid neer tle halen , of , waar dat o^n;mageli jk bleek , het h and j ^e te s'pelen, aan heet voetstuk daarvan. Dar brak die een of andere richting zich baan , vierde +die schepper ieenie ni► euwe kunstrichting zijne eerste triamfíe^n ; daar was idee hoop op het nad eren d succes de tro^oster1esse over velerlei ontbering', velerleistrijd ien ellende , Velerlei iebeurstelling ook. Een band heidhtte al deze jojnge harten te, zamen : die: liefde voor het schoonre , voor het ideale. Straks zal voor die mie est►e hunner het ideaal zich vierbrrij^el'e^n tegen die ij^eren werkelijkheie ; hier zijn ze dw!e!pie rs en geestdriftigen , geheel opgaande in ede kunst. Die! zanger brengt ier een ;nieuw lied ten gehoorre ; de dichter, wat ede Muze hem innf luissterrd►e ; de componist poogt die har te veroveren voor die schepping , wa,a,rvaln die laatstee ma,t+en-ten ternauwernood droog zijn. Wat gij aan ide wanden ziet : schilderstukkieln , teeke!ning►en , houtsko'olkrassen , grillig dolor elkaar, schetsen ►een schetsjes , v,ertege^nwoordigt dien tol , door de kunstenaars met beitel en pie;ns'eel en teeek►enstift hier aan de kunst betaald. Vele dezer namen zul,
,
,
,
,
,
,
,
-
-
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
278 len over enkielie jaren w^ereldbiekend zijn ; met goud zullen die liefhebbers latter niet weinige dezer stukjes willen beleggen. Zoo was 't. Hoye is 't geworden ? Dat de nieuwsgierigheid g^prikkeld werd , vooral der vreemdelingen , Parijs bezoekend , ten dat zij zich afvroeg keer op keer : wat mag ier wiel omgaan op di^e, kunstenaarskransjes ? wat verhandelt men op die onder-onsjes? laat zich gemakkelijk begrijpen. Die eense vreemde ie►enld volgde adie andere in die bijt; het getal der geïntroduceerde niet-kunstenaars groeide meet den dag , en de winzucht ontdekte +e^en^e nieuwe ader in die goudmijn der exploitatie van den ev►e►nmensch. Er mocht komen, , wie wilde , in die cabarets , waar vroeger alles in leen besloten kringetje toeging , waar uitsluitend die flambard van dien artist , de hooge hoed meet volmaakt platte randen van ►den litterator en iden journalist , adie béret van den pas uit zijn stu►dentenbroek g►egroeid^en geleerde in 'elkaars gezelschap broederlijk te zamen plachten te komen. Maar. ... er moest betaald voor 'dat voorrecht. Op ►den gewonen prijs van 'een glas bier, van iedere verering, werden vier of vijf stuivers lentrée-geld gezet , welke contributie eden waard en zijnen stamgasten-kunstenaars ten goede kwam. Dus zijn, ontstaan ,,Les quat-z-arts " (verbastering in de uitspraak van „les quatre Arts ", de vier kunsten) , ,,lie Cons!ervatoire de Montmartre ", ,,1'Arnee rouge ", „ Le Clou " Benz. , 'enz., want ide gansche litanie op te, dine ujn en is onmogelijk. Enkele van 'die cabarets hebben een verzekerd bestaan 'en zullen , menschelijkkerwijze gesproken , niet zoo spoedig verdwijnen. Daar zijn andere , tingel-tangels van twijfelachtig allooi , die menigmaal 'even spoedig verdwijnen als ze verrezen zijn. Aan. kunst , of wat daaraan van zeer nabij verwant is , wordt er heel►ema,al niet gedacht. Die vrouwelijke artist+en , welke ► er optreden , zijn bijna altoos schepsels zonder stem , zonder vo^ordra;cht. Durven is hare e►enigee aanbeveling , vooral idurven in het zoo na, mogelijk terugk+e►eren tot het co^stuum van vóór dien zo;ndenval. Vann bijna alle gelden nog de woorden van Louis Veuilloit („Odieurs de Paris ", pag. 152) : „ Une bonnie fillfe , ou plutót un bron garcon , aussi superieure a son genre que superiieur , en soon genre." ,
,
,
,
27
Nu , de meeste bezoekers vragen ook niiet, wat die zangeres of hoe die zangeres zingt; daarom komen zie niet. 't Is hun vooral te doen om de begeerlijkheid dier oog;en voldoening te geven, .om op ,, fatsoenlijke " manier iden harem te genieten , gevormd door +deze ongesluierde schoonheden. Schuin tegenover dien „ Moulin Rouge " vallen op het oogenblik drie van deze cabarets onder den moker der afbrekers. Die middelste dier drive was ,, La Cote d'Azur ". Of het Midd^ella;ndsche -Zere-blauw, waarmee de buitenmuren biestreken waren , oorzaak dan wel gevolg mocht g+en oie mdd van fden wijdluftigen naam , weet ik niet. Wel herinner ik mij , dat ik mie enkele jaren geleden door een goeden vriend uit Holland — en 't is verbazend , hoeveel „verleiders " er looppen ondier de vreemdielingein, , +die Parijs aandoen ! — heb laten overhalen , om „ la Cote d'Azur " te bezoeken. Van. ►de dooden enkel het goede ! Het zij ! Met dat al ver ik me die vertrouwelijke m^edie+d^e+eling , dat. ik nergens-orlf ter wereld afschuwelijker suik^erijwater met Ten titel van koffie. heb hoorgin verrijken dan daar. „ Zoo+ wte niet vergeven zijn, mogen wie van geluk spreken ," fluisterden we na de +eerste, tevens 'de laatste , teug+e elkand er toe. Neen , nooit heeft de k-ok eener o.p springen staande kostschool zoo iets gebrouwen! En dan de- muziek , de zang! Wat geen. iinstrumetnt , die piano , op welke leien ider v^erworp+elingen var die eedele toonkunst zat te trommelen, tie hamuren ! Wat ielen geluid , die „ he+eren " en die ,, dames ", welke beurtelings op +dc planken verschenen. Iedere Parisienne heeft zo o Pets van een nachtegaaltje in die keel , e;n meerdere liedjes , blij^na, altoos ro'ekleriek o►e-stukjes van verliefde woudduiven , is haar repertoire rijk. Die Parisiennes , welke ons hier vergastten op, haar „ hemelsch geluid ", schenen echter den geh^e►elien dag achter dien wagen met appeleen geloop en tie hebben , schreeuwend tot heesch wordiens tope : ,,Voilà des fpommes ! Quat' sous la livr+e ! " Uit die ' even aangeschoten japon kwamen onveranderlijk een paar magere , knokkige armen kijken , eindigend in handen van twijfelachtige blankheid , grof en breed ; schutterig en verlegen in haar voorkomen , plomp en bompi in dje, dubb!elzinnigh+e►den , welke H ebneieuwsch zijn voor den vre►emdieiiing , foei-leeglijk zo^n,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
280 der uitzondering; dus defileerden die dames van „La Cote d'Azur" vooronze oogen.
Van, hietze'lfd'e kaliber wanen de heeren. Bij !hee t he'e^ngaan miojesten we verbaasd staan over twee dingen : ieierstens , hoe wij 't zoo lang konden houden in dit lokaal; tweedens : ho±e 't mogelijk is , dat een ietwat beschaafd publiek applaudissieeren urfd^e ►en blijk geven vain zich te vermaken riet dergelijke rampzalige v►ertooningeln. Het is immers niet aan te nemen , ;dat 99 pCt. van heet publi'ek gehuurde to^ejuich+ers waren , in de handen klap'ptend , om de o;ngelo o v igen wij te maken , dat heet minder l+eeli j k was , dan 't hun, toescheen. Gelijk ik het u daareven, ble-schreef , zoo gaat het toe in bijna al de café's-concerts van dat soort , en desondanks lokken zij imm er te vezel publiek. Ike cabarets van naam mogen zich gemeenlijk verheugen in het bezit van, zangeressen ►en zagers , idi+ei , zop zij' al geen ► echte: artisten, zijn , welke pop !die onsterfiij^kh eid rekenen m:oge;n , so m s die bieken td h,e i^d hebben van het genie . Zijt bestaan ►de „ Bo hemie " slechts van verre. Zie Yvette Qu ilbie rt ! Te Parijs be;gomn, zij in „ Lie Divan J appoin a i s ", een der middelmatige 1café's-concerts , hare loopbaan , tegen vijf franks pier avond. Nu reist zij Europa, door, zingt in !die voo rn aamste, hoofdsteden en, verdient in een seizofein een klein fortuin. Du itschie rs , Engel s chen , Russen en Amie ri k a^ tien hebben haar !even luide toegejuicht als die Parij!z+enaarstiers en die Parij'zena,ars. Is 'haar succes enkel de luim van een dag ? Is het +d+e kunst, welke haar triomf op triomf verzekert ? Of is heet die kunst voor ielen heel , hiel klein w► eiinigj,:e , het giepieperd ►e harer voordrachten in hoofdzaak ? Wij helleen onvoorwaardelijk tot heet laatste gevoelen over haar ievenwel geen talent ontzeggende. Yvette Guilbiert is op -enndie-olp ie en Parijsch voortbbrengsiel , geen mengsel van goed +en k'w,a,add van +die grilligste soort. Sinds haar huwe lijk (met den ,apotheker Schiller, m,een+ein wie) is zijg minder schraal en ho►ekig , staat haar afgestompt neusje , staan haar oindteugendie oogen in een voller gelaat. Zij +draagt voor met e^e;n, suedes , dat tot heden — nu die tij ernstige ziierkt►e , welke haar te Berlijn trof -- van-dinger -
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
281 geen minderen wist. Zoow►e1 hare stembuiging als hare armbewegingen hebben iets zeer persoonlijks , ien sommige harer vo-or+drachten , lucht sein licht in den aanvang(, hebben iaen slot , dat op adie geweldigste wijlzie in de ziel grijpt. Zonder vrees van tegenspraak kain gez{egd , dat on-dier die kunstenaars van dire soort Yveti+e eiein^e ieterste plaats inneemt. 's Zomers in de „ Ambassadeurs ", 's winters in idee Scala te Parij?s optredend , is zij altoos zeker van +een geestdriftig , overtalrijk publiek. Gelijk Yvette Guil'biert bijna altoos in hetzelfde genre; van stukjes optreedt , zoo kent heet Par^ijischle publiek Polin slechts in éene ;roil : die van dien onb°h:olp+en rekruut. Heet onno+oz+el^e vollemaansgezicht , +dat hij vain 'die natuur ontving leen, door oefe ni--.ig nog oninoozieler wist te maken , komt hem daarbij schitterend te spas. Reeds het gezicht van zijne korte broek , minstens tw!eie handbreedten te kort ; van het mouwvest , waarin h'ij te stikkien dreigt, van zijne vervaarlijke schoenen len de li^nksch^e manier, waarop hij zijn kepi draagt , doet +de menigte schateren , alvorens hij 'den mond geopend heeft. Z'ij^nfe kazernestukjes zijn altoos even schuin , dikwijls schunnig , ten word^e(n vo o rgod ragien in het „ argot ", dat alleen het +echte Parij^schie publiek w'aard^eiepen en biegrij^ i n kan. Voor -de oningewijden gaan al de aardigh^edc:.n , die gewaagde vooral , onbegrepen voorbij. Zij me!° ien zich vergenoegen met die mimiek, die soms door het dol- aardige heen is. Wipe 'kan, o!p ko^mis'chier manier gebruik maken van zijn zakdoek ? Wile met heet botste - gezicht ider wereld ►een slimmer zet doen dan Pofin ? Dan is h'i j geheel die buitenman , die op markt voor de heilige onnolozelh ei+d wordt gehouden , maar wiens-dagen o^ogeri van ondfeuge;n^d ►e sluwheid ionnkjelien als ►er een koop moet gesloten. Als Yvette is Polin {de lieveling van hiet publiek. Ian +een ,gehíe^el andere soort van voordrachten treedt Furs ey op , die sinds +en'keliee jaren !een i eigen zaaltje of gebouwtje heeft, „ la Botte à Furs+ey " genaamd. Bij hem levert vooral +die- politiek stof tot lachen en geesel+en. President ;der Republiek , prefect dier Seine noch prefect van politie , minister noch senator, Kamerlid noch Gemeenteraad loo,
,
,
,
,
,
,
-
,
,
,
,
,
282 en bij hem vrij. Op alk n heeft hij iets te zieng►en , len iets,
adat vinnig raak is.. Wat heeft wijlen, Felix Faur► e nilet moeten hoor►en over zijn e sl,obk.ous^en , zijn 'o^oggla,s , zijn kleedi,ng ienz. Bijna gelen week verliep , of de satyr►e vond iets nieuws op „ m'si!eu 1'pIrésid!ant ". N a, heem was Loubiet aan, idee beurt. Houden idle Fransche!n ier in het algemeen van , dat dc overheid over dien. hekel wordt gehaald , dat zij ,, geblagueierd " wordt, zij zijii nilet minder verzot o►p het verklappen van allerlei kleine schandaaltjes uit dien kring. Van adat zwak profiteert Fursey en daaraan verbindt hij zijn welslagen. Zoowel in idee voornaamste , als bv. wijlten „ Le Chat no^-ir! ", waar prinsen yen gekroonde hoofden soms onder het publiek behoorden , als van ide minste cabarets ► en café's-concerts moet ggezelgid , da;t het personioe1 ier c► ein^e groote mate van vrijheid geniet. Het „ iets aardigs , mets nieuws , iets pakkends " is adie leuze; hole 'dit aan den main te b^r+en^g;en moet ieder vo o r zich weten. Deel leien zingt , de ander houdtt een toon to s s chen voordragen ee,n, zingen ; ede derde begeleidt zich zelf aan die piano , leen vierde poogt vooral door zijnie, gebaren indruk tie maken ; wederom geen andere houdt heel gra,ci+eus de hamen voortdurend in die bro►ekzakk^en verborgen gelijk Fursey ze pleegt tie sfiek^en in de zakken van zijn vesto►n. Hier staan zangeressen ien zangers !op eenie, kleine v: rheve!nh^eild , ginds zijn ze te na^uwieinnood één voet hooger geplaatst dan het publiek ; ielders roept )die 'directeur, wanneer het uur der ►opening geslagen hoeft : „ Het publiek wordt verzocht 'even de ioogen te willen sluiten ", van welke ooglensluit^erij, de vo,o ,rdraagsters en voordragers gebruik maken , om de plaats fie bereiken, vanwaar zij zich willen doen hooren. Wat heeft men 'eigenlijk ido, or een ,, ccha!nso'n " te verstaan? Een li,eid gelijk '!de Duitschiers dit kennen , is heet in geien► en deel^e. op ede melodie komt het h►elel►ema,al nilet aan ; zip is in vele gevallen louter nevenzaak 'en idikwijls wordt heet liie, d niet gezongen, maar voorgedragen , of liever, nu eens krijgt mien enkele regels geneuried , dan weer ietwat zangerig gelezen. Een bepaald gebed heeft heet li^e^ l niet. Een gezang , met ►eten inhoud , idie leien veteraan-dragonder zou doen blozen , wordt gevolgd idoor een anther, waarin die slentimien,
,
,
,
283 ta,litie it tranen schreit over verloren ►deugd , wielkie helaas ! voor de zangsier reeds jaren zoek is , anders zou, zij haar vorig lied niet uitgeschaterd hebben. Wat het leger vierhie►erlijkt , het vaderland bezingt is altoos verzekerd van met g+oestidriftig gejuich begroet te worden , 'en dat ier 'druk gespeculeerd wordt op dat zwak der Franschien behoef ik zeker niet tie zeggen. Geen avond gaat voorbij, of •e';n kurassier, ► een vrouwelijke soims , doet het enthousi-asnri+e des publiieks in luid g e-jubhel , in leien handgeklap losbarsten , dat hooryen en ziien vergaan. Hoeveel café-co moert-tran► ; ^n zijn ier al niet geschreid over die verloren. provinciën , over Elzas-Lothari,ngen ! Bij' het bekende: La patrouille allemande passe. Parlez plus bas , mes chers petits! C'est un 'conte bleu Qu' en, Alsace On ra-conte au coin !du feu ! 1) ,
,
heb ik meer dan eens 'een traan zien w'egp'inken door mannen, vaan Wie mien zulk ee'e;n'e gevoeligheid niet verwacht zou hebben. Ook zou ik er niet op' durven zweren , dat Lotharing+ers en Elzass'ers niet druk bezig zijn Frankrijk te v^ergiet►en en zich te sichikkien, in hun lot , ondanks den „ b:rakkfen vloed " dier s►e,nti,m^entaliteit. Het vorige jaar heb ik 'e enigen tijd te Mjetz vertoefd en te, Straatsburg. Ofsch oon meer toenadering too;nen'd tot de Franschen dan tot de Duitschers , vencclsen adie bewoners het u niet , dat het juk meet die jaren minder drukkend wordt en dat onder mefig opzicht die verandering se^enie verbee,►tiring moet genoemd. Bepalen wie ons echter tot onze stof. In+diien gij nu veronderstelt , dat het mieerend►eel dezer , zangers (en voordragers — ik z'w'ijg over hu nn►e- vrouwelijke collega's — vagiebo'nde^n zijn , verloopen sujetten in havel,00'z'e kl►eeding met -een ontoonbaren hei°d op in ani ermans versleten schoeisel voort straten , bedregt gij: u schromelijk. -stapend.or'Hi Laten we cabarets van !dien zoovieelsten rang buien riek, ni.ng , 'door het uitschot der samenl► eving, bezocht , adat naar voordracht ,
,
1) D' D.u,itschzers patro-uillecren voorbij. Zachter wat, kinderen -lief! In den. Elzas wordt aan het hoekje van den haard ► een sprookje verteld.
284 en lied van ander uitschot komt luisteren , dan zijn de „ artisten" bijna zonder uitzondering Bedien , voor wipe mien dein holed zou afnemen. Van zich zelven hebben zij, ook gelen geri ngen idunk , ei van hen komt de stoute bewering : ,, Is Parijs het brein van Frankrijk , Montmartre is het brein van Parijs." Dat zij met „ Montmartre " bedoelen het Montmartre der Kunst , waarvan die hte!enen deiei uitmaken , behoeft allerminst betoog. Echte Parijsche heertjes zijn 't , naar den laatsten smaak gekleed en meest met gladgeschoren gezicht. E^ene type als Texan dre Bruant, :diie in leien zwart fluweel+en pak ron'dlieep in hooge verlakte kaplaarzen en met ieen flambard op , di+e dien omtrek had van een gewclnie parasol , is in onze dagen ►en in de P.arijsch'e straten even zeldzaam als hjet oud-Bretonsch►e costuum , dat Botrel dikwijls aanschiet. Dezen laatste zouden wie gaarne ^ eeenie bladzijde apart wijden. Hem hier te noemen , hem , den schepper van zoo mfenig schooin +en edel yen godsdienstig lied, geeft o. i. geen pas. Een kraai is -er over het alge^rnie en beer aan tole dan leen zangvogel , hoorde ik eenmaal uit dei mond van leien verschrikkelijk prozame nsch. 1 Toch is z'ijn, brutaal beweren t►en volle toepasselijk -op menig Montma,rtresch 'kunstenaar, i*di.e idle- fabel van dien krekel ien die mier al te dikwijls b ewaarhiei'dt. Zooa;ng die stem uitmuntend is , het publiek zijnj- instemming blijft betuigen, met hunne voordrachten , zijn dat soort van kunstenaars niet te beklagen. Zij verdienen grof geld , zijn gevierd donor heet publiek , hebben dus alles wat die ov^ergro^ote meerderheid onder hen als het toppunt harer w+einschen ' beschouwt. Maar +de weelde is zoo moeilijk te dragen , kunstie+naarsb^e^e,n^en zijn over het algemc^en n et vain ° sip°rks °soort. Die gevolgen 'blijven niet uit. In adie dagen van den overvloed wordt niet gedacht aan de magere jaren , the op d,; vruchtbare p g+e^n te volgen. Den gebraden haan hangt mein uit; men v +°.rkwist heet gemakkelijk gewonnen geld nog vecl gemakkelijker, zonder zich tie bekommeren over den ouden dag. Als straks die keel haren dienst weigert , geen ander genre beter bevalt dan. dat , 'twielk onzen kunstenaar ielen goudmijntje ver,
,
,
,
,
,
,
-
,
,
,
,
-
285
strekte , 'dan wordt vergie► efs gezocht naar de spaarpenningen , die in, ede goede dagen mtet wijze voorzichtigheid t►e'r zijd► e hadden kunnen gelegd zijFn. Schraalhans wordt keukenmeester, open misère is 't , tot „ heet ra-mmielien'd rif " in ►de mo!:lid►eraarde ►ee+n'ee rustplaats vindt. Hoeveel van die gevallen groothied► ein s1► eep► ein te Parijs een ellendig bestaan voort yen moset in met die verachtelijkste bezigheden een stuk brood trachten te winnen ! Hunne eill+endie moest ie en spolorslag zijn voor ede overig 'n , ;om die spaarzaamheid het begin der wijsheid te schatten. In dien regel is dit n:+et hit geval , ,een heft geld , g ewo►nnie►n in het slijk , gewofn'ne;n dikwijls door heet bederf ien het verderf van den evenmie(nsch , gedijt al evenmin als het oneerlijk ver worvene. Is die straf onverdiend? LOUIS B. M. LAMMERS. ,
,
-
LASTER EN LOGEN. ,, GODSDIENST MAAKT DEN MENSCH NIET GELUKKIGER." Bovenstaande uiting kan men meermalen uit den mond van o;ngeloovig'en venn+em+eln. En toch , hoe grennze'nloos oppervlakkig is ze! Wa,nn'eer 'de m^ensch door het ongeluk getroffen is , is steeds adie godsdienst daar om troost ►en hulp tie bieden ; de godsdienst van. Hem , die gezegd heeft: „Wat gijp oden ini^nsten der Mijnen gedaan hebt , dat hebt ge aan Mijl gedaan." De geschiedeniss d+e r bra rm h artigh'e id is de geschiedenis der H. Klerk. Ge vindt ze in allie +eeu'w!e i , dc -held ►e^n van liefde , adieom +wille van. 'dien godsdinst daden verrichten , w►elk+e alleen door dien h,arteloioe als dw'azie daden kunnen beschouwd worden. O , dat slechts enkelen dier hielden onze blikken ' voorbije trek!ken ! En dan gij all'ereierst , H. A7nbrosi^us , di±e , ter verlossing vaan geva ngelnein ►en ter spijziging van hongerigen , de gouden ,
,
,
,
,
,
286 en zilveren vaten uwer bisschopskerk sm^elt^pn ►et ! Vinoenrius a Paulo , do-or wiens handen millioe;nien zijn heengegaan voor li fdaidigee doeleinden ; wiens zijn voor barmhartigheid nog voortleeft onder uwe zusterk^ens , in allee viereieniging en , die uwen !naam dragen mogen ! En gij , vader vain z^^; kien yen verzorger van lij hoge zijn dle eicuwlen nog vol vai-dien^,H.JoaIsdieLc, uw lof ! Uw barmhartigheid wordt voortgeidragen door die ziekenbroeders , dire u tot sichuts ►en voorbeeld gekozen hebben. Franciscus vain Assisië , wij zien leen h^o,ore!n heet telken cage in uwe volgelingen vain beiderlei kunne , dat , ten bate van den naaste, zij meet u de heilige a,rmcted^e tot bruid 'verkoren hebben ! Een hoe u te vergeten , Apostel dier m=elaa schlen , ho:oggeliief d e pater Damiaan ! Aan de meest loingielukkige^n )der ongelukkigen , aan de meest verlatenen der verlatein►ein, aan mielaatsch^en op; Molokaï hebt gij uw beven ten offer gebracht om voor hen een troo►ster, een vader, ie en redder, ielen genseesh^eer te wezen ! Gij hebt een standbeeld verdiend en verkregen in ieder voor liefde yen barmhartigheid voelend mien sicheen h art ! En oom nu heet zw!ijg'e1n te lieggen op allee dice andere uitingen van hieldhaftige naa-stgin1nctdiec , willen wij alleen maar vragen , wat die drijfkracht is !dier volhieierlijkee biewieging; om welke spil al die werkzaamheden idraaien ; uit welk brandpunt al die liiefde straalt ? 't Is de godsdienst , adie aan dat alles leven :°n b^ew^egi^ng geschonken heeft. Goids►dilenst brengt vrede ! De bekende natuurvorschier Stanley reisde niet om godsdienstige maar om wetenschappelijke redenen idoor de w ilde r ni ss e n vain Afrika. Ejn dat doel wilde hij , zegt zijn, lev^ensb^eschrijv►er, ,aan de Congo-biewoners begrijpelijk maken. Maar tevergeefs. „ Gij' moogt onze schatten , onze vruchten en kruiden , maar geef ons , wat wij inoodig h+eb bsen. Wij zijn ongelukkig yen we^eze^n den dood. welnu , zend o^ns, van dice bbla;nk+e ^mannen , die ons eten godsdienst predikten kut ineen van troost, niet -enkel meet het woord , maar metterdaad : want meet een glimlach !om de lippen gaan zij den dood tie gem oe t. 0 , z+eend ons, zulke troosters ! " Mocht en deze laatste woorden doordringen tot de bureaux van die red,actië.n , welke +dagelijks in de kolommen harer bladein bezig zijn den godsdienst wieg tee rukken uit adie zielen hunner lezers ; g;ehoord worden in idee kroegein , waarin dezel kranten be,
,
,
,
,
,
,
-
,
287 s,nuffeld worden ; vernomen worden in familie-kringei , die allie;ein, fatsoenshalve biij een godsdienstige bielijid►ennis zijn aanb eslote_i ; gegrift worden in die haren vain hen , waaruit zoo vaak he i iogenwoord -stijgt: „ godsdienst maakt den mcensch niet gelukkiger." ,
J. C. VAN DER LOOS.
SANCTISSIMUM. Daar klinkt op aard zoo menig lied, maar van, miijn Bruigom zingt het niet! Blij veetel gewaand ten ij^dsel weten wordt Zijner liefde school vergeten: ede liefde , zonsdier maat - ten end, van. Je-sus in Zijfin Sacrament. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Hoe het staart, 't oog ontwaart louter teêre tarw+ebioiem : bro o^dssg+e+daannt'e , — witte wade van, Gods hoogsten lief iero^em en gen a de. ,
,
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Heler, woont Ge hier in eenzaamheid, Gij , die den serafijn verblijdt? Hield dus +de liefde U-zelf gevangen, van, wier wij 't vrije zijn erlangen? .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
O, mocht ik als het maagdlijk was verteren, slechts U gewijd! Ware ik ede bloem , die blij den troon mijns H^eer+e.n haar geuren spreildt , — ik zou tot U+de ontplooide krone k-e►ere+n , geopend wijd , ... . maar langer 'dan de bloeme U eieren: ,altijd ! altijd!!! Zr.***
O SALUTARIS HOSTIA! Hostie , kleine luttle schijne 'draagster van het hoogste Goed, adat in spijze teelkeen seize 't scheppingswerk herlieven doet! Steeds in ruste , O^nbewustle , zijt Ge als dood voor 't vlieeschl'ijk oog, waar het lieven wondt gegeven, 't eeuwig leven van omhoog. Englsenvi^ngre n ia^uwrein slingren , waar die mlensch vaak onbedacht, zonder schromen, trage , borne, spreekt , lichtvaardig schiertst en lacht. Wierookwalmen, ^orgelgalmen stnengl^en met ader ►engl^en koor hemelglansen , bloemenkransen 'hoog ►der beuken wuifstel door. U ter eerie, Goed en Hee re , lofzang , zegen , heerlijkheid! U de glorie ►der historie , 't heilgenlied ►der eeuwigheid! J. E. M. GEFKEN.
WIE WAS JEZUS * ^
* VAN NAZARETH? APOLOGETISCHE PROEVE. Vijfde hoofdstuk. In dit hoofdstuk zullen wij uitsluitend s;prek►en over de getu,igeIniss►en van den roemruchten bisschop yen martelaar Irena:eus. Wipe was Irenaeus , en wat getuigt hij omtrent die 'evangeliën? Irena►eus was een tijdgenoot van vele tijdgenoot en der Apostelen. Hij was geruimen tijd die gezel en m►ed^eh►elpter van Porhinus , dien hij omstreeks het jaar 177 opvolgde op dien bisschopp►elijken zetel van Lyon. Pothinus , die waarschijnlijk uit Klse'in-Azië naar (Iallië was gekomun , stierf op 90-jarigen leeftijd den marteldood ten heeft dus nog verschillende Apostelen persoonlijk kunnen kennen. Ht juiste geboortejaar vain Ire;na^eus is onzeker. Die onge'loovige critici stellen het liefst zoo laat mogelijk , om het getuigfetnis van Irena!eus zoov►e►el mogelijk te verzwakken. Tot dezen behoort die bekende Bierlij^nsche hoogleeraar Harnack , die het echter niet later durft stellen dan omstreeks het jaar 140 1). Anderen +echter stellen het - met veel meier grond tusschieri de jaren 110 ten 120. Zij b+e'ro►epien zich hiervoor o. a. op ►een{e uiting van I're;naeus zelvein. In het vijfde boek van zijn beroemd werk tegen de ketberijen 2) schrijft deze laatste omtrent die Openbaring van den H. J^o!an;nes : ,,Want zij is nog niet lang geleden gezien , m a, a r b ijk a'n s i ;n o n z ►e n 1 ie' ie f t ij d, tegen het einde der regeering va;r$ Dormitiainus " 3). Ire;naieus wil hiermede klaarblijkelijk z►eggen , dat zijne eerste levensdagen bijna met het einde dier regeering van Domitianus samfe;nvi+elten , ►een duidelijk bewijs , dat hij niet lang na den dood vain keizer Domitia,a!n moet geboren zijn. Maar wat daarvan zij , — laat Irenaeus desnoods tien of twin,
,
,
,
1) ,Dierst heet Irenacu^s gebotren tussch ►ein 130 en 140; later Meet het eenvoudig: „ kort voor 142 ". 2) Ader.. Her. , V, XXX , 3. 3) Domiti n;us stierf in 96.
290 tig jaar . later geboren vwe^e;n , in ieder geval heeft hij zonder e+eihigen twijfel nog verschillende tijdgenooten van de Apostelen persoonlijk gekend. Telkens k1lert bij Inenaeus de! uitdrukking terug : „ gelijk epen dier ouderlingen zegt ", ofwel : „ gelijk de ouder zich herinneren , die Joannes , den leerling des Heeryen -linge , gezien hebben "; ofwel : „ daar zij het getuigen , die Joannes van aangezicht tot aangezicht hebben aanschouwd " 4). Elders weder : „ gelijk heet Evangelie en al de p u d s t ie n betuigen , die met Joannes te zamen waren , dat Joannes shun dit heeft overgeleverd.... Eenigen van heen hebben echter niet alleen Joannes maar ook andeve Apostelen gezien " 5). Volgens Harnack beroept Irenaeus zich hier op s c h r i f t e 1 ij' k ie getuigenissen van tijdgenooten der Apostelen. In die geschiedenis is echter van dergelijke schriftelijke getuigenissen niets bekend; integendeel verzekert ons die reeds meer genoemde Clemens van Alexandrië , dat de eerste discipelen der Apostelen nagenoeg niet geschreven hebben 6). Maar aangenomen , ofschoon nilet toegegeven , dat Harnack gelijk heeft , yen dat Irenaleus zich in de straks aangehaalde plaatsen op g e s, c h r e v e n en dus nilet opi persoonlijk g ►e h o o r d ►e getuigenissen beroept , dan volgt daar toch minstens uit , dat Irenaeus veel meer yen veel zekerder en betrouwbaarder bronnen over den oorsprong der evangeliën tot zijne beschikking had dan wij , die ,achttien, eeuwen later leven; dat hij dus in dit punt esel moeer vertrouwen verdient dan de moderne ongeloovige critici. Daarenboven blijft vaststaan , dat Irenaeus althans, e e n i ge tijdgenooten vain Apostelen persoonlijk gekend heeft : allereerst zijn vroegenen bisschop 'en voorganger op dien bbisschoppe" lijken zet l van Lyon ; en opi ede tweede plaats Polyearpus , den bisschop van Smyrna , dien leerling vn den H. Joanoes den Evangelist. Ge-lijk Tertulliaan uitdrukkelijk verzekert, was Polycarpus door den Apostel Joannes zelven op den bisschoppelijk►en zetel van Smyrna geplaatst 7) ; en daar Joannes die- Apostel , zooals wij ,
,
,
,
4) 5) 6) 7)
Adv. Hager. II , XXII , 5. Adv. Hager. II , XXII , 5. Eel. 27.. Verg. Strom I , 1 en volgende. De praescript. ha►er. , C. 32.
291
wwe-tien uit de geschriften van Irena!eus , tot den tijd van keizer Trajanus te Eph►este leefde 8) , en Polycarpus op 87- jarigen leeftijd 9) te Smyrna omstreeks heet jaar 155 den marteldood onderging , moet deze , toen Joannies de Evangelist stierf , reeds ongeveer tdile!n leeftijd van dertig jaren bereikt hebben. Op zijne beurt was Irenateus de leerling van Polycarpus. Omtrent dice verhouding van Irenaeus tot Polycarp ►us bestaan zóó ge ge en afdoende geschiedkundige docum►eni► en , en wel van-wicht hiena►eus zelven , dat gelen -enkel ernstig geschiedvorscher, hoe ongeloovig ook , het aandurft de bewijskracht hiervan in twijfel te .thekk►en. Het 'eennige , wat men beproeft , is , die bewijskracht zooveel mogelijk te verzwakken. Het eerste getuigenis van Irenaeus omtrent zijne verhouding tot Polycarpus vindt mien in zijn derde boek tegen de klefterijen. „Ook P o 1 y c a r u s ," zoo schrijft Inenaeus daar, ,,die niet alleen door de Apostelen onderricht werd, maar ook door die A ost ►e1 ►en in Azië in dec Kerk van ,
,
Smyrna als bisschop werd aangesteld, dien ook
wij in o.;nz e vro ►egste! jeeugd g ►ezi en h ►ebb+cn..., -ook h ij h ►e e f t dit ,altijd g'e l ee eI r d 10) . 8) Adv. Hae r. II , X X I I , 5 en III , III , 4. 9) Zo,oals b-lijkt gut de Acten van zijn marteling , opgesteld door de giel ovigein van my ina voor de kerken van Pontus. Volgens dit geschrift verklaarde Pol icarpus voor den rechter aan heet einde zijns levens (155) , dat Ihij! 86 jaren Christus g^edise.nd had. Men verstaat dit gewoonlijk !van zijn ouderdom , doch volgens Zahn wilde Polycarpu;s hiermede te kennen geven , dat h`ij zooveel jaren tot het C .h r i s t ie n d o'm bekeerd was , !en die b^ekeeriing zou, volgens Zahn pop lateren leeftijd i jln geschied , biv. toen Polycarpus 20 jaar oud was. Dit maakt hij u. a. pop ,uit een►e uitdrukking van Polycarpus in zijn brief aan ede P;hili.ppriërs- 11 , 13 , w;aari,n deze zegt -- met heet oog op den tijd , dat de Apostel Paulus zijn brief aan deze gemee.nbe schreef (ten j,ar►e 63) — : „Wij kienden aistolen God nog niet ". OOk vat hij de uitdrukking van Irevn.aieus , adat Polyinarpms door de Apostelen „,o^nd+erricht " werd , pop in bdse^n zin vn : door de Apostelen be k e e r d. Als deze omvatting de juiste ijs , moet het geboortejaar van Polycarpus *iiet in 69 maar aiog een twintigtal jaren vroeger gesteld worden , ►en :hij moet dan , toen blij! ter dood werd gebracht , ruim honderd jaren hebben gefield. -
10) Adv. Her. III , III , 4. Voor :, „ in onze vroegste jeugd ", staat
292
Hoe levendig de omgang met Polycarpus in de- herinnering van Irenaeus was bewaard geblieve^n , Wijkt bijzonder uit een brief, dien deze roemwaardige bisschopl op zijn ouden dag schrreef ,aan een bekende zijner jeugd , aan Florinus , die pop, lateien leeftijd van het ware geloof was afgeweken. Deze brief is ons bewaard door Eusebius en levert ons het tw jeed^e jen krachtigst bewijs voor de verhouding van Iiienaeus tot Polyca,rpíus. In dit schrijven komen o. a. die volgende regelen voor : ,,Toen ik nog een knaap 11) was , heb ik u gezien bij Polycarpus in Klein-Azië. Gij doedt toen uw biest om zijne achting te winnen , terwijl gij meet luister leefd+et aan het keizerlijk hof. Hetgeen foren voorviel , is nog levendiger in mijne- herinnering, dan hetgeen later is geschied. Ik zou u nog de plaats kunnen aanwijz^en , waar die gelukzalige Polycar'pus gezeten was , toen hij ons toesprak. Ik zou u zijne houding , zijn manier van doen, zijn uiterlijk kunnen weergeven , tot zelfs die toespraken , die hij hield tot het volk ; hoe hij verhaalde , dat h ij g e.1 ie e f d h a, d i n ,
,
,
gezelschap van Jo a nn ►es yen van a,n'd ►eren , dire dei ,
„
Heer hadden gezien; h-oe hij mededeelde, wat hij hen omtrent den Heer, diens mirakelen ren leer had hoorgin zeggen; hoe alles , wat Polycartppus verhaalde , daar hij het had vernomen vain hen zelf, die met ►eigen oogen het Woord dies 1 ►eveto s h add'e;n aanschouwd, in overeenstemming was met die H. Schrift " 12) . Tot zoover Irena►eus in zijnen brief. Wat dunkt u , lezer ? Is Irenaeus al of niet een getuige die gehoord verdient tee worden , waar heet auteurschap; der evangeliën ter sprake komt ? Hoe dicht is Irenaeus bij de eerste broin;nein ! Hij heeft verschillenden gekend — bijzonder Polycarpus -- die op hunne beurt omgang h^ebbn gehad meet die Aposi elpen ren vele anderen , die Christus zelf gezien hebben. Tusschen
in het Grieksch : v 1-s,á TP TS1 r g X s1AiCiq Heet 1evenstijldperk , dat door de Grieken A rui x wordt gein o,e mid , omvat , naar uit de klassieke schrijvers valt op tie- maken , b' j(zond^er de jaren vain achttien tot zestig!. 11) In het Grieksch staat hier het woord 7rxi; (Lat. pu^er). ,Deze naan wordt volgens klassiek grebru^k vaak gegeven aan personen van twintigjarigein , ja van nog hoogeren leeftijd. 12) Eiuss. „ H ist. Eecl." V, 20. ,
,
293
Ir+e;nacus en heen , 'die Christus piers 00nlijk zagen ten hoorden , is derhalve slechts één schakel , vnl. Polycarp ts ien diens rijdgenoo1 n. Bede:nk hierbij , welk een waarde Irren.aeus immer hecht vaan adie overlevering. Daaraan ontleent hij steeds zijn voornaamste bewijzen , dááro!p legt hij steeds den sterksten nadruk. ,, Maar ho+e ?" ,
zoo vraagt hij o. a.. in zijn derde boek egge:n die klettt^rij"en , „ als er over een of ander vraagstuk elenig verschil bestaat, moet men dan niet zijne toevlucht nemen tot die oudste kerken , waarin de Apostelen geleefd hebben , en van dezen omtrent hiet besproken vraagstuk vernemen , wat zeker ►emn klaarblijkelijk is ? En als de! Apostelen geenie geschriften hebben nagelaten , moet men zich dan n tet aan het richtsnoer dier overleveringen houden , welke► zij hebben nagelaten aan diegenen , wi► en zij de K►erk!eh toevertrouwdien ? " 13) Voortdurend , vooral in zijn eerste boek tegen die„ ketterijen, komt Ir^enaeus oip► hiet gezag en adie w,aard►e der overlevering terug. Inenaieus was volop in die gelegenheid We overlevering der ouidie , door de Apostelen zelf gestichte plaats^elijk^e kerken of dio oes+en na te sporen. Hij heeft niet alleen in Klein-Azië mgt tijdgenooten van adie Apostelen geleefd , maar heft bovendien tot tweemaal toe Rome bezocht , 'en ook op later leeftijd heeft hij' gemeenschap onderhouden niet alleen met de kerken van Gallië +en Italië , maar ook r02t 'die lk►erke'n van zijn geboort land , Kliein-Azië. Hij heeft zelfs eenmaal teen gelieve van deze kerken ondierhand^eld met Paus Victor. Dat Ir►enaleus van de gelegenheid om die apostolisch overlevering na te vorschen ruimschoots gebruik heeft gemaakt , volgt reeds genoegzaam uit :den nadruk , dien hij immer op, die overlevering legt; maar bovendien wordt het uitdrukkelijk verzekerd door zijn tijdgenoot Tiertulliaan , die hem noemt ,,omnium d o o t r i n ar U m 'curiossimus c xp 1 o r a t o r " 14), d. w. z. ►een allernauwkeurigsten navorscher van alle lieeringen. En hij zelf toont duidelijk , dat die overlevering dier geh►eel►e Christelijke wereld hem bekend is. Hij getuigt uitdrukkelijk, dat zoowel de kerk n van Germa!nië als van Spanje , zoow'el die kerken van liet Oosten als van idee Kelteln , van Egyp!, e als van Lybië overal leen ien het,
,
,
,
,
13) Adv. Hiaer. III , cap. IV, 1.
14) Adv. Val. , V.
,
294 zelfde gelooven , overal een ien d►ezelfdie waarheid belijden 15). Behoeven wij nog meier tie zeggen , om he gewicht van Ir►e^riateus' getuigenis in het licht te stellen , w'aati het c►enei hoofd -vragnhet Christendom geldt : de Evangeliën? ,
,
Welnu , wat getuigt Irenaeus ? Vooreerst getuigt hij , dat er niet meter of mindier dan vie r evangeliën zijn. Gelijk ier vier wiindstrek+en zijn , zegt Ir►enaleus , yen vier zedelijke deugden en viler cherubijnen , zoo zijn her ook vier evangeliëm 16). Welke waren die vier evangeliën? Juist dezelfde , als die wij nu nog kenmen. ,, Matth'eus ," zoo schrijft Inena►eus , ,, heeft het evangeliie onder die H ►ebr►eeuwien en in hun taal uitgegeven , ten tijde , dat Petrus en Paulus tie Rome de blijde boodschap verkondigden en die Kerk stichtten. Marcus, de leerling en tolk van Petrus , heeft datgienie wat Petrus be' richtte , in schrift w►elergegev►en. Lucas , de gezel van Paulus, heeft hict evangelie , hetwelk deze gge►Priedikt heeft , in zijn werk opig►ete'ek►en'd. Ten laatste heeft ook Joa^nnes , die leerling des H^eeren , 'die ook aan Zijn borst rustbel , zijn evangeli►e uitgege1°gin , terwijl hij te Epties►e in Azië v►erwijldd•1e " 17). Mien ziet heet : Ir►enaseus' getuigenis is zoo beslist mogelijk. Nog zij hier herinnerd , dat die H. Irenaeus onze {evangeliën i In g ie h ►eiel h u ;n o m v a n g kent , gelijk blijkt uit die talrijke aanhalingen , 'die mien in zijne werken vindt. D i ie +evangeliën , en 'dice 'evangeliën alleeen , — geien andere — erk►ent hij als H. Schrift ; d i e 'evangeliën erkent hij' als geschreven 'door Ap+ostelien 'en hunne onmiddellijke leerlingen ; van d i e evangeliën getuigt hij , dat alles , wat hij` zelf Polycarpus aangaande Christus had hooien verhalen , ermede overeensiemde, omdat Polycarpus hetgeen hij verhaalde , vernomen had van h ee n zelf, die heet Woord dies levens met ► eigen oogyen hadden gezien. Wat zullen de hiedendaagsch►e ongeloovigen tegen een zoo schit,
,
,
,
15) Aidv. H;a►er. I , X , 2. 16) A'd`s. Hater. III , XI , 7-9.
17) Adv. H,ater. III , I , 1.
295
tierend getuigenis inbrengen ? En , als zij niettemin nu , na achttien eeuwen , eten andere op inie hul digen omtrent dien oorsprong der evangeliën dan Irenaeus , wie verdient dan geloof? Zij , die ingaan tegen een eeuwenoude overlevering , gestaafd door zoo ,
verpletterende getuigenissen , als wij alr►eeds hebben gezien ? Zij, die elkander herhaaldelijk tegenspreken , herhaaldelijk genood zijn hun opinie fie wijzigen of te veranderen ? Of Irnaeus ,-zakt de man zoo dicht bij de Heerste bronnen , tussch{en win en de Apostelen slechts één m^enschrenl ^eeftij^d , slechts één generatie is? Irenacus , de man der overlevering , Irene'us , de zorgzame na ►er van de overtuiging aller kerken , Irena^eus , dire- met alle-vorsch plaatselijke klerken van zijn tijd in verbinding stond ; Irenaeus eindelijk , die discipel van Polycarpus , van Polycarpus , die op zijn beurt een leerling was van J^onnes dien Ap!ostel , dire door de Apostelen zelf op den zetel van Smyrna was gesteld en reeds minstens 30 jaren telde , toen die Apostel Joannies stierf ? Toch -wie zou het gelooven — heeft bet ongeloof nog een uitvlucht bedda.cht , om zich zoov►eel mogelijk uit zijne 'erbarmelijke p ositie fie redden. Men neemt de iechtheid dier straks aangehaalde ge ►ev van Irenafeus omtrent zijn verhouding tot Polycarpus-tuigens aan. Zijn boven .aangehaald getuigenis in zijn werk over de kett^erijen durft men niet verwerpen , ►evenmin de echtheid van zijn briet aan Florinus. Maar men tracht die verhouding van Polycaipus tot dein Apostel Jóan nes te loochenen. Polycarpus zou geen leerling zijn van Joan,n►es , den A p o s t e 1, maar van zek+er►en beroemden P r e s b y t ie r Joannies , di'e te Eph^ese in KleinAzië zou geleefd hebben en dijen men met den Apostel zou h^eb.ben verward. — Aldus professor A. Harnack , een der corypheeën van het mo+dernie ongeloof. Maar Inena^eus zegt toch uitdrukkelijk het tegendeel? Dat doet volgens prof. Harnack niets ter zake . Ir+enaeus heeft zich nl. volgens Harnack eenvoudig vergist en Polycarpus ver verstaan. Hij was immers nog slechts, een knaap, toen-kerd hij Polycarpus gekend heeft? Ofschoon dus I ienaeus zoo uitdrukkelijk mogelijk legt , dat hij h^etg^eien hij van Polycarpus gezien en gehoord had , zich nog Levendiger herinnerde dan lietgeen later was voorgevallen; ofschoon hij verklaart, dat hij nog de plaats zc u kunnen aanwijzen, waar ,
,
,
,
,
,
-
296 Polycarpusgezeten was, +dat hij nog zijn houding e!n zijn manier van doen zou kunnen weergevien tot zelfs zijnee to eisipraken tot hiet volk; ja, zich bijzonder herinnerde, hoe Polycarpus verhaalde, dat hij g^el ►eefd had in ge'zelschap; van Joannees en van ander en, di+e d e Hie ier ha dd ien giezi+en, toch weet prof. Harnack beter, wie dire Jo;annes , die leerm►eesfier vanPolycarPus , was , dan Irenaieus , die het uit dien mond van Polycarpus. zelf heeft vernomen! En om die dwaasheid goed te praten , moet de jugd van Irena►eus dienst ddoen ! Maar gelijk we boven in die aanteekening!en aan dien voet der bladzijd en gezien hebben , noopt niets om de kennismaking met Polycarpus naar Iren,aeus' e +e r s t +e kindd2rjaren te v^erplaatsen. De woorden „ knaap " en „ leerste leeftijd " vord►eren in het Gri►eksch die verklaring volstrekt niet. Maar laat het waar zijn , laat Irenaeus , zooals Harnack wil , desnoods een knaap var 15 jaren of nog jonger geweest zijn , toren hij P+olycarpus hoorde , welnu , dan was hij toch zeker Been z+e+=r deug delijk ontwikkelde knaap. Hij wist immers , wt hij , nog zoo jong zijnde , gehoord had , zich op' laveren leeftijd nog meet allee bijzonderheden te herinneren ; hij wist nog precies Polycarpus' manier van deem , hij hierinnerdie zich zijn toespraken tot ht volk volk Benz. enz. Zou dan het getuigenis van zoo'n oog- +e n o o r g e t u i g ►e , laat hij dan ook nog zoo jong geweest zijn , niet veel meer geloof verdienen dan het getuigenis van Harnack ach ttien eeuwen later? Daar komt nog bij , dat Irenaleus met zijn getuigenis niet alleen staat , maar dat zeer vele andere getuigen uit de le+erste tijden, ►en tijdgenooten van Irenaaeus , volkomen met hem overeenstemmei. Men houdie hier wel in het oog , dat Harnack geenszins die aanwezigheid van +een zeer beroemden Joannes tL Ephese ontkent , die de leermeester geweest is van Polycarpus. Hij bew►ee rt alleen , dat deze Joannie s niet Joannes de A o s t e 1, maar een zekere !pp r e s b y t se r Joa;n nes geweest is. Toegeven , dat dezie' Joannies de A .p o s t e 1 Joann►es was , is voor hem hetzelfde als toegeven , dat Joan+es , die A!p^ost►el , die leermeester is geweest van Polycarpus. Welnu , dat Joannes van Ephies►e niemand anwordt niet alleeen nadrukkie,i ers was dan de Apostel J ,
-
,
,
,
,
297 lijk verzekerd door Irenaeus , maar iev+enizfens door Tertulliaan , als Alexandrië , d-oor Po--mse!d,orAplniu Cemsva lycrat►e s , bisschop van Ephiese , en wel in leien brief , dien hij omstreeks het jaar 190 uit naam aller bissIchoplp►en van KleinAzië , in synode vergaderd , tot Paus Victor richtte. Het is toch inderdaad al te vermetel , om tegen zulk leien leger van gewichtige getuigger. , zoo dicht bij dien tijd , achttien ieeuwen lager fie dur ingaan. -ven Wat mieter is : Justimnus , dde beroemde h^eiddenschse wijsgeer, dito omstreeks het jaar 130 , ldus hoogstens ielen 25 jaren na Joanne`s' dood , tie Eplhiesie zelf cot het Christendom bekeerde , verzekert ^eveneens , dat die zoo bekende Joannes van Epihesee niemand anders dan die Aip!ostel was. In zijn gesprek meet den Jood Try^pph o,n zegt hij , zich verplaatsend in den tijd zijner beekeering : „ Hier komt nog bij , dat b- ij o s (tie Epihesle) telen man , Joannies giehleietieln , eenn van Christus' Apostelen, gezegd heeft ", Benz. — Of zou ook hij , die glorievollie apologeet en nar spe leefde hoogstens 25 jaren na J o an nies' dood,-telar,diEp)h toen deze beroemde persoonlijkheid aldaar nog in aller hierinne zich ook al vergist hebben? -ringwas, Niesen , de zoogenaamdde „ presbyter " Joa^nnle.s , onderscheiden van dien Apostel , is ieienvoudig elenie hersenschim , diie haar outstaan heeft te danken louter aan . de verkeerde uitlegging ►elemneir plaats van Papias , waarover later. Dime p re s b y tie r Joannes , waarvan deze schrijver spreekt , is niiema,nd anders dan die Apostel , die in leien zijner brieven zich ;ook zelf dezen titeml geeft een ,om zijnen eerbiedwaardigen leeftijd door die Christenen bij voorkeur zoo werd genoemd , ja eenvoudig als DE pDesbyter b eke nd stond. H►e^eft dus iemand voorkeur om den grooten Apostel Joan nes , dire ten tijde van keizer Trajanus heet leven liet , liizvier „ den presbyter " te noemen jdan „ den Apostel ", dan is ill^m dit tien volle gegund , mits hij van dien piresbyter geen anderen persoon make dan dien Apostel. De talrijke gewichtige getuigen , dire wij straks hebben aangegehaald , ten dice zoo dicht bij het tijdstipi van Joanntes' dood leefden , zullen toch wiel beter geweten hebben , wie dice Joanflies was , idan omzie XXste-►e►euwschte Harnack! Polycarpus blijft (derhalve die . leerling vain die n A p o s t e 1 ,
,
-
,
,
'
Joannes, ien Irenaeus staat, door zijn leermeester, indirect met
298
dien Ap►ost►el des H►e►er►en in betrekking. Dei kracht van Irenaeus' getuigenis blijft dus ten volke gehandhaafd. Doch g ie s t te 1 d nu zelfs , dat Harnack gelijk had , en dat de leermeester van Polycarpus niet de Apostel maar een andere Joanlies ware , 'dan zou dire Joain;inies , zij het ook a,l geen Ap►osve1, toch zeker feeen der d i s c i p ►e 1 ►e n des H►eeren geweest zijn. Zulks wordt door n i ie m a ;n d bietwist; het blijkt onomstoot+elijk uit Papias. O-ok Harnack geeft dat toe. — Het bleef dus ook dan nog altijd waar, dat tusschéen Irenaeus en tijdgenooten en 1eerlingen van Christus slechts, één schakel , één geslacht ligt. Ook dan zelfs bleef het getuigenis van Irena^eus in volle kracht. TH. BE,NSDORP, (Wordt vervolgd.) C. SS. R. ,
,
EEN BLIK OP DE =k KERK IN ENGELAND. Elen!e gebeurtenis , samenha;ngend met adie Engelschie naar-Romebeweging werd voor korte: n tijd in (de Loindiensch►e pers druk besproken. Het betreft de anglicaanschee parochie van St. Michaël te Lor1^dten. Daar werkbe ssifds 11 jaar d►e Eerw. heer Evans als pastoor (meet gro oten ijlver. Het was hem gelukt , fdie- aanhankel'ij,kh'ei'd dier arme bevolking in hooge mate te wnnien , zo o►dat zijnee kerk vlijtig werd bezocht. Hij was lid van de ritualistische beweging , had die o^efsening van den Rozenkrans , ►die vereerkig van het H. Hart , de aanbddifng van het ;Sacrament des Altaars, dien zegen met dat Sacrament , den Kruisweg , d^e aanroeping der Heiligen , en in 't bijz!«.nidser d^e vereering vaan, 'Maria ingevoerd. Teat alles ►dee lIdien zijne parochianen meet vreugde. Doch daar kwam het bevel van eden aing'licaansch►en bisschop van Londen, ,o,m ►die gebruiken weer af te schaffen , daar zij met de stellingen der High-Church in, strijdd waren. Slechts het bewaren van het Sacrament werd verolor`lotofd , en dat nog onder voorwaarde , dat het onder tweie geldaanten , en in le►en►e van ede kerk afgeslote; ie ruimte zou geschieedien, , 'en ►er g► eleIn► : or+: nbar►e vereering plaats ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
-
29
zou hebben. Die E^er'w. beier Evans kwam het hevel wiet na , len toen a di e b-issslcho►p d reigid^e met tuchtmaatregelien Degen hem te werk te zulken gaan , liegdse hij met zijln^e kapelaans zijn ambt nleid^er, Hij had , zoo verklaarde hij aan zij►n ►e ;piarochianen , van zijnen 'kant zijn ambt in ►de g;oe►diei m^elening aanvaard , dat diie ►door de groote kierkva► diers gerechtvaardigde gebruiken en leerstellingen met id'efn geest der anglic.aansch^e kerk wel vierelenigbaar zijn ; maar nadat hij zich heden van het t►egendlele,1 had overtuigd , verbood hem zijn geween , nog langer ► een ambt in die klerk uit tie ioefienren. Vóór die kerk be-reilddi n adie parochianen hem brij zijn, afscheid , Zondag voor Maria Lichtmis , ► eense roerende hulde. Z^oovier was idle overwinning ►dier ,, Prottestantslchie " richting , zoo als idle ritualisten zilch uitdrukken , giemakkie-lijk behaald ; maar mien had die rekening buiten de parochianen opgemaakt. I;n Idee nabijheid van 'St. Milchaël bevindt zich .e^en► e , nieuw-gebouwde Katholieke klerk , Maria toegewijd , die echter van binnen nog niet voltook! Ien, voor den dienst ;nlog, niet in gebruik genomen. is. Nu begaf zich — zonder toedoen van dien Eerw. heer Evans , di►e zich geheel en al teruggetrokken heeft 1) — +een gezantschap uit de ►parochie naar dien bievo►egd► en Katholieken pastoor met die bede , dat voor hen, voortaan in beeld-o^el dle kerk idle H. Mis gielezlen zou mogen word^en. Dit werd toegestaan , en ,nu beleefde den, volgien^dlein Zoinidag Londen bet zeldzaam schouwspel , dat ►eene Protestantsch'e parochie bijna voltallig dc Katholieke godsdicinstpllelchtigheddlen H. Mis en Lof met uitstelling van het Allicrheiligstle , bijwoonde. En zoo is het tot heden gebleven. Daarbij schijnen deze lieden volkomen met den Katholieken godsdienst vertrouwd , bidden dien Rozenkrans , ►enz. Zij hebben hunne zangboeken medegebracht , een ►diezie werden , omdat zij, geheel vaan Katholieken inhoud waren , door kardinaal Vaughan goedgekeurd. Die kinderen der Zo^n► dagssicho^len , die door hunne meesters tof ,
,
,
,
1) „ Le Bijen Public " van Gent van 27 April 11. meldt ondier het opschrift „ Un'e -rie m,a;rq^uiab l►e conversion ", adat Idle Elerw'. heer Evans, pastoor vandieplarochie van St. Michaël , vain welke adie meeste parochia^n►en in meiniig'be naar Idle ina'b'íij;staa,.n:d e Kathlolreke kerk verhuisd zijn t kapelaan gevolgd heeft. het voorbeeld van zij^ne- kudde fen van zijn Derhalve heeft hij op z'ij^n ►e bie.u;rt die dwwali^ng, afgezwore;n , 'en hij is tegenwoordig te Rome , waar hij zich voorbereidt , om in dien dienst der Katholieke Kerk te treden. ,
,
,
,
I
A
I
v (
I
i
,
300
hunne- m►e-estier►ess►en naar de kerk gevoerd wierden , zongen in het .avond-Lof het „ O Salutaris Hosïia " ien „Tantum Ergo " met elene juistheid , di+e slechts +e+enie langdurige gewoonte geeft. Die Katholieke geiest+elijkh+ei'd ontveinst zich overigens niet , dat het bijwonen vain ede H. Mis !nog g e.e ne- bekeering bete'ekent en han terughoudendheid. Zij — liet is een-deltmnbgrijpke vroeger anglicaa;nsch pastoor moei zijnen kapelaan — beperkt zich jertoe , in leen preek , met vermijding van twistpunten , die Katholi ek(e wa.athed^en, uiteen te z^etilen , yen d+engienen , dile- zich persoonlijk aanmelden , b^ek!eeringson d erricht tie geven. De piersone!n , die zich intusschen aanmie lidten , zijn r eds zoo talrijk , dat in de pastorie gedurende dien g+ehe►eel►en dag van 's morg n's 7 tot 's avonds 11 uur onderricht gegeven wordt. Tot h►eidie;n zijn 110 biekeeringen ddeels gevolgd (waaronder die van leen der kapelaans van St. Milchaël) , ddeels verzekerd. Het onderricht wordt voor dc Katholieke geestelijkheid alleszins verlicht , doordat !die ii'ed'en voortreffelijk onderwezen zijn. De kinderen kennen dien kleinen Ka,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
thoolieken, Catechismus geheel van kuiteen.
De, ang'lilcaans ,ch.e bisschop heeft daarna die , plaats voorlooi weer bezet, en de nieuwe pastoor zoekt doio ,r zij 1n+e vo organgers zooveel mogelijk na tfL volgen , de lieden wederom tot zich cie trekken. Hij leest Zondags en op, die werkdagen de ,, mis ", laat dien Angelus luidden , „ ,opdat adie zieken aan iden plicht dies gebeds herinnerd worden ", staat toe , dat ieder voor zich dien Roz+enkrans gebruike , enz. Ook zoekt hijg eten ,en organist voor den Oregoriaansichien zang , daar de vorige +eveneens zijne plaats ver heeft. -laten Opmerkenswaardig is hel , hol: idie pers heet geval beoordeelt. Bovenal stemt het tot vreugde , dat geen ider voornaamste organen die Katholieke overheid +een verwijt maakt , of die zaak als effene jaic,ht t!eg►en ,, Ro!m^e " aanwendt ; z'e.lfs het strenge blad der High-Church ,tie „ Guardian, ", onthoudt zich van elk twistgeschrijf. Het blad gaat ook , met betrekking tot die sterke- ritualistis-che richting , voorzichtig de vraag voorbij , oef die leer en +die ha n delingen , van dogmatisch standpunt beschouwd , met de Engielsiche High-Church overeenstemmen , ien stelt zich alleen op wettig standpunt. Die Eerw. heer Evans heeft zich niet v^erg+enoeeg^d , die aanroeping +der H►e-iligen — dit beschouwt die , ,, Guardian" als heet gewichtigst punt — als e:ne gieo'orloiofid►e privaat-
301
oefen ing aan te bieel^en , maar ze in den openbaei godsdienst ingevoerd , yen wel zonder zich in iets te voren meet zijn bis schop te verstaan. Dit zou de laatst._ zich niet kunnen laten welgevallen , als hij zijn ambt als blestuurd'er van het bisdom niet wilde prijsgeven , ►en daarom heeft hij' ingegrepen. Geheel anders oordeelt dc ,; Church Times ", hieL orgaan der ritualisten. Het verwerpt het onderscheid tusschien openbaren len privaat-godsdienst als „ d!e m oralise^erlen d ". Wat de Eerw. heier Evans heeft ingevoerd , is niets anders dan het wettig in toepassing brengen van het „Katholiek" geloof (de ritualisten noemen zich zelven „ Katholieken ") , en zijne e enige fout bestaat hierin, dat hij het veld geruimd heeft , in plaats van heet op seeniee ver aanwending van geweld te laten aankomen. De bis -volgin,p heeft op betreurenswaardige wijze „ ie>e'nie protfiestant►e be--schop weging " voorkomen. „Wij zulken , zo,oals voorheen , de voorspraak der heiligen in het paradijs aanroepen en heet volk aldus onderrichten ; het sacramente'el lichaam van Christus zal verder als heet vl^e -schg+eword^en Woord aanbeden en het volk in dezen zin onderricht woorden. Gaat het niet wettig , dan onwettig ; gaat het niet vreedzaam , dan met verwarring :en vervolging. En wij waarschuwen de bisschop pen. Er zijn er velen , die zich wellicht minder dan mien denkt , om de z^e,ening► en der High-Church en om de juiste vormen van het Anglicanism'e bekommeren , maar des te meer om liet Katholiek geloof en die ,redding hunner zielen. Zouden daarbij die High-Church en 't Anglicanism'e hinderen , dan word►en zij ter zijde geschoven. Zij hebben z'ond'er dat reeds vijanden genoeg , ►en weinig vrienden. Eente geringe versterking der vijan}delijke strijdmacht zal hun een spoedig einde bereiden." Men herinnert zich ook wiellicht, dat voor 4 jaar heet Lagerhuis een protest aannam tegen de „ romanis eerend^e " gebruiken van eren gedeelte van die Anglicaanschte geestelijkheid. Voor eienigen. ',ilij'd , den 13d ein Maart , nam het in tweede lezing meet 190 tegen 139 stemmen ►eren e wet aan , voorgesteld door Austin Taylor yen dilen^eind om adie tucht in de rangen der Staatskerk te herstellen. Volgens de termen van het wetsontwerp werd de gevangenisstraf afgeschaft voor • de weerspannig geestelijken °'n vervangen idoor ede inhouding van de staatstoelage , alsof die schuldigen zich m eer gevoelig moesten, toon^ ejn voor het verlies van hun traktiement , dan voor dat van hunne vrijheid. Bovendien o'ntneeemt de, ,
,
,
,
,
,
,
,
-
,
,
,
,
,
,
302
wet-Taylor aan de bisschoppen het recht van veto aangaande die klachten , olie door 'de l e+ek+en tegen die' misbruiken van dien clerus wanden ingebracht. Zoodo eind e kan ieder lid der Staatsklerk voortaan , zonder dat iets in den weg staat t , voor de' b'evoegd'e' +oiv+erhei^d aanbrengen ie^eu en gieiest+eli jke , di+e in z!ijin oin derricht of in de iplielchtigh ^edien van d+en ieer^edi^enst afwijkt van die- voorschriften van, het ,, Prayer Book ", +die grondwiet der Anglicaanschie kerk na de invoering der Hervorming. Die nieuwe wiet z'al +epen+e doo+ +e l+etter blijven voor vele ritualisten. , wa(nt in vele Prote'stalntsch►e tempels gaat mien voort wierook te branden , gebeden te storen voor die owerledenen , zijn toevlucht te nemen tot +die voorspraak dier h1eiligien , en zelfs tot het dulden van bieehtstose'1+ein. Dat gaat 'zoo+ vier, dat Geen Katholiek van het vasteland , di+e in ieie'n► e+ kerk zou komen , waar de „ •omanis eenendie " clergymen +den ;diie^nst verrichten , zou kunnen denken , dat hij in scene KatholiMek+e kerk was. Van hoolge 'zijde , nl. van den kant vain ht Katholiek aartsbisdom van Westminster, toont men zich vo^o^rko^m+end voor die ^cl e'rgym,lein en diee gel.o ovig+e►n , di+e' zich mo er len meier van heet Protestantisme- verwijderen en tot Rome , naderen. Overigens zullen ede ,apostelen niet ontbreken om ' aa i de b+ekle►ering va.n Engeland te werki n. De ord^esgesestetijken , de uit Frankrijk v erbann ein wonde ri , landen fdiene week in :g'ro'ote'r aantal. De Engelschie Passionisten , die in die oogen van Comb+es, gelenie genade ko^ndse^n vinden , komen zich ne d+erzietien in heet moederhuis, te High-gate. Met +dl; zie ballingen komen Frains'che monniken , ►di►e zich vo^o'rg'lo ed in Engeland zullen v!estigep. Het Protestantsch Engeland biedt gastvrijheid , terwijl heet Katholiek Frankrijk verbant. Ten, tijde der Fransch Revolutie kwamen 40 bisschoppen en 10.000 priesters daar ook :elenie schuillplaats vragen. Vele' b+evonden zich in het grootst gebrek. Cl+ekli^nza;m+elingen werdfetn g ►ehouden in alle Anglicaa;nschie kerken , die afhingen van ide aartsbisschoppen van Canterbury en York één brachbe►n meer dan ee_i millioen op ; te :rzelfldier tijd stond het gouvernement van Pitt den Fra'nsch+en vluchtelingen +esene maand+elijksch^e' i, eg'emo^etkoming toe van 200.000 frs. Aldus werd de Katholieke' -eieredienst , nog voor '15 jaar oïnidi, r ►de zwaarste straffen verboden , niet alleen 'erkend , maar gesteund , en welke ook ide staatkundige b,e'we+egredene'n mogen geweest zijn , die deze edelmoiedigh+ei'd aan ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
-
;
,
,
,
,
303 het officiëele England hebben ingegevn , men moet het feit met dankbaarheid gedenk►ein , Waant weinig gebeurtenisslen hebben zoozeer bijgedragen, tot die hferl►evi(ng vain den Katholieken godsdienst in dat land 2). Moge dc algeh+eielie bek^e?er:Ing van Engeland , die zich bij de h 00jg'erie klassen dikwijls door de bange vne!e;s voor heet verlies van goed bezoldigde staats.ambt►.e n , ien bij de lagere door het drankmisbruik , door heet pauperisme , ►en door de gemengde huwdijken , ►en in 't algemeen door die nog te idiep ingewortelde vooro^ordie►elen laat wachtten , door ,-die werking der Fransch+e ballingen zoo ;niet voltooid , dan ten m inste vergemakkeslijkt len, bespoedigd wor►dden. p. BUISSINK , pr. ,
,
,
,
,
2) Zie „Ainneé ede l'églisie ", 1898 , par Ch. Egrémfont , bl. 256 ;evg. Paris , Victor Lecoffre.
TERECHTWIJZING
{^,
In ►een .,artikeltje , dat to tit l draagt : „ Gevaarlijk ", bespreekt „ De. Heraut " van 13 September 11. het volgend stukj►e , ontleend aan heet Suritna,amsch weekblad „ Bie Katholi►eke Waarschuw+er " (No. 21) ,
,Die Katholiek neemt ;als grondregel aan die onfeilbare lieer +der Kerk. — ,Die Protrestant verwerpt ede Kerk , veracht haar gezag en cent niets dan den Bijib►el , di► en hij uitlegt zoio,a,ls hij kan eil zo:oals hij. `wil. !die Katholiek put het christelijk leven uit die zeven Sacramenten jder Kerk , en o^n!dderho^u dt heet voornamelijk door het ontvangen van ide 'Sacramenten dier Biecht en dier Eucharistie. — Die Protestant erkent die Sacramenten niet ; ^hij' behoudt alleen het D^oops^el , ►: n lice ^dan nog' ....... De Katholiek aanbidt i;n ,die E;u,charistie Jesus Christus , die ►er ,
►
waarlijk tegenwoordig is. — De Protestant ziet daarin niets dan íeen ijdel ziinne'bejel^d , een stuk brood. De, Katholiek vereert (de Allerheiligste Maagd Maria , ide Moeder
van dien mienschgieworden God , hij roept haar aan , bemint haar. — Be Protestant gevoelt voor haar elein onverwinbare verwijdering, ►die dikwijls gaat tot verachting , tot afkeer. ,
l
304
„ De Heraut " teekent bij die r egelen aan: Hiervan g►eldf quot verba tot errores 1). Waneer mien aan zijn Roomschle medeburgers wil mie ►ede► eten wat die Protestanten geloov+en , dan dient mien dit eerlijk en ob te +doen en behoort mien daartoe in die eerst e plaats na-jectif 13e gaan , wat die Protestantsche kerken in haar officiëele symbol^en bselij.dlen. Het is onwaar, dat die Protestant „ die Kerk verwerpt , haar gezag vseracht ien niets kent dan iden Bijbel ". Indien gezegd werd , dat die Protestant de R o o m s e hie Klerk verwier!pt en h a a r gezag aniet erkent , dan ware dit juist. Maar nu wordt die indruk gegeven , alsof de Protestant in heet geheel geen Kerk kent en bij heem allies is overgelaten aan individu► zieke willekeur. Wat lijnrecht in strijd is meet de uitdrukkelijke belijdenis onzer Gereformeerde Kerk (Geloofsbelijdenis Art. XXVIII) „ dat alle g►eloovig►en schuldig zijn zich 'bij de ware Kerk te voegen , onderhoudende die e► °enigh►eid 'dier Kerk )en zich ond erwe rpende aan hare tucht 'en onderwijzing ". Het is onwaar, dat de Protestant ;alleen den doop als sacram► ent ►erkent , want in eelk►en Gereformiz► erdten Cat^ichismus wordt. opI) de vraag : hoeveel sacramieinte;n heeft Christus in het Nieuwel Ve rbond ingesteld ? geantwoord : „Twie'e : dien heiligen f)oop 'en heet heilige Avondmaal ". Het is onwaar, dat die Protestant in het Avondmaal „ niets ziet dan een ijdel zi n'n► ebie►eld , 'een stuk brood ". Want in die G'eloofsb'elijdenis dier Gereform'e'erde Klerk (Art. XXXIII) staat juist omgekeerd , „ dat die sacramiente;elee- teek► enrnen niet ijdel noch ledig zijn om ons te bedriegen, want dat Jezus Christus die waar zonder wien wij niets met allies zijn zouden ".-hie^dvans, Terwijl va!r het Avo^ndmaaj zelf gezegd wordt (Art. XXXV) : ,,Zoo feilen wi niet , als wij zeggen , dat hetge+n^ee van ons gegeten en g'edronk'en wordt , hipt eigenlijk yen natuurlijk lichaam 'en het ^eigen bloed vain Christus is." Het is onwaar, da t -die Protestant voor Maria , de moeder onzes H►eeren , een onverwinbare verwijdering gevoelt , dire dikwijls overgaat tot verachting , tot afkeer. Want al veroordeelt de Protestaint die ieler, die de Ro.omsch^e Kerk aan Maria, bewijst , hij ►e'ert ii Maria „ de gezegende o n der die vrouwen " en in die (idoofshelij ld►enis onzer klerken (Art. XVIII) wordt zij die „ gelukzalige maagd Maria " genoemd. Geen geloovig Protestant (en daarvan kan hier toch alleen sprake wezen) h eeft ooit die Moeder ,
,
,
,
;
,
;
1) „ Z)oovieel Woorden , zooveel onwaarheden." — Red. „ N. Domp."
305 van Christus veracht of afkeer vain haar gevoeld. Ook voor den Profestant geldt het woord , dat al die geslachten haar zullen zalig s^pr►ek^en om adie genade , die God haar schonk. In ede ddogma's van het protestantisme schijnt deze voorlichter dus al bijster s1►echt thuis te zijn. En op,i historisch gebied maakt hij 'heet niet veel Meter. Volgens hem zouden Calvijn , Luther, Zwingli , Hendrik VIII en de andere hervormers opa die vraag : wie heeft u gezonden ? nooit ► een antwoord hebben kunnen geven en daarom de toevlucht heb-ben get omen tot allerlei b dr^; gelijke middelen om hun volgelingen tie misleiden. Van Calvijn wordt dan heet volgende staaltje verteld: ,
,
Calvijn wille 'eens ie e In w o n d .e r doen om die moeilijkheid lop tie lossen. O-ngiel:ukkigerwije nam hij zij^n^e maatregelen slecht, of liever Goed Merïjclelde di e . — Hij had een man betaald om zich dood ' ie houden ten einde hem daarna op t e w e k k 'e n. Toen hij , gevolgd door z^ijn^e vri;end1en , brij d^e;a gewaanden dood; kwam, had Gods rechtvaardigheid zijn medeplichtige getroffen ; hij lag wv ^e zien l'i j k dood in z i j;n bed. ,
ren van Luther niet vielel fraaiers: ,Luther ontstak in toomn , als men heem heet bewijs zij^n-erendi1^^; vro^e^g. Hlij antwo^o^rd^die met '^den onbescheiden vrager ^ele!nig e- scheldwoorden : ie z ;e 1, ,y ,a ;r -k fe ;n , h o n id , v ie r d ,u: i v ie 1 d e turk , en 1dier gelijk e liefelijkheden naar heet hoofd te werpen. ,
,
,
;
,
Nu behoeft dergelijke onzin niet weerlegd te word►e,n. Het sp r ookje van Calvijn's doo den- opwekking is eren van dire vela lasterpraatjes , waaraan geen ► enkel i ernstig geschiedschrijver glelo oft. En dat Luther ren Calvijn wel betere antwoorden hebben gegeven op de vraag naa r die wettigheid hunner zending dan s:chij!n^mirak►els en scheldwoord'Qn , weet ieder, die hun werkten ,
kent. Dat wij op: deze uitlatingen van Roomsche zij -die wijzen is niet, om daarmede dien ,.p^apistenha.at" aan tie wakkeren of onzen Roomschen collega's , die ier als de kippen bij zijn om ►elke onjuiste v o ors t e lli ng van adie Rooms che lieer als „ grove onkunde ", „ moedwilligiel verguizing " l enz. aan de kaak te stellen , inset gelijke munt te betalen. P^e1ccatur intra et iextra muros 2). Maar wiel vestigen wij de aandacht op; dit geschrijf , omdat in ,
,
2) „ Dezer- en ;ge nierzzij d's wordt ►er gezondigd" — Red. „ N. Domp." ,
,
306
heidenschie landen , waar Protestanten 'en Roomscheen beide ar beiden om Christus' Kerk door de zending uit te breiden , zulke voorstellingen een groot gevaar iopleveren. Men roept d aa rdoor vooral bij effen minder ontwikkelde- bevolki;iig hartstochbein wakker, dire zich ernstig zouden kunnen wreken. -
„ Dat wij op diezie uitlatingen van Roomschee zijde wijzen is niet , om onze Roomsehiee collega's , d e; er als die kippen bij zijn, om elke onjuiste voorstelling van die Roomsche leer als, „ grove o^nkuinds ", ,, moedwillige verguizing " ienz. aan die kaak te stellen, met gelijke munt te betaIen ," zegt „ Die Heraut ". Deze verklaring doet ons onwillekeurig dienkien aan liet Fransch+e spreekwoord : qui s'►excus^e , s'aecusie. Wat is de reden dan weel , zouden wie willen vragen. Het gevaar r Maar zou dit inderdaad zoo dreigend en zoo verschrikkelijk zijn? Kom , laat die r►edactie zich zelve niet misleiden , maar liever gulweg erkennen , dat zie met gretigheid die gelegenheid aangrijpt , ,om nu op hare Meurt ook (eens op een onjuiste voorstelli;ng onzerzijds tie kunnen wijzeen. Het „ ki;pi , ik heb jee " — om bij het beeld van „ kippen " t e blijven — spreekt uit die aangehaalde^ woorden al tie duidelijk. Ook wil het gei bij ons niet in , dat „ Die Heraut " ter niet ;even golea „ als die kiip+pein bij " zou zijn om geen valschee voorstelling vain have geloofsleer te wieersp^rekien , als wij , waar het een valschje voorstelling van 'de onze geldt. Bie- reden , dat zulks ten Donzen opzichte tot dusverre nog niet geschiedde , ligt eenvoudig dáárin , dat wij er gelen►e aanleiding toe gaven , en andere bekende Roomschie schrijvers of tijdschriften evenmin. Maar men ziet , hoe die redactie nauwelijks e!enige stof voor ;elene terechtwijzing meent gevonden te hebben — al is heet dan ook in icie,nn blad heel uit Suriname — of zij komt ier aanstonds mee voor den dag. Nu ±mlee^n:e meen niet , dat wij deze hand!el`w j'z'e van „ De Heraut " afkeuren. Integende^el , wij stellen het opa prijs , dat iemand strijdt voor zijne overtuiging , niet duldt , dat daarop door wi+en ook 'eenige onverdiende blaam wordt geworpen , en zie .derhalve tegen valschee voorstellingen verdedigt. Wij achten dit tot zekere hoogte zelfs plicht. We deden het zelf herhaaldelijk , zonder nochtans — gelijk „ Dee Heraut " bew+e'ert -- steeds ,
,
,
,
307
van „ grove onkunde " èin „ moedwillige verguizing " t► e g►zw'agt n. Ook verstaan wij tien value , dat het „ De Heraut " zwaar moet vallen , het feit te rk►e'ninien , dat d► e verkieerd►e en verdraaide voorstelling van de zaak deer teg^enpartij steeds aan h a r e zijde was. Waar i;mmlers twee partijen in geschil zijn , en die ►eene de zaak van die a n dfere in ►een verk^eterrd daglicht stelt , de anderei edit echtier ;niet doet , komt die eerste in sterke verdenking van ongelijk te hebben , en verwerft die tweede° blij alien een sterk vermosed► en van haar goed recht. Geen wonder derhalve , dat „ Die Heraut ", ►die zooz► eier ijvert voor hare overtuiging , deze vzr►d►enkicng zooveel mogelijk van zich zoekt af te wierpen en daar blijde is , toch ook ►eens iets te vinden , wat zij tegen_-om over onze herhaalde terechtwijzingen kan stellen , om alzoo te toon►en , dat bij het geloofsgeschil tusschen Katholieken ►en Protestanten ►die verkeerde voorstelling van die zaak der teg+enp^artij' iniet alleen en uitsluitend aan Protestantsch►e zijdel is. Nog eens: wie verstaan dit ten volle. Wij namen dan ook volgaarne ;nota van de terechtwijzing door „ De Heraut " gegeven , en deelden ze hier aan onze 1► eziers in haar gehielel mede. Alleen veroorloven wie ons op geen en ander te wijzen , wat „ De Heraut " bij hare t►er►echtwijzi;rlig o. i. uit het oog verliest , ni.: lie. Dat de belijd► enis der Protestanten ;niet zoo gemakkelijk te• kennen is als (die der Katholieken. Dc Katholieke belijdenis is voor alleen ►een ►en dezelfde .en bindt allen in co.n^ci enti► e , maar hoeveel verschillende belijdenissen word-e;n ier onder die Protestante;n niet gevonden ? Bovendien staat bij hen ieders individueele Schriftverklaring voor ieders conscientie boven elke geformuleerde belijdenis. 2e. Dat het Surinaamsche blad bepaaldelijk de H e r n h u t t 'ei rs e h ►e belijdenis op1 het oog heeft en dus moet bewezen worden , dat d i ►e belijdenis door het Surinaamschie blad verkeerd is voorgesteld ; leerst dan is de terechtwijzing gegrond. Wellicht werpt „ De Heraut " hier tegen op , dat het toch in ieder geval iniet aangaat , in het algemeen op rekening van d ie Protestanten te zetten , wat hoogstens slechts geldt van een of andere s ie c t i é vats fret Protestantisme. Doch hierop + zou ik antwoorden : Zulks hangt ier van af , in en voor welke men schrijft. Dá dr, waar ieen of andere Prot►estantsche zienswijze overwegend ja nagenoeg algemeen is , kan in verschillende gevallen gevallen d►ee leer epen►er ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
308
bijzondiene sieete gerust ,als die leer dier Protestanten in het algemeen worden biesprokien. Uit alles blijkt dan genoeg , dat men met adie algemie^enie benaming : „ Protestanten " biep^aaldelijk die
,
Prolestantfien van dire Meij aald+e streek bedoelt. Nu wleie t iedereen, dat die Protiestantschie bevolking van onze Surinaamsche kolonie in geloofszaken over het algemeen de- H ernhuttersch+e zienswijze volgt. Hieruit volgt 3ie. Dat „ Lie Heraut " tien onrnecchte fplaats'en uit de (lereformie►erd^e belijdenis aan die voorstelling va,n „ Dc Wa,arschuwier " t+egenoverst^elt. 4+e. Zij opgem^erkt , dat die woorden , welkte „ Die- Heraut " hier aan die (jereformicierdie geloofsbelijdenis ontbeent, oppervlakkig ielen geheel anderen zin hebben dan zij in heet zinsverband te liezen geven. D och hoe dit zij , feit blijft heet , dat die Protestant, ook ede ger► eformieexde , zijn +eigen private Schriftuurverklaring desnoods gerust aan die zijner kerk kan ttegenoverstiellFen , ►en dat, consequentdoorgered ► en^eierd , die kerk althans voor heet vaststellien dier leer, overbodig is. Was ;niet die groove l euze dier Hervormers : die Schrift en de Schrift alleen ? Zijn zij niet alleen tegen die éénige , toenmaals bestaande Christelijke Klerk ingegaan ? Hiebben zij niet allen hun individdu^eelie , particuliler^e , Schriftverklaring, hoewel deze in haar tiege;nstrijdigh , eid heet klaarblijkelijk stempel der valschheid droeg , tegenover dice dier toenmalige Kerk gesteld? Zegt Luther zie 1 f niet : „ Na alle tegenbiedeinkingen ov1erwonnen fie hebben , hieb , ik n ►et darn meet veel moeite deze kunnen overwinnen , w:elk , e zegt , dat mien den Kerk moet gehooramen " (Edit. Germ. Jen. tom. 2, bladz. 5) ? Vóór Luther is er nooit één Christelijke- verieieniging geweest, dire geloofde wat Luther later gelieerd heeft. Hij heeft zich derhalve durven verzetten tegen die a 1 g e m se L n +e Kerk. Luther stemt dit zelf toe. Hij schrijft: „ Hoe mienigmallen is mijn geweten niet verontrust geweest ! Hoe dikwijls heb ik niet hij mij zelven gezegd : mie1ent gij die lclenigie tie zijli onder de mienschien 'di)e- verstand heeft ? Meent gij , dat alle anderen zich gedurende zulk een lange reeks van jaren zouden vergist hebben?" (Ibi d. bladz. 5.) Wat nu heet Avondmaal betreft , is heet +eveneens een feit, dat hetgeen daar geboden wordt , ook volgens die gereformieie!rd+e belij denis , niet meer is dan ►een t e ►e k ie n van heet lichaam en ,
,
,
,
-
,
,
,
,
,
,
309
bloed van Christus en niet het lichaam en bloed van Christus zelf. Calvijn zegt immers uitdrukkelijk, dat Christus' lichaam ►even ver van het brood -des Avondmaals verwijderd is als de hemel van de aarde? Verder is het voor heet mieerendieel dier Prottestant^en maar al te waar, dat zij voor die Allerheiligste Maagd ►en Moeder Gods een onv+erwinbar►e verwijdering gevoelen , dire vaak overgaat tot minachting yen afkeer, ofschoon ik gaarne wil toegeven , dat die p+artijge'nooten van „ Die Heraut " — althans velen onder heen — effen loflijkie uitzondering hierop + makten. Dit wat die voorstelling dier Protestantsch►e geloofsovertuiging aangaat. Nu nog ieen ;enkel woord over die historische feiten. Het verhaal van het gepoogde wonder door Calvijn komt bij v►erschillende oudd^e schrijvers voor, aa;n wier goede trouw niet te tornen valt. Die geleerde kardinaal Gotti o. a. verdedigt heet nog in 1716 uitdrukkelijk tegen leen Calvinist. De hoofdg►etuige- van heet feit is B,olsier, die lan ge n tijd met Calvijn te Genève heeft ,
gewoond +en daar herhaaldelijk met hem in relatie is geweest.
B o1ses• was ► een afgevallen Carm^eli^eter monnik , die later +echter weder tot die moederkerk is teruggekeerd. Of zijn m+edee-dee-ling►en omtrent Calvijn vertrouwbaar zijn , wordt door ernstige geschied zeer betwijfeld. Als het verhaal verzonnen is , wat ook-vorsch^e vele Katholieke schrijvers aannemen , heeft die schrijver, die het 't ►eerst in de wereld zond, zwarte verantwoording op zich geladen , niet alleen om den laster, maar ook omdat die goiede zaak ,
,
wel allerminst gediend wordt door leugens. Dat echter verschil oli eke schrijvers — en ondier dezen zeer +ernstige en-lend;Kath degelijke — . het verhaal geloofd hebben , moet geen verwondering baren. Willens en wetens breken meet de Katholieke Klerk is in het oog van dien oprechten Katholiek een zóó groot; misdaad, dat hij iemand , die zoo iets biestaat, heel licht tot allerlei andere boosheid in staat acht. Men kent het woord van Augustinus : „Niemand verlaat de Kerk , tenzij hij zóódanig van lieven is , dat , ware hij er in gebleven , hij toch niet tot de zaligheid zou zijn gekomen." Ook zijn adie leugens ten last►eringe;n , waaraan Calvijn zich ten oe)pz'icht^e van de oude Moederkerk schuldig maakt , zóó grof en zóó veelvuldig , dat hij , wat zijn w;aarheidsli►efde b^etneft , niet op die minste egards aanspraak heeft. De, verschillende onjuiste voorstellingen, ,
,
810
waaraan de schrijvers in „ De Heraut " zich nog in de laatste jaren , zoo lang na Calvijn's heengaan , schuldig maakten , komen voor het meere;ndlelel , zoo niet uitsluitend , opa diens rekeining. Men 'duid►e het dus den Surinaamsch^en missionarissen (de schrijvers van het Surinaamssch , ee blad) , wien die , tijd voor critische bronnen-studie ten een►emal^e ontbrelekt, niet te! zeer euvel , dat zij zich bij die m+edea^e►eling van bove,ngenc ►emd feit wellicht te veeel op! leien of anderen auteur, aan wiens goede trouw in ieder geval niet te twijfelen valt , hebben verlaten ; evenmin als wij het „ De Heraut " zoo kwalijk nemen , dat zij , ten gevolge van buitien haar schuld opgedane vooro^ordelellen , die Katholieke leer nu en 'dan eens in een heel vierk►eerd ;daglicht stelde. Nochtans bie hoeft in die voorstelling van „ De Waarschuwier " volstrekt niet alles den toets der historische critiek te duchten. Dat die zoogenaamde Reform,ato,ren de wettigheid hunner ziending ,niet konden bewijzen en derhalve natuurlijk ook nooit bewezie;n hebben , is eenvoudig waarheid. Eveneens is waarheid, idat Luther en ongeëvenaarde vaardigheid bezat in schelden. Hendrik VIII bijv. , die gewaagd had zijn zienswijze te bestrijden, noemt hij een ezel , leien domoor, leen dwaas. Den kardinaalaartsbisschop en keurvorst van Mainz noemt hij een ellendig klein priestertje , opgevuld met geen ontelbare menigte duivels (Ed. Germ. Jena. tom. 7, bl.a;dz. 353). Van dein hertog Hendrik van Brunswijk zegt hij , 'dat deze al etende en drinkende , zooveel duivels ingeslokt heeft , dat hij ;niets anders uitspuwt. Den hertog Georgius van Saksen noemt hij een stroio-man , die met zijn dikken buik den hemel schijnt te willen uitdagen ►en jezus Christus geheel en al opslokken (verg. tom. 17, bl. 118 en tom. 2 , bl. 90). Be dwaze , onwaardige e,n vieze taal , die Luther aan het adres van den Paus en idee kardinalen , tot zelfs in zijtri laatste levensdd,ag►ein , ten beste gaf , zullen .wij ten resp ct►ei van , onze lezers maar niet vermelden. Ik ben zeker, dat „De , Heraut" er evenzeer vain walgen zou als wij. Met zulke argumenten beantwoordde Luther ook vaak de opwerpingen zijner tegenpartij. Toen hij Romeinen III : 28 vervalscht had door er in zijne ver tegen de uitdrukk elijke uitspa* van de H. Schrift in,-taling, het woord a 11 ►e e n bij te voeg►ein , schreef hij aan iemand , die hem hierover nadere verklaring vroeg , dat deze , zoo eienige papist leem aangaande dire willekeurige vertaling lastig vifel, eenvoudig ,
,
,
311 moest antwoorden : Doctor Maarten Luther wil het zooi 'en een papist en teen i ezel zijn een en ►hietzaelfd^e ding (Ep. ad amicum de voce Z o 1 a). Neenn , om d►e Reformator►en in discrzdiet tie br► eng►en , om helderder dan de dag aaan te to.on^en , dat zij geen mannen Gods waren ien onmogelijk door God ku,nín►en zijn uit ►en om 'de Klerk Golds te hervormen , behoeven wij wierke--g^ekoz lijk :niet onze toevlucht te n►emlen tot leugens. Hu;nne eigen wierkien doen ons hiervoor argumenten genoeg aan die hand. ,
TH. BENSDORP, C. SS. R.
GESCHIEDVERVALSCHING, DE BARTHOLOMEUSNACHT. * * * Er zijn geschiedkundige feiten , welke men getracht heeft op zoodanige wijze voor te stellen , dat zij een schaduw zouden wierren op de Katholieke Kerk. Men heeft zilch bij de voorstelling van die feiten niet ontzien, ede- juiste toedracht zoo niet altijd te verdraaiendan toch zoodanig t►e bewimplel►eln , dat het vaak moeilijk is , de waarheid van ede logen te onderscheiden. En die misvormde! lezing werd zooi dikwerf herhaald , dat velen ten leste gingen gelooven , dat heet verdichtsel waarheid , en de waarheid verdichtsel was. Tegenover deze handelwijze dienen wij de waarheid en niets dan 'd►e waarheid voortdurend te herhalen. Wanneer we dezre slechts in altoos wijder kring verbreidden , kunnen de dwalinge n en 'de leugens in de geschiedenis terechtgewezen worden , en verliest het wapen der geschiedvervalsching zijn kracht en zijne scherpte. Wij willen ditmaal trachten die verdichtselen aangaande den St. Bartholomieusnacht — ook wel bekend als -de Parijschie Bloe►dbruiloft — te ontzenuwen. Hoewel niet alles , wat wij naar voren zullen brengen , als nieuw zal kunnen worden aangemerkt , hebben wij toch verschillende gegevens verzameld — meeserenndeeels ontleend aa,n Protestantsche schrijvers — welke , naar wij me►enen , niet algemeen bekend zijn. ,
,
,
,
,
,
,
312 Wij stellen ons voor in hoofdzaak aan e toloden, dat de Ka tho1ieke Kerk g ie e n schuld hieeft aan heet bloedbad van den St. Bartholomeusnacht , gelijk het door v^elen, beweerd Ken gemend wordt. Wat was de toestand van Frankrijk onder Karel IX ? De Hugenoten (Protestaintic- n) vormden ier niet slechts efene godsdienstige maar tevens — +en dit strekte dien koning tot ergernis — ►e►en e politieke partij , eene revolutionnaire , gelijk die socialistische partij hier in Nederland tegenwoordig niet slechts eense o ngeloovigie , materialistische partij is , maar in hoofdzaak leien►e omw► entelingsgezinddie op staatkundig gebied. Die Hugenoten ontzagen zich niet , tot tweemaal tic pogen dien Franschen koning op tie lichten en verschillende steden aan zijne gehoorzaamheid fie onttrekken ; andere steden werden door hunne bemiddeling door vreemde troepen belegerd , vier geregelde veld'slagen werden door die Hugenoten tegen hun wettigen koning geleverd. Is het wonkier, dat Karel IX door dit alles verbitterd werd ien het besluit nam , tegen ideze w►ediersplannigie onderdanen met het uiterste geweld op tie treden? Die verbittering sprak duidelijk uit dien brief , wielk en Karel in den Bartholomeusnacht schreef aan Schomberg , zijn gezant in Duitschland. „ Hoet was ” — zoo schreef hij — „ niet mogelijk hen langer te- dulden." Die godsdienst was zoo weinig meet dien St. Bartholomeusnacht gemoeid , dat het martelaarsboek der Calvinisten 1) getuigt , dat die moordenaars , hun slachtoffers aan die voorbijgangers toonend, zeiden : „ Dat zijn ze 'nu , die ons wildendwingen dien koning tie vermoorden." Verder vertelt deze zelfdie hier onwraakbare getuige , dat „ de hovelingen luidkeels lachtien en zeiden , dat die , oor 1 o g thans werkelijk geëindigd was " 2). H►etzelfde martelaarsboek levert ten overvloede nog een ander bewijs , dat het geene godsdienstige beweegredenen waren , welke tot ideze verschrikkelijke slachting geleid hebben. Het getuigt nl. , „,
,
„
,
,
,
1) „Histto ire des martyrs persécutés let mis a mort pour la vérité mips Odiels apótr.es jusqu' a 1574 ", p. 713. de l',Evangil.e , diepwis lie ,
2) T. a. I'.
313 dat „ het parlement van Toulouse +eenige koninklijke bevelen deed afkondigen , waarbij gelast werd de aanhangers van den Hervormden godsdienst in niets te verontrusten , maar hen zoov+eel mogelijk fie begunstigen " 3). Een dergelijk decreet werd ook tic Parijs na den 26 Augustus afgiekon^digd. Sommige schrijvers willen die oprechtheid van dez►z decret+ern niet erkennen , maar denken aan veinzerij van den koning. Bestaat hiervoor relden ? Het is al zeer onnooz^el , zoovteel „ geloofsijver " (sic) te onder bij die personen , die het besluit tot vermoording der Hu--steln genoten namen ; mlensch►en , die het woord „godsvrucht" ter nauw►ernood bij name kienden. — Neen , waarlijk , voor den godsdienst maakte het Fransche hof van dien tijd zich niet warm! „ Catharina ," zoo, schreef bv. in October 1570 de Pauselijke nuntius te Parijs over de koningin-moeder (die een groot aandeel i,n dien Bartholomleusnacht heeft gehad) , „ Catharina g e ook niiemand dlergenen , die in hare-1oftni+eGd of 's konings omgeving zijn " 3*). op welken grond overigens kan +er wordten beweerd , dat d e Kerk den gruwel kan hebben aangeraden?? Noch kardinalen , noch bisschoppen , no-eh priesters hebben deel genomen aan die beraadslaging over dien moord. Zelfs die. hertog 'de Guise nam er ggeeen deel aan ; '^h,et is daarom even onr►e tvaardig den Katholieken den gruwel van dien St. Bartholom+eusnnacht ten laste te leggen , als dien Calvinisten den aa,nslag op -den kardinaal van Lotharingen en op diens broeder aan te wrijven. Nu werpt men -op : maar het is toch een feit , dat hij het vernemen van het gebeurde in dien St. Bartholomeusnacht te Rome een plechtig „Tee Deum " is gezongen , dat Paus Gregorius XIII in plechtige processie van die St. Marcusklerk ging naar die van oden H. Lodewijk , dat hij zelfs een jubilé voor Frankrijk heeft afgekondigd en gedenkpenningen deed slaan. Welnu , dit zij waar ; maar het had niet de beteek►?nis , die men eraan toedicht. Het was de uiting van ingenomenheid niet met ,
,
,
3) Btad.z. 730.
3*) Baumgarten „ Bartholomáusnnacht ", bladz. 33.
314 een m .o o r cl , want dit karakter van het gebeurde was dien Paus onbekend , maar met een gelukkig ontsnappen van den Franschen koning aan een samenzwering , welke tegen hem gesmeed was. Want zóó had Karel IX de gebieurtenis openlijk hij de hoven van Europa voorgesteld. Toch , zeggen sommigen , was Karel IX wèl eren ijveraar voor heet Katholicisme ; en als bewijs voeren zij aan , dat hij den koning van Navarre en den prins van Condé wilde dwingen Mis te hooren. Eiliev►e , dit deed hij niet om heen tot het Katholieke geloof terug ie brengen , maar om hen openlijk eeoz daad te laten stellen, waardoor zij zich van die rtij der Hugenoten los zlouden scheuren. Ike Calvinisten , wizen dan hunne aanvoerders waren ontnomen, zouden niemand meer gehad hebben om zich aan hun hoofd te stellen , ten de burgeroorlogen waren van zelf geëindigd. Dit zag de vorst als staatsman zeer goed in. Maar toen Navarre en Condé weigerden , heeft Karel IX geen enkele poging meer in het werk gesteld , om hen tot heet Katholiek geloof te „bbekeeren". De Katholieke Kerk moge al niet rechtstreeks de hand hebben gehad in de moordenarij zelf , zeggen sommige geschiedschrijVers , zij heeft — uit dwesep^zucht natuurlijk — het Fransche hof toch het plegen van dien gruwel aangeraden. Welnu , nergens kan men een zweem van bewijs voor deze bieschuldiging aanvoeren. Gewoonlijk beroepen zich de aanklagers op den schrijver van „ Ices Hommes illustres ". Deze schrijver nu heeft geput uit de „ Essais sur 1'Histoire generale ", een werk , waarvan de eerste druk in 1578 verscheen , waarva;n die schrijver niet bekend is, geen blijk geeft van onbevooro'ordeeldhleid jegens de Katholieke Kerk en niet overal betrouwbaar is gebleken. In dit beek wordt o. a. medegedeeld , dat d ►e k a, r d' i n a t e n Dc Biragu►e en De Retz het moordip1an hebben uitgedacht en voorbereid. Welnu : vóór of tijdens dien moord bekleedden genoemde ge+estelijk►en niet eens dein kardinaalsrang; eerst j a r e n 1 a t e r or tvingen zij het purper 4). ,
,
4) Aan René +de Birag!u►e we rd op verzoek van Hendrik III, opvolger van Karel X , door Paus Gregorius XIII ,die kardinaalshoied geschonken, en Die Retz werd door Pits SSixtuu V hn 1587 to heet kardinakaat
verheven.
315
Hoie nu kan men die Katholieke Kerk b^eschuldiggen , dat zij als tussche!n+ ersoo,n de hand in den St. Bartholom+eusnacht heeft g!e terwijl die Katholieken overal een wijkplaats boden aan de-had., ongelukkigen , die door het razend gepeupel werden achtervolgd? Te Lyon wlerden de Hugenoten voor hunnëe !eigen veiligheid overgebracht !naar dde gewa,ngenis van het aartsbisdom , naar het klooster der Celestin^en ►en naar dat der Franciscanen. Indien men twijfelt , dat deze daad een andere beweegreden had dan een poging tot ,middiing der Hugenoten , dan heeft m1en slechts het reeds genoemde Protestantsche Martelaarsboek op te slaan. Me leest daarin , dat , toen in de gevangenis van het aartsbisdom de Hugenoten niet veilig moer waren voor die. woede van e!enige onvierlaten , de moordenarijen hebben plaats gehad buiten weten yen tijdens de afwezigheid van dien gouverneur, die deze onmid d^ellijk bij zijn terugkeer deed ophouden en d►e schuldigen db?eed opsporen en straffen. Dc kloosters dienden tot schuilplaats der Calvinisten te Toulouse . Te BourgLs verborgen vrre►ed ?am► e Katholf+eken -oenigen hunner 5). Te Lisieux verzette zich bisschop Hiennuyer teen die razernij van 'e+enige mensch ►en , die de gouverneur wiet tot bedaren korf brengen , zoo waren zij door den politiek►en haat aangetast 6). Te Romans trachtten dde, vreedzaamste Katholieken hunne naasten te redden ; van die zestig Hugenoten , dito gevangen genomen waren , wierdIen er veertig weer losgelaten. Van die twintig overigen werden er nog dertien gered. Die zeven , die zijn omgekomien , hadden tie veel vijanden en waren meet de wapenen in -die hand aangehouden. Te Troyes trachtte een Katholiek een der ^laatseiijk'e aanvoerders der Hugenoten , Stefanus Marquien , te redden. Te Bordeaux zijn verscheidene Hugenoten gered door pinestens en personen , vain wie zij een dergelijke r+eddin& niet dorsten verhopen 7). Te Nimes vergaten de Katholieken , dat hunne Hugenootsche medeburgers tot tweemaal tae 'hadden getracht hen in koelen bloede te verm oorden ; zij verbonden zich om hen te redden uit een ,
,
,
,
,
,
,
5) „ Histoire idies martyrs ", 'bi. 716. 6) „ Histoti:re des martyrs ", bl. 728. 7) „ Histuire ides martyrs ", bl. 718-730. ,
316 bloedbad , dat geenszins door den go!ds+d^►enst werd veroorloofd, maar waarvan het ontstaan ie verklaren is : De wonde , welke in 1567 en 1569 bijna allen Katholieken gezinnen dier stad was tazgebraoht , bloedde nog. M'e!n was nog niet vergeten , dat de op+stand►elingen 's nachts in optocht meet flambouwen gekomen waten om hu'nn+e broeders te vermoorden 8). Parijs zelf , waar die gruwel van d►enï St. Bartholomeusnacht in al zijne wo►ede heeft geh►eierscht , heeft ond►erschieidene voorbeeldei van Christelijke naastenli^efdfe opgel^ev►erd. Een Calvinistisch schrijver, Pop► eli^nière-, heeft ze opgeteek^end. Hij zegt : „Onder die Franschie 'edelen , die het lieven van verschillende bondge^nooi en hebben gespaard , dienen vooral genoemd te worden dei hertogen die Guise , d'Aumale , Biron , Biellièvr^e ►en Walsingham, de Eng►elsichie gezant. .... To►en mien zelfs aan heet volk had. medegedeeld , dat de Hu.g enoten , om den koning te dood+en , ge hadden de wacht te overrompelen en reeds twintig Katho--pogd li►ek►e soldaten hadden gedood , en het volk , ,,donor izen godsdien,
,
,
stig gievo►t1 geleid " -- men biedsenk'e , dat ►een Calvinist aan het
woord is — „ en bij die vere►ering , welke heet zijn koning toe.. droeg , toonde verder tie willen gaan , hebben eenige' edellieden, tevreden met den dood der aanvoerders , getracht het daarvan Brug te houden : eenige Italianen zelfs , dile gew.apèe nid door die straten der stad sen der voorsbe^den liepen , hebben hunne; huiz►e^r t op►engesteld als toevluchtsoord voor de :ongelukkigen " 9). De Katholieken hebben , zooveel zij vermochten , allen , die ontkwamen aan den toorn dies konings en de woede des volks , gespaard. Geen stad , waar de Hugenoten werden vervolgd , of men heeft die redding van eienige Calvinistischcei burgers opa 'te te+eke'n^en gehad. Genève ten Amsterdam zouden ondankbaar zijn, indien z'ij' niet wilden erkennen , dat het een priester was , die dien vader van den beroemden leerling van Boterhave , Tronchin , redde , die èn aan Amsterdam èin aan Genève zulke gewichtige diensten heeft be wezen. Nergens valt ook maar een zweem van g o d s d i e n s t; i g ►z dw►ee!pIzuchf bij de leiders van heet blo►edige drama te bespeuren. ,
,
,
,
,
,
,
8) ,M é±n;ar►d , „ H i s toi.rre de Nimes ", deie l V, bi. 9. 9) Popelinièr►e , „ Histooir►e d►ë France ", boek XXIX , bladz. 67.
317 Hendrik , hertog de Guise , die hoofduitvoerder van dein staatsgreep , zeide in het Louvre tot zij,n!e troepen : „ Deze avond is aangewezen tot vernietiging van de o pt r o +e r 1 i n g e n; de e:zrste slagen moeten vallen op! den admiraal ; daarna komt de beurt aan Zijne p^aririjgenoate^n. Het beest is in de val. Verzadigt u aan zijn bloed. D e k on ,i n g - wil het." opt het stadhuis hield die president Die Charroin een soortgelijke rede tot het verzamelde volk. Hij zeide : „Welaan dann , vrienden. De k o n i n g heeft besloten alle o p± r o e r 1 i rn g c n tee viernietigen , die de watpien'ein tegen hem gevoerd h ►ebbb ►e!n; hij wil dat ras van boosdoeners geheel uitroeien. Heet treft goed , want hunn^e leiders en opperhoofden zijn in de stad opgesloten ; met hen zullen wij beginnen ; de anderen krijge i ook een beurt. De klok van het paleis zal het sein geven. Let daar goed op " 10). Maar laat .ons niet langer uit dien vreemde getuigen bijbrengen voor de !erkenni;ng , dat d►e. Katholieke Kerk als zooda:nig nifz^ts heeft uit te staan gehad met dein moord o1pi de Hugenoten. ,
,
Onze lanidge►noot , dominé Bernard ter Haar, dire nimmer ►lenige ,
,
,
voorliefde voor die Katholieke Kerk aan den dag gelegd heeft, moest erklennai , dat „ de gruwelen dier bloedbruiloft te Parijs n i C. t o ) d e d e l ij s t van Rom 'e's zonde .n mogen worden geschreven" 11). ,
Wij vertrouwen , dat mien na hetgeen wij thans hebben mede gedeeld , wel erken;nein zal , dat de! handlangers vain de wraak van Karel IX n i ►e t werden geleid d-oor godsdienstige razernij en 'adat zij n i ►e t in die +een►e hand het kruisbeeld en in de a nd►ere! den dolk hadden , zooals Voltaire hen heeft geschetst en ze in onze dagen nog ten toone+ele worden gevoerd in de b?ekelnoe opera van elein onchristelijk componist. J. J. F. VAN ZEYL. ,
,
,
10) N►e;ufvi l lee de Vi l lie roy, „ ;M,émIo!iiies ", hoofd s t. IV. 'Tier Haar, U ,Oesdh ied^e;nis der Ke rkhervorm ingg ", deel II , blz. 331. 11)
WAT KATH. DAGBLADEN a: -; * NIET MOESTEN DOEN. Het onderwerp „ de Katholieke pers " is tegenwoordig — en niet alleen oap Katholiekendagen — aan -de orde van den dag. Geklaagd is o. m. , dat vooral onze kleinere bladen niet diep invloed en dat aanzien hebben , welke hun — zij 't ook in local►en kring — konden toekomen. Steken we 'eens de hand in eigen boezem , en vragen we ons af , of menig blad niet zelf de oorzaak is van dat gemis aan zedelijk overwicht. Uit Meen onzer bladen is het volgend staaltje geknipt van pluim -strijkenugaomi: ,
Wij ontvingen adie tijding , dat onze algemeen geachte bur gemeester wederom is herbenoemd als zoodanig. Deze - b+e ,
-
vestiging in het gewichtige. ambt van burgerlijk herder vier^e ons des te meer, nu we dezen burgervader weder ge,zo±nd en wel in ons midden mogen zien , als steeds voljv rig werkend aan die b►e'h,artiging dier vele en gewichtige belangen onzer goede gemeente. En wij voegen ons gaarne bij n naast hen , die met een hoopvol hart hun gebied opwaarts zeind►e;n tot dien Alb+estierder, dat Hij hem , onzien burgemeester, nog een h+e^elie reeks van jaren frisch en gezone moge. behoeden , opdat ..... [hier volgt die naam der gemeente] steeds mse'er een beter de vruchten leeiie kennen en waard►eere!n , geoogst door het kloek en ' wijs beleid en de krachtige werkzaamheid — in zijn veel omvattende , kenfiis steun vindend • — van dien :.....• heier ....... ,
,
Volgen een klinkende titel en die naam van den „ burgerlijken herder ". Vat zulk geschrijf wordt men toch wel wat we►eïg om 't hart. De stroop ligt er (een duim dik op. floe kan mien , bij zulk auto.riteite;n-gefleem , waarin alle zelfrespect ontbreekt , anderer respect verwachten? Weet ge , waartoe eene journa,listi k geraakt , die harp lezers went aan dergelijken toon? ,
319 Bij die scherpzinnigen tot een dalen in hun schatting , -- gok al geldt de benauwende wierookdamp hewelv+en. Bij die ingebeelden tot het kweleken van Renee pie'danteri'e , die: zich vertoont in zelfs onwaarsch ijnlijke vormen. Mij is 't geval b ekend , dat een lezer van ►een Zuidelijk blad zijn abonnement -opI 'dit orgaan opzegde , omdat d►e redactie (die anders nog al vrijgevig met titulaturen p'la:cht tie strooien) , hem é enen keer in de krant vernijel^d that als „ den heer N. N...." Er had „ die W e 1 E d ee 1 te. heer " moeten staan ! ! ! Houdt het vaan , waaronder ge strijdt, Beene armslengte hooger, mijne waarde ambisbroaedsers. 't Zal heusch niet deren ! — Als ge ter te voel me staat te zwaaien en te! Salu±eieren , loopt ge gevaar, dat de kwasten u zelven onzacht tegen den neus raken. Dee K000 , Féroin , Maximilian Harden , Die Cass gnac , William Stead waren nooit di: graag -gelezen publicisten geworden , die ze zijn , wanneer ze gedaan h ad den gelijk die main , di►e die tijding ontving , dat zijn al gemeen geachte , volijverige , kloeke burgemieest er -- burgervader — burg+e h+erdier.... ►einz. , Heinz. , 'enz. ,
,
-
,
,
,
,
,
,
JAC. P. VAN TERM.
HERFST -STEMMING. Bleeke z^o^n►nestra,lem pu;rpre^i tins e.n u nIale^n en door 't eeFe,nd bila4 gouden strooken Weven. Zwaar de luchten zwevie^n , d'a ;mp elnd jam ^de s tad .... .
Ginds met grauiwe kreuken sch,adiuwejn idle beuken. 't zilvl'en spieglelhaidd. T►usschen biezen drijven endjes , kringen schiij*n ze op^ bet stilte nat... .....
320 Wit ges;pon^nen draden w►evein de uitvaartwade , gaia!n van tak tot tak. Zuchtend door het loover,
voert :Fe bries, haar over 't stervend blader►dak.... J. E. M. G E FK E N.
GEBED BIJ EEN KRUISBEELD. Wat hangt Ge aan 't 'eenzaam kruis, zoo stil, o Jesu , die ;niet wilt ►en klaren !
Ern ik , adie altijd klaglein wil, wat heb ik luttel leeds te dragen! ;
,
Al schijnt geen zonnekoe in mijn hart, al komt me 't kranke lijf ook kwelben , — oth , heet dat lijfden ? is dat smart? 'Wie 't kruis zag , zal 't niet eens en tellen. Ik ben een arme dwaas geweest met m'ij'n gemor en ijdel zuchten! Ach , He►e're-God , waar was mijn gle^est ? waar kain 'k van schaamte- Uw blik ontvluchten? Nu help m!jj , Heer ! Nu sta mij bij, o lieve Meester ! Met U samen verdraag ik alles kloek en 'blij. Ach , help mij , Jesu ! •-- Amen , Amen!
M e g ^e in.
fr. CHRISTINUS KOPS, O. F. M.
wie WAS jezus * * >e
VAN NAZARETH?
APOLOGETISCHE PROEVE.
Zesde Hoofdstuk. Weiip!en wij , alvorens verder te gaan , even een kleinen terug hetgeen we in, de vorige hoofdstukken behandeld hebben,-blikop ik bedoel o het getuigenis van Tertulliaan , Clemens van Allexa,nd ri ë en I re!n a;eus . Omstreeks heet ieinde dier tw►eed►e ieleuw getuigen alle drie deze ma:n^nierl , :dat onze vier evangeliën , e,n onze vier evangeliën in hun geheel — dat waarborgen ons hunne aanhalingen — geschreven zijn door Mattheus , Marcus , Lucas, een Joannes. Te rtul l i a an heeft gewerkt in die kerken van Afrika , Clemens in de kerk van Alexandrië aan de grenzen van Azië , en adie catechietisch^e school , aan wielkier hoofd Clemens stand , was meet alle kerken dier wereld , bijzonder met de Aziatische kerken , in a.11+erinnigst^e gemeenschap. Irena^eus heeft zijn jongelingsjaren in Klein -Azië doorgebracht en is later naar Gallië gekomen , waar hij zijn►e betrekking meet die Aziatische kerken immier heeft aangehouden , bovendien heeft hij tot twee malen tope Rome bezocht. Zoo vindt men in heet getuigenis dezer drie mannien die oviertuiging van g►elaefe l de Christelijke wereld uit dien tijd vertolkt. Van -d i +e n tijd ien van veel, vroegere tijden. Dien oorsprong , dien zij aan 'het einde der tweede eeuw (180-19 0) aan die ►evangeliën toekenden , ,hadden zij er van hun prille jeugd aan h a o r e n tock+enhnien. Hun meiening was de m^eening van het voorgeslacht. Die meen ing , bieder z^egg►en wie : die oo v ie r t u^ i' g i .n g , was bbo vendien ddo or hen aan leen zorgvuldig onderzoek onderworpen en alleszins gegrond bevonden. Daar nu hun jeugd nagenoeg met heet tijdperk , waarin nog verschillende tijidgenoot►en der Apost►e1+en in leven waren , samenviel , kan men hun ov^ertuiging veilig als die van de fc ij^dgenioot+en ►der Apostelen , en derhalve als die van die tijdgfen-ooten dier l evangelisten zelven beschouwen. Genoeg , om te begrijpen , dat het getuigenis d ezer drie mannien ,
,
:
,
,
,
,
,
322
reeds op zich zelf ee n volkomen afdoend , eten voldingend en doorslaand bewijs vormt , m. a. w. volkomen zekerheid verschaft , dat adie evangeliën werkelijk -door de owns bekende. vier evangelisten gesth.r+ev►en zijn , want ►een krachtiger historisch bewijs dail het gevoelen dier tijdgennoloten is toch wel niet denkbaar. Hoorien wij niettemin nog andere getuigenissen. Wij zouden hier kunnen wijzen op heet feit , dat reeds omstreeks het jaar 160 bis Theophilus ►een ►eva.ngeliën-h.armonie vervaardigde , zooals-schop wij weten uit den, brief van den H. Hieronymus aan Algàsia; alsmede op het D i a t ie s s te ,r o n (verzameling van die vier) van Ta,tia nus , dat omstreeks dienzelfdie,n tijd in het licht verscheen. Deze pogingen immers , reeds omstreeks de e'erst'e helft der eerste eeuw aangewend , om de vier evangeliën tot peeen geheel te verwerken en die schijnbare tegenstrijdigheden overeen tie brengen, d;o► en ten duidelijkste zien , 'dat 'de vier evangeliën toen reeds algemeen gebruikt werden en dus reeds veel vroeger gekeend en aangenomen moeten zijn. Wij ioud►en verder kujnnien wijzen op► hier werk van H►ermas , getiteld „ Pastor f i-dus " 1) , tussch en, 140 en 155 in het licht verschenen en waar talrijke, uitdrukkingen , aan onze vier evangeliën ontleend , in voor ko m en ; eveneens op dien tweeden brief van Clemens , waarin mien verschillende sp'r►eekwijzien van onze evangelisten ontmoet , en waarin dergelijke teksten uitdrukkelijk tot de H. Schrift gerekend worden en met Schriftuurpk.atsen van het Oud-Verbond op één lijn worden gesteld ; doch vestigen wij lievier adie aandacht ►o!p! nog meer doorslaande bewijzen ►en wel voor -erst 01) heet getuigenis der teg+e;nstand'ers. ,
,
,
,
-
,
,
§ 1. +De ketters. Reeds van dien aanvang des Ch,ristendoms telde mien vele ket terijen. Men had Ebianieten , Marcionileten , Valentinian ►en enz. Die ketters verkandigidien leien beier, strijdig met de evangeliën. De evangeliën zijn het voornaamste wapten , waarmede men hen -
,
1) Gelijk blijkt uit heet beroemde fragment van Muratori (waarover later) werd het werk van Hierm^as g► esc'hren te Rome onder biet Pontificaat van Pius f (H►ermas' broeder), derhalve tusschen 140 en 155. „ Bien Pastor ", zoo liezen wij in het fra:gimie+nt , „ heeft nog niet lang gie1: dien , riog in onzein tijd , H► ermas gesédhreve n , toen op dien zetlel ,
323 tracht te bestrijden. Men leze slechts Irenaeus' werk tegen de' ketterijen. De k►etters, hebben er dus a:ll+ee belang bij , dat de ►evangeii ë+n n i le t echt zijn , 'dat zij g ie e n geschriften zijn valt Apiost^elen of van onmiddellijke leerlingen der Apostelen. Wat !dolen zij ,nu ? Trekken zij dien oorsprong dier evangeliën in twijfel ? Daaraan denken zij zelfs niet. Dire' oorsprong is tie bekend. Die herkomst der evangeliën valt niet te loochenen. Zij beweerden, gelijk trouwens a,llie ketters na heen , het zuivere Christendom te prediken. Maar leen Christendom , dat niet op het evangelie gegrond is , zij bIegrerp► en het al te go ed , is een onding. In plaats dan van op! dien oorsprong of die oudheid dier +evangeliën iets af tie dingen , trachtten ze veeleer alien hun kiefterij op een of ander eva;ngieili^e te gronn^den. Die EbioniJet^en klemmen zich aan het evangelie van Matfh'eus , de Marcio!ni^et► en aan dat van Lucas , de Doa+etse+n grij►p^e►n het evangelie van Marcus vast , die Val^entinianen dat van Joan nies , !naar gelang het hun meier geschikt voorkomt, om in den zin hummer dwaling' tel worden uitgelegd. „ Het gezag dier iev ange liën — aldus Irrena►eus — is zóó deug vastgesteld , dat zelfs de ketters er hulde aan brengen.-d+elijk Ofschoon zij zich vain die Kerk hebben afgescheiden , trachten zij niettemin in die heilige boeken die bevestiging te vinden van hunne leer. — Dee Ebi+oni►et+en , die van het evangelie alleen dies H. Mattheus gebruik maken , worden door dit 'evangelie zelf overtuigd , dat zij over den Heer niet denken , gelijk het behoort. — Marcin , di►e eten deel, vain 'heet ►evangelie' van Lucas verwerpt, wordt door hetgeen hij ervan heeft overgehoudein , als een las tegen dein eenigen Good gebrandmerkt. — Zij , die Jezus-te'ra van Christus scheiden en beweren , dat Christus on'lij^d►elijk is gebleven , terwijl Jezus geleden heeft , kunnen gezuiverd worden vain hun dwaling , als zij met waarh►eidsliee'fde' het 'evangelie' lezen hetwelk zij boven die anderen 'stellen , dat van dien H. Marcus. De volge lingen van V,al^entinus , dire zich , om hunne dwalingen bewijzen , overvloedig van het +evangelie' van den H. Joannes bedienen , kunnen +d aarin zien , dat zij niet naar waarheid sp!re-
,
,
,
,
van de Kerk dier stad Rome die bisschop Pius z^et^el^dse , z;ij^n broeder. In dit werk van Hermas kom^e;n 40 plaatsen voor, waarin ofwel eevang+eliën worden aangehaald of' waarin ► er ie^a i minste duidelijk op gezinspeeld wordt. -
324 kien. --- W ijl dan zij , die zich tegen ons verzetten , ons op► die wijze getuigenis geven , is heet bewijs , dat wij daaruit trekken, d^eg►e'Yijk , gegrond en waaraéhtig. Want er is noch g r o o t e r !noch kI^eilne,r getal eva,nge1iën" 2). Slechts één enkel groe!pj►e ketters , die secte dier Alogers , aan w^e'1kier bestaan echter als afzonderlijke secte door verschillende geschiedschrijvers ernstig getwijfeld wordt , heeft het vaderschap van het vierde evangelie aan den Apostel Joann+es ontzegd. Zij durfden dit vaderschap echter niet aan een 1 a t ►e r ►e n schrijver, maar sechts aan een t ij d g e n o, o. t van Joannies , nl. aan den ketter Cerinthus , toekennen , 'en op; die wijze gre-tuigen zij m►ed^e voor de o u d h ►e i d van het vierde evangelie. Hun vierdere bewering Weerlegt zi chz+elve. Cerinthus loochende de godheid van Christus , terwijl in het J oaan;nies-evange lile overal duidelijk d► e be doeling doorstraalt , om Christus' godheid zoo helder mogelijk in het daglicht te stellen. Al die ketters nu volei en ons opinieuw terug tot het tijdperk van die rijidg►eno,oten dier Apfoste!Jen. Marci,on , die in Pontus gebonen was , vluchtte omstreeks 142 naar Rome , maakte daar kiennisi met het gniosticcismfee van Gerdon en bouwde daaropi zijne kietfierij. Valientinus begon zijn ketterij ter zselfd1er tijd 3). Die ketter Basilides , die in hetgeen ons van zijn „ ►evangieliën-verkla,ri;ng " en „ ttractaat " is overgebleven , duidelijk toont alle vier onze- ►evangeliën te kennen , leeraarde zijn dwaalbeier te, Alexandrië omstreeks het jaar 120 4). Wij: bevinden ons derhalve in heet tijdperk , waarin tal van tijdgenooten der Apostelen nog in leven waren. En in dat tij'd►p!erk denkt vriend ien vijand over den oorsprong dier evangeliën juist als wij'. Liever dan dien Apostolis-choen oorsong der ►evangeliën tie loochenen , waagt Marcion heet zelfs tie beweren , dat de A po s t ►e 1 e !n van die zuivere leer wanen afgeweken 5). -
,
,
,
,
,
-
,
,
2) Adv. Heser. , III , c. IX , 7-11. 3) Hierael±eoln , 1seerli!ng' van Valenti!nus , schreef een commentaar op het Evangelie - van Joan!nies. Door Or,igeines zijn ons fragmenten van dit werk bewaard. Valientinus stierf' in 160.. 4) Origienes contra Hager. , 1. ;7. ri. 27. 5) Irena►eus adv. Ha!er. , III , C. II , en e. XII , n. 12. ;
Tertull. adv. Marc. I. IV, e. 2 en 3.
325
§ 2. Celsus.
Niet alleen echter de ketters , di►e toch altijd nog ondier de Christe:n►en k unnen geteld w►o ►rd► en , getuigen voor dien Apostoli,
s^ch►ein oorsprong der evange liën ; maar zelfs de verwoie ds.t► e teg^enstand-ers des Christendoms legge n hiervoor getuigenis af. Het is waar, 'er zijn !ons uit dien ►eersten tijd na Christus s!.echts zeer wei nig strijdschrift►en tegen het Christendom bekend. De bie-schaafde Heidenen hadden over het algemeen een zóó (1 irep,e verachting voor de Christenen , dat zij zich niet eens verwaardig dien 'etenige notitie van hen te nemen. Gelijk uit Suetonius blijkt, ond► ; rsech► eidden zij ze zelfs niet eens van 'de Joden. Hun heilige boeken verachtten ze als ruw :en barbaarsch. Toen later van zself mier die aandacht opa het Christendom viel , gordden zich wel is waar verschillende beschaafde heidenen aan , om het te bestrijden , 'en waren zij derhalve wel genoodzaakt , van die heilige b.o^^ k► z^n der Christenen notitie te nemen. Doch d►e meesten dier strijdschrift^en zijn verlorengegaan. Hetgeen niemand verwonde ren zal , die wielet , hoe keizer Constantinus ze overal liet opsporen yen verbranden. Sedhts zeer weinig is er ons van bewaard gb:► even ►en dan nog meestal , zoo niet uitsluitend , door h1etgeen oude Christen sc hrijve rs er ons in hunne w^ederliegging van m^ed►e-dleiel►en. Die voornaamste bhestrijdder van heet Christendom, van wiens werken heet meest aan die vergetelheid is ontkomen, is Cels-us. In het begin van die dderde eeuw zond zekere Ambrosius — niet te verwarren met dien H. Ambrosius, van Milaan — ^een werk van ddezen Christenhater aan Orig►enies , met verzoek, dat deze het zou w►eer'.R eggen. Dit boek is getiteld „ Een waar woord ". Origen►es heeft het ons nagenoeg geheel in zijne wie medegedeeld. Wij Deere:n er C" elsus uit k+: neen als-d^erlgin een doodvijand van hielt Christendom en bovendien als Ceen aartssp^ottier. Niet ten onrechte heeft men hem dien Voltaire dier tweede +eeuw genoemd. Vain zijn leven is ons nagenoeg niets bekend. Om streeks heet jaar 249 meldt ons Origenees van heem , dat hij reeds 1 a n g gestorven was. Hij zelf vermeldt , dat hij geleefd heeft onder kleiner Hadrianus (117-138) ► en nog langer. Ook, dat hij Ph^o4enicië ►en Palestina heeft bezocht. Ziedaar alles wat we van hem wetten. Genoeg nochtans om met zekerheid ,
,
,
,
,
326
fie kunnen vaststellen , dat hij gelle!efd heeft in heet tijdperk van de tijd-ge^n 00ten dier Aplostielien. Deze C eilsus gnu loevert ons , zijns ondanks , 'een allierkrachtigst bierwijs voor dien Ap► ostolisch^e,n oorsprong onzer viler evangeliën. C,elsus heeft heet Christendom tot in zijn diepste gronden willien bestrijden. Hierom heeft hij zich eerst goie d meet die Christelijke Beter willien bekend makten en dire kennis puften uit die bronnen zelf , uit die evangeliën , om er daarna • naar hartelust miedie te sipiott^en. Geen enkele kenmerkende trek vain onz e evang►eliën , dijen men niet in het geschrift van Cielsus terugvindt en w.a!a;rmie^d^e hij niet den spot drijft. Hij spr^e'ekt van Jezus' afstamming van deieersten m^ensch ren van die oude Koningen, hij kient deus heet sevangelie van Mattheus ren Lucas , van die m►einscch: wo rdi,ng van Gods Zoon in dien schoot telenier vrouw, van zijn' geboortte uit leen maagdtelljkie moeder, van die tweevoudige ! enge'isenv►ers^c'hijni^ng aan den H. Jozef , de e+enie om heet moederschap! dier H. Maagd aan tie kondigen , de andere om hiem aan tie ,
,
,
,
,
,
,
s 1pio,rien tot die vlucht naa:r Egypte; verder spreekt hij van de ,
aanbidding dier Wijzen , van die woledie van Hiero+dies , van dien moord dier onooz►e'he kinderen , van den naa,m Nazarenier, waar ►ezus bekend is. Hij maakt melding van 'die nie'derdalirg-oinderJ dies H. Geestes onder de gedaante van een iduif (van „ eieen vogel ", zooals hij het uitdrukt) bij dien doop van Christus , van die h►emelsch►e stem , van die biek.oring dies 'dui iels , van het getal en die hoedanigheid 'dier Apiostielien , van hun roeping tot heet apostielambt , van die wonderen , idiie Jezus werkt : geniezing van lammen yen blinden , vermenigvuldiging 'dier broodien , opwekking van do^odien. Hij biesip!reekt Christus' voorspellingen , in het bijzonder, dat ier later b'e'driiegers zullen o;p^sta,an , die óók won^d+erb^a re ding+en zullen verrichten , yen nog mieser bijzonder die voorspellingen ,omtrent Christus' dood ►en Verrijzenis. Hij biesipire^ekt die viervloekingen , die Christus uitsip^reiekt tegen die Pharisie^eën , die vergelij king►en , die Christus gebruikte , z,o aals : dire van die lieliën des v+e'lds , 'die vogel ►en , het zaad , 'enz. ; die radden , idie Christus geeft, bijzonder di► e betreffende heet vergeven van b'e.iei digi ngen ; van zijne ziedd,esp^reuk(e!n , bijv. dart heet gemakkelijker is voor leien kiemel door het oog van leen, n a ald te gaan , dan voor ielen rijke het 'hemelrijk binnen tie komen , en dat niemand twee h'eeren kan dileinien. Kortom , hij vermeldt heet g^eh+eieFe: verloopt van Christus' ,
,
,
,
,
,
32 7 opienbaa,r optreden , waarvan hij met onverholen blijdschap het schijnbaar mislukken in het licht stelt. Vooral omtrent den dood ►en c1e ' Verrijzenis van Christus vindt mien bij Ceisus de overvloedigsiie bijzonderheden. ,Hij vstigt adie aandacht op' het laatste avondmaal , maakt zijne hatelijke opmerkingen omtrent Christus' vc orsrielli,ng van heet verraad van Judas ien die verloochening van Petrus. Hij maakt melding van Christus' afzondering in den hof van G!eihséma^né , van Zijn gebed en doodsangst. Hij seekt vain Christus' dorst , van dy gal !en azijn , van het woord der Joden tot Christus : „ ,als Gij de Zoon Gods zijt , kom af van het kruis ". Met i een aanhaling uit Homerus spot hij met het blio11d , dat afliep van dein kruisboom. Hij spreekt van adie duisternissen en ede aardbeving bij Jezus' sterven. Hij beproeft eten fo'rmieeIe w)e^eri^egging van het verhaal dier Verrijzenis , spreekt van den steen , die door ede lenge:+en werd afgewenteld , maakt meiding van dde verschijningen aan Maria Magda',ena en aan die Apostelein len tracht die evangelisten met ielkander in tegenspraak te bneing► en. Mein ziet het : Celsus , de heiden , die vijand van het Christendom , kent c fn z!e evangeliën door ien door, kent ze tot in de kleinste bijzonderheden , ook die bijzonderheden , welke onze tege^n.sta;nders zao;o, gaarne naar het rijk dier mythen , sagen en legenden verwijzen. Bovendien getuigt Celsus uitdrukkelijk , dat hij zijne bijzonderheiden ontleent aan ;de b o ie k e n dier Christenen. „ 0 licht , o waarheid ," zoo roept hij met heet oog op Christus' n irak^elen spottend uit , ,, met zijn eigen mond , gelijk uwe ho e k e! n ge tuige;n , kondigt hij (Christus) aan , dat zich anderen aan u zull^ein v►ertoon^e^n , die- dezelfde wonderen zullen doen Ien nochtans boos wi^chten en bedriegers zullen zijn ! " 6) Wat meier is : hij zegt van die boeken , dat ze g ie s c h r iej v e n zijn door Jezus' leerlingen. Een Jood, dijen hij tegen de Christenen in zijn boek opvoert , laat hij zeggen : ,,Wat nu Jezus betreft , hoeveel dingen zou ik aangaande hem niet kunnen ver,
,
,
,
,
;
,
,
6) Dit is nochtans e,en g^roote leugen van Celsus , Christus heeft viel voorspeld , dat ier valsch,e Miessiassen zullen opstaan , die telek^en^en zullen, verrichten , maar niet even grootse teekle,nen als Hijg. Orig. contra Cel
sus, II, 49.
323 melden , dire te gelijk èn z► ee.r waar èn zeer weinig in ovier► z^ensbedmming zijn met hetgeen z ij' n leerlingen aangaande hem ►o p s c h .rift h ;e b b ie n g ie s t ►e 1 d. Maar ik zal ze liever stilzwijgend voorbijgaan" 7). Celsus kent dus de ►evangeliën. Hij kent ze g ie h e e 1. Hij kient zie als s e h r i f tie .n d ie r A p o s t +e 1 n. Wanneer lee fd^e Celsus? Wij .hiebb►en het reeds gezegd. Tijdens de rege►ering van keizer Hadri,anus (117 138) yen langer. Dus omstreeks dien tijd waren die evangeliën reeds in dien huidigen vorm algemeen zoowel bij de Christ^ennen als bij hun tegenstanders als geschriften van Apostelien blekend 8). ,
,
-
§ 3. D +e A ,p) poi e r y p h e ,n . ,
,
Een dier sterkste bewijzen , die de oppervlakkige ong eloovig ►en tegen die historische waarde der evangeliën meenen aan tie vo► eren , is heet bestaan van p13eudo^- ►evangeliën of apocryphen. Omdat er :nl. van zeer oude tijden verschillende' verhalen omtrent Christus in o m+i^o,olp zijn gebracht , die klaarblijkelijk valsch , althans met vele dwalingen ien fabelen d^oorw+ev^en zijn , wil men a 11 e ieva'ngieliën naar heet rijk dier verdichting verbannen. Maar me n vergeet : lie. dat ,alléén onze vier evangeliën van de vroegste tij,
,
,
,
;
7) Contra Cielsus , II , 13. 8) Die Duitsche professor Volk.mar tracht de kracht van dit bewijs op idee volgende wijze te ontzenuween. Orige;ni-s schrijft aan zijn vriend Ambrosius : Cielsus heeft in zijn werk „Een waar woord " nog' ►een ander werk b►eloofd..... Als hij dire belofte vervuld heeft , wieles dan zoo goed het voor mij op' .te spy ren en heet mijl tie zen;d1e,n.'" Hi►eru t hiesluit professor Volkm^ar, dat Celsus ten tijde van Ori,g en'es nog leefde. Orig^e:nes wachtte immers af , of Gelsus nog leen ander boek tegen die Christe nen zou schrijve ? — Uit deze „ bewijsvoering " ziet men geen keer tie meter, adat pok professoren , en nogg' wel 1T)uitsche prof►essor►en , ja zelfs moderne schriftuur- critici somtijds zeer stompzinnig ku n,
,
flen zijn. Origenies had vroeger .nooit van Cielsus werk „ Epen waar woord " iets vernomen. Hij had het keepen kenuien door zijn vriend Ambrosius. Nu belooft Celsus in genoemd geschrift nog leen ander werk. Orig►enies kent dit andere +eve;nmin als het !eerste. Nu vraagt hij zijn vriend Ambrosius om , als Celsus zijn belofte vervuld mocht heb-
ben , hem ook dat der^e werk te stuiven , volgt hier nu uit , dat
829
den af algemeen ;door de Christelijke Kerk zijn aangenomen +en dat die •ap► oeryph!en leven algem► e,en !door die Kerk verworpen werden. Opp een afgé eggen pl,a,ats, bijvoorbeeld had men ter goeder trouw he zooge!naam^d►e ►evangelie van Petrus aangenomen. Maar wat geschiedde ? Nauwelijks was zulks, aan den bisschop Serapio^n ter oore gekomen , of hij schreef aan d!e gel^oovigen van dice plaats een brief , waarin hij o. a. zeid►e : Wij hebben alien ►elerbi► ; -d voor Petrus en de andere Apostelen , wij ► ;rkienn en hun gezag ►even goed als dat van Christus , maar wat men valsch^elijk op hun naam zet , verwerpen wij , omdat wij zieker weten, heet niet van onze voorgangers tie hebben ontvangen 9). 2e. Vergeet men , dat , hoe ouder dc apocryph(e evangeliën zijn , zij !des te sterker dien apiastolis ch►en oorsprong o n z ► e r evangeliën blewijzien. Waarom ? Omdat de ap^ocryph^e evangeliën namaak zijn en namaak van zelf jonger is dan heet nagemaakte. Gewoonlijk hebben d!e apo^cryph^e d!e ►echte ►evang^ehiën tot basis , doch die onk ende schrijvers hebben ier he hunne tusschleng^evo ► egd , hetzij met heet booze inzicht , om ►een of andere ketterij ingang te doen vi^ndten , hetzij uit teen ander minder schuldig motief. Om dit bie be r tie doen slagen , werden die verhalen dan opa naam-dirogbe van ieen of anderen Ap^os iel gezet. Nu ontstonden zulke apo eh ne vangeliën reeds zeper vrolegiijdig. Naar men uit Irena►eus-crvep ►en uit den ges ohi!e dsch.rijver Hleg►esyppus 10) kan opmaken , bestonden ier reeds verschillende omstreeks idle helft der tweede ► e-u w, d. i. omstreeks 150. Wat bewijst dit ? Dat de e c h t le ► evang►e zie v'ervalseehten , reeds veel v r o, ►e ,g ie r moeten bestaan-liën,de hebben , ►en dus z ►e k 'e r reeds in he i tijdperk van ide tijdd'gieno,ot►e n der Apiast►elle^n bestonden. ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
Celsus tien tijde van Orrigeines ;nog leefde ? Maar Origenes schrijft zelf in !heet jaar 249 , dat Celsus reeds 1 a ,n g dood was , en Celsus schrijft, dat hij leefde onder keizer Trajanus , ►ei van Christus schrijft Ceisus dat hij zijn leer ;nog .n i e t z ► e ► e r 1 a nn g g e 1 +e d -e a verkondigd had! -O schierpzin;nigie critici! Uit ► deze laatste verklaring van Celsus blijkt bovendien , dat sommigen tien onrechte zijn „ Een waar woord " eerst in 170 laten ontstaan. 9) Eusleb. H. E. 1. b. c. 12. 10) H)eg►esippus leefde volgens Eusiebius (Hist. Eccl. 1. 4 , c. 8) tien tijde van keizer Adrianus (117 - 138) ; volgens a.nderen onder Marcus Aurelius (161---180). ,
Hier komt ;nog iets bij. Gelijk gezegd is , droegen bijna alle app► oeryphe evangeliën den naam van een Apostel , bovendien vermelden zij vele bijzo^nd^erhiedien omtrent die jeugd van Christus. Het valschee evangelie vain Mattheus wijdt bijv. twwe^e en veertig hoofdstukken aan Christus' jongelingschap. Hoe bekoorlijk voor h^ec Christen gemoed , dat zoo gaarnë bijzonderheden vern'e'emt omtnent dat tijdperk , waarover onze ►e angelliën nagenoeg geheel zwijgen ! Toch 'worden onze evangeliën aangenomen en de- ap^ocryp^h^e worden verworpen. Wel een bewijs , dat die e^erst^e Chrislenen goed uit hun oogen keken ►en zich volstrekt geen fabeln of mythen omtrent Christus als waarheid lieten opdringen. Men leze bijv. maar eens , hoe zorgvuldig de geschiedschrijver Eus►eb.ius de ap^ocrypph^e van de echte fevaingerl iëën onderscheidt (H. E. 1. 3. i. 25). Eveneens Tertulliaan (Dc Bap{t. c. 17) yen Irena^eus (Haler. ,
,
,
I c. XX. rno. 1. 2).
Hiermede wordt de geeh'ee:e mythen-theorie dier o^nb eloovigen het onderste boven geworpen. Men beweert , dat ter, evenals dit met alle groote mannen pleegt te geschieden , ook omtrent Christ us allerlei wonderbare eerhallen en fabelen in omloop zijn geebracht: dat d► erha.,lve de 'evangeliën volstrekt geen onvoorwaardelijk geloof verdienen. Zeker, ook o mtrtcint Christus zijn mythen, sagen en fablelen in -omloop gebracht. Dee werden echter door de eerste Christenen steeds berdege van dc zuivere historische berichten onderscheiden. III; eerste verwierp► men , die tweede nam mein aan. En dat mien die historische berichten , d. i. de vier ^evangeliën , aannam , geschiedde alleen omdat men volkomen zeker was oomtrent dezer herkomst , d. w. z. met volkstrekte zekerheid wist , dat zie geschreven waxen door tijdgenooten van Christus, i lien of hun onmiddellijke leerlingen en derhalve d. i. door Ap^osw waren. vertrouwbaar volkomen Zoo ziet mien , dat zelfs heet kampi der dwaling : k►ett^ers , heidetien +en falsarissen , ons, doorslaande en afdoende bewijzen levert voor ddie oudheid en dien Aplostolischre^n oorsprong onzer evangeliën. Maar k+e^eren wie tot onze vrienden terug , want van hen hebben wij (nog kostbar►e. getuigenissen te vermelden. ,
,
,
331
Z se v ^e +n d +e H o o f d s t u k. In het jaar 163 stierf te Rome onder Rusticus , prefect der stad en vriend van keizer Marcus Aurelius , een beroemd wijsgeer en tegelijk leen groot heilige dien marteldood. Zijn naam is Justinus. Van dezen heiligen martelaar bb: zitten wij twee ver gericht tot den Romeinschen k^ei--d'elignschrftoApieën z► er, alsmede een Samenspraak of Dialoog met dien Jood Tryph^o^n. Inn dit laatste geschrift verhaalt ons Justinus , hoe hij zich van zijne jeugd wijdde an adie studie !dier wijsb+eg+e+erte', hoe hij', zuchtte en smachtte naar de kennis dier waarheid en hoe hij ►eindelijk , na lang vruchteloos zoeken , voor zijn gemoed rust vond in het Christendom. Zijn biek^eering had pila,ats te Ephies►e omstreeks het jaar 130. Hij was toen reeds meer dan, dertig jaren oud; want hij werd geboren omstreeks het jaar 100 , volgens anderen in 89 (tic Flavia Neap►olis , het oude Si'ch,e+m in Palestina). Eenmaal voor die waarheid gewonnen , werd Justinus een harer ,
,
vurigste verdedigers. Hij viesti,gdle zich te Rome , het middelpunt
dier beschaafde wereld. Dáár wijiddie hij op edelmoedige wijze zijn l+ev+en aan de verkondiging van het evangelie. Spoedig had hij talrijke leerlingen om zich verzameld. Daarenboven richtte hij w►eisp,r+ek^endie verd+edigingss^chrift ►en tien gunste zijner m^e ,d,°-Christenen tot die keizers. Wijsgeer van naam , opende hij een school, waartoe ieder toegang ha,d ; hij lieeraard►e Ier die wijsbegeerte- in hare betrekking to het geloof. Dáár ook hield hij met de Rom,ei,nsch+e wijsgee,ren openlijke redetwisten. Zijn ijw►er en vooral zijinie onov+erwinn^eelijkhieid bij adie twistgedingen bezorgde heem vele vijandten. „ Ik verwacht ier mij pop► ," zoo schrijft hij! ;pelf , „weldra, in boeien te warden geklonken op aandringen van heen , die zich w„, jsg+eieren noemen " 11). Zijn vermoeden bleek gegrond. Wieidra werd hij aangeklaagd , waarschijnlijk door Cresce:ntius , +een zeer rijken cynischen wijsgeer, dien hij meerdere mallen bij op inbare redetwisten had tot zwijgein gebracht. Justinus werd met zees, zijner leerlingen gevangen genomen en voor het tribuina,a,l vain Rusticus gesleept. Allen beleden kloekmoedig hun geloof. Justinus v+erdedigd^e , het daarenboven opt welspr►ek+endie wijze. ,
,
11) Ap. II, 22.
33
Te vergeefs. Hij werd met zijne leerlingen tier dood veroordeeld en onmiddellijk terechtgesteld. Ziedaar Ju stinus. Wat getuigt deze glorievolle wijsgeer, apologeet en martelaar omtrient die evangeliën? Justinus getuigt : lie. Dat er een g e s c hr +e v ie n evangelie bestaat. Ian zijin „ dialoog " zegt Tryphon , dat de geboden der Christenen boven het mensch+elijk vermogen zijn en hij voegt 'er bij: ik heb ze zelf gelezen ,, i n watt gij noemt het !eva ,n g ie 1. :i +e " (dial. 10) ; 2e. noemt hij die evangeliën ,, g ►ed^enkschr i ften", geschreven door die Apostelen en hun 1 e e r 1 i n. g ie n (apostolici). Dit komt volkomen overeen met de aloude overlevering , die lieten , dat twee ►evangeliën van A p► o s-. t ►e I n +en twee van I e r 1 i n g e n der Apostelen (apostolici) zijn. „ De Ap+oste,'en ," zoo. schrijft Justinus , „ hebben in de door hen nagelaten gedenkschriften , die men ►evangeliën noemt, verhaald, dat Jezus hun die volgende bevelen gaf ". Hierna haalt hij de woorden aan van Christus bij de instelling van het Allterh. Sacrawmient dies Altaars (Apol. I. 66). Op► leien andere plaats schrijft hij : „ In die gedenkschriften, die ik biewieer, dat van Jezus' Ap^ost+e1en ►e ,n van hunne leerlingen zijn , staat g: sc►hreven , dat terwijl Jezus bad , het zweet afvloeide als druppelen bloeds " 12). Merkwaardig spreekt hij bijdeze plaats , die van ;den H. Lucas is , van die 1 i e r 1 i n g e n dier Apostelen. Lucas immers was zelf geen Apostel , maar was hun leerling. Wel twintig maal verzekert Justinus , dat die gedenkschriften door die Apostelien zijn nagelaten. 3+e. Getuigt hij , dat die gedenkschriften , die evangeliën , overal bij die openbare vergaderingen dier Christenen werden gelezen, tegelijk met die schriften van het Oud Vierbond. Hij schrijft : „ Op dien dag , dien men overeengekomen is , Zondag te noemen , v►zr;
,
,
12) Dial. 103. Justinus spreekt steeds van „ giedenkschriftien ". Men b►e►denk e , 'dat dit in die klassieke litteratuur een gebruikelijke term was ien dat Justinus Zijne gieschrift ► enn uitsluitend tot ;niet-Christeneen richt. Daarom maakt hij geen gewag van de eigennamen dier +evaingelist4 ^n , ,
,
hij duidt alleen hun kwaliteit (apostelen en onmiddellijke leerlingen dier Apostelen) aan.
333
►eenigen zich alpen di►e in stad en land wonen , popi een en ;diezelfd^e plaats. Men leest die gedenkschriften ( van de Ap^o!stte:'en en de geschriften van de prQf^eten , naar gelang d► e tijd het toelaat " 13). 4ee. Waren de evangeliën van Justinus juist diezelfde als de onze. Hoe weten wij dit ? Uit hetgeen, Justinus aanhaalt. Hij verhaalt ons uit heet lieven van Christus dezelfde feiten , met diezelfd►e! woorse'n en uitdrukkingen als de tevangelisten , z^oo ►dat men duidelijk kan aanwijzen : dit is van Mattheus , dit van Marcus , dit van Lucas ien dit vain Joannes. Haalt hij hierbij teksten aan uit het Oud-Vethond , dan vindt men bij • heem diezelfde kleine afwijkingein in, d!e uitdrukking als bij de evangelisten. Bijv.: Gij Blethlseh^em , zijt geenszins k l ee i n onder de steden van Juda ", waar die profeleit zegt: „ Gij Bethlehem zijt t e k 1 ie i :n " enz. Een -tekst van Zacharias 12 , 10 geeft hij precies weer, als Joannes ,
,
,
,
19, 37. 14) 1
Welke gevolgtrekking dringt zich hier met noodzakelijkheid aan o;ns op r
Datomstreeks 140 en vroeger — want Justinus kwam reeds omstreeks het jaar 135 in Rome — dus hoogstens, 50 jaren nadat h et Joa nn^es-evangeiile o;p zijn vroegst geschreven was, ,
onze evangeliën reeds algemeen bekend waren. 2e. Dat ze als H. Schrift beschouwd werden en als zoodanig bij die openbare ,
,
13) Ap. I, 67. 14) Sommigen willen dat Justinus zich ook zou bediend hebbe,n van het apocrief evangelie van Petrus , waarvan lelenige jaren gelled'en leien frag'ment gevonden is door Bouriant in noordelijk Egypte. Bij , die enke1e! plaats , ►die wat ►den zin aangaat ielenige overeenkomst met dit evangelie heeft , bberoept Justinus zich opa de Acta van Pilatus (niet op, de ons bekende- apocriefe acten vain Pilatus , maar opa andere , dire ons niet bekend zijn). Overigens wordt deze bewering reeds dáárdoor genoegzaam^ weerlegd , dat Justinus heet pseudo -evangelie vain Petrus herhaaldelijk in zij;ne berichten weerspreekt. Verg'. Th. Zahn , „ Das Evang!elium, des Petrus ", (Erl,anglen utnd Leipzig 19 03) p. 66 yen volg. Justinus spreekt een +enkele maal van die gedenkschriften dies H. Petrus , maar hiermede bedoelt i1i^iji blijkbaar heet Marcus-Evangelise. Dikwijls placht men op den naam, van doen meester t1e ziettein wat heet werk was dies lieferlin;gs , zegt Tertullianus. Zoo werd ook het evaaigieli,e van Lucas het ;evangelie van Paulus genoemd , omdat Lucas die leerling was van Paulus , gelijk Marcus die leerling was van Petrus. Adv. Marc. 1. IV, c. V. ,
334 vergaderingen der Christenen werden voorgelezen. Niet alleen te Rome , maar o v e r a 1. Justinus was uit Klein -Azië gekomen. Hij was , gelijk zelfs Harnack toegeeft , omstreeks het jaar 130 tot het Christendom bekeerd. Ook vermeldt hij in zijne verwe^ers^chri,ftein niet slechts wat te Rome: , maar wat ►o v e r a 1 geschiedde. Hij beschrijft de Christelijke godsdienstoefeningen niet volgens plaatselijk , maar volgems algemeen gebruik. 3e. Dat die evangeliën toen reeds , gelijk nu nog , alg1meen werden toegeschreven aan Ap^ost+e'.►en en aan leerlingen van hen. Dit feit staat on,omstootelijik vast. Hier valt redelijkerwijze niets tegen in te brengen. Het is met volstrekte, zekerheid bewezen. Zinn dus olnze, evangeliën als apiostelschriften o n d e r g ►es c h ov +e n ,d. w. z. zijn ze v a 1 s c hie 1 ij k op naam van onze, evangelisten gezet , dan moiet het geschied zijn vóór het jaar 130, bijv. tusseh+en 100 en 125 ; want die , bewijskracht van Justinus' getuigenis gaat minstens tot het jaar 130 terug , wijl. Justinus in dat jaar tot het Christendom bekeerde en toen reeds die evangeliën in de klerken vond. Holeveel tijdgenooten dier Apostelen waren ier echter in dat tijdperk tussch►en 100 en 125 na Christus, nog niet in leven? Ho►evel►en , die door de Ap^os eliein, zelf waren onderricht ? Niet slechts hefeken , maar ook priesters. ►en bisschoppen? Ten j are 1875 , ruim 60 jaren na dien slag van Waterloo, waren ier, gelijk die „Times " ddestijds vermeldde' , nog wel 76 mannen in leven , die als officier dien slag hadden miedegemaakt. H oeveel gewone , strijders zullen ier dan nog niet geleefd heb ben ? Hoevelen zullen er dan tusschten 100 en 125 of 135 niet geleefd hebben , die van die Apostelen , inzonderheid van Alen H. Jo;aflnes , dein langst levende onder ide Apostelen , onderricht hadden ontvangen ? Hoevelien zelfs nog , die te , Rome door Petrus en Paulus waren. onderricht? En nu vraag ik : Zouden dezen het lijdelijk hebben aangezien, dat men verhalen als afkomstig van die Apostelen of van hun ,onmiddellijke , leerlingen o1pidisc'hte , idie het niet waren? Ga eens aan een oud-strijder van wielken oorlog ook , eten feit, dat hij zelf heeft m^ed^egema,akt , anders. vertelleen ;dan hij het heeft ondervonden. Zal hij u niet aanstonds tegenspreken en zegglen : Negen , dat was niet z u s , maar z ó ó ; ik heb heet zelf bij.. iew^o^ond ? ,
,
335 Ems zul'.'en die tijdgen.00ten van de Apostelen zich iets omtrent het lieven van Christus hebben laten opdissch^en , buiten h±etg^een zij van die Aostelen Vernomen hadden , of daarmied in strijd? Hierbij moet men nog in ht oog houden , miet welk^e uiierst►ezo rg de eerste Christenen over hunne heilige boeken waakten. De verandering van een enkel woord , ofschoon zonder ►eenige b^ete+ekein,is voor den zin van heet verhaal , verw► ektte reeds groote ergernis en lok te hevige tegenspraak uit. In de klerk van Afrika ►bijv. had men in de Latijnschee vertaling van het boek Jonas den naam van ieen boom , door leen anderen naam , dien men beter waande , vervangen. Nauwelijks had echter de voorlezer dit nieuwe woord voorg+e.►ezen , of al het volk onderbrak hem en verbeterde hem met luidkeels het woord , dat er vroeger gestaan had , te ro'e^p+en. Men zegge dus niet , dat de evangeliën buiten weten van de tijdgsenooten der Apostelen om , op naam van die Apostelen zijn gezet. We zagen immers , dat dje ►evangeliën reeds omstreeks. 130 ,
,
,
,
,
-
,
.o,v eral in die vergaderingen dier Christenen ►p+ u b 1 i ►e k werden ,
,
voorgelezen. De tij'dgenoot► en der Apostelen moeten dus van de 'evangeliën gehaard , m o ie t e n geweten hebben , dat zij aan die Apostelen werden toegeschreven. Wat meer is , verschillende dezer tijdgenioot►en dier Apposteliein waren priester of bisschop. Zij zaten dus bij de godsdienstoefeningen voor. Als proef op die som kunnen wij zelfs sommigen hunner met name noemen , bijv. Papias en Polycarpus. Van Polycarpus weten we , dat hij in het tijdperk , waarvan we nu spreken , geruimen tijd in Rome verto+efdie yen daar ook de godsdienstoefeningen bijw^oon^d► e. Paus Anicetus liet , uit eerbied voor dezen tijdgenoot dier Apostelen , hem bij die godsdienstoefeningen voorzitten. Polycarpus heeft dus -de evangeliën hooren voorlezen en heeft geweten , dat zij als g^eschre^ ven door 'die Apostelen werden beschouwd ; waarschijnlijk heeft hij zelfs naar aanleiding dier lezing het woord gevolerd. Want van die taal , die Polycarpus sprak , het Ori^eksch , bedienden zich gewoonlijk ook die eerste Christenen te Rome , vooral bij huun-e godsdi+enstoef^e^ningen. Welnu , Polycatp^us heeft uitdrukkelijk aan Paus Anicetus betuigd, dat hij het meet hem teens was, over die leer. Tot t►e+eken hiervan hebben beiden elkandier omhelsd. Men kan +dit alles, vinden bij Eus.ebi`us , die het op zij,nie beurt ontleent aan Irenaeus. Voeg hier nog bij , ;dat Polycarpus tie Rome- verschil-
,
,
,
,
,
,
,
lende volgelingen van Marcioan 'en Valentinus tot de Kerk heft teruggebracht. Daar nu dire ketters zich ook op► de ►evang+eliën beri'e^p^ein , gelijk wie in het vorig hoofdstuk gezien hebben , moet hij van zelf i n, die levang►eli^e-kwestie gewikkeld zijn geweest. Zou gnu P o'lycarpus zich niet verzet hebben , als die overtuiging Ter Kerk van Rome heem ongegrond ware g^eb'► e ken ? Hij , die nooit afweek van hetgeen heem door de Apostelen was geleerd? „Wipe die uiltspirake!n dies Heeren ten gunste zijner lievelingsideeën verdraait — zoo schrijft hij in zijn brief aan die van Philip!pen — ►en zegt : er is geen V;errijzleni's en geien laatste oordeel, d.iie is een ►e►erstg!eb±o-rune dies duivels. Laten wij daarom het ijdel gepraat vain zolovvelen voor wat het is .... ►en wendden wij ons wieder tot die leer, di1e ons van 'den bteginne is o v ie r g ie ik v ► e r ." Ook weten wie indirect , door Iriennaeus , hoe Polycarplus in al hietg► en'e hij in zijne toespraken over Christus v► e'rhaalde , volkomen met onze evangeliën overeenstemde , bovendien haalt hij zelf in den eenwien brief , die ons van heem is overgeb'.^evien , meerdere pilaatsien uit onze ievangeliën aan. Over Papias spreken wij in het volgend hoofdstuk. Vatten we ten slotte onze bewijsvoering in het kort samen. G elijk we gezien hebben , `woerd omstreeks 130 die Apostolischie ioorsiprang onzer ►evangeliën algemeen aangenomen. Zijn zie 0d us als Apostolische : geschriften a n d ►e r g e s c h o v ie n, dan moet het vóór diie n tijd zijn geschied. Dit laatstee is , gelijk wie aangetoond hebben , onmogelijk. Derhalve staat de Apostolische oorsprong der evangeliën ontegensprekelijk vast. TH. BENSDORP, C. SS. R. (S lot volgt.) ,
,
,
,
,
i Cl ROME EN PARIJS. I. Après le Irmo i nee lee p rêtre, — na den monnik de priester, stchr► elef die mi(niste rië► e:ie „ Laanternee ", toen de wetten tegen
die Congregaties in Frankrijk waren aangenomen en ►een begin van uitvoering kregen.
337 Dit idrieig► em^ein.t was ier niiet leien van die „ Lant^ern^e " uitsluitiefnd ; — het gehie►elie „ blok ", althans heet d enkende deel ►ervan ^ was meet teen dergelijk vo orneme n bezield em is heet nog , zooals ^m^e!n dagelijks wiel opmerkien kan. Eerst de monniken , ^dan die priesters ; — 't mo+et g+eztegd : die mannen van het bloc hebben heet oog van Bo^eren-schier'p^schuttiers , als, heet geldt tde Kerk aan tie vallen ei te bestoken. Zie fween heet zoo. goed , dat ►eerst de offi{cileven ►er uitgie!pikt moeten word ein , ien de rest van heet leger, dat dei strijdende Kerk vormt, 'dan vanzelf zijn verderf tegemoet loot als schapen zonder her der. Zie hebben het zoo 'wiel ingezien , dat 1eerst die monniken moesten aangetast word^en , dire die da^ppierste, officieren zijn van het geestelijke heir van Christus , zij , dile het woord opvolgen van hun go^ddielij^kien Meester : „ Als gij volmaakt wilt zijn , verlaat dan alles om Mij te volgen ! " Dat waren die gevaarlijkste aanvoerders , dat waren zij , dile hunnen soldaten heet g+eb^ruik lieerden van heet onoverwinnelijke wapen dier zelfopoffering , waarvan zij zlven heet voorbeeld gaven. Die vizieren wier-dien dus gierst op diez► en gericht. Em die, trefkans was helaas maar al tie gunstig, omdat vele dier andere offici eren , — wie zal ziegg^e.n waarom — nog rustig achter ;die schansen bleven toezien , toten hun moedige , misschien wiel +eienigszins benijde makkers , den helden strijd streden , waarin zij moesten ten onder gaan. Maar nu komt heet noodzakelijk gevolg van dat al te rustig toezien. Die ieerste aanval is geslaagd , yen die- vijand , aangemoedigd door zijn succes , bereidt zich voor tot de bestorming van die hooidsichans. Nu m o ie t ie :n die overige officieren , d^e , wierrelidgeesttelijkie:n , zich wiel stellen aan die , sprits hunner troepen, en adie leiders , de bisschoppen , zigemn zich genoodzaakt persoonlijk aan ldein strijd te gaan ddeselniem^en. op - deze laatsten richt zich thans de aandacht van den vijand, die zeer goed inziet , dat hun val gelijk zou staan met zljne overw:i nining. Hiermede is de tweede periode van den strijd tegen !die Kerk ingetreden. 't Is die oude strijd , die vroeger meet andere middielien misschien , maar toch meet hetzelfde doel , is aangegaan door leien Lodewijk XIV, ielen Napoleon I , Napoleon III en Thie-rs. 't Is de strijd , die id^olor Paus Gregorius VII , tot h et bittere maar voor !de Kerk glori;evoll^e en zegenrijke ieinde i volstrede_n ,
,
-
,
,
,
,
,
338 tegen den Duitsehen keizer Hendrik IV, die ten slotte met giebogien hoofde naar Canossa moest trekken. 't Is ►een herhaling van den befaamden Investituurstrij;d , de strijd om het b►enoemingsrecht der b.i s s chopip!en .
Combes is dien strijd begoinnnen , of beter gezegd , heeft hem hervat met de hoog'mo►edswaainzinnige verzekering op die lippen: „ Ik zal. !niet naar Canossa gaan." Erkend moet : men begint een strijd gewoonlijk n:!et met het voornemen verslagen te worden. In zo,ovierne is Combes' verzekering begrijpelijk. Maar toch .... wat voorheen gebeurd is met Lodewijkk XIV, Napoleon I , Th.iers, e. a. had hem tot nadenken kunnen stemmen. Wij twijfelen geen oogenblik eraan , of Combes is een verschrikkelijk groot man (echter meter verschrikkelijk dan groot) ; maar Lodewijk XIV was toch ook een groot man, en vain Napoleon wordt het gezegd , en ook Thiers wordt er voor gehouden. Die lezing der geséhiedenis moet itedier+en Staatsman , die plannen opvat tot hervatting van ie►endn strijd om het benoemingsrecht der bisschoppen , onwillekeurig bedenkelijk het hoofd ►doen schudden. Evenwel , Combes is vol vuur van haat , en na zijn eerste overw intn ingen is het kwik in dein thermometer van zijn moed een flink eind hoven nul gestegen. Hoort maar teens , hoi hij in de Kamerzitting van 21 Maart 11. is losgetrokken. Eerst geen klacht: ,
,
.... Nooit behalve in vijf of zes gevallen hebben wij men republ.ikeinschen bisschop kunnen krijgen.
Dan , wat h ij wil: -
.... Mijn huidig optreden heeft tien doel de ondergeschikthteid van het burgerlijke gezag aan het kerkelijke te beletten. Ik zal niet wijken! Blijkbaar acht Combes het feit , dat hij en zijne vrienden slechts vijf of zes r►ep►ubl.ikeinsche bisschoppen hebben kunnen krijgen, eten voldoende bewijs voor die ond+ergesch.ikth►eidd' van heet burgerlijk gezag aan het kerkelijk. Straks zal hij * nog als bewijs hier aanhalen , dat die Fransche reg^eering niet het recht heeft-vor
339 leien Paus te benoemen naar haar zin ! Fransche staatslieden , ►en ,00k and ere Franch-en , Bpi eg►en nogal pretentieus te zsjln. Na e+ene uiteenzetting over het ontstaan van het conflict met het Vaticaan zeeidee de ► ax-abbé , onder razenden bijval van het bloc , nog het volgende: „ Ik moge verdwijnen , morgen , over drie maanden of over zes maanden ; — ik tart mijn opvolger, wie hij ook - zij , aan de ultramontaansche vorderingen toe te geven , óf wat bie benoeming der bissdholpip^en , óf wat aangaat de re--trefd dactiee der buiken , zonder tegelijkertijd het Concordaat onvverdedigbaar te maken tegenover de, Kamers en het land, +en zonder met eigen handen de Laatste- afsluiting omver te werpen , die nog den weg tot de scheiding van Kerk en ,
,
,
,
Staat vie rsp+e rt...
,, Alvorens af te daken van de- tribune , voel ik mij ge noot te herhalen , dat de wijze , waarop die Katholieke geesteli j khe id zilch tegenover dien Staat gedraagt , niet in over eenkomst is met die betrekkingen , die door het Concordaat wo rd+en aangewezen. „ Inp^laats van zich uitsluitend te beperken tot het godsdienstige gebied , het e+enige , dat haar door die concordatairee wetten is aangi; wlez^en , doet ede Katho,li-ek+e geestelijkheid bij allee gelegenheden vermetele invallen op► burgerlijk en ^politiek gebied , berispt zie ede Kamers in mandementen en herderlijke brieven , vaart zij' uit , van ;den preekstoel af, telgen de wetten en die darden ►der regeeri.ng , verdedigt ze bij de verkiezin gen ede zaak van die candidaten harer keuze en verbittert ze , z!oowe^l door hare onophoudelijke inmenging in oliti►ekie zak-en de republikeinen , terwijl ze de gematigde! imannen , d^i►e genegen zouden zijn hare zaak tie bepleiten, wiel tot zwijgen dwiingt. „ Mijne he-eren , 't is tijd , dat deze anti-concor+datair►e invallen op verboden gebied ophouden. Heet behoud van het Concordaat hangt daarvan af. Wel verblind moet hij' zijn, disc zulks niet inziet." ,
-
,
,
,
,
,
Echter is, 'die mo ed , om dergelijke verklaringen af te leggen tegenover het Vaticaan , dat die stoffelijke kracht mist om zijne iie chte^n te verdedigen , +er i1en van zeer lage' kwaliteit , de moed nl. d,er zelfverl,aging , die bij Combes voortdurend stijgendie is. Dergelijke verklaringen te leien tegenover elene' groote inogenddheid , adie over vloten ie,n legers te beschikken heeft , zou Cornbes nooit gewaagd hebben. ,
,
340 „ Comb+es weet ," schreef de „Vérité " zeer er+echt , „ dat , wannieer hij slechts een tiende deel dezer brutaliteit aan heet adres van leen anderen souverein zou durven richten , de gezant dezer m^og►endh+eid dein volgenden !dag zijnpaspoort zou eischen en met die aankondiging dier oorlogsverklaring heengaan." En zelfs -die anti-^cl erical►e „ Kdlnischiee Zieitung " erkende: ,, De ch+ePpe uitlatingen van dien minister-president zijn inderdaad een publiek gesteld ultimatum , waarna een ander gezant dan de Pauselijke nuntius moeilijk nog in Parijs zou kunnen blijven." 't Is niet onmogelijk , dat Combes met zijne verregaande brutalit►eeit een krachtdadig o±ptiieden van het Vaticaan , eien^e opzegging van piet Concordaat door dien Paus -zelven , heeft willen uitlokken , om de verantwoordelijkheid van zulk ietene daad van zich te kunnen afwentelen. .Dit pogen is echter tot falen gedoemd,-zelf waait in Rom e is, mien vastbesloten aan die Fransch'e r+egefering de verantwoordelijkheid voor een idierg^elijktemn stap+ over te laten. Rome kan wa chten! Maar, zal men zeggen , welk verband bestaat +er tusschen dezen aanval op heet Concordaat en het beweerde recht van die Franschee regeering op de benoeming wier bisschoppen? 't Is dit : Cornbies beroept zich op heet Concordaat , om dit recht te staven , yen zijnee heftige aanvallen di'ene'n om den indruk te gievien , dat de Fransthe Staat het Concordaat trouw naleeft , doch dat heet van Rome's zijde !niet in acht wordt gienom^e^n. In e^eln ►e oorlogsverklaring wordt gewoonlijk de reden voor dien oorlog ^o'piglegeve^n. Combbes nu geeft op , dat heet verdrag tussch+en het Vaticaan +en dien Franschen Staat , door die eerstgenoemde, partij voortdurend overtreden wordt. Comb+es voelt echter zelf het onvoldoende van zijn betoog , waar het betreft 't bewijs te, leveren, dat de Franschie Staat het jrecht heeft die bisschoppen te, benoemen. Hij zeide dan ook in diezelfde S+enaatsre^die , dat 'die Staat uiteraard het ess^entiëel►e recht heeft !om die bisschoppen tie henoemen , een dat h►et Concordaat slechts is ie►enie bevestiging van dit recht. Twee kwesties bieden zich dus ten onderzoek: lie. Heeft de Staat het iessfe ntië+e'. e recht die bisschoppen te, beii o+emie^n ? 2e. Geeft het Concordaat aan den Franschen Staat heet recht tot benoeming van die bisschoppen? ,
,
,
,
,
,
,
341 Essen±iëel of wezenlijk is e'en recht dan , wann;e!er liet behoort tot het wezein zelf van den rechthkebbie;nd'e. Het recht op biet leven is ►een essie;nttië►el recht van den miensch , omdat zijn bestaan zonder dit recht niet mogelijk is. Te beweren : d+e Staat h!e► eft het ss►entiëelie recht de bisschop^p^en te benoemen , staat feitelijk gelijk miet tie z+eggen , dat dies Staat zoind► er dit recht en dus ook zonder bisschoppen , of wil mien het algem'een^er, zondier go^d.s^di^enstlleera,nen , niet bestaan kan. Dee h+eeren van heet bloc hiebb,en 'daaraan misschien niet gedacht. Die practijk en die feiten !nu bewijzen , adat d►e Staat wei ddegelijk bestaan kan zonder eenig l aanspraak te maken op heet bezit van het recht ,om die bisschoppen tee benoemen. Nederland , België , de Vereen igd!e Staten zijn maar . e'ei ige Stat►ein uit ede vele , di►e! ier neet aan id^e;nkter heet recht dier bi^ss^ch^op!sbieinioeeming voor zich !op ie ►eischien , die heet ook niet b► ezitt►e^n ► een zich deesaliniett► emin in ziener goeden doen bevinden. Even goed as Combbes beweert : die Staat heeft het ess!entiëlel'e recht de bissch^o;plpe^n te benoemen , ►ev►engoeld zou de Paus van Rome kunin►en bewenen : cie Kerk heeft heet essientiëel^e recht die pmesid►e!nten en prefecten der Fra;nssch►e iie!p►u'b li^ek aan te stellen, Colmb► es zou het d:aarm^e^d^e hoogstwaarschijnlijk niet eens zijn! Men steile zich eens voor, dat die Paus morgen aan de Fransche staatslieden het dilemma voiorl^eg!dse : opheffing van heet Concordaat of ►erk► enin ing van het ies s►enti ëel^e recht der Kerk om die Frar,sch+e pnef^ect^ein aan tel stellen. Die enormiteit is zelfs te groot pm er mede tie lachen. En toch , a,ls heet wereldlijk gezag aanspraak maakt op het recht , dat juist het ►essetatiëele recht is, van heet geestelijke , kan ook het geestelijke gezag aanspraak maken ^op hetgeen indderda^a,d het esss►eintiëel►ei recht is van het wietnei►dlijke. Iedereen ziet edit in : De Staat is, gJe►e.n Staat , als hij pof zijn hoogste vertegenwoordiger zijn eigen bestuursambtenaren niet kan aanstellen. Maar evenmin zou de Kerk de Kerk zijn , als zij hare, b+estuursa,mbt►e;nar!ein , `h'larie biss,sch^o^prp^e;n , niet mag aanstellen. „ Niemand ►zou mij kunnen overtuigen ," zegt die H. Joan" nies vain d;amascus , „ dat de Kerk geregeerd moet w o rde n door de wetten deer keizers .... de m adht om te binden en te, ontbinden ,.heeft - Christus niet aan die koningen idoich aan de Apostelen een (hunne opvolgers, gegeven." ,
,
-
,
,
,
,
,
,
,
,
342 En , jom ook !epen sthrijv^er der nieuwere tijden aan ' te halen, Cr. Philips ips zegt : „ Dit recht is zoo onaantastbaar, dat zelfs de historische rechten van a;nd,eren , als zulks voor het welzijn dier Kerk dringeln^d iioo;dig is , moeen vervallen tegenover dat dies Pausen " („ Kir deel , hoofdstuk IV, § 219 , bladzijden-ch^enrt",VBadI 311-312) .
Nog idoor talloloz+e anld^e re uitspraken vain kerkelijke schrijvers en door vele besluiten van Conciliën is dit iess^entiëel^e- recht beviestigd en erkeind. We zullen zie niet aanhalen , uit vrees te breedvoerig te worden tot staving geen+er vrijwel onbetwiste stelling. Want wie gje^looven inderdaad , dat die stelling , ;door Comb+es giehuldigd , nooit te voren werd vernomen , tenzij van idie voor Staatsalmacht , dire oip+ adie vraag , of die Staat heet-standier recht kleeft te bepalen , d,at imen zijn vader en moeder moet vermoorden , zonder aarzelen zouden antwoorden : Natuurlijk! ,
,
MAX VAN POLL.
GESCHIEDVERVALSCHING, ZIJN WIJ EEN CALVINISTISCH VOLK? * * * Van Protiestaintsch^e zijde stelt men het wiel eens voor, alsof ons land sinds het einde der XVI d'e leeuw eigenlijk eten Calvinistisch land is. Deze voorstelling werd nog niet lang geleden gegeven door het jongste der Calvi,nistisch►e !dagbladen , ;dat beweerde: ,
,
Ons volk is leen Calvinistisch volk , ons, land eten Calvinistisch land. Ons stiem+pel is het stempel van omstreeks 1572 , zooals ons Program van bleginsielen het zegt 1). Deze bewering., ze moge geheel tie goeder trouw zijn neergeschreven , is geschiedkundig eenvoudig onhoudbaar. Ogss land ijs geen Calvinistisch land ; ONS volk is géén Cal,
1) „ Die Rotterdammer ", Juni 1903.
,
343 viinisfisch, volk ; yen op géén van beiden werd in 1572 , het jaar dier .inneming van • Diem Briiel , het st^emplel van biet Calvinisme gedrukt. Het Holla,ndseh►e Protestantisme vond zijn kracht en aanwas niet in dien oorlog tegen Spanje. Aan die vestiging van een zelf hebben die Katholieken minstens ►evenveel aan--standigNerl deel gehad als de Proí^estant^en. Het vond dat in e► en+e gelestrelijkee ►en soacialie omw^entieling. De Protestanten , hoezeer een groot deel hunner thans tegen Revolutie moge gekant zijn , vinden den oorsprong hunner groep in niets anders dan in die revolutie. Want , zoo zegt die Protestant Johann Gustav Droys►en van die Hervorming : „ Nooit is ►er een Revolutie geweest , die dieper is doorgedrongen , die vreesielijk► er vernield en onverbiddelijker haar vonnis uitgevoerd heeft. Als met één slag was allies uit zin verband gerukt en opi losse schro►ev+en gesteld , teerst in die gedachte dier miensch►en , voorts bliksemsnel in die gevolgen , in die toestanden , in alle tucht en regel. Allies , geestelijk en maatschappelijk , was uit zijn, voegen gerukt , was als een chaos .... (De hiervormi.ng was) een revoluti^e in die ontzettendste gedaante ... (waaruit) vreeslelijk^e bieroeringien en verwarringen zijn ontstaan " 2). Tijdens die beroeringen en wanorde slaagde eene zeer kleine maar overmoedige minderheid erin , zich van het roer van den Staat meester fie maken en, met gewield onze staatsinrichting een Calvinistisch uiterlijk te geven. Maar in 1572 waren ons volk en ons laind nog verre van Calvinistisch! Wij hebben dit te bewijzen 'en dit zullen wij doen niet met Katholieke , maar uitsluitend met Protelstantsche getuigen. ,
,
,
Ole het jaar 1559 toekent Bor aan : „ Al was. 't so , datter vele ,-; die die Gereformeerden r►eligi►e, a,a;nhingen in 't land waren , nochtans waren der honderd , ja duysie,nt Catholyken tegen éénen Geneforme'erden " 3). Groen vain. Primsw ' rer heeft tegen deze voorstelling van Bor 2) Diroysche^n , „ Geschichte dier Preussischien Politik ", deel II , blad- o
zijde 14 vv.
3) Bor, „ N^ed►erl. Oorlogen ", le stuk , bladz. 18,
344 geen verzet aa^nget►e^ek►end. Oo hij = erkent , dat er „ nog 100 , ja 1000 Cathoalijkien waren, tegen één Gerefor mee rde , 11 4). Wie die Gereformeerden dier !da;gen waren , leert ons Motley. Hij v+erzekert , dat „ in die dagen (van 1559) in 'de Nederlanden geien andere Proi esta,nten te vinden waren dan wevers , laken ververs ;en afvallige priesters " 5). Deze verhouding wijzigde volgens het getuigenis van Groen -neet s!p!o'edig , waant hij erkent , dat „ de G►enefolrmeerden alhier niet door aantal machtig waren (langen tijd ►een zeer kleine mind!erheid) maar door de onb►e ►dwin.gbaarh► ei^d van hun moed " 6). Die moed was overmoed ; gelijk de Hugenoten dien hadden in Frankrijk , waar hun staatsgrepen echter mislukten. Maar hoe werd die kleine minderheid grooter ? Groen zal het ons vertellen. „ Elders ," zoo zegt hij , „ is d1e bevolking Protestantsch geworden : hier is door sam^envlo^eijen van verdrijvelingen uit vele Natiën , epen Protestantseh^e Natie , gevormd " 7) . Derhalve is heet P rotes tantsjche Nederland volgens dezen onverdachtengeschiedschrijver goeddeels van vreemden oorsprong. Alz►oo niet o .n gis, land , o n s volk is Calvinistisch. Misschien zal deze of gene opmerken : maar de aangevoerde cijfers van 1 percent of zelfs 1 per mille , hebben betrekking op -
,
,
1559 , niet pop 1572. — ,
D^ein,gen► en , die zulk leen w^ondserbaarlijk snfellien aanwas van die Calvinisten in dertigyen jaren tijds mogelijk konden achten , zij gezegd , dat hun aantal wèl vlug aangroeide , maar toch niet zoo, dat zij in even 'een dozijn jaren van 1 o meer dan 50 p'erc+ent
zouden gestegen zijn. Men l►eze eens: In het voorjaar van 1587 voeren de strung-k► erksch^e predikanten nog al uit tegen de regeiering der wat vrijzinniger Staten van Holland. Daarom werd besloten , Adriaan Saravia , hooglie►eranar in die godgeleerdheid t►e. Leiden , ► en twaalf dier voornaamste ,
,
4) Groten , „ Handboek ", 4e druk , bladz. 80. 5) Motley, „ Rise- of the Dutch republic ", ddeel I , bladz. 211. 6) Groe n , t. a. p. , 4e druk , bladz. 57. 7) Groen , t. a. p. , 4e druk , bladz. 85.
345
Hollands;ch^e predikanten te 's-Gravenhage voor zich te ontb :-e den 8). Eieiigien dier gemachtigden uit de Staten hielden dein preidikantern voor, „ hoievefe 1 onheils ier uit dien argwaan dier Ingezetenen tegen dier Staateen Regering , voor Land yen Kerk te wagt+en ware- : hun voorts hoop gevende op verbetering van onderhoud , ten b t ege^erende , ^datze hunnen to^ehoord^erren e^endragt ien gehoorzaamheid zouden innsch^ei1piein " 9). Waarom modest aan die predikanten verbhetaering van financiëe1e positie word^en toegezegd? Wa;ard^oor was ve^e1 onheil voor Kerk en Staat tie duchten? Een dier raadsleden , mr. Adrialen van ider Mylie , zal het ons v+ert+e'11en. Hij viietesddie onheil , omdat „ het tiende deel van adie inge siet►enee van dien Lande niet is van de Giereform(elerd^e religie " 10). 't Is duidelijk. Vrienden , bedoelden de Stagen tie eggen tot die piiedikantien , laten wie gelen onderlinge verdeeldheid maken yen hoogst voorzichtig zijn ; vergeet niet , dat wij als minderheid met het grootste bel^ei^d yen die m^eeste 'eendracht moieten te werk gaan , Holm die overgroot^e meerderheid onder den duim tie houden. En van welk gehalte , op het stuk van godsdienst , waren op dat o,ogenb lik die Gereformeerden? Die te 's-Gravenh.age ontboden predikanten „ gaven in 't voorbijgaan tie verstaan , dat leen groot deel dyer Staatien zelden ter Kerke , yen die m►ee s t+en nimmertien Avondmaal k wmie^n ". Dat waren dus die mannen , die reeds 15 jaar lang heet Calvinistische „ stempel " droegen. Het is bijna onbegrijpelijk , dat die Hollandsch►e Katholieken zich vijftigen jaren , sinds welken tijd tallooze vreemde avonturiers -op Holland waren komen neerstrijken , gekromd hadden onder de tirannie van zulk ►eense nietige minderheid , die „ genie openbare iexercitie van ielenigie religie toegelaten (had) dan van die Oseref o rmie+erde alleen ". Die zaak is , dat die Katholieken hunne kracht niet kenden ; die Giereformeierdien zorgden wiel , dat zij dire niet leerden kennen en ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
8) ,, Riesolutiën van Holland ", 7, 9 May 1587, bladz. 141 , 143. 9) Bor, II1e stuk , bladz. 975. 110) Bor, II1e stuk , bladz. 976.
346
00k +elkander niet. Niemand minder dan Groen van Prinster+er zal dit duidelijk maken. „ Dc vrijheid van godsdienstoefeningen ," zoo zegt hij , „werd in 1609 bij het sluiten vain het Bestand , gevaarlijk gerekend ... . dewijl -de Rooms chen ( daardoor) .... bekend (zouden worden) meet de grootheid van hun getal " 11). Maurits zelf erkende het , dat ons land op dat oogenblik nog verre van Calvinistisch was , en dat die ovierheeersching van het Calvinisme met geweld , brutaal gewieldd , op ons volk gedrukt werd gehouden. Maurits was tegen het sluiten vain het Bestand gekant. Hij vreesde , zoo schreef hij aan Hendrik IV, dat „ het Bestand die landsen Sp(aans'óh maakt .... (want) Gelderland , Friesland , Ov^e rijss►el , Groningen en Utrecht miesestendeiels roomsch gezind , in die Unie slechts door. ,geweld getreden , zouden zich liever weder onder die gehoorzaamheid 'der Aartshertogen , en gevolgelijk van Sp«nj+e , begeven dan als Republiek te blijven bestaan " 12). In éen woord , de „ Calvinistische overhelersching ", die met „ geweld " door leen overmo^edigie doch luttele minderheid over die gewesten werd uitgeoefend , was zwaardeer dan Sp+anj^e's heer -sichap;j. „ Eili►ev►e ! " zoo vraagt Bilderdijk , „ hoeveel Protestanten waren er dan toch wel tegen die honderden roomschgezinden ? Zeker gleeen 1 tegen 50. Onderzoek in i=ed►ere familie , hoge groot het getal van ede eenein en van de anderen was , nog in den aanyang dier 17de eeeuw, en mien zal bevinden , dat adie rio o.mschen toen nog doorgaans 2/3 in de- aa nzi enl.ij-kste geslachten uitmaak bij de b'urgerij+en 3/5 , +en ten -platt ►elande. 7/8 of meer. En-ten; toen waren reeds allee roomsiche geestelijken , nonnen en b+egijnien enz. uitgestorven " 13). Iii zijn no. van den 22 Juni 1891 schreef ook heet Calvinistische dagblad „ de Standaard ", dat in 1572 „ het Calvinisme- nog geen tiende (zegge geen 1/110) fideel dier bevolking op zijne hand had'' '. Bie „ Standaard " noemde dit feit „ geen mysterie uit onze geschiedenis ", voornamelijk omdat dit „ nog geen tiende deel der ,
,
,
,
,
,
,
,
,
11) Groen , t. a. p. bladz. 185. 12) Groen , t. a. p. bladz. 185. 13) Bildierdijk , „ Geschiedenis des Vaderlands ", deel XIII , bladz'. 22.
347
bevolking , toch stand hield , won aan invloed en den doorslag in 's lands zaken gaf ". O;ns, is dit it geen mysterie. Zeer dikwijls kan 1len kleine, luttele minderheid , mits zij' handig gebruik maakt van omstandigh^eidee^n ien geien mi^dd^e.^en , dire haar dienstig kunnen zijn , schuwt, met geweld schrik en vrees inboie em►en , ten die ove rgroote meerderheid overheiersch^en. Hebben niet Been handjievol socialistiein en anarchisten dit voorjaar het geheele raderwerk van handel en ver keer eeenig dagen hier tae lande weten „ stopi " fie' zetten? Of men hte rinnrnere zich het feit , dat in de X V I I I d►e eeuw eten klie iin►e groep Jalcobijn^en het arme Frankrijk voor zijne d+espotiekie tirannie- deed zwicht►en. In het huidige Frankrijk weet geen Combies , in strijd met d+e gevoelens van de oviergroote meerderheid dier bevolking, het recht met voeten te treden.. En in Calabrië zijn drie roovers in staat gansch+e dorip► eii 'en gewesten te brandschatten. „ Om te overwinnen ", placht Danton te zegg^en , „ is er durf (audaloe) n^o^o^d.ig , nog teens durf , yen altoos durf." Aan vermetelheid yen overmoed heeft het den Calvinisten idier dagen niet ontbroken. Alleen de heugenis aan Gorcum gein dien Bri►el volstaat hier. Helaas , wat dwaze, legenden gel,o ov+en de Calvinisten te , goeder trouw ,omtrent die Geuzen! „ Aan dein Bri+e'1 " — zoo schreef di „ Standaard " geestdriftig in haar no. van 5 Juni 1891 — „ kleeft die historische hierinneri^ng , die vooral voor ons. Calvinistisch volk een ho^oge , heilige b+ezi,eling heeft. De helden va,n den Bri+el immers blijven , al' waren zij Geuzen , nog altoos een verschijning , die ons bezielt en aantrekt." Deze „ hielden " nu waren niets meer dan z+eeschuimers , +een handvol zeeroovers ien vadierlandslooz^e same^nzw^e+erd^ers. Acht men deze , laatste uitdrukking wellicht wat te sterk ? Wc zullen ze wettigen. Juli^eri de la. Gravièr+e is een Fransch vice-admiraal , die veel studie van die geschiedenis van het zie► ew+ez^en heeft gemaakt. Hij schreef in die „ Revue idles D+eux Mondes " 14) Beene studie over ,
,
,
-
,
,
,
„
,
14) D1. CIX, p. 412.
C)
„ Les gu► eux des miers " (die zeegeuzen) , waaruit het vo lgendle isetfie!rlijk is vertaald: ,
,
„ kever den Turk dan den paap ", was het d'evi+es dier geuzen geworden. Ike vernieling van die O ttoma n i sch► e vloot t►e. Lep!anto benam hun niet de schuldige hoop op ►effene tussch+enkomst , die d►e gansche Chri-stenheid zoo noodlottig kon lcLe w,ordie,n. De Ger►eformelerd+en fie Antwerpen toonden zich geneigd om de hulp van den Sultan te betalen met den ong+ehoord+en prijs van eerie toelage ad drie millioen gulden , ten die geuzen +droegen het zinnyPb+e+eld van dien Islam filer op+ hunne hoeden. Op 'die voorzijde der metalen halve -maan las men deze woorden , ge-steld in de Vla am.sc'h+e taal: Liever T u r x dan Paus; op de keerzijde deze Fransch+e woorden: En d +e s ►p i. t die la mier 15). Ja, lievier zziich. onderwerpen aan dien vertegenwoordiger van den Prof+°► et dan aan het gevloekte juk van Rome. „ Die Zeeuwen zijn gehard in den krijg , gewend aan de vaart; als heet m oict , zullen zij met hunne sich(epietn tot Cyprus komen , om S+elim dien weg te banen !naar Ve►ene." W ij gelo oven niet meer aan de macht van dien Turk ; maar in :die X V I+de eeuw, zoo kort na dien dood van S o 1 I'm a n den Gro,ote , was. 'die Turk nog het schrikbeeld van. Europa. Hij had ,
,
,
,
,
,
,
slechts die monarchic' van Filips II tot tegenwicht. Duitschlau d vrees de ► elk +o ogie!nbli.k den storm over zich tie zien losbarsten. -
,
,
,
Nog g►euurendee meer dan honderd' jaren beef het onrustig heet .00r sipits+en naar het verwijderd -gegrom van djen naar zijn grondgebied -opidringend en stroom. Zou die stroom volgens die voorsepielli,ng van den dichter „ het bloedig gebroed tot. aan Keulen" bre!ngien ? Wanneer de Turksebe strijdross+en zich ooit , gelijk mien heet Katholieke- Europa bedreigde , zouden zijn ,, komen drenken aan +den Rijn ", zou lJe+U dan niet die schuld zijn geweest van di►e o^nvierbererlijk+e samenzweerders , van die ketters , aanstonds bereid om met die ongeloovigen )een verbond te sluiten ? " 16) ,
H'et merkwaardige van dit getuigenis is wiel , dat heet door een 15) „ De zee ten trots ".
1 6) „ Plutot le Turc que lie Pape " était idev°nu la dévise des gueux. L'anéantiss emeint +de la f'lottte ottomannie a Lépainte ne les désabusa pias idu coupabl e espoir d' uan+e intervention qui pouvait devenir si funeste a tout^e la chrétienté. Lies reformes d'Anv:ers spe montraient disposés ,
-
,
,
a payer lie concours idu sultan du prix -exorbitant d' un subsidie de trois millions idje- florins , let les g`u.eux arborai ent fièr emen't à leur chapeau 1' +em^blèmte de 1' islamisme . Sur la face +du croissant de métal , on lisait ces mots inscrits :en la i:gu+e flamandde : „ L i ie v e r T u r x id a n s [sic] Paus "; au revers , cues mots francais : „ E .n )d e s p i t die 1 a in 'e r ". ,
,
,
Oui , 'plutot se soumlettre au représentant du prophète qu' au joug maudit de Rome ! „ Les Zélandais sort +enldurcis a la guerre , habitnnés
349
Protestant geschreven is ►en dus door die Protestanten niet kan gewraakt word'en als door geloofshaat ingegeven. Onze Calvinistische iandg^eno otten zullen , meenen wij , wiel doen, hun jaartal 1572 :niet t►e vezel naar voren te b-rengen. Op dien keper beschouwd , strekken die landv+errad►ers-Watergleuzen hunne historie ;n iet tot reeve . ,
,
Dit staat geschi+edkuindig well vast : Nog in die XVI Iddie eeuw was Nederland leen m► eerende► els Katholiek Land , w!elks bevolking zich kromde onder de overhielersching ►eenser viermeteilie minderheid. Vervolging , geloofsarval bij die onderdrukten , yen toevoer van vreemde .0 i,t±geweken^en hebben die minderheid wsel dolen aangroeien diojch zee wellicht nooit tot meerderheid gemaakt; want de twijfelgeest 'der XVIIId►e +eeuw o!ndiermilijin^d►e ook het Calvinisme . Het Protesta;ntismie, der tegenwoordige Ned. Hervormd►e kerk mag geen Calvinisme meter heeten. Dit vindt mien nog slechts in de Gereformeerde kerken. En dan wijst die statistiek uit , dat ier opt die 5.104.053 Niederla!ndaers slechts 417.957 zulke trouwe aanhangers zijn der leer van Calvijn. — Alles. (sl.aamge!n'o,mie;n : was Nederland , is Nederland een Calvi^nistisch iia;nd ? op beide vragen : neen! S. ,J`. F» VAN ZEYL! ,
,
,
,
,
,
,
a la co.urse: s' it lie faut , i is poussieroint l►eurs vaisseaux jusqu' a Cypre , pour frayer a Sielim lie chiemiin de Vetere.'l' Nous ne croyo-.ns !plus a la puissance du Turc: au XVIiee siècle , au lend►em.ain die la mort de Solim^a!n lie Grand , le Tu,rc était encore 1' épouva;ntail ,die 1' Europe. I1 ;n' avait pour contriepoi.ds que la mlonarchi:e die Philippe II. L' Alliemag!ne craignait a chaquie instant de voir crlever sur te lie la tiempêtie. Pendant plus de cent ans -encore , Belk !ne dessa de iprêtser unie orieilliie inquièt^e gu lointain mug'issemient du Hot ►en, chemin vers son t+erritoirie. Cie f'lot tm'ègn+?rait-i1 , suivant la p{ré diction idu poète , ,
„ la couvéie san;n'laintie jusqu' a Cologne? " Si lies coursicers ottomans
venai^ent jamais , commie on m^enacait 1' Europe catholiqu+e , „ s' abreuver dans lie Rhin ", in pest -ce pas a ces facti► eux i;ncorri;geablies , a ces héré-
tiquwes , Is;i disposes a p^actisier amec des infidèl+es ?
HERFSTLIEDJES. TREURWILG. * * * Lange groein►e trossen
hangen droevig in^e►er; zilvergrauwe flossen kaatst ce vijver weer, waar ede slappe twijg +en van den wi lgeb^oom ziéh d^rc ef^g►e►estig ;n'ijge'n
langs den wat►erzo^om^. Vale takken lijnen over 't groene gras, vangen slaglicht-schijnen van dein p^aarl+en^plas. Lichi e grijze wazen zweven over 't gnat , spinnen hu^n^n►e mazen ,
vocht om 't spichtig blad, drijven hunne dampten dwars door 't kreupelhout, gaan zich nattig klampen ,aan het beukenwoud ......
351
EENDEN. Zie zee wagglend loopen in het oevergras , speelziek 't kopje doop+en in den refen plais , zich den snavel w,rijvein ;
door heet blanke dons, zachtkens omm^ecdrijvsen , of met luid geplons diep in 't nat gedoken , 't mollig lijf omhoog, pootjes uitgestoken , veertjes vettig - droog; —
^dan weer o; ; evlogen , kl,appx^enld , naar de vliet, waar g' hun 'bre+eid'e bogen nedersfrijkein ziet. Zire ze er samandrijven , ,
dichte bij elkaar; hoor z►e als oude wijven ;sin aterem te gaar!
352
ZANGVOGELS. * * * — Zie de wo og lien in Ie struiken keer op keer tussche► n 't schaa.rsch ge,biladert' duikeen op en neer, 't kopje heen 'een weer 'e'we,g►enn heel koket, zich de g!r'1jz4e ppluijmle,n vegen o , zoo net! tussehien de ieik+e^blanen trippJ^en van het !beo sch , langs adie twIijigen opwaarts hipplien , 0, zoo los! 'dan iee► n dansend m ugjte sin aippe,n in die lucht ,
of naar 't snorrend vliegje happen in adie vlucht. -- Hoor humn laatste Iiie-dj^e schallen: ede afstheidstoon ;aan het loof 'bij 't iediervall^en. ,
Zinre kroon wordt dien reik vain 't hoofd g+enomren ; langs den grond voert ede wind in d'w'arrielstroomien ,
baders rond. 't Voogl+enli^ed zingt de uitvaartmsette'n blij hun 'dood: ,
't leven wil 't in 'iote► n zetten vóór 't ontvlood.
J. E. M. GEFKEN.
WIE WAS JEZUS :^-
VAN NAZARETH? APOLOGETISCHE PROEVE. A'c h t s te H o of d s t u k (slot). Na al adie getuigenissen , dire wij reeds biebandield hebben , zou.den, we , .indien ipa,ats geb!r!ek zulks niet v'erhind'erd'e , nog een laatst en ;zeer g+e:writhtig 'ditein►en tie b+e^s^p^rek►en , nl,. dat van Papias en van het zoogenaamd^e fragment van Muratori. Wij hap+en hi^eraa;n, later +eiein afz oindd^erl ij:kle studie tie wijden. De stem van het veredien heeft overigens reeds duidelijk genoeg gesrokjen uit hetgeen wij in de vorige hoofdstukken h►eb^hein, aangevoerd. We 'kunnen )dus veilig 'overgaan tot het bewijs , dat de ,Evangel ië,n, z e 1 v ee In zijd+eli;ngs omtrent hun oorsprong geven. Dit bewijss ,i s tweevoudig : vooreerst b i j'k r uit die t e v a ,n g e 1 i ë n z i e i f alberduidddelij^kst , adat zij tlb^or t ij d g e ;n, o o t ►e n , voor leen groot deiei'l zelfs sdoor o o g g ie t !u ,i g e n geschreven zijn. O1p die tweede plaats wordt door de -eva;ng!el;iën zielf zijdelings alleszins bevestigd , idat ►die tij^dgen^o oten ► en ooggetuigen wel degelijk d i e b se-p a a it cd ►e p ie r s o n !e n waren , welke die overlevering als hun s^c'hrijvers ;noemt. Het e'erstse een algseme en'e gedeelte van dit bewijs kunnen wij wegens ip►:,aatsgebriek niet behandelen , wie hopen het later tezamen met Papias' getuigenis yen het fragment van Muratori ,afzonn'dierlij'k te bespreken. Bepalen wij ons thans tot heet tw^ese die meer bijzonderebewijs , hie t w^eíi+k een zeerr geschi kt slot is voor on.zie arti^k^elsen-reeks , d. w. z. toon^en wij meet ►enkelie tri ekkenn , hoe de ►evangeliën zielf d te o n s b c k i e n d e v i e r ►e v a in g e l„ i s tie ;n zijidieli!ngs als hun schrijvers aanduiden. ;
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,-
Wij hebben gezien , dat Mattheus :dio^or de ov►er^levering als die schrijver van heet eerste evangelie genoemd wordt. Nu is heet
zefier opmerkelijk , dat terwijl Marcus yen, Lucas d+e b+ek^eering' yen roie!pping verh,a"len van zekeren toll^enaar, L ► e v i genaamd , juist ,
354 alleen Mattheus. ver meldt , dat die bekeerde tollenaar d►e apostel Mattheus was , ten dat hij na zijn rotepiiing dien n:a a m ontving. In dat ambt van tof1►enaar, vroeger -door Mattheus uitgeoefend , lag mi,n, of meer een blaam. Dezen wilden Marcus ► : n Lucas uit eerbied dien Apostel besparen. Maar Mattheus zelf komt er rond voor unit. Opimie rk'eii j k ook is ►dat in, het veie rst+e evangelie de apostel Matthieus zo,oveel mog!eiijk o den achi+ergronld wordt gestold. Meter d an bij de andere evangelisten. Nu is wel is waar adie apostel Mattheus ier geen , die in heet algemeen niet bijzonder op dien, voorgrond treedt. Maar juist hierin ligt wieder -een eigenaardig argument voor de waarheid dier tra diiile , die het eerste vangielie aan, hem toeschrijft. Was het immers fictie geweest , dat het ►eerste evangelie door een Apostel geschreven was , dan had mien van zelf een, meer ,opa drein voorgrond tredeenden Apostel als ;den schrijver genoemd. De ►e^einig+e reden , waarom men juist Matthieus als den, schrijver heeft kunnen noemen , is — heet ligt voor die- hand -►e^envou^dig deze ,: dat hij het in werkelijkheid was. Ook dat hij zijn ►evangelie schreef in het H►ebireieu,wsch voor ide Christenen van Pa ►esti,na wordt door het evange li► e zelf bevestigd. In, afwijking van die andere ►evangelisten , toont hij tie ver ► e rs tel lien , dat zijnee lezers met die J o-od séhse gebruiken bekend-^ond zijn. Waar de andere ►evangelisten vaak seen verklaring noodig avhiien , iaat Matthieus dire achterw► egie. Hij beroept zich vo ortdurend op de profetieën van het Oude Verbond , wijl hij die bij zijn, J^oo^dsich^e lezers van zelf als bekend veronderstelde. Ook is hij bijzonder nauwkeurig in heet aangeven van de munten , h► etg►een, trouwens uit zijn vroeger ambt van tollenaar te verklaren is. Ii dit laatste v inldt men ►ook de vierklaring , dat juist Mattheus zich vóór alle a1n^d^ere. Apositel►en aan het schrijven zette. Als tollenaar was hij krachtens zijn ambt tot schrijven verplicht en verstond hij deze kunst , die in zijn tijd volstrekt niet algemeen was. Een, ontvanger vanbtel.asting^e^n is van zelf nooit geheel ongeletverd. Zijn ambt , dat hem in betrekking :stelde met +die visschors van Ca+pharnaum ►en meet die b;uitienl^ands^ch^e kooplieden , noodzaak be hem ook tot de kennis van het Aramee sch , 1de' landstaal, alsmede tot eienige kennis van heet Grieksch. Zelfs, omtrent dien tijd , dat het ►evang elie, geschreven is , geeft heet ievangelie zielf ons eenig^e na c ere aanduiding. Dat heet in,d^er,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
355
daad vóór die verwoes ting vain Jierusal^em wierd gieschriev►en , gelijk die overlevering zegt , valt daaruit op► tie maken , dat Mattheus , wanneer hiet na Jierus,a:iem's val geschreven ware , waarschijnlijk de voorspelling omtrent J►erusallem's erwoesting yen heet vergaan der we rel d duidelijker va;n, clkan^dier zou onderscheiden hebben, fom alzoo de gedeeltelijke vervulling ,ervan aan tie too!nien. ,
,
,
Van Marcus (mrs^pronkellijk Jaan^n e ․) dien wij in Handelingen XII , 12, 25; XIII , 5, 13; XV, 37-39; Cols. IV, 10; Phil. 24; II Tim, IV, 11; I Petrus V, 13 vermeld vinden , zzeg'gíen -die H. Schrift ien adie o^ver.!eviering , dat hij te Jerusalem giewo on d hieleft , ,dat hij die leerling was en tolk van den H. Petrus , dat hij zijn levangelie schreef , gelijk hij heet door Petrus had hoor► en pir►ed,ikle.n ; verder, adat hij schreef te Rome ; ook , idat hij blij sommige , dingen , die hij schreef , p► ers^o-o^nlijk 'tegenwoordig is gie^w^elest. Wij vinden dit ,aill^es, tiieffienld in heet twlee^dfe ievangeli^e bevestigd. Vooreerst 'du^i dt allies an , dat Marcus ielen gebiorien Hiebreieër is. Dat zeggn u zijn ztns^blouw yen zijn ge'h,ee:ie rna;ni^er van schrijv► e^n , zijn bekendheid meet de Jo^o^ds^chie gebruiken , die hij telkleins meet een ienkiel woord voor zijne lezers verklaart. Die e^va,ngiel,ist meldt u als ielen edht►; HiebTICIC-ër, hoe die Joden dit of adat ding i,ii hun taal ;noemen ; mie ermaln ook gebruikt hij Hfebr^eeuwsichie woorden yen voegt ier dan ten gerieve zijner ezcrs de vertaling bij. Zijtnie bezorgdheid , ,om Jo,annrne s , den apostel , nader aan te duiden als dien b'rocd+er van Jacobus , geeft te kennen , dat hij d e en J ^o ann^es van !e+e,n ande ren J oainin.e s wil, onderscheiden , ;nl . van, zich zelf. Dat hij zijn ievangelie niet in Palestina schreef, blijkt zijdelings daaruit , dat hiji heet ,n^o^odig acht , zijnen lezers mede te 1dee^I^en , dat +de Jordan een rivier is , ook dat -hij hen voortdurend ,i^nli^dht omtrent Jo^od,sch^e gebruikten (verg. bv. VII, 1-5). Dat hij te Rome schreef , wordt zijdelings als volgt door zijn evangelie bevestigd : Ofs^dh^o^oin hij Grieksch schrijft , gebruikt hij toch niet zelden Latijnsch► e woorden f en voegt er dan nooit een, verklaring bij , terwijl hij daarentegen G r i e k s, c h e woorden door L .a t ij In, ss c h ie , verklaart. Zoo gebruikt hij bijv. , waar hij ni ede^d^e^el4t , dat leen arme wediu;w+e tw^eie kleine munten ;offerde (Marcus. XII , 42) , het Gri,ekschie woord I ►e p► t ,a, en voegt er dark als verklaring bij , dat deze die waarde hadden van leren q u a.,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
35G
d r a n s , een R^om+e-instch►e munt. Marcus XV, 16 wordt het woord voorhof verklaard door p r a ►e t o r i u m. Waar die andere evang^elist^en hij het verhaal van Simon , die Christus heet kruis helpt dragen , alle verdere aanduiding athirerwceg^e laten , zegt Marcus uitdrukkelijk , dat deze Simon de valdier was van Alexander yen Rufus. Deze m^eded^e^eling moet dus voor zijnee lezers iets bie gehad hebben. Nu verneme n wij van Paulus (Rom►ei--langrijks lien XVI , 8) , dat Rufus onlangs met diens moeder in Ramie was gekomen (adat moet omstreeks 58 geweest zijn). Schreef Marcus, gelijk de overlevering zegt , tie Rorn,e , dan had ►dire bijvoeging zin. ; Al'exan'der yen Rufus waren clan voor zijne l+ez'ers b'ekend'en, ►een, zoo maakte, dire bijvoeging van zelf • meer hun belangstelling gaande , terwijl ze anders geheel overbodig zou, zijn geweest. Het fragment van Muratori v^erm!eldt, dat Marcus , ofschoon hij den Heer niet als leerling volgdse , toch bij sommige; 'dingen, die ,hij verhaalt , persoonlijk tegenwoordig is geweest. Ook dit vindt in zijn evangelie bevestiging. Tie midden idier lijidiensgiesch.i►ecdte;n.is vermeldt Marcus ipiots^eli;ng , dat leen joingieling , in ï een z'wieetdo gek ,gehul d , Jesus volgde ►en , toen die door Judas aan gievo^erdie bende den Zaligmaker gevangen nam , door geen Jder krijgskinielchtten werd g egreipi n , maar wegvluchtte , zijn zweetdoek in ;die hand van dien krijgskn^e ch i achterlatend. Deze ge hieiel)e ►cpiis^od+e varn, 'den jonge ling , w:se;ns naam nier + eens genoemd wordt, doet aa^n het verhaal niue cs, af, ja vertraagt v'eel'eer dien gang; ^maar Wordt zeer v^erk^la,arb'aar, als. Marcus zelf die oiig enoaemd^e jroungel,ing was. Di^e e±piso^duee had dan voor hem zuelvien iets bij ds yen moet heem steeds zijn bijgieblevie!n. -zonuderb+lagw'ks Prof. Zahn bewijst op zeer aannemelijke gronden uit heet XIVIe hoofdstuk van Marcus i,n verband met Handelingen XII , 12-17, dat Marcus 'de zoon was van dien ►eigenaar van idle zaal des avuonudrnaal:s , fen dat zijne m o,e ct,er, Maria , Petrus na diens gievangensichap in haar huis ontving (Ein.feeitung , z'w'eitie auflage , 2tser B.). Dtezie^fde geleerde toont ook treffend aan , hole verschillende feiten zóó verhaard worden als Petrus ze in zijn 'gedachten moet hebben gehad en hoe zie gie-hietel van Pe'trus' oogp+unt gezien en beschreven zijn. Dat Marcus zijn verhaal schreef , z^ooals hij heet door Pe►trus had hooren prediken , is ook 'die biest verklaring voor zijn guebbrek aan ichro•o: ogische orde. Petrus ziett+e de gewichtigste ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
357
fieiten bijen en leegde dien meesten nadruk in .zijn pirieidiking op Chris us' woorden. Opmerkelijk is ook , hoe uitvoerig Marcus die verloochening van, Petrus vleirmte^dt. Zoo moet zie door den boetvaardigen en diep ootmoedigen Petrus aan zijne hoorders verhaald zijn.
Lucas , aan wien de overevering heet d.er die 1evangelie toekent, is ,gins uit die H. Schrift bekend als een net-Jood — Paulus iniolemt hem o:nld^err heen , die „ nï+et uit de esnijdie^nis zijn " — verder .ais, een gen+ees'h►: er (Cal. IV', 16) yen als een gezel van Paulus , althans app verscheidene zijner reizen. In hoeverre wordt dit door het levangelie van Lucas bevestigd? In zó óve rr► e , 'dat de schrijver van het derde evangelie dezelfde blijkt als die- der Handelingen. De schrijver van de Handelingen richt zich ►evenals d!i!e van het Evangielle tot Th,e o^philus +en zegt, dat hij aan deze vroeger de geschiedenis van Jesus heeft ge,
,
,
schreven.
OP de tweede plaats blijkt die schrijver reeds omstreeks het jaar 40 lid van de Christen-ge^mleent+e tie Antiochië t+e zijn. Want in Handelingen X I , 22 w^o;rl r verhaald , +dat 'er „ in die dagen ^profeten van Jerusalem naar Antiochië kwamen ". Ian -die oudste , zeer veel gezaghebbende tekstlezing staat er het woordje ,ons " 'bij , „ in die dagen kwamen ►er profeten van J►erusa'iem tot o ,n is " (Christienieln van Antiochië). Van één dezer profeten , met name Agabus , vermeldt adie schrijver, da t hij Been hongersnood voorSpelde tover de ge h► e►e' ^e wereld , ^en dat +dire ho,n fiers n ood later gekomen is ouder keizer Claudius. Dus , toen de profeet Agabus dien hongersnood voorspelde , was k-eizer Claudius nog niet aan die reg+e!eriing; ► en toen +; ds behoorde die schrijver van de Handelingen yen van het derde evangelie tot idle Christe+nien van, Antiochië. Dat was d►erhaly+e reeds vóór het jaar 41 , daar keizer Claudius in dat jaar aan die ,rregeering kwam. ,
;
,
,
,
Als die schrijver verder verschillend e reizen van Paulus verhaalt,
nadat 1deze omstreeks 43 tie Antiochië was gekomen , spreekt hij voortdurend van ,,wij " : „w ij kwamen hier, w ij kwamen dáár ", lenz. Ook blijkt uit g alles , dat wij met een niet-Jood te doen hebben ; pok met iemand , die niet schrijft voor die Joden , maar voor ,de Heidenen. Bij hem neet de Hiebreieuws ch^e woorden van ,
358
Marcus en Mattheus , niet die groot^e vierheffing van Israël , !niet die nadruk oip ide wier. ;Cn woord , ldat íá!e H^ed,en►en zou kunnen - kwetsen ; 'd a a;r► en'te gie►n gro^ot^e zorg om al's te vermeld en wat +de Heidenen kan rye':+ev► e^eren. Bijzonderen nadruk 1!egt hij op de roep! ^ng van ,ally; volkeren tot ' die zaligheid. Dat heet Gri^eks^ch idee m^o►edlert,aal des schrijvers is , blijkt uit het gemak , ^waarmede "hij zich in die taal uitdrukt. Geen ► enk+e.►e' G;ri'eksdhie wending is hem vreemd. Vterschilien d'e plaatsten van zijn 'evangelie , bijv. de opzet , zijn zelfs lclass:► ek. Nochtan , treeft men in Lucas ±pi-assagies aan , de in Hebraïsmen voor Ide plaral el-plaatsen vain Matth!elu's Senn Marcus niet onderdoen, ze, soms zelfs overtreffen. Dit is al1!e►e^n t verklaren uit de nauwgezetheid , ^waarmede Lucas de H►eb+r!eeuwsch'e bronnen benutte , 'dice hij gebruikte. Hij heeft zich tevreden giestte:d meet deze eenvoudig l►etterlijk in hef Gr:►eksch tie vertalen. Nu zal iemand , die uit een vreemde taal letterlijk v.--rtaalt , zich vaak aan m eer barbarismen in zijn zinsw'ending'en s'chiudi g maken dan een vr'e^emidie1ing , die in een aangeleerde taal sldhr,ijft. Dat Lucas geen discilpie'l was van Paulus , wordt door zijn evangelie ie ie!nzle+er b!evestigd. Evenals Paulus maakt Lucas , ►en Lucas alleen. , Irne l d.ing van {dc verschijning dies H^eerein , na Zijn verrijzenis , aaan P'eirus ; 'meer dan 2100 Griekseh►e woorden , in de andere geschriften des N:!euw ►en Testaments ongebruikelijk , z'ij'n ,aan Lucas ► en Paulus gemeen I). Zelfs 'dat Lucas geneesheer w,s , meen en verschillenden aan zijne .s^chri j fwi j7i e kunnen merken , daar hij , blij het ve rme;1.den van ziekten jen g!en^ezi^ngien , icisc taal +en de technische uitdrukkingen van de Ori+eks'ch^e g^enfe► eskun di: zijn: r d'a'gen toont te kennen 2). ,
,
,
,
,
,
-
;
,
1) Men 'wijst hier ook op idee over^ie ^akomst van Luc. XXII , 19 cif 20 ni: I C^o;r. XI , 24 ca 25. Doch volgens .ernstig.- schriftverklaarders is idile plaats van Lucas late°„r uit d 22.a L.r:cF vas Paulus : clacht. is Inderdaad is adie gag van heet verhaal ia hoofdstuk XXII , waannieter nien 19 ► en 20 weglaat , veel gelcidcelij^ke,r. H pt kaLn +echter ook door Lucas zelf geschied zijn. 2) Is Lucas ook schilder ewcest? Dit wordt door velen b'etwij't'eld. Men b eweert , ±d at adie- saga daaraan haar oorsprong d an kt , dat Lucas ons in zijin Evangelic geen zoo schoon beeld van Maria geschilderd heeft. ,
!
,
359 Het vierde +evat,geli^e schrijft die iovereviering tope aan den H. J►oan.n+es , dein Apostel en b1emind+e;n I°cling dies Heer+n. Volgens dezelfde overlevering heeft hij heet laatst zijn 'evangeli+o geschreven, Vindt gok d +e z gee over:+evering in het vang► eli zelf grond ? -Zonder te+enigen twijfel. Dat ►het vierde +e vang: ? i+e lre i laatste g^eschr+e °n is , blijkt oi. a. daaruit , dat de schrijver van dit .evangelie over een groot aantal feiten. rzw'ijgt , die door dd an' erge +evang+eisten verhaald' worden. De feiten , do-or heem verhaald , nemen nauwelijks dertig v^erschillen^de dagen van Jesus' olp!°nbaar l^ev+en in b+°slag. Hij Spreekt bijna geen woord van h^etgcen Jesus in Galilca v+errichtt ►e , terwijl +d+e andere +evangeii:sten omtrent dit p u;nt overvloedige bijzonderh^eeden, rneid+ed+e+e1ten. Van, eden anderen kant vindt ,mien in het vierde +evangelie meerdere zij d+elingsch+e to+esptelin.gen op hetgeen d► e andere evangelisten. verhalen. Vermeld wordt bijv. , dat Joa nne s dc Doopier z'eid e „ Ik zak' den H. Geest in JAc gedaante van 'een duif oip► Hem ,
,
,
,
,
,
nedierda'le;n ", en duidelijke to -spelin p op een feit , dat door Lucas -
len Mattheus wordt verhaa'd. In hct derde hoofdstuk 'wordt ge ►dat J o,an „nies, nog niet in den kerker was geworpen. Het-z+egd, ,
feit van, Joannes' g► evang►ein(n^eming , dat Mattheus en Lucas verhalen , wordt dus bij de lezers van dit evangielie als bekend verondersteld. De schrijver zegt o. a. ook , dat Lazarus van Bethanië was , „ heit vlek van Maria en haar zuster Martha ”, ofschoon hij ;over beiden nog niet had gesproken , enz. Men ziet van het begin lot het einde den tc^e'ieg om n.,et -te herhalen wat door de vroegere +evangeli►eschrijv^ers reeds vermeld was , tenzij om hun verhalen tie bevestigen of meet n:+°uwje bijzonderheden aan te vullen. Dat het vierde evangelie het laatst geschreven is , blijkt bovendien uit vers^c'hill►enlde andere aanduidingen. Duidelijk wordt in het evangelie be kennen gegeven , dat het Jo-odseh+e volk als volk reeds had opgehouden ie bestaan , adat verschillende plaatsen, waarvan Jn het +evan.gee mieldd,iing gemaakt wordt , reeds verdwemen waren ; zio o! bijv. wordt gezegd : ,,Biethanië w a s van J ►erusalcm 12 stadiën verwijderd " ; „ +er was een tuin , waar hij binnenging " ; „ +er was op de plaats , waar Hij gekruisigd werd, een hof ". Verder blijkt uit verschillende termen , dile +de evangelist gebruikt, dat de ketterij van het O nlos tici s m e reeds begonnen was. Die ,
,
360
evangelist gebruikt die termen +om de ketterij des fie beter zijdieiings te treffen. Behave talliao,z► e k1+ei;n► e trekjes in het +e vanngiel +e- , di►e duidelijk den geboren Hebrie► eër yen d►e^n i;nti+e,m'en o ogg tuigje doen k:. inn►°n , verklaart idle schrijver uitdrukkelijk , dat hij + ooggetuige is geweest. Hij in^o+emt zich 11eerm.a'len den leerling , di+e getuigenis aflegt van ^h►etge► en, hij g +e z i e !n heeft. Ten slotte valt het op , dat in heit giehie►el►e +eva,ng eli+e nergens ede naam van Jo-annle^s en diens broeder Jacobus wordt gre n o+earn d' , ook niet bij die tafere+e.^en , waar zij , g+eijk uit de andere evangel,istten rblijkt , +een zeer voorname rol vervulden. In het eerste .h+oiofdstuk bijv., waar ldie schrijver Joannes' roeping verhaast, wordt diens naam duidelijk moei opzet verzwegen. Zelfs wordt Jee moeder van Jo;a^nn.l ees , ieen der vrou\v e,n , dliiee oinidaer ieet kruis ston-d'en , sim het vierde ievangie'' ire n:^et genoemd. Nu is het zwijgen over ceen zoo voornamen A}p+o!s^tel r+ee'►e.lijk^erwijziee niet anders ire verklaren , dan dat dde schrijver zelf hierdoor zich uit rneld^erighee,ild zooveel mogelijk op+ dien acht+ergroind heeft willen stellen. ,
,
,
,
,
,
,
,
Ziedaar, .hoe de zijid+el,ingsche aanduidingen , :d:► e de evangeliën zelve iomtrent hun slchrij vers geven , volkomen mi; t het zoo nadrukkelijk getuigenis . :r traditie overeenkomen. En !op d:+e wijze is heet deugdeijk bewijs g+e.+everd , :dat die !elvangel,iën werkelijk door tijdg►c'ncoten ,en bepaaldelijk door die ons bekende vier levangelisten geschreven zijn. Wij zouden nog andere bewijzen kun'n±e ri aanvoeren , bijv. de groot+e menigte oude h,an d;sich.riftfien , b! n.eve;ns die tállo oz+e oude vertalingen yen andere zijd+elings che argumenten. Maar wie achtsen h► etge► en, we geschreven hább^en , meer dan voldoend. Thans +nog ielen enk► e^l woord tot besluit. Wanneer de evangeliën , gelijk we gezien hebben , werkelijk door tij dg enooten , voor een groot deel zelfs door óóggetuigein geschreven zijn , dan springt van zelf de onhoudbaarheid van alle theorieën , die de +evangeliën toi mythen , sagen , legende of v ►; rdichting 'willen verlagen , iduidelijk in het oog. Als vier schrijvers u in alien ernst een !menigte feiten komen mieded+ee^.+en , die zij biewier+eii zelf gezien of beleefd tie hebben of althans onmid-dellij'k van ooggetuigen t+4 hebben vernomen , . dan ,
,
,
,
,
,
,
„
361 is slechts 'een van tweeën mogelijk : ófwle 1 zie spreklen waarheid , ófwel ze liegen u e►envaudig voor. Maar vaan mythe , sage , ifegende of verdichting kan geen sprake zijn. Al's bijv. die schrijver van het vierde evangelie' getuigt , dat hij zelf aan, 1dein voet van heet kru i's stond , toffen zijn Meiesteir daaraan stierf , yen g!eziie,n h^e►eft , dat het Hart van zijn Mie'estiei meet ieen lans werd doo^rstol en , zal iemand dan ► d'u.rvein beweren : )duffe (-i'chrrijver vermieldt hi r een mythe , of hij verdicht ? 3) En, als die -schrijver, gelijk 000k Mattheus , u verder verhaalt , dat dezelfde Jesus , die aan, heet kruis gestorven was , na Zijn dood', uit het graf is opgestaan +en miel„rd^ere maren in hun teg►enwaordighee-id , ^t;;erwijl ze met die a;ntdierie Apto►steh; n tie ►samen va,ilen , verschenen is , meet hen gesproken , gegeten ► en gedro.nken, hte► eft , kan. dan nog één verstandig me!nss oh, beweren : Mattheus yen. Joanne's, vermelden de verrij^zsenis van Christus, als geen mythe , leien sage dof liegennd^e ? Of zal mien durven b,e'w'er► en , dat hiet verhaal der v►errijzeniis vromie verdichting is? ,
;
,
,
Petrus schrijft aan de Christenen van zijn tijd , dat hij hun
3) Zulken otnzi;n koen, mein ,nilett►emi;n, ►e,enigge,n t!ij^d gelde'n h^erhaaldd;e1)ijk lezen in „ .De Hervorming ", ►een orgaan van moderne domin ees. W,on^d^eren w:ord►en ieenvoudig' a11^e^n o:p zij; gezet. Met het wonder te Ka►na In , ,alil'ea b^edael^die !die ievangelist volgens heet blad hieusch geen `b^oveininatuurlij^k feit te viermielidein , hij 'wilde alleen onder heet beeld van 'Water 'en wijn te k+en;n►e^n geven , adat Christus de Joo^dsohe godsdienst in een betere veraindderdie. Ook dc Sam,aritaainsch^e vrouw en Ni^co^d^em us z!íjin v ►e,rdiehtte piersonien (verg'. „ Hervorming ", jaargang 1902, bladz. 227). D►o.mi;n^e'e Haverkamp vain Nijmegen komt m^ed^e.d^eel^en , dat ,00k Maria ;nooit onder het kruis giestaa^n heeft. Meet „Jesus' moeder" heeft volgens dezen predikant , ede evangelist 'een groep Jo^d►em (!) willen aain^dui^d► ejii , die heet o;nvol'doteIn^d!e van , hun godsdienst haddee Q1 gievol-ld ►e.n daarom al hun hoop op Jesus als stichter vain ►e^ein nieuwe gods►di^enst haidid•1en gewstigd. Was het w'o!n'dler, zoo vraagt die predikant, dat d►ezie met ►diepe verslagie nh ei-d getuige waren van de ontzettende dingen , dire uitli^ep►e;n op Jesus' ge'wl:l^d'dadigen dood en adat zijl in gedachten bijl hiet kruis van Golgotha stonden w+e^en^e►node als ;epen moeder dire haar kind verliest? (I'bid. , bladz., 235.) Heet zou ons ,nipt ver ►o n d'er'en als d►ez►e pr►edikant op 'e'en goeden dag dle^n inval kreeg , adat-^w ook het kruis op Golgotha ieigenlijk nooit bestaan heeft; maar mogelijk 'e►e►n Wi;ndw`ij^zer of iets dergelijks is gew►e^est. Ro m►eiin+en I , 22 is nog altijd vain toepassing. ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
U „ geen kuins^tmatig►e v ►e r d, e •h tc -s ie 1 se ,n ", m. a. w. geien sagen , geen mythen , geen legende , giee,n verdichting verk^ondigt, maar dat ;hij aa^ns►Chouwer, getuige van Christus' heerlijkheid is geweest. Dat getu^igenis, gekit dus ► evenzeer voor Marcus , dite niets anders geschreven heeft dan hetgfe►en hij van Peetrus viernomen had , en j u i s t g ►e 1 i j k hij 't van P'ecrus had vernomen. Lukas verklaart uit;
,
drukkelijk , 'dat hij +die feiten, van :dhen aanvang af naarstig o'nidierzoicht had ►en zie zóó heeteft tie boek g^estie^.„d. Joann+es schrijft in zijn +brief , dire tier h►eg!e ae id i ng van zijn evangelie d i+e,nd+e : „ Hietg►e►ein, ;wij g e h ►o o r d , hetgeen wij met onze o og+en g +e z i e n hebben , hetgeen wij a ,a, n s ic h io u w dd hebben +en on'zie handen b et .a s t t +e in, van het Woord des levens , dat verkondigen wij u." Als iemand nu tegenover zulke uitdrukkelijke getuigenissen nog van, sage , mythe , legende of verdichting durft spreken , laat hij dan, 'de geh►e►e:► e g► esched+enis , pprofan)e yen kerkelijke , ev^ene► ens ee►en, sage , mythie pof liegendie no,em+en. Er is +eenvoudig +n i ►e t^ ►s. in die evangeliën , wat die bewering wettigt. Een van tweeën dus : óf adie 'evangeliën zijn historische waar ►eit , óf ze zijn ►eenvoudig ► een sinood sen driest bedrog. — Maar-!h dat zij geen bedrog zijn , waarborgt u; n i+e t alleen die g+e hze l►e v►erhaaitrant dier schrijvers , maar b+ov► endijen he feit, dat zij alleen de waarh eid van hun verhaal h► ezeg►eld heLbe n met hun bloed, ;en, niet minder h►et feit alteen van heet bustaan, des Christemndo+ms. Een verschijning , zozo verhieven , zoo grootsch , zoo .edel een zooi rein kan niet uit bedrog zijn voortgekomen. De evangeliën zijn dus, werkelijke gesldh.i►eldsenis , zuivere- , oinvervalschtle , volkomen vertrouwbare ges chl►e'd►enis ; yen op -die vraag : wipe. was Jesus van Nazareth ? past geen ander antwoord dan +dit : J 'e s u s v a n N aza,r ie th was de Jesus der +e vang ► e ii ë.n. Die gezien heeft , h►eeft getuigenis afgelegd , ►en zijn getuigenis is waarachtig TH. BENS,DORP, C. SS. R. Annster dam, 8 Dec. 1903. ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
`tea
^^.f r ^
/ ROME EN PARIJS. II (SIOA).
Zagen we reeds , dat i°r van e+en i°ss entiëei staatsrecht op' bie bisschoppen geen sprake kan ,zijn , thans biedt zich-no^emigdr ,d!e kwestie ten ondderzo!ek , of — !en zoo ja , in hoeverre •-- d+e! Frainslch!e staat zich bero+e;pen kan op een historisch verworven , ►een, pi•siti^ef r!eicht. De opmerking dient vooraf' te gaan , dat zelfs heet werkelijke bezit van Been diergelijk positief , historisch recht , altijd zou mo►etien zwichten voor heet hoog; re , het goddelijk+e , recht dies Pausen; die immers juist krachtens zijnie voheid van r!echtsmacht so+mwiijlsen .aan bisschoppen ► en vorsien heet recht heeft gegeven andere bisschoppen te benoemen !en dus ook het recht heeft hun deze , bevoegdheid wieder te onttr!ekk^en. Natuurlijk wordt deze hoogst eenvoudige waarheid dok wê►er ontkend door de , hie^eren anti-derica,lse;n , die niettegenstaande hun anti-d^ericalisme toch dien clierus ede w!ett+en zouden willen voor Deze bestrijding van heet recht des Pausen moet ►ech--snchirjve. ie r ieder nadenkend m+eins^ch e i g+en aard ig treffen , omdat zij afkomstig is juist vain, die mannen , die zich gebaseerd hebben op het velcht dies volks om zijn, koning de rechtsmacht te ontnemen, omdat ... hij deze van, datzelfde volk had ontvangen! Maar 't schij n t , dat de logica die , heeeren in dien steek laat, als het spook der Kerk in hun geest rondwaart. Ook bij heen blijkt ide natuur alweer Beens sterker .dan de lleier, al is het dan ook maar leen tweedee natuur, die nl. van dien gods+dile^n s th a at. Evenwel die kennelijke staat van onvermogen tot logisch denken , zoo gauw 'dat denken heet ,, ci+ericalismie " betreft , vermag dien onbenevelden geest niet in verwarring tie brengen. Deze zou eerder genegen zijn zich gf tie vragen , hovel .de , Paus►en, er toch. eigenlijk toe gekomen zijn aan vorsten of staats een dergelijk recht toe te kennen. -htofden Achteraf gezien zou mien geneigd zijn tee zoggen : misschien ware het Meter geweest , dat ze het nooit gedaan hadden. Maar, bij onze beschouwingen zijn wie maar al te licht geneigd ons de +laatsien op heet standpunt van het heden ien de dingen te b(e , 00r^d+e^e.ien naar die tegenwoordige toestanden. Dat ;
,
864 moeten we niet doen. Inttegiendete1 behooren ,wie e trachten ons zoov^eiel mogelijk te verp^laats!e^n in die toestanden , h► eersch ende- in de tijden , die getuige wareen van die geb eurt►eniss^en , welke wij beschouwen. Wat zien we dan? We zien in die tijden Katholieke vorsten i: n Katholieke volkeren , wier staatkunde en staatsrecht , in zijne algem^e^ene lijneen althans , overeenstemdee meet fde voorschriften dies geloofs niet alleen maarfo^ok met die hie^e rs chie nd^e opvattingen , die zich m eter nog dan thans het dogma geassimileerd hadden. Van, dien anderen kant de instelling dier Kerk , van goddelijken oorsprong , doch ►evenals nu nog bestaande uit mensch+en , h^ebbender rnfeus chtel.ijk^e b,eh ^o,efi;en yen zich bedienende van m; n,schjelijkse middelein. Voor d+e , verspreiding van heet geloof , voor het onderhoud van kerken , schoen , missies , kerkelijke instellingen enz. was ged noodig. En ook voor die bezoldiging en het levensonderhoud dier talrijke gie^estelijkh^eid. ,
,
,
,
Daar nu de staat er h±ei:l, in zag , en zeer terecht , 'de werkza,amh►eid der Kerk te bevorderen , ^droeg hij bij in deb!ezdldiging van bisschoppen en geestelijkheid , in het onderhoud der missiën enz. enz. 't Behoeft niet gezegd , dat hi erin voor die Kerk een groot voor1dteel was gel^eg^en. Zij kou harte heilige roeping daardoor uitbreid►enn tot nieuwe streken !en Chet gebod van Christus : „Gaat en onderwijst ,alle volkeren, ! " steeds meeeer algemeen in to^eptassing brengen. Van iden ,anderen kant meeden d^e , vorsten ier bielang, bij te hebben de bisschoppen tjee mogen aaustellien , omdat zij 66k dje politieke belangen dies lands gemakkelijker konden behartig+e;n , door die piersotnen tie blenolemien , die hun met h eet (oog op ge ►e toestanden of wegens hun invloed -pt heet volk of om-westhjk welke ;andieiie redenen dan ook , het meest geschikt voorkw^am^en. In, theorie was ier niets tegen den vorsten , die in vrede een over^eenstemming met den H. Stoel leefden , dit b^enotemingsrecht tole kenin^en , althans niet in dire tijden toten. , zooals wc zeiden , kerk^eliijk recht en staatsrecht op; diezelfde grondslagen waren opg► ebouw^d en de beid e, machten harmonisch samenwerkten. Dat sommige vorsten vain ;dit recht leen schandelijk misbruik hfebben. gemaakt , is hoogst betreurenswaardig , doch doet niets ,af ,a,an, de red e"l,ij'khreid van hiel gevolgde stelsel. ,
,
,
,
,
Ç)
Maar, waarom heeft de Paus hun in zulke gevallen dat recht 'niet ontpomen , zal mien vragen. Die reden ligt voor de hand. Werd den vorst dit recht ontnomen , dan zou ook de staatssubsidie ophouden te bestaan , en dit laatste zou hoogstwaarschijnlijk rampzaliger gevolgen gehad hebben dan die vorst door zijn m achtsmisbruik , dat toch altijd' maar tijdelijk zou zijn , kon teweeg brengen. Z©o is darn heet ontstaan en heet in stand houden van. 'heet b+emnoeming'sreicht dier Christen-vorsten in het algemeen alleszins ver -klarb. Zien we thans in het s;pie ci,a:ie geval van Frankrijk naar (de geschiedenis en de uitgebreidheid van dit recht. Sinds het Concilie van Trentje hebben ede Pausen het benoemingsr+echt dier bisschoppen niet meier toegestemd , omdat het toen re►eds duidelijk werd , dat het bij ►die nieuwe toestanden tot hoogst betreurenswaardige gevolgen aanleiding zou geven. Alleen de 'koning van Hongarijè maakt hierop) ie+eirne ,uitzondle,riing ; — ofsch o on ook dezes recht iog wiel eens in twijfel is ig►etrokk en . In d geval motet hij zich in ;de bieno►emingsoorkonde onthouden van het woord E 1 i g i m u s (Wij verkiezen). Overigens is het b°mnoemingsriecht zonder ► eemig voorbehoud, ,naar wij meienen , slechts in leen alleenstaand geval gegeven , nl. aan dien vorst-aartsbisschop+ van Salzburg. Daarentegen hebben de Pausen dc historische rechtten altijd nauwgezet geëerbiedigd , wat o. a. wiel hieruit blijken kan , dat thans nog in het Protestantsch'e Duitschland die Katholieke bisschoppen hun eed van trouw afeggen in handen van, den Prot►estants;ch,en Duitscheen keizer. Wat Frankrijk betreft , werd in den jare 1516 tussich►en Leo X en Frans, I geen Concordaat gesloten , waarbij' aan dien koning +en, zijnie opvolgers helt bienoem i'ngsrecht voor alle, bisdom►menn van Frankrijk , Daup^hi;né , De en Valence werd toegekend. Dit b►enfo► emingsrecht omvatte echter niet de landen , die die koningen van Frankrijk zeerst na het sluiten vain. het Concordaat zouden mogen verwerven , zelfs al hadden zie vroeger bij Frankrijk behoord. Voor de bisschopsblenoemingen in deze landen waren uitdrukkelijke indulten noaodig , die dan ook telkens door die Pausen werden gegeven. Bij de oprichting van nieuwe bisdommen , na de sluiting van ,
,
,
,
,
,
366 liet Concordaat hebben ;die Pausen v► erschiill^end g hanldeld'. Nu ►e► ens, hebben zij zelven dien e ersten bisschop b ► e;n o► e!m d , dan weder die benoeming aan den koning overgelaten. Heet Concordaat van 1516 werd in 18131., n a die groove r1evolutiie , tusschlen Paus Pius VII en consul Bonaparte hernieuwd; ►een, die thans gerezen , of bier gz^egd die Thans o,p!nieuw gerezen , kwestie betreft dit laatstie Concordaat. H 00rien we , hole. Comb ►es zie f heet ontstaan van het geschil uiteenzet in die Kam'erzittifng van dien 21+en Maart 11.: „ ..... Nooit ," zoo zieild^e hij , „ behalve in vijf of zees g► evallie^n hiebb^en, wij leien r^ep^ub`Hk► einsch+e:n bisschop kunnen krijgen. „ ..... Mijn huidig optreden heeft ten doel die on dergeschikt heid vain hier burgerlijke gezag aan heet kerkelijke ire beletten. En ik zal niet wijken. „ Die ministerraad heeft de priesters aangewezen pm die vacante zetels van Bayonne yen Saint-J ean-ide-Maurf►ennie te bezett en. „ Die Romein schie Cure w i jst deze keuze af , omdat ze geschied is zonder voorafgaande overeenkomst. „ Lier 13e n juni 1901 maakte d^e, Raad van State letenigge opim► erkingen naar aanleiding van die, bisschopsbenoemingen. Die heer Waldeck Rousseau (toen nog leerste minister) stel•die, daarvan ►den minister van buit,enlanidsc^he zaken in kennis yen noodigdie, hem uit tus,sich^ein beide tie komen bij heet Vaticaan , tien ►einde leem conflict tie vermijden. „Ver,e,d^en jaar vroeg die M eier Waldeck Rou-ssieau die opheffing van het woord N o b, ,i s. Doch toieln die, bullies kwamen , bevatten zij het in 0 b i s in o m i n a v i t. Zie zijn daarop ingehouden en naar Rome teruggestuurd. „Wij zijn dus in vol. conflict." Miein weet nu in ►eens , wat Comh►es wil.. De Pauselijke bullies , waarbij de bisschoppen worden benoemd , moeten bevatten n o^m i n ,a v i t ► e n niet o o b i ss ;n o m i ;n a, v i t. Met a ndier+e woorden, 'er zou in moeten staan : d^e, Franschte regeering ;b e , n de m ,d e len niet zooais thans : de Fra,nschie re;g^e!ering n o ► em d ►e Ons. Van zijne zijde weigerde het Vaticaan hierin tote- te stemmen. Het verklaarde geen bezwaar te hebben tegen adie verandering d e r w ► o ,o r id !e in , indien idaar niet in gezien werd' ►eerie wijzig.in.g van het gyp, r i n cc i ie p. Doch , 'daar Comb► es juist in ípl r i in cie p wilde vastgesteld zien ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
367
het historische b^en;o^emingsrecht van -dien Franschen Staat , duurde het oonfl,ict voort yen is thans iog hangende , ..ofschoon eernee oplossing nabij schijnt. Mien ziet , het geschil b'etr^eft de uitgebreidheid van het bie ader Fransch►e regeering ; — of het alleen is Cen-'no^emigsrdht recht van aanwijzing of ccnndidaatstelling of 'eten onb,euerkt recht van benoeming. Wat ziegt nu hieromtrent het Concordaat van 1801 , dat thans nog van kracht is ? Het verwijst in art. 4 naar heet Concordaat van 1516 in de voll endie bewoordingen: Lie premier consul de Ia Républiquie noomrnera dans les trois ^mois , qui suivront la pub'licatio^n de la b^ulliie ede S a Sainteté , aux archevêchés iet évêchés die la cir conscription inouvelle. Sa Saintteté co,nférera 1'i;nstitution canoniquie suivant lies for mies éta-
De Eeerste consul der republiek zal , binnen die drie maanden wi^lke volgen op de publicatie van de bullce van Zïjinie Hieiligryhiei^d , dip bie doen voor de aartsb^is--^noemig dolmmien en bisdommen dier nieuwe oimig^re^nzi!ng. Zijne H'eiligh'eid ver-
blies par rapport a la Fra,n c ie ,avaInt 1 e c h a ng'iegig'ie mie:nt die g o u v erin:e'm e n t.
v o 1 g ^e ^n s ^d i e r ;e g ie 1 ie in bi ^e treff nde Fraink rijk vastgl i estield vóór adie r te g ie e riingisvle randeriing.
-
-
,
leent die canonieke aanstelling' , e
,
Vóór die rege.eringsverandering bteteekent : vóór die groote re,
,
volutie. Toen was geldig het reeds genoemde Concordaat van 1516, dat tot 1790 van kracht b^{eief. In dit Concordaat staat omtrent die bisschop+sbieno'eming+en textu►elel heet volgiende : .... C'.est à savoir que dorenavant ès-églises !et métropolitain-es les chapitres fet chanoin}es d'ice lles églis^es ne pourront procedeer a 1'éliectio^n oupostulation postulation du futur Ainsi telle vacation occurente , lie roy de France , qui pour temps s;elra : u1n grave iet sciieintifiqu e m'aitr►e ou liceincié -een theologie , ou doctteur ou liceencié een tout , ou Fun ,
,
,
,
.... Tie weten , dat voortaan de kapittels en ka^nnnniken van kierken en metropolitaankierken niet zullen mogen overgaan tot die vierki;ezing of voordracht van d:en nieuwen prelaat. Wanneer :elan de rgie lei jike zetel openvalt , zal de alsdan reg^eierende koning van Frainkr'ijik ge zijn ons voor te stel -houden noemen , iemand van-lent
368 dies droicts en n,niversité fa.m!eus ►e avecquie rugfleur d'izxamen, let aya'nt v inn igt let sep a!n s pour lie m^o i!n s ►et authe^mient iddoiinle , de 'dans six ^m}o!is a comp+ter du jour que lies ►dictes ie-glis-es vaquie^ront , s!era tenu n o u s plies^enter iet !nommaer pct a nos successieurs évêquies rornai^ns , ou par 1► e dict Sièg!e Ap^ostoliquie , pour y estre par nous pourvu on par lie diet siegie de la p►erso^nme par lui nomméée ; ►et si par cas lie dict roy unie in o u s nnor'm.ait aux ► dicties églis►es p ersonl-i e , t^elllen1 nt qualifié)e , nous !ne i+ediet siègle iet nos succ^ess^eurs ne sleront te^nus y 'p'oau,rvoir ►die Heffe pierson^n^e. ,
,
,
,
ten minste 27 jaren ►en cdiie ook ,uit ander ooi;'pu,nt g tescchikt is , zijnde ► een e:r!nsti;g! +en 'w!et► ensthappie-lnijk m!e► est► er of licce:neiaat iin de theologie , ófwWel doctor of li^cienci,aat in albe of ► e► en dier rechten van +ee!, ^e< 1 ek►end^e universiteit met verplicht examen. Dit voorstel zal geschieden aan Ons of Onze op volgers , bisschoppen van Rome, binnen zes maandden , te rekenen van 'dein 'dag' 'w'aaro'p genoemde k+erkie^n vacant zull+e!n ziij!n , opdat ier doo:r Ons of door genoemden Ap^o^stolischein :Stoel in voorzien wordt m!et 'dein door heem gie'noiemd'e'n persoon. En i!n ^ geval genoemde kofling' 0 n s voor de bedoelde kie rkien Ini► et ► eieen aldus bevoegd persoom
noemde , zouden W!ij! , dc gtez'egd+e H. stoel , ien Oinze opvolgers niet gleh.oud e'n z!ijln ier met 'een zooedarnig 'persoon in t►e voorzien. ,
,
„ Lie roy. .. sera tenu n o u s 'p'res'e,nte r et n oim meer ; — Si !par cas 1►e diet roy 'ne nous no'mma,it ...." Zbedaar da n die authentieke geboorteakte van het N o b i s , overgeschreven , óóák io,p d^e , !nieuwe registers. Die , wettigheid dier gehoo,rbe valt niet te ontk^e'n!n^en . Die erd► ere arti^k►eliein van het Concor daat van 1516 bie'Wstig►e:n 'nog sterker, adat het b+e'no► eminn^gsr!echt niet onbeperkt doch mieter Ctein, vecht van aanwijzing of ca^ndi^daatst►e1ling was. Daarin todh wordt b►e'plaal!d , dat , i n g i e, v' a 1 ►d ►e Paus, w +e , ii g se r t den v o. o r g ►e s t ie 1 ^d ► e n 'pI ie r , s 'o o n t ie , bi ie n lo ►e , m ie in — liet 'er olpi , hoe duidelijk het hier is , 'dat ier vain gleeen onbeperkt ' bse^nroie^ming,sr►echt s!p►rakie kan zijn — binnen 3 maandsen van den Koning teen nieuw voorstel zal uitgaan , ^en , ingieval van ni ►eu'wie , w+eeigiering 'die Paus, 1& benoeming kan doen. En , wat nu ede pep'assing betreft , 'deze is donor de eeuwen heen altijd in overeenstemming gie'wieiest 'meet d!en tekst van heet Co!neord,aat. Die H. Stoel heeft er ,alti j'id aan vast Weh o u'd►e n , dat ,
,
369 het b^enoemin ggsnecht blij hem berustte len het voorstellingsnecht bij die Fransdh►e regeering. En de wereldlijke macht heeft in +d►e talrijke g^eschiflen, betreffende dit plant steeds toegegeven. Eenige voorbeelden: Onder Henri IV b^'.seef het bisdom Auxerre 12 jaren vacant, daar :Le Koning tot b^ ssichopi had gekozen André Benoit , dien le Paus niet wilde b{enoseem► en. Ondier Lodewijk XI I I hef het bisdom Coutan►ces gedurende 10 jaren verweesd wegens idee z+e„l f d ,e reden. Onder Lodewijk XIV gaf ► een dergelijk conflict aanleiding tot het l an^durige openhouden van 35 kerken. Bie iield► e;n was , dat die gr+oote Koning beef tiveigieven voor die bedoelde- zetels geestelij ien, te benoemen , disc' de biekend+e , „dde ,Giaratile van 1682 ha►d'dsen, onld , ertieek^end. Niet minder dan 12 jaren ten drie Pa.usien : Inno►oentiu.s XI , Alexander VIII 'en Innocentius XII , waren nooldigg om deze kop►pigh► e , i'd te overwinnen. Maar de duur van het conflict maakte de capitulatie des Konings slechts pijnlijker voor zijn, trots. Shifds 1815 was het gebruikelijk overleg te plegen tussohen geestelijke ►en wterel^dlijk^e overheid , alvorens tot teenle benoeming over te gaan. 't Is idu ilde^l^i jk , dat zulks volkomen in den geest van, heet Concordaat ligt. Combes is hilerm^e!de opgehouden , de H. Stoel heeft daarop geen, aanmerking gemaakt. Co^m'b► els heeft toen , olpi voorbeeld van Waldeck Rousseau , opheffing geëischt van het woord N o b i s. Dit k o nn die H. Stoel niet toestaan , omdat die Fransche regeering daarin zou zien de erkenning va;n haar onbeperkt b}e noiem i n gsrecht. Het gevolg van, het nog steeds voortdurende conflict is , ,dat reeds 9 bisdommen vara;nt zijn. Tot slot dit : Straks zal mis:s Ghi+en, door ► dle off iciëel^e en off ilc ie us+e Frans ehe pers het bericht worden verspreid , 'dat de kw+e.s tie is ap±ge post naar den zin der Fra;nsdie rieg+elering. Men gell^ciov^e niet , dat dan aan Combies' eisch : die afschaffing van het N o b i s en die erkenning van heet onheiperkte b► eno+emingsr+eeht zal voldaan zijn ; maar l eenvoudig ... dat ►die ,, z;in ” déen Fransc,h►e regeering zich geschikt heeft n aar -dien onverwinlijken tegenstand van het Vaticaan. MAX VAN POLL. ;
,
,
,
,
,
,
,
'
,
,
GESCHIEDVERVALSCHING, IS PRINS WILLEM III -TEGEN DE REVOLUTIE GEWEEST? De in heet opschrift vervatt^e vraag heeft bfelang , nu van ,gene zijde , waar men ipiar^tijinaam en program ontleende aan het beginsel : tegen :die Revolutie ! o+pi ietwat onhandige en al te luid wijze reclamie is gemaakt voor de oprichting van een-ruchtige standbeeld voor prins Willem III . Zeker, heet moet +erkend : deze' stadhouder heeft door het uit Witt's inundatie-pan onze vrije Ne^d^erlandsehe ge--voernaD. Testen behouden tegenover den veroveringszuchtigen Franschman. En uit dit oogpunt Beert +elk vrijheidlievend Nederlander, van wat richting gook , zijnen naam. ,
Maar de vraag geldt hier:
Vcrdietnt 'de stadhouder-koning inderdaad 'dte sympathie , die de tegenstanders van heet revolutite-h►egins^el aan zijne nagedachtenis schijnen toe fie dragen? Want ddeze stadhouder +dankte zijn stadhouderschap aan ►eenrne revolutie. En deze koning dankte zijn koningschap aan eenre revolutie. Het laatste : zijn opvolgen van zijn verdreven oom en schoonvader Jacobus II van En ge an d , hopen wie eerlang te behandelen. B!etpaleen we ons thans tot heet feit , adat meer rechtstreeks de ges c^hi►e'den is van ons e igren vaderland raakt. Alvorens die gebeurtenis nader t►e besidhouwen , dienen wij' met ►een enkel woord eden toestand te sdhets►en , waarin ons, land verkeerde bij de geb^olort^e van prins Willem III. ,
,
Den 6 Nov. 1650 was zijn vader, Willem II , overleden. Deze was tij-diens zijn lieven geweest stadhouder +en kapitein- en -admiraa.l-generaal der getiniëerde provinciën. Beide deze waardigheden waren niet ►erle^lij,k. Willem III , die acht dagen na zijns vaders dood' , den :14 Nov., werd geboren , kon derfh,ailiv+e geen ;a,ans;praak maken op het stad,
371 houd►ersthap en op ede daaraan verbonid'en waardigheden va;n bevelhebber dier land- en z►eiem.acht. Tevergeefs séhreef de grootmoeder van Willem III , die weduwe van Frederik Hendrik , den 20 Nov. leen brief aan die Staten ten gunste van Beene reeds da.d!e". ij'kle verheffing tot stadhouder van den zees dagen oud zi jniden prins. Door 'heet feit van heet aanzoek erkende zij dus ede oppermacht der Staten. Trouwens , de Staten , die zoow^el prins Willem I als Maurits, Frederik Hendrik en Willem II hadden benoemd , waren door niets gebonden. De Staten ,,waren niet d^e s'.iec'hts de e+enige , hnaar ede aan gen p!rivi'iegiën of herkomsten gebonden Souvereiin " 1) . Wel tracht Groen door die aanhaling van eenigse woonden van Aitzema het te doen voorkomen , dat „ de gemeente niet anders wist , of die Prins was Souverein 'en Erfheier van het land " '2) maar hij wacht zich wiel zelf te bew'eren, , dat het stadhouderL schap toen ierfelijk was en die Ver►e'enigd'é Provinciën geen riepubli►ek meer waren. Het genomen besluit was niet naar den geest van de moeder en de grootmoeder van het jeugdige wicht. Rie;eds, in den zomer van 1652 zette ,, heet gemeen in Zeelaud " 3) door het dragen van Oranjelinten een beweging op', ten gunste der verheffing van den jongen prins tot -de waardig zijns vaders. -h^edn Deze beweging had bij die Staten van dat gewest wiel 'een voor gevolge , do th dat opa die lange baan werd geschoven.-steln Toch kwam , zegt Bild^erdij'k , „ heet gemeen overal in gisting , de stille burgerij werd luidruchtig " 4). Het regeeringsb^elieid werd „ in vele g►esc;hriften hevig doorgestrek► en " 5) ; „ Luide verhief zich de stem der Oranje - g► ezind► e burgerij " 6). Hier ziet men alzo^o duidelijk het volk in verzet tegen de rechtmatige overheid. Wij zullen bij het schetsen van deze voorvallen tw+ee onver,
,
,
,
,
,
1) Groen , „ Ha'ndboiek ", 41e druk , bladz. 271. 2) Aitzema , „ Heist. Leeuw. ", 'bladz. 43. 3) Wa,gieinaar, „ Historie ", deel ,XII , bladz. 227. 4) Bilderdij`k , „ Geschiedenis ",^ilee-1 IX , bladz. 60. 5) Groen , „ Handboek ", bladz. 294.
b) Groen , „ Handboek ", bladz. 297.
372 dacht Prot►estantsche g►etuigein tegelijk laten s+Preken over de greb►eurtein,issen in 1653: BIL.D!E RDI JK.
WAGENAAR.
In Bloeimaand . hadt men , te Rotteerd am .... Leonard vain N tiers s''z+n in riegte hletrokk►z^n , over iee:nige w'oordcen , 'wie1kie.... tot oproer str+ekte,n. Tie Vlaardiingien , gelast het volk Te Vlaardiingien werdt, wat laat+er,... volk voor 's lands vloot geworven, te wierven , deied adie burg+emie ester op den naam van den Prins vain Hoog+einhoie ck edit doen op naam van dien Prins vain 'Oranje'. Oranje. Te Amsterdam , was het giemoe n men ,.... ddse zocht Amsterdam , Te' razend , adat hetzelfde' zonder 's Prinook te dwingen, Tro m m+eels l a,gie rs Prinsen ,geschiedde. sre!n naam gilebruinaam..... te om 's ken. Te D!otrdrecht. .. trok de burgerij Te Dordrecht , daar 't g!e mioe^n met Oranje-wapentjes , 't gieren 'op trok zeer !gebeten 'was op De Witt... Oranjewapen als oproer werd geduid. die schutterij op met -
,
,
,
,
,
,
tjes , 't 'welk mle.n voor oproer
hield. Te Alkmaar... smeet 't graat* aan 't huis Van... Zeeman... de glazen uit; ede plo:n'dieri,n' ... »erd voorkom^en door de Ruiter`ijl. Verschieidd'.eene andere Huizen van Leden 'der R^eg^e eri.n.g'w+erd.en... gedreigd met pplo^n'd!e'ring .... Een 'hoop wijven
Te Alkmaar Was d►e+erlijk gerammeid , ld.o ch de schutterij had heet oproer (gelijk heet daar wieze nl!ijk was en in die' volfee kracht vain het w'ioo,rd) gestuit. ,
,
,
.
trok.... snaar Zieem^an's l jlnhbaa+n ; daar alles g!epplo;ndierd ±emn vernield w+e+ndt. Te Hoorn cen te M,ed^emb^l'ik , zogt men , ook beweging te verwekken. 'Te Hoorn wierden briefjes gezaaid (meet oproerige strekking). Ian 'den Haagje, was )de gemeente i'nsg'elijks zeer onrustig. Die schut toonde ,niet s!iegts haar zugt-tesrnijl. het Huis van 'Oranje , met juivoor blazen van Wilhelmus, e n ch^e!n ► door de' ve'nde'ls, m aar schoot zelfs i omdat ier 't 'w'apen van Zijne Hoog-
In de Haag liet de Burgerij niet af Wi1hie 1m'us te blazen, ,daar ,
hoezee 'bij` te ro+epien , ten door haar vaandels te schieten dat 'er de lap'pen afvlog!en..... E!e!n grootie hoop jongens 'met oranje versierd als b'ij'
k erm!ist'ijid , trok den Prins t e ge,
373 held uitg► enomie,n was. 't Bleef hier niet blij;... En gtroot^e hoop Haagschie jomg!ens vain het slechtste soort had zigg gereed gehouden om (Wil III) in te haaFe,n , versierd met-liem Oranje-v►e;nd+els , slingers en piluij mien van Oranje-papier, en met gedrukte wapentjes vain het Huis van Oranje. .... E►en deel vain 't sFeg'st+e graauw' trok naar 't Huis van de n Fiskaal, daar de glazen uitgesm^et+ein werden... Ook id+ergel!ijke baldadigheden wierde in gepleegd aan die logem► ent+e+n. van Dordrecht re;n Amsterdam ten aan drie of vier andere huizaen.... Die regfe►eri!ng van Leyden hardt... den Staate;n van Holland ,... b►erigt , dat een grootje hoop Waal+e;n uit haame stad getrokken was -omi het ,
,
;
moet... Die Fiskaal van het Hof (vain Holla►n+d)... overkwamen v+el+e, oln.a,angielnaamh^e+die!n van het gemeen, als scheldwoord^e;n en bal^da ,digh-^d^en aan zijn huis. Het was g►eno^e;g -om het geschreeuw ' vain L n d v ie rra•dier + en Prin -s z^nv ,e r r a .d +e r -s... biij het baldadig' g+ra^au'w, te doen opgaan.... (Mien) verspreidde de mare dat ier +een menigte in aantocht was zich bij het Haagsch+e, gemeen te voegen ten +einde die logementen vain Dor plo - nd, eren.-drechtnAmsai
,
,
Haagscih+e graauw'
bijf te staan. Het giem^eiein dus in die +een,e stad gaande gemaakt , sloeg dit over !naar aind+ere^n waar men... toch heet 'woord L a n d v +e, r r a aid kende , dat altijd +een vermogende leus is.
Doch die opsch udd ing+en , van welke wijl , tot hiertoe gesproken hebben , gieliesek+en niet , naar dein geweldigen schok , dien E;nkhuiz+en onderging. ... Met de woorden vain Hooft (voert Wagie^naar ons hi+erb±ij tie giem^o+et) „adat mien , hier te „lande , +dfe imiag!tighst+e verand►erin„gien , biji aanstichting dies gemfz^e„n^e►n m;a;ns... heeft zien invoeren"... (H+et handhaven vain +een schout van
o►nziedel+ijk gedrag schijnt de naaste .aanl^eiidi;n,g geweest tie z►ij►n tot het uitbarsten van het oproer. Een Trom,slaa;ger (aldaar) op bevel dier
Te E;nkhuiz;en... werd iese,n Tromvolk wierf , gedwon--mielsag^r,d
Hoog^e Overheid wervende , w+erdt door 't graauw gedwongen , d+e„ii
g►en , om dein inaam vain, den Prins bijl dien dier Staten-Generaal te voe-
,
374 Prins vain Oranje te n,o'e m►ein;... heet volk... Was , tien z►elfiden tijd aan len yap; 't Huis vain edien Bur--geval glemester.... Mien smeet dan , tot zijnent , net slegts de glazen uit, maar allies wendt , vain binnen vernield +een gieplo^nd!erid. (Tegen diezie oproerige beweging besloten die Sta handelend op tie-tenihgm tr^e^dn , wat echter verhinderd werd omdat) heet g:raauw.... het Stadhuis had ingenomen , idee poo:rte n bezet, 't geschut snaar die 'w'alliea geslept... 't Bleef hirer niet biji. 't Volk... stak heet Oranje-vendel uit , stelde adie Wethouderschap af.... Ook werdt heet Tuighuis opgebroken feeen kruit m ol^en... van ag tho!nldiefrd p on d en buskruid beroofd , en Wa;gt'huiz^ein
het genieen tic E;nkhu,izon kreeg ier lucht van , ;nam heet stadhuis in , bezet te dec poorten , plantte (of ten !minstee r olde) 't geschut naar 'de walleen.... Nu riep mien triumf , stak eren Oran jee-vendel op , z :ettie dte Wethoud ersch.ap af , brak heet tuighuis op, • haalde aenig^e hon+derden panden buskruit uit e een bijgelegen moliein , en zette zich w'ij
en Poorteen in zuip leen dobb^elschoo-
ders aan het zuipeaa.
,
,
,
,
-
;glen ;- maar gebieten zijnde op deri burgiem^e►ester Die Lange , sloeg het over tot plo^ndieri^n g van het huis vain dezen. . . . . . . . . . (Bildie;rdij:k blespretekt vervolgens die gteheimse maatriegielien , genomen tot beteugeling van het oproer). . ,
;
,
len ver:a;n^d^erd. (Te) Alkmaar w+erdien reeds beginsels van oproerigheid biespeurd... (te) Hoorn , was 't ;nog ta mie lli j k in rust. (Eten deputatie uit cie Statien krie!eg' later tie E;nkhuizen van heet volk teen antwoordt) : „W ijí zijn de heeren , w ;iji zijn die b urgem^eesters.' (Blij et en on^deirzoiek naar de rad heet oproer, wilde ;ni+e--draiesvn ,
,
,
ma!n^d die n aamen van dtee ieerste aalndilij'vers vain het oproer bekend mak^en . )
Wagena ar te^ek^ent ,op zijn geschiedverhaal aan: „'t Was nu klaarlijk gebleken , dat die, bewegingen in die stierden , yen vooral dire te Enkhuiz'e,n , aangelegd Waren , om ^dien Prins van Oranje te dolen verkiezen tot kapiteingeneraal " 7). 7) Wagenaar, „ Historie ", XII , 296.
375 Biiderdijk , deziee w 00rd^en, critis!eieree;nd , erkent , dat de strek dr olp^ro+erig ►e beweging was : het h erstiel. van dien prins als-king stadhouder. Maar valscch acht hij' her , dat het +een bseraamdie zaak was , met +een oogmerk aangevangen , of door and eren aang eegd ... ►en tot 'een +eind of ddo► ei gericht. „ Het ;gemeen heft " -- volgens hem — „ geen doel " 8) . Maar, • zoo m►e enien w ij ire moeten vragen , .sp'rleekt Bilderdijk zich, zelven sniet tegen , wanner hij ►e+enige bladzijden verder zegt, dat ,,die akelige geb+eurt+enis in heit jaar 1654 d^e rwijze was voorbereid , dat zij in 1672 +onvermijdbaar was " 9) ; nadat hij +elerst had ►erkend , dat de ,,vrienden van het Stadhoudserlijk+e Huis wakker waren lgiewordien , ... ten mien hier +en daar de hoofden 'bij e1ka,nd+er stak " 10). Laat ons teens de juisthtei+d d+ezier olp!m^erking aannemen , dan heeft Gro+en die za ak juister voorg►estjeld , -door te schrijven , dat d:c ,,vele twistten in Holland ier bevordering van den Prins tot kapit►e:i,n-gie+nleraal , vooral in 1653 , te Rotterdam , Vlaardingen , Amstterda.m , Dordrecht , Alkmaar, Hoorn , ook fie 's-Hague , ten onregte opro►ene'n genoemd (word^en) e n k ie '1 van het graauw " 11). Dc bekwame gees;chiledkurndig^e yen grondegger dier antirevolutionnaïre artij slaat hi!e r den spijker op dien kop. Want ook uit Wagen,aar blijkt , dat het „ agterd!ogt vrerw+ektie ", dat de Fri►esche stad-hioud^er, ^een oom van dien Prins , tijdens het oproerte E,nkhuizen , te T^ex►eil verbleef. En latter heeft Willem III zelf ►errk+end — gelijk wij nader zu11►en zien — dat die i ►e volutiie was ,aa;nge,l+egd door die „voornaamste burgers " 12) . Uit ►elein en ander mie^enfein wij de conclusie tie mogen trekken, dat inn 1653 , toen Willem III sliethts driie jaar duld was , !door geh+e+e! Holland een 'riev,o l utiiel ontstond ten b^e hoeve z,ij'n+er verheffing. Deze „wo+elerye►n ten zynsen behoeve " bleven voortduren tot 1672 , toen Willem III stadhouder werd der Unie , blij w!elkie ge,
,
,
-
,
„
,
,
,
,
, ,
,
8) Bi ld►erdijk , ,, GFes^cb i►eden i s ", deel IX , bladz. 80 +en 81. 9) B.il►deiid'ijk , „ Oeschi+edeinis ", +deel IX , bladz. 91. 10) Bil►dierdijk , , G►ese-hi^ed►enis ", dielel IX , bladz. 76. 11) Groen , „ Handb'oiek ", bladz. 297. 12) Groen , „ Handboek ", bladz. 346 , ten B;il+derdljk „ Geschiedenis " deel X , bladz. 3.
376 leeg^enh^eiid tw►eie van N^e^erlands edz:lstie on en , Johan yen Cornelis z+e, wie rdfen vermoord. ,de Witt , op, onmiensidh►e1^i jke, wijze Dat voortduren, van idee revolutionaire beweging tegen liet wiet tig gezag der Staten; gedurende die twintig jaren wordt door vele schrijvers bevestigd. In Holland „ ,bl^e^ef adie onlus+t mie+er of min duuren " 13) , zegt Aitzema. Die Witt moest in 1655 sch^riJv^en , „ dat alle wo^el^erye;n ... door en voor Prinsre Willem van Nassau ... ook uit liefde tot dien Hfeerie Pri!nsste van Oranje ... waryen afgek'e'erd (uit Holland) naar die an,
,
,
dere Oe'wiesten " 14) . . 1
„ Ian Groni;ng►en zelf ontstondt in 't jaar 1657 leien geweldige bierolerte.... 't Huis van iden burgemeester Sjassiens werd gleplonnderd. Hij zelf ... liep gevaar van 't 1'eiev+en , doch werdt .. gered door Prins^e Willem van Nassau , dire egiter zorg droeg, dat , in 't verkiezen van Weth^ou^d^er^en , g'enoiegi !n w'erdt g ►ege-vein o an 't gemeen " 15) . Over +de op!ro^ersen , welke in 1656 Zeeland tie►isi erdie►n , waarbij „ gewapie►n^de Burgers tegen ielkander met geweer yen wapens handgemeen 'wiserrd^en ", zegt Bild^errdij^k , dat het „ schieren , dat men die Ho'ek^sichien ren Kabeljatwsch^en wilde vernieuwen " 16). In, Utrecht trachtte graaf Willem van Nassau dien Prins tot stadhou^dier te doen bieno'e,mten 17). In Overij^s, eil liet die Ora ,n j ie !pi a, r t ij tegen +e n d ie r ^e g ►e ^L r i n g die t r ^o, m roeren en w' i +erf krijgsvolk aan, met het gevolg, dat in. 1654 die bl gee ^n o fe ^m i .n g vann den jongen Prins tott s t a ^d 'hou 'd ie r p! l a, a t s vond onder regentschap van den Fri^ees'ch+en stadhouder, riins Willem Frederik 18). Uit een der offilciëiel+e stukken b^etreffien,diee d ez+e, zaak bl'ij'kt , dat ggehan^d+; i.d was opp aa„nra, diein van eden ... Fri^eschien stadhouder 19). In, 1665 krijg men wieler ;diez!el^fd'e to , one+elfen tie Amsterdam , te 13) ,, Sdkie-n van Staiet en 'Oorlogh ”, de'-1 III , b-la'dz. 1338 een de-el 1V, bLaidz. 130. 14) Wagenaar, „ Historie ", d+^iel 15) Wagenaar, „ Historie ", +dic+el 16) Bil'derdijk , „ Geschieidtenis ", 17) Waa!e iaaar, „ Historie ", d'ciel
XII , bladz. 296. XII , b'la^dz. 297. deel IX , bladz. 101. X11 , biadz. 398.
18) Bildderd'ij,k , „ Giesc!hi1edenis ", deel IX , b'ladz. 103. 19) Wagenaar, „ Historie ", 'dize1 XII , bladz. 4101.
377 Leiden , pop Tex►el nz. fie aa,nsch•ouw'en , gelijk wij vroeger gee-sch^etst hebben 20). Maar het karakter 'der opiroierige beweging was ernstiger dan 1e^enige jaren terug. Die p+ried kanten ontzagen zich neet openlijk van )der p^reid,ikstoiel uit t+e vanen tegen d^; r^eg^e^eiing 21). Het Calvinisme was thienmaals blijkbaar nog niet anti rrevolutieoCnnair ! W+e^d►eram iw+erden 'b ,'lau'wboaekj+es , p^amflietben en allerlei libellen, waarin Johan die Witt , d+e , ziel van het wiettig gouvernement, ele^n, „ Landverrader " werd genoemd , met kwistige hand' vierspr^ei'd „ door sommige Vrienden des Prinsen van Oranje " 22). O p welke wijze die libellen verspreid wierden , verhaalt H. 11e V. (J^o^ann!ees Naieranus). Deze schrijft : ,
-
Ik wil meet geed+e verkla ren , dat ik z^elv+er meet ieigen o+o^g►en ages i^en heb be , dat toig 'dire zel'v;e' nacht .... op zekere D^rukkie^rij+e gedrukt zijnde' e+enige van dice gezziei^d+ ' artikul ► en t+e'rsto^n^d !epen ,gedrukt +ex+em^pi'.,aar daar van wï^e'rd gebracht op een andere dr+ukk+erijse , waar doe' terstond na dat gedrukte exemplaar +een wierd na gezet , een meet allee man gedrukt zoo veel de ipiers verdragen kond+e , en idat .die' gans hie nacht twee Ip^erss► en , +die ik weet , geduurig gaande' waren , welke Ex+em:p'a.ren , zoo !elenigie gedrukt waren , van dc Pagi^en ►en Lakqu►eij , en, vain ►den Stadhouder, werden wiech gehaald ten `wiech gebracht ... +en in korten tijds 'was niet alleen Den Haag , Rotterdam , DieIf , maar 't h.eeel'e Land van deze ,ar vervult +en waren over al verspreid 23). -tikuen Alle v^er'zet en rumoer had +e , ehter den staatsg'reiepi n:e't kunnen tot stand brengen ; ;die ryege^; ring had harte rechten nog steeds weten te doen gelden. Groven constateert dan o ,oik : „ Bie w o e 1 i n g ► e n der Ora-n j'egezind;en hadden niets uitgewerkt 24). Daar om moesten g+ewèl+d„ig►er middelen worden voorbereid'. De Engelscch^e koning , Karel II , +een oom vain den p+rin , had immers aangenomen -dien jeugdigen Oran j+e „ +en d^e'sz^elfs belangen , door zijn Koning^ijk+e magi en invloed te willen beschermen ” 25). 20) 21) 22) 23) 24) 25)
W-a,gIe:riaar, !„ Historie ", deel XIII , bladz. 150. Wagie'naar, ,, Historie ", del 1XIII , b'laadz. 155. \V'ag eenaar, , Historie ", Edl XIII , bladz. 165. ,, Hollandse Vt ij'h ei:d ", 2e `^ °1, :b lad z. en 7. Groen , ,;, H.a;n^dblo^ek ", bladz. 315. Wagie±naar, „ Historie ", dee'l XIII , bladz. 38. ,
,
378
Het iko^m!pl1otteeven der Oranjiepartij met Engeland , dat onzen Staff en den c► orlog verklaarde , en welk kom'pil,ottieleren ook tijdens dein, ►oorlog voortduurde , is bek► enld. Wij herinneren sliechts aan Baat , ^° s ni j ds ;page van dien Prins, dfens +echtgielwoie Elisabeth Musch , een kleindochter van Jacob Cats , Kievit , geen zwager van Tromp' , 'd,° beide zusters van Tromp, Tromp zelf , Van der Graaf , welke laatste ielen aanslag pleegde tegen hiet leven van Jo&h.aln ►d'e Witt , Dirk van Ruiven enz. Zooais ;mien weet , moesten Baat ►en Van der Graaf hun landverraad meet die doodstraf bekoo+p+en. En of hier van landverraad sprake was , bieoo!rd+e}ee men: Bij heit geheim tractaat van Dover, van 1 Juni 1670, gewijzigd bij dat van 31 Dec. 1671 , hadden Enge&and en Frankrijk zich verbonden , ;de Republiek i:n het voorjaar van 1672 den oorlog aan tie doen , +en was zelfs bepaald , dat „ Z. H. over de Nederlanden , z io tQ v ie r m e n z ► e a I s S t ,a a t zou l a t ie n v o o r t bl ►es t a a , de SOUVEREINE waardigheid zou bieklieieldten " 25*). Ook Von Ranke erkent het bestaan dezer voorwaarde 25t). Te midden van den oor.og zi` lven brak dan ook e+een geweldige revolutie los itiot v+ern+effi,ng van Willem III als standhouder. Men begon met dc regeeri.rng tie beschuldigen, dat ZIJ „'t Land verraden en vertogt had " 26). „ Die vrienden van het huis van Oranje- ... versterkten 't voi'.k in ldeze gedachten " met liet ge dat „'t huys van Jacob Stieyn , burgemieester van Haar--volg, hem met pIonld+ering werdt gedreigd ", , , . dat „ te Hoorn 't graauw aanviel ro►pp 't huys van Burgemeester Reinier Langewagen "... , dat ,,tie Amsterdam de Afgevaardigden van Edam' werden aangetast d o(or 't graauw ".... ., Eeni,ge predikanten (tie Haar^em', te 's-Gravenha,ge en tie Rotterdam) roei d en hier ander, 't volk stijvieindie in de gedagten , ... +dat 1de zaakeen zoo s'►egt gingen , omdat men ►den Prins te weinig gezags gaf ".... „Te Dordrecht verbrandde hiet gemeen d+e beiei'!dtenis van Cornielis die Wit .. -drong mien zijn ihuis binnen iolm hem heet lieven tie hienem+e n "... „ Midid►elierwij1 spatte die zugt ... om den Prins versdier bevorderd ,
,
,
,
,
,
25*) Fruïn : „ Prins Willem III ", blz. 21; overdruk uit „ d e Gids ", Febr. Mrt. 1889. 25j ) Von Ranke „ ;Sanimtlic'h Werke ", XVI I I , 83. 26) Wagenaar, „, Historie ", deel .,XIV, biadz. 65 v.v. ,
-
-
,
379 te zi+e^n ... tot hievigie daa d►e1ij'kh► eden luit. 't Volk , samengerot .. dwong ►die Wethouders om d+ zie bevordering t+e bewilligen "... . „'t g1ebeu.rde- op verscheiden Plaatzten had grooi.ee ov-ere?nkonnst met ielk a!nder► en " 27) . Die revolutie tot bevordering van dien Prins brak het ► eerst uit te Veler►e sen duurde daar van 21 tot 30 Juni. Van V^eieve sloeg zij over naar Dordrecht , alwaar voor het 'eerst naast -dien kreet „ L► eve de Priíns van Oranje " +ook werd geroiepen „ -die duivel. ha,ale Die Witt ". Vervolgens sloeg het oproer, tien gunste van den Prins , over naar Rotterdam , Gouda , D►eilft , Haarlem , L?eid► en , Amsterdam 'enz. , terwijl heet volk , zooals mr. Simon van Middde^lge+est in zijn beroemd p'eidooi tot verdediging van Pieter de Groot voor dien Hove van Holland getuigde , „ hz► et► e+n was tn►e't razernij " 28) ien z+efs ,, g e h e ie 1 ie c m gip' a g .n i ie n (schut ag een vaandel heeft lateen v ► °rgaderiein-tierj)n+dvl om het huis van Co+ ►.^emy tie Delfshaven te pplondierien " 29) !en Pieter ►die Groot zich beklaagde , dat „ heet hard was voor li^edsen, van leer en van mid^deel'e,n , tee zien , dat het grauw, dat niets tie verliezen heeft , hunne ambten bezat , en zich het bewind +over hunne goederen aanmatigde " 30). Hier wvser^d dus de demagogie aangevoerd tegen die regie-erendie klasse. Van buiten door den vreemden vijand bestookt , binnens1+an'ds ondermijnd +door komppiotten en aangevallen door die gewapende revolutie , kon het wettig gezag het hoofd niet langer bieden. De Staten moesten noodgedwongen toegeven. . . . De prins werd tot stadhouder ,aangest'e:lid. En Willem III nam de waardigheid aan uit handen dier revolutie , — gelijk toinlangs Pieter Karageorgewicz le+ene kroon. De vergelijking is niet te fel. Ook hier heeft bloed gevloeid bij de rege+eringsver'wiss+eliíng , en +e e'; r bloed dan in den Konak. Cornelis de Witt werd tot verbanning veroordeeld. Zijn broseder, ede gew► ez► en r.aaaddr^en s^i:onaris Johan de Witt , vroeg voor den sic►hulidielo ozen trouwen staats.± ±naar bij ;drein nileuwsen heerschier +om „ pardon ". En wat antwoordde Willem III ? Dit: ;
,
;
,
,
27)
Wagenaar,
Historie ", d+:+e1 HIV, bladz. 71.
2'8)
+checit+elma , „ M;e^ng +e !we rk ", deel II , stuk III , bladz. 1 08,
29) 3 0)
;Sch^eltema , „ MIeng!zl\v+irk ", deel II , stuk III , bladz. 129. lSch+elt+em^a , „ M °+:?l clwerk ", dseicl II , stuk III , h^la. z. 135.
,
,
,
380
„ Dien H^eiene Ceurvorst van Brand+enborgh , hare Hoog ►e , ► e n i ck ve rs ochten voorma'el.s-h^eydtiPrncsDouaè p^aridon voor iden Ritmieiestier Bu;at; en is onlanghs voor den jonen Van idler Graaf , ina er uytstel van weynig+e dagen ver afgeslagen ; kan in uw verzoeck niet werden-soich,yenbd^ geda en als,o o adie sa^eck^e de Justicire is aienblevoleen , dire- mien da► er mede sal laten, geworden " 31) . ,
,
,
Uit dat schrijven blijkt , dat die Prins gratie had verlangd voor geen landverrader als Baat en een sluipmoordenaar als Van dier Graaf , ►die beiden zijn ►partij gediend hadden. Willem III was nog n iet tevreden. Hij wilde niet alleen Vij;n stadhouder, kalpiitein- en admiraal-generaal , maar o-ok het b+eno^ern^ingsrecht , dat ;n.:og bij de Staten b► eru stt^e , wilde hij' hun ontwringen , om daardoor ook die stedelijke regeeringen naar zijne hand fie kunnen zetten. Die Staten warren hiertoe niet bereid. Maar Wiilelm III wist ze ook d aartoe te dwingen: Andermaal werd de hulp van het grauw i in g ^e' r ^o e p^ ^e n , 'en 'dit tegen Johan -die Witt en zijn aanhang 'opgehitst. Mien, heeft het willen dooien v.00rko^m+ein , dat de moord le gebroeders Die- Witt feeen spontane uiting zou geweest zijn vain den volksgeest. Dit* is iaen der grofste vervals^chingen , die in onze vaid!erla!ndsch^e geschieden is zijn toegepast. De moord op die Die Witten was teen vooraf beraamd plan , dat „ niet tie wijtien is aan woest opgeruid gemeen ... maar aan alle burgerklassen ... ^predikanten ziel.fs niet uitgezonderd " 32). ,,'t Regende , -dagelijks , s'ch.im;p;schriften (tegen De Witt) ... op andere regenten wendt ook , in schotschriften , vinnig uitgevaren. Hierdoor werd die weg gebaand tot verandering i n der'ege'e ring der steden " 33). De (moord op die De Witten had plaats op den 20 Aug. en nog lwel i ,n 'd e n naam ,i d id a g. Stoom noch ielectriciteit konden toen heet gebeurde bli.ks^emsn+el v.erbrei'den , zo^oals in onze' dagen. En t^o^cíh was in één i enkelen dag heet g^ehee1ie land i n b +e r o e r i n g. Duidt 'dit niet op voorafspraak? Te Delft heeft men zelfs iniet willen wachten op heet sein , dat ,
,
,
,
,
31) B,il de^rdij.k , „ Geschiedenis ", aderel , X , bladz. 224. 3 2) Bi l'd'erdi j;k , ,,, Geschiedenis ", deel X , bil a d z. 31. 33) Wagenaar, „ Historie ", deel XIV, 'bladz. 137-138. ,
381 in Dein Haag moest worden gegevien. Daar „ ontstond ede bieweging stegen die regenten needs den 19 Aug. T+e Rotterdam was pop dein 21 Aug. reeds een be weging onistaan.... Te L►eid►e i ging liet evenzoo,.... Te, Gouda . ,.. ontsloeg Z. H. zees leden der regee ring.... Te D+o rd reahit was het Landvolk a l reied s aan heet plo.ndjeren.... Te Haarlem was die grootste opschudding.... Te Amsterdam ... ontstond onrust , (maar het kwam) ... tot geen •a d^elijkh'e-i►d " 34). „ Men had ", ierkent Bii die-rd,ijk , ,, al deze onlusten voorgekomen , indien die resolutie van 27 Aug. wat vroeger ge nom►e;n was igeweest " 35). Bij d,ez'e vesoi11iutiie , genomen onder den angst, d:iiein de moord op ede Die Witten bij adie Staten had veroorzaakt, werd Willem III gemadhtigd de stedelijke reg►e ► ering — i n s t r ij d met de privilegiën — naar zijn -hand te stellen! Want +de ko^mipl:ott eurs zaten in alle standen , ook ouder ede ho ogste , in den lande. Willem III heeft dit volgens liet g►etuigen iss van Groen , persoonlijk erkend. Bij hem werd aa,n geedro,ngen rop ieen scherp pia;kka,a,t tegen d oproerlingen ► en die moordenaars van ► de De Witten. „ Die Prins ... achtte het straffen ondoenlijk : het stuk was uitgevoerd idoor adie voornaamste burgers, tegen, wie men zich niet zonder g!e-va,a,r van strenge ini dd)e:►en zou b11d,iteinein " 36). Een noord dus als op► de Obrren o w iezien . En geen welwillende straffeloosheid als tee Belgrado. Zooalss heet altoos gaat met revolutie-leiders : ti e n, slotte blijken ' o e waas s 'e,n '. „Vers+ehle id fin e peropgewassen. zij ^n niett te; e n ►de,n stroom zi zie lv► etegen soin^en werden , ► aip aandrang dier burgerij , ontslagen , dice de Prins klever behouden !en personen benoemd , dire hij liever niet aangesteld had " 37) . Groen, ontkent in zijne Oranj^eii► ef'd^e , dat ede b► ewvteging was „ oproer " 38). Maar Bi1derd,ijk spreekt daar anders over. Hij noemt de beweging „ b u -r g ► e r I !ij k e o p r o te r e n " en laat Wil verkennen , „ dat die o gyp► r o ;e r e n niet te vre^ez^eln waren;-iem,I ,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
34) Bil^d►e^rd'ijk , „ Giesichve^dleinis ", ►dicel X , bladz. 33-35. 35) Biideridlijk , ,, Geschi!e ►dieinis ", dice! X , bladz. 36. 36) Gro en , ,, Ha► ndbo►ek ", blaidz. 346.
37) Gr,on , ,, Handboek ", bladz. 347. 38) Omen , „ Handboek ", blaidz. 342.
►een, +dat de b ►e r o ie r t +e !n ... hun oorsprong hadden uit B u rg+e rhop1^i►eden,, en voorname Burgers " 39). Hope zeker men o.ve rig► e n ,s was , dat de op^roerI-ingen +en moordienaars 'dier De Witben niet gestraft zouden worden , bijkt uit ►een pir►e►ek van den H aags'ch► e n predikant S i;m , o In S i m on idtes , die daags, na dien moord opa adie De Witten van den +ka^ns► e7 ,,ver adat she han:d'd'aadig^en niet gestraft , m a a r ve ie 1 le +e r b ►e--zekfrd, Iioo ,o!ndd zou,id+e,n wo rdie n" 40). En, +deze Predikant was goed ingelicht. Tichelaar, het beruchte ho^ofdw►erktui;g in den moord otp! ;de beide voortrieff►elij+k► e staatslieden,, kreeg van Willem III eenn j a a r g ie l ,d ! 41) Ook de ir►e ,vo,l utie -m arnn► en elders bie l o ond► e hij. Leonard van N a'ersse n , die te Rotterdam gerechtelijk vervolgd werd wegens aanhitsing tot poppro+er, werd , zooidra de Prins de macht in haan dien had , adoor hem tot vroeidschap- , yen acht'erieenvo.44 ns tot kol o el idee ;schutterij , burgemeester en zelfs gedeputeerde tier Dag--n vaart benoemd. Wij g►e.ioove!n thans , dat wij voistuekt n i+et overdrijven , wanneer wij , met de z e feiten voor oogien , Willem III noemen een r►°volutie-v+orrst , dire , om die zéer zachWue uitdrukking van Grc►en tie gebruiken , „wel ►eens genegen schaeen om meer zelf te- verrigt►en dan meet na,auwge ,zetiiee inachtneming van de v ormen der Staatsr►ege-li.n,g 'over+e'enkwa;m " 42). In lonze dagen , nu mien aUie:rw(cg►e^n tegen de sn , 00de aanvallen dier ,anarchie heet wettig gezag tracht h!o!og tie houden , had men, al moge Willem III zich ook verdiensten als landsverdediger hebbeu verworven , unit opportuniteitsgronden t h a n s niet moiet►en i aankomen niet het pan ! am een sta{ndh►e ►eid op tie richteln vo or +een r^evoluti,onnair, al was het !er dan ook +een van vorst+elijken ,
,
b1►oiede.
J. J'. F. VAN ZEYL. 39) Bilderdij;k , „ Geschiedenis ", deel 'X , bladz. 3. 40) Wa;g+eoaa^r, „ Historie ", deel XIV, !bladz. 175. 41) Wagenaar, „ Histori+e ", 'd e el XIV, 'bladz. 181. 42) Groen , ,, Ha.o^db^oiek ", bladz. 328.
n
INHOUD VAN DEN 3n JAARGANG, Bladz.
Aan dein Lezer, •
de Uitgever
3.
Wetenswaardigheden. Oinchrise1ijke vo1kskunde ? Aitwoord aan den her Van Zey1 fe Roterdam , door A. DE COCK,............................. 6. 3. Repliek aan den heer D Cock, 'door J. J. F. VAN ZEYL . . De Hu.mberts en dc LogI , door JAC. P. VAN TERM...... Dse dood van Musius , door J. J. F. VAN ZEYLI. M. 36. II. 65. Zegetocht biInien Rome , door dr, A. SMITS.........5-1. . , door P. BUISSINK Pr. Telepathische 1. 97. II. 129. Boekbeoordese1ing : P. Coselestijaus' ,, Lezingen " over h et B ijbeisch Scheppingserhaa1 , 'door JAC. P. VAN TERM ................ 192. Een Czaar bekeerd tot het Katho1icisine , door J. W. VAN HEES244. . WIJK pr. ....................................................... . . . D eig;etn1iij'ke oorzakieri dier kloostervervolging , door H . AMME RDORFFER. ........................................................... 253. Ben blik op de Kierk in Engeland , door P. BUISSINK pr. . . . 298. ij , door MAX VAN POLL Rome en Pars ... I. 336, II. 363. .....
,
..
.
.
...........
Apologetiek. Diacoinessen , door A. P. VAN TERM , 'miss.. I 7. . . 48. Laster en lo:gen , door J. C'. v. d. LOO'S p . I. . . . . . . . . IL 121. Het celibaat , door TH. BENSDORP C.SS.R............106. Wie was Jesus van Nazareth? door TH. BENSDORP C.SS.R I 155. II. 161. III. 193. I.V. 225. .
.
.
V. 257. VI. 289 VII. 321.
VIII. Het vergaan der 4e'iield volgens de H. Schrift en de gegevens der hedcndaagsche sterreinkuind;e , door P. BUISSINK pr. . . I. II, Echtscheiding , door A. P. VAN TERM, miss. .. . Terechtwizing , door TH. BENSDiORP C.SS.R. . . . . . . . .
353. 203. 234. 269.
004 BIadz.
Gee-schile,dv►ervalsching, door J. J. F. VAN ZE,YL: Die Ba^rthol-omeusnacht . .
.
.
.
311.
.
.
.
Zijn wij een Calvinistisch volk ? . . . . 342. Is prins Willem III legren cle Revolutie ge,
.
370.
Kloos over Van Eede,n , door J. KLOOSTERHUIS. . . . . . . Oude liefde moet niet roestei , door J. KLOOSTERHUIS. . . . Boiekhe-oord^e'eli.n;g: „ An^nuarium ", door JAC. P. VAN TERM. . . M gir. dr. Scha:epman , een,e mo ïografie , door JAC. P. VAN TERM.
22. 77. 90.
weies t ?
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Letteren, Kunst. ,
,
I. H. III. Nicolaas Beets , door H. A. V. IJZERMANS pr. . . . . . . I. 1I. Aan 'he'e rie^n kerkmuzikanten , door ALB. VAN DER KALLEN. . Krimp g^esned'ea romans , ;door A. J. OOSTDAM. ,
1
112. 149. 183. 138. 169. 213. 219.
Kout, Schetsen. PaI ij;schee Straattypen , door LOUIS B. M. LAMMERS:
Huurkoelsilers
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
59.
C o'nei'erg'L-s
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
83.
La Bohêm^e der kunst in die muziekwereld Een gevaarlijk spreiekwoorJ (h.rij,md) , door F. DEKKERS. . . . Wat Kath. dagbladen ,niet ^maest^e:n doen , door JAC. P. VAN
274. 224.
;
TERM.
,.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
318.
Verzen, 0 , zielen ! door Zr. * * * . . . . . . . . . . . . . . . . Aan het „ Lumen dc Coelo ", 3 jubilé-so,7'n^ette'ci , door Zr. * * . . . . . E frratum . . . . . . „ Cnedo-Pugno ", door Zr. * * * . . . . . . . . . . . . . . Aan de moe d er der smarten , door Zr. * * * . . . . . . . . . Hekel^dichtjes , door F. D^E, KKER,S . . . . . . . . . . . . . 'S Avonds , door fr. E. , O. M. Cap. . . . . . . . . . . . Verlatenheid , do-or A.. D. . . . . . . . . . . . . . . . . Moei- verl^ang+e;n , door A. D . . . . . . . . . . . . . . . . . 'opa zijn eer, door A. D^. . . . . . . . . . . . . . . . . Het riet , idoor J. E. M. GEFKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . S,an^ctissimum , door Zr. * ^` O salutaris Hostia ! door J. E. M. GEFKEN. . . . . . . . . Ht erfst-st^emmin,g, door J. E. M. GEFKEN. . . . . . . . . . Giebed hij eien kruisbeeld , door fr. CHRISTINUS KOPS , O. F. M. .
32. 33. 94. 95. 96. 125. 126. 127. 160. 221. 222. 287. 288. 319. 320.
Hte^rfstli^eidj^es , door J. E. M. GEFKEN. . . . . . . . . . . . 3150.