Erratum ISSO-publicatie 91 (2009): Ventilatiesystemen met decentrale toe- en afvoer en warmteterugwinning in woningen en woongebouwen Algemene wijzigingen (tenzij anders vermeld): Tekst: Bouwbesluit 2003 Wijzigen in: Bouwbesluit Teksten verwijderen: Afdeling/Artikel 1.xx, 3.xx en 5.xx Tekst: NEN 5128 / NEN2916 Wijzigen in: NEN 7120 Pag.11 Toevoegen: Functiegebied Gebruiksgebied of een gedeelte daarvan, waar de voor die gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten, niet zijnde het verblijven van personen, plaatsvinden. Functieruimte In een functiegebied gelegen ruimte. Gebruiksgebied Vrij indeelbaar gedeelte van een gebruiksfunctie waar voor de gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden, dat bestaat uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen ruimten gelegen in een brandcompartiment die niet door een dragende scheidingsconstructie van elkaar zijn gescheiden en die geen toiletruimte, badruimte, technische ruimte of verkeersruimte zijn, tenzij die ruimte zelf een functieruimte is. Pag.14 Wijzigen: Verblijfsgebied Gebruiksgebied of een gedeelte daarvan voor het verblijven van personen. Verblijfsruimte In een verblijfsgebied gelegen ruimte voor het verblijven van personen. Pag.21 Tekst: De eerstvolgende wijziging van het Bouwbesluit wordt verwacht in 2011. Deze omvat ook ventilatieaspecten, zoals het maximale geluidniveau t.g.v. installaties in de eigen woning. Voorliggende publicatie anticipeert zoveel als mogelijk op deze wijzigingen.
Versie augustus 2012
1
Wijzigen in: Voorliggende publicatie geeft de eisen van het Bouwbesluit 2012 met alle vigerende wijzigingen tot en met juli 2012 (in deze publicatie weergegeven als Bouwbesluit of Bouwbesluit 2012). Pag.22 Bouwbesluit 2003 wijzigen in: Bouwbesluit 2012 Pag.26 Tekst: Aan het geluidniveau in een verblijfsgebied ten gevolge van installaties in de eigen woning worden in het Bouwbesluit momenteel geen eisen gesteld. Naar verwachting worden hiervoor wel eisen opgenomen in het Bouwbesluit vanaf 2011. Wijzigen in: Het geluid veroorzaakt door de eigen installaties mag volgens het Bouwbesluit niet meer zijn dan 30 dB bij de capaciteiten als vereist door het Bouwbesluit. Pag.34 Tekst: Volgens het Bouwbesluit moet een voorziening voorde toevoer van verse lucht door de gebruiker regelbaar zijn in het gebied van 0 tot 25% van de vereiste capaciteit. Wijzigen in: Volgens het Bouwbesluit moet een voorziening voorde toevoer van verse lucht door de gebruiker regelbaar zijn in het gebied van 0 tot 30% van de vereiste capaciteit. Pag. 63 e.v. Specificatieblad I.3-1 Binnenluchtkwaliteit vervangen door nieuw SBI.3-1 (zie bijlage) Specificatieblad I.3-2 Thermisch comfort vervangen door nieuw SB I.3-2 (zie bijlage) Specificatieblad I.3-3 Geluid van buiten vervangen door nieuw SB I.3-3 (zie bijlage) Specificatieblad I.3-4 Geluid van installaties vervangen door nieuw SB I.3-4 (zie bijlage) Specificatieblad I.3-5 Energie vervangen door nieuw SB I.3-5 (zie bijlage) Specificatieblad I.4-1 Luchtdoorlatendheid vervangen door nieuw SB I.4-1 (zie bijlage) Specificatieblad I.4-6 Energieprestatie vervangen door nieuw SB I.4-6 (zie bijlage) Specificatieblad I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten vervangen door nieuw SB I.8-2 (zie bijlage) Specificatieblad II.3-2 Comfortaspecten en regelbaarheid vervangen door nieuw SB II.3-2 (zie bijlage) Pag. 217 Wijzigen: [1] Bouwbesluit 2003 vervangen door Bouwbesluit 2012 [33] NEN 1068 'Thermische isolatie van gebouwen. Rekenmethoden' (2012). [41] NEN 2778 'Vochtwering in gebouwen' (1991 + A4:2011). [44] NEN 5077 'Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd' (2006 + C3:2012). Toevoegen: [75] Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken (2011). [76] NEN 7120 'Energieprestatie van gebouwen. Bepalingsmethoden' (2011 + C2:2011).
Versie augustus 2012
2
[77] NEN 8088-1 'Ventilatie en luchtdoorlatendheid van gebouwen - Bepalingsmethode voor de toevoerluchttemperatuur gecorrigeerde ventilatie- en infiltratieluchtvolumestromen voor energieprestatieberekeningen - Deel 1: Rekenmethode' (2011 + C1:2011) [78] NEN-EN 15804 'Duurzaamheid van bouwwerken - Milieuverklaringen van producten - Basisregels voor de productgroep bouwproducten' (2012). [79] NPR 5272 'Geluidwering in gebouwen - Aanwijzingen voor de toepassing van het rekenvoorschrift voor de geluidwering van gevels op basis van NEN-EN 12354-3' (2003 + C1:2005). [80] NVN 7125 'Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) – Bepalingsmethode' (2011).
Versie augustus 2012
3
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Binnenluchtkwaliteit
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-1 01-07-2012
WETTELIJKE EISEN NIEUWBOUW Bouwbesluit: Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht wordt voorkomen. In een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte moet een voorziening aanwezig zijn voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht. De eisen m.b.t. capaciteit volgen uit tabel I.2. Tabel I.2 Prestatie-eisen ten aanzien van capaciteit (woningen) Ruimte Capaciteit ventilatievoorziening Verblijfsgebied 0,9 dm3/s per m2 vloeroppervlak met een minimum van 7 dm3/s Verblijfsruimte 0,7 dm3/s per m2 vloeroppervlak met een minimum van 7 dm3/s Verblijfsgebied met kooktoestel < 15 kW 0,9 dm3/s per m2 vloeroppervlak met een minimum van 21 dm3/s Toiletruimte Minimaal 7 dm3 Badruimte Minimaal 14 dm3/s Gemeenschappelijke verkeersruimte Minimaal 0,5 dm3/s per m2 vloeroppervlak (niet afsluitbaar) Ruimte met opstelplaats gasmeter Minimaal 1 dm3/s per m2 vloeroppervlak met een minimum van 2 dm3/s (niet afsluitbaar) 2 Opslagruimte afval (vloeroppervlak > 1,5 m ) Minimaal 10 dm3/s per m2 vloeroppervlak De capaciteit van de voorziening voor toevoer van verse lucht en afvoer van binnenlucht moet bepaald worden overeenkomstig NEN 1087. Tabel I.3 Prestatie-eisen ten aanzien van de hoedanigheid Ruimte Hoedanigheid ventilatielucht Geen eis Verblijfsruimte Verblijfsgebied Tenminste 50% van de totale toevoercapaciteit direct van buiten1) Verblijfsgebied met kooktoestel < 15 kW Afvoer rechtstreeks naar buiten Toiletruimte Afvoer rechtstreeks naar buiten Badruimte Afvoer rechtstreeks naar buiten Gemeenschappelijke verkeersruimte Toevoer rechtstreeks van buiten, Afvoer rechtstreeks naar buiten Opslagruimte afval (vloeroppervlak > 1,5 m2) Toevoer rechtstreeks van buiten, Afvoer rechtstreeks naar buiten 1) In het Bouwbesluit is aangegeven dat de toevoer van verse lucht naar een in een woning gelegen verblijfsgebied moet plaatsvinden vanuit een ander in die woning gelegen verblijfsgebied, een tot de woning behorende verkeersruimte of van buiten, met dien verstande dat tenminste 50% van de capaciteit van de toevoer naar de in de woning gelegen verblijfsgebieden rechtstreeks van buiten moet plaatsvinden. In juridische zin wordt hiermee elk van de verblijfsgebieden bedoeld. Een voorziening voor luchtverversing voor meer dan één verblijfsgebied heeft een capaciteit die niet kleiner is dan de hoogste waarde die volgens de verblijfsgebiedseis geldt voor elk afzonderlijk verblijfsgebied. In aanvulling daarop is de capaciteit niet kleiner dan 70 % van de som van de waarden die volgens de verblijfsgebiedseis, rekening houdend met kooktoestellen voor de op die voorziening aangewezen verblijfsgebieden. 1
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Binnenluchtkwaliteit
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-1 01-07-2012
Een instroomopening en een uitmonding van een voorziening voor luchtverversing, liggen op een afstand van ten minste 2 m van de perceelgrens, gemeten loodrecht op de uitwendige scheidingsconstructie van de gebruiksfunctie. Dit geldt niet voor een in een dak gelegen instroomopening of uitmonding. Indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt die afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen. Bouwbesluit: Toevoer van verbrandingslucht en afvoer rookgas Een ruimte met een opstelplaats voor een verbrandingstoestel heeft voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas met een zodanige capaciteit dat een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht wordt voorkomen. Een opstelplaats voor een kooktoestel met een nominale belasting van ten hoogste 15 kW, gelegen in een verblijfsruimte, blijft hierbij buiten beschouwing. Tabel I.4 Prestatie-eisen ten aanzien van capaciteit t.b.v. verbrandingstoestellen met totale capaciteit ≤ 130 kW Verbrandingstoestel Brandstof Benodigde capaciteit van de toevoer van verbrandingslucht per kW nominale belasting [dm3/s] Gesloten vuur met trekonderbreker Aardgas/butaan/ 0,78 propaan Open vuur (blokkenvuurtoestel type II) Aardgas 3,35 Gesloten vuur, met ventilator, zonder Aardgas/butaan/ 0,38 trekonderbreker propaan Gesloten vuur Olie 0,32 Gesloten vuur Kolen 0,52 Open vuur, vaste brandstof (open haard) Vaste brandstof 2,8 De capaciteit van de voorziening voor toevoer van verse lucht en afvoer van binnenlucht moet bepaald worden overeenkomstig NEN 1087. Een instroomopening van een toevoervoorziening voor verbrandingslucht en een uitmonding van een afvoervoorziening voor rookgas, liggen op een afstand van ten minste 2 m van de perceelgrens, gemeten loodrecht op de uitwendige scheidingsconstructie van de gebruiksfunctie. Dit geldt niet voor een in een dak gelegen instroomopening of uitmonding. Indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt die afstand aangehouden tot het hart van de weg, dat water of dat groen. Een instroomopening van een toevoervoorziening voor verbrandingslucht en een uitmonding van een afvoervoorziening voor rookgas, gelegen boven een constructieonderdeel of het aansluitende terrein, liggen, ter voorkoming van gehele of gedeeltelijke afsluiting van de opening door ophoping van vuil of sneeuw, ten minste 0,3 m boven de bovenzijde van dat constructieonderdeel of dat terrein.
2
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Binnenluchtkwaliteit
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-1 01-07-2012
WETTELIJKE EISEN BESTAANDE BOUW Bouwbesluit: Luchtverversing De eisen t.a.v. luchtverversing voor bestaande bouw zijn overeenkomstig met die van nieuwbouw, met de volgende uitzonderingen: De capaciteit voor verblijfsruimte en verblijfsgebied bedraagt 0,7 dm³/s per m² vloeroppervlakte, de minima zijn gelijk aan nieuwbouw; Voor verblijfsruimten met een opstelplaats voor een kooktoestel of met een opstelplaats voor een open warmwatertoestel met een nominale belasting van maximaal 15 kW moet een voorziening voor luchtverversing van tenminste 21 dm³/s aanwezig zijn. Er is geen eis t.a.v. de positie van de instroomopening; T.a.v. de hoedanigheid van de ventilatielucht geldt alleen de eis voor de afvoer. Bouwbesluit: Toevoer van verbrandingslucht en afvoer rookgas De eisen t.a.v. verbrandingsluchttoevoer voor bestaande bouw zijn overeenkomstig met die van nieuwbouw, met de volgende uitzondering: Er is geen eis t.a.v. de instroomopening. In plaats van NEN 1087 is NEN 8087 aangewezen voor bestaande bouw. KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Ventilatiebalans Voor een correct ontwerp zal een ventilatiebalans gemaakt moeten worden. Geadviseerd wordt de ventilatiebalans op woningniveau te maken. De 50%-regel mag hierbij worden toegepast. Bij toepassing van decentrale ventilatie-units met wtw wordt de woning in zones verdeeld. Om een goede werking van het ventilatiesysteem te verkrijgen wordt per zone een ventilatiebalans opgesteld. Zone met decentraal gebalanceerd ventilatiesysteem (gevelventilatie-unit) De ruimten die voorzien zijn van een gevelventilatie-unit vormen elk een aparte zone. Permanente overstroomvoorzieningen vanuit deze ruimten zijn niet toegestaan. Indien in de ruimte een opstelplaats voor een kooktoestel aanwezig is, is extra afzuiging in de vorm van een motorwasemkap (of een afsluitbare motorloze wasemkap) noodzakelijk. Deze extra afzuiging is slechts tijdelijk in gebruik. Zone met centraal ventilatiesysteem De ruimten die aangewezen zijn op een centraal ventilatiesysteem vormen samen één zone. Om een goed werkend ventilatiesysteem te verkrijgen wordt de ventilatiebalans betrokken op alle ruimten die op het centrale ventilatiesysteem zijn aangesloten. Overstroomvoorzieningen tussen de diverse ruimten zijn noodzakelijk. Indien geen verblijfsruimten zijn aangewezen op het centraal afzuigsysteem t.b.v. de natte ruimten (keuken, badkamer en toilet), waaruit de af te voeren lucht betrokken kan worden, dan zijn extra toevoervoorzieningen t.b.v. de natte ruimten noodzakelijk. Basis luchtvolumestroom bij vraaggestuurde ventilatie Om hygiënische en bouwfysische redenen (emissies uit bouwmaterialen en vochthuishouding) dient te worden voorkomen dat de luchtvolumestroom volledig wordt uitgeschakeld bij een lage CO2-concentratie, als een ruimte langere tijd niet door personen gebruikt wordt.
3
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Binnenluchtkwaliteit
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-1 01-07-2012
Bij vraaggestuurde ventilatie moet een minimale luchtvolumestroom van 0,36 m³/h per vierkante meter vloeroppervlak worden gerealiseerd. Ruimten met opstelplaats voor een wasapparaat Uit het oogpunt van functionaliteit moet een ruimte die is bedoeld als opstelplaats voor een wasapparaat worden voorzien van een mechanische luchtafvoer van tenminste 7 dm³/s. Motorwasemkap Bij het toepassen van een afzuigkap met een capaciteit van 83 dm³/s (300 m³/h) of meer moet een extra (afsluitbare) luchttoevoeropening aangebracht worden (bijv. een klepraampje). Gebruik van de voorziening De kwaliteit van de binnenlucht is sterk afhankelijk van de wijze waarop de ventilatievoorziening gebruikt wordt. Het gebruik van de ventilatievoorziening is weer sterk afhankelijk van het thermisch comfort. Daarom zijn alle eisen ten aanzien van thermisch comfort en betrouwbaarheid van toepassing. Onderhoud van de voorziening De ventilatievoorziening moet zodanig zijn uitgevoerd dat deze goed onderhouden en gereinigd kan worden. Open haard / houtkachel Indien in een woning een open haard of houtkachel wordt aangebracht, moet: Het schoorsteenkanaal voorzien zijn van rookgasventilator en afsluitbaar zijn; Een afsluitbare luchttoevoer in de nabijheid van de open haard worden aangebracht.
KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Bergruimte Een bergruimte (niet zijnde een trapkast) moet geventileerd worden met een capaciteit van tenminste 7 dm³/s. Ventilatiecapaciteit installatie De installatie moet in staat zijn de vereiste ventilatiecapaciteit tegelijkertijd in alle ruimten te realiseren. Acceptatie van gelijkwaardigheidsverklaringen Gelijkwaardigheidsverklaringen die tot doel hebben de geïnstalleerde ventilatiecapaciteit te beperken zijn niet toegestaan. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen.
4
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Binnenluchtkwaliteit
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-1 01-07-2012
VERWIJZINGEN Regelgeving Bouwbesluit. NEN 1087 'Ventilatie van gebouwen. Bepalingsmethoden voor nieuwbouw' (2001). NEN 8087 'Ventilatie van gebouwen. Bepalingsmethoden voor bestaande bouw' (2001). Normen en richtlijnen NPR 1088 'Ventilatie van woningen en woongebouwen. Aanwijzingen voor en voorbeelden van de uitvoering van ventilatievoorzieningen' (1999 + C1:2000). NEN-EN 15251 'Binnenmilieu gerelateerde input parameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek' (2007). Ondersteunende literatuur GIW/ISSO-publicatie 'Ontwerp- en montageadviezen, nieuwbouw, eengezinswoningen en appartementen' (2008). IEA Annex 27 'Evaluation and Demonstration of Domestic Ventilation Systems' (1998), hoofdstuk 7. ISSO, NOVEM, TVVL 'Handboek installatietechniek' (2002 met aanvullingen 2012). ISSO Kleintje Ventilatie (2012). Specificatiebladen I.3-2 Thermisch comfort I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten II.4-1 Luchtvolumestroom en regelbaarheid II.4-4 Principe uitvoering ventilatiesystemen II.4-33 Ventilatiebalans
5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Thermisch comfort
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-2 01-07-2012
WETTELIJKE EISEN NIEUWBOUW Bouwbesluit: Luchtverversing De toevoer van lucht mag in de leefzone van een verblijfsgebied, een volgens NEN 1087 bepaalde luchtsnelheid veroorzaken die niet groter is dan 0,2 m/s. Het aantal te verwachten ontevredenen (PD) bedraagt dan 25%. De leefzone is dat deel van het verblijfsgebied dat zich bevindt binnen: 1,0 m vanaf de buitengevel; 0,2 m vanaf de binnenwanden die het verblijfsgebied omgrenzen; 1,8 m vanaf de vloer. waarin personen worden geacht te verblijven bij normaal gebruik van de ruimte.
1,8 m
WT61
leefzone
1,0 m
0,2 m
Afb. I.3 Leefzone Bouwbesluit: Toevoer van verbrandingslucht De toevoer van verbrandingslucht mag in de leefzone van een verblijfsgebied, een volgens NEN 1087 bepaalde luchtsnelheid veroorzaken die niet groter is dan 0,2 m/s. WETTELIJKE EISEN BESTAANDE BOUW Voor bestaande bouw worden in het Bouwbesluit geen eisen gesteld aan het thermisch comfort.
KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Inblaastemperatuur De temperatuur van de ingeblazen lucht moet bij centrale mechanische luchttoe- en afvoer tenminste 16 °C bedragen, zodat geen klachten ontstaan over tocht door het ventilatiesysteem. Deze eis is geformuleerd onder de conditie dat de binnentemperatuur 20 °C en de buitentemperatuur 0 °C bedraagt. Thermisch comfort (PMV) De PMV geeft aan hoe een grote groep mensen zal reageren op een bepaald klimaat. PMV staat voor Predicted Mean Vote, deze geeft aan wat de gemiddelde beleving van het thermisch comfort is. 0 is de neutrale situatie waarin (statistisch gezien) het minste aantal mensen klaagt. Omdat mensen het thermisch comfort verschillend ervaren, zullen ook dan klachten voorkomen.
1
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Thermisch comfort
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-2 01-07-2012
De PPD (Predicted Percentage Dissatisfied) geeft aan wat het percentage is van klagers. Er wordt gestreefd naar een PMV die tussen -0,5 en +0,5 ligt, dit geldt als 'tevreden'. De PPD is dan kleiner dan 10%. Tabel I.5 7-puntsschaal voor PMV +3 Heet +2 Warm +1 Lichtelijk warm 0 Neutraal -1 Lichtelijk koel -2 Koel -3 Koud Het percentage klagenden over het thermisch comfort ten gevolge van luchttoevoer in de leefzone mag niet meer dan 10% bedragen. Dit onder de volgende condities: Buitentemperatuur in de winter (0 °C); Ontwerpbinnentemperatuur (20 °C); Nominale luchtvolumestroom; Metabolisme: lichte activiteit, zittend: 70 W/m2; Kledingweerstand: winter 0,9 clo. Tocht algemeen (PMV – PD) Voor de beoordeling van het thermisch comfort is met name de beoordeling van tocht van belang. Het thermisch comfort is goed als geldt: PD < 15% (PD = Percentage Dissatisfied). De PD geeft het percentage ontevredenen als gevolg van tochtverschijnselen op hoofdniveau. De PD is altijd minimaal 5%, dit wil zeggen dat er altijd 5% ontevredenen zijn. Tochtklachten op enkelniveau Het percentage klagenden over tocht op enkelniveau ten gevolge van koudeval in de leefzone moet bij de ontwerpbuitentemperatuur in de winter niet meer dan 20% bedragen. Bypass Om oververhitting in de zomer te voorkomen/beperken is een bypass noodzakelijk. Hierdoor wordt voorkomen dat toegevoerde buitenlucht niet onnodig wordt opgewarmd door de binnenlucht bij hoge binnentemperaturen en/of nachtventilatie.
KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen.
2
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Thermisch comfort
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-2 01-07-2012
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Inblaastemperatuur De temperatuur van de ingeblazen lucht moet bij centrale mechanische luchttoe- en afvoer tenminste 16 °C bedragen, zodat geen klachten ontstaan over tocht door het ventilatiesysteem. Deze eis is geformuleerd onder de conditie dat de binnentemperatuur 20 °C en de buitentemperatuur -10 °C bedraagt. Thermisch comfort (PMV) Het percentage klagenden over het thermisch comfort ten gevolge van luchttoevoer in de leefzone mag niet meer dan 10% bedragen. Dit onder de volgende condities: Buitentemperatuur in de winter (-10 °C); Ontwerpbinnentemperatuur (20 °C); Nominale luchtvolumestroom; Metabolisme: lichte activiteit, zittend: 70 W/m2; Kledingweerstand: winter 0,9 clo. Tocht algemeen (PMV – PD) Voor de beoordeling van het thermisch comfort is met name de beoordeling van tocht van belang. Het thermisch comfort is zeer goed als geldt: PD < 10% (PD = Percentage Dissatisfied). Tochtklachten op enkelniveau Overeenkomstig NEN-EN-ISO 7730 mag het aantal tochtklachten op enkelniveau in de leefzone maximaal 10% bedragen. Vrije koeling met verse lucht (automatische zomernachtventilatie) In de zomer is het wenselijk dat de ventilatielucht niet extra wordt opgewarmd door de warmtewisselaar in de gevelventilatie-unit. Hiertoe dient de gevelventilatie-unit van een bypass te zijn voorzien. In de normale situatie stroomt alle lucht over de warmtewisselaar. Afhankelijk van de binnen- en buitenluchttemperatuur wordt de lucht handmatig of automatisch van buiten door de bypass gevoerd, zodat vrijwel geen warmte wordt overgedragen aan de toevoerlucht en de woning met koele, nachtelijke buitenlucht kan worden doorspoeld. Als alternatief voor een bypass is de gevelventilatie-unit voorzien van een handmatige of automatische regeling die de afvoerventilator tijdelijk uitschakelt. De luchtafvoer dient dan via te openen geveldelen of centrale luchtafvoer mogelijk te zijn. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. VERWIJZINGEN Regelgeving Bouwbesluit.
3
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Thermisch comfort
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-2 01-07-2012
NEN 1087 'Ventilatie van gebouwen. Bepalingsmethoden voor nieuwbouw' (2001). Normen en richtlijnen ISSO-publicatie 19 'Thermisch binnenklimaat, aanbevelingen' (1991). NEN-EN 15251 'Binnenmilieu gerelateerde input parameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek' (2007). NEN-EN-ISO 7730 'Klimaatomstandigheden – Analytische bepaling en interpretatie van thermische behaaglijkheid door berekening van de PMV- en PPD-waarde en lokale thermische behaaglijkheid' (2005). NEN-EN-ISO 7726 'Ergonomie van de thermische omgeving; Instrumenten voor het meten van fysische grootheden' (2001). NPR 1088 'Ventilatie van woningen en woongebouwen. Aanwijzingen voor en voorbeelden van de uitvoering van ventilatievoorzieningen' (1999 + C1:2000). Ondersteunende literatuur IEA Annex 27 'Evaluation and Demonstration of Domestic Ventilation Systems' (1998), hoofdstuk 4. Specificatiebladen I.4-4 Thermisch comfort I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten
4
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Geluid van buiten
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-3 01-07-2012
WETTELIJKE EISEN NIEUWBOUW Bouwbesluit: Bescherming tegen geluid van buiten Een te bouwen bouwwerk biedt in een verblijfsgebied bescherming tegen geluid van buiten. Tabel I.6 Bescherming tegen geluid van buiten Situatie
Vereiste karakteristieke geluidwering GA,k [dB]
Verblijfsgebied
Minimaal het verschil tussen de geluidbelasting* en 35 dB(A) (industrielawaai) of 33 dB (weg-, spoorweglawaai) met een minimum van 20 dB (basisvoorschrift)
Verblijfsruimte
Minimaal het verschil tussen de geluidbelasting* en 37 dB(A) (industrielawaai) of 35 dB (weg-, spoorweglawaai) met een minimum van 18 dB (basisvoorschrift)
Onbenoemde ruimte
Geen eis
(geen verblijfsgebied) * Geluidbelasting conform de Wet Geluidhinder of de Tracéwet De geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (gevel) moet worden bepaald conform NEN 5077. Als richtlijn kan de rekenmethode volgens NPR 5272 gebruikt worden. WETTELIJKE EISEN BESTAANDE BOUW Op het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van bestaande bouw zijn de eisen voor nieuwbouw van toepassing. Opmerking: In sommige gevallen kunnen burgemeester en wethouders bij het veranderen van een bestaand bouwwerk ontheffing van het nieuwbouwvoorschrift verlenen tot het rechtens verkregen niveau. KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Geen. KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Geen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen.
1
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Geluid van buiten
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-3 01-07-2012
VERWIJZINGEN Regelgeving Bouwbesluit. Wet Geluidshinder. Normen en richtlijnen NEN 5077 'Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd' (2006 + C3:2012). NPR 5272 'Geluidwering in gebouwen - Aanwijzingen voor de toepassing van het rekenvoorschrift voor de geluidwering van gevels op basis van NEN-EN 12354-3' (2003 + C1:2005). Specificatiebladen I.4-5 Geluidwering gevel II.4-9 Geluid van buiten
2
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Geluid van installaties
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-4 01-07-2012
WETTELIJKE EISEN NIEUWBOUW Bouwbesluit: Bescherming tegen geluid van installaties Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen geluid van installaties. Tabel I.7 Eisen installatiegeluid verblijfsgebied aangrenzend perceel, bij geluid veroorzaakt door eigen gebouwinstallaties Situatie Toegestaan karakteristiek installatiegeluidniveau LI,A,k * Verblijfsgebied Maximaal 30 dB Geen verblijfsbied
Geen eis
* Geldt voor een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanische voorziening voor luchtverversing, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift Tabel I.8 Eisen installatiegeluid verblijfsruimte zelfde perceel, bij geluid veroorzaakt door installaties van aangrenzende woning Situatie Toegestaan karakteristiek installatiegeluidniveau LI,A,k * Verblijfsruimte Maximaal 30 dB Geen verblijfsruimte
Geen eis
* Geldt voor een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanische voorziening voor luchtverversing, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift Tabel I.9 Eisen installatiegeluid verblijfsruimte zelfde perceel, bij geluid veroorzaakt door eigen gebouwinstallatie Situatie Toegestaan karakteristiek installatiegeluidniveau LI,A,k * Verblijfsgebied Maximaal 30 dB Geen verblijfsbied
Geen eis
* Geldt voor (mechanische) voorziening voor luchtverversing, warmteopwekking en warmteterugwinning. De eisen gelden voor elke installatie afzonderlijk. Het betreft het geluidniveau dat optreedt wanneer de luchtverversing werkt in de stand van de door het Bouwbesluit voorgeschreven ventilatiecapaciteit. Het installatiegeluidniveau, de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid moeten bepaald worden conform NEN 5077. WETTELIJKE EISEN BESTAANDE BOUW Bouwbesluit: Bescherming tegen geluid van installaties Op het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van bestaande bouw zijn de eisen voor nieuwbouw van toepassing, waarbij in plaats van het bij nieuwbouw aangegeven eisen-niveau wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is.
1
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Geluid van installaties
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-4 01-07-2012
KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Geen. KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Geluid van installaties NEN 1070 geeft verschillende kwaliteitsniveaus voor geluid van installaties binnen de eigen woning. Tabel I.10 Kwaliteitsniveaus voor geluid van installaties binnen de eigen woning Ruimte Kwaliteitscijfer1) k=1 k=2 k=3 k=4 k=5 Verblijfsruimte LI;A [dB(A)] 20 25 30 35 40 Andere ruimte2) LI;A [dB(A)] 25 30 35 40 45 1) De kwaliteitscijfers bestrijken globaal de kwaliteitsniveaus van net haalbaar met de huidige technieken (k=1), conform de huidige bouwpraktijk (k=3) tot minimaal noodzakelijk bij woningverbetering (k=5). 2) Voor ruimten waarin installaties staan opgesteld gelden de eisen niet. Het kwaliteitscijfer (k) is gerelateerd aan de geluidweringsklasse (GK) van een woning volgens: GK = maximum (kale ruimten, alle aspecten). GK I: hoge mate van bescherming en rust; gehinderden < 5% GK II: onder normale omstandigheden goede bescherming; gehinderden 5% tot 10% GK III: bescherming tegen ontoelaatbare storing; gehinderden 10% tot 25% GK IV: regelmatig storing; gehinderden 25% tot 50% GK V: geen bescherming; gehinderden > 50% Kwaliteitscijfer 2 moet gerealiseerd worden bij een zodanige instelling van het ventilatiesysteem dat in de woonkamer/slaapruimten aan de ventilatie-eisen volgens het Bouwbesluit wordt voldaan. Hiermee is het mogelijk om 's nachts zonder geluidhinder voldoende te ventileren. De geluidniveaumetingen moeten conform NEN 5077 verricht worden. Opmerking: Bij LI,A duidt de index A op een A-weging. Voorheen werd dit aangegeven met als eenheid dB(A). In de huidige normen worden alle geluidseisen weergegeven met als eenheid dB; in de grootheid wordt de index A opgenomen om aan te geven dat het een A-gewogen grootheid is. Bij toepassing van meerdere toe- en/of afvoerventielen per ruimte moet, om aan de eisen te blijven voldoen het geluid van ieder ventiel lager zijn dan de toegestane 30 dB. Bij toepassing van 2 ventielen met een gelijk geluidsniveau neemt het totale geluidsniveau 3 dB toe. Bij 3 gelijke niveaus is de toename 4,5 dB! AANVULLENDE KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen.
2
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Geluid van installaties
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-4 01-07-2012
VERWIJZINGEN Regelgeving Bouwbesluit. Normen en richtlijnen NEN 1070 'Geluidwering in gebouwen. Specificatie en beoordeling van de kwaliteit' (1999 + C2:2003). NEN 5077 'Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd' (2006 + C3:2012). Ondersteunende literatuur IEA Annex 27 'Evaluation and Demonstration of Domestic Ventilation Systems' (1998). Specificatiebladen I.3-7 Duurzaam bouwen I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten II.4-7 Geluid van installaties II.4-9 Geluid van buiten
3
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Energie en milieu
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-5 01-07-2012
WETTELIJKE EISEN NIEUWBOUW Bouwbesluit: Beperking van luchtdoorlatendheid De volgens NEN 2686 bepaalde luchtvolumestroom door de scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie (verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten) mag niet meer bedragen dan 200 dm³/s per 500 m³ gebouwinhoud. Bouwbesluit: Energieprestatie De energieprestatiecoëfficiënt EPC van een niet in een woongebouw gelegen woning of een woongebouw mag maximaal 0,6 bedragen. De energieprestatiecoëfficiënt voor woningen en woongebouwen moet bepaald worden conform NEN 7120 en bij gebieds-gebonden maatregelen tevens conform NVN 7125. Bouwbesluit: Duurzaam bouwen Van de samenstelling van constructieonderdelen van een woonfunctie is de uitstoot van broeikasgassen en de uitputting van grondstoffen gekwantificeerd volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken. Van de samenstelling van constructieonderdelen van een gebouw met uitsluitend kantoorfuncties en nevenfuncties daarvan met een totale gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m² is de uitstoot van broeikasgassen en de uitputting van grondstoffen gekwantificeerd volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken. Bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning dient de milieuprestatieberekening te worden ingediend (vanaf 2013). De benodigde materiaalgegevens zijn opgenomen in de Nationale Milieudatabase (NMD). De score kan bepaald worden met GreenCalc+ of GPR gebouw. WETTELIJKE EISEN BESTAANDE BOUW Bouwbesluit Voor de bestaande bouw worden met betrekking tot energie geen eisen in het Bouwbesluit gesteld. Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD) Op grond van de Europese Richtlijn energieprestatie van gebouwen moeten gebouweigenaren bij bouw, verkoop, verhuur en ingrijpende renovatie een energieprestatiecertificaat van maximaal tien jaar oud overleggen. Dit certificaat geeft inzicht in de energetische kwaliteit van het gebouw. Een label zal deel uitmaken van dit certificaat. Voor de klassenindeling van het label voor de bestaande bouw wordt gebruik gemaakt van de energie-index. Voor bestaande gebouwen zal het certificaat ook een standaardadvies bevatten voor verbetering van de energieprestatie van het gebouw. Voor het maken van het EP-certificaat voor woningen moet de EPA-adviseur gecertificeerd zijn conform de BRL 9500 deel 1 Energieprestatiecertificaat, bestaande woningen. KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW In verband met de energieprestatie van de woning of het woongebouw dient, in geval van toepassing van decentrale mechanische luchttoe- en afvoer met warmteterugwinning, hoog rendement warmteterugwinning toegepast te worden. 1
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Energie en milieu
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.3-5 01-07-2012
Beperk het elektrisch vermogen van de ventilatoren door een kanalensysteem met lage luchtweerstand en de toepassing van energiezuinige ventilatoren/regelingen. KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Extra energiebesparing is te realiseren door het toepassen van vraagsturing. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. VERWIJZINGEN Regelgeving Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken (2011). Bouwbesluit. www.nationalemilieudatabase.nl NEN 1068 'Thermische isolatie van gebouwen. Rekenmethoden' (2012). NEN 2686 'Luchtdoorlatendheid van gebouwen. Meetmethode' (1988 + A2:2008). NEN 7120 'Energieprestatie van gebouwen. Bepalingsmethoden' (2011 + C2:2011). NVN 7125 'Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) – Bepalingsmethode' (2011). Normen en richtlijnen NEN-EN 15804 'Duurzaamheid van bouwwerken - Milieuverklaringen van producten - Basisregels voor de productgroep bouwproducten' (2012). SBR 'Luchtdicht bouwen. Deel A: Ontwerpaanbevelingen. Deel B: Uitvoeringsaanbevelingen' (2001). SBR Referentiedetails Woningbouw (2008). Ondersteunende literatuur IEA Annex 27 'Evaluation and Demonstration of Domestic Ventilation Systems' (1998), hoofdstuk 9. Specificatiebladen I.4-1 Luchtdoorlatendheid I.4-6 Energieprestatie I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten II.3-6 Luchtdoorlatendheid II.3-7 Energiegebruik ventilatoren II.4-12 Luchtdoorlatendheid II.4-13 Energieprestatiecoëfficiënt
2
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
4. Middelen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Luchtdoorlatendheid
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.4-1 01-07-2012
ALGEMEEN Definities De termen 'luchtdichtheid' en 'luchtdoorlatendheid' geven beide de lekvolumestroom aan door de gebouwschil, de termen hebben een tegengestelde duiding. Aan het beperken van de luchtdoorlatendheid van de woning zijn wettelijke eisen gesteld. Deze zijn bedoeld voor het beperken van energieverliezen en voor het beperken van toetreding van (vochtige) lucht uit de kruipruimte. Kwaliteitseisen met betrekking tot de luchtdichtheid van woningen hebben enerzijds betrekking op het beperken van de luchtdoorlatendheid voor het beperken van energieverliezen, en anderzijds op het realiseren van een minimale luchtdoorlatendheid om praktische problemen te voorkomen en bij het uitschakelen van het ventilatiesysteem toch enige infiltratie te realiseren. Energieprestatienormering Bij het vaststellen van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) volgens NEN 7120 wordt rekening gehouden met de luchtdoorlatendheid van de woning. Dit gebeurt door de bepaling van de luchtvolumestromen door infiltratie via de, direct aan NEN 7120 gekoppelde, norm NEN 8088. In de norm NEN 8088 wordt de totale toevoerluchtvolumestroom door infiltratie (qve;inf) bepaald door het product van de specifieke luchtvolumestroom door alle luchtlekken bij een uniform drukverschil van 10 Pa (qv10;spec), correctiefactoren (fwind, ftype, finf) en de gebruiksoppervlakte (Ag) van de woning: qve;inf = fwind · ftype · finf · qv10;spec · Ag
[dm³/s]
Waarin: = totale toevoerluchtvolumestroom door infiltratie [dm³/s] qve;inf fwind = een correctiefactor voor de door de winddruk geïnduceerde infiltratie en hangt af van de gebouwafmetingen. Anders gezegd: Hoe hoger het gebouw hoe hoger deze correctiefactor [-] = een correctiefactor die de geïnduceerde infiltratie bijstelt naar de voor het gebouwtype ftype karakteristieke winddrukverdeling en thermiek [-] = een correctiefactor voor de invloed van de ventilatievoorziening op de geïnduceerde infiltratie [-] finf qv10;spec = specifieke luchtvolumestroom door alle luchtlekken bij een uniform drukverschil van 10 Pa [dm³/s·m²] Ag = gebruiksoppervlakte [m²] Opmerking: Als de specifieke luchtvolumestroom bij 10 Pa (qv10;spec) op basis van meting is vastgesteld, mag deze waarde voor de berekening van de luchtvolumestroom door infiltratie gebruikt worden in de EPCberekening. In alle andere gevallen moet worden gewerkt met forfaitaire rekenwaarden. De forfaitaire rekenwaarden voor de specifieke luchtvolumestroom bij 10 Pa zijn in NEN 8088 afhankelijk van het bouwjaar en het woningtype. In tabel 3.9b staat een overzicht van de aan te houden forfaitaire rekenwaarden.
1
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
4. Middelen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Luchtdoorlatendheid
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.4-1 01-07-2012
Tabel Specifieke luchtvolumestroom voor infiltratie bij 10 Pa [dm³/s·m²] (forfaitaire waarden NEN 8088) Gebouwtype Bouwjaar Voor 1970 1980 1990 1970 1980 1990 2000 Grondgebonden Met een kap Tussenwoning 4,3 2,8 1,9 1,3 woningen Hoekwoning 5,2 3,4 2,3 1,6 Vrijstaande woning, 6 3,9 2,7 1,8 punt dak Vrijstaande woning, half 5,2 3,4 2,3 1,6 plat dak Met een plat Tussenwoning 3 2 1,3 0,9 dak Hoekwoning 3,6 2,4 1,6 1,1 Vrijstaande woning 4,2 2,7 1,9 1,3 Meerlaagse Etage van flatTussenligging op 2,2 1,4 1 0,7 woningen /portiekwoning onderste of tussenverdieping Kop-, eind- of 2,8 1,8 1,2 0,8 hoekligging op onderste of tussenverdieping Tussenligging op 2,6 1,7 1,1 0,8 bovenste verdieping 3 2 1,3 0,9 Kop-, eind- of hoekligging op bovenste verdieping
2000 2010 1 1,2 1,4
0,7 0,8 1
1,2
0,8
0,7 0,8 1 0,5
0,5 0,6 0,7 0,4
0,7
0,5
0,6
0,4
0,7
0,5
TOEPASBAARHEID VENTILATIESYSTEMEN Bij mechanische afvoer en een te kleine luchtdoorlatendheid zal het verschil tussen de buiten- en binnenluchtdruk te groot zijn waardoor tocht, geluidhinder en schade aan het ventilatiesysteem kan ontstaan. Derhalve mogen in verband met het functioneren van ventilatiesystemen met mechanische afzuiging én om ook bij afwezigheid van bewoners geen onaanvaardbare situatie te laten ontstaan de minimale waarden voor de luchtdoorlatendheid (qv;10) van de omhulling van een gebouw, zoals aangegeven in onderstaande grafiek, niet worden onderschreden. In verband met beperking van energieverliezen moet de luchtdoorlatendheid van de omhulling van een gebouw tussen de in de grafiek aangegeven minimum en maximum waarden liggen:
2
Na 2010
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
4. Middelen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Luchtdoorlatendheid
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.4-1 01-07-2012
Afb. I.4 Globale indicatie toepasbaarheid ventilatiesystemen als functie van de luchtdichtheid (Bron: Techniek inventarisatie ventilatie
UITWERKING Om aan de vereiste luchtdichtheid van de woning te voldoen dienen de ontwerpaanbevelingen volgens klasse 2 uit SBR-publicatie 'Luchtdicht bouwen. Deel A: Ontwerpaanbevelingen' te worden gevolgd. Bij het bepalen van de qv;10-waarde van de woning is de luchtdichtheidsklasse van de details van belang.
UITWERKING GESTAPELDE BOUW Bij toenemende hoogte van een gebouw nemen de drukverschillen over de gevel toe waardoor het debiet door naden en kieren in de gebouwschil toeneemt. Behalve een groter energieverlies leidt dit ook tot comfortproblemen vanwege tocht. Daarnaast wordt het drukverschil over de woning, en daarmee de luchttoevoer, beïnvloed. Bij toepassing van decentrale gebalanceerde ventilatie in gestapelde bouw dient derhalve extra aandacht besteed te worden aan het luchtdicht uitvoeren van de gevel. DUURZAAM BOUWEN In het kader van duurzaam bouwen gelden de volgende variabele en vaste maatregelen, welke leiden tot een hoge luchtdichtheid van de gebouwschil: Bewegende delen in kozijnen te voorzien van dubbele kierdichting en meerpuntsluiting (S019) (variabele maatregel); Vloersparingen en aansluitingen in de begane grondvloer luchtdicht uitvoeren (S021) (vaste maatregel); Kruipluik voorzien van een goede afdichting (S022) (vaste maatregel). VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen SBR 'Referentiedetails Woningbouw' (2008). SBR 'Luchtdicht bouwen. Deel A: Ontwerpaanbevelingen' (2001). 'Spoorboekje Bouwbesluit voor Installateurs'. Ondersteunende literatuur Op 't Veld, P.J.M. Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V., De Gids W.F. TNO-Bouw 'Techniekinventarisatie ventilatie. Ontwikkelingen, trends en concepten', nr. 981113 (november 1999).
3
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
4. Middelen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Luchtdoorlatendheid
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.4-1 01-07-2012
SBR 'Duurzaam bouwen: Nationaal pakket woningbouw' (2004). www.sbr-info.nl Specificatiebladen I.3-5 Energie I.3-7 Duurzaam bouwen I.4-6 Energieprestatie II.3-6 Luchtdoorlatendheid II.4-12 Luchtdoorlatendheid
4
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
4. Middelen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Energieprestatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.4-6 01-07-2012
BEPALINGSMETHODE NIEUWBOUW NEN 7120 'Energieprestatie van gebouwen. Bepalingsmethode' De energieprestatienorm geeft een methode voor het berekenen van de energieprestatie van gebouwen, waaronder woningen en woongebouwen. De energieprestatie is een grootheid waarin de energiewinsten (bijv. door benutting van zonnestraling en interne warmte) en het energiegebruik ten gevolge van bouwkundige en installatietechnische aspecten zijn samengebracht. De energieprestatie wordt uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC); de EPC geeft een karakterisering van de energieprestatie van het gebouw en de gebouwgebonden installaties. Er bestaat geen directe relatie tussen de bepaalde energieprestatie en het werkelijke energieverbruik. Berekening EPC De energieprestatiecoëfficiënt EPC van een niet in een woongebouw gelegen woning of een woongebouw mag maximaal 0,6 bedragen. De energieprestatiecoëfficiënt voor woningen en woongebouwen moet bepaald worden conform NEN 7120 en bij gebieds-gebonden maatregelen tevens conform NVN 7125. BEPALINGSMETHODE BESTAANDE BOUW Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD) Op grond van de Europese Richtlijn energieprestatie van gebouwen moeten gebouweigenaren bij bouw, verkoop, verhuur en ingrijpende renovatie een energieprestatiecertificaat van maximaal tien jaar oud overleggen. Dit certificaat geeft inzicht in de energetische kwaliteit van het gebouw. Een label zal deel uitmaken van dit certificaat. Voor de klassenindeling van het label voor de bestaande bouw wordt gebruik gemaakt van de energie-index. Voor bestaande gebouwen zal het certificaat ook een standaardadvies bevatten voor verbetering van de energieprestatie van het gebouw. Voor het maken van het EP-certificaat voor woningen moet de EPA-adviseur gecertificeerd zijn conform de BRL 9500 deel 1 Energieprestatiecertificaat, bestaande woningen. VERWIJZINGEN Regelgeving BRL 9500-01 Energieprestatiecertificaat, bestaande woningen (2011). BRL 9500-02 EPA-maatwerkrapport, bestaande woningen (2011). NEN 7120 'Energieprestatie van gebouwen. Bepalingsmethoden' (2011 + C2:2011). NVN 7125 'Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) – Bepalingsmethode' (2011). Normen en richtlijnen ISSO-publicatie 82.1 Handleiding EPA-W 'Energieprestatiecertificaat' (2011). ISSO-publicatie 82.2 Handleiding EPA-W 'Maatwerkadvies' (2011).
1
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
8. Documentatie
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.8-2 01-07-2012
VRAAGSPECIFICATIE Tijdens de programmafase worden diverse keuzes gemaakt m.b.t. de eisen die door de opdrachtgever aan de kwaliteit van het ventilatiesysteem worden gesteld. Dit vraagspecificatieblad is bedoeld om alle gemaakte keuzes met betrekking tot het ventilatiesysteem te specificeren, en dient als middel om de eisen en wensen van de opdrachtgever door te geven naar de ontwerpfase. Per kwaliteitsaspect is de vet gemarkeerde keuzemogelijkheid als een hoger kwaliteitsniveau (comfortabeler, energiezuiniger en/of duurzamer) aan te merken. Invulblad en uitgangspunten Project Plaats Contactpersoon / ventilatiedeskundige Offerte nummer Datum vaststelling uitgangspunten Luchtkwaliteit 1. Regeling binnenluchtkwaliteit 2. Gevelventilatie-unit in:
Akoestiek 3. Installatiegeluid woonkamer
4. Installatiegeluid slaapkamer
5. Buitengeluid
Comfort aspecten 6. Type ruimteverwarming
7. Naverwarming ventilatielucht (na wtw) 8. Tochtklachten algemeen
O Handmatig O Automatisch O Woonkamer O Hoofdslaapkamer O Alle verblijfsruimten
Kwaliteitscijfer NEN1070: O 3 (max. 30 dB = eis BB) O 2 (max. ________ dB) Kwaliteitscijfer NEN1070: O 3 (max. 30 dB = eis BB) O 2 (max. ________ dB) O Ga;k = 20 dB(A) O Ga;k ≥ 20 dB(A)
O Radiator HT O Radiator LT O Vloerverwarming O Anders, _______________ O Geen O Radiator O PD < 15 % bij 0 °C buiten O PD < 10 % bij -10 °C buiten 1
Eisen
Middelen
I.2-1
I.8-1
Eisen
Middelen
I.3-1
I.4-10
I.3-1
I.4-2
Eisen
Middelen
I.3-4
II.4-7
I.3-4
II.4-7
I.3-3
II.4-7
Eisen
Middelen
I.3-2
I.4-2
I.3-2
I.4-4
I.3-2
I.4-4
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
8. Documentatie
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.8-2 01-07-2012
9. Tochtklachten enkelniveau 10. Bypass en voorwaardelijke nachtkoeling
Energiezuinigheid Nieuwbouw 11. Energieprestatiecoëfficiënt
12. Luchtdoorlatendheid
13. Thermische isolatie scheidingsconstructies 14. Thermische isolatie beglazing 15.Dubo-maatregelen
Energiezuinigheid Bestaande bouw 16. Energielabel
17. Luchtdoorlatendheid
18. Thermische isolatie scheidingsconstructies
19. Thermische isolatie beglazing
O PD < 20 % bij 0 °C buiten O PD < 10 % bij -10 °C buiten O Nee O Handmatig O Automatisch
O ≤ 0,6 O ≤ 0,4 O ≤ ________ O qv;10 ≥ 1,0 dm³/s·m² O 0,4 ≤ qv;10 ≤ 0,8 dm³/s·m² O qv;10 < 0,4 dm³/s·m² O Rc ≥ 3,5 m²K/W O Rc ≥ 5,0 m²K/W O Uglas ≤ 1,6 W/m²·K O Uglas ≤ 1,2 W/m²·K O Uglas ≤ ________ W/m²·K O Nee O Ja
OE OA OF OB OG OC OD O qv;10 ≥ 200 dm³/s O qv;10 ≤ 200 dm³/s O qv;10 ≤ 100 dm³/s O qv;10 ≤ 50 dm³/s O Geen isolatie O Rc < 1,3 m²K/W O Rc ≥ 1,3 m²K/W O Rc ≥ 3,5 m²K/W O Enkel glas O Standaard dubbel, Uglas ≤ 3,2 W/m²·K O HR-glas, Uglas ≤ 1,8 W/m²·K O HR++-glas, Uglas ≤ 1,2 W/m²·K
2
I.3-2
I.4-4
I.3-2
Eisen
Middelen
I.3-5
I.4-6
I.3-5
I.4-1
I.3-5
I.4-4 I.4-6
I.3-5
I.4-4 I.4-6
I.3-7
Fase I en II
Eisen
Middelen
I.3-5
I.4-6
I.3-5
I.4-1
I.3-5
I.4-4 I.4-6
I.3-5
I.4-4 I.4-6
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Comfortaspecten en regelbaarheid
SPECIFICATIEBLAD: II.3-2 01-07-2012
WETTELIJKE EISEN NIEUWBOUW
Bouwbesluit: Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte De toevoer van lucht veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen een volgens NEN 1087 bepaalde luchtsnelheid die niet groter is dan 0,2 m/s. Dit voorschrift betreffende de luchtsnelheid van de ventilatielucht is opgesteld met het doel tochtverschijnselen tot een minimum te beperken. De capaciteit van een voorziening voor luchtverversing van een verblijfsgebied of verblijfsruimte is regelbaar. De voorziening heeft, bepaald volgens NEN 1087, naast een laagste stand van ten hoogste 10% van de capaciteit en een stand van 100% van de capaciteit ten minste twee standen in het regelgebied tussen de laagste stand en 30% van de capaciteit. Deze twee standen verschillen in capaciteit ten opzichte van de nulstand en onderling ten minste 10%. WETTELIJKE EISEN BESTAANDE BOUW In het Bouwbesluit zijn voor de bestaande bouw geen eisen aan het comfort en de regelbaarheid van een ventilatievoorziening opgenomen. KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Temperatuur toevoerlucht (mechanische luchttoe- en afvoer) De (aanvullende) kwaliteitseisen met betrekking tot de inblaastemperatuur zijn in de programmafase opgenomen in specificatieblad I.3-2 en I.8-2. Luchtsnelheid in de leefzone De (aanvullende) kwaliteitseisen met betrekking tot de luchtsnelheid zijn in de programmafase opgenomen in specificatieblad I.3-2 en I.8-2. Tevens moeten snelheidsfluctuaties voorkomen worden. Een te hoge luchtsnelheid in de leefzone en een te grote variatie in luchtsnelheid wordt ervaren als tocht. Inblaashoogte gevelventilatie-unit Bij toepassing van voorverwarmde ventilatielucht is de inblaashoogte minder kritisch dan bij onverwarmde, natuurlijke luchttoevoer (waarbij de opening op tenminste 1,8 meter boven vloerniveau moet zijn gepositioneerd). Overstroomvoorzieningen Overstroomvoorzieningen zijn noodzakelijk voor intern luchttransport bij gesloten binnendeuren. Overstroomvoorzieningen kunnen als (geluidgedempt) overstroomrooster in de wand of binnendeur worden uitgevoerd of als luchtspleet onder de binnendeur. Bij de bepaling van de spleethoogte moet rekening worden gehouden met een later aan te brengen vloerbedekking (hout, tapijt). Een overstroomvoorziening mag niet afsluitbaar zijn en moet ook na het aanbrengen van de vloerbedekking voldoende vrije doorlaat hebben. Verticale temperatuurgradiënt Als richtwaarde voor de maximale verticale temperatuurgradiënt in de ruimte moet 3 K tussen vloer en hoofdhoogte worden aangehouden. Een grotere verticale temperatuurgradiënt in de ruimte moet voorkomen worden. De verticale temperatuurgradiënt is afhankelijk van de temperatuur van de 1
Projectfase Beheeraspect
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Comfortaspecten en regelbaarheid
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.3-2 01-07-2012
toevoerlucht, de luchtsnelheid in de leefzone en de wijze waarop de ventilatielucht met de ruimtelucht vermengd wordt. Indien de eisen ten aanzien van bovengenoemde aspecten (temperatuur, luchtsnelheid en inblaashoogte) worden overgenomen, zal aan de richtwaarde voor de verticale temperatuurgradiënt worden voldaan. Regelbaarheid van de ventilatievoorziening Uit energiebesparingoverwegingen is het vereist dat de bewoner de mogelijkheid heeft om ook de volumestroom van de afvoer van mechanische systemen te kunnen regelen. De afvoer moet voorzien zijn van de volgende standen: Tabel II.4 Afvoerstanden Stand Richtwaarden luchtvolumestroom1) 1. Laagstand 30 - 50 % van de hoogstand 2. Middenstand 50 - 65 % van de hoogstand 3. Hoogstand 100 % 1) De luchtvolumestroom moet in één van de standen overeen komen met de nominale volumestroom conform het Bouwbesluit. GIW/ISSO 2008 adviseert op de middenstand te voldoen aan de capaciteitseis volgens het Bouwbesluit. Het uitschakelen van de ventilatievoorziening, anders dan met een calamiteitenschakelaar, moet voorkomen worden. Vraaggestuurde ventilatie Bij vraaggestuurde ventilatie op basis van de binnenluchtcondities moet het setpoint vrij instelbaar zijn. Voor CO2-geregelde systemen betekent dit dat een setpoint van 1200 ppm of lager door de gebruiker op het toestel ingesteld moet kunnen worden. Aan sensoren ten behoeve van vraagsturing op binnenluchtcondities worden nadere voorwaarden gesteld om een betrouwbaar automatisch regelend ventilatiesysteem te krijgen: De sensoren voor vraagsturing moeten dusdanig gepositioneerd zijn dat een representatieve meting van de luchtkwaliteit in de te ventileren ruimte wordt verkregen. Niet in de toevoerluchtstroom, eventueel wel in de afvoerluchtstroom met voldoende afstand tussen toe- en afvoerpunten; De gebruiker kan de actuele luchtkwaliteit aflezen op een centraal display; Sensoren moeten tenminste 15 jaar betrouwbare waarden genereren; Nauwkeurigheid: o CO2: 60 ppm bij 1.200 ppm absoluut; o RV: 7 - 10 %; o Temperatuur: 0,5 °C. Het meetbereik moet overeenkomen met de normaliter optredende CO2-concentraties in de binnenlucht (circa 300 - 3000 ppm). Voor de aansturing van vraaggestuurde ventilatie kan worden volstaan met: o Absolute waarde: 400 - 2.000 ppm; o Relatieve meting: 0 - 1.600 ppm boven achtergrondconcentratie; De sensoren moeten tenminste 1x per minuut een meetwaarde geven; De afwijking in de meetwaarde van de sensor mag niet meer dan 5 % bedragen t.o.v. een gekalibreerde meter of ijkgas.
2
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Comfortaspecten en regelbaarheid
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.3-2 01-07-2012
KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN NIEUWBOUW Vraaggestuurde ventilatie Het setpoint voor de luchtkwaliteit kan door de gebruiker ingesteld worden. Voor CO2-geregelde systemen betekent dit dat een setpoint van 1000 ppm of lager door de gebruiker op het toestel ingesteld moet kunnen worden. Aan de sensoren ten behoeve van vraagsturing op binnenluchtcondities kunnen de volgende extra voorwaarden worden gesteld: Sensoren moeten zelfkalibrerend zijn; Sensoren zijn te herijken zonder te vervangen; Zelfcorrigerend en zelfcorrigerend op storingen (onlogische meetwaarden); De gebruiker kan de actuele luchtkwaliteit aflezen op een display in de betreffende verblijfsruimte. Calamiteitenschakelaar Om bij calamiteiten buitenshuis de luchttoevoer door de bewoners eenvoudig te kunnen uitschakelen, moet afhankelijk van de situatie, één van de volgende voorzieningen getroffen worden: Tabel II.5 Voorzieningen luchttoevoer Eengezinswoningen met individuele ventilatieinstallatie Bestaande bouw goed bereikbare netaansluiting van de gevelventilatie-unit en afzuigunit, waarbij in geval van calamiteiten de stekker snel en eenvoudig uit de wandcontactdoos kan worden gehaald. Nieuwbouw
elektrische voeding van de gevelventilatie-unit(s) op een aparte, gemarkeerde elektragroep in de meterkast aansluiten
Meergezinswoningen met collectieve ventilatie-installatie bedienknop voor aan- en uitschakeling collectieve ventilatie-installatie in appartementen of technische ruimte bij voorkeur wordt de ventilatieinstallatie door een schakelsignaal op het lichtnet op afstand uitgeschakeld.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN BESTAANDE BOUW Geen. VERWIJZINGEN Regelgeving Bouwbesluit. Normen en richtlijnen NEN 1087 'Ventilatie van gebouwen. Bepalingsmethoden voor nieuwbouw' (2001).
3
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Comfortaspecten en regelbaarheid
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.3-2 01-07-2012
NPR 1088 'Ventilatie van woningen en woongebouwen. Aanwijzingen voor en voorbeelden van de uitvoering van ventilatievoorzieningen' (1999 + C1:2000). Specificatiebladen I.3-2 Thermisch comfort I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten II.4-1 Luchtvolumestroom en regelbaarheid
4