EJEA 15-174 ECLI:NL:RBGEL:2015:6551 Rechtbank Gelderland Datum uitspraak15-09-2015 Datum publicatie23-10-2015 Zaaknummer286402 RechtsgebiedenCiviel recht Bijzondere kenmerkenKort geding Inhoudsindicatie Aanbestedingszaak. Ongeoorloofde wijziging van vooraf bekend gemaakte beoordelingsmaatstaf. Onvoldoende belang bij herbeoordeling omdat dit tot geen andere uitkomst kan leiden dan ongeldigverklaring. Voor het overige geen gebreken in de aanbesteding die tot heraanbesteding zouden moeten leiden.
Uitspraak
..vonnis RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/286402 / KG ZA 15-346
Vonnis in kort geding van 15 september 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap [eiser] , statutair gevestigd te Hellevoetsluis,
eiseres, advocaten mrs. L.C. van den Berg en L. Knoups te Den Haag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon PROVINCIE GELDERLAND , zetelend te Arnhem, gedaagde, advocaat mr. D. Wolters Rückert te Den Haag,
waarin heeft gevorderd als tussenkomende en subsidiair als voegende partij te worden toegelaten
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] . gevestigd te Rosmalen tussenkomende/voegende partij advocaat mr. D.R. Versteeg te Amsterdam
en waarin heeft gevorderd als voegende partij te worden toegelaten
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BALLAST NEDAM INFRA B.V. gevestigd te Nieuwegein voegende partij advocaat mr. B.J.H. Blaisse-Verkooijen te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] , de provincie, [naam] en Ballast Nedam genoemd worden.
1 De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding met producties 1 tot en met 16 - de op voorhand door [eiser] toegezonden producties 17 tot en met 19 - de incidentele conclusie tot tussenkomst/voeging van [naam] - de incidentele conclusie tot voeging van Ballast Nedam - de op voorhand toegezonden producties 1 tot en met 7 van de provincie - de mondelinge behandeling - de pleitnota van [eiser] - de pleitnota in het incident en de pleitnota in de hoofdzaak van [naam] - de pleitnota in het incident en de pleitnota in de hoofdzaak van Ballast Nedam - de pleitnota in het incident en de pleitnota in de hoofdzaak van de provincie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten 2.1. Op 8 december 2014 heeft de provincie de aanbesteding aangekondigd van de opdracht “Overeenkomst nr. 2057 UAV-GC contract: Reconstructie viaduct en kruising N309 – A28 ter plaatse van ’t Harde”. Het betreft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure. Het gunningscriterium is emvi (economisch meest voordelige inschrijving). In de eerste fase van de aanbestedingsprocedure (de selectiefase) zijn de ondernemingen geselecteerd die in de tweede fase (de inschrijvingsfase) een inschrijving mogen doen. De provincie heeft het ARW 2012 op de aanbestedingsprocedure van toepassing verklaard. 2.2. [eiser] heeft zich aangemeld voor deze aanbestedingsprocedure en is door de provincie – met enkele andere ondernemingen waaronder [naam] en Ballast Nedam – uitgenodigd een inschrijving te doen. 2.3.
De provincie heeft ten behoeve van deze inschrijvingsfase een Inschrijvingsleidraad opgesteld. In deze Inschrijvingsleidraad is, voor zover van belang, het volgende opgenomen: 2.4. Ten behoeve van subcriterium 1A ‘Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid’ heeft de provincie een verkeersmodel opgesteld in het computersimulatieprogramma VISSIM. In een memo van 24 februari 2015 heeft de provincie een invulinstructie gegeven. In deze memo is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
In deze memo is een (korte) invulinstructie opgenomen om de gegevens uit het verkeersmodel op de juiste wijze in de beoordeling op te nemen.
Algemeen: beoordeling - Per aannemer worden de twee maatgevende (worst-case) faseringen gesimuleerd. Worst-case is een combinatie van hinder en doorlooptijd. De initiële beoordeling van welke faseringen maatgevend zijn, vindt plaats op basis van expert judgement. - De verkeerskundige beoordeling gebeurt op basis van twee faseringen per aannemer. - Bij de best scorende aannemer (niet alleen verkeerskundig, maar overall ) worden de overige, relevante faseringen getoetst om te controleren of ze allemaal voldoen aan de gestelde ondergrenzen per indicator (zie hiervoor de het bestand 150224 Beoordeling totaalscore faseringen N309 rev00.xlsx). Indien faseringen niet voldoen en/of de gekozen faseringen in de beoordeling toch niet worst-case blijken te zijn, vindt een herijking plaats van de verkeerskundige beoordeling. (…). 2.5. In de tweede Nota van Inlichtingen d.d. 23 april 2015 is ten aanzien van de meetpunten in het verkeersmodel de volgende vraag gesteld en het volgende antwoord gegeven: 2.6. In de memo van 24 april 2015 van de provincie staat, voor zover van belang, het volgende:
In deze memo is een (korte) werkwijze opgenomen om data uit reeds gemaakte verkeersmodellen op een snelle wijze over te nemen naar het herzien verkeersmodel.
Algemeen: herzien verkeersmodel Door aanpassingen aan onder meer het meetpunt voor fietsers en het onderscheid van beide kruispunten bij de aansluiting A28-N309 is een herzien verkeersmodel uitgeleverd. Het is mogelijk om data uit reeds gemaakte verkeersmodellen (de faseringen) op een snelle wijze over te nemen naar het herzien verkeersmodel. (…).
2.7. In de derde Nota van Inlichtingen d.d. 1 mei 2015 is ten aanzien van de meetpunten in het verkeersmodel de volgende vraag gesteld en het volgende antwoord gegeven: 2.8. [eiser] heeft op 18 mei 2015 tijdig ingeschreven. [eiser] heeft bij haar inschrijving naast haar plan van aanpak de Excelsheet “beoordeling totaalscore faseringen” met de onderliggende Excel bestanden B tot en met F ingediend. [eiser] heeft geen eigen ingevuld Vissim model voor de N309 ingeleverd. Zij heeft volstaan met een Vissim model voor de A28. 2.9. Bij brief van 11 juni 2015 heeft de provincie de inschrijvers te kennen gegeven dat zij voornemens is de opdracht te gunnen aan [naam] . Bij deze brief was het proces-verbaal van aanbesteding d.d. 11 juni 2015 gevoegd met daarbij onder meer de volgende bijlage (verkeerskundige beoordeling [eiser] ): 2.10. Per e-mail van 19 juni 2015 heeft [eiser] de provincie om een mondelinge toelichting verzocht omdat [eiser] meende dat de door de provincie verstrekte uitkomst van het verkeersmodel van [eiser] niet overeenkwam met de uitkomsten van het door [eiser] zelf (op basis van het vooraf door de provincie verstrekte verkeersmodel) opgestelde verkeersmodel. 2.11. Ook één of meer andere inschrijvers hebben de provincie vragen gesteld over de uitkomsten van het verkeersmodel. Per e-mail van 23 juni 2015 heeft de provincie de inschrijvers meegedeeld dat de gunning zou worden opgeschort naar aanleiding van de gestelde vragen omtrent het verkeersmodel. De provincie zou eerst nader onderzoek gaan doen naar de verrichte beoordeling. 2.12. Per e-mail van 26 juni 2015 heeft de provincie de afgewezen inschrijvers uitgenodigd voor een individuele mondelinge toelichting op de score van het verkeersmodel. Deze bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 1 juli 2015. 2.13. Per e-mail van 3 juli 2015 van de provincie aan onder meer [eiser] heeft de provincie meegedeeld dat de bijeenkomst van 1 juli 2015 niet heeft geleid tot wijziging van de beoordeling en dat de provincie haar voornemen tot gunning niet gewijzigd heeft. Bij deze e-mail was een memo d.d. 2 juli 2015 van de provincie gevoegd. In deze memo staat het volgende:
Vraag Tijdens de individuele toelichting op de score van het verkeersmodel is de vraag gesteld waarom de beoordeling van de referentie in de definitieve beoordeling afwijkt van de eerdere levering.
Dit voor zowel het onderdeel reistijdtrajecten fietsverkeer (Onderdeel D) als voor het onderdeel belasting kruispunten (Onderdeel C).
Antwoord Reistijden Fietsverkeer Nadat de plannen van alle inschrijvers waren ingediend, bleek dat in enkele plannen de fietsoversteek buiten de meetpunten lag. Dit was op voorhand niet voorzien. Bovendien bleek dat de voorrangssituatie bij de oversteek van de fietsers nauwkeuriger / beter conform de praktijk gemodelleerd kon worden (auto’s in een stilstaande wachtrij laten een gat vallen om fietsers over te laten steken). Om de meettrajecten voor alle inschrijvers voor het onderdeel fiets op een consistente wijze te kunnen beoordelen, zijn de meetpunten voor de fietsers zowel ten noorden als ten zuiden van de A28 verlegd en de oversteeklocaties geoptimaliseerd, zodat beide oversteken voor fietsverkeer correct meegenomen worden in de berekening van de reistijd voor het fietsverkeer en de plannen van de aannemers daardoor gelijkwaardig te beoordelen zijn. Door deze aanpassing is de referentiesituatie in het overzicht aangepast. Dit zorgt ervoor dat de score van de referentie fasering 2 verandert van een score 7,5 in een score 10.
De doorvoering van deze wijzigingen heeft een verandering in de beoordeling van de berekeningen van de inschrijvers in positieve zin (betere score)
Belasting kruispunten Tijdens de inlichtingenfase is de vraag gesteld of er in het beoordelingsformulier ‘belasting kruispunten’ onderscheid gemaakt kan worden in het type kruispunt westelijk van A28 en oostelijk van A28 (zie Nota van Inlichtingen 2, tabblad Analysetool – vissim, vraag 5). Als antwoord hierop is vermeld dat het beoordelingsformulier hierop is aangepast.
Het scheiden van beide kruispunten betekent dat het verkeersmodel is aangepast door een nieuwe node aan te maken voor het noordelijk kruispunt. Vanwege de nieuwe node zijn de verwijzingen in het excel bestand ook gewijzigd. Bij alle inschrijvers is deze wijziging goed doorgevoerd. De eerdere beoordeling van de Fase 4/0 – 70 km/u was 9,2. Tijdens de vragen van de individuele inlichtingen kwam naar voren dat in het overzicht een getal van 9,6 voor de Fase 4/0 – 70 km/u stond. Voor ons was tijdens de individuele inlichtingen niet direct te achterhalen hoe dit getal was veranderd in het overzicht, het was ons niet eerder opgevallen en mogelijk lag de relatie in een toelichting met voorgaand punt (wijziging fietsroutes). Na het nakijken van alle berekeningen blijkt dat het de tabel met referentiewaarden op dit punt verkeerd door ons is overgetypt. In het model is de referentiewaarde gelijk gehouden op de eerdere 9,2.
Er is dus gerekend en vergeleken met de juiste aangeleverde modelgegevens, helaas hebben wij een menselijke fout gemaakt bij het overtypen van de tabel in de tabellen voor het overzicht.
Ook de 9,9 in de kolom van het gerepresenteerde overzicht betreft een typefout en dient te worden gecorrigeerd door 9,3 zoals gepresenteerd bij het referentiemodel. Eea heeft geen enkele consequentie voor de uitkomsten van de modelberekening of vergelijking met het referentiemodel, dit is ongewijzigd gebleven. Helaas is het geen nette presentatie op dit onderdeel van onze zijde.
2.14. Bij brief van 8 juli 2015 heeft [eiser] andermaal bezwaar gemaakt tegen het gunningsvoornemen. De provincie heeft hierop gereageerd met de mededeling dat de Alcatel-termijn niet zal worden verlengd.
3 Het geschil
3.1. [naam] vordert in het incident tot tussenkomst dat zij wordt toegelaten tot de hoofdzaak. In de hoofdzaak vordert zij de vorderingen van [eiser] af te wijzen en de provincie te verbieden de onderhavige opdracht te gunnen aan een ander dan [naam] . Subsidiair vordert zij in het incident tot voeging dat zij wordt toegelaten tot de hoofdzaak aan de zijde van de provincie en zij verzoekt de vorderingen van [eiser] af te wijzen. Daarnaast vordert [naam] een veroordeling van [eiser] in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen. 3.2. Ballast Nedam vordert in het incident tot voeging dat zij wordt toegelaten tot de hoofdzaak aan de zijde van [eiser] . 3.3. De provincie en [naam] voeren verweer tegen de voeging van Ballast Nedam aan de zijde van [eiser] . 3.4. [eiser] vordert in de hoofdzaak bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: I. de provincie te gebieden de aanbestedingsprocedure van de opdracht te staken en de provincie te gebieden – voor zover zij tot gunning van deze opdracht wenst over te gaan – de inschrijvingen door een nieuw samen te stellen beoordelingscommissie objectief en transparant opnieuw te (laten) beoordelen overeenkomstig het beoordelingskader zoals de provincie dit vooraf bekendgemaakt heeft;
Subsidiair: II. de provincie te verbieden de opdracht aan [naam] of enige ander te gunnen alvorens zij de gunningsbeslissing deugdelijk heeft gemotiveerd én [eiser] gedurende een periode van 20 dagen in de gelegenheid is gesteld desgewenst opnieuw in kort geding bezwaar te maken tegen de
voorgenomen gunning, en de provincie te verbieden om de opdracht te gunnen voordat in voorkomend geval in dat kort geding vonnis is gewezen;
Meer subsidiair: III. de provincie te gebieden de aanbestedingsprocedure van de opdracht te staken en gestaakt te houden en de provincie te gebieden – voor zover zij tot gunning van deze opdracht wenst over te gaan – de opdracht opnieuw aan te besteden;
Primair en (meer) subsidiair: IV. te bepalen dat de provincie een dwangsom verbeurt van € 2.000.000 (zegge: twee miljoen euro) bij schending van de hiervoor onder I, II of III genoemde ver- of geboden; V. de provincie te veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet binnen veertien dagen zijn voldaan, alsmede in de alsdan te maken nakosten om alsnog betaling van hetgeen is toegewezen te verkrijgen.
3.5. De provincie voert in de hoofdzaak verweer. 3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling in de incidenten
4.1 [naam] heeft, als de partij aan wie de provincie voornemens is de opdracht te gunnen, een eigen belang bij de uitkomst van dit geding en heeft ter verzekering daarvan eigen vorderingen ingesteld. Aan de voorwaarden voor tussenkomst is daarom voldaan, zodat de incidentele vordering moet worden toegewezen. [eiser] en de provincie zullen worden veroordeeld in de kosten, aan de zijde van [naam] bepaald op nihil. 4.2 Ten aanzien van de incidentele vordering van Ballast Nedam tot voeging aan de zijde van [eiser] geldt het volgende. De in art. 4.5.2 van de Inschrijvingsleidraad opgenomen vervaltermijn staat er niet aan in de weg dat een inschrijver die binnen die termijn niet zelf een kort geding aanhangig heeft gemaakt, zich in een door een andere inschrijver tijdig aanhangig gemaakt kort geding voegt aan de zijde van die andere inschrijver. Voor de toewijsbaarheid van het verzoek tot voeging is bepalend of een voor (in dit geval) de eiser ongunstige uitkomst van de procedure de rechtspositie van Ballast Nedam nadelig kan beïnvloeden (laatstelijk: HR 28 maart 2014 ECLI:NL:HR:2014:768). In aanmerking genomen dat Ballast Nedam niet de partij is aan wie de provincie voornemens is te gunnen en zelf geen aanleiding heeft gezien met vorderingen jegens de provincie op te komen tegen de gunningsbeslissing en tegen haar eigen beoordeling, valt in de gegeven omstandigheden niet in te
zien dat haar rechtspositie nadelig zou worden beïnvloed door een ongunstige uitkomst van dit kort geding voor [eiser] . Een gunstige uitkomst voor [eiser] zou mogelijk voordelig kunnen zijn voor Ballast Nedam, maar dat is niet het criterium voor een belang bij voeging. Om in een gunstiger positie te komen te verkeren heeft Ballast Nedam de mogelijkheid (gehad) zelf met vorderingen jegens de provincie op te komen tegen de gunningsbeslissing en tegen haar eigen beoordeling. Voeging aan de zijde van [eiser] zuiver ter ondersteuning van de standpunten van [eiser] is daarvoor niet het geëigende middel. Hoewel in het algemeen wenselijk is dat zoveel mogelijk in één ronde over een gunningsvoornemen wordt gedebatteerd tussen alle inschrijvers die daarbij belang hebben en de aanbestedende dienst, moet anderzijds ook vermeden worden dat het debat door onnodige deelneming daaraan door inschrijvers wier belangen door een ongunstige uitkomst niet worden geschaad onnodig uitdijt, met alle extra kosten en moeite voor de andere procesdeelnemers die daarmee zijn gemoeid. Het verzoek tot voeging zal daarom worden afgewezen met veroordeling van Ballast Nedam in de kosten, aan de zijde van de provincie bepaald op € 816,- voor salaris advocaat en aan de zijde van [naam] bepaald op € 816,- voor salaris advocaat.
5 De beoordeling in de hoofdzaak
5.1 Het spoedeisend belang ligt besloten in de aard van het geschil en het gevorderde. 5.2 Een van de kernpunten van de bezwaren van [eiser] , die daarin is bijgevallen door [naam] , is dat de provincie na het sluiten van de inschrijving, in het kader van de beoordeling van de inschrijvingen op het punt van “Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid” in het simulatieprogramma Vissim, twee meetpunten heeft gewijzigd. Volgens [eiser] heeft de provincie daarmee de beoordelingsmaatstaf ongeoorloofd gewijzigd. Daaromtrent moet als volgt worden overwogen. Uit de aanbestedingsleidraad volgt dat de ‘ranking’ van de inschrijvers op het onderdeel “Verkeerafwikkeling en verkeersveiligheid” zou worden bepaald door de uitkomsten van het Vissimmodel. In dat, ook aan de inschrijvers ter beschikking gestelde, model konden de door de inschrijver bedachte verkeersmaatregelen in het kader van het in te dienen plan van aanpak worden ingevoerd. Door dat Vissim-model wordt dan berekend wat het nuttig effect (in de zin van zoveel mogelijk beperking van hinder voor het verkeer) van de voorgestelde verkeersmaatregelen is ten opzichte van de referentiesituatie. Daartoe bevat het Vissim-model door de provincie bepaalde meetpunten. Volgens de provincie vergt dit beoordelingsmodel dat inschrijvers de door hen aangeboden verkeersmaatregelen daarop afstemmen in die zin dat een voorgestelde maatregel in ieder geval verkeer langs de in het Vissim-model vastgestelde meetpunten doet gaan. Bij de beoordeling van de offertes is gebleken, aldus de provincie, dat [eiser] en Ballast Nedam een fietsroute hadden bedacht die niet langs twee meetpunten ging, terwijl de door de overige inschrijvers bedachte fietsroute wel langs die meetpunten ging. De provincie heeft de beide meetpunten waarom het ging daarom anders vastgesteld en wel zo dat de door ieder van de inschrijvers voorgestelde fietsroute langs beide meetpunten zou komen. 5.3 Terecht stellen de in dit geding vertegenwoordigde inschrijvers zich op het standpunt dat dit een ongeoorloofde wijziging inhield van de vooraf bekend gemaakte beoordelingsmaatstaf. Ongeoorloofd om tweeërlei reden: het is niet in geschil en valt ook nauwelijks te ontkennen dat de plaats van een meetpunt van invloed kan zijn op de uitkomst van de beoordeling. Het kan dus zijn dat de uitkomst van door een inschrijver bedachte verkeersmaatregelen door latere wijziging van meetpunten anders uitpakt dan hij vooraf zelf op basis van de toen bekende meetpunten in het ter beschikking gestelde Vissim-model heeft berekend en dat hij daardoor anders scoort. Ten tweede
kan de verplaatsing van de meetpunten met zich brengen dat een inschrijver die bij de door hem bedachte verkeersmaatregel de vastgestelde meetpunten niet heeft gerespecteerd, door wijziging van die meetpunten zodanig dat in zijn verkeersmaatregel verkeer nu ook langs de meetpunten komt, in een gunstiger positie wordt gebracht ten opzichte van andere inschrijvers die hun maatregelen wel op de meetpunten hebben afgestemd. Door beide effecten kan de mededinging worden verstoord en dreigen favoritisme en willekeur. 5.4 Om dit te redresseren zou een herbeoordeling van de plannen van aanpak en de daarin voorgestelde verkeersmaatregelen dienen plaats te vinden aan de hand van de vooraf vastgestelde meetpunten. De provincie en [naam] hebben zich op het standpunt gesteld dat de inschrijving van [eiser] (en die van Ballast Nedam) uitgaande van de oorspronkelijke en vooraf vastgestelde meetpunten ongeldig is, omdat een verkeersmaatregel waarin verkeer niet langs een meetpunt komt door het Vissim-model gehonoreerd wordt met de score nul, met als gevolg dat in wezen geen beoordeling mogelijk is en de ‘ranking’ wordt verstoord. Dat is als zodanig niet gemotiveerd weersproken. Volgens de provincie diende iedere goed geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver te begrijpen dat hij zijn verkeermaatregelen diende af te stemmen op de door de provincie vastgestelde meetpunten. Dat ligt alleszins voor de hand. Die meetpunten vormden een vast gegeven in het door de provincie ter beschikking gestelde Vissim-model en die meetpunten bepalen de score van een voorgestelde verkeersmaatregel. Zonder vaste meetpunten die voor alle inschrijvers gelijk zijn, zou een zinvolle vergelijking van de in de plannen van aanpak aangeboden verkeersmaatregelen onmogelijk zijn. Dat inschrijvers begrepen (moeten) hebben dat die meetpunten gerespecteerd moesten worden en niet door een inschrijver zelf verplaatst konden worden blijkt ook uit vraag 13 in de tweede Nota van Inlichtingen en het antwoord daarop. Daarin heeft een inschrijver immers gevraagd of enkele meetpunten gewijzigd konden worden, waarop de provincie de meetpunten anders heeft vastgesteld en een gewijzigd Vissim-model aan de inschrijvers heeft verschaft. Het blijkt ook uit de vraag en het antwoord daarop in de derde Nota van Inlichtingen geciteerd onder 2.7. Ook deze vraag en dit antwoord daarop kunnen niet anders worden begrepen dan dat de provincie de meetpunten vaststelt en dat de inschrijver die moet respecteren. Anders dan [eiser] meent, vormde de inrichting van het Vissim-model op dit punt overigens geen belemmering om optimale verkeersmaatregelen te bedenken en aan te bieden. De inschrijver met een verkeersmaatregel die niet uit zou komen met de vastgestelde meetpunten kon vooraf verzoeken de meetpunten anders te bepalen. De inschrijver die in zijn plan van aanpak een verkeersmaatregel voorstelt waarbij verkeer niet langs de opgegeven meetpunten komt, voldoet daarmee niet aan de vraagspecificatie. De conclusie moet daarom zijn dat in geval van herbeoordeling, de uitkomst geen andere kan zijn dan dat de inschrijving van [eiser] (en overigens ook die van Ballast Nedam) ongeldig verklaard moeten worden. 5.5 Bij de hiervoor bedoelde stand van zaken moet worden geoordeeld dat [eiser] onvoldoende belang heeft bij een herbeoordeling omdat die tot geen andere uitkomst kan leiden dan ongeldigverklaring. De daartoe strekkende vordering moet worden afgewezen. De beoordeling van alle overige geschilpunten die tot een herbeoordeling of een nadere motivering van de gunningsbeslissing(en) zou moeten leiden kan daarom achterwege blijven. Voor het overige zijn er geen gebreken in de aanbesteding naar voren gekomen die tot heraanbesteding zouden moeten leiden. De vorderingen zullen daarom worden toe- en afgewezen als volgt. Wat de kosten betreft is er aanleiding de provincie in de kosten van [eiser] en van [naam] te veroordelen omdat die kosten nodeloos zijn veroorzaakt. De provincie had de meetpunten niet na inschrijving moeten verplaatsen, maar de inschrijving van [eiser] meteen ongeldig moeten verklaren. Dan was voor [eiser] aanstonds duidelijk geweest wat zij verkeerd had gedaan en waar zij aan toe was. De provincie heeft tot aan de mondelinge behandeling onduidelijkheid laten bestaan over tal van vragen van [eiser] over de beoordeling. In de eerste plaats met betrekking tot de meetpunten ten aanzien waarvan in het
memo ten minste wordt gesuggereerd dat de verlegging daarvan ook tot een ander aantal referentiepunten op onderdeel C heeft geleid, terwijl dat daarmee niets te maken had. Verder is eerst ter zitting gebleken dat [eiser] het ingediende Vissim-model ten aanzien van de N309 niet had ingevuld, dat de provincie dit aan de hand van het door [eiser] ingediende plan van aanpak zelf heeft gedaan en dat dit mogelijk tot het verschil in uitkomst heeft geleid waarvan [eiser] steeds heeft gevraagd hoe dat kon. Verder is ter zitting pas echt duidelijk geworden dat referentiegegevens door de provincie verkeerd waren ingevuld, waardoor vergelijking tussen de scores onbegrijpelijk was. Om duidelijkheid over het een en ander te krijgen binnen de door de provincie gehanteerde zeer complexe beoordelingssytematiek, is kennelijk een vier en een half uur durende mondelinge behandeling nodig geweest. Van de provincie had verwacht mogen worden dat zij die duidelijkheid veel eerder had verschaft, zodat [eiser] van een procedure had kunnen afzien en [naam] niet had hoeven tussen te komen. Dit alles maakt dat er in de specifieke omstandigheden van dit geval aanleiding is het salaris advocaat aan de zijde van [eiser] te bepalen op € 3.500,- als tegemoetkoming aan [eiser] in onnodig gemaakte kosten van rechtsbijstand. Dat is slechts een beperkte tegemoetkoming omdat het uiteindelijk [eiser] zelf is die een gebrekkige inschrijving heeft gedaan. Het salaris advocaat voor [naam] wordt vastgesteld conform het liquidatietarief. De kosten aan de zijde van [eiser] worden dan ook begroot op: - griffierecht € 613,00 - explootkosten 77,84 - salaris advocaat
3.500,00
Totaal € 4.190,84
En de kosten aan de zijde van [naam] worden begroot op: - griffierecht € 613,00 - salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00 5.6 De door [eiser] en [naam] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
6 De beslissing De voorzieningenrechter
In de incidenten:
6.1 wijst de door Ballast Nedam gevorderde voeging aan de zijde van [eiser] af,
6.2 veroordeelt Ballast Nedam in de kosten, aan de zijde van de provincie bepaald op € 816,- voor salaris advocaat en aan de zijde van [naam] eveneens op € 816,- voor salaris advocaat, 6.3 staat de door [naam] gevorderde tussenkomst toe, 6.4 veroordeelt [eiser] en de provincie in de kosten, aan de zijde van [naam] bepaald op nihil,
In de hoofdzaak:
6.5 wijst de vorderingen van [eiser] af, 6.6 verbiedt de provincie de onderhavige opdracht te gunnen aan een ander dan [naam] , 6.7 veroordeelt de provincie in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 4.190,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, 6.8 veroordeelt de provincie in de na dit vonnis aan de zijde van [eiser] ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de provincie niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, 6.9 veroordeelt de provincie in de proceskosten, aan de zijde van [naam] tot op heden begroot op € 1.429,00, 6.10 veroordeelt de provincie in de na dit vonnis aan de zijde van [naam] ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de provincie niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, 6.11 verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, 6.12 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015.