"7
Eerste handelsdok rond 1900
DE PLATE Maandblad sip
EIND NOVEMBER 2000 VERSCHIJNT EEN UITZONDERLIJK BOEK
EEN EEUW OOSTENDSE POSTGESCHIEDENIS BELICHT Geschreven door Philippe BLOMMAERTS Rijkelijk geillustreerd met unieke foto's.
Met dit manuscript behaalde de auteur de eerste prijs voor de beste studie over Oostende, uitgereikt door het stadsbestuur.
Eind 1900 : de grote Brugse stadsarchitect Charles Dewulf wandelt rond op de terreinen van de wereldtentoonstelling te Parijs. Hij bestudeert er het Spaans paviljoen, zijn inspiratiebron voor een nieuwe opdracht : het ontwerpen van een markant postgebouw te Oostende. 100 jaar later : stilaan luwt de commotie rond de leegstand van Eysselincks meesterwerk, zonder resultaat overigens : de toekomst van het Oostendse postgebouw blijft één groot vraagteken .. . En daartussenin : een uiterst boeiende historiek niet gespeend van drama, komische anekdotes, pikante details. Een roman bijna, maar dan wel objectief en waarheidsgetrouw. Kunsthistoricus Philippe Blommaerts groef jarenlang in binnen- en buitenlandse archieven, doorzocht talloze boeken, pluisde zovele kranten uit om een weinig bekend stukje stadsgeschiedenis in de kijker te zetten. Het chronologisch opgebouwde verhaal belicht het postgebeuren van de badstad in al zijn facetten maar immer wordt vertrokken bij de bron, het heilige der heilige, zeg maar de postgebouwen zelf. En de geschiedenis van de post te Oostende, dat is ook de geschiedenis van Oostende zelf : het toerisme, de stations, de stadsuitbreiding, het militair hospitaal, Leopold II, de beide wereldoorlogen, de aanleg van de H. Serruyslaan en de Poststraat, allemaal is het verweven met het reilen en zeilen van de postgeschiedenis van de koningin der badsteden. Ook de actualiteit wordt niet verzwegen en de auteur nodigt iedereen uit om na te denken over de leegstand van het oude postgebouw. Een rijke tekst wordt het, verlevendigd met meer dan 100 foto's en ontwerptekeningen die nooit eerder werden gepubliceerd. Kortom: dit boek is een must voor iedereen die begaan is met de postgeschiedenis en Oostende, zijn historie, zijn toekomst .. .
EEN UNIEK GESCHENKBOEK WAAROP U NU KUNT INTEKENEN !
M M.
6 =ENDE c. 1,er. Rue dos S,Nroo Manches
•
OSIENDE — NOUVELLE POSTE EN FACE DI CAVENUE C14.143 4.$1.5
W V. 8. 14 Soul.. Ju fia1.61
vv,
kt$,
•11:11 •
.
4
s.
,• -.1,,y • kke.• ft.
•
• -.114 4 *a.
.
TECHNISCHE GEGEVENS : Aantal pagina's : 96 Formaat : 22 x 32 cm
Illustraties : ruim 100 Papier : maco mat 150 gr.
PRESENTATIE : Standaard uitvoering : genaaid gebonden met harde, geplastificeerde kaft. Luxe-uitgave : kunstlederen band met goudstempel en stofwikkel. Deze boeken worden genummerd in beperkte oplage. PRIJS : Standaard uitvoering : 950 BEF. tot 5 november 2000, nadien 1.100 BEF. Luxe-uitgave : 1.295 BEF (enkel bij voorintekening). INTEKENEN : Door storting van het overeenkomstig bedrag op rek. nr 652-5701158-65 van HET STREEKBOEK, Vrasenestraat 109, 9100 Nieuwkerken-Waas. Het boek verschijnt eind november 2000. De intekenaars ontvangen een uitnodiging om hun boek te komen afhalen in Oostende. Wie het wil thuisgestuurd krijgen : gelieve 120 BEF portkosten bij te betalen a.u.b. De intekenaars worden met hun naam in de publicatie afgedrukt ! INLICHTINGEN : Tel. (03) 777 75 58 (uitgever) - (059)33.17.94 (auteur)
verantw. uitg.: G. Smet, Vrasenestraat 109, 9100 Nieuwkerken
ISSN = 1373-0762
D E P L A T E v.z.w. TIJDSCHRIFT VAN DE OOSTENDSE HEEM- EN GESCHIEDKUNDIGE KRING "DE PLATE" Vormings- en ontwikkelingsorganisatie en Permanente Vorming Aangesloten bij de CULTURELE RAAD OOSTENDE en het WESTVLAAMS VERBOND VAN KRINGEN VOOR HEEMKUNDE Statuten gepubliceerd in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad dd. 1-2 mei 1959, nr. 1931 en gewijzigd volgens de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad dd. 15 mei 1975 nr. 3395, de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 4 december 1986 nr. 31023 en de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 5 oktober 1989 nr. 13422. Alle medewerkers zijn verantwoordelijk voor de door hen getekende bijdragen. Tekst overname toegelaten na akkoord van auteur en mits vermelding van oorsprong. Ingezonden stukken mogen nog NIET gepubliceerd zijn. De auteurs worden er attent op gemaakt dat bij elke bijdrage een bronvermelding hoort. Secretaris
Verantwoordelijke uitgever
Penningmeester
F. HUBRECHTSEN
0. VILAIN
J.P FALISE
Gerststraat 35 A 8400 Oostende Tel-Fax 059/50.71.45
Rogierlaan 38/11 8400 Oostende Tel 059/70.92.05
H. Serruyslaan 78/19 8400 Oostende Tel-Fax 059/70.88.15
JAARGANG 29 NUMMER 7 MAAND oktober 2000
REKENINGEN 750-9109554-54 000-0788241-19
Prijs per los nummer : 60 Fr.
IN DIT NUMMER blz. 177 R. WEISE.: Oost van de geule. De schone van Lissemoris en de oude Vuurtorenwijk (deel 2). blz. 186 K. VERWAERDE : De begraafplaats aan de Stuiverstraat en de Nieuwpoortsesteenweg (deel 1). blz. 196 I. VAN HYFTE : Joodse sporen van de familie Libovitz in Oostende. blz. 198 E. SMISSAERT : De villa "Doris" : summier haar lotgevallen alsook de Gentse "beau mond" te Oostende.
De Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring De Plate heeft de eer en het genoegen zijn leden en andere belangstellenden uit te nodigen tot de volgende activiteiten: Oktober ACTIVITEIT
Donderdag 26 oktober 2000 om 20 u 30
Avondvoordracht in de conferentiezaal van de VVF, Dr. L. Colensstraat 6. Onderwerp: FACETTEN VAN DE VRIJMETSELARIJ VAN DE 18 e tot de 20ge EEUW Deze voordracht wordt verzorgd door de heer Stefaan BRUSSEEL Dhr Stefaan BRUSSEEL is van de jaargang 1942 maar wegens oorlogsomstandigheden in Gent geboren. Na zijn studies in het atheneum te Oostende werd hij regent Frans-Geschiedenis- Latijn. Hij was inspecteur bij het bestuur voor Jeugdvorming, directeur van het Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap "De Zandloper" te Wemmel en thans adjunct van de directeur bij de afdeling Volksontwikkeling belast met het decreet op de Instellingen. Gelukkig gehuwd, vader van een zoon en een dochter die beiden reeds hun eigen potje koken, en trotse opa van Tristan. Dhr Brusseel zal ons onderhouden over een onderwerp waar de doordeweekse mens niet zo veel van af weet en normaal niet mee geconfronteerd wordt. Allerlei verhalen en vooral onzin deed de ronde en ook betreffende Oostende kan men over het thema het een en ander aan de weet komen. Zoals steeds is de toegang vrij en kosteloos voor ALLE belangstellenden. Wij rekenen stellig op uw aanwezigheid
Men zegge het voort !!!
OOST VAN DE GEULE: DE SCHORRE VAN LISSEMORIS EN DE OUDE VUURTORENWIJK
(Deel 2) door Rudolf WEISE
Kunstenaars op de wijk. De bekende Vlaamse expressionistische schilder van stoere vissers, zeezichten, forse boeren en landschappen en meester van de moderne schilderkunst, Constant Permeke (1886-1952), was een "Oede Viertorenoare". Hij bracht een stuk van zijn leven door tussen de vissers, de duinen en de zee. Na zijn huwelijk met de Brugse Maria Delaere woonde hij, met uitzondering van de oorlogsjaren, van 1912 tot 1922 op de "Viertorre" in de Fortstraat 9. Hij kende immers de wijk goed want hij kwam er reeds als kind, op schoolvrije donderdagnamiddagen, met vriendjes spelen. Zijn atelier bevond zich vóór de Eerste Wereldoorlog in de Jacobsenstraat waar ook, de toen 31jarige autodidact, Leon Spilliaert, een ander Oostends schilder en voorloper van het surrealisme werkte. Spilliaert was bekend voor zijn marines, duin- en havenzichten, aquarellen en gouaches. Een werk dat hij maakte in 1910 noemde hij ten andere "De Vuurtoren". Permeke werd in 1914, zwaar gewond aan het front, naar Engeland afgevoerd waar hij verbleef tot hij in 1919 terug zijn intrek nam in zijn deerlijk gehavend huis in de Fortstraat dat hij eigenhandig herstelde. Hij was weer thuis. Zijn gezin had het toen alles behalve breed. Tussen 1919 en 1922 schilderde hij een aantal figuren en taferelen over het volksleven op de wijk. In 1922, toen het toekomstig lot van de wijk meer vorm kreeg en het slechtste liet vermoeden, verhuisde hij naar Stene, dan naar Oostende en later naar Jabbeke waar het huidige Permeke museum gevestigd is. Permeke stierf in 1952. In de St.Antoniuskerk op de Vuurtorenwijk hangt een door hem in 1921 gerestaureerd schilderij, "OLV van altijddurende bijstand", een drieluik van de hand van de kunstenaar Beryngier uit Nevele. De Eerste Wereldoorlog. Op 04 augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Zoals overal zouden deze oorlogsjaren ook aan de wijk niet onopgemerkt voorbijgaan. Reeds op 17 augustus werden tien vliegtuigen en een luchtschip van het Engelse Eastchurch Squadron van de marinevliegdienst op de wijk gestationeerd. Ze bezetten de polo, een braak terrein tussen de vuurtoren en het militair hospitaal. In de dertiger jaren kwamen schaapherders er nog regelmatig hun kudden weiden. Ons leger, dat slechts voet voor voet ons grondgebied prijs gaf, trok zich langzaam terug achter de Ijzer. Al die daartoe de mogelijkheid had vluchtte naar het neutrale Nederland, Frankrijk of Engeland. Zo ook mijn grootvader Theophiel Saelens en zijn broer August die beiden naar Frankrijk trokken. Veel visserfamilies staken, soms in kleine bootjes, het kanaal over. Op 14 oktober, terwijl een voorpost van het Duits leger reeds Bredene bezette, verliet het laatste schip Oostende. Eén dag later werd Oostende bezet en op 16 oktober verschenen de eerste Duitsers 2000 - 177
op de Vuurtorenwijk. Ze bezetten de stadsschool, het fort Napoleon en het militair hospitaal. Vanaf de 26e stelden ze geschut op rond de vuurtoren. In de omgeving van het fort werden loopgraven aangelegd en bunkers gebouwd. Begin april 1915 maakten ze tussen de Fortstraat en de duinen hun batterij "Hindenhurg" operationeel. Toen hadden ze reeds de batterij "Eylau" geinstalleerd op de Halve Maan, de batterij "Friedrich" oostelijk ervan en stond de batterij "Bliicher" aan de Leopoldsluis. Nabij de werkhuizen van het zeewezen stond ook nog de luchtafweerbatterij "Groigherzog" bestaande uit vier zware 88mm kanonnen. In de duinen achter het huidige zeemanstehuis Godtschalck lag dan nog de batterij "Irene". Naarmate de oorlog verliep bouwden de Duitsers er in de omgeving steeds meer en meer militaire steunpunten en versterkingen. De "Viertorre" zat letterlijk midden in een kruitvat en kreeg het tijdens de vier lange oorlogsjaren dan ook hard te verduren. De wijk werd regelmatig gebombardeerd uit de lucht of door inschieten uit zee. Er vielen niet alleen 39 burgerlijke slachtoffers maar ook veel gekwetsten waaronder mijn tante Bertha Saelens. Op 16 juni 1915 stond ze voor de deur van hun huis in de Marinestraat 24 met haar nichtje Madeleine Defraye naar overkomende vliegtuigen te kijken toen een bom in de straat viel. Ze werd door de bomscherven zwaar verwond over het ganse lichaam. De kleine Madeleine liep een zware voetkwetsuur op. Op zondag 24 maart 1918 werd mijn moeder Irma Saelens, bij een inschieting op Oostende door de Engelse marine, door granaatscherven gewond aan het linkerbeen. Ze was toen 15 jaar en woonde in de Avisostraat 77. Er was ook heel wat stoffelijke schade op de wijk. Een eerste dodelijk slachtoffer, Edmond Bauwens, viel op 08 november 1914. Hij werd door een Duitser neergeschoten toen hij een bevel tot stoppen negeerde. Op 22 maart 1915 onderging de wijk haar vuurdoop. Bommen vielen op het huis nr.36 in de Liefkemorestraat en in de Noordstraat. Op 16 april was het de herberg van Wouters in de Edward Hammanstraat en de Liefkemoresstraat die getroffen werden. Later op het jaar werden nog huizen in de Fortstraat, de Aviso- en Stokerstraat, de nrs. 55, 58 en 65 op de Vuurtorenweg, de nrs. 9, 17 en 25 in de Edward Hammanstraat, nr. 58 in de Liefkemoresstraat en nr. 24 in de Marinestraat getroffen. Op 07 september 1915 werd voor de eerste maal uit zee ingeschoten. Granaten vielen op de Vuurtorenweg op de huizen nrs. 5, de herberg van Modest Pauwels-Anna Rotsaert die beiden het leven lieten en 7 waarbij nog één zwaar gekwetste viel. De bezetter blies de, reeds door inschieting beschadigde, vuurtoren op. Deze werd immers door de Engelse marine als baken gebruikt bij haar beschietingen uit zee. Gedurende het oorlogsjaar 1915 werd de wijk maar liefst 14 maal gebombardeerd uit de lucht en een paar keer uit zee. 1916 daarentegen was een rustiger jaar. Op 22 februari trof men de Avisostraat en de Vuurtorenweg. Op 09 november trof men de huizen nrs. 3, 5, 9, 10 en 11 op de Vuurtorenweg en op 15 november trof men de filiaal van Delhaize. Bij dit bombardement werd ook een vrouw een been afgerukt. En de tragische reeks zet zich verder. Op 17 november werden de Fortstraat, de Avisostraat en Vuurtorenweg getroffen. In 1917 werd de wijk dan weer tien maal gebombardeerd uit de lucht en éénmaal uit zee. Op 09 april trof men in de Jacobsenstraat de woningen nrs. 56 en 58. Op 01 juni vielen er weer drie doden, mevrouw Maertens en haar twee dochterjes, wanneer bommen vielen op de huizen nrs. 35, 37, 39, 41 en 43 t/m 55 in de Stokerstraat, de nrs. 34, 36, 38 en 40 in de Avisostraat en ook in de Noordstraat. De 27e van dezelfde maand trof men ook de Loodsen-en Fortstraat. In de loop van het jaar werden verder nog verschillende huizen getroffen: in de Jacobsenstraat: de nrs. 58 en 60 en in 2000 - 178
DE OUDE VUURTORENWIJK EN DE BATTERIJ IIINDENBURG IN 1918.
Luchtfoto van de Oude Vuurtorenwijk, de batterij Hindenburg en de vele versterkingen rond het fort Napoleon genomen op 13 maart 1918. Rechts onder de batterij, langs de Fortstraat: de "Boxen".
I 1
1 I
DEBOM BARDEMENT EN VAN 1 JUN I19 17.
I I I
-
I 1 I .
1
-
k.i,
_
i
,,, ,,,, ,„ .,, i ..e- -\. ,, 14, ,4, - , ' . , .!_v r ii; g-it Ig . l ' "'' '''s-"Wicit 2 , ‘ ,. - -, ' , - --L'Ar -r,'' -t4 +-'.." littl,
■
s.
i
51i1(.5.
/
. .,
■
IP
■
z_,, I jI ------
-71r: sn" .
.
1 i
°
P
,
.
,' " .- ..-
C.
":/r,: : ,
'c- .. ''''' -
• .4-4,,
i
"54 4).
h*
rom . ' . ''
.»,
;.,
I
-
"t
.-
-1^niar. ---
411.50 •
'' '4 1"- 'r
.'`"-:- .s. ,',-1'
''' '
' ,' - '''s.Z
''' ;- ,..-." .,:ág.i.. ; 1,9,4-04,-r.-4-.4...---,‘,.,.-• „..... _, -;., . - 3,..4' ` r r ''' ..-:: .4' " . '- - , '''- :-. -.
4- 1,
.,--.
'r
**'•
.t, ,,t..
I
.,...,a,•‘`
'' '
-
I I
-
-
'
-
• ' _.. .
1
1
-n-,-. .„.-
". '3,-- --- - .I -
'' -
''
-- 7-z3;---
J.4 • --'
•4 „., ---
,• '(k• .
lt,...i. - '#>t,..it't.'!r • It -,."'.
"R rt.. ir -
j•
-„,45 ,
■
1-hlij
0
. : ..- I ' I „. ;.;. " - - ...' '.4"*S" ..:.' ' . .,-711:r . . '•r 1 ! '■0'.' ‘ - ''. - -'''-‘.... -..,.., .. .,. ..' ' ''' .-*-4.' > -k. t **''' -''' '• • . .. - '- " ,,,' ,::1. -',g;2"› .>" -ior` , :. • ,. . .....,.-7:1%w; 1,-11...j's,,r'...„e--i.:4 4,.S. ,.-kk„22
,_.-,,,- -.i:-.;-',-.-,;-.-,-,... . -4
!
••
- --
;..,,k,
1
•"'",r ,,,,,,,,,
,. 2'
.'" --' ''.;,"
'''' -0 ''''''' -, "-SC"...,<-7 201,; le 2 ''.. ' ‘4° .... ....• .. _
!
,.' - ix% i I
1 I
Zichtopdegetroffen h uizen indeStokerstraat. I
1 ,
1 AL
,,, ---- .--_ia..-....,-: ,.. .-is......... ."„„
, 1
.
,.
........
........,
. ..
. , ,„ „
.
..), ..4... ,_:,,,, ,, ,ti,e•.irte; ‘.,, ,,
.i. .. . .
,,,
VI dag
S
,
• ---- ,..-.. . ....:Jr.. .," -
4 -,.. , , .....‹....„,,,
.
"£ It.
. " ...."` '' -- 'a- ',. .' • Y • -i.o..-"....,,4..g,"'•• - --,,,f e,
''. . .." • '''' .1, „-Ir, „-'•,,.. '^ ,4ftt
i
1 I I
,
,.- "":,,. _5 ."'
4
114\ tik '
-....ve. .-19. 1/2<" t!k -- - - -,.
'
1
11%. „r74-,.,gi -• .
•
!
—4-
.
- 0,79`
^
.,:•'- ''''-.» -. -...• . .,,,-...-
.-
,. \(___
,'■
.
. 11T.`4 ,-. .
' ''''" 1 ,!. ,
IF ,
0 .L.<-
' .
,
't •bt "" I
0
"
, 1 . witl %.
, • ,
'
0, !
_
.
..----- -
••
.:1
i4 - „r” .„-t .',"r. , ' _,.: ^ ,,., »4( , '' •,
ir.
-
,0iil.--, ‘iy. - - U ..: -Alk
,4
9Ir ;
-
• *-• IP -•
ti
- '2'1:1 : -- ' " jor „,
'.. 1. 1k
"P.
*-
,,-_, h. .. ''''''
I
•
I
h-
+
-
i
,
i
-
li
43112(b," ., , "'s " "" . 4 ,-K - ,: .r.3' .. - '
i
.'''',4" . I.- .
t
ollif
444,11‘ ,
'.
s„
. De Avisost raat. Ookde Duitsersstakensomseen h andj etoe
i
I 200 0- 18 0
-
in de Blankenbergestraat de nrs. 69 en 73. Ook de Fortstraat, de Victorialaan en de Willem I Laan werden getroffen. Bij de inschieting uit zee op 28 juni trof men weer de Loodsen-en Fortstraat. In 1918 waren er luchtaanvallen in de maanden april, juni, juli, augustus, september en oktober. Daarvan werden de Stokerstraat, de Avisostraat nrs. 4 en 12, de Blankenbergestraat, de Jacobsenstraat, de Victorialaan, de Vuurtorenweg, de Marinestraat, de Edward Hammanstraat en de Congolaan het slachtoffer. Op 19 januari, 27 maart, 13 april en 29 juli 1918 schoot men in uit zee. Bij de eerste beschieting viel weer een dode: een jongen van 18 jaar, Belpaeme genaamd. Het was van het goede wat te veel. Door de aanhoudende bombardementen en het permanent gevoel van onveiligheid waren reeds een aantal bewoners van de wijk naar Sas-Slijkens en Bredene gevlucht. Niet alleen het oorlogsgebeuren was een gesel voor de bevolking, er was ook veel sociale nood. Veel vrouwen waarvan de mannen onder de wapens waren of naar veiliger oorden trokken, bleven alleen achter met hun soms kinderrijke kroost. Wilden ze brood op tafel dan moesten de handen uit de mouwen gestoken worden. Dat dit alles behalve gemakkelijk verliep spreekt voor zich. Zo waren ze bvb. verplicht zwaar en vuil werk te verrichten, wasvrouw te spelen voor de Duitsers of als schoonmaakster te gaan werken. Gelukkig bestond er vanaf het hongerjaar 1917 op de wijk een comité voor hulp en voeding: de volkskeuken. Het was een hulplokaal van de reeds sinds 1914 bestaande volkskeuken in de katholieke Volksbond. Dit sociaal werk probeerde daar waar nodig de grootste nood te lenigen. De leiding ervan berustte bij onderpastoor Albert Ghesquière en de heer 011ieuz, koster. Ze organiseerden dagelijks soep-en voedselbedelingen. Zo bedeelde deze volkskeuken in maart 1917 voor het geheel van de Oostendse bevolking 100.191 noenmalen, in april 195.204, in mei 234.851, in juni 201.926. Men kon er ook diverse eetwaren kopen aan sterk verminderde prijzen. Het comité bestond uit een aantal vrouwelijke medewerksters die zich belangloos inzetten voor het goede doel. Onder hen enkele van die alleenstaande vrouwen zoals mijn grootmoeder Elisa Jonckheere en haar schoonzuster Louise Vandenbussche, die na de vlucht van hun kostwinners beiden achterbleven met elk drie kinderen. Stoeltjeszetter Pietje Loncke was ook van de partij. In de nacht van 09 op 10 mei 1918 rond 01u45 brak rond de wijk weer eens de hel los toen alle Duitse batterijen het vuur openden om een nieuwe poging tot blokkade van de Oostendse haven door de Britse marine te beletten. Het uitvoerig beschreven, dramatisch en tot mislukken gedoemde epos van HMS Vindictive was begonnen. Om 02u49 zonken de overlevende bemanningsleden bij het oosterstaketsel het zwaar aangeschoten en deerlijk gehavende schip. Men heeft die nacht op de "Viertorre" weer eens niet geslapen. Er was reeds een eerste mislukte poging tot blokkade van de haven geweest in de nacht van 22 op 23 april, "St.George Day", waarbij beide sperschepen, de kruisers HMS Sirius en HMS Brilliant, ter hoogte van Bredene aan de grond liepen. Op 17 oktober 1918 werd Oostende bevrijd. De 19e vielen er op de wijk nog negen doden bij een ontploffing van oorlogsmunitie die veroorzaakt werd toen enkele bewoners in een bunker artilleriegranaten wilde ontmantelen voor de koperen hulzen. Koper was toen immers geld waard. 11 November 1918, 1 1 u., klaroenen aan het westelijk front blazen het "staakt het vuren". Na vier jaren moordend en tomeloos geweld en zeeën van menselijk leed zwegen eindelijk de wapens. Te laat echter voor een ganse generatie jonge Europeanen waarvan er tienduizenden in Vlaamse grond begraven liggen. Onder hen 21 zonen van "d'Oede Viertorre". 2000 - 181
Soldaten vonden na vier eindeloze oorlogsjaren hun familie terug. De naar Frankrijk uitgeweken echtgenoten en vaders kwamen eindelijk terug thuis. Vissers en zeelui kwamen met hun families terug uit Engeland. Het normale leven kwam stilaan terug op gang.
Op en teloorgang. -
Na de oorlog kende de wijk een nieuwe bevolkingsexplosie. Vluchtelingen uit de streek die bij hun thuiskomst have en goed verloren hadden, Vissers uit Nieuwpoort waarvan de havenstructuur vernietigd was en Pannenaars op zoek naar een thuishaven en een nieuwe toekomst kwamen zich op de Vuurtorenwijk vestigen. Op de wijk werd een voetbalploeg opgericht. Ze noemden zich de "De zwarte leeuwen" een duidelijke verwijzing naar het Vlaams karakter van de sportvereniging en de stoerheid van haar spelers. In 1924 bouwde men er een nieuwe, 65 m hoge vuurtoren waarvan het licht zichtbaar was tot 22 mijl in zee. Vuurtorenwachter was de heer Troispont, de heer Smagghe was hulpvuurtorenwachter. In 1930 werd eerstgenoemde opgevolgd door de heer Camiel Meysman, een personeelslid van de loodsdienst. Camiel werd geboren op 08 september 1894 op de Vuurtorenwijk. Zijn ouders woonden in de Stokerstraat 42. Hij bleef in dienst tot 09 september 1959, datum waarop hij met pensioen ging. Bij het uitvoeren van zijn functie moest hij soms tot vijf maal per dag de 324 trappen beklimmen die naar de torenkamer leidden. Het hield hem fit. Zijn zoon Louis, "Lowietje van de torre", zorgde er voor dat hij ons eens meenam op de toren. Voor een kind toen een hele gebeurtenis. Hij woonde met zijn gezin in het pas voltooide vuurtorenwachtershuis nabij de toren. Ook deze toren werd op 03 september 1944 samen met het wachtershuis bij hun aftocht door de Duitse genie opgeblazen. Zegt men niet dat de geschiedenis zich herhaalt? Camiel woonde tijdens WOII op de Groenendijkwijk in de Doornebilkstraat 10 naast mijn grootouders, het echtpaar Theophiel Stefaan Saelens - Elisa Maria Jonckheere. Op 30 october 1942 kregen de straatbewoners van de bezetter vier dagen tijd om hun huis te ontruimen. Alle huizen werden vervolgens einde 1942 begin 1943, bij het ruimen van het schootsveld voor hun antitankwal, door de Duitsers gesloopt. Mijn grootouders weken uit naar een huisje in de Driftweg 101 te Bredene-Duinen tot ze op 24 augustus 1948 terug hun intrek konden nemen in hun met oorlogsschade heropgebouwd huis in de Doornebilkstraat 8. Onze vissersbevolking krijgt het af en toe zwaar te verduren. Zo ook in de morgen van 18 juli 1924. Er stak plots een hevige storm op die onze vissers op zee volledig verraste waardoor er velen omkwamen. Onder hen vijf inwoners van de wijk: Charles Jonckheere, Isidoor Pieters, Julien Poitier en zijn zoon Maurice en Charles Verbiest. De wijkbewoners deelden massaal in de rouw van de ongelukkige families die hun vader en/of zoon verloren. De begrafenis van de aangespoelde drenkelingen greep dan ook steeds plaats onder grote volkstoeloop. Vanaf 1922 begon men op de wijk met de voorbereidingen voor de, in verschillende fazen, geplande onteigeningen. Sedert 1907 bestonden er te Oostende reeds plannen voor het aanleggen van een nieuwe vissershaven met een daarop aansluitende woonwijk oostelijk van de bestaande haven. In 1912 sloot de regering met het stadsbestuur een overeenkomst om de gronden van de Vuurtorenwijk te onteigenen. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam echter roet in het eten gooien. In 1921 was het dan zover. Plannen en lastenboek voor de havenwerken werden goedgekeurd. Meteen werd ook het doodsvonnis over de wijk geveld. 2000 - 182
DE VUURTORENWACHTER.
De Heer Camiel Meysman (1894-1968) op het terras van de vooroorloogse vuurtoren. Hij was vuurtorenwachter van 1930 tot 1959. Links onder op de foto bemerkt men de loods van de zeereddingsdienst waarin de reddingsboot ondergebracht was.
Het stadsbestuur vertrouwde het aanleggen van straten, rioleringen en nutsvoorzieningen van de nieuw geplande wijk toe aan de daartoe speciaal opgerichtte maatschappij "Ostende Phare et Extensions" kortweg OPEX. Afkorting van een volksvreemde naam onder dewelke de nieuwe wijk bij de bevolking bekend werd en die men heden, bijzonder bij de oudere generatie, nog wel eens hoort. Bij de jongere generatie is die naam echter stilaan aan het verdwijnen. Zij spreekt nu meer en meer van de "Vuurtorenwijk". De werken aan de schutsluis en het visserijdok vingen aan in 1922. In 1929 waren ze voltooid. In 1932 beëindigde men de werken aan de slipway en de vismijn. In 1934 volgde de officiële inhuldiging. De werken voor de aanleg van de nieuwe wijk kwamen echter door allerlei perikelen tussen de stad Oostende en de S.A. OPEX slechts moeizaam op gang. De tijd drong echter want de onteigeningen en het hiermee gepaard gaande slopen van de gebouwen waren reeds ingezet. Veel Vuurtorenaars hebben toen met gekuiste stenen van de afgebroken huizen elders, geheel of gedeeltelijk, een nieuwe woning opgetrokken. In de jaren 1930-31 begon de uiteindelijke leegloop van de oude wijk. Ook mijn grootouders verhuisden op 27 augustus 1930 uit de Liefkemoresstraat 23 naar hun nieuwbouw in de Doornebilkstraat 8 op de Bredense Groenendijkwijk. In 1934 werden de laatste drie huizen op de wijk afgebroken. "D'oede Viertorre" trad binnen in het rijk der legenden. Nawoord.
Al had "D'oede Viertorre" materieel opgehouden te bestaan, in de geesten van allen die er gewoond en geleefd hebben en hun nakomelingen bleef ze springlevend. Deel uitgemaakt te hebben van de bevolking van de "Viertorre", een "Oede Viertorrenaore" geweest te zijn bekleedde de oudere generatie oostelijk van de haven met een soort status. Nog heden wordt er in deze Oostendse buitenwijk en in de erbij aansluitende Bredense Groenendijken Sasmiddens, naar waar veel oud-Vuurtorenaars uitzwermden, met enige trots en soms ook met een tikkeltje weemoed gesproken over de verdwenen wijk en haar bewoners, dat taai en noest ras uit het "Negerdorp": "d'Oede Viertorrenaors". Zij zijn immers onze voorouders en de grondleggers van de huidige Vuurtorenwijk waar nu hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen wonen voor wie hun herinnering nog steeds erg dierbaar is.
Bronnen. 1.Bredeniana -1988. 2.Dagblad "Het Volk"-03 10 1958. 3.De Armenschool te Oostende (1682-1795)-Jan Coopman. 4.Een beetje ruw maar oprecht-Leo Coulier-1999. 5.Fort Napoleon-Frank Ryon en Freddy Hubrechtsen-2000. 6.Het oude Oostende-Edward Vlietinck-1897. 7.Het Oostendse oorlogsdagboek van Charles Castelein 1914-1918-Historische publicaties Oostende-1998. 2000 - 184
8.150 Jaar stedelijk lager onderwijs Oostende-Huguette Vanden Weghe-1987. 9.Met grof geschut-Stichting Vlaams Erfgoed-Catalogus bij een tentoonstelling-1999. 10.Nauwkeurige beschrijving der oude en beroemde zeestad Oostende-Jacobus Bowens-1792. 11.0ostende 14 -18 -Deel 1 en 2-Ferdinand Gevaert en Freddy Hubrechtsen-1995. 12.Oostende de memoires van een stad-Marcel Vanalderweireldt-1992. 13.0ostende onder de Duitse bezetting 1914-18-De Zeewacht. 14.0ud Oostende,enkele nieuwe bronnen-Jan Coopman. 15.Straatnamen van Oostende van A tot Z-Daniel Deschacht-1998. 16.Ter Ceure-Heemkundige Kring Bredene-Jaarboek 1973-d' Oede Viertorre 1894-1900-Frans Verbanck. 17.Zoeklicht op Bredene-Raoul Eeckhout-1968. 18.Kaart van F.Balthazar 1603-04, kaart van Joan Blaeu 1649 en diverse naamloze 18e-eeuwse kaarten. Foto's. 1.Eigen familie- en kaartarchief. 2.Foto van vuurtorenwachter C.Meysman-Familiearchief Mevrouw Meysman-Boumans-Bredene. 3.Foto's WOI,schoolfoto 1921 en Stokersstraat-Fotoarchief van de Heer H.Servaes. 4.Luchtfoto-Fototheek Koninklijk Legermuseum Brussel. Plan van de wijk: 1.Zie nr.11 hiervoor:deel 1 blz.171. +++
2000 - 185
DE BEGRAAFPLAATSEN AAN DE STUIVERSTRAAT EN DE NIEUWPOORTSESTEENWEG door Koen VERWAERDE
Deel 1 ' Historie ' Het thema van de "Open Monumentendag 2000" was dit jaar "tijd". De schakel tussen vroeger, nu en later. Tijd noemt ook toekomst, tijd is het verleden. Het telkens op elk ogenblik starten en het steeds weer voorbij zijn. Na elk uur, elke minuut, een seconde wachtend, het leven te leven waarvan de som alles verandert. Nergens is "tijd" zo innig voelbaar en dan ook tastbaar als op een begraafplaats; de wijze waarop vingertoppen van een nieuwsgierige bezoeker de gladde soms ruwe oppervlakte van kille natuursteen vragend streelt; een naam en een data aandachtig leest van wie is voorgegaan. Begraven en begraafplaatsen zijn er altijd geweest in elke culturele conventie. De piramides van het oude Egypte, de grafruïnes aan de inkompoorten van Pompeii, de verdwalende straten van Père Lachaise zijn gekende en bewustkomende voorbeelden hiervan. Het was de Cultuurdienst van de Stad, met name mevrouw Nadine Constandt, wd. Bureauchef, die de aandacht vestigde op het feit dat de begraafplaatsen aan de Nieuwpoortsesteenweg en aan de Stuiverstraat als een van de te bezoeken sites aan bod diende te komen op de Open Monumentendag 2000 ( zondag 10 september). Deze sites zijn voor velen onbekend, doch vol van heemkundige en plaatselijke geschiedenis. Het lijkt alsof ze er altijd zijn geweest. Menig mens heeft zich over de complexe historie van één of beide begraafplaatsen gebogen. Wijlen de heer Jan DREESEN, de heer Gerard VANDAMME, de heer Ivan VAN HYFTE, de heer Jan NUYTTEN, de heer Jean Pierre FALISE, de heer Omer VILAIN en de lijst kan zo verder gaan; ongeveinsde mensen die stuk voor stuk een tip van de sluier oplichtten of kan men hier spreken over het inpassen van stukken in een puzzel. Wat volgt is een summiere, maar daarom niet minder belangrijke historie m.b.t. de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg en een meer gedetailleerde uitleg over het ontstaan van de begraafplaats aan de Stuiverstraat (deel 1). In het tweede deel wordt de lezer uitgenodigd om een wandeling te maken aan de hand van een lijst waarin elke geïnteresseerde zal ontdekken dat de begraafplaats aan de Stuiverstraat niet alleen de moeite waard is om het graf van Nonkel Albert of tante Marie te bezoeken, maar ook, als mijn bewoording ontvankelijk mag wezen, omwille van de rijke inhoud van sommige graven die het stoffelijk overschot bewaren van prominente persoonlijkheden en kunstenaars; maar ook van graven met merkwaardige bouwsels als graftekens (lees monumenten).
De begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg ('t oud kerkhof). Tot op heden spreekt men in de volksmond over het "Oude Kerkhof' wanneer men de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg bedoeld. Deze begraafplaats zou de derde oudste begraafplaats zijn van ons land. De aanleg vond plaats omstreeks het jaar 1852. Het jaar daarvoor had men een zogenaamd "logement" gebouwd voor de grafdelver (vermoedelijk de huidige ingangspaviljoenen), kostprijs 7.630,- Belgische frank.
2000 - 186
Nog in het jaar 1852 ging men over tot het overbrengen van de stoffelijke resten van de toen opgeheven begraafplaats aan het Prinses Stefanieplein en Prinses Clementinaplein, gelegen aan de Grensstraat en de Moerasstraat (m.b.t. de vergunde). De laatste straatnaam verwijst naar de waterachtige en drassige gronden welke zich aldaar bevonden. Deze doordrenkte ondergrond verplichtte het toenmalige stadsbestuur om uit te kijken naar een andere locatie. Andere bronnen spreken zelfs dat de koning-urbanist Leopold II aan de basis lag van de aanleg van de begraafplaats Nieuwpoortsesteenweg. De aanblik op een begraafplaats langsheen de aan te leggen Koninginnelaan zou immers storend zijn. Misschien wijst dit gegeven op het feit dat bij de aanleg van de Koninginnelaan (of net daarvoor) er daar nog steeds graven aanwezig waren. Persoonlijk hou ik het liever op de voor de hand liggende reden van wateroverlast, immers Koning Leopold II beklom de Belgische troon op 17 december 1865; dus jaren na de aanleg van de huidige "oude" begraafplaats.
De begraafplaats aan de Prinses Stefanieplein en het Prinses Clementinaplein was de eerste officiële begraafplaats buiten de stadswallen, aangelegd in het jaar 1794, op het einde van de Oostenrijkse periode dus. Het kerkhof rond de Sint-Pieterskerk werd dan ook dat jaar nog gesloten, immers had keizer Jozef II op 26 juni 1784 een decreet (Edict) op de kerkhoven uitgevaardigd. Hierin werd gesteld dat met ingang van 1 november van hetzelfde jaar de begravingen buiten de kerk en buiten de agglomeraties dienden te gebeuren. De beweegreden hiertoe was onder meer van hygiënische aard. Wat dit besluit in de evolutie van de begrafenisgewoonte teweeg bracht is het feit dat veelal de grootsteden en kapitaalkrachtige gemeenten zich een nieuwe begraafplaats konden veroorloven en dat daartegenover de landelijke gemeenten (arme) de bestaande kerkhoven officieel als voorlopige en tijdelijke begraafplaatsen verder gebruikten zogezegd in afwachting van een eventuele aanleg van het nieuwe ( wat in feite nooit gebeurde; "sauf en cas de maladies contagieuses"). Hoe dan ook in 1823 besliste het bestuur om deze site aan de Prinses Stefanieplein en het Prinses Clementinapleinaan te verlaten en een begraafplaats op een andere locatie aan te leggen. Aanvankelijk waren er twee voorstellen, één aan het oude Fort Philips op de weg naar Sas-Slijkens, een tweede langs het kanaal Brugge; beide voorstellen werden verworpen. Men benoemde een nieuwe commissie welke deze problematiek diende te onderzoeken. Het duurde nog jaren vooraleer men tot een besluit kwam. In 1850 besloot de Gemeenteraad over te gaan tot aankoop van gronden op de gemeente Mariakerke. Het was een terrein nabij de boerderij van Kesteloot, grenzend aan de Nieuwpoortsesteenweg. De aankoop van de grond werd met 10 stemmen tegen 2 goedgekeurd. Het jaar daarna, in 1851, werd het nieuwe reglement op de begraafplaatsen in de gemeenteraad gebracht en goedgekeurd. Men stelde aanvankelijk voor de "nieuwe" begraafplaats in 6 perken in te delen. Volgens fortuin en stand. Enkele raadslieden verzetten zich tegen deze gedachtegang. De begraafplaats diende menselijker en socialer ingedeeld. Na de dood diende iedereen, ongeacht fortuin en/of stand, naast elkaar begraven te worden. Twee categorieën bleven bestaan, te weten de tijdelijke en eeuwige vergunningen. De begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg is wat men in het vakjargon noemt een niet-actieve begraafplaats. Bij raadsbesluit van 27 februari 1976 besliste de gemeenteraad de definitieve sluiting van de begraafplaats met ingang van 15 februari 1976. Enkel bijzettingen in de reeds vergunde gronden en/of kelders worden er nog toegestaan, luidde het. De plattegrond van de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg heeft een rechthoekige vorm gekenmerkt door een kruisvorm waarvan de verticale lijn van aan de ingangspoort tot aan de Calvarie loopt en de horizontale lijn overeenstemt met de perken 5 en 6. In deze perken bevinden zich de oudste graven, lees concessies, maar ook tevens de belangrijkste architectonische en kunsthistorische grafmonumenten. 2000 - 187
Het totaal aantal graven op deze begraafplaats bedraagt 4595 stuks, waarvan 2218 in goede staat en 2377 beschadigde (te herstellen ongeveer 1167 stuks - toestand december 1997). Het ligt niet in mijn bedoeling om hier van haver tot gort, van aangeland graf tot graf tot aan de uithoeken van het labyrint dezer belangrijke en onverhoopte begraafplaats de lezer mee te nemen. Aanvankelijk had ik gedacht een drietal lijsten (1) bij te voegen in dit artikel om aan de hand hiervan de begraafplaats naar eigen oordeel en/of keuze te verkennen. Maar deze lijsten, welke het product zijn van intens maandenlang zoekwerk en welke overigens op vraag van de Commissie voor grafmonumenten werd opgesteld, horen tot het dossier van de herwaardering van de site en zijn in die zin nog steeds een werkdocument welke de positieve benadering van het dossier zou kunnen beïnvloeden bij een eventuele publicatie ervan. Evenwel kan elke geïnteresseerde deze lijst "tijdelijk" bevragen ter inzage aan de begraafplaats verantwoordelijken ter plaatse (de heren André VANSLEMBROUCK en Boudewijn DERYCKE). Let wel : na het bezoek dient deze terug afgegeven bij het verlaten van de begraafplaats. Graag nog een laatste opmerking vooraleer we de bladzijde omslaan en aan de kostbare ontstaansgeschiedenis van de begraafplaats aan de Stuiverstraat beginnen. Bekijk bij een volgend bezoek aan "'t oud kerkhof " aandachtig de gietijzeren toegangshekken. Uit goed ingelichte bron (de heer Jan NUYTTEN, wijlen de heer René DEFLOOR) blijkt dat dit hekken een kopie zou zijn van de toegangspoort welke ooit de begraafplaats aan het Prinses Stefanieplein en Prinses Clementinaplein afsloot. Er is meer zelfs, het origineel heeft hier ook ooit gestaan. Op 27 april 1990 beslist de gemeenteraad tot het renoveren van de toegangshekken van de begraafplaatsen aan de Nieuwpoortsesteenweg en deze aan de Stuiverstraat. NV Werkhuis VANTHUYNE-VERCOUTTER uit Nieuwpoort haalde, als enige inschrijver, de aanbesteding binnen. Dit voor een totaal prijs van 1.846.433,- frank (BTW inclusief). De originele poort was in een dermate vervallen staat dat buiten de gedrapeerde urnen bovenaan het hekken omzeggens alles diende gereconstrueerd te worden. In de huidige toegangshekken bevinden zich nog delen uit het origineel. De werkzaamheden werden beëindigd in augustus 1990.
De begraafplaats aan de Stuiverstraat (Thuyntjes kerkhof). Alreeds op het einde van de 19de eeuw stelde het Bestuur vast dat de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg, niet onmiddellijk, maar binnen enkele decennia, niet meer zou voldoen aan de steeds maar stijgende vraag voor het aantal bijzettingen en vergunningen. Uitbreiden kon echter niet. De begraafplaats zat immers ingesloten door de Wellington Renbaan (aanleg in 1872). In maart 1865 werd het ontmantelingsdecreet goedgekeurd. Voor Oostende betekende dit dat de ontmanteling en/of het neerhalen van de stadswallen plaatsvond tussen 1865 en 1877. Hierdoor vindt de stadsuitbreiding en verstedelijking daadwerkelijk zijn aanvang en dit onder impuls, inzet en ondersteunende kracht van Koning Leopold II. Diverse Koninklijke Besluiten volgen (1877 -1897 1899) welke naastingen (fusies) behouden en waarbij Mariakerke, een deel van het grondgebied Stene alsook Bredene worden opgenomen bij het grondgebied van Oostende. Niet alleen het grondgebied van de stad was meer dan aanzienlijk vergroot, maar ook de bevolking groeide aan. Men had de inwoners van de gebieden welke via de naastingen nu tot de Oostendse bevolking gerekend konden worden, maar men had ook een duidelijke migratie. De reden, Oostende was een koninklijke residentie geworden en Koning Leopold II had hiermee in zijn kielzog niet enkel "Ie beau monde" meegebracht maar ook zelfstandige ondernemers, vakmensen en werklieden. Immers wilde hij Oostende uitbouwen tot de belangrijkste badstad van Europa. In 1865 telde Oostende 17.671 inwoners, tegen 1900 waren er 39.537 om in 1907 de kaap van 42.000 te overtreffen.
2000 - 188
Het is 1897 wanneer het toenmalige stadsbestuur metterdaad het gestelde probleem probeert aan te pakken. Een plausibel voorstel is het terrein die gelegen is op het grondgebied van de gemeente Bredene (Hoek Groenedijkstraat - Driftweg). De nodige schikkingen en contacten worden getroffen; en reeds op 11 september 1900 start men op het gemeentesecretariaat van de gemeente Bredene in Sas-Slijkens en op het stadhuis van Oostende met het onderzoek van commodo en incommodo. Op 29 september 1900 sluit men het onderzoek af met een gunstige uitkomst; er werden namelijk geen bezwaarschriften ingediend. In zitting van 9 oktober 1900 beslist de raad in dit verband de volgende punten : ten eerste, aan de Hogere Overheid de toestemming te vragen het bedoelde terrein, met een oppervlakte van 7 ha. 7 a. 99 ca, eigendom van Madame Georgine de Bie de Westvoorde, echtgenote van de heer Joos de Ter Beerst, aan te kopen, ten tweede, op de begroting van 1901 een krediet te voorzien om de aankoop van de gronden te regelen en ten derde, "het dossier tot aankoop" wordt doorgestuurd naar de Bestendige Deputatie voor advies en ter goedkeuring voorgelegd aan de koning. De Bestendige Deputatie verleent een gunstig advies. De aankoop van het betrokken terrein vond plaats op 8 februari 1901 en goedgekeurd bij KB van 23 april 1901. De stad Oostende betaalde een totaal som van 54.103,20 frank. Zeven jaar en zeven maand later, in zitting van 22 september 1908, wordt de raad gevraagd toestemming te willen geven aan het dagelijks bestuur (SC) om de onderhandelingen verder te zetten tot aankoop van een terrein, 11 ha. 7 a. groot, gelegen aan de Stuiverstraat in de gemeente Stene. Op dit stuk grond wenst men een nieuwe begraafplaats in te richten. Een nieuwe begraafplaats ?! Was het misschien een hebbelijkheid geworden van het bestuur om op diverse plaatsen gronden aan te kopen voor mogelijke aanleg van begraafplaatsen of verwachtte men een nog grotere bevolkingsaangroei welke men sedert het ontstaan van het Belgische Koninkrijk, in Oostende, duidelijk aan de lijve had ondervonden? Niets was minder waar. Aanvankelijk was het de bedoeling om reden van hygiënische aard om het kerkhof rond het kerkje 0.L.Vrouw ter Duinen in Mariakerke en de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg binnen een niet gedefinieerde periode te ontruimen (ontruimen van de begraafplaats Nieuwpoortsesteenweg, waar hebben we dat nog gehoord ?!). Dit was althans het basisbestanddeel van de uiteenzetting tot voorstel van aankoop welke Schepen LIEBAERT de raadsleden voorlegde. Men had reeds aan de Provinciale Medische Dienst gevraagd een onderzoek in te stellen over de geometrische en geologische gesteldheid van de gronden, dit uiteraard in functie van het bedoelde gebruik ervan met name als begraafplaats. Het advies was dienaangaande positief. De discussie laaide op en er was nood aan enige toelichting. Wat diende er te gebeuren met de gronden welke het bestuur had aangekocht in Bredene?! Moet men zo nodig de toestemming geven aan het dagelijks bestuur om zijn onderhandelingen verder te zetten ten einde het betrokken terrein aan te kopen in Stene? Schepen FERMON lichtte de zaak toe. Het lag nog steeds in de bedoeling een nieuwe begraafplaats op te richten in Bredene. Evenwel zou deze begraafplaats dienstig zijn voor de bewoners van de Vuurtorenwijk. Deze wijk kende toen een duidelijke bevolkingsaangroei omwille van de nieuwe ateliers van het Zeewezen (Marine) welke zich daar kwamen vestigen en men had een potentieel aan toekomstige bewoners m.b.t. de oprichting van diverse zeegebonden industrieën aldaar. Men verwachtte tegen het jaar 1912 een bevolkingsaantal van 10.000 bewoners (blijkbaar een misrekening of beter een verbloemde voorstelling van de situatie; huidig aantal inwoners bedraagt 5.988 eenheden - januari 2000). Voor de bewoners van het centrum en deze van de westelijke stadsuitbreiding lag de situering van de Bredense begraafplaats ronduit slecht. Wegens "te ver afgelegen" maar ook wegens "de moeilijke bereikbaarheid" diende men zo nodig de begraafplaats in Stene aan te leggen. Let wel : voor de bewoners van de Vuurtorenwijk stelde zich hetzelfde probleem maar dan m.b.t. een begraafplaats in Stene. Deze problematiek werd bevestigd in de verslagen (28 april - 13 mei 1908) van de heer Bouchery, afgevaardigde van de commissie van de Provinciale Medische Dienst. "Er dienden twee separaat nieuwe begraafplaatsen aangelegd. 2000 - 189
Een kleine ten Oosten van het Centrum, in Bredene, ten behoeve van de bevolking van de Vuurtorenwijk en een andere ten westen van het centrum, in Stene, ten behoeve van de bevolking uit het centrum en de toen westelijke stadsuitbreiding". De begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg diende op middellange termijn te verdwijnen. Ook hier is het verslag duidelijk. Men diende in eerste instantie op te houden met bijzettingen op deze begraafplaats. Als reden haalde men aan dat een begraafplaats te midden van een aan de zee gebonden en tevens sportieve omgeving storend en ontoelaatbaar was; om de hygiënische motivatie nog niet te noemen. Er waren reeds herhalende klachten en protesten omtrent de ligging geweest ( zie wat vooraf ging, sluiting begraafplaats bij gemeenteraadsbesluit van 27 februari 1976). Ook stelde de Provinciale Medische Dienst voor een onderzoek in te stellen tot ontgraving van alle eeuwige vergunningen in deze site om deze dan over te brengen naar de nieuw aan te leggen begraafplaats in Stene. De kosten hiervoor zouden kunnen verhaald worden op de verkoop van het terrein en zo zou de site opgenomen worden in het omliggende staatsdomein." De Gemeenteraad besliste in zitting van 22 september 1908 dat het dagelijks bestuur met name het College van Burgemeester en Schepenen mocht overgaan tot de aankoop van het terrein in Stene, eigendom van Madame La Douairière Alfred Coppieters 't Wallant voor een bedrag van 138.375,frank. Op 8 oktober om 11h opende het onderzoek van commodo en incommodo en bij sluiting die zelfde dag waren er geen bezwaarschriften ingediend. Het dossier werd doorgestuurd naar de Bestendige Deputatie voor advies en ter goedkeuring voorgelegd aan de koning. De aankoop vond plaats op 13 oktober 1908 en werd bij Koninklijk Besluit van 25 februari 1909 goedgekeurd. Men had het goed voor en men wilde effectief binnen een korte termijn, wat althans de begraafplaats in Stene betrof, de nodige werkzaamheden laten verrichten tot aanleg en inrichting van deze nieuwe begraafplaats. Al in de gemeenteraadszitting van 22 september 1908 besliste de raad dat de Stadsingenieur een inrichtingsplan diende op te maken. Vermoedelijk zal de eerste omheiningsmuur tijdens of kort voor de eerste wereldoorlog gebouwd zijn (gesitueerd achter de pleuranten van VERBANCK, aan weerszijden na de inkom; waartegen de eerste grafkelders werden gebouwd.) De heer August VERRAERT, ingenieur, stelde het plan op maar de uitvoering ervan bleef evenwel uit. Meer zelfs, ze werd tijdelijk opgeschort door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De Duitse bezetter eigende zich het terrein toe om ze te gebruiken naar eigen goeddunken. In hun functie gerichte werkzaamheden (wat dit ook mocht betekenen) liet de Duitse bezetter het betrokken terrein gedeeltelijk met aarde verhogen. Men kan hier de vraag stellen of het de bedoeling was de site later te gaan gebruiken als mogelijke begraafplaats (voor militairen en/of burgers) of hadden de Duitsers een andere bestemming voorzien? In elk geval, de Duitse gesneuvelden werden op de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg bijgezet. Het is pas in 1926 dat de stoffelijke overschotten overgebracht zullen worden naar de begraafplaats aan de Stuiverstraat (Duits perk). Het was 13 augustus 1918 wanneer de eerste bijzetting plaatsvond op wat toen moest doorgaan als nieuwe begraafplaats. De overledene was Georges THUYN, geboren op 10 maart 1906, bij z'n overlijden was deze jongen 12 jaar oud. Vóór de Tweede Wereldoorlog had men het over het "Thuyntjes kerkhof' wanneer men de begraafplaats aan de Stuiverstraat bedoelde. De jongen welke als eerste begraven was op deze begraafplaats, had de trieste eer tijdelijk zijn naam te geven aan deze site. De begraafplaats aan de Stuiverstraat is gelegen in wat men kan noemen de Historische Polders van Oostende, waarvan de eerste indijking in het begin van de 17 de eeuw plaatsvond.
2000 - 190
Deze streek was oorspronkelijk een krekengebied welke bij hoogtij door de zee werd overspoeld. Ten zuidoosten van de begraafplaats ligt de ( nu overwelfde) Dode Kreek. Het gebied is doordrongen van opwellend grondwater welke duidelijk zichtbaar en dusdanig ook problematisch de bijzettingen bemoeilijkten en waarop de nabestaanden geschokt reageerden wanneer de lijkkisten verdwenen als duikboten onder water. Het was gemeenteraadslid ELLEBOUDT die deze onaangename situatie aanklaagde op de gemeenteraadszitting van 02 december 1919 : "réellement la situation est pénible pour ne pas dire terrible" verklaarde hij tijdens zijn betoog. Ook beklaagde hij zich over de infrastructuur van het terrein; "het was niet ommuurd, zelfs geen heg; wanneer iemand werd bijgezet diende de aanwezige zich over houten kleverige planken te begeven tot aan het graf'. Hierop reageerde het dagelijks bestuur dat het onmiddellijk de nodige voorzorgsmaatregelen zou nemen en de zaak zou onderzoeken. En dat deden ze ook; de bijzettingen werden tijdelijk stopgezet in afwachting van een aanvaardbare oplossing (laatste bijzetting gebeurde op 14 december). Op dat ogenblik hadden er reeds 771 bijzettingen plaatsgevonden. Alle nieuwe bijzettingen diende terug op de oude begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg plaats te vinden. In zitting van 30 december 1919 wordt door de voorzitter van de raad kenbaar gemaakt dat het dagelijks bestuur een studie laat maken omtrent het zoeken naar een andere locatie voor een nieuwe begraafplaats. Enkele maanden later, in zitting van 30 maart 1920, wordt het voorstel op tafel gelegd om het kerkhof rond het kerkje van O.L. Vrouw ter Duinen in Mariakerke uit te breiden en een begraafplaats op te richten op de Vuurtorenwijk; "la petite histoire ce répète". Dit voorstel wordt doorgestuurd naar de Commissie van Openbare Werken welke dienaangaande de zaak diende te bestuderen. In zitting van 14 september 1920 wordt het verslag overgemaakt aan de raad. Het rapport overtreft het voorstel van het dagelijks bestuur. Zij stelt voor om achter de duinen, ter hoogte van de Duinenweg en zelfs verkieslijk in de duinen (op oude concessie Stracké) een begraafplaats op te richten. Na heel wat gepalaver wordt zelfs de site (huidig domein Prins Karel te Raversijde), ooit toebehoord aan Leopold II, als plausibel terrein vooropgesteld. Beide voorstellen worden verworpen. Het voorstel m.b.t. Raversijde omdat op ministerieel niveau hiervoor toch geen toestemming zou gegeven worden en wat betreft de site aan en op de duinen te Mariakerke werd deze resoluut door de Hoofdingenieur van de Staat verboden (op geen enkele site ter hoogte van de zeedijk zijn begraafplaatsen toegestaan). De raad oordeelde zelfs dat een begraafplaats aan of op de duinen onverantwoord leek. "Een te waardevolle omgeving m.b.t. het toeristisch aspect; toeristen zouden zich hierover beklagen wanneer zij tijdens een wandeling op de dijk plots een begraafplaats zouden zien liggen", bemerkte de voorzitter van de raad. Maar de tijd dringt en de noodzaak eist. In raadszitting van 01 juli 1921 wordt bij hoogdringendheid het dossier voorgelegd welke de inrichtingswerken bevatten voor de begraafplaats aan de Stuiverstraat. Deze noodwendigheid had twee oorzaken. Te weten dat op de oude begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg nog slechts 30 plaatsen beschikbaar waren voor bijzettingen en dat er op de dag na de zitting, met name op 02 juli 1921, er 12 lichamen van gesneuvelde soldaten zouden worden overgebracht van het front. En wellicht verwachtte men er binnen de kortste keren wel meer. De Stadsingenieur, de heer Auguste VERRAERT (ontwerper van het conservatorium in de Romestraat), stelde aan de raad z'n ontwerp voor. Het ontwerp gaf het gezamenlijke der werken aan welke dan in fasering diende te worden gerealiseerd. De raad diende te beslissen over de goedkeuring van de eerste fase, met name de aanleg van een soldatenkerkhof en de nodige kredieten hiervoor. Een tweede fase was dan het bouwen van een hoofdingang, het nivelleren van het terrein en natuurlijk de kwestie van het terrein te ontwateren (draineren). Een geanimeerde zitting werd het in elk geval : de kostprijs (het te voorzien krediet) en deze voor de totale uitvoering volgens ontwerp van de stadsingenieur kwamen ruim aan bod. Maar ook was er het voorstel om terug op de Vuurtorenwijk een begraafplaats in te richten ( dit i.p.v. de dure aanleg aan de Stuiverstraat). 2000 - 191
Immers, daar diende men geen grond aan te voeren en te nivelleren. Dit voorstel werd dan voor de laatste maal van tafel geveegd. De militaire overheid had overigens het bedoelde terrein grotendeels opgeëist voor de aanleg van een oefenterrein. Hier dient opgemerkt dat de bedoelde begraafplaats op de Vuurtorenwijk geen verband houdt met de gronden, aangekocht in 1901, op het grondgebied van Bredene. Ofschoon de debatten aanhielden, stemde de raad toch toe om de eerste fase van de werken te laten plaatsvinden met een toegestaan krediet van 25.000,- frank. In raadszitting van 23 augustus 1921 wordt het College van Burgemeester en Schepenen gemachtigd tot de openbare aanbesteding van de werken over te gaan. In raadszitting van 04 oktober wordt de raad geïnformeerd over de uitslag van de aanbesteding. Het College had reeds in zijn zitting van 20 september 1921 de werkzaamheden toegewezen aan de aannemer Ed. DE VLIEGER voor de som van 23.700,- frank (betreffende de eerste fase). De eerste fase van inrichting zal waarschijnlijk de trieste toestand van wateroverlast niet bedwongen hebben. Te meer het hier in feite ging om de aanleg van het soldatenkerkhof en de toegankelijkheid ervan. In elk geval, op de raadszitting van 16 oktober 1922 waarbij een voorstel wordt gedaan om het tarief-reglement te wijzigen (met name het tarief te verhogen) reageren enkele raadsleden verbolgen. Wanneer men geen behoorlijke begraafplaats kan verschaffen, kan men ook niet het reeds hoge bestaande tarief verhogen, luidde het. De toestand waarin de begraafplaats zich bevond was een gevolg van de oorlog. De stadskas beschikte niet over de nodige financiële middelen om enige inrichting en/of verbetering te laten plaatsvinden. Een eventuele verhoging van het tarief zou een verdere inrichting mogelijk maken. Al was deze inrichting enkel het verhogen van het terrein. De begraafplaats had zo in zijn miezerige toestand moeten blijven liggen had toen het Plaatselijk Bestuur niet het geluk gehad dat het Ministerie van Oorlog zinnens was een vliegveld aan te leggen achter het afgebakend terrein van de toen reeds bestaande begraafplaats. Wat zich aanvankelijk als een probleem stelde werd door het toenmalige College (knappe zet van Burgemeester Moreaux) omgebogen tot een zegen. Een aanleg van een vliegveld zou een eventuele uitbreiding van de begraafplaats, indien bruikbaar, verhinderen. Er werd van de nood een deugd gemaakt; op voorstel van afstand van de nodige gronden werd in ruil de zeer dure drainering, door het Ministerie, uitgevoerd (op de bestaande begraafplaats alsmede op het terrein waar het vliegveld zou worden aangelegd). Zodoende werd het jarenlange probleem van wateroverlast, in een mum van tijd, uiteindelijk opgelost. Het is 1925 als de eerste grafkelders worden aangelegd, gesitueerd rechts van de inkom, perk 14 rij 07. Het is een zekere Richard HOSTYN (1856 — 1926) die als eerste in een grafkelder wordt bijgezet ( 20 februari 1926). In 1926 werden de graven van de Duitse Soldaten welke tijdens de eerste wereldoorlog bijgezet waren op de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg, ontgraven en overgebracht naar de begraafplaats aan de Stuiverstraat. Deze begraafplaats zal toegankelijk zijn via een aparte inkom in de Stuiverstraat. Zelf zal er door middel van een rij grafkelders (geplaatst rond 1940) dit perk worden afgesloten van de rest van de toen bestaande begraafplaats. Rond 1930 zien we eindelijk de interesse en misschien ook de waardering voor deze begraafplaats ontstaan : de aanvaarding van de site als een volwaardige begraafplaats naast deze van de Nieuwpoortsesteenweg. In de gemeenteraadszitting van 3 juli 1931 worden de uitslagen bekend gemaakt van de aanbesteding tot het bouwen van een omheiningsmuur, inkompaviljoenen en de gietijzeren toegangspoort. De tijdelijke verenigde firma "Boncquet en Lowet" haalde de aanbesteding binnen voor de totale som van 343.334,20 frank. De uitbouw gaat verder. Ingevolge een gemeenteraadsbesluit van 29 december 1936 gaf het toenmalig College de opdracht aan de technische dienst een dossier op te maken voor de oprichting 2000 - 192
van twee gedenktekens "ter nagedachtenis van de op zee verongelukte visschers wier lijken niet opgevischt noch aangespoeld zijn". Het schepencollege besliste in zijn zitting van 13 juli 1937 de werken toe te wijzen aan de firma P. BOURY voor de prijs van 19.869,42 frank. Nog dat jaar werden de werken uitgevoerd. In 1956 diende men wegens plaatsgebrek twee nieuwe kolommen bij te plaatsen (zie slachtoffers 2de wereldoorlog). De werkzaamheden werden uitgevoerd in het jaar 1957 door het Oostendse natuursteenbedrijf Charles MISSIAEN voor een bedrag van 134.583,65 frank. De Tweede Wereldoorlog breekt los en eind mei 1940 werd het perk waar de Duitse soldaten van de eerste wereldoorlog begraven liggen opnieuw gebruikt door de bezetter. Eind 1940 waren er reeds 150 Duitse graven bijgekomen en in 1941 nog eens 100. Het Duitse perk geraakt overvol. Het stadsbestuur krijgt het bevel van de Kreiskommandant te Brugge om over te gaan tot het vergroten van het perk. Dit zal gebeuren op de gronden gelegen aan de overkant van de begraafplaats (te situeren hoek Stuiverstraat - Gulden Sporenlaan - Chrysantenstraat). In mei 1942 wordt daar een nieuwe begraafplaats aangelegd en worden de 250 begraven Duitse soldaten ontgraven en overgebracht. Met de bevrijding op 8 september 1944 lagen er 585 Duitse militairen begraven. Tot 22 augustus 1946 kwamen er nog eens 305 graven bij, grotendeels van in krijgsgevangenschap gestorven Duitsers maar ook Letten die als vrijwilligers bij het Duitse leger waren ingelijfd. In totaal waren er dus 890 graven van wie er 869 bij naam gekend zijn. Tussen 8 en 17 augustus 1949 zal het "Volksbund Deutsche Kriegsgrberfiirsorge" de stoffelijke resten van de gesneuvelde soldaten van de Tweede Wereldoorlog overbrengen naar het Ehrenfriedhof te Lommel. Deze van de Eerste Wereldoorlog worden overgebracht naar Vladslo en Langemark. Bijna een jaar na de bevrijding van Oostende beslist de raad in zijn zitting van 3 september 1945 om een perceel grond uitsluitend bestemd voor de bijzetting van de Britse gesneuvelde militairen als eeuwige vergunning toe te kennen dit als blijk van erkentelijkheid en van hulde van wege het Stadsbestuur en de Oostendse bevolking. De bedoelde site is het huidige Britse Ereperk. Bij Collegebesluit van 18 juni 1956 wordt het voormalig Duits kerkhof van de eerste wereldoorlog (terug) geïntegreerd in de totaliteit van de toen uitgebouwde begraafplaats. Hiervoor dienden er zeven concessies met een vergunning voor grafkelders onteigend en afgebroken welke de doorgang mogelijk moesten maken tussen de beide begraafplaatsen ( zijnde de grafkelders tussen het perk 13 rij 15 en het perk 15 rij 15). In 1961 wordt bij gemeenteraadsbeslissing van 25 augustus de bouw van een omheiningsmuur goedgekeurd welke het voormalige Duitse kerkhof op de zelfde wijze afsluit als de bestaande omheining (straatkant). De uitvoering geschiedt tussen 1962 - 1963. Hiermee wordt dit perk een volwaardig deel (perk 21) van de begraafplaats. Wat de raadslieden welke destijds het voorstel goedkeurden tot aankoop van de gronden voor de aanleg van een nieuwe begraafplaats aan de Stuiverstraat nooit hadden durven denken, is vandaag een vaststaand feit. Anno 2000, het ganse beschikbare terrein is ingedeeld en onderverdeeld en voorzien met een duidelijke wegen- en rioleringsinfrastructuur. De aanvang en realisatie van de inrichting werd aanvankelijk volgens het ontwerp (basisplan - voorstel 01 juli 1921) van de toenmalige Stadsingenieur, de heer Auguste VERRAERT, uitgevoerd. In de plattegrond ziet men nog steeds de typische (symmetrische) pennentrekken van wat men in de vorige eeuwwissel als aanvaardbaar beschouwde m.b.t. de aanleg van een dergelijke en doelgerichte omgeving. Meer zelfs, men kan in zekere mate de basisstructuur van de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg hier terugvinden. Bij dit gegeven heb ik het meer bepaald over het kruisvorm als basis en waarop de secondaire (nodige) wegenis (paden) uitlopen. Deze kruisvorm wordt gevormd door de verticale lijn die loopt vanaf inkom naar de calvarie; de horizontale (hoofd-) lijn is de straat die voor de Belgische en het Britse Ereperk loopt. Aan deze kruisvorm werd de overige aanleg geprojecteerd met uitsluiting van de diverse uitbreidingen die later werden toegevoegd. De verdere uitbouw dient dan hoofdzakelijk toegewezen aan de naoorlogse Stadsingenieur, de heer Arnold DEVOS (vb. 2000 - 193
aansluiting van het voormalige Duitse kerkhof, het perk met onvergunde grond, de parkgraven, de strooiweide, columbarium en andere). Een laatste fase, waarvan de aanbesteding plaatsvond in 1982, inhoudend de aanleg van wegen en riolering op het terrein gesitueerd ten zuidoosten van de begraafplaats, grenzend aan de tuinen van de woonzone aan de Perzikenkenlaan, dient beschouwd als het product van samenwerking tussen de Conducteur André DAUW, Wegendienst, en de nieuwe Stadsingenieur de heer Frans DECROOS. In dit alles staat het Israëlitisch perk ietwat letterlijk en figuurlijk in een verloren hoek. Dit perk heeft altijd aanleiding gegeven tot enige discussie binnen de heemkundige wereld van Oostende. Er dient hier evenwel toegegeven dat rond het ontstaan van dit perk een zekere onwetendheid schuilt. Ondanks dat er op de begraafplaats van de Nieuwpoortsesteenweg duidelijk bijzettingen waren van mensen behorende tot de Israëlitische gemeenschap werd er, begin de jaren twintig, een perk aangelegd op de toen "nieuwe" begraafplaats in de Stuiverstraat ( en is nog steeds actief). In elk geval, de aanleg van dit perk was binnen de toen afgebakende bestaande begraafplaats en op stadsgrond welke deel uitmaakte van het oorspronkelijke terrein welke in 1901 aangekocht was. Als men weet dat het oprichten van een begraafplaats één van de eerste stappen is die de joodse gemeenschap na zich te vestigen onderneemt, is het dan ook duidelijk dat dit Israëlitisch perk het product is van een vraag vanuit deze gemeenschap. Het is dan des te meer begrijpelijk dat de aanleg van dit perk omzeggens bijna tegelijkertijd plaatsvond met de eerste fase van inrichting van de toen duidelijke "nieuwe begraafplaats". Een aanwijzing van deze stelling is dat elke bijzetting die aldaar gebeurt ingeschreven wordt in het algemeen begrafenisregister en dit onder het volgnummer van de bijzettingen voor de ganse begraafplaats. Er werd evenwel nog een apart register bijgehouden specifiek voor het perk maar dit is omzeggens niet uitzonderlijk. Vandaag de dag gebeurt dit ook met betrekking tot de verstrooiingen op de strooiweide en de bijzettingen in onvergunde columbarium. Op 31 augustus 1922 werd, de Oostendenaar de heer Samuel Kipper, als eerste in dit perk bijgezet. Het perk werd dan "Park 1" genoemd (zie deel "wandeling doorheen de begraafplaats aan de Stuiverstraat). Het ligt niet in de bedoeling om telkenmale de data aan te geven wanneer de opeenvolgende besturen grafkelders lieten plaatsen, wat overigens soms jaar op jaar plaatsvond. In elk geval, de nieuwe begraafplaats breidde uit. De reden zal hier ook te maken hebben met het dichtslibben van de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg. Trouwens, dit was reeds jaren voordien een feit. Na de inlijving van het voormalige Duitse kerkhof (1961) vindt er enkele jaren later, met name in augustus 1965, een nieuwe annexatie van grond plaats. Dit terrein situeerde zich palend aan de linkse achterzijde van de begraafplaats ter hoogte van het Israëlitisch perk en begrensd aan de zuidzijde aan de Dode Kreek en aan de westzijde aan de tuinen van de huidige woonzone (toen nog grens met Stene) van de Perzikenlaan. De totale oppervlakte bedroeg 1,5 Ha en diende, zoals dit nog steeds het geval is, voor bijzettingen in onvergunde grond (perk 31,33, 37 en 25). Een volgende uitbreiding gebeurde in functie van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. Deze wet verplichtte de gemeentebesturen een strooiweide en columbarium aan te leggen. De werkzaamheden, inhoudende aanleg van een toegangsweg en een strooiweide omringd met beplantingen, vonden plaats in 1972. De toegangsweg naar de strooiweide liep aan beide zijden van de calvarie. Hiervoor diende, aan beide zijden van de calvarie, de stoffelijke resten (2 x 4), van de aldaar bijgezette oud-strijders, ontgraven te worden en overgebracht naar de andere kant van het Belgisch Ereperk. De strooiweide op de begraafplaats van de Stuiverstraat werd voor het eerst op 28 november 1973 in gebruik genomen. Het columbarium volgde. In 1975 werd het eerste gedeelte van de columbariummuur gebouwd die te situeren is achter de calvarie en het kruisbeeld. De funderingen waarop deze muur is gebouwd zijn overblijfselen van gemetselde loopgrachten van de Eerste Wereldoorlog (zie opeisen grond door Duitse bezetter). Het columbarium werd voor het eerst in gebruik genomen op 29 september 1975.
2000 - 194
De laatste uitbreiding behelsde, aanvankelijk in fasering, de aanleg van de parkgraven en de aanleg van wegen en rioleringen van het overige terrein van de begraafplaatsen. De werkzaamheden vonden plaats tussen 1976 en 1983. Het was niemand minder dan de initiatiefnemer en de bezieler van dit perk, Louis VANHOORNE, aan wie de eerste concessie werd verleend; dit was in 1977. De parkgraven werden dan naargelang de vraag uitgebreid tot het jaar 1982. In 1982 werd dan in samenwerking met Wegendienst -Technische Dienst (zie wat vooraf ging) het restant van het oorspronkelijke terrein voorzien van wegenis en rioleringen. De aanplantingen en funderingen voor de grafzerken (parkgraven) werden dan in de loop van de jaren, wanneer nodig, stelselmatig aangebracht. De laatste 4 jaar worden deze werkzaamheden in eigen beheer, lees dienst Begraafplaatsen, uitgevoerd. Om te sluiten wilde ik graag nog het volgende opmerken. Het is vanaf 1957 en doorheen de jaren zestig, dat renovatiewerkzaamheden m.b.t. aanleg van wegenis en riolering gezorgd hebben voor het huidige mooie en aangename uitzicht van inkom en Ereperken. Het was bij het besluit van 17 april 1959 dat de gemeenteraad de instemming gaf voor een eerste fase van verbeteringswerken op de begraafplaats. Bij beslissing van het Schepencollege van 5 oktober 1960 wordt dan deze eerste fase, inhoudend de aanleg van wegen en rioleringen, aan de inkom en de middenbaan, aangelegd. Stelselmatig worden de assenwegen vervangen door geplaveide wegenis met de nodige rioleringen, uiteraard met het nodige respect voor het bestaande patroon naar het ontwerp van A. VERRAERT. Ook besliste de gemeenteraad in 1961 om de toen bestaande verscheidenheid (eigen graftekens) in het Belgisch Ereperk te vervangen door eenvormige in zandsteen vervaardigde graftekens omringd door eenvoudige maar kleurrijke beplantingen. De werkzaamheden startten in 1963 en duurden tot 1966. Hiervoor dienden diverse ontgravingen te gebeuren. Het totaal aan bijzettingen bedraagt 39.460 (de Duitse bijzettingen niet inbegrepen). Er vonden 4.985 verstrooiingen plaats, waarvan 434 verstrooiingen en/of neerlatingen op zee. Dit zijn gegevens op datum van 31 juli 2000. MET DANK AAN : mevrouw G. FARASYN - SCHEPENS mevrouw Claudia VERMAUT, Stadsarchivaris de heer Emile SMISSAERT, Assistent-Dienstleider Bibliotheek Oostende de heer Guy LIERMAN, Stadslandmeter de heer Ivan VAN HYFTE
•
(1) Dit door de samenwerking van de Oostendse Heem- en Geschiedkundige kring "De Plate" (de heer Jean-Pierre FALISE), de Gidsenkring "Lange Nelle" (met name door de dames Rita WERBROUCK en Jeannine DOMBRECHT) en een afgevaardigde van de Culturele Raad (de heer Robert MISSIAEN). Deze lijsten bevatten een opsomming van graftekens met of van Architectonische en heemkundige waarde. Ook bevat het een lijst van grafmonumenten die niettegenstaande hun vervallen bouwfysische toestand toch nog de moeite waard zijn om de restanten te behouden in een lapidarium (museum).
2000 - 195
JOODSE SPOREN VAN DE FAMILIE LIBOVITZ IN OOSTENDE door Ivan VAN HYFTE Ik was verbaasd toen ik op mijn artikel over Joodse graven op het nieuw kerkhof (De Plate, 2000-4) veel vragen en reacties kreeg. Ook de Joodse tentoonstelling in de Venetiaanse Gaanderijen heeft mijn onderwerp ongewild in de belangstelling gebracht. Eén reactie van een Plate-lid en zijn zoon, dhr. Pierre en Philippe KIMPE, steekt er boven uit en is mij de moeite waard om enkele leden van de Joodse gemeenschap in Oostende NOG meer tot leven te brengen. Philippe doet het verhaal van zijn "nonkel David" en familie. David LIBOVITZ (LEJBOWITS, LYBOWITS) werd op 29 juli 1877 (1) te Oostende geboren als zoon van Abraham LIBOWITZ (2), kleermaker in de "Galerie de la Reine n° 10" te Brussel en Henrika FRANK (3), toen 37 jaar. Op 20 september 1898 wordt hij te Oostende ingeburgerd (4). Rond de eeuwwisseling leert hij zijn eerste vrouw van Iraans-Spaanse afkomst, Rachel ERZA, kennen. Het koppel krijgt 3 kinderen : Cecil (5), Olga (bij een auto-ongeval om het leven gekomen) en Claudine. Na de geboorte van hun jongste dochter was Rachel er niet zo goed aan toe en korte tijd nadien overleed ze. Het is onduidelijk hoe David in die jaren aan de kost komt. De Annuaire d'Ostende van 1909 (PILAEIS) vermeldt hem als "employé d'hótel, Boulevard Van Iseghem 60" (6). Het inkopen van wijnen voor het restaurant verklaart wellicht zijn zakelijke aanwezigheid in Parijs, waar zijn leven een verrassende wending neemt.... De Oostendse Gilberte HALLUMIEZ (7) is in de lichtstad bij haar nicht, Louise VERNAY voor een opleiding tot haarkapster. Hebben de twee elkaar leren kennen na het overlijden van Rachel ERZA? (8). Gissen doet misschien missen... Hoe dan ook, in december 1940 trouwen ze in Elsene. De jonggehuwden (hij 63, zij 33) betrekken een appartement in Brussel wanneer ze door de Duitsers gearresteerd en opgesloten worden. Gilbertes zus, Edmée, is dan in allerijl met een "Zulassungsschein", naar Oostende moeten komen om via de Burgerlijke Stad te bewijzen dat de jood David LIBOVITZ in een niet-Joodse familie was ingehuwd. Beiden kregen hun vrijheid terug... Op 28-05-1954 komen David en Gilberte terug naar zee om bij Florence DECLERCQ, hun moeder en schoonmoeder, in te trekken. De eens vermogende Jood sterft in 1959 nadat één van zijn vrienden met al zijn geld was gaan lopen; of was het — volgens sommige bronnen — een foutieve belegging in de verwarrende oorlogsjaren? Florence overlijdt in 1963 en Gilberte blijft in het ouderlijk huis wonen tot haar dood, begin jaren '90, nadat ze tien jaar als kapster les had gegeven in het oud-stempellokaal aan de Verenigde Natiënlaan, een afdeling van "de Stockholmstraat". Ook zijn oudere zus Rosette LEJBOWITS (9) ligt op het Israëlisch perk begraven (2000-8). Ik wist niet dat haar echtgenoot Aloïs (Moïse) LEVY (10) naast haar rust (2000-8). Sinds 23-12-1899 woonde hij in de Sint Peterburgstraat 14 (nu Leon Spilliaertstraat). Hij is "docteur en droit" en "secrétaire du club du Kursaal" (11). Merkwaardig, maar niet uitzonderlijk, is de 2000 - 196
vermelding in de Oostendse kiezerslijst van 1902 : hij heeft 3 stemmen voor de Provincie, de Kamer en de Senaat maar geen enkele voor de Gemeente. Moïse en Rosette woonden in het sterfhuis van moeder Henrika FRANK, Koninklijkestraat 26, de vroegere Villa Teniers. Volgens de "Annuaire commercial, industriel et maritime d'Ostende et du littoral" van 1932 is er op dit adres een "Agence Immobilière van Moïse Levy" (11). Joden hebben altijd wat gehad met handel en hotelwezen. Zo runde Rosettes en Davids zus, Frederika LIBOWITZ (12), een "pension de famille" in dezelfde Rue Royale op nummer 62, genaamd naar haar moeder "Pension Frank", de vroegere Villa des Glaieuls. Haar broer David heeft er als "hotelbediende" gewerkt en diens zoon Cecil heeft de familietraditie in ere gehouden want op de kiezerslijsten van 1932, 1933, 1935, 1938 en 1940 prijkt hij als "hotelhouder". ***
Met het overlijden van David in 1959 is de familie LIBOVITZ in Oostende geschiedenis geworden; er resten enkel nog sporen in de kieslijsten, de annuaires, de burgerlijke stand en....het Joodse kerkhof aan de Stuiverstraat. Verwijzingen
(1) Niet in 1976 zoals ik aanvankelijk schreef in 2000-9; Zie geboorteakte nr. 376 (Oostende). (2) Geboren te Szbrigga-Hrabocs in de toenmalige dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije en overleden te Pittsburgh (USA) op 16-12-1898. (3) Geboren te Keinig op 05-10-1840 in het toenmalige Duitse groothertogdom Hessen en overleden te Oostende op 26-10-1925 (akte-Oostende nr. 552). Zie 2000-6. (4) Kiezerslijst Oostende 1914-1915. (5) Ze moeten ook in Londen verbleven hebben want Cecil werd er geboren op 08-08-1904. (6) Idem kiezerslijst Oostende 1919. (7) Dochter van George en Florence HALLUMIEZ-DECLERCQ. Het echtpaar woonde in de Wellingtonstraat nr. 88. Hun schoonzoon was Florimond CORSELLIS, in 1954 medeoprichter van de "Plate" en gehuwd met Fernande HALLUMIEZ. (8) Een andere mogelijkheid die de familie KIMPE naar voren brengt is dat, na Erza's dood, David met zijn dochtertje Claudine op kamers komt tijdens het zomerseizoen bij de familie HALLUMIEZ... (9) Geboren te Oostende op 27-07-1875 en overleden te Brussel op 02-12-1962. (10) Geboren te Namen op 04-10-1867 als zoon van Jacob LEVY en Babetta SIMON en overleden te Oostende op 04-10-1932. (11) Kiezerslijst Oostende 1902. (12) Geboren te Sint-Joost-ten-Node op 06-01-1871.
2000 - 197
DE VILLA "DORIS" : summier haar lotgevallen alsook de Gentse "beau monde" te Oostende door Emile SMISSAERT
Het is, achteraf gezien, maar goed, dat de "Villa Maritza" door tijdig en aandringend actie voeren kon gered worden van de teloorgang en de sloop. Toegegeven, het onderhoud en instandhouden van zo'n relict uit het verleden is en blijft een dure zaak. Maar dat is het waard, meen ik, te meer dat het een tastbare, goed ogende getuigenis blijft van wat de "Koningin der Badsteden", de "Zomerhoofdstad van het Koninkrijk" eens geweest is, nu iets meer dan honderd jaar geleden. Indertijd stond nog een ander prestigieus bouwwerk op de Dijk : de "Villa Doris". Wie deze majestueuze villa gebouwd heeft, ik zou het niet weten. Maar wél bekend is dat het gebouw dateert van 1879. "( ) De eigenaar was de heer DUCLOS-DE KNUYDT, toenmalig Consul van Brazilië te Oostende. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw, een ruïne geworden, gesloopt. De plaats werd ingenomen door een flatgebouw, "Residentie Mar Del Plata"(... ). Twee zogenoemde "Kariatiden" — d.w.z. vrouwenfiguren als schoorzuil of pilaster — waren, drie meter hoog, aangebracht aan de gevel. Ze waren gemaakt door de Brugse beeldhouwer Hendrik PICKERY (1828-1894) en verbeelden twee braziliaanse meisjes die op het hoofd de last van de voorgevel torsen. In 1988 werden de twee beelden teruggevonden en door de Stedelijke Diensten gerestaureerd; ze staan thans in het Maria-Hendrikapark aan de voet van de Oude Watertoren" (1). Het gebouw werd ook de "Villa van de Beelden" genoemd en het prijkte op de Albert I-wandeling, tussen wat toen het "Hotel Osborne" was (hoek Capucijnenstraat en de Zeedijk) en de uitbouw (avancée) van de Oude Vuurtoren. Midden of einde januari 1925, zo vond ik, werd de "Villa Doris" verkocht aan een Maatschappij die het plan koesterde om haar om te bouwen tot een hotel. Verder stonden enkele wetenswaardigheden omtrent dit gebouw vermeld. Gedurende Wereldoorlog I (1914-1918) had de bezetter, in het onderste deel van dit prachtig bouwsel, een formidabele betonnen schuilplaats aangebracht. Ze moest dienen als kazemat voor het Duitse personeel dat belast was met het hanteren van een enorm elektrisch zoeklicht dat geplaatst was op de wandeldijk en dat de ingang van de haven bestreek (2). Het Oostendse weekblad "Le Carillon" verfijnde, een paar dagen later, haar berichtgeving die in essentie juist bleek te zijn (3) : "Rechtzetting. — De villa is niet verkocht maar in huurcontract gegeven voor een duur van
negen jaar. Ze zal omgebouwd worden door de huurder in de loop van de maand mei (1925) en ze wordt het "Hotel de Bruxelles et New-Claridge" (chef-kok : E. BLOEDBERGE), gelegen aan de "Zeedijk", nummer 27, in het gedeelte tussen het huidige "Zeeheldenplein" en de Capucijnenstraat) Nog kleine jongen ( 0 november 1940) ging ik op zondagmoren, na de Heilige Mis van 11 uur in de Capucijnenkerk, op wandel met grootmoeder (° 1875) naar de "Dijk". Nu nog draag ik in mijn herinnering, schemerig en erg vervaagd door de tijd, het uitzicht van vele bouwvallige hotels en villa's, de ruïne en de kille leegte van wat eens het Kursaal was en de eigenaardige glooiing van een donker rode dijk met bovenop het "Koninklijk Chalet". Vernielde glorie van het Oostende "van vóór de Oorlog". Had ik, toén, reeds geweten en goed beseft hoeveel ik, grootgeworden, zou bezig zijn met het "grootse verleden" van "ons" Oostende, ik zou nog veel beter opgelet, aandachtiger geobserveerd en diepgaander vragen en hervragen gesteld hebben aan hen, tijdgenoten, die deze 2000 - 198
wo,
epoque beleefd hadden, die het konden weten hoe het, toén, te Oostende was. Zo memoreer ik me van het "Met Osborne" de in mijn kinderogen kolossale omvang, de "zwanen" aan de vele balkons, de verfkleur van het "bátiment" (blauwgrijs, denk ik) en de voor mij onverklaarbare, mysterieus klinkende benaming "Osborne"; Geduldig werd mij verklaard, dat dit de naam was van het kasteel van Koningin Victoria van Engeland, haar geprefereerde residentie op het eiland Wight (Zuid-Engeland) alwaar ze overleden is in 1902. Nog een indruk die me bijgebleven is zij het flauwtjes, was de voor mij onvatbare vaststelling : "waarom is er geen leven", geen bedrijvigheid in deze gebouwen? Verklaren oorlogsredenen dan werkelijk dat hier alles stilgevallen, leeg geworden, zielloos, doods is en als dusdanig overkomt?". Ook de beide beelden, aangebracht links en rechts aan de "Villa Doris" vielen de ontvankelijke knaap die ik was op. Hoe "raar" gekleed en gedrapeerd, wat zijn ze groot en zwaar, met het verdiep vlak boven hun hoofd !. Vreemd... Bewaard gebleven zijn ze een bewijs dat ze ook bij de slopers van de "Villa Doris" een felle indruk gemaakt hebben die redding en beveiliging tot gevolg hadden. Mochten ze, zoals het geval was met de vier beelden van het Oude Postgebouw, die door toedoen van ex-schepen Gerard DANIELS een herbestemming kregen in de Koninginnelaan, opnieuw in het gezichtsveld komen van de Oostendenaar-van-nu, opnieuw "gloriëren" en op zinvolle wijze getuigenis afleggen van Oostende's Roem en Faam. Het overwegen waard, denk ik. Of niet? Zoveel is de laatste tijd reeds ter verfraaiing bedacht en gerealiseerd, een aantal pleinen en straten zijn opengewerkt tot nog onbeklede ruimten en ik denk in het bijzonder aan de "Drie Gapers". Ergo quid?? Terug naar de "Villa Doris" zelf die een roemrijk bestaan kende tussen de twee oorlogsjaren. Volgende passus in "Le Courrier du Littoral" verduidelijkt heel wat en het zou me niet verwonderen dat het een bloempje betreft uit de herinneringsdoos van wijlen Robert LANOYE, een drukkeruitgever-journalist die veel wist en zag en die merkwaardige passages geschreven en nagelaten heeft over het Oostende van eertijds (4) : De villa "Doris". — Sommigen uiten hun mening, dat de enorme standbeelden die de villa sieren naast de "Osborne" zouden dienen bewaard te worden. Voornoemde villa "Doris" was, jarenlang, het centrum van het luisterrijke Gentse cliënteel dat zich te Oostende bezighield met menige mondaine festiviteiten. Naast Baron VAN LOO, naast dhr. DE HEMPTINNE, ontmoette men in de salons van "la Doris" de FEYERICK's, de BRAUN's en alle rijke families van de katoen- en lijnwaadfabrieken. Het was deze groep aanzienlijke, rijke, chique Gentenaars (Gantois huppés) die de "Bloemenstoet" (Cortège fleuri), de "Bloemenslag" (Bataille des Fleurs), "Paperhunts" (= snipperjachten?), verscheidene "Week van het Schermen" (des semaines de l'escrime), tennistornooien te Oostende organiseerde met dhr. MAELSTAFF van de "Chronique" en baron R. DE VRIÈRE. Bepaalde parties (réunions mondaines) van de villa "Doris" brachten het neusje van de zalm bijeen, het beste van deze gehele Gentse kolonie die, men weet niet waarom, een beetje met een keer (tout doucement) Oostende verliet om verblijf te vinden in een andere badstad" (einde citaten). Uit dagdagelijkse omgang met en in het "Fonds Ostendiana" van de Stadbibliotheek is me duidelijk geworden hoe weinig gekend, in feite hoe nauwelijks ontgonnen het tijdperk van het Interbellum (ca. 1919-1939) te Oostende is. En dat op alle gebied : economisch, sociaal, toeristisch, statistisch, zowel in de grote lijnen als in de deelaspecten, ook in de faits-divers en de "weetjes" die een epoque typeren. En geur en kleur, "goesting" en "attractie" geven om over te leren, te lezen en over te schrijven. Dat komt nog wel, hoop ik. (1) André VAN CAILLIE, Oud Oostende in beeld, deel 4, nrs. 103 en 104, alsook deel 5, nr. 4. (2) Le Carillon; 27 januari 1925, p. 2 (d). (3) Ibidem; 30 januari 1925, p. 3 (b). (4) Le Courrier du Littoral; 19 februari 1955, p. 3 (d). 2000 - 199
LIDGELD 2001 Het lidgeld voor het lidmaatschap bij de Heem- en Geschiedkundige Kring De Plate is voor 2001 vastgesteld als volgt Aangesloten lid Steunend lid Beschermend lid: vanaf
400 Fr 500 Fr 1.000 Fr
Mogen wij vragen gebruik te maken van het hierbijgevoegd stortingsbulletin.
Jean Pierre FALISE Penningmeester
De lidgelden die nu van toepassing zijn werden ingevoerd in 1989. Dit is nu het 13e jaar dat ze niet gewijzigd werden! ! Dit is o.a. mogelijk doordat enkele leden hun bijdrage gevoelig verhoogden. Volg hun voorbeeld en geef ons een financieel steuntje Wordt Steunend lid i.p.v. Aangesloten lid Wordt Beschermend lid i.p.v. Steunend lid
Wij willen niet vooruit lopen op de kalender maar VERGEET NIET ZATERDAG 2 DECEMBER ONZE JAARLIJKSE KLEINKUNSTAVOND EN SOUPER Meer details volgen in ons november nummer Houdt nu reeds deze datum vrij!! ! !
POSTKAARTEN : TWEE NIEUWE SETS 1. OOSTENDE-DOVER Photo Tropic geeft nogmaals een nieuwe set verzamelpostkaarten uit naar aanleiding van de 2`14' personeelsreünie ZW/RMT/CWLM op 5 november. De set bestaat uit 8 zichtkaarten formaat 10X15 cm in kleur, met een oplage van 250 stuks. De kaarten zijn verpakt in een gekleurde verzamelomslag. De set bestaat uit:
1. Grafisch werk uit het publicitaire archief 2. KONINGIN ELIZABETH luchtfoto (archief RMT) 3. PRINCESSE ASTRID luchtfoto (archief RMT) 4. P&OSL AQUITAINE te Dover (ex PRINS FILIP) 5. PRIMROSE, luchtfoto zomer 2000 (ex PMC) 6. EXPRESS ATHINA zomer 2000 (ex PRINS PHILIPPE) 7. EXPRESS HERMES zomer 2000 (ex PRINC. ASTRID) 8. GEORGIOS EXPRESS zomer 2000 (ex ROI BAUDOUIN)
Kostprijs: 295 BEF. Deze set kan vooraf gereserveerd worden door 295 BEF te storten op rekeningnummer 001-1057415-94 van Photo Tropic, Albert I Promenade 66, te 8400 Oostende, met mededeling "RMT". Uiterste datum is 01/11/00.
2. NIEUW OOSTENDE De Oostendse serviceclub Ronde Tafel geeft in samenwerking met Photo Tropic een set verzamelaarspostkaarten uit rond het thema "Nieuw Oostende". Onze stad kreeg de laatste jaren een serieuze facelift. De belangrijkste veranderingen werden recent in beeld gebracht door fotograaf Mike Louagie. De set bestaat uit 8 kaarten formaat 10X15 cm kleur in envelop. De oplage is beperkt tot 1000. De set bestaat uit :
5 luchtfoto's 1. Visserskaai, vissersplein (en Aquarium) 2. Amandine en Sint Petrus en Paulusplein 3. Nieuwe Post + afbraak OLV College 4. Cruisekaai , m/s VISTAMAR en stationsplein 5. Vindictivelaan en Mercatorjachthaven 3 nachtfoto's 6. Albert I Promenade 7. Sint Petrus en Pauluskerk en -plein 8. Stationsgebouw en —plein
Deze set wordt verkocht ten voordele van VZW BAZIEL en VZW OPVANG en kost 295 BEF. De set is vanaf 1 november verkrijgbaar bij alle leden van Ronde Tafel Oostende en in de winkel Photo Tropic, Albert I Promenade 66, 8400 Oostende (059/50.97.72).
2000 - 201
UITVAARTVERZORGING - FUNERARIUM
Het uitvaartkontrakt is de absolute zekerheid dat uw begrafenis of crematie zal uitgevoerd worden volgens uw wensen en dat uw familie achteraf geen financiële beslommeringen heeft
Torhoutsesteenweg 88 (h) 8400 Oostende (Pent Paris) tel. 059 - 80 15 53
2000 - 202