De terugweg
Eerste druk, december 2010 © 2010 Frans J. Kroll Uitgave in eigen beheer isbn: nur:
978-90-484-1661-5 402
Productie: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
De terugweg Frans J. Kroll
Het verhaal van een ex-TBS patiënt die er bovenop kwam
Inhoudsopgave 7
1a
39
1b
86
2
94
3
115
4
120
5
133
6
Inleiding
Medische achtergrond
Familie Hopman
Sport en Spel bij Delta
Patiëntenraad Delta Ziekenhuis
Stichting Corridor
Vriend Ruben Gambier
149 7 Verwijzing naar de radiodocumentaire “Document” 1998 ncrv (inclusief cd) 153
Dankwoord
1a INLEIDING Het levensverhaal
Mijn naam is Franciscus Jan Kroll. Ik ben een bijna zestigjarige man, geboren op 1 november 1952 in Rotterdam, op een bijzondere dag, namelijk Allerheiligen. Het verhaal hoe mijn leven verliep wil ik graag met u delen. Het gezin waarin ik opgroeide bestond uit vader Franciscus Jan Kroll, moeder Hillechiena (haar meisjesnaam is Windt), drie zussen, waarvan twee oudere, dan ikzelf en vervolgens de jongste zus (later getrouwd met een Elfstedentocht schaatser). Zij zijn allebei sportleraar en hebben vier kinderen, drie zonen en een dochter. Mijn jongste zus is geboren op een bijzondere datum, 4 oktober Dierendag, vier jaar jonger dan ik. Het bijzondere van die datum is dat de dochter van mijn jongste zuster ook op 4 oktober jarig is en als klap op de vuurpijl is een van mijn kleinkinderen ook geboren op 4 oktober in 2000. Franciscus van Assissie is de beschermheilige van alle dieren, daar is mijn vader naar vernoemd en ik weer naar mijn vader. Mijn moeder is op 25 oktober geboren en alle vijf familieleden; degenen met geboortedatum 4 oktober en ikzelf op 1 november (Allerheiligen), zijn altijd allemaal op dezelfde dag jarig. Het staat allemaal in de sterren geschreven. Zoals de ster van Bethlehem. Het is een mooie puzzel die precies in elkaar past.
7
Volgens mijn moeder en vele anderen was ik altijd “haantje de voorste”; dat ben ik altijd gebleven. Ik kon ook altijd mijn deel met veel liefde geven aan een ander die niets heeft; dit was een karaktertrek van de familie Kroll en in het bijzonder van mijzelf. Mijn oudste zus kwam toen ik 5 jaar oud was bij ons gezin inwonen met haar man Cor en een kind (een zoon). Dit duurde drie jaar en in die tijd kreeg zij er nog drie kinderen bij, nog twee zonen en een dochter. Door de drukte in ons gezin ging mijn gezondheid erg achteruit. Op advies van een arts werd ik naar een kinderkolonie in Nunspeet overgebracht. Ik leed aan zenuwbronchitis. Na acht maanden heeft mijn vader mij teruggehaald. Een jaar daarna, in januari 1961, overleed mijn vader onverwacht. Hij heeft zich letterlijk dood gewerkt, maar daarnaast was hij ook een verstokt roker. Dit gebeuren veranderde het leven van mij en het gezin waarin ik leefde. Van het ene op het andere moment werd IK de man van het gezin en ondanks dat ik nog erg jong was, vatte ik dat heel erg letterlijk op. Eén man (ikzelf, 8 jaar oud) te midden van vier vrouwen. Mijn moeder was erg lief voor mij, maar veel te zacht, ze vond alles wat ik deed goed, ik kon in haar ogen niets verkeerds doen. Ik was haar oogappel en ik wilde stiekem toch ook nog kind zijn, maar vooral toch wel de man in huis. Met mijn zussen had ik een wisselend contact. Mijn tweede zus trouwde met ene Piet uit Delfzijl en zij kregen een dochter. Tijdens de geboorte van hun dochter was al bekend dat mijn zus baarmoederkanker had. Zij werd geopereerd en nadat de baby was geboren werden de kankercellen verwijderd. Het meisje was een couveuse kindje. Mijn zus herstelde maar moest voor controle steeds terugkomen bij het ziekenhuis in Groningen. Ze ging echter niet meer terug voor controle maar ging daarentegen nog meer roken (iets wat ze haar hele leven al had gedaan) en kreeg later leukemie. Voordat ze stierf heeft ze mijn eerstgeboren dochtertje Natasja nog in haar armen kunnen houden. Na het overlijden van mijn vader werd mijn moeder ernstig ziek 8
van verdriet (zenuwpijnen) en huilde hele dagen lang. Ze kreeg wekelijks vele injecties en elke keer als ze hiervoor naar het ziekenhuis moest leed ze vreselijk veel pijn. Ik ging naar de HBS aan de Henegouwerlaan in Rotterdam; dit mislukte en daarna ben ik naar de MULO (A-kant), “de Idenburghschool” aan de Korfmakersstraat in Rotterdam-West gegaan. Ik had een doublure in de vierde klas. Op de school had ik goede vrienden. Met één van hen, Barend, ben ik met het vliegtuig naar Spanje geweest. Het was een compleet feest; ik was ongeveer 16 jaar oud. We dronken erg veel en waren in ons hotel in Callella bijna altijd dronken; ook hebben we daar veel meisjes gekust. Vaak gingen we naar Bobby’s Bar waar een Engelsman op zijn gitaar speelde en drumde. Het was een Engelse Bar en daar werd enorm veel gedronken. Op zekere dag gingen wij op excursie naar een nachtclub op een flamingoavond; de hele avond dronken we gratis champagne. Net als veel anderen probeerden we flessen vol met champagne mee naar buiten te smokkelen. Helaas, we werden betrapt. Dus die flessen waren we kwijt. Tijdens die avond ontmoette ik Louise, een sexy jonge vrouw. Het klikte meteen. Haar kussen in de bus terug naar ons hotel zal ik nooit vergeten, we waren smoorverliefd op elkaar. Op de terugreis met het vliegtuig naar Schiphol zag ik tot mijn grote vreugde dat Louise met dezelfde vlucht zou vliegen als Barend en ik. In het vliegtuig hield ik een plek vrij voor Louise. Een man claimde nog de vrije plek die ik voor Louise bestemd had. Ik zei tegen de man dat hij van mij op het dak kon zitten. Tijdens de vlucht hebben we veel gevrijd. Mijn andere vrienden waren Bertus, Hans, Steven, Jan Willem en Charley, die een echte scheidsrechter was. We voetbalden altijd op een grasveldje bij Van Nelle bij het Industrieterrein. Soms deed ook Jantje mee met de partijtjes voetbal. Jan is later prof geworden; ik heb hem een keer in de Kuip tegen Feijenoord zien spelen. Hij scoorde bijna tegen keeper Treytel van Feijenoord. 9
Later werd hij clubtopscoorder bij Go Ahead Eagles. Onze voetbalclub bij het Van Nelle-complex droeg de naam ”The Rising Hope.” Ik bloeide daar op tot een veelbelovende voetballer. Helaas sloeg het noodlot toe, we mochten van de directie van Van Nelle niet meer voetballen op het Van Nelle terrein. We moesten weg. De voetbalclub T.R.H. ging fuseren met sportclub sc Dindua. Onze thuiswedstrijden en trainingen werden verplaatst naar Rotterdam Kralingen. Maar om daar te komen moest ik van Spangen, Rotterdam-west (T.R.H.) naar Kralingen. Ruim een uur reizen er naar toe en een uur terug; voor training en wedstrijden. Barend nam mij wel iedere keer mee naar het voetballen op zijn Zundapp brommer; vaak ook met de auto want hij had net zijn rijbewijs gehaald. Meestal bracht hij mij ook weer thuis. Ik ben hem er nog steeds dankbaar voor. Barend is altijd een van mijn beste vrienden geweest. Maar ondanks dat Barend mij altijd hielp vond ik de afstand te groot om te trainen en wedstrijden te spelen. Ik haakte dus af. Nadat The Rising Hope was verhuisd naar Kralingen en ik was gestopt met trainen dook ik het nachtleven in. Bijna vergeet ik het te vertellen, ook Steef was een van mijn beste vrienden. Hij is lang en heftig verslaafd geweest aan harddrugs en heeft heel hard en lang moeten vechten om van die drugs af te komen. Nadat hij was afgekickt heeft hij alles in het werk gesteld om andere drugsverslaafden ervan af te helpen. In het bijzonder ook mij. Een vriend om nooit te vergeten. Ik kreeg ook verkeerde vrienden en ging blowen. Zij rookten en dronken veel alcohol en ze waren altijd in de buurt van mooie meisjes. Dat laatste trok mij wel erg aan. Ik zocht contact met hen (Gerard en Leo) en we hadden veel feestjes. Door hen belandde ik in het drugswereldje. Na een doublure in de vierde klas van de Mulo ben ik het jaar daarop geslaagd met de beste cijfers van de school (veel achten en negens). Ik had uiteindelijk mijn diploma. De vervolgopleiding was aan de Kweekschool met den Bijbel aan de Beukelsdijk in Rotterdam (een Havo). Daar kwam ik ook in aanraking met drugs. Een medestudent, een zekere Joost 10
verkocht en dealde drugs op school. Ik wilde stoer zijn en kocht toen marihuana van hem. Ik liet iedereen zien dat ik blowde. Daarna ging het goed mis. Vanaf de eerste dag op school raakte ik verliefd op een mooie vrouw, een medestudente, Annette. We trokken iedere dag op met elkaar; iedereen wist het; we zaten naast elkaar in de klas, maar niemand greep in. Op Miss Dunn van de Engelse les na. Omdat ik alleen nog oog had voor Annette zette Miss Dunn ons elk op een andere plaats Op een feestje werden Annette en ik intiem met elkaar. Doordat mijn cijfers slechter werden ging ik spijbelen van school om op de beurstrappen (bij het World Trade Building in Rotterdam-Centrum) te zitten bij de hippies. Daar ging ik steeds meer blowen. Toen ik op zekere dag daar zat, kwam een meisje (Carla) naar mij toe die vroeg of ik met haar mee wilde gaan naar Hoek van Holland naar het strand, want daar zou ze haar vriend Alex, een van de grootste drugsdealers van Rijnmond, ontmoeten. Maar Alex was er niet. Het was hartje zomer. Ze leerde mij daar op het strand alles over de liefde. In die tijd werkte ik ook als vakantiewerker bij de PTT om mijn vakantiegeld bij elkaar te verdienen. Het werk deed ik samen met Gerard. Omdat we het werk saai vonden, steeds hetzelfde, hebben een aantal van ons onder de vakantiewerkers een staking bij de PTT georganiseerd. We wilden meer afwisselend werk voor de vakantiewerkers. Een groot deel van de PTT in het hoofdgebouw in Rotterdam lag plat. Het plan slaagde. Door de actie kregen we, na een gesprek met de directie, meer afwisselend werk. Het zomerde nog steeds en Carla ging met haar familieleden op vakantie naar Brabant naar het plaatsje Chaam. Carla en haar ouders vonden het goed dat ik een nachtje bleef slapen op hun vakantieadres. Bij de bekende vennen bij Chaam hebben we veel gevrijd. Op een dag belde ik Carla op na mijn werk. Ik mocht die nacht 11
bij haar slapen, het was riskant, want ze woonde nog in bij haar ouders en die mochten er niets van merken. Dus Carla sliep in de woonkamer en haar ouders boven. Aangekomen bij haar adres belde ik haar op bij een telefooncel bij haar voor haar deur. Ze zei dat haar ouders zo naar bed gingen en dat ze daarna de deur zou opendoen. Uiteindelijk ging de deur open en ik ging heel voorzichtig de krakende trap op. We werden intiem. Plotseling hoorde Carla een geluid. Haar vader kwam de trap af naar beneden. ‘Vlug’ zei Carla, ‘onder het bed’. Ik pakte snel mijn kleren en ging onder haar bed liggen; Carla deed alsof ze sliep. Haar vader bleef nog ongeveer een kwartier in de woonkamer en merkte niets van het feit dat ik onder het bed van zijn dochter lag. Maar diezelfde nacht dat haar vader de krakende trap naar beneden kwam heb ik het uitgemaakt met haar. Ze huilde verschrikkelijk hard. Tevens verklapte ze aan mij dat ze enkele weken in verwachting was, dus negen maanden later kwam ze met een baby naar mij toe, het jongetje leek sprekend op een Krolletje. Zij ging toen al met een andere man om die haar voortdurend mishandelde. Doorzettingsvermogen was niet mijn sterkste kant en ik ging experimenteren met verschillende soorten drugs waardoor ik ook nog eens de aansluiting met mijn vrienden verloor. Met Gerard heb ik toen afgesproken om samen liftend op vakantie te gaan naar het buitenland. Hans, één van de buurjongens ging ook mee tot de Eifeltoren in Parijs. Al vrij snel hadden we een lift met een transportauto van iemand uit de buurt die op Parijs reed. Van het abattoir in Rotterdam naar het abattoir in Parijs op vlees-transporten. Eenmaal aangekomen in Parijs was ons eerste doel de top van de Eifeltoren. Nadat we de top hadden bereikt legden we ons daar neer en vielen we in een diepe slaap om vervolgens door de gendarmes van de politie wakker te worden getrapt. Hans ging daarna weer terug naar Rotterdam en Gerard en ik gingen verder naar de Franse Rivièra. Het lukte ons om ’s avonds al een lift te krijgen van een 2CV-wagen die behoorde aan twee disc-jockeys die in een discotheek in Saint-Tropez werkten. In een kooi hadden ze een dwergaapje bij zich. Plotseling gebeurde er iets vreemds: 12
een van de mannen ging iets uit een kokertje roken, ik vroeg op mijn beste Frans: “Que ce-que c’est cela (wat is dat)?” Het leek op drugs. De fransman zei dat het hasjiesj met LSD was. Gerard en ik zaten achterin de auto met de kooi met daarin het aapje en ik vroeg of ik ook iets mocht roken. Ik kreeg de koker aangereikt en inhaleerde heel erg diep. Gerard deed ook mee. Plotsklaps werd ik daar achterin de wagen paranoïde; ik begon te gillen dat ik eruit wilde. Met gierende banden reed de auto door de steile bochten, uiteindelijk stopte de wagen gelukkig. We stapten uit, het was pikdonker langs de kant van de weg, de twee disc-jockeys gingen er, met hun aapje, als een haas vandoor. Door de drugs was ik volslagen krankzinnig en moest voortdurend braken. Gelijktijdig had ik hallucinaties en zag ik overal beestjes en enge schaduwen. We belandden in Collioure, een plaatsje bij de Pyreneeën in Zuid-Frankrijk. Op het strand ontmoette ik een mooie vrouw met de welluidende naam Bernadette; ze was van Egyptische komaf en we kusten elkaar al gauw. Beiden waren we ongeveer 18 jaar oud. Ze volgde mij blindelings. ’s Nachts op het strand vierden we veel feesten met de hippies bij het kampvuur. Op zekere dag hoorden we dat er in een dorp vlakbij een popconcert was, dus gingen wij erop af. Geld hadden we niet dus probeerden Bernadette en ik binnen te piepen. Dat mislukte natuurlijk, net zoals bij de andere hippies. Op het strand gingen we slapen; eenmaal in slaap werden we ruw en hardhandig uit onze slaap gerukt door de gendarmes. Ik moest mijn paspoort laten zien, maar dat had ik echter niet bij me. Bernadette deed toen een goed woordje voor me. De volgende dag stapten Bernadette en ik samen op om liftend te proberen terug te gaan naar Collioure naar de andere hippies. Het lukte en we kregen een lift van vier Nederlanders in een stationwagen. Op een verlaten plek stopte de wagen waarna we werden gedwongen uit te stappen. Ze pakten Bernadette beet en ik kreeg het mes op mijn keel; onderwijl moest ik toekijken hoe de vier Nederlanders haar verkrachtten. Daarna reden ze weg, ons zo maar achterlatend. We waren nog zo jong en wisten ons geen raad met de situatie. Moesten we bij de politie aangifte doen van 13
verkrachting of niet. Het dilemma was dat ik buitenlander was en aldus besloten we het zo te laten. Eenmaal terug in Nederland had ik nog briefcontact met Bernadette, maar de brieven werden later gelijktijdig met andere liefdesbrieven van mij gestolen en waarschijnlijk vernietigd door mijn jongste zus en/of door mijn moeder. Ik raakte alle liefdesbrieven kwijt en was daar erg woedend over en tegelijkertijd verdrietig van. Na die vakantie wilde ik niets meer dan alleen nog maar bij de Beurs zitten en naar vele drugsparties gaan en bij mij thuis feestjes organiseren. Kort daarop ontmoette ik weer een mooie vrouw met de naam Anke. Ze was een vriendin van mijn jongste zus. Al snel werden we verliefd op elkaar. Maar de drugs namen mij steeds meer in beslag en uiteindelijk zijn we slechts één nacht bij elkaar geweest. Tot de liefdesdaad kwam het niet, daarvoor was ik die nacht te high en te stoned. Door diezelfde drugs klikte het niet meer tussen ons en onze wegen scheidden en tijdens de winter ging zij alweer met Dirk, een vriend van mij. Met hem ben ik ook eens op vakantie geweest, in een wrak van een auto. In Duitsland kregen we al snel panne, lieten de wagen achter, maar sloopten de nummerborden eraf i.v.m. boetes. De wagen was volledig gecrasht. Daar stonden we met heel veel spullen, koffers vol. Maar gelukkig kregen we al snel weer een lift van een vrachtwagen uit Nederland. Bij ons afscheid van de chauffeur (die terugging naar Nederland) lieten we onze overbodige koffers achter en reisden verder met de trein naar Nice. Onderweg in de trein ontmoetten we een Duitse vrouw die een ongelukkige vakantieliefde achter de rug had. Dirk, mijn vriend was al snel gek op haar, hij bofte want zij vond hem ook erg leuk. Uiteindelijk kwamen we aan in Nice en gingen naar een plek waar in die tijd alle hippies zich verzamelden. ’s Avonds speelden we gitaar of zongen bij de rijke toeristen om zo in ons onderhoud te voorzien. De wijn vloeide rijkelijk en ook blowden we. Vanaf de rotsen in zee zwommen we ’s nachts in het pikdonker, terwijl de rijke toeristen ons filmden en fotografeerden. Maar ik kreeg ruzie met Dirk; ik wilde naar Afrika 14
en Dirk wilde terug naar Rotterdam. We hadden onenigheid over het eigendom van de koffers. Tijdens onze ruzie had ik op enig moment een mes in mijn handen, maar gelukkig had ik een goede zelfbeheersing en liep alles met een sisser af. Op zekere avond zag ik in het dorp op de stoep bij een kerk een tas liggen. Ik raapte hem op; er zaten waardevolle papieren in met veel geld en met mooie sieraden. Ik nam de tas mee naar het strand waar de hippies altijd waren. Ik besloot de sieraden te houden en de waardevolle papieren (waaronder een paspoort) naar het franse politiebureau te brengen. Op het politiebureau bleek dat er ook veel geld in de tas zat. Ik raakte daar op dat strand bevriend met een paar Italianen. We reisden met de trein richting Zuid-Spanje. Onderweg kwam ik een paar nonnen tegen, aan hen heb ik mijn gestolen sieraden gegeven. Helaas, ze verdwenen in een klooster vlakbij de Pyreneeën. Uiteindelijk belandden we in Torremolinos en gingen op een camping staan. Daar was het ’s avonds en ’s nachts een hel; heel, heel veel muskieten belaagden ons. Juliano, mijn Italiaanse vriend ontmoette een Finse vrouw. Ze was ook toeriste en had een tweeling en een knulletje van zes. Met elkaar huurden we een appartement. Dit was een uitkomst want we lieten de muskieten ver achter ons. We maakten een plan om vanuit Afrika, Casablanca, drugs te kopen en te smokkelen naar Zuid-Spanje, Torremolinos. Hash uit Marokko kostte toen honderd gulden en kon in Spanje zeker vijfhonderd gulden maken, een winst van vierhonderd gulden, plus voor ons gratis de hele dag blowen. D-DAY. Juliano en de Finse vrouw met het kleine knulletje vertrokken naar Marokko. Ik zou op de tweeling passen in het appartement. ’s Avonds laat werd er gebeld en de Finse vrouw stormt dolgelukkig binnen en roept huilend, het is gelukt. Terwijl ik languit op bed lig gooit ze een kilo hasj naar me toe. Ik was vreselijk benieuwd en wilde natuurlijk weten hoe het haar was gelukt om de drugs over de grens te krijgen. Ze vertelde mij: doodgewoon in mijn tas gedaan, sjaal erover, niemand had het bij de grens in de gaten. Ik realiseerde mij dat het voor mij en de anderen levenslang had kunnen betekenen. 15
Door die enorme hoeveelheid drugs die ik toen nam, raakte ik compleet paranoïde. Juliano had geld nodig en vroeg aan mij om ’s avonds met hem mee te gaan om een toerist te beroven. Ik wees dat van de hand en ging terug naar mijn appartement. Juliano ging alleen op pad. Toen hij laat thuis kwam ging hij op de bank liggen. Hij zag er heel dreigend uit. Ik vreesde door hem vermoord te worden. Ik vluchtte het huis uit, kwam de Finse vrouw tegen en vertelde mijn angst dat hij mij misschien wilde vermoorden of zelfmoord wilde plegen. Op datzelfde moment nam ik het besluit om terug te gaan naar Rotterdam. Maar ik had geen paspoort meer. Al lopend door Torremolinos kwam ik bij een politiebureau. Ik was teneinde raad, ik besloot mijzelf aan te geven voor drugssmokkel. Ik probeerde het eerst in het Frans te vertellen, dan in het Engels en ook in het Duits, maar ze begrepen mijn bekentenis niet. Een van de agenten wees op een bord wat aan de muur hing “Uitsluitend Spaans“ praten. Ik ben toen weggegaan zonder paspoort en ging naar de Nederlandse Ambassade in Malaga. Bij de ambassadeur heb ik een valse naam opgegeven, de naam van mijn vriend Gerard. Wel had ik van te voren met zijn ouders gesproken en ontfutselde hen de nodige inlichtingen. De ambassadeur had totaal niet door dat ik een valse naam opgaf. Ik realiseer mij nu, jaren later, dat ik toen ook gewoon mijn eigen naam had kunnen opgeven. Het was gewoon stupide wat ik daar deed. Door al die drugs kreeg ik ook de gedachte dat de Spaanse mafia achter mij aanzat. Met een tijdelijk paspoort en voldoende geld van de Ambassade kon ik met de trein terug naar Rotterdam reizen. In Spanje begon het ’s avonds al behoorlijk koud te worden en ik had ik nog geen warme jas. De trein waarmee ik moest reizen vertrok pas in de ochtend en de avond was nog vroeg. Dus ging ik naar een café wat nog open was en vroeg of ze misschien een warme jas voor mij hadden. De café-eigenaar was heel erg aardig en ik mocht een jas van de kapstok pakken. Daarna, omdat ik me doodziek voelde van alle drugs die ik genomen had, ging ik naar een apotheek om valium te kopen, zo’n 100 stuks. Ik heb
16
er enkele van genomen en de rest uit de rijdende trein gegooid, bang als ik was dat het verboden was. Later hoorde ik dat mijn vriend in Nederland gearresteerd was en voor korte tijd vast zat. Waarschijnlijk om het geld terug te betalen wat de Nederlandse Ambassadeur in Spanje had voorgeschoten. In die tijd gebruikte ik allerlei verschillende soorten drugs door elkaar en ik werd in 1974 opgenomen op de afdeling psychiatrie in het Dijkzigt Ziekenhuis Rotterdam. Na Dijkzigt ging ik begeleid wonen bij de Pameierstichting. Ik had daar een kamer. Al gauw ging ik weer drugs gebruiken met de naam “Congo Weed.” Ik werd er knettergek van en deed rare dingen. Na enkele maanden huurde ik een winkelpand en was op mezelf aangewezen. Ik wilde er een theehuisje van maken en De Pameierstichting zou subsidie regelen. Van een aantal kameraden uit Spangen (Rotterdam-West) kreeg ik hulp, maar ondanks dat we druk waren met verbouwen vereenzaamde ik. Om dat te compenseren kocht ik een rashond, een Drentse Patrijshond, en deed toen iets heel stoms: in de weekends ging ik naar mijn moeders adres en liet de hond helemaal alleen achter. De buren hebben daar op Rotterdam-Zuid enorme overlast gehad van mijn hond, hij blafte onophoudelijk. Als ik na het weekend weer terug kwam bij mijn hond was alles erg vervuild. Dit alles leidde na een mislukte poging tot zelfmoord tot een nieuwe opname. In 1975 werd ik overgeplaatst naar het St. Bavo in Noordwijkerhout, maar kon daar niet functioneren en liep weg. Ik pakte mijn oude leventje weer op en ging weer feest vieren met vrienden en vriendinnen. De Psychiatrie deed geen enkele moeite na mijn weglopen mij weer onder controle te brengen. Dus alles werd weer een chaos. Men liet mij aan mijn lot over en ik ging weer drinken en drugs gebruiken. In augustus 1975 stopte ik met gebruik van medicatie. Rapporten hierover in hoofdstuk 1b 17
Via een contactadvertentie ontmoette ik in 1976 mijn toekomstige vrouw. We trouwden in 1977 en ze schonk mij ons eerste kind, dochter Natasja. Door werkloosheid en drugs, alcohol en sigaretten raakte ik verder ontspoord. Ook werd ik blijvend arbeidsongeschikt verklaard. Dit alles bij elkaar maakte mij woedend en ik gaf aan geen medicatie meer te willen. Toen alle moeilijkheden in Rotterdam begonnen besloot ik om middenin de nacht alle ruiten van de buren stuk te schieten. Het voelde voor mij allemaal als struisvogelpolitiek. Ik werd hierdoor psychotisch en ik dacht dat mijn vrouw, die in verwachting was van ons tweede kind, overspel pleegde. We kregen ruzie en daarna vluchtte ik met kleine Natasja (toen negen maanden) met een taxi vanuit Rotterdam naar mijn moeder en verdere familie in Delfzijl. Mijn familie wilde mij en het kind niet ontvangen (mijn familie wist van de moeilijkheden die ik met mijn vrouw en mijn omgeving had). Niemand durfde de politie te waarschuwen en ik vluchtte naar Delfzijl omdat ik bang was dat de minnaar van mijn vrouw mij iets zou willen aandoen, hij was een pooierfiguur uit de straat. 18
De politie van Delfzijl werd gealarmeerd en dwong mij met de taxi midden in de winter, middernacht rechtsomkeert te maken naar Rotterdam. Ik had geen cent om de taxi te betalen. De taxirit van Rotterdam naar Delfzijl duurde ongeveer 4 uur. Op de urenlange weg terug naar Rotterdam werd ik krankzinnig. Het kind en ik waren uitgeput. Ik hoorde overal gillende stemmen: “Je kunt nog niet eens een kind doden.” Het was overal pikdonker en de taxi reed heel erg hard, de taxichauffeur haalde volgens mij een schroevendraaier of mes uit het dashboard. Links en rechts donkere kanalen, 10 graden onder nul. Het was toen 2 januari, net na Oud en Nieuw, 1977-1978. Nergens licht te zien. Ik explodeerde. Ik vergreep mij aan mijn dochtertje en trachtte haar te wurgen. De taxichauffeur is gestopt en heeft geprobeerd mij ervan te weerhouden, maar in mijn hoofd was ik te ver heen en ik heb haar inderdaad gewurgd en daarna met haar hoofdje op het asfalt geslagen. Nu, zoveel jaren later, kan ik nog steeds niet begrijpen hoe ik toen die daad heb kunnen begaan. Ik ben diezelfde nacht gearresteerd. Bij die arrestatie werd ik door de politie eerst door mijn broek heen platgespoten en vervolgens, met het besef van en overmand door het verdriet van de dood van mijn dochtertje, de hele nacht verhoord. Ik was volslagen krankzinnig. Ik kon kiezen toen ik werd voorgeleid. Bekennen en dan na een of twee jaar snel vrij of niet bekennen en 18 jaar cel. Dit werd mij bij het begin van de zitting in mijn oor gefluisterd. Ik had geen keuze, ik moest wel bekennen. Pas na de urenlange verhoren ’s nachts in Delfzijl kreeg ik de volgende dag een advocaat te zien. Ikzelf weet nu nog steeds niet wat de rol van de taxichauffeur was, wat hij gedaan heeft. Hij heeft mij wel gedwongen, samen met de politie, om met het kind in de taxi te stappen. Hijzelf had ook een motief om mij met het kind kwaad te doen want ik had geen cent om hem te betalen.
19
Tijdens het delict zijn er dingen gebeurd die ik niet meer weet. Zwarte gaten in mijn geheugen. Bij de rechtszitting was, volgens mij, de taxichauffeur niet aanwezig. De advocate was een heel erg jonge vrouw, ik heb haar nauwelijks gesproken. Door de arrestatie kwam ik in de TBS terecht. Welgeteld 10 jaar. Net na mijn arrestatie kwam ik in het Huis van Bewaring in Assen terecht. Het delict was slechts enkele dagen oud. Tijdens de recreatie in Assen smeedden mijn andere medegevangenen en ik, een plan om te ontsnappen. We hadden afgesproken dat op het moment dat de cipier, bewapend, langskwam wij de cipier zouden overmeesteren. Ik zou hem van achter vastpakken en zijn revolver afnemen. Zo gezegd zo gedaan, 20
alleen kwamen de anderen gevangenen hun woord niet na, en vocht ik alleen met de bewaker. Al gauw werden de andere bewakers gealarmeerd en werd ik de trappen afgeslagen en getrapt. Ik heb daarna wekenlang in de isoleercel gezeten. Omdat ik in de isoleercel mijn injecties niet wilde aannemen sprong een cipier op mijn borst terwijl ik op de grond lag op een deken en hij probeerde mijn ribben door mijn hart te drukken. Ik voelde een verschrikkelijke pijn. Bijna al mijn ribben waren zwaar gekneusd. Een paar dagen ervoor had dezelfde cipier mij een enorme klap onder mijn kin verkocht. Later hoorde ik dat hij vroeger amateurbokser was geweest. Als eerste werd ik doorgestuurd naar het Pieter Baan Centrum maar men kwam daar tot de conclusie dat ik op het moment van het delict niet toerekeningsvatbaar ben geweest. Ik heb in het Pieter Baan Centrum ongeveer 16 maanden eenzame opsluiting gehad met veel keren in de isoleercel. Ik had ’s ochtends en ’s middags een half uurtje koffiepauze en ’s avonds een paar uur recreatie. Overdag mochten we ook therapieën bijwonen. Voor de rest zat ik week in week uit in een kale stenen cel met tralies zonder uitzicht. Het was 16 maanden HEL. Na verloop van enige tijd werd ik overgeplaatst naar de Rijks Penitentiaire Inrichting in Eindhoven. Ik moest gevangen zitten tussen moordenaars en bankrovers, verkrachters en mensen die anderen zwaar mishandeld hebben en fraudeurs etc. Toen ik daarna in het R.P.I. kwam in Woensel, had ik maar één gedachte en dat was vrijkomen. Ik maakte een plan om samen met Jos en Theo te ontsnappen. We spraken af dat als de nachtwaker zou komen wij hem zouden overmeesteren, hem de sleutels afnemen en daarna te vluchten. Toen de nachtwaker op een stoel zat, overmeesterde Jos de bewaker van achteren, het zag ernaar uit dat hij bezig was hem te wurgen. Ik greep in en pakte de sleutels. We stopten de bewaker in de Separeer en we vluchtten met zijn drieën. Heel Nederland was naar ons op zoek. Ik ging direct door naar mijn moeder in Rotterdam (Busken Huetstraat) om haar te vra21
gen mijn geld van de bank af te halen. Zij was daarvoor gemachtigd. Daarna ging ik via de ramen mijn benedenhuis in waar ik tot voor mijn delict had gewoond. Ik kreeg van mijn moeder duizend gulden die ze van mijn rekening had afgehaald en ik vertrok naar het buitenland richting de zon. Bij de grens van Nederland en België (ik had geen paspoort) stapte ik in een bus vol met schoolgaande kinderen en ging zo de grens over. Vervolgens ging ik met de trein richting Parijs. Vlak voor de grens met Frankrijk stapte ik uit de trein en ging via een smokkelroute de Belgisch-Franse grens over. Eenmaal in Frankrijk aangekomen nam ik weer de trein richting Nice, Cannes en Saint-Tropez. Ik kocht een gitaar en wilde op deze manier in mijn onderhoud voorzien. Maar helaas door geldgebrek en door het feit dat Interpol achter mij aanzat en ik geen medicijnen meer had die ik nodig had lukte dit niet. Ik besloot terug te keren naar de R.P.I. te Woensel van waaruit ik ontsnapt was. Het geld speelde een grote rol want ik werd gesnapt op zwart reizen. Ik gaf de conducteur al het geld wat ik nog had, wat natuurlijk veel te weinig was. Hierdoor ontsnapte ik aan een arrestatie. In Nederland aangekomen ving Dominee H mij op en bracht me terug naar de TBS kliniek, waar ik onmiddellijk 4 maanden Isoleercel kreeg. Vervolgens werd ik naar het Selectie-Instituut in Utrecht gebracht voor de uiteindelijke behandeling voor een bepaalde Kliniek. Ook hier was het meer dan een jaar complete HEL. Mede door mijn gedrag lag ik om de haverklap in de Isoleercel. Mijn celnummer was 13. Om mij heen zaten bijna allemaal zware jongens, toch kon ik goed met ze opschieten. Soms pleegde iemand zelfmoord, zoals een vriend van mij, door uit het raam van 3-hoog te springen. Misschien is hij daarbij wel geholpen. Ik weet het niet. Tot overmaat van ramp werd ik ook nog verliefd op een rapportrice van het Ministerie van Justitie. Maar vanwege de zware bewaking was er van toenadering geen sprake. Van de honderden criminelen (de gemiddelde gevangene zat er ongeveer 3 of 4 maanden) zat ik het langst op het selectie instituut. Bijna an22
derhalf jaar, het zag er naar uit dat niemand in Nederland mij wilde hebben. In maart 1980 volgde eerst nog overplaatsing naar het psychiatrisch centrum Bloemendaal in Den Haag om van daaruit in 1981 te worden overgebracht naar een wooneenheid van De Oldenkotte genaamd “De Wiem.” 4 Jaar lang kon ik er blijven. Ik had hier maximale vrijheid, maar maakte daar niet volledig gebruik van. Af en toe bezocht ik mijn moeder in Rotterdam, zij is dan 71 jaar. Op 15 maart 1985 is de overplaatsing naar Delta in Poortugaal een feit. Ik wilde graag terug naar het gebied waar ik was opgegroeid. In 1986 wordt de TBS niet verlengd en ik kom in aanmerking voor een eigen huisje. Echter, ik red het niet alleen en word in 1987 tot twee keer toe weer opgenomen in Delta. Ik krijg te horen dat mijn moeder dementerend is en ik ga haar verzorgen. Ik onttrek mij aan de medische behandelingen en daarna is het een gang van Delta – St. Bavo – terug naar Delta tot 1990. Daar wordt het voorstel gedaan tot beschermd wonen, maar ook dat red ik niet en kom terug op de verblijfsafdeling van Delta. 1993 breekt aan en ik krijg een bungalow op het ziekenhuis terrein aangewezen, een zogenaamd eenpersoons huishouden. Het socioteam komt 2x per week langs waarbij lopende zaken worden besproken. Buitenshuis neem ik deel aan een aantal activiteiten: o.a. sporten, schaken, zwemmen en de moestuin. Bij die laatste verzorg ik de dieren en doe allerlei klusjes. Ik heb nu ook een vriendin die wekelijks bij mij langs komt. Tot mijn vreugde is in deze periode ook het contact met mijn tweede dochter opgepakt. Dit contact loopt via het maatschappelijk werk. Omdat ik al zoveel heb meegemaakt ben ik eigenlijk altijd bezig om onrecht te bestrijden en doe dit erg fanatiek. Niet iedereen is het altijd met mij eens maar ik ga gewoon door. 23
Een fel tegenstander ben ik (geworden) van alcohol en drugs. Wat ik nog graag zou willen is een eigen huisje en mogelijk een baan bij multi-bedrijven. Als het 1999 is kom ik echt in aanmerking voor een eigen woninkje (onder begeleiding) in Poortugaal. Ik blijf onder begeleiding van Delta Psychiatrische Klinieken. Wel ga ik aan allerlei activiteiten meedoen en later helpen organiseren. Zo raak ik nauw betrokken bij het Sport en Spel. Sport en Spel In de loop der jaren heb ik diverse certificaten voor sportleraar gehaald en daar hoort natuurlijk EHBO bij. Tevens was ik ook in staat om een paar jaar sportbegeleiding te mogen geven aan psychiatrische patiënten. We deden mee aan vele voetbaltoernooien in Nederland op het gebied van Psychiatrie. We wonnen driemaal het kampioenschap van ons district (Zuid-Holland, Noord Holland, Utrecht en Zeeland). Ons clubje, patiënten onder elkaar, organiseerde alles met en voor elkaar. We hadden iedere keer andere shirtjes aan zoals: Green-Peace, Stop Aids Now, Proefdieren vrij, Hartstichting, Voor een Rookvrije Psychiatrie, Amnesty International, Soeda, Deltaziekenhuis, Stivoro, Schoon Nederland, Edah etc. Van diverse instanties kregen we altijd gratis eten en drinken. We regelden wel ons eigen vervoer en het inschrijfgeld betaalden we zelf. In Nederland waren we het enige groepje psychiatrische patiënten die alles zelf regelden met/onder elkaar. (plus-minus 15 patiënten, zowel jongens als meisjes). Vanaf 2003 is daar ook weer verandering in gekomen. De regels binnen Delta werden gewijzigd. Ik heb hierover een aantal klachten ingediend bij de Klachtencommissie. In de rapportage in dit boek is te lezen dat ik me nu alleen als patiënt mag bemoeien met sport en niets meer mag organiseren met andere patiënten. Ik ben het daar nog steeds niet mee eens. Een uitgebreid verslag hierover is te lezen in hoofdstuk 3. 24
Fotografie Met fotograferen en filmen ben ik begonnen bij toernooitjes voetbal en volleybal bij het Delta Ziekenhuis. Wel had ik eerst een videocursus bij Delta gevolgd. Ik behaalde hiervoor een certificaat met een oude camera, gekregen van de technische dienst van Delta. Bij feesten en activiteiten bij Delta (en ook andere instellingen) werden door mij foto’s en films gemaakt. Het hoogtepunt daarbij was het afscheid van de directeur van Delta. Dit was heel exclusief; er waren maar 3 CD-roms van, van ruim anderhalf uur. Ook maakte ik opnamen voor o.a. de Verwendag op Delta, Paardenkoets, Methadonbus, de Zeskamp, Reddingshonden, Brandweer, Voet- en Volleybal. Met de Week van de Psychiatrie werd tijdens de vergadering van het landelijk Platform van GGZ Rijnmond het motto “Veilige en onveilige plekken van Rijnmond” geïntroduceerd. Er werd gevraagd of iemand hier goede ideeën over had en ik meldde me als eerste. Ik kreeg toestemming om samen met een aantal anderen foto’s te maken van veilige en onveilige plekken in Rijnmond. Mijn eerste stap was om fototoestellen te krijgen voor de enthousiaste groep fotografen. Bij de Schuur van het Delta Ziekenhuis kocht ik zo’n 15 toestellen. Oude modellen weliswaar (niet digitaal), maar we konden het er mee doen. Bij het gemeentehuis van Rotterdam, afdeling “Veiligheid” heb ik inzage gevraagd over veilige en onveilige plekken, zgn. Hot Spots in Rijnmond. Met ongeveer 1000 foto’s hebben we een tweetal exposities gehouden, inclusief een fotowedstrijd, bij DAC Soeda en Bijna Alles. Dit was een groot succes. Van de Patiëntenraad van Delta kreeg ik een opdracht om het congres bij dierentuin Artis “Gek op Dieren” bij te wonen en er verslag van uit te brengen en natuurlijk te voorzien van foto’s en films van het congres. In 2007 word ik toegelaten als lid van de Stichting Corridor in Rotterdam waar ik mijn hobby fotografie verder ontwikkel. 25
Met ons groepje maakten we uitstapjes die dan weer gefotografeerd werden. Ook filmde ik deze gebeurtenissen. Tijdens de uitstapjes en de bijeenkomsten deed ik goed mijn best (zie ook het hoofdstuk Corridor elders in dit boek). Helaas strandde het lidmaatschap op een aantal stevige meningsverschillen (w.o. aanmoedigingen en propaganda van sigaretten en drank, geen goede begeleiding, veiligheid). Bij uitstapjes naar Blijdorp met de groep van Corridor maakte ik veel foto’s en filmpjes uitsluitend voor patiënten. Soms zijn er hele leuke bij en kan ik dan weer op YouTube of op mijn twee websites zetten. Dit gebeurt alleen met toestemming van de mensen die erop staan. Vervolgens ging ik bij “Denkraam” werken als fotograaf; ik werd echter door de leiding weggepest. Ik had goede verhalen uit eerste hand, exclusief dus, zoals Nederland Schoon, Mantelzorg, Dierenpartij en ik maakte honderden foto’s van de Olifantenparade in Rotterdam. Toen de voorzitter van het blad “Denkraam” in mijn beleving te handtastelijk werd ben ik vertrokken. Dus weggepest naar mijn idee. Ik vond het jammer want de rest van de collega’s mocht ik wel. Via een fotowedstrijd van Albrandswaard TV ben ik nu vrijwel iedere dag bezig foto’s voor de TV te maken. Er zijn misschien de afgelopen twee, drie jaar wel 100 foto’s van mij op TV geweest. Veel daarvan gingen over Delta, een goede reclame dus ook nog voor het ziekenhuis. Voor patiënten (ongeveer 80) daar maakte ik zo’n 400 pasfoto’s. Vijf verschillende per patiënt die de mooiste er dan uit koos. Daarvan kreeg hij er dan een vijftal, netjes in een gratis hoesje. Bij een modeshow waar de echte fotograaf het liet afweten maakte ik honderden foto’s. Mijn aanwezigheid kwam goed van pas. Als fotograaf heb ik voor verschillende bedrijven opdrachten uitgevoerd en daar een aantal mooie prijzen mee gewonnen. Voor mensen die dat willen kan ik ook gratis vergrotingen maken. 26
Mijn foto’s zijn te bekijken op mijn twee websites www.franskroll.nl www.franskroll.hyves.nl Filmpjes op You Tube: Frans7Kroll Muziek Als kind hield ik al van muziek. Mijn zwager had een oude kapotte draaitafel staan en een oude radio. Ik was een knulletje van ongeveer 10 jaar. Met een schroevendraaier en wat hout, een paar losse draadjes, een schaar en een zaag heb ik de pickup gemaakt. In die tijd natuurlijk wel mono. Hij had oude platen van de jaren ‘60: Fats Domino, Johnny Cash etc. Zelf groeide ik op in het tijdperk van de Beatles en de Stones; die muziek maakte mij erg gelukkig. In die tijd had mijn zus een krantenwijk en ik hielp haar daar soms mee wat mij geld opleverde. Van dat geld kocht ik een gitaar. De grepen heb ik mezelf geleerd en ik speelde eigen liedjes. Samen met een schoolvriend van mij (ene Jan die later dominee is geworden) speelden we op een oude radio met van die ouderwetse buizen. Het was keiharde muziek op elektrische gitaren ondersteund door microfoontjes. Het resultaat was dat het geluid erg werd vervormd. Veel muziek van Jimmy Hendrikx speelden we. Oefenen deden we op de zolder van mijn huis. Iets later had ik zelf een baan bij Kühne en Nagel Scheepvaart en Expeditiebedrijf en had zodoende geld om te sparen voor een nieuwe installatie en een nieuwe pick-up. Die laatste werd een DUAL, stereo, 2 x 10 watt, in het wit. Het geluid was perfect en mijn vrienden kwamen allemaal naar mijn huis om naar muziek te luisteren. Vanwege mijn lange haren, die er van mijn baas af moesten, wat ik weigerde, kreeg ik uiteindelijk ontslag. Dit resulteerde in het spelen van muziek, keihard, gezeten op het dak van mijn ouderlijk huis. Wat ik mij nog herinner is dat ik speciaal op Koninginnedag veel aan muziek deed. De muziek kreeg een andere dimensie omdat ik ging experimenteren met drugs; de klanken van de muziek vond ik veel mooier en ik werd er min of meer high van. 27
Met een paar vrienden richtten we een bandje op wat “garagerock” speelde. Op een van de feestjes werd ik door het gebruik van drugs en alcohol agressief en sloeg een van de leden van de band met een bierflesje op het hoofd. Dit betekende het einde van de band. Wanneer er grote concerten in De Doelen in Rotterdam werden gegeven piepte ik altijd naar binnen. Daardoor zag ik vele grote bands optreden, zoals: Frank Zappa, Yes, Iron Butterfly, Jethro Tool, Pink Floyd, Soft Machine, American Gypsy, Super Sister, Livin Blues. Bij de Byrds ben ik helper geweest en de groep van de band America zijn mijn vrienden geworden. Als er grote bands optraden was ik wel zo brutaal om te vragen of ik in de pauze mocht optreden waarvoor ik meestal toestemming kreeg. Dan speelde ik totaal onvoorbereid, geïmproviseerd, lekker muziek. En na afloop een hoop applaus. Tegenwoordig maak ik videofilmpjes die dan weer op YouTube te zien zijn of op mijn eigen website. Muziek is nog steeds een passie voor mij en toen de CD’s en DVD’s op de markt kwamen ben ik tweedehands platen gaan zoeken op allerlei markten. Nu heb ik zo’n 500 platen uit de jaren ‘60 en het mooiste is ze zijn bijna allemaal gaaf. In 2008 ga ik ook bij de Blijbrigade Rotterdam. Blijbedrijf is een platform voor mensen die spontaan iets positiefs in de samenleving willen doen. Groepjes collega’s of vrienden kunnen zich aanmelden als Blijbrigade om af en toe een lieve actie te doen in de openbare ruimte. Ik doe dit echt met veel plezier.
28
Theo van de Linden, een goede vriend bij Delta Mijn goede biljartvriend is helaas overleden op 8 april 2010. Beste familieleden, vrienden en vriendinnen van Theo, Ik heb Theo sinds ik werd opgenomen op Delta leren kennen als een zeer bedrijvige man. ’s Morgens rond een uur of vijf stond hij altijd als eerste patiënt van Delta op. Iedere dag, iedere week en iedere maand. Dit gedrag van een vroege vogel vertoonde hij jaar in, jaar uit; zijn hele leven lang. Als hij zo vroeg uit de veren was ging hij eerst de hele huiskamer dweilen, vervolgens ging hij naar de portier om de krant te halen en dan op zijn afdeling met de nachtdienst de krant lezen en een bak koffie drinken. Theo heeft mij als een van de eerste goed leren biljarten, ik zag hem als mijn meester. Dit biljarten heb ik bijna 15 jaar iedere dag wel een uur of 2 gedaan; vooral met Theo. Hij had zijn maandelijkse stapdag. Dan mocht hij het “nachtleven” in, een biertje drinken en de bloemetjes buiten zetten. Ook als het niet mocht dronk hij dan wel eens een biertje; helaas... moest hij dan altijd blazen. Toen ik in 1999 mijn huisje in Poortugaal kreeg vroeg ik direct aan Theo of hij mij wilde helpen met schilderen en behangen. Natuurlijk wilde hij dat en hij maakte van mijn huis een paleisje. Ondanks dat ik in het dorp ging wonen bleven we biljarten. Hij won meestal van mij, logisch, want als Theo iets wilde deed hij dat nauwkeurig en met grote precisie. Net zoals zijn werk, hij was een echte vakman. Op zekere dag was ik ’s morgens bij CC (de ontmoetingsplaats voor de patiënten); Theo was er ook, ik groette hem en hij kwam op mij aflopen. Hij wachtte even en zei toen: “Frans, ik heb slokdarmkanker.” Hij zei het doodkalm zonder ook maar een spier te vertrekken. 29
Hoe moest ik reageren? Ik zei dat ik met hem meeleefde, dat ik voor hem zou bidden en dat ik hem in het ziekenhuis zou opzoeken met lekker eten en drinken. Hierop antwoordde hij: “Het spijt me Frans, ik kan niet meer eten, ik krijg alles via buisjes, vloeibaar toegediend”. Naderhand hoorde ik van een verpleegster dat Theo iedere dag wel iets te veel vond om hem op te zoeken, één keer in de week vond hij prima. Na een zware dubbele operatie ging ik hem opzoeken in het Zuiderziekenhuis. Ik kwam binnen en daar zag ik hem. Hij had het niet naar zijn zin, hij draaide voortdurend met zijn lichaam terwijl zijn handen links en rechts waren vastgebonden aan het bed. Hij maakte me duidelijk dat ik zijn handen moest losmaken. Ik dacht dat hij wilde plassen en vroeg meerdere malen of ik de zuster moest halen. Hij weigerde en sommeerde mij zijn hand(en) los te maken. Ik heb dat enkele keren geweigerd. Vervolgens ging ik op een stoel naast het bed zitten en zag plotseling een helderwitte strik (zoals op een schoen). Voordat ik het wist was de strik los, ik vertrouwde erop dat Theo nu rustig zou worden. Maar nee, hij sprong uit bed met alle draadjes en slangetjes nog aan zijn lichaam vast. Ik probeerde hem tegen te houden van het losrukken van alles en riep om hulp. De zuster kwam gelukkig snel en hielp mee Theo weer in bed te krijgen. De volgende dag belde ik het ziekenhuis om te vragen hoe het nu met Theo ging; ze vertelden me dat het niet goed ging, er waren complicaties en hij moest opnieuw geopereerd worden. Dit was een dreun voor mij en dacht onmiddellijk dat het mijn schuld was. Daarna heb ik met verschillende verpleegkundigen gesproken, ze zeiden allemaal dat het niet was gekomen omdat Theo uit bed was gesprongen; hij had het al vaker geprobeerd en was daarom aan zijn polsen vastgebonden aan het bed. Als ik dit had geweten had ik die strik niet los gemaakt. Na mijn eerste bezoek aan Theo hebben we afgesproken dat ik 5 dagen later hem weer zou opzoeken. Helaas ging zijn gezondheid erg snel achteruit. Hij werd in slaap gehouden. Wel heb ik nog minutenlang met hem gesproken over voetbal en natuurlijk 30
biljart; dit in de hoop dat hij mij kon horen ondanks zijn slaaptoestand. Later is de behandeling gestopt en is hij ingeslapen, Zijn dood was voor hem pijnloos. Wat ik heb gedaan met de strik is niet goed te praten. Door deze fout ben ik tot inkeer gekomen en heb mij als nierdonor aangemeld bij het Erasmus Ziekenhuis. Misschien kan ik op die manier een leven redden. Gedeelde smart is halve smart, vergeef mij alstublieft. Frans Kroll
31
Het is nu 2011. Ik sta nog wel onder controle bij de Psychiatrische afdeling van het Delta Ziekenhuis in Poortugaal Zuid-Holland; maar ik woon nog steeds zelfstandig. Er zijn maar weinig mensen die mij geloven van wat ik heb meegemaakt. Ik heb niet het mooiste leven geleid wat men zich zou wensen. Er zijn veel dingen fout gegaan; maar vaak ben ik ook tegengewerkt en heb ook ik onrecht moeten ondervinden. Dit laatste is voor mij een punt om te blijven vechten voor rechtvaardigheid en in dit boek uitleg te geven hoe ik daarmee ben omgegaan. Ondanks alles kan ik nu met trots zeggen dat ik een goede deelnemer aan de maatschappij ben geworden. Het verhaal wil ik met de lezer delen.
32
Grootouders 33
Ouders 34
35
Voorgaande pagina baby Frans Deze pagina peuter Frans 36
37
Zusjes en oma met baby Natasja 38
1b MEDISCHE ACHTERGROND
Medische verslagen 1978 Rapport van een internist (gestichtsgeneesheer) Levensloop van betrokkene Zwangerschap en geboorte toonden een normaal verloop. De functie -ontwikkeling was niet afwijkend. Frans was een gezond kind. Hij leed niet aan bijzondere ziektes. Ongevallen, die van belang kunnen zijn, waren niet voorgevallen. Ik kreeg het beeld voor ogen van een vlugge pientere jongen, die thuis op handen werd gedragen en naar de ogen werd gezien. Hij was stamhouder. Toen hij blijk gaf goed te kunnen leren werd hij nog meer op een voetstuk geplaatst. Frans bezocht twee kleuterscholen. In zijn optreden moet hij parmantig en bazig geweest zijn. Hij had vriendjes. Moeder sprak over een driftige trek in zijn karakter en voegde daaraan toe: “Frans was een echte Kroll, ik kon nooit kwaad op hem worden.” Betrokkene was 5 jaar toen zijn oudste zuster introuwde en er in de drie jaar dat dit duurde nog 2 kinderen bijkwamen. Volgens moeder kwamen in die periode moeilijkheden met Frans. Hij, een gezonde dikkerd, vermagerde zienderogen en begon te hoesten. De krappe behuizing, de “overbevolking” en het slapen in een alkoof zouden als oorzaak van deze verandering gezien moeten worden. Betrokkene kreeg een hardnekkige bronchitis. Op advies van een dokter ging hij naar een kinderkolonie in Nunspeet. Daar kreeg hij heimwee. 39
Na ca. 8 maanden kwam hij, ook op aandringen van vader, weer thuis. Kort daarop verhuisde de zus met man en drie kinderen naar Spangen. Betrokkene was aardig opgeknapt en de bronchitis was genezen. Wel werd ik erop gewezen dat er in het gezin een allergie bestond, die bij twee zussen en bij Frans voorkomt. Ongeveer een jaar nadat Frans uit Nunspeet teruggekeerd was, overleed vader plotseling op zijn werk. Hij sukkelde al lang en hij had de raad gekregen, niet te veel hooi op zijn vork te nemen. Om iets bij te verdienen, deed hij meer dan goed voor hem was. Zijn dood was een grote schok. Betrokkene verloor niet alleen zijn vader, maar ook zijn moeder, die steeds maar huilde en lange tijd door zenuwpijnen gekweld werd. Zij was nauwelijks in staat iets te doen. Door de oudste zus verhuisde zij naar Spangen. De andere zus zou tegen betrokkene gezegd hebben: “Nu ben jij de man in huis.” Hoe Frans dit alles verwerkt moet hebben weet ik niet. Zijn leerprestaties op de Da Costaschool in Rotterdam Noord (hij bleef daar leerling ook na de verhuizing naar Spangen) bleven goed tot uitstekend. Betrokkene zette, na een mislukte poging op een HBS, de studie voort op de van Idenburgschool Mulo A. In de 4e klas zakte hij voor het examen voor een voortgezette opleiding op de Havo. Een jaar later haalde hij goede eindcijfers zodat hij toegelaten kon worden (D.d. 18.6.1970 Ned taal 7, Frans Duits en Engels 7, Aardrijkskunde 8, Geschiedenis 9, Natuurkunde 9, Meetkunde 8, Schrijven 6, Tekenen 6). Ik sprak 2 vrienden van betrokkene die hem van nabij meemaakten gedurende genoemde leerperiode. Zij typeerden Frans als een haantje de voorste, als een uitdagend type. Daardoor botste hij meer dan eens met zijn leraren en klasgenoten. Hij hield ervan de boel op stelten te zetten, maar hij was ook een vrolijke, spontane jongen die anderen bij hun studie hielp. Een beetje vreemd was hij wel. Hij stond niet met beide benen op de grond, was fantasierijk en vrij labiel en had geen sterk karakter. Hij verwaarloosde zijn eigen studie ook wel omdat hij zich op dit gebied overschatte. Zonder moeite was hij steeds bevorderd. Toen hij zakte voor het examen en een klas moest overdoen, 40
betekende dit een knik in zijn leven. Hij verloor aansluiting met zijn vrienden die wel naar de Havo gingen. Toen hij eenmaal op de Havo was, zette hij zich niet meer in. Hij organiseerde feestjes op de zolder van zijn huis en ging drugs gebruiken. Betrokkene had iets provocerends in zijn optreden. Hij was een vlotte, handige prater die snel overzicht kreeg, maar die ook probeerde een ander met woorden belachelijk te maken. Ook met zijn blik trachtte hij macht uit te oefenen. Zijn middelste zus gebruikte ook deze methode. Men zei dat hij het van haar had afgekeken. Meer en meer begon betrokkene zich tegen de maatschappij en de samenleving af te zetten. Hij schopte tegen autoriteitsfiguren. Daar op de Havo nog een ouderwets leersysteem gehanteerd werd, konden botsingen niet uitblijven. Pogingen om op een andere school te worden toegelaten, faalden. Eerst wilde hij leraar worden, later zeeman, ook wel militair of politie-agent. In feite wist hij niet wat hij wilde. Volgens zijn jongste zus zocht hij naar waardering en naar een levensvervulling, maar hij was te week en had te weinig doorzettingsvermogen. Bij de minste weerstand had hij de neiging het op te geven. Door zijn moeder liet hij zich verwennen en in de watten leggen. Het moest bij hem moeiteloos gaan. Steeds was hem alles min of meer in de schoot geworpen. Verder zeiden de vrienden nog dat Frans vaderlijk gezag en leiding miste. Hij voelde dat zelf ook wel en was jaloers: “Jullie kunnen makkelijk praten, jullie hebben een vader.” Op mijn vraag aan de vrienden of betrokkene reeds in die tijd een geesteszieke indruk maakte kreeg ik een ontkennend antwoord. Hierbij kan worden aangetekend, dat zij ook in latere jaren het geesteszieke in betrokkene niet zo onderkenden. Frans verkeerde huns inziens in een puberteitscrisis. Het ontbrak hem aan een doel en richting. In zijn geest zwalkte hij maar wat rond. Zijn bindingen met meisjes waren van korte duur. Hij duldde geen tegenspraak. Net zoals in het ouderlijk huis wilde hij heersen en de baas spelen. Later sprak hij nog over die goede oude tijd toen zij nog lol maakten. Het werd mij duidelijk dat betrokkene te ver moet zijn gegaan in het experimenteren op het terrein van de drugs. Het kan zijn dat hij die meer en meer ging gebruiken om zich te kunnen weren 41
tegen angst en onmachtgevoelens, maar dat weet ik niet. Wel werd het mij duidelijk dat hij de greep op de samenleving ging verliezen. Met zijn zwager, de man van zijn oudste zus, kreeg hij het aan de stok. De feestjes op de zolder moeten erg lawaaierig en storend geweest zijn. Betrokkene wilde niet inbinden. Toen hij een pak rammel kreeg, kon hij dat niet verkroppen. Hij deed zijn beklag op het politiebureau. Pogingen van hem om aan het werk te blijven mislukten. Bij een expeditie- en scheepvaartmaatschappij was hij 2 maanden en bij een levensverzekeringsbank was het dienstverband ook van korte duur. Hij kon zich niet aanpassen, ook niet in kleding en uiterlijk. Bovendien kon hij niet tegen het plagen van de meisjes. Moeder, zijn jongste zus en vrienden spraken nog van een opvallende gedragsverandering na een vakantie in Spanje. Betrokkene had ruzie met een vriend gekregen, had geld moeten lenen en kwam berooid en ziek thuis. Hij had verlammingsverschijnselen. Een en ander werd toegeschreven aan overmatig drugsgebruik. Na zijn ontslag bij genoemde levensverzekeringsbank kwam betrokkene op aanraden van zijn huisarts en via de GG en GD te Rotterdam bij het Medisch Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs, afd. Rotterdam. Het contact liep tot 1974. Betrokkene werd op 14 april 1974 opgenomen op de afdeling Psychiatrie van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt. Hij verkeerde in een psychotische toestand. Zijn moeder had hem in maart de toegang thuis ontzegd, waarna hij enkele dagen op de Rozenburglaan was (Boumankliniek). Daar kreeg hij de gedachte dat men hem wilde vermoorden. Hij ging naar huis terug, maar kreeg weer ruzie en gooide een bord stuk. Moeder belde de politie die hem uit huis haalde. Betrokkene werd op 15 augustus 1974 overgeplaatst naar het GG en GD-tehuis aan de Mathenesserdijk. Dit huis ressorteerde ook onder de Pameijer Stichting. Hij vertrok daar op 14-10-1974 en betrok een huis in de Bothastraat in Rotterdam-Zuid. In dit huurhuis wilde hij een ontmoetingscentrum gaan inrichten voor oud-patiënten van Dijkzigt. Hij vroeg aan de Pameijer Stichting geldelijke steun. Zijn aanvraag werd serieus in behandeling genomen. Aan betrokkene werd gevraagd een raming van de kosten te maken. 42
Daarna liet hij niets meer van zich horen. Hij onttrok zich aan de controle en de begeleiding. Ook staakte hij met de medicijnen. Betrokkene hield het ca. 2 maanden uit. Het huis, een winkelpand, bleek totaal onleefbaar en ongezellig te zijn, vervuild door etensresten en hondenuitwerpselen. Op oudejaarsavond, weer thuis bij zijn moeder, werd hij overmand door gevoelens van eenzaamheid en verlatenheid. Zijn moeder was naar bed gegaan en zijn jongste zus had elders haar vertier gezocht. Hij slikte 10 tabletten valium van 10 mg. Zijn moeder en een buurjongen waarschuwden een arts en betrokkene werd in Dijkzigt opgenomen voor een maagspoeling. Hij was gespannen en angstig, had auditieve hallucinaties en formele denkstoornissen. Hij maakte een gedepersonaliseerde indruk. Betrokkene verbleef tot 21 februari 1975 in Dijkzigt. Daarna ging hij met een machtiging naar het psychiatrisch centrum St. Bavo in Noordwijkerhout. Hij verbleef daar niet lang. Hij voelde niets voor een trapsgewijze resocialisatie. Op eigen gezag zocht hij een werkkring in Rotterdam en trok bij zijn moeder in. Hij kwam wekelijks naar St. Bavo voor zijn anatensol-injectie. Op 14 augustus 1975 kreeg hij proefverlof. Betrokkene was 2 nachten nachtportier bij het Rijnhotel te Rotterdam. Hij moest 8 uur werken en dat was te veel. Bij de Sociale Dienst vertelde hij dat hij maar halve dagen mocht werken. Hij kreeg een uitkering. St. Bavo drong op zijn terugkeer aan, maar moeder leek niet geneigd om medewerking te verlenen. Aan de huisarts werd verzocht om de verdere toediening van de medicatie te willen verzorgen. Betrokkene moet zich enige tijd vrij rustig hebben gehouden. Zijn jongste zus was vertrokken naar Arnhem en zijn moeder was vaak bij zijn middelste zus, die bedlegerig was. In mei 1976 leerde betrokkene zijn a.s. vrouw (geboren 31 mei 1954 te Rotterdam) kennen. Zij had een kennismakingsadvertentie geplaatst; wilde bij haar moeder weg, die gescheiden leefde. Van de 5 kinderen was zij de jongste. Een broer stierf op 5-jarige leeftijd, haar andere broers zijn inmiddels getrouwd, wonen in Duitsland en een in Rotterdam. De vrouw, die ik sprak, was tot haar 16e jaar een leerlinge op een BLOschool. Zij was 10 jaar toen haar ouders gingen scheiden. Haar 43
vader is inmiddels overleden. Zij kon met haar bazige, strenge en schreeuwerige moeder slecht overweg. Een paar maal was zij door huiselijke conflicten opgenomen in een kindertehuis. Zij werkte op een fabriek. Haar kennismaking met betrokkene was tegen de zin van haar moeder, vooral toen deze hoorde, dat Frans een drugsgebruiker was geweest. Ook zijn invloed op deze vrouw werd als ongunstig gezien. Toen er spanningen ontstonden nam betrokkene haar mee naar zijn ouderlijk huis. Haar moeder stond dit echter niet toe. Daarna ging zij bij een broer inwonen. In november 1976 hoorde de moeder dat haar dochter in verwachting was. De dochter ging bij betrokkene’s moeder inwonen. Tegen de zin van haar moeder trad de dochter op 4 maart 1977 met betrokkene in het huwelijk. Eerstgenoemde was niet bij de sluiting aanwezig. Zoals eerder vermeld werd het huwelijk in de consistoriekamer van de Gereformeerde Kerk met een gebedsdienst, geleid door twee predikanten, bevestigd. Een was wijkpredikant en de ander (ds. H) heeft enige malen contact met betrokkene gehad. In een gesprek vertelde hij mij o.m. het volgende: hij, destijds evangelisatiepredikant kreeg door verhuizing van het gezin naar de Busken Huetstraat enig contact. Betrokkene was ca. 17 jaar toen hij met twee vrienden bij de dominee op bezoek kwam. Een van hen had een drugsprobleem. Frans maakte toen een vitale, normale indruk, echt een puber met een grote mond, maar toch ook weer een leuke, gevatte jongen. De volgende ontmoeting was ca. 1,5 jaar later. Betrokkene had al een contact met het Consultatiebureau. Hij zag er uit als een wrak, deed schuw en vatte niet wat er gezegd werd. Er kwam tot uiting dat hij aan drugs verslaafd was en dat hij gebukt ging onder schuldgevoelens. Hij meende dat God hem verworpen had. Ds. H nam hem mee naar een Freedom House van de Pinkstergemeente. Door gebed en een tastbare benadering knapte hij zichtbaar op. Ineens zei hij dat hij weg moest. Hij ging terug naar zijn moeder. Daarna bezocht de dominee hem thuis. Soms lag hij op bed of op de bank. Hij uitte zich grof tegen zijn zus. Zijn moeder praatte maar, tot hij het zweet op zijn voorhoofd kreeg en naar boven vluchtte. Met de maat44
schappelijk werkster van het Consultatiebureau vond overleg plaats. Betrokkene moest de deur uit. Hij was een paar dagen in de Rozenburglaan (Bouman Kliniek). Zijn moeder bleef aan hem trekken en kreeg ruzie met de maatschappelijk werkster. Het was een hopeloze geschiedenis. Toen betrokkene weer eens op een middag op bezoek kwam was hij in een manische bui. Hij had allerlei ideeën over de toekomst. Hij bracht ook het Hindoeïsme ter sprake. Na vijf minuten zakte hij als een pudding in elkaar en leek door de grond te zakken. Ineens vertrok hij. Hij maakte een erg zieke indruk. Dat hij onder de drugs was scheen niet het geval te zijn. De laatste ontmoeting was in verband met zijn huwelijk. Betrokkene wilde een kerkelijk huwelijk. Tegenover zijn aanstaande trad hij autoritair op, als een ouderwetse vader. Hij leek in een rol gestapt te zijn. Zijn houding was minder suffig, maar wel ziek. Zijn aanstaande vond de wens van betrokkene voor een christelijk huwelijk wel goed. Bij betrokkene scheen de gedachte te leven dat je zoiets met God gedaan moest hebben. Betrokkene had altijd belangstelling getoond voor godsdienstige vraagstukken. Het was bij hem een zoeken naar geborgenheid. God moest het huwelijk zegenen en dat moest in Gods huis. Bij de huwelijksinzegening waren alleen betrokkene´s moeder en zijn jongste zus aanwezig. Het was een opvallend rustige dienst. Volgens ds. H moet betrokkene´s moeder hem in zijn kinderjaren achtervolgd hebben met een almachtig vaderbeeld. Betrokkene kwam in zijn huwelijk niet meer aan het werk. Hij wilde wel, drong ook op een werkkring aan, maar hij had steeds inzinkingen. Hij was bang voor drukte, bang om te moeten reizen. Ik hoorde dit bij de Sociale Dienst te Rotterdam bij monde van de toenmalige maatschappelijk werkster. Op 14 september 1977 werd betrokkene door de gemeentearts blijvend arbeidsongeschikt verklaard. Betrokkene wond zich daarover erg op. Op 7 december 1977 diende hij een bezwaarschrift in bij het College van B en W. Op 9 mei 1977 beviel zijn vrouw van een dochter die Natasja genoemd werd. Kort daarvoor had het echtpaar een woning gekregen in de Busken 45
Huetstraat 89b, dichtbij de woning van de moeder. Van de vrouw vernam ik dat betrokkene veelal thuis was. ’s Avonds ging hij af en toe weg, onder meer naar een centrum waar gedanst werd. De geboorte van Natasja vond hij geweldig. Hij was vader geworden. Hij ging teder met het kind om, deed het in het badje en speelde met haar. Een ander moest niet aan haar komen. Betrokkene dronk eerst 3, later 5 pilsjes per dag. Zij wist niet of hij nog drugs gebruikte. Hij sliep lang, maar hij ging ook erg laat naar bed. Een studie biologie en het volgen van een avondcursus hield hij niet lang vol. Hij speelde veel op zijn gitaar. Hij had ook veel platen. Soms schaakte hij met een neefje. Voetballen deed hij niet meer. Hij kon weer in zijn club gaan spelen, maar dan moest hij eerst een contributieschuld betalen. Zijn vrouw moest toegeven dat hij in huis de baas speelde. Evenals zijn moeder vloog ook zij voor hem. Hij dacht dat hij alles mocht. Hij was zelden lichamelijk ziek. Hij keek veel naar zichzelf in de spiegel en was dan aan het wikken en wegen of hij zijn baard wel of niet zou laten staan. Hij leek mensenschuw te zijn. Zij moest alles voor hem opknappen. Bezoek kwam er zelden. Toen zij op een keer met hem en Natasja in een winkel was, stal hij cassettebandjes. Het werd ontdekt en zij moesten in aparte wagens naar het politiebureau. Betrokkene zou daar een agent geslagen hebben. Zijn vrouw ontkende problemen op seksueel gebied. Zij vertelde nog wat er zich had afgespeeld op 1 en 2 januari 1978, de argwaan van betrokkene en zijn beschuldiging van ontrouw. Hij wist dat zij weer in verwachting was en dienaangaande vertrouwde hij haar niet. Deze gedachte zou ik als waangedachten willen zien. De vrouw was echt niet het type om haar man ontrouw te zijn. Voor nadere bijzonderheden verwijs ik naar haar verklaring, afgelegd tegenover de recherche. Gezegd kan worden dat zij door het agressief optreden van betrokkene in levensgevaar moet hebben verkeerd. Betrokkene, kwaad op zijn vrouw, ging op 2 januari 1978 met Natasja per taxi naar Delfzijl. Hij wilde naar zijn moeder, maar hij wist het juiste adres niet. Op diezelfde dag was zijn moeder naar haar zuster en zwager gereisd en zij was daar al gearriveerd. De politie van Delfzijl kreeg van moeders zwager geen toestemming om 46
betrokkene en het kind in zijn huis op te nemen. De zwager wist van de gedragsmoeilijkheden en van hetgeen zijn schoonzuster met haar zoon had meegemaakt. Hij hield voor betrokkene de deur dicht. Voor hetgeen daarna gebeurd is, spreken de pv´s een duidelijke taal. Betrokkene bracht zijn geliefd kind op een gruwelijke manier om het leven. Een innerlijke stem zei hem dat hij dat moest doen. Na zijn arrestatie ging betrokkene vanuit het Huis van Bewaring te Assen naar het psychiatrisch centrum ‘Licht en Kracht’ te Assen. Hij was bij tijden erg dreigend en moest geïsoleerd worden. Begin februari wilde hij perse terug naar het Huis van Bewaring. Dit gebeurde. Ook daar moest hij door zijn vreemd, dreigend optreden in de isoleercel geplaatst worden. Betrokkene’s vrouw wilde niet langer in de Busken Huetstraat wonen. Met bemiddeling van ds. V en met behulp van de Sociale Dienst te Rotterdam ging zij eind januari 1978 naar het Internaat “De Valkenhorst” te Breda. Na de bevalling kan zij daar nog ca. 3 maanden blijven. In dit crisis interventie centrum zijn ruim 100 a.s. en jonge moeders aan wier resocialisatie gewerkt wordt. Zij kan zich aardig aanpassen, maar zij is te meegaand in de groep. Ook moet ze erg bang voor Frans geweest zijn. Zij heeft dat lang voor zich gehouden, maar steeds komt er wat los. Na een bezoek in Assen, waarbij hij grof tegen haar moet zijn uitgevallen, heeft zij meer afstand van hem genomen. Zij schrijft hem niet meer. Van haar eigen moeder wil zij niets horen. Dat zij zwakbegaafd is, is haar aan te zien, maar zij kon zich toch aardig uitspreken. Van de maatschappelijk werkster van dit internaat wordt vernomen dat betrokkene’s moeder haar schoondochter onder druk zet om de relatie met betrokkene te herstellen. De gegevens van de internist kunnen als volgt worden samengevat: Anamnese was niet mogelijk. Bij lichamelijk onderzoek kwamen geen bijzonderheden naar voren behalve de psychotische toestand waarin betrokkene verkeert. Verder bestaat er een thoracale kyfoskoliose (een voorachterwaartse en zijdelingse verkromming van de wervelkolom ter hoogte van de borst).
47
Verslag psychologisch onderzoek Betrokkene is een vrij lange, smalle, zich doorgaans soepel bewegende jongeman wiens ledematen een wat uitgerekte indruk maken. In contrast daarmee staat zijn hoofd dat door het op één lok na pas uitgegroeide stekeltjeshaar en vooral door een paar ronde wat bolle, bruine ogen disharmonieert met de rest van zijn lijf. Zeer opvallend is betrokkene’s blik, die, doordat hij deze vaak strakvorsend, soms duidelijk provocerend richt op de ander, dwingt tot een woordeloze machtsstrijd. Dit is tijdens het onderzoek in toenemende mate het geval. In het begin van het onderzoek was het mogelijk dergelijke spanningsvolle momenten te doorbreken middels pogingen om met hem in gesprek te komen en daardoor zijn aandacht op andere onderwerpen te richten. Naarmate de weken verstreken kwam betrokkene’s gedrag echter steeds meer in het licht van genoemde machtsstrijd te staan, waarbij agressieve uitingen van zijn kant niet van de lucht waren. Op die momenten ook kon betrokkene de “ogenstrijd” plotseling afbreken door op een bedreigende wijze uit zijn zithouding omhoog te schieten om zich daarna gehaast te wijden aan een in de omstandigheden schijnbaar doelloze bezigheid (het openen van een raam, het gaan naar de wc om deze door te spoelen, zie ook het verslag van milieu-onderzoek). Betrokkene gaf tijdens onze contacten wel meermalen aan tot een gesprek te willen komen, maar leek zich wat dat betreft in een hem overheersende en machteloos makende ambivalentie te bevinden. Alhoewel betrokkene’s mededelingen in de eerste weken erg incoherent waren, leverden ze meer aanknopingspunten op dan zijn mededelingen uit latere weken, waarin betrokkene als het al tot een gesprek kwam, verviel in agressieve uitingen en kennelijk nog meer ongewild dan voorheen inadequaat reageerde op vragen en opmerkingen. Over het geheel genomen was het niet goed mogelijk tot een goed gesprek te komen met hem. Pratend over de relatie met zijn vrouw blijkt ten opzichte van haar zijn enorme ambivalente houding. Enerzijds noemt betrokkene zijn vrouw een goede huisvrouw, echtgenote en moeder, anderzijds geeft hij bijna onmiddellijk daarop aan dat het 48
contact enkel in seksueel opzicht voor hem bevredigend was. Betrokkene: “we hadden geen conversatie, alleen seksueel ging het goed.” De onderlinge verhoudingen binnen zijn huwelijk blijken zonneklaar uit het volgende. Hij zegt: “Ik ben de gebieder, dat staat ook in de wet, ik kan haar gebieden hier te komen.” Hij zegt een keer zwak te zijn geweest. “Toen zij overspel had gepleegd, ik heb haar toen proberen te wurgen.” Gevraagd naar het zwaktemoment daarin zegt hij: “Dat is dat ik het niet gedaan heb... maar als we weer samen zijn en ze pleegt weer overspel dan wurg ik haar toch.” Betrokkene geeft aan dat ze maar raak leefden en dat hij zich onvrij voelde: “We gingen niet uit vanwege de kinderen.” Dit overigens brokkelige gesprek eindigde met de herhaalde constatering zijnerzijds dat zijn vrouw een goede vrouw was. Pratend over zijn verleden schildert betrokkene het beeld van een zeer belangrijk aandoende vaderfiguur: “Vader was een trotse Kroll”, waarover hem kennelijk veel verteld is. Zo verhaalt betrokkene over de oorlog, waarin vader naar zijn zeggen “door toestanden met de Duitsers bij Heineken moest vertrekken.” In betrokkene’s mededelingen krijgt vader een zeker odium van heldhaftigheid en trotse onkreukbaarheid, maar schemert ook enige ambivalentie door. Gevraagd immers naar zijn eigen herinneringsbeelden van vader noemt betrokkene een drietal letterlijke beelden: een foto van vader jong en knap, een foto waarop hij er slecht uitziet en een tekening na zijn dood die van betrokkene de kwalificatie “prachtig” meekrijgt. Over moeder is betrokkene minder duidelijk, zo verhaalt hij op een emotioneel aangedane wijze over gebeurtenissen vroeger, waarbij hij op het huis moest passen en gekweld werd door de krijsende pijn van een “Duitserin” die in hetzelfde huis woonde. Deze mededeling wordt betekenisvol, wanneer moeder later vertelt dat zijzelf na de dood van haar man aan hevige pijnen heeft geleden: “waardoor Frans in die tijd steeds een huilende moeder heeft gehad.” Een ander betekenisvol voorval met betrekking tot moeder geldt het moment dat hij na de lagere school eerst geprobeerd heeft op de HBS en toen terug moest naar de Mulo. Betrokkene: “Moeder had toen taartjes gekocht, dat doe 49
je niet en dat wilde ik niet na zo’n gebeurtenis, ik heb het nooit begrepen en het heeft me altijd veel gedaan.” Een derde betekenisvolle gebeurtenis werd door betrokkene verhaald. “Ze heeft wel aanzoeken gehad van ene Tom. Die vroeg op een gegeven moment of ie boven mocht komen. Moeder vond het goed, maar ik niet. “Het was ook maar een grapje”, zei moeder toen. Het thema drugsgebruik is voor betrokkene, na de mededeling dat hij ze gebruikt om te imponeren, aanleiding om herinneringen op te halen aangaande zijn relatie met ene Carla die later naar een tehuis voor ongehuwde moeders ging. Betrokkene: “Later kwam ze op bezoek, ze had een leuke man ontmoet, maar ik zat met dat kind in mijn maag.” Deze laatste toevoeging lijkt betekenisvol met betrekking tot het ten laste gelegde en wordt door betrokkene enige malen herhaald. Hierover, over het ten laste gelegde zegt betrokkene ook nog: “Ik heb legaal de wet overtreden en niet illegaal, dus ik hoef niet voor te komen.” Over het stoppen met de anatensol injecties tenslotte: “Ik werd er dik van en wat betreft mijn stemming leefde ik niet meer in de werkelijkheid. Na het stoppen was er diepgang, ik heb toen veel alcohol gebruikt.” Bezoekervaringen Een typering van moeder is in het verslag van het milieu-onderzoek aan de orde geweest en wordt bevestigd door mijn eigen indrukken uit een tweetal bezoeksituaties, de eerste van moeder alleen en de tweede van moeder en haar oudste dochter. Het eerste bezoek heeft ongeveer een half uur geduurd en begon met een duidelijk verheugd opgewonden betrokkene, die door zijn kleinere moeder stevig werd omhelsd. Een echt gesprek tussen moeder en zoon kwam echter niet op gang, vaak vielen er stiltes die o.a. werden veroorzaakt door het feit dat betrokkene over onze hoofden heen met een denkbeeldige “Ricardo” zat te praten. Daarnaast raakte betrokkene meer dan eens gefixeerd op zijn vingers waarmee hij een paar maal tot stereotype bewegingen kwam. Met een verbazingwekkende blijmoedigheid in haar stem placht moeder op dergelijke momenten te zeggen: “Toe Frans, je moeder is er, ik ben voor jou gekomen”, waarop 50
betrokkene zich enigszins verstoord – verstrooid weer op moeder richtte. Opvallend was hoe betrokkene letterlijk gevoerd werd met shag, chocolade en een grote zak hoestpastilles. Nog opvallender echter was de gretigheid waarmee betrokkene zich daarop stortte en verbeten opschrokte. Zo werden hoestpastilles met handenvol in de mond gepropt en verbrijzeld. Moeder informeerde verder niet naar betrokkene’s algemeen welbevinden, maar of hij zijn tanden wel poetste en zijn trui wel waste en later of hij wel werkte en zijn gymoefeningen deed. Een en ander maakte een sterke infantiliserende indruk, die in het algemeen in haar wijze van praten en de wijze waarop zij zich buiten betrokkene om tot mij wendde, gelegen was als sprak zij tot en over een kind veel meer dan over een patiënt. Typerend voor moeder’s omgang met haar zoon lijkt ook het volgende gebeuren: in de aanvang vroeg zij of hij het goed zou vinden als een hem bekende dominee op bezoek zou komen. Betrokkene gaf toen aan daar niet voor te voelen. Tegen het einde van het bezoek kwam zij er echter op terug en ontspon zich de volgende dialoog. Moeder: “Zal ik dan tegen de dominee zeggen dat hij op bezoek kan komen?” Betrokkene: “He, nee.” Moeder weer: “Maar hij kent je al zo lang, ja (tot mij) van zo groot af al .... zeg Frans, toe je zal echt blij zijn als ie komt. Hij wil het zelf ook graag.” Frans wat stuurs: “Ja dat is goed.” Moeder tenslotte achteroverleunend: “Goed, dan zal ik zeggen dat jij hem op bezoek wilt hebben.” De tweede bezoeksituatie was (afgezien van de snoeperij) geheel anders van aard. Betrokkene uitte zich zeer agressief, soms theatraal provocerend en luid schreeuwend ten opzichte van mij en leek daar zo op in te gaan dat hij af ten toe moeder en zuster vergat of hij wilde voorkomen dat deze hem te na zouden komen. Onder andere mijn bril moest af. Ook hierin was moeders rol ten opzichte van haar zoon typerend kleinerend, zo zei zij sussend: “Frans die meneer kan toch zonder bril niet zien. De kinderen van je zus en je vrouw dragen toch zelf ook een bril, dat weet je toch wel.” De situatie werd door betrokkene meermalen zo hoog op de spits gedreven dat de spanning voelbaar was. Moeder echter leek niet gevoelig voor die beklemming en zat er blijmoedig 51
bij als een glorerende oma op de verjaardag van haar kleinkind. Wel trachtte zij op het eind haar zoon te kalmeren door te wijzen op het gegeven, dat echt iedereen het goed met hem meende en door op een gegeven ogenblik betrokkene’s handen en armen te wrijven, waaraan betrokkene zich met een gelukzaligheid overgaf. Op dat moment ontwikkelde zich echter de volgende situatie. Moeder: “Goh, Frans, wat heb je koude handen (tegen zijn zus) hij heeft helemaal koude handen, zal ik ze eens lekker opwrijven? ......Je bent sterk, he .... kijk eens wat een spierballen.” Hierbij raakte ze zijn biceps aan, waarop betrokkene zijn arm abrupt terugtrok en luid klagend zei: “Toe nou moeder, dit is mijn zwakke plek, ze zit altijd aan mijn zwakke plek, altijd.” Dit kinderlijk klagen leek op dat moment de enige wijze voor betrokkene om zijn vijandige gevoelens ten opzichte van moeder, die op zijn sterkte wees, te uiten. Na afloop van het bezoek, toen betrokkene weer terug was naar zijn eigen afdeling, vroeg ik op grond van het beklemmende gebeuren naar de ervaringen van moeder en zuster. Moeder gaf hierbij aan dat zij haar zoon veel beter vond dan tijdens het eerstbeschreven bezoek en dat de woede-uitbarstingen voor haar, alsook voor zijn zus in feite doodnormaal en bekend gedrag betrof. Beschouwend De hiervoor fragmentarisch beschreven contact- en bezoekindrukken zijn bedoeld om vanuit de eigen ervaring in het onderzoek van betrokkene de pathologie te adstrueren, die reeds in het verslag van het milieu-onderzoek duidelijk beschreven staat en die al een lange voorgeschiedenis kent. De meest opvallende kenmerken van betrokkene’s gedrag betreffen zijn incoherente denken en daarin een introverte gerichtheid op de eigen associaties en interne prikkels, zich uitend in hallucinaties en wanen. Verder vallen sterke agressieve tendensen op, met name het sterk, maar verbeten, oraal gericht gedrag tijdens de bezoeken. Centraal staat echter de ambivalentie, die een zo overheersend karakter heeft dat betrokkene erin gevangen lijkt te zitten. Dit geldt zowel de relatie tot belangrijke anderen (vader, moeder, echtgenote) als het eigen gedrag (wel willen, maar niet kunnen 52
praten). Betrokkene is als het ware zo onmachtig zich te uiten ten aanzien van bedreigende onderwerpen dat hij onwillekeurig, ook waar het onbeladen onderwerpen betreft, inadequaat reageert. De wortels van betrokkene’s pathologie lijken in eerste instantie te liggen in de relatie met de moeder, welke relatie in eerdere rapportage al als “symbolisch” werd gekwalificeerd. Betrokkene moet vanaf zijn geboorte, 13 jaar na zijn moeilijke zuster, als enige zoon en naamgenoot van vader sterk binnen de verzorgende invloedssfeer van moeder terecht zijn gekomen, waarbij op een belangrijke leeftijd zijn vader is weggevallen. Hierdoor heeft het aan tegenwicht in de vorm van een aanwezige mannelijke identificatiefiguur, die navolgbaar is of waar je je tegen af kunt zetten, ontbroken. Wel is zijn vader als in feite onnavolgbaar ideaalbeeld blijven bestaan. De ontwikkeling tot een eigen identiteit, laat staan tot een zekere autonomie moet voor betrokkene onder deze omstandigheden welhaast een onmogelijke opgave zijn geweest. Als opvolger van vader moest hij moeder beschermen en reden tot moederlijke trots geven; als kind moest hij door moeder beschermd en getroost worden. De verwondering, die betrokkene zelf aangeeft met betrekking tot het feit dat hij na het falen op de HBS getrakteerd werd op taartjes, typeert in hoge mate de ambiguïteit van de situatie, waarmee betrokkene zich geen “raad” moet hebben geweten. Of hij zich nu als klein kind liet behandelen of zich (later) tiranniek opstelde ten opzichte van moeder, loskomen van haar en daarmee zelf en voor zichzelf betekenis krijgen als autonoom persoon is een niet te vervullen opgave. Betrokkene’s drugsgebruik is in dit proces wel een zeer belangrijke, maar na het falen op de Mulo en later op de Havo (dus het niet kunnen voldoen aan het gestelde ideaalbeeld) een vanzelfsprekende schakel. Dit drugsgebruik heeft in feite de afhankelijkheid van moeder nog gevoed, doordat hij periodes lang op haar verzorging was aangewezen. Moeder vertelt daarover met een zekere trots dat zij betrokkene moest voeren als een klein kind. Zo ontstond het beeld van een moeder, die voor het behoud van haar identiteit haar zoon als afhankelijk kind aan zich moet blijven binden, terwijl de laatste voor de ontwikkeling van zijn identiteit juist moest loskomen 53
van die binding, maar daartoe niet in staat is, omdat hij zich moet confronteren aan het door moeder voorgeschotelde ideaalbeeld van vader. In betrokkene’s eigen huwelijkssituatie lijkt hij een eigen identiteit te hebben gezocht middels zijn partnerkeuze. In die relatie lagen de verhoudingen immers zeer duidelijk: betrokkene als absoluut heerser tegenover zijn zwakbegaafde vrouw. Ook in dat “evenwicht” echter was niet meer dan het stoppen met medicijngebruik nodig om de altijd actuele problematiek ten aanzien van moeder te reactiveren. Zijn eigen gezag en wankele identiteit werden aangetast door zijn waanidee met betrekking tot de ontrouw van zijn vrouw. Ook echter werd de afhankelijkheid van moeder door de arbeidsongeschiktheid een afhankelijkheid voor het leven. Wat betrokkene nog aan eigenheid had werd in feite alleen nog maar belichaamd in zijn eigen verzorgend, kennelijk sterke binding aan zijn dochter Natasja. Met haar verliet hij het huis om zich bij zijn moeder te voegen, die echter weigerde hem te ontvangen. Na die weigering zat betrokkene kennelijk meer dan ooit met zichzelf opgescheept en het voert dan ook niet ver te veronderstellen dat hij in die situatie met zijn dochter ook zichzelf heeft willen vernietigen.
Psychiatrisch onderzoek – Prof. Dr. F.B. Observatiegegevens Onderzochte is een 25-jarige man die er wel conform zijn kalenderleeftijd uitziet. Nog voor men betrokkene gesproken heeft krijgt de psychiater al door zijn uiterlijk gedrag de indruk met een geesteszieke te maken te hebben; met de “grote” klinische psychiatrie. Overigens was betrokkene aanvankelijk zonder, later met antipsychotische medicatie (anatensol en sordinol) in zeer wisselende mate aanspreekbaar. Overzien wij de observatieperiode 54
als geheel dan is deze vooral gekenmerkt door een opmerkelijk grote wisselvalligheid in het gedrag van betrokkene en een griezelige onberekenbaarheid. Van minuut op minuut kon zijn gedrag omslaan zonder aanwijsbare reden. Het ene moment zichtbaar hallucinerend, het andere vriendelijk lachend, pratend, nu eens duidelijk formele denkstoornissen tonen, dan weer een redenering volgend die (logisch en taalkundig wel klopte), soms plotseling heftig dreigend gedrag en metterdaad agressief, een andermaal rustig zitten TV kijken. De onvoorspelbare agressieve uitvallen, die ondanks de medicatie bleven bestaan, hebben twee medewerkers een krachtige vuistslag in het gezicht gekost, terwijl hij mij de ogen probeerde uit te steken. Verder heeft hij zijn gitaar plotseling (?) vernietigd en in wederom zo’n opwelling zo’n tiental ruitjes ingeslagen met bedpoten. Dit alles nog afgezien van het even plotseling en onvoorspelbaar optredende schreeuwend (verbaal blijvend) agressief gedrag. En even onvoorspelbaar bood hij dan de volgende dag excuses aan op een wat theatrale wijze (op de knieën en handen smekend geheven). Terwijl betrokkene waarschijnlijk bij voortduring leed aan waanbelevingen, liet hij dat de ene keer duidelijk merken en dissimuleerde hij dat een ander maal, en soms leek het er op dat hij ermee speelde om indruk te maken. De wanen hadden meestentijds een bizar erotische of almachtsinhoud. Zo waande hij zich eenmaal Napoleon en dat leek dan vooral een spelletje (de Napoleonwaan komt vrijwel alleen nog maar in mopjes voor, de tegenwoordige geesteszieke waant veel futuristischer, veel sciencefictionachtiger: kosmische stralingen, paranormale gebeurtenissen, James Bondachtige kenmerken). Andermaal echter was hij er zeker van dat hij binnenkort met een zekere Frieda zou trouwen, die een beroemdheid zou zijn, op grond van zijn onweerstaanbare seksuele kwaliteiten. Hij hallucineerde dat ik mijn penis in zijn mond stopte en waande daarna dat ik hem homoseksueel achtervolgde. Ook was hij een keer overtuigd dat hij door de isoleerdeur heen zou wandelen. Dit alles onvoorspelbaar afgewisseld met betrekkelijk “normale” redeneringen over zijn recht op wandelen, douchen, bezoek enz. (wat hij overigens nogal eens weigerde als hij daartoe werd uitgenodigd – zie ver55
slag van groepsleiding). Verder was hij nogal wantrouwend en ook dat kleurde zijn chaotische belevingen: “Ik wil een sigaret.” “U mag een sigaret roken.” Plotseling schreeuwend “Met magnesium willen jullie me vergiftigen” (hetgeen tevens een voorbeeld geeft van de zgn. formele denkstoornissen waar betrokkene onder leed). Bij dit schizofrenie-achtige beeld hoort dan volgens de handboeken, irrelevant gedrag gekenmerkt door het voortdurend naast de actuele interactie praten en doen. Dingen als met een sigaret in de hand zoeken naar vuur, maar voorbij kijkend aan de aangeboden brandende lucifer. Of gesprekjes als “Wilt u een kopje thee?” “De T heeft een dwarsbalk, die gaat door de natuur.” Het hierboven genoemde voorbeeld waarin betrokkene van “mag” magnesium (in feite een klankassociatie die op een nieuwvorming lijkt, met een paranoïde achtergrond) maakte lijkt er wel op, maar verschilt ervan door de indringende betrokkenheid op de ander. Het verschil van de interactie met diegenen lijdend aan de “klassieke” schizofrene ziektebeeld en dat wat men bij onderzochte ervaart is nu juist dat onderzochte wat zich op het gevoelsmatige niveau vastbijt in de ander. Men ervaart bij onderzochte niet het vervreemden wat volgens de handboeken zo hoort bij schizofrenie. Integendeel, ik heb hem soms ervaren als persoonlijk zeer lijfelijk bedreigend, en dan niet bepaald als iemand die een “raptus” kan hebben (een bij de echte schizofrenie optredend ziektesymptoom een als het ware als donderslag bij heldere hemel optredende vuistslag of andere agressieve daad). Het was niet zo dat betrokkene dit symptoom van de raptus niet toonde (zie groepsleiding), maar het was wel zo dat betrokkene gedurende geruime tijd bv. een half uur lang zeer dreigend en beangstigend kon optreden. Zo kon het b.v. ook gebeuren dat hij het machtsspelletje begon van “Wie slaat het eerst zijn ogen neer” en dat hij dat een heel gesprek kon volhouden. Ook een vorm van emotioneel vastbijten in een gesprekspartner die bij de verschijnselen van de schizofrenie erg weinig beschreven is. Van klassieke “schizofrenic withdrawals: het autisme, het vermijden van het oogcontact enz, is bij betrokkene geen sprake. Anderzijds draagt het ziek56
tebeeld waaronder hij lijdt alle kenmerken van de schizofrene psychose: hallucinaties, wanen, denkstoornissen, chaotisch, vaak buitengewoon irrelevant gedrag met behoud van een helder bewustzijn en goed geheugen. De voor deze forensische observatie naast belangrijke gegevens zijn echter de volgende: 1. betrokkene is thans evident psychotisch; 2. betrokkene is in deze bijzondere vorm daardoor op onvoorspelbare manische wijze uiterst gevaarlijk voor anderen; 3. er zijn momenten waarop het lijkt dat betrokkene “tamelijk normaal” is. Vooral leken (in de zin van mensen die weinig ervaring hebben met psychiatrische patiënten) zullen betrokkene op zijn “goede” momenten ervaren als wel redelijk en ook nog gewoon; een beetje vreemd, maar toch “normaal” mens. Op zijn goede momenten lijkt betrokkene ook iemand waarmee desondanks nog een of andere afspraak valt te maken. Wij hebben (zie verslag groepsleiding) gedurende de observatieperiode door schade en schande geleerd dat dit thans duidelijk niet het geval is vanwege zijn (schizofrene?) psychose. Ook in de laatste fase van de observatieperiode, toen betrokkene al geruime tijd behandeld werd met flinke doses antipsychotische famaca, bleef hij onberekenbaar en af en toe gevaarlijk agressief. In de laatste fase werd ook duidelijk dat als de psychotische symptomatologie wat verbleekt, betrokkene ook nog de symptomen toont van de ontwikkelingspsychopaat. Uitspelend, agerend en werkelijkheid vervormend, blijft hij proberen om zijn omgeving naar zijn hand te zetten. Hoe dat vroeger thuis moet zijn gegaan werd geïllustreerd tijdens een bezoek van zijn moeder en zuster (zie ook het verslag van de maatschappelijk werker over dit bezoek en het verslag van de psycholoog die andere bezoeken bijwoonde). Het grenst aan het ongelooflijke om te zien hoe moeder, een betrekkelijk klein en tanig oud mensje, enerzijds haar zoon en diens uitingen volstrekt negeerde en anderzijds de man, als was zij een verwennende grootmoeder, volstopte met: spekkies, drop en an57
der snoep. Zijn ongeremd impulsief volproppen werd door haar dan weer volstrekt genegeerd (zie verslag psycholoog) als was hij een verhongerde kleuter. Indien de man een mogelijk relevante opmerking maakte over wat dan ook, dan werd daar niet op ingegaan, maar ging de moeder redderend hem opnieuw volstoppen met snoep. Toen zijn zuster was weggevlucht, omdat zij het niet langer kon aanzien, bleef moeder doorredderen en babbelen, het potentiële gevaar en de duidelijke dreiging die op dat moment groeide totaal ontkennend. Terwijl ik dacht: straks vliegt ie haar letterlijk wurgend naar de keel en hoe moet ik haar dan beschermen en even later zelf het doelwit werd van zijn toenemende agressie, deed moeder alsof er niets aan de hand was. Ook de manier waarop hij haar een broek, die zij voor hem had meegebracht, uit de hand rukte met de dreigende kreet “los” alsof zij een kwaaie hond was, bracht haar niet uit haar redderig zorgende doen. De enige keer dat zij reageerde op zijn toch zeer opmerkelijk en agressief tegen haar gericht gedrag was toen hij ‘godverdomme’ uitsprak. Moeder zei toen iets als “Frans niet zo vloeken hoor.” En dat was een vermanende opmerking die zo ver buiten de geladen, agressieve sfeer bleek te staan dat men er slechts om lachen kon, wat Frans dan ook deed. Toch heeft moeder in het verleden wel eens gevonden dat het “te gek” werd. Zo heeft zij in 1974 de politie te hulp geroepen omdat Frans een bordje stuk had gegooid. Betrokkene werd toen opgenomen in Dijkzigt. Psychiatrische voorgeschiedenis voor zover vastgelegd en terug te vinden in de stukken. Na sinds 1971 voor het eerst contact te hebben gehad met het consultatiebureau voor Alcohol en Drugs in Rotterdam wordt beschreven dat betrokkene sindsdien steeds meer vereenzaamde en een kluizenaarsbestaan ging leiden. De eerste psychiatrische opname in april 1974 als gevolg van moeder’s hulp inroepen van de politie in Dijkzigt leidde tot de diagnose schizofrenie en op grond daarvan kreeg betrokkene krachtige antispychotische medicatie in depot injectievorm. Kennelijk omdat men niet verwachtte dat betrokkene in staat zou zijn om zelf regelmatig pillen te slikken. 58
De tweede opname vond wederom plaats in Dijkzigt in januari 1975, nadat plaatsing in een GG en GD-tehuis was mislukt en betrokkene zijn medicatie eigenmachtig had gestaakt, waarna hij een suïcide poging deed met valiumtabletten. In februari 1975 werd hij met een rechterlijke machtiging overgeplaatst naar de St. Bavo kliniek. Met een zware onderhoudsmedicatie (depotpreparaat) werd hem op 14 augustus 1975 proefverlof verleend, maar uit de brief van 19 augustus 1975 aan de GG en GD, de huisarts en Dijkzigt blijkt dat men in die korte tijd alweer zoveel alarmerends had vernomen, dat heropname noodzakelijk werd geacht. Van moeder wordt blijkens die brief tegenwerking verwacht. Veel is er dan niet meer bekend over het sociaal en psychiatrisch verloop. In november 1976 expireerde de R.M. en in november 1976 werd betrokkene uit het bestand van de nazorg-instantie afgevoerd “op grond van volstrekt gebrek aan medewerking.” De huisarts werd geacht de depot psychofamaca te verstrekken. In augustus 1977 verscheen betrokkene opnieuw met vrouw en kindje (Natasja) van 4 maanden bij de GG en GD van Rotterdam in verband met een verklaring voor de GSD omtrent arbeidsongeschiktheid. De huisarts zou toen nog steeds het depotpreparaat verstrekken. Daarna zijn de medische/psychiatrische instanties betrokkene uit het oog verloren. Omstreeks september 1977 heeft betrokkene ook de depot injecties gestaakt. Vast staat dus dat betrokkene al in 1974 geacht werd te lijden aan schizofrenie en dat hij tussen februari 1975 en augustus 1976 onder een RM werd behandeld en verpleegd of in een proefverlofsituatie verkeerde. Vast staat ook, dat de bemoeienissen van de geestelijke gezondheidszorg met betrokkene niet eindigden omdat betrokkene zoals dat vroeger heette “genoegzaam hersteld” bleek te zijn, maar omdat de machteloosheid van de instanties inzake betrokkene net zo goed en zelfs beter ook administratief tot uiting konden worden gebracht. Dat betrokkene aanhoudend meer of minder psychotisch was, werd door alle instanties onderkend, dat hij lastig en storend was, eveneens. Maar dat hij zo gevaarlijk kon zijn of worden, zoals uit het hem ten laste gelegde blijkt, voor zichzelf of anderen kon toen niet voorspeld worden. 59
Samenvatting Er zijn blijkbaar weinig aanwijzingen voor geesteszieken in de familie alhoewel men dit blijkens het meest recente wetenschappelijk onderzoek toch zou moeten verwachten. Aan de andere kant ziet men de “double bind”, die volgens wetenschappelijk onderzoek in de voorgeschiedenis van psychotische (schizofrene) patiënten zou moeten voorkomen zelden zo duidelijk gedemonstreerd en beschreven als in de voorgeschiedenis van betrokkene, zoals uit het milieuonderzoek duidelijk blijkt heeft moeder betrokkene jarenlang opgedragen een trotse, mannelijke Kroll te zijn enerzijds en tegelijkertijd een van haar afhankelijke kleuter ter andere zijde (en dat bleek ook bij de bezoeken). In feite een paradoxale opdracht aan de van haar afhankelijke zoon (de double bind). Toen betrokkene ongeveer 10 jaar was stierf zijn vader na al een jaar sukkelen en bleek zijn moeder nadien langdurig ziek. Juist nadien, na de dood van zijn vader, werd “de echte Kroll” steeds meer geïdealiseerd en als opdracht aan de zoon steeds meer onbereikbaar. Tegelijkertijd moest betrokkene toen ook nog meer klein en lief en dichtbij moeder zijn. Een double bind vanwege de innerlijke tegenstrijdigheid van deze opgedragen verwachtingen en vanwege de juist door de dood van de ene ouder totale afhankelijkheid van de overblijvende (zieke) andere ouderfiguur. Ook zijn zuster, die zo doordringend kon kijken en die zo eigenzinnig was, gaf hem de opdracht “de man in huis” te zijn. Tegelijkertijd liet hij zich en werd hij graag als kind verwend door zijn moeder, met natuurlijk als tol afhankelijkheid van haar, onzelfstandigheid en de onmogelijkheid om op enige manier agressie tegen haar te uiten. Omstreeks 1970, betrokkene was toen zo’n 18 jaar oud, ontstond er volgens de omstanders een knik in zijn ontwikkeling (zie milieuonderzoek) en dat is volgens de handboeken een van de kenmerken van het uitbreken van de schizofrenie. Inderdaad kan worden vastgesteld dat betrokkene’s schoolcarrière definitief afbrokkelt en dat hij sindsdien in geen enkel opzicht meer productief en creatief was en zich zelfs niet meer in enig arbeidsproces of tussen vrienden kon handhaven. Het drugsgebruik droeg daaraan bij, maar de afzondering en het isolement 60
en het kluizenaarschap zijn nu juist in de overigens even treurige carrière van de drugsgebruikers niet zo opvallend en zijn meer kenmerkend voor de voortsluipende schizofrene psychose als procesmatig verlopende ziekte. De recente aan het delict voorafgegane geschiedenis Achteraf reconstruerend, en toegevend dat zulks gemakkelijker is dan vooraf signaleren, moet gezegd worden dat de voortekenen van de nieuwe ernstige psychotische decompensatie van betrokkene niet hebben ontbroken. Dat zijn zwakbegaafde vrouw de dreiging niet begreep, of dat zij niet wist wat zij er mee aan moest, terwijl ze hem, als hij “grote ogen” had, bepaald als dreigend ervoer (zie pv’s) kan haar niet euvel worden geduid. Een aantal andere, niet zwakbegaafde en niet zo relationeel met betrokkene verbonden mensen, hebben het gevaar ook onderschat. Blijkens onze observatiegegevens, waarin wij hetzelfde meemaakten, is juist de wisselvalligheid en onberekenbaarheid van het gedrag van betrokkene de bron van misvattingen en onderschattingen. Het wekt daarom geen verwondering dat mensen die hem niet kenden, zoals de taxichauffeur en de politie te Delfzijl niet hebben kunnen inschatten dat betrokkene in staat was zijn dochtertje op zo gruwelijke wijze te doden. Ook hebben wij met al onze deskundigheid niet steeds de klappen en vernielingen kunnen voorspellen die wij tijdens zijn verblijf in de P.O.K. moesten incasseren. Blijkens de voorhanden zijnde stukken (foto’s), ernstige wurgpoging van zijn vrouw en de tumultueuze gebeurtenissen in het gezinnetje waarvan de straat gedeeltelijk getuige was, waren achteraf gezien de duidelijke voortekenen. De moeder van betrokkene heeft zonder twijfel, gezien haar gedrag tijdens de bezoeken in de P.O.K., een sussende werking uitgeoefend en daardoor voorkomen dat buren, politie, GG en GD of wie dan ook alarmeerden. Het gedrag van betrokkene was bij tijden zeer wisselvallig, alarmerend genoeg (zo blijkt uit de pv’s). Daar komt natuurlijk bij dat men in het algemeen niet meer zo gauw geneigd is om hulp van overheidsinstanties in te roepen. De wijkagent die, eenmaal vertrouwen genietend, dergelijke drama’s misschien zou kunnen voorkomen, 61
is nog lang niet een levende realiteit. Uit de pv’s waarin de verklaringen van betrokkene en zijn echtgenote zijn opgenomen, blijkt dat betrokkene een groeiende jaloersheidswaan ten opzichte van zijn vrouw ontwikkelde vlak voor de verschrikkelijke gebeurtenissen. Het blijkt achteraf dat zelfs de persoon met wie zijn vrouw dan overspelig zou zijn (geweest) niet duidelijk bestaat. Aanduidingen (de patat fritesverkoper) al dan niet door betrokkene fout geïnterpreteerd en waarschijnlijk hallucinatoire beleving (het “Henk” zeggen van zijn vrouw), alsmede een groeiende jaloersheidswaan op grond van de ontwikkelingsgestoorde persoonlijkheid deden betrokkene opnieuw psychisch decompenseren. Slechts doordat zijn zwakbegaafde vrouw er alle belang bij had, gezien haar relatie met haar moeder, om haar echtgenoot een valk te laten blijven, en doordat betrokkene’s moeder op de haar eigen wijze de buurt heeft weten te sussen (en omdat men zich sowieso liever niet met zulke dingen bemoeit) is er toen geen alarm geslagen en geen K2-verklaring afgegeven. Dat de taxichauffeur en de politie te Delfzijl het gevaar hebben onderschat is gezien onze observatiegegevens alleszins begrijpelijk. Conclusie In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concludeert de ondergetekende dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit, lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke storing zijner geestvermogens, dat dit feit, indien bewezen, hem niet kan worden toegerekend. Aan de stafvergadering, die de observatieperiode van betrokkene in de de P.O.K. afsloot werd naar het onderzoekend P.O.K.-team deelgenomen door twee heren, een plaatsvervangend vertegenwoordiger van de S.P.W.-Sectie van de Algemene Reclasserings Vereniging en een maatschappelijk werker van de Werkeenheid S.P.W. te Rotterdam. Wij kwamen tot het volgende advies. Advies Omdat betrokkene naar onze mening niet in een Huis van 62
Bewaring kan verblijven vanwege de psychiatrische zorg die hij thans niet kan en niet mag ontberen, hebben wij er sterk op aangedrongen hem zo snel mogelijk, in afwachting van zijn terechtstaan, met behulp van art.47 G.M. in de R.P.I. te plaatsen. Uit het voorgaande rapport moge genoegzaam zijn gebleken dat wij menen dat betrokkene niet alleen ten tijde van het delict psychotisch was, maar ook thans nog. Bovendien dat hij niet alleen toen vanuit zijn psychotische belevingen levensgevaarlijk was voor anderen, maar ook dat hij dat thans nog is. Wij adviseren uw college dan ook om betrokkene niet strafrechtelijk KZ te verklaren, maar bovendien om hem de maatregel van een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling op te leggen. Gebleken is, dat eigenmachtige staking van de medicatie grote gevaren met zich mee kan brengen. Het zou wel eens kunnen blijken dat betrokkene “oneindig” in de TBR zou moeten verblijven, waarbij een proefverlofsituatie de garantie zou kunnen bieden dat hij de gevaar-afwendende medicatie blijft ontvangen. Aan het bovenstaande kunnen wij nog het volgende toevoegen. In verband met het onvoorspelbaar gevaarlijk gedrag van betrokkene willen wij in overweging geven om de rechtszitting in besloten sfeer en onder voldoende beveiligende omstandigheden te doen plaats vinden. Ons advies om naast de toepassing van art 37 lid 1 en 2 tevens een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling van de regering op te leggen berust mede op de verwachting dat de huwelijksproblematiek van betrokkene nog jaren zal slepen met alle gevaren van dien; dit ongeacht of er al dan niet tot echtscheiding zal worden besloten. De moeder van betrokkene zet haar schoondochter onder druk om het huwelijk voort te zetten, blind als zij is voor het zieke en gevaarlijke van haar zoon. Het is nog maar de vraag hoe de vrouw van betrokkene zal reageren, zodat ook van die zijde nog veel onvoorspelbaar is. Tijdens de stafvergadering verzocht betrokkene ons te vermelden dat hij graag in St. Bavo zou willen worden opgenomen. Uiteraard hebben wij gezegd dat dit ter beoordeling staat van het Selectie-Instituut voor ter beschikking van de regering gestel63
den, maar dat wij zijn wens wel wilden vermelden. Onderzocht zal moeten worden of St. Bavo hem zal willen heropnemen en of daar afdoende beveiliging kan worden geboden. Indien het ooit eenmaal tot extramurale begeleiding zou komen in het kader van een proefverlofsituatie, bv. waardoor heropname bij dreigende decompensatie mogelijk blijft, menen wij dat de begeleiding van betrokkene het best kan worden toevertrouwd aan één man. Na zijn vertrek uit het Pieter Baan Centrum verbleef betrokkene nog plm. twee weken in het Huis van Bewaring te Assen, van waaruit hij op 16 mei 1978 naar de R.P.I. te Eindhoven werd overgebracht. Bij de opname was hij wat gespannen en keek hij angstig. Daar hij tijdens het vervoer impulsief was geweest en de begeleiders voor agressie hadden gewaarschuwd moest hij ’s nachts in de isoleer slapen, wat hij wel prettig vond i.v.m. gitaarspelen. Na enkele dagen reageerde betrokkene verbaal agressief als zijn eisen niet ingewilligd werden en soms ook zonder duidelijk aanwijsbare reden. Hij schold en schreeuwde, gooide met deuren en uitte allerlei dreigementen, o.m. dat hij de verpleging zou vermoorden of dat hij de buik van zijn vrouw (die weer in verwachting was) zou openrijten om het ongeboren kind te vermoorden. Toen hij handtastelijk werd tegenover een verpleger werd hij gesepareerd. Tussen 29 mei en 30 juni escaleerde zijn gedrag niet in die mate dat hij geïsoleerd werd. Op 30 juni 1978 deed hij mee aan een tevoren geplande ontvluchting waarbij met drie man met geweld de wacht de keel werd toegeknepen en in de isoleer opgesloten, waarna men verdween. Op 7 juli werd hij teruggebracht door zijn familie en direct geïsoleerd. Dit tegen zijn zin, want hij zou slechts een meeloper zijn geweest en wees alle verantwoordelijkheid voor zijn daden af. Hij stichtte brand in de isoleercel, dreigde zijn pols door te snijden en gaf aan glas gegeten te hebben. Daarna werd hij in het jack gedaan en werd onrustmedicatie gespoten. In augustus werd een mobilisatieprogramma gestart, waardoor hij vanaf 22 augustus weer op de afdeling arbeidstherapie mocht verblijven. Een week later weigerde hij ’s avonds terug te gaan naar de isoleer en werd opnieuw daadwerkelijk agressief toen hij hiertoe 64
werd gedwongen. Daarop werd zijn program weer teruggedraaid en in oktober kwam hij nog slechts enkele uren per dag uit zijn cel. Tweemaal per week kreeg hij een uur rationeel emotionele therapie. Afhankelijk van zijn vorderingen op dat punt werd zijn program uitgebreid. Op 25 november 1978 berichtte de R.P.I. het Ministerie van Justitie dat zij het risico voor haar personeel en de buitenwereld zo groot achtten dat hij slechts in de isoleer kon verblijven en alleen met 4 man benaderd kon worden. Werd in therapeutische gesprekken getracht door zijn formeel vriendelijke en van de prins geen kwaad wetende façade heen te breken, dan bleken zij slechts zijn vlammende rancune te provoceren en hem gevaarlijker te maken. Zodat, gezien de mogelijkheden van de inrichting, er voor betrokkene geen plaats was, hoewel hij eigenlijk in een psychiatrische inrichting thuis zou horen. De medicatie van betrokkene was 400 mg Fluanxol per 14 dgn en 2 x 15 mg Haldol in druppels. Betrokkene’s vrouw werd eind januari 1978 opgenomen in het crisisinterventiecentrum “Valkenhorst” te Breda, waar zij van haar tweede kind beviel en van betrokkene meer afstand nam na haar laatste bezoek aan hem in het Huis van Bewaring te Assen. Ook van haar eigen moeder wilde zij niets meer horen, terwijl betrokkene’s moeder haar onder druk zou zetten om de relatie met betrokkene weer te herstellen. Op 9 december 1978 verliet zij het internaat en verzocht haar verblijfplaats niet door te geven aan betrokkene. Haar besluit stond vast de echtscheiding door te zetten en elk contact tussen het kind en hem af te houden. Betrokkene zelf werd op 21 december 1978 vanuit R.P.I. in het Selectie Instituut te Utrecht opgenomen. Selectieoverwegingen d.d. 30 januari 1979. Bevindingen van de rapportrice/maatschappelijk werkster. Het eerste wat mij bij betrokkene opvalt is zijn enorme dufheid, hij kan nauwelijks uit zijn woorden komen en heeft veel last van speeksel. Hij geeft te kennen graag van de medicijnen af te wil65
len en is blij als er afgesproken wordt dat deze langzaam verminderd zullen worden. Na enkele dagen is het inderdaad duidelijk minder dus kan hij ook een logisch antwoord geven op enkele gerichte vragen over feitelijkheden. Vanaf het begin vraagt hij op dwingende manier om contact met zijn vrouw, zonder met enige argumentatie daarvoor te komen. Later vraagt hij om een telefoonregeling met zijn moeder, hiervoor geldt in nog sterkere mate dat hij deze zaken als een soort koehandel hanteert door met “afdingen” te proberen in ieder geval iets te bereiken. Gevraagd naar de reden van zijn verzoek om dagelijks te bellen, reageert hij met “eens per week dan, mag dat?” Op mijn suggestie dat hij misbruik wil maken van de situatie verontschuldigt hij zich onmiddellijk, hij lijkt niet bij mij uit de gratie te willen vallen en stelt zich opvallend infantiel op. Als ik op de afdeling kom en hij daar toevallig (met pet en zonnebril) loopt, zoekt hij telkens weer mijn nabijheid, wil me een hand geven en vraagt me te spreken. Hij is dan erg kleverig en als ik hem een gesprek toezeg, ontlokt dit bij hem een infantiele juichkreet. Van een “gesprek” kan echter nauwelijks sprake zijn: rusteloos onderbreekt hij elke poging daartoe door bv. de radio aan te zetten, te vragen hoe laat het is of op te merken dat hij liever naar de groep wil. In zijn goede momenten kan hij wel -in heel korte zinnen- enige informatie over zichzelf geven. Op mijn vraag of hij meer dan één dochtertje had zegt hij heel bedachtzaam “één is er dood ... door mij”, waarbij hij zijn (eventuele) emoties wel onder controle lijkt te hebben; naar zijn andere dochtertje, dat bij zijn vrouw is, zegt hij erg te verlangen. Gezien de over zijn vrouw ontvangen informatie (dat zij huize “Valkhorst” te Breda heeft verlaten, geen post van betrokkene wenst te ontvangen en de echtscheiding wil doorzetten) wordt geen enkel contact met zijn vrouw of kind toegestaan. Even spreek ik hem terloops, kort nadat hij op zijn oog is geslagen door een mede-patiënt, hij lijkt hierover niet in het minst geëmotioneerd, maar gebruikt het meer als een interessant onderwerp om mijn aandacht te krijgen. Voor de selectie toont hij geen enkele interesse, wel verklaart hij naar St. Bavo of Dijkzigt te willen, omdat hij het daar naar zijn zin heeft gehad. 66
Verslag van de bevindingen van de psycholoog, drs. R.S Bij Kroll is geen psychologisch testonderzoek afgenomen. In het verleden is gebleken dat zijn testtresultaten een dusdanig beeld te zien geven, dat een zuivere interpretatie niet mogelijk is. Zijn momentele psychische toestandsbeeld is van dien aard, dat ik niet verwacht dat er bruikbare gegevens uit een testonderzoek kunnen komen. Tot een zinnig gesprek op redelijk niveau kom ik niet met Kroll. Wat hij zegt is wel goed te volgen en hij is ook niet merkbaar aan het hallucineren, maar van een volwaardige gedachtenwisseling is geen sprake. Hij maakt door zijn trage, wat afwezige optreden een patiënterige indruk. Van een reële kijk op verleden en toekomst is geen sprake. Dat vind ik bepaald alarmerend waar het de relatie met zijn vrouw betreft. Hij is ervan overtuigd dat als ze elkaar eenmaal weer gesproken hebben, het allemaal weer goed zal komen. De kans is verre van denkbeeldig dat hij, als hij daar de kans toe krijgt, zal proberen haar te zoeken en haar ook zal vinden. Zijn gebrek aan realiteitszin kan dan weer tot grote ongelukken leiden. Internistisch onderzoek, verricht door Dr. K.vd.S, er bestaat een thoracale kyphosholiose. Brief Selectie Instituut d.d. 2 juli 1980. Kroll werd op 24 maart 1980 vanuit ons instituut ter behandeling opgenomen in het psychiatrisch centrum Bloemendaal te Den Haag. Op verzoek van de behandelend zenuwarts hadden wij heden een overleg over en met patiënt. Strikt psychiatrisch gezien is de toestand van Kroll aanzienlijk verbeterd. Blijft het beeld van een nogal euphore, chaotische man, die door ongecontroleerde, sensitieve kanten en een sterk infantilisme in veel opzichten aan een kind doet denken. Waarschijnlijk is er een sterke mate van regressie. Een wat overtrokken godsdienstig besef en eigen interpretaties daaromtrent lijken hem te helpen zich psychisch op de been te houden en hem te steunen in een rouwproces met betrekking tot het delict. Kan hij nu in het alledaagse redelijk bij de werkelijkheid blijven, wat zijn toekomst betreft is hij irreëel en spelen bij deze 67
verwende jongen grootheidsfantasieën een rol. Steuntrekkend en in een eigen huisje wonend wil hij een studie voor predikant of psychiater (hij bedoelt psycholoog) volgen. Vooral voor predikant vindt hij zichzelf erg geschikt. Onlangs heeft een collega de Rechtbank geadviseerd de TBR met één jaar te verlengen. Hij overwoog daarbij dat binnen de mogelijkheden van Bloemendaal met Kroll eigenlijk het optimale is bereikt en stelde dat verdere aanpak heel geleidelijk gericht zou kunnen zijn op resocialisatie. Toch heeft de rechtbank de TBR zeer recent met 2 jaar verlengd. In de overwegingen tot 2 jaar verlenging lijkt, volgens degenen die daarbij betrokken waren, wel te liggen dat de rechtbank er begrip voor heeft dat geleidelijk eens wordt bekeken wat de verdere mogelijkheden voor Kroll zijn, doch dat men mogelijke verwezenlijking van resocialisatie in een tijdsbestek van binnen één jaar als nogal snel bevond. Ik denk ook dat het departement, waarbij de verantwoording ligt voor de wijze van uitvoering van TBR-stellingen, rapportage over een heel duidelijke verbeterde toestand van patiënt en een zeer dringend advies nodig zal achten om op kortere termijn zelfs ook maar geringe vrijheid voor patiënt te kunnen overwegen. Uit voornoemd gesprek dat wij heden met collega X hadden is geresulteerd dat wij afspraken de zaak thans opnieuw aan u voor te leggen. Heel grof en schematisch geschetst stellen wij ons voor dat bij een opname van patiënt te uwent kan worden bekeken wat patiënt doet met en hoe hij reageert op een niet primair psychiatrisch gerichte verzorging maar aan meer activerende behandeling. Wat die behandeling betreft lijkt ons dat aandacht zou moeten worden geschonken aan zijn functioneren in relationele zin en aan wat genoemd zou kunnen worden opleiding/vorming tot een ooit nog zo optimaal mogelijk functioneren in de maatschappij. Middels de mate van vrijheid die uw verschillende afdelingen bieden zou toetsenderwijs geprobeerd kunnen worden hoe hij deze hanteert. Ik moge u verzoeken – bij voorkeur zeer spoedig – tot een afspraak met collega X te komen, teneinde door hem nader te worden geïnformeerd en met hem te overleggen. Naar ik aanneem zal hieruit resulteren dat u ook met Kroll spreekt. Ons heeft hij te kennen gegeven achter 68
een gedachtegang als in deze brief is vervat te kunnen staan. Indien u kunt besluiten Kroll een kans te geven in uw inrichting zullen wij het Ministerie adviseren tot overplaatsing. Zeker bij deze casus behoeft het nauwelijks betoog dat wij achter de zaak blijven staan en naar ik aanneem is dat ook met “Bloemendaal” in de persoon van collega X het geval en dan in het bijzonder als mocht blijken dat Kroll weer in een toestand komt die directe psychiatrische zorg en verpleging noodzakelijk maakt.
69
Periode maart 1980 – januari 1981 “Bloemendaal” christelijk psychiatrisch Centrum Verslag van dit centrum gericht aan de behandelend arts. “Patiënt F.J.Kroll verbleef van 24-3-1980 tot 9-1-1981 in ons psychiatrisch centrum. Opnamereden Patiënt werd in het kader van een onvoorwaardelijk TBR vanuit het Selectie-instituut bij ons opgenomen. Patiënt werd op 29 juni 1978 door de Rechtbank te Groningen ter zake doodslag ontslagen van rechtsvervolging met last tot plaatsing in een krankzinnigengesticht en voorwaardelijk TBR gesteld. Voorgeschiedenis Zie hiervoor het volledig psychiatrisch rapport van behandelend professor. Patiënt is sedert 1971 bekend bij het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs in Rotterdam. In 1974 werd patiënt opgenomen op de psychiatrische afdeling van het Dijkzigt Ziekenhuis. De ontslagdiagnose luidde: schizofrenie. In 1975 werd patiënt, wederom met een recidief psychose achtereenvolgens in het Dijkzigt Ziekenhuis en in de St.Bavo kliniek opgenomen. Sedert 1976 stond patiënt onder controle van de GG en GD te Rotterdam. Hij meldde zich hier echter sporadisch voor hulp aan. Hij bleef echter wel drugs gebruiken. Indruk bij opname Patiënt is bij opname een druk pratende, eufore man. Het bewustzijn is helder en normaal van omvang. Hij is duidelijk verhoogd afleidbaar. De oriëntatie en amnestische functies zijn volkomen intact. Het denken is vluchtig en associatief. Er zijn duidelijke oordeels- en kritiekstoornissen. Zo voert patiënt aan, dat zijn hoogste ideaal sex is. Met zijn “schuldgevoel” gaat hij wat marchanderend om. “God heeft hem vergeven.” “Mensen mogen hem daarom niet straffen.” De 70
stemming is eufoor en prikkelbaar. Patiënt neigt sterk tot grootheidsfantasieën. Beloop Na het instellen op depotneuroleptica, verminderde patiënts prikkelbare en impulsieve gedrag wat. Hij vroeg echter vaak op een zeer kleverige en kinderlijke wijze om aandacht. Hierbij vroeg hij dan op een zeer manipulerende wijze om meer vrijheden. Dat hij hierbij veel irritatie wekte, ontging hem bij voortduring. Bij geringe frustraties kon hij uiterst prikkelbaar en vijandig reageren. Zijn even valse, als exuberante innemendheid maakt dan plaats voor onverbloemde woede en achterdocht. Behalve zijn geringe stress- en frustratietolerantie, toonde patiënt een ernstig tekort aan zelfregulerende capaciteiten en een gebrekkig vermogen om te leren van gemaakt fouten. Zo verloor patiënt zich geregeld in zijn totaal van de realiteit gespeende toekomstverwachtingen. Ook maakte hij onbekommerd vrouwen het hof. Met een zeer strakke, consequente en gedragsmatige aanpak, paste patiënt zich geleidelijk meer aan. Er konden wat meer eisen aan hem worden gesteld. Patiënt moest hierbij wel voortdurend met de realiteit geconfronteerd worden. Hij bleek dan echter wel gevoelig voor gezag te zijn. Was hij aanvankelijk totaal onbekwaam om in een groep te functioneren, later kon hij zich redelijk staande houden te midden van andere bewoners. Wel poogde hij veelal in een sfeer van oude jongens krentenbrood wat weg te lachen. Hij bleek slechts gevoelig te zijn voor directe correcties op zijn gedrag, zonder dat hem de gelegenheid tot discussie werd geboden. Patiënt vertoonde een enkele maal floride psychotische symptomatologie op de afdeling. Hij bleek toen echter drugs gebruikt te hebben. Patiënt werd op 9 januari 1981 overgeplaatst naar de Rekkense inrichtingen en wel paviljoen “Oldenkotte” te Enschede.”
71
1981-1985 In die tijd is er een opname in kliniek Rekken, “de Oldenkotte”, wooneenheid De Wiem,waar over zeer korte periodes (2-4 maanden) volgens vastomlijnd kader van 5 items een beeld wordt gegeven over hoe de patiënt zich ontwikkelt. 1. 2. 3. 4. 5.
Toestandsbeeld a. lichamelijke verzorging en lichamelijke toestand b. houding t.o.v. opname en verblijf c. inzicht in eigen situatie en problematiek Gedrag/contacten in de leefgroep Gedrag/contacten buiten de wooneenheid Maatschappelijk beeld Behandelingslijn
Hieronder een verkort overzicht over deze jaren per onderwerp. Toestandsbeeld a. lichamelijke verzorging en lichamelijke toestand Bij binnenkomst in 1981 heeft betrokkene weinig of geen klachten. Wel loopt hij soms erg gebogen en met hem worden hiervoor ontspanningsoefeningen opgenomen. Hij heeft een gezonde eetlust, eet gulzig en veel. Na aanvankelijk veel te slapen (waarschijnlijk de indrukken van de nieuwe omgeving) is hij later moeilijk uit bed te krijgen. Zijn persoonlijke verzorging neemt hij niet te nauw. Soms lijkt dit opzettelijk. In de loop van het jaar wijzigt hierin weinig; soms is hij zeer verzorgd en dit heeft weer te maken met zijn stemming. De kamer is meestentijds een zwijnenstal. Begin 1982 wordt de medicatie gewijzigd. Betrokkene voelt zich bedreigd van buitenaf. Zijn handel en wandel wordt bepaald 72
door hoe hij zich geestelijk voelt. Verzorging is ronduit slecht en hij geeft aan dat dit zijn eigen zaak is. Dit blijft gedurende het jaar zo met aan het einde van het jaar een lichte opleving. Hij moet wel steeds achter zijn vodden gezeten worden om zichzelf en zijn omgeving op orde te houden. De trend van het niet opruimen van zijn kamer zet zich voort in 1983. Lichamelijke verzorging hangt sterk af van de stemming waarin betrokkene verkeert. Medio dit jaar blijkt dat hij weinig conditie heeft; dit heeft mede te maken met het feit dat hij slecht en onregelmatig eet. Geestelijk is hij niet veranderd en hij uit zich meestal abnormaal. Door zijn hoge IQ ziet hij kans om zich toch in de groep te handhaven. Persoonlijke verzorging en opruimen blijft een probleem; einde van dit jaar komt daarin enige verbetering voor wat betreft de persoonlijke verzorging. Opruimen komt op de agenda van het dagprogramma. In 1984 zet dit zich voort, hij ziet er vaker netter uit, echter nog wel steeds afhankelijk van zijn stemming. Zijn denkwereld blijft chaotisch. Eetlust is normaal, maar onregelmatig. Verzorging blijft minimaal en rommelig. Het is nu 1985. b. houding t.o.v. opname en verblijf 1981: Zet zich in beginsel af tegen het regime. Doet graag zijn eigen zin. Hij ziet de regels als een beknotting op zijn privacy. Ziet zijn eigen toekomst rooskleurig in en zeker snelle verandering zonder medicatie. Blijft aangeven (1982) dat hij verplicht hier verblijft en weg kan gaan als de medicatie stopt. De TBR vergeet hij voor het gemak. Zijn toekomst is een grote gekleurde bal. Zijn fantasie neemt de vrije loop over zijn toekomstplannen. 1983: Hij krijgt wel door dat hij niet alleen in de maatschappij kan functioneren, wil graag buiten zijn. Speelt hiermee een spel. Hij blijft zich afzetten tegen het feit dat hij hier moet blijven en zinspeelt op overplaatsing naar een ander tehuis en later een eigen verblijf ergens in de stad. Die drang om weg te komen blijft ook in 1984. Hij ziet veel mensen vertrekken en vindt dat ook hij in aanmerking kan ko73
men voor plaatsing in de maatschappij, eventueel met psychiatrische begeleiding. Zijn verblijf hier vindt hij niet erg, wil echter toch weg en op zichzelf gaan wonen. In 1985 zijn stappen ondernomen om uitplaatsing te realiseren. Dit was wat hij wilde en betrokkene is daar blij mee maar anderzijds verlaat hij ook het geborgene na 4 jaar. c. inzicht in eigen situatie en problematiek Van enig inzicht in eigen situatie is geen sprake (1981); erg dagdromerig. Geeft weinig tekenen om met anderen een discussie te voeren; wil steeds zijn eigen mening doordrukken. Wanneer het moeilijk wordt beroept hij zich op zijn geloof en zijn hoop op vergeving voor zijn delict. In 1982 komt er wat meer realiteitszin naar voren en zegt hij dat hij drugs wil nemen maar er ook zo weer van af kan blijven. Dan weer geeft hij aan dat het gif van het gebruik van drugs voor zijn delict hem ziek maken. Hij is niet verantwoordelijk voor zijn huidige gedrag. Dit gedrag blijft hij volhouden in 1983: het inzicht in eigen problematiek en het spel spelen daaromheen tussen werkelijkheid en fictie. 1984/85: betrokkene staat wat meer in de realiteit; wat hem echter wel steeds duidelijker wordt is dat er voor hem nauwelijks tot geen plaats is. Deze gedachtegang kent ups en downs. Zijn triestheid hierover is zichtbaar. Gedrag/contacten in de leefgroep In het begin is er van een relatie met de andere personen weinig sprake. Wel probeert hij eventuele onenigheid direct weer goed te maken. Hij is op verkenning en probeert iedereen uit; zeker door zijn eigen mening door te duwen (1981). 1982: Dit gedrag blijft hij volhouden, vaak gooit hij een stelling in de groep en wanneer daar discussie over ontstaat loopt hij weg. Hij voelt zich door alles en iedereen bedreigd en reageert erg afwerend. Het personeel bespeelt hij om te kijken hoever hij kan gaan. In de groep is hij nog steeds een buitenbeentje. 74
Wanneer er in het weekend minder patiënten zijn wordt hij rustiger en minder irritant. Het blijft moeilijk in te schatten of het toneelspel is of echt. Middels een wat strakker structuurplan gekoppeld aan vrijheden, wordt geprobeerd hem mee te laten lopen. Omdat het niet anders kan wordt hij in de groep getolereerd maar men is nog steeds niet blij met hem (1983). Hij trekt zich vaak terug op zijn kamer. In conflicten kan hij zich erg grof gedragen. 1984/85: in de groep blijft het beeld erg wisselend, variërend van coöperatief tot provocerend. Hierdoor blijft hij een eenling. Met het wijzigen van medicatie medio dit jaar verbetert zijn gedrag, zowel voor hemzelf als voor de medebewoners. Gedrag/contacten buiten de wooneenheid 1981: Contacten met de buitenwereld zijn zeer voorzichtig. Maatschappelijk werk onderhoudt contacten met zijn moeder en bij goed gedrag mag hij haar om de andere dag bellen. Ook is zij voor het eerst op bezoek geweest. Hij gebruikt dit bezoek om zijn wensen vervuld te krijgen; zijn moeder is ervoor om zaken te regelen en voor hem te zorgen. Zijn reactie is erg egoïstisch. Verder bezoek wordt in het begin nog niet toegestaan. Later komt er wat vaker familie in de zin van een nichtje en zus met haar verloofde. Moeder gaat in alles mee wat hij zegt of wil. Buitenactiviteiten staan nu ook op de agenda, alsook een wekelijks gesprek met de psychiater. Later in het jaar worden de bezoeken uitgebreid. Hij mag ook een enkele maal in Rotterdam op bezoek bij moeder. Het is pure verwennerij daar thuis. Verder bezoekt hij in de buurt van Oldenkotte een café. De buitenbezoeken zetten zich voort in het volgende jaar (1982); hij bezoekt dan ook de gereformeerde kerk waar hij in het jeugdwerk wil stappen. Medio dit jaar wordt hem de toegang tot een bar in de stad ontzegd, hij is te veel gericht op het vrouwelijke geslacht. Hij zoekt conflictsituaties op en geeft de anderen de schuld. Dit heeft een negatieve uitstraling. Bij bureau rechtshulp vraagt hij hulp om uit te zoeken waar zijn vrouw en dochter verblijven. 75
Zijn motivatie om te sporten is aanwezig echter op een laag pitje en het wordt nu opgenomen in het programma. Zelf neemt hij gitaarles bij de muziekschool. Heeft veel gesprekken met psycholoog en psychiater; veel contact met z’n advocaat nu verlengingszitting in zicht is. Het levensritme blijft onregelmatig; het enige wat hij wel iedere dag doet is bellen naar zijn moeder. Hij claimt haar erg en zij geeft hieraan toe. Het gedrag gaat verder in 1983/1984: hij mag op begeleid verlof en heeft dagelijks contact met moeder. Gebruikt naast haar ook zijn advocaat als praatpaal. Krijgt steeds vaker onbegeleid verlof om moeder te bezoeken; zelfs meerdere malen. Veel contacten met groepsleden van Youth for Christ; alsook met Jehova getuigen. Doel is veelal hulp om weg te komen. Zijn recht op stadsverlof breidt zich na een mindere periode uit en hij gaat steeds vaker de stad in (1985). Maatschappelijk beeld Begin 1981 is de situatie dat betrokkene voortdurend in een fantasiewereld leeft. Hier moet erg op gelet worden anders gaat hij volledig op in die fantasieën. Eenmaal onttrekt hij zich aan de behandeling en reist zelf af naar moeder in Rotterdam; zwerft nog rond in de stad en belt dat hij weer terug komt naar de Wiem. Hij is niet meegegroeid met de maatschappij. Hij heeft behoefte aan contact maar de tegenpartij moet zichzelf wegcijferen. Wat hij zegt of wil is bepalend. Dit beeld slaat licht om in 1982. Hij is snel in de realiteit terug te halen. Drank en drugs nemen nog steeds een grote plaats in zijn denkwereld in. Hij denkt er weerstand aan te kunnen bieden. Zijn contacten buiten zijn losse flodders; heeft zelf niet in de gaten dat het ook aan zijn gedrag kan liggen. Zijn vrijetijdsbesteding bestaat uit luisteren naar de radio, de TV en af en toe een potje schaak. Omgaan met geld is een puinhoop en hiervoor wordt een regeling getroffen met de leiding, moeder en betrokkene. Volgt een aantal activiteiten binnen Oldenkotte (w.o.dierenarts-assistent, arbeidstherapie, creatieve therapie, 76
muziekles, trimmen). Later in het jaar probeert hij eronder uit te komen en moet hij er steeds bij de haren bijgesleept worden. Zijn vrij lege vrijetijdsbesteding blijft gehandhaafd in 1983, hij speelt graag op zijn gitaar en luistert naar muziek. Steeds blijkt uit dit alles zijn eenzaamheid en besluiteloosheid. In 1984/1985 blijft het beeld stabiel. Behandelingslijn 1981: de eerste periode van dit jaar is vrij streng. Er wordt geobserveerd en gesignaleerd in welke gemoedsstemming hij reageert en waar dit vandaan komt. Allerlei onderwijs en activiteiten worden aangeboden. Vrij veel medicatie. Langzaamaan wordt het programma uitgebreid en meer vrijheden toegestaan, zoals onbegeleid deelnemen aan diverse activiteiten. 1982: dagprogramma wordt aangehouden, veel bewegingstherapieën. Telefoneren met moeder mag nu dagelijks en begeleid naar huis wordt eenmaal per maand toegestaan. Het blijft vallen en opstaan; dit ook omdat betrokkene afgleed. Om hem uit zijn fantasiewereld te krijgen is de medicatie verhoogd. Hij vraagt om structuur en deze moet hem worden geboden anders gaat het fout. Om zijn gedragspatroon stabiel te krijgen wordt een straf- en beloningssysteem in gezet. 1983: naast het programma om concentratievermogen te verhogen blijven de vaste therapieën. Hij wil het ontlopen en moet erbij gehaald blijven worden. Als extra heeft hij een taak bij het schoonhouden van het huis; dit laatste gaat hem redelijk af. Medicatie blijft gehandhaafd. 1984: betrokkene heeft behalve contacten met de sociotherapie contacten met de psychiater, psycholoog, expressieve therapeut en de creatief therapeut. Een begin wordt gemaakt een gedeelte van de medicatie af te bouwen en proefverlof is aangevraagd. Stappen voor overplaatsing naar de Pameyer Stichting in Rotterdam worden ondernomen. Ondanks dat de psychiater is vertrokken en er een nieuwe moet worden aangesteld blijft betrokkene stabiel in zijn gedrag. Dit verandert niet in de loop van het jaar en de medicatie wordt gewijzigd. Hij wil weg en 77
dan weer niet; eventuele plaatsing binnen intramurale zorg is een soort angstgevoel waar hij zich bij neerlegt. Later wil hij een eigen huisje. Vindt zijn eigen situatie af en toe redelijk uitzichtloos wat hem triestig maakt. 1985: medicatie wordt wederom bijgesteld. Gebeurtenissen in de groep blijven reacties oproepen; soms agressief. De stijgende lijn zet zich door. Als zijn periode binnen de Wiem wordt afgebouwd komt dit toch nog onverwacht. In maart wordt betrokkene overgeplaatst naar het Delta Ziekenhuis in Poortugaal.
1985 In januari 1985 wordt er vanuit De Oldenkotte een verzoek gericht aan de geneesheer-directeur van het Delta Ziekenhuis te Poortugaal om patiënt Kroll over te brengen. “Sinds 9 januari 1981 verblijft in het kader van zijn TBR in onze kliniek patiënt F.J.Kroll. Zijn toestand levert langzamerhand geen termen meer die een ‘verpleging’ in het tbr-kader noodzakelijk doen zijn; vanuit een zuiver psychiatrisch oogpunt is het echter wel noodzakelijk dat deze patiënt – wellicht levenslangbegeleid en behandeld wordt in een gestructureerd milieu. Ons verzoek aan u luidt in verband met het zojuist gestelde: het onderzoeken van de mogelijkheid patiënt ter observatie op te nemen in uw instituut met aansluitend – uiteraard slechts indien de observatie geen contra-indicatie oplevert- plaatsing op proef in een tot uw huis behorend socio-huis of long-stay afdeling.” Er volgt in de brief een gedetailleerde uiteenzetting van de levensloop van betrokkene. 78
“De prognose is in ieder geval waarschijnlijk wel zodanig, dat patiënt gedurende de rest van zijn leven psychiatrische zorg behoeft en in een beschermende woonvorm dient te verblijven. Onze keus voor juist uw ziekenhuis als plaats waar patiënt zo mogelijk opgenomen wordt, vindt zijn grond in het feit dat patiënt aldus zou terugkeren naar de regio waaruit hij afkomstig is en waar hij ook nog enkele min of meer betekenisvolle relaties heeft en dat een opname in uw instelling tegemoet zou komen aan de wensen van patiënt op dit punt.” 1986-1991 In een schrijven vanuit de dagbehandeling Het Keerpunt wordt melding gemaakt aan de huisarts dat de heer Kroll per 2 december 1986 uit de behandeling is ontslagen. In mei 1987 is een tweede opname in het Delta Ziekenhuis geweest. Deze opname was vrijwillig. In de correspondentie van het ziekenhuis naar de huisarts wordt het volgende opgenomen. “(ingekort) Reden van opname Sinds het ontslag van patiënt op 1 juli 1986 was hij in behandeling op de Parkpolikliniek, met speciale medicatie. Twee weken voor opname werd het medicijn priadel gestaakt waarna patiënt langzamerhand weer is gaan ontremmen. Hij zei dat hij voor twee huishoudens moest zorgen, te weten een ongeneeslijke moeder en de huisdieren zelf. Hij zou muzikant, predikant, moordenaar, dominee en dokter zijn of er voor leren, Hij was zeer druk, dreigde met een advocaat, geweld en moord. Behandeling en beloop Er werd direct na opname weer gestart met de medicatie pri79
adel. Hij was in het begin van zijn opname nog vrij druk en geagiteerd en had nog allerlei overwaardige en waanachtige ideeën. Na ongeveer een week waren deze verdwenen en kwam meer zijn karakter naar boven, d.w.z. dat hij sterk manipulerend gedrag vertoonde en veel met de verpleging in discussie ging. Door niet op deze discussies in te gaan en duidelijke grenzen te stellen werd het gedrag van patiënt langzamerhand wat socialer. Patiënt had inmiddels te kennen gegeven niet naar zijn oude woning terug te willen gaan, waar volgens zijn zeggen sinds zijn opname al drie keer ingebroken was. We hebben overlegd met de reclassering, deze achtte het ook beter dat er naar een andere woonruimte uitgekeken zou worden en zij zegde toe hiervoor hun best te zullen doen. Het werd patiënt toegestaan om hier te wachten op een nieuwe woning en er werd in overleg met patiënt besloten dat hij naar de tuintherapie zou kunnen gaan. Hij was hier erg tevreden mee, maar rond half juni leek hij zich toch meer te gaan vervelen, wat zich uitte in het vermeerderen van opstandig en wat opdringerig gedrag. Bovendien weigerde hij omdat de andere patiënten op dat moment in verband met een reorganisatie geen therapie hadden, om naar de de tuintherapie te gaan. Wij hebben hem toen de keuze voorgelegd om hier wel naar toe te gaan, of om thuis verder te wachten op een nieuwe woning. Hij heeft hier een dag over nagedacht en besloot de volgende dag met ontslag te gaan. Nazorg Deze zal weer worden verzorgd door de Parkpolikliniek.” Eind 1989 tot februari 1990 wordt patiënt Kroll wederom opgenomen in het Delta Ziekenhuis. Reden was dat hij zich sinds de zomer van 1989 had onttrokken aan de behandeling van de Parkpolikliniek. Zijn medicatie was hij gestaakt en was daardoor toenemend gaan ontremmen. Hij weigerde zijn medicatie te hervatten. Patiënt was inmiddels uit 80
zijn woning gezet in verband met verwaarlozing van de woning alsmede het niet betalen van de huur. In het verslag van Delta Ziekenhuis aan de huisarts wordt het volgende vermeld. “(ingekort) Psychiatrisch onderzoek Patiënt maakte een matig verzorgde indruk, hij was verbaal en motorisch ontremd. Het bewustzijn was helder, de oriëntatie ongestoord. Hallucinaties waren niet waarneembaar. Denken: tempo versneld en verhoogd associatief, neigend naar incoherentie. Inhoudelijk bestonden er grootheidswanen, alsmede hypochondere wanen (de overtuiging AIDS te hebben). De stemming was verhoogd, het affect beheerst. Het geheugen was ongestoord. Beloop De eerste opname bedroeg slechts enkele dagen. Patiënt was fors ontremd aanwezig op de afdeling, doch weigerde medicatie en vertrok na enkele dagen tegen advies met ontslag. Enkele weken later werd hij opnieuw opgenomen met een exact zelfde toestandsbeeld. In de tussentijd zou hij enkele dagen zijn opgenomen geweest in de St. Bavo en verder hebben rondgezworven. Patiënt accepteerde nu wel medicatie. Hierop stabiliseerde de toestand van patiënt. Hij bleef echter iemand met een licht verhoogde stemming, waarbij hij verbaal erg druk en claimend op de afdeling aanwezig kon zijn. Hij liet zich echter wel corrigeren. Terugkijkend op de periode voor de opname legde patiënt de oorzaak van zijn disfunctioneren volstrekt buiten zichzelf. Hij was vast van plan om opnieuw een woning te gaan betrekken. Tevens had hij snel wisselende toekomstplannen ten aanzien van het zoeken naar werk, het volgen van cursussen, etc., doch liet zich hierin wel afremmen. We besloten te overleggen met de afgevaardigde van de reclassering welke de laatst jaren patiënt had begeleid en een soort 81
vaderfiguur voor patiënt vormde. Deze zag in samenspraak met de Parkpoli weinig in een hernieuwde poging zelfstandig te functioneren en drong aan op een hospitalisatie van patiënt. Zijn indruk was dat patiënt gedurende afgelopen jaren geleidelijk achteruit was gegaan, zeker nadat zijn moeder was geplaatst in een bejaardentehuis. Dit betekende voorheen namelijk toch een vaste daginvulling en zorgverlening voor patiënt hetgeen hem enigszins structureerde. Wij besloten dit advies over te nemen en bespraken met patiënt een langduriger verblijf in ons ziekenhuis. Hij voelde hier echter volstrekt niet voor en besloot de volgende dag met ontslag te gaan. Hij was van plan zich te melden in het circuit van daklozenopvang om nadien snel een kamer of pension te zoeken. Het is zeer wel te verwachten dat het patiënt niet zal lukken om buiten ons ziekenhuis te functioneren, zeker niet na het staken van zijn medicatie, hetgeen zeer wel mogelijk is. Hij was ten tijde van zijn ontslag wel voornemens zijn medicatie te continueren. Verdere behandeling Patiënt was voornemens opnieuw contact te leggen met de Parkpolikliniek.” In 1990 meldt de Arbodienst aan het Delta Ziekenhuis dat de heer Kroll zich op eigen initiatief heeft opgegeven voor verblijf in een tussenvoorziening en heeft gesolliciteerd bij Multibedrijven.
1991-1999 Verblijf Cluster Open Verblijf, locatie Iepenhof. Ontslagbericht In een schrijven van november 1999 wordt door de behandelend 82
arts een ontslagbericht geschreven aan de huisarts van patiënt. Hierin worden de afgelopen jaren (19991-1999) beschreven. Allereerst de biografie; daarna de complete ziektegeschiedenis, en een psychiatrisch onderzoek. Het deel over het beloop tijdens de opname is als volgt: “Via een open vervolgafdeling is patiënt eind 1991 op een verblijfsafdeling geplaatst. Op de afdeling is patiënt vaak nogal dominant aanwezig, waarbij hij voortdurend onrechtmatige zaken en afwijkend gedrag van medepatiënten aan het bestrijden is. Hierdoor ontstaan regelmatig veel irritaties en conflictsituaties, waarbij de teamleiding via duidelijke afspraken de zaak weer in goede banen moet leiden. Patiënt kan hier ook angstig en wat paranoïde op reageren. Ook ziet hij zijn eigen aandeel in conflicten niet. Patiënt werpt zich ook buiten de afdeling op om als een Donquichot het onrecht te bestrijden. Patiënt kan zich hierbij flink opwinden, waarbij via regelmatige gesprekken alle zaken weer in het juiste perspectief dienen te worden gezet. De relatie met zijn vriendin was gekenmerkt door slaafs, volgzaam gedrag van patiënt en eisen aan (ook veel geld) zijn vriendin, waarbij patiënt ’s morgens om 06.00 uur buiten de deur werd gezet en niet werd toegelaten in haar sociale leven. Patiënt heeft de relatie enige malen beëindigd, waarna hij tenslotte toch weer voor haar verlangens zwichtte. In november 1992 had patiënt ’s nachts plots een impuls zijn vriendin te verkrachten, hetgeen door haar verbale correctie werd voorkomen. Patiënt was hierna bang voor recidief van een delict. Tenslotte heeft hij toch de relatie beëindigd. Patiënt had voortdurend veel plannen en initiatieven ten aanzien van zijn eigen toekomst (horeca, schoonmaakwerk, journalist, circus, etc.) en ook ten aanzien van sociale activiteiten (organiseerde voetbaltoernooi, e.d.). Wij moesten patiënt voortdurend tegen zijn eigen ambities in bescherming nemen (risico op uitputting, decompensatie), waarbij steeds gepast stappenplannen werden gemaakt, welke vervolgens door pa83
tiënt weer werden verlaten. Patiënt claimt hierdoor veel aandacht van het team. Inmiddels was hij afgewezen voor een beschermde woonvorm van de W.Wismanstichting. Eind 1993 kreeg hij de beschikking over een eenpersoons huishouden (bungalow) op het terrein. Zijn persoonlijkheid veranderde vanzelfsprekend niet, maar door het alleen wonen bleven de voortdurende conflicten beheersbaar. Patiënt weet overal een probleem van te maken, hij kan complexe situaties niet goed overzien, focust zijn aandacht op een bepaald onderwerp, wat hij uit de context haalt en waar hij zich dan obsessief mee bezig houdt. Hij mist dan iedere kritiek op zijn eigen gedrag en luistert niet naar adviezen. De zorg voor zijn leefruimte is matig, maar met structurerende begeleiding lukt het hem zijn huishouden bij te houden. Hij heeft de neiging teveel tegelijk te doen, heeft overwaardige ideeën over wat hij zou kunnen. Hij moet daarin enigszins afgeremd worden. Zijn dochter heeft enige jaren geleden weer contact met hem opgenomen; dit contact verloopt goed. Zij heeft recent zelf een dochtertje gekregen. Patiënt heeft altijd de wens gehad uiteindelijk weer zelfstandig te wonen. Per 2 augustus 1999 kreeg hij een huis toegewezen in Poortugaal. Gezien de mogelijkheid hem in de thuissituatie door hetzelfde team intensief te laten begeleiden in het kader van ons “Zorg op Maat” project, lijkt ons deze uitplaatsing haalbaar.” Daarna volgt een opsomming van de medicatie. Ook de verschillende onderzoeksuitslagen komen aan de orde. Rondom het ontslag worden een aantal afspraken gemaakt. “Na een langzame gewenningsperiode van drie maanden gaat patiënt op 1 november 1999 met ontslag en gaat wonen op zijn nieuwe adres. Hij houdt zich goed aan de afspraken wat betreft medicatieinname, labcontroles en afspraken rondom het huishouden en 84
de begeleiding. Natuurlijk weet patiënt altijd conflicten te genereren, maar rondom zijn verhuizing is alles in goede banen geleid. Hij heeft goed contact met zijn buurtgenoten. Wij hebben hem uitgebreid geïnstrueerd hoe hij zich sociaal zal moeten gedragen. De afspraak is dat hij problemen alleen bij het socioteam meldt en dat hij niet bij alle mogelijke mensen gaat shoppen. Hij accepteert dagelijkse begeleiding door de verpleegkundigen van het socioteam. Hij behoudt zijn uitgebreide programma met werk, sport en recreatieve activiteiten in Delta Psychiatrisch Ziekenhuis als vrijwilliger. Patiënt blijft bij mij onder controle voor zijn psychiatrische toestand en lithiumcontrole.” Het zelfstandig wonen wordt dan een feit.
85
2 FAMILIE HOPMAN
Tachtiger jaren Dossier familie Hopman (namen zijn vanwege privacy gefingeerd) Dit hoofdstuk is mijn ervaring hoe mijn familie met mij is omgegaan tijdens de ziekte en na de dood van moeder. Toen ik ontslag kreeg van de TBS maatregel moest ik gelijk voor mijn ongeneeslijk zieke moeder zorgen die toen al 76 jaar was. Ze was dementerend en had de ziekte van Parkinson. Ook heeft ze kanker gehad aan haar borsten die beide afgezet werden, daarnaast kreeg ze ook nog een nieuwe kunstheup. Voorheen liep ze met veel pijn en kwam ze nauwelijks vooruit. ’s Morgens belde ik haar altijd vroeg op om te controleren of alles goed was; datzelfde deed ik ook ’s avonds. Ze had een alarmknop die ze bij onraad moest indrukken. Dan zou ik onmiddellijk gewaarschuwd worden en dan zou ik direct naar haar toegaan. Op zekere dag hoorde ik niets en ik ging direct naar haar huis toe en door de ramen zag ik haar tegen de verwarming liggen. Ik heb direct de politie gewaarschuwd en die braken met een koevoet (breekijzer) de deur open. Mijn moeder bofte want de verwarming stond uit. Gelukkig, mijn moeder was toen gered. Een ander voorval was toen ik bij mijn moeder binnenkwam; ze stond in de keuken bij het gasfornuis haar kunstgebit (onder en 86
boven kunstgebit) op te bakken in de koekenpan met saus met de gasvlam op zijn hoogst, terwijl ze mes en vork in de hand had. Tijdens deze omstandigheden gebeurde het dat de familie Hopman de erfstukken van de familie Kroll (twee stenen leeuwen), moeders complete inboedel en de bankrekening van haar heeft afgeperst. Dit hebben zij gedaan zonder instemming of toestemming van de andere familieleden Krol! Ik vroeg me af wat de familie Hopman te zoeken had bij mijn dementerende moeder die daarnaast ook de ziekte van Parkinson had en dus uiterst weerloos en zeer kwetsbaar was. Zij was bovendien apathisch en moest voortdurend bij het lopen ondersteund worden; dit gold ook voor hulp naar en op het toilet. De familie Hopman had de intentie al voor de dood van mijn moeder om achter de rug van de andere Krollen de erfenis te verdelen en dat is precies wat er is gebeurd. Toen Eline (mevr. Hopman) mij een keer in het voorbijgaan passeerde in mijn moeders huis riep ze luidkeels dat zij de erfenis (de twee stenen leeuwen) zou krijgen. Ze durfde mij niet aan te kijken, want ze wist dat ze van mijn moeders goedheid misbruik maakte. Haar man, Peter Hopman, was hier getuige van. Wat ik mij afvroeg: wat doet een andere familie, de Hopman familie, bij het verdelen van de erfenis van de Kroll-familie en dat terwijl mijn moeder nog leeft en dit achter de rug om van de andere familieleden van Kroll. Mijn moeder is wilsonbekwaam en ongeneeslijk ziek, zij is daardoor ontoerekeningsvatbaar. Het gezin Hopman bestaat uit mijn zwager en zijn vrouw (Eline) met vier kinderen, de oudste zoon Ton, dan een jongere zuster Ineke en twee jongere zonen (Karel en Jan). Stel dat pa en ma Hopman zelf dement en ongeneeslijk ziek zouden zijn. Wat dan als dochter Ineke met een buitenstaander getrouwd zou zijn, een paar kinderen zou hebben en haar man zou dan gaan praten met Pa en Ma Hopman over de erfstukken van de Hopman familie. Hoe zouden zij reageren als de erfstukken in handen van een andere familie terecht zouden komen. De andere kinderen zouden dan niets krijgen. 87
Al wat je niet wilt dat U geschiedt doe dat ook een ander niet. Wat als de familie Hopman achter mijn rug naar mijn moeder (mevr. H. Kroll-Windt) gaat voor de erfstukken van de familie Kroll waarvan ik Frans, enige zoon, na de dood van moeder, hoofd van de familie KrolI ben. Draai ik de rollen om en Frans gaat naar Peter Hopman’s moeder voor de erfstukken van de Hopman familie dan zullen zij zeker heel kwaad zijn. Maar ze stelen nu wel van de Kroll familie. Later vernam ik dat ik Kindsrecht (erfrecht) heb vanwege de erfenis. En dat dit niet kan verjaren. Ongeveer twaalf jaar geleden is mijn moeder overleden in het Sint Antonius rusthuis aan de Binnenweg in Rotterdam. Mijn moeder kwam te vallen op haar hoofd en kreeg een hersenbloeding, ze was daarna aan haar linkerkant verlamd. De artsen vroegen aan mij of ze de zuurstof mochten afzetten want ze zou geen menswaardig leven meer kunnen hebben. Nadat de zuurstof inderdaad was afgezet heeft ze een vreselijk einde gekregen. Ze heeft zo’n 24 uur naar adem gesnakt; daarna is ze door uitputting gestorven. Ze kreeg passieve euthanasie. Ik wist dat niet. Als ik van haar doodsstrijd had geweten was ik voor actieve euthanasie geweest door middel van een dodelijke injectie. Ze werd begraven op de begraafplaats in Crooswijk in Rotterdam. Mijn zuster Hilda is daar al vele jaren ervoor (1977) ook begraven. Zij was gestorven aan kanker. Ook mijn overleden dochtertje Natasja ligt daar. Alles is hier rustig en vredig. Op een gegeven moment kwam mijn zuster Eline op bezoek met haar man Peter en hun kinderen. Eline en Peter wilden met mij praten. Het ging over mijn overleden moeder en Hilda. Eline vertelde mij dat ze een familiegraf had gekocht in Crooswijk en dat er drie plaatsen waren. Voor mijn moeder en Hilda. Ik vroeg toen blij verrast: mag ik er dan later ook bijliggen? Neen, zeiden Eline en Peter, die andere plaats is voor mijn andere zuster Jannie, die nog leeft. Ik heb een paar jaar later 88
informatie ingewonnen bij de begraafplaats Crooswijk en daar vertelde men mij dat er vier plaatsen waren in het familiegraf van Kroll. Weer later vertelde de begraafplaats opnieuw dat er drie plaatsen zijn! Het bizarre hiervan is dat dit alles achter de rug om van de familie leden Kroll is geregeld. Nog vreemder is dat de familie Kroll niets heeft te vertellen over de mensen die in het graf komen. De familie Hopman beslist alles. Mijn moeder zou het nooit goed gevonden hebben en ook mijn zus niet dat de familie Hopman discrimineert in het graf. Zodanig dat het lievelingskind (ondergetekende), waarvan mijn moeder en mijn zus zoveel hebben gehouden, er niet bij mag liggen in hun graf. Wij, de Kroll familie, vinden het vreselijk om onder het juk van de Hopmans te moeten leven. Voor een familiegraf hadden alle familieleden van de Kroll familie op de hoogte gesteld moeten worden, dat is niet gebeurd. Alles werd door een andere familie (Hopman) geregeld. Deze familie Hopman speelt voortdurend de baas over de familie Kroll. Zelf heb ik ook nog een tweede dochter en twee kleindochters. Wat moet ik en kan ik nog voor hun doen als ik zeg dat de Hopmans de baas spelen over de familie Kroll ook inzake de erfenis van mijn moeder. Het is ook hun Oma en overgroot- moeder geweest en zij worden ook altijd door de Hopmans in alles overgeslagen. De Hopmans nemen al onze rechten af. Ruurlo Toen de vader van Peter, mijn zwager, kwam te overlijden kreeg ik een condoleancebericht van de Hopman familie. Ik ben met het openbaar vervoer naar Ruurlo gegaan. Ik kreeg van te voren te horen dat ik in Ruurlo niet in het huis van de familie welkom was. Daarom ben ik rechtstreeks naar de kerk gegaan. Bijna gelijktijdig kwam ik met de begrafenisstoet aan. Eerst moesten de plechtigheden ingestudeerd worden. 89
(Wie de kist draagt et cetera.). Nadat dat gebeurd was gingen de ongeveer 20 mensen een zaaltje binnen. Achter gesloten deur. Ondergetekende was er ook bij. Geheel onverwacht kwam mijn zuster Eline naar mij toe en raakte me even aan en vroeg me even mee te lopen. De deur ging weer open en ze bracht mij midden in de grote lege kerk. Ze zei, Frans, hier moet je blijven wachten totdat de familie Hopman komt. Eline verdween weer in het zaaltje en ik heb ongeveer 15 minuten gewacht in de lege kerk. Het mooiste moment was voor mij, toen mevr. Hopman sr. die heel veel verdriet had en zo vreselijk huilde dat ik besloot naar haar toe te gaan en te omarmen om haar te troosten. Haar tranen kwamen op mijn lippen en tong. Het was een bijzondere ervaring. Op dat moment stonden op mijn horloge allemaal eentjes. (1.11.1111) Een gelukkig gesternte; ik ben geboren op 1-11-52 op Allerheiligen. Operatie Toen mijn moeder nog leefde vlak voordat ze in het Sint Antonius verpleeghuis werd opgenomen werd, moest ik geopereerd worden aan mijn tanden. Deze moesten allemaal operatief verwijderd worden. De avond voor de operatie in het SintFranciscus Ziekenhuis werd ik overvallen door een Surinaamse crimineel. Hij drong mijn huis binnen en bedreigde mij en stal al mijn geld. Hij was een van de gebroeders J. De volgende ochtend was ik ongeveer om 6 uur in het Sint Franciscus Ziekenhuis, Rotterdam. Ik werd direct opgenomen en zo snel mogelijk onder narcose gebracht en geopereerd. Toen ik uit de narcose kwam en aan het infuus lag vertelde de chirurg mij dat ik nog de hele dag en komende nacht aan het infuus moest blijven vanwege ernstig bloedverlies. Ik accepteerde dat niet en zo goed als ik kon bewegen met mijn mond maakte ik de chirurg duidelijk dat ik weg wilde en dat het infuus uit mijn arm gehaald moest worden. Indien ze dat zouden weigeren dan zou ik dat zelf doen en naar huis gaan. Daarop hielpen ze mij tegen advies in. 90
Toen ik meer dood dan levend bij mijn moeder thuis kwam zag ik ook mijn zuster Eline en haar man Peter. Ze stonden op het punt weg te gaan met mijn moeder naar het huis van de Hopmans ergens in Zuid-Holland. Ik was er niet al te best aan toe, veel bloed in mijn mond en met tientallen hechtingen, opgezette kaken en extreem hoge koorts. Het lukte me mijn moeder om wat geld te vragen. Mijn moeder pakte tien gulden en wilde dat aan mij geven. Mijn zuster Eline rukte het geld uit mijn moeders handen en schreeuwde mij toe dat ik voor mijzelf moest zorgen en dat ik haar niet moest plunderen. Hierop verlieten zij en haar man het huis van mijn moeder. Overdaad schaadt Ik koop veel tweedehands fietsen van de Hervormde Kerk in Poortugaal. Ze kosten mij per stuk 15 euro ongeacht de kwaliteit. Ik word gesponsord door de Hervormde Kerk uit Poortugaal met 100 euro per jaar, als tegemoetkoming voor de eventuele reparatiekosten. Ik heb gemiddeld 10 stuks goede fietsen in de schuur bij mij thuis staan. De fietsen geef ik na het opknappen aan minderbedeelden van bijvoorbeeld psychiatrische patiënten van Delta in Poortugaal. Mijn zwager kwam met zijn gezin op bezoek en hij zag mijn fietsen en zei tegen mij, ik kan er wel een stuk of 5 van gebruiken. Er zaten heel erg mooie fietsen bij o.a. een racefiets van Joop Zoetemelk die de Tour de France eens heeft gewonnen. Dit was één van mijn lievelingsfietsen. Later ging ik naar het nieuwe huis (550.000 euro) van de familie Hopman om het te gaan bezichtigen. Ik stond op de stoep bij hun oude huis (wat ze nog moesten verkopen) en ik keek naar de fietsen die voor hun deur stonden. Ja hoor, één ervan was mijn lievelingsfiets van Joop Zoetemelk, compleet verroest met twee lekke banden. Toen ik bij hen achter bij de schuur stond zag ik ruim tien fietsen staan voor het gezin Hopman van 4 volwassenen en twee kleinere kinderen. Als zij, de familie Hopman met de erfstukken (de twee antieke stenen leeuwen) net zo omgaan als met de fietsen dan klopt er 91
iets niet. Ik heb al zo’n 40 fietsen gratis weggegeven aan minderbedeelden maar deze familie pot alles op voor zich zelf en verwaarlozen de fietsen. Bij iedere verjaardag gaf ik elk een cadeautje. Ik sloeg nooit iemand over, zo ook met Kerst en Sint Nicolaas. Maar mijn kind en kleinkinderen werden altijd overgeslagen. Hebzucht: de computers Mijn neef Ton is een bekende D.J. in de omgeving van zijn woonplaats. Ik had thuis een laptop en een vaste computer. Om hem een plezier te doen heb ik hem mijn laptop geschonken in de veronderstelling dat ze maar één computer hadden. Groot was mijn verbazing toen ik voor het eerst op zijn kamer kwam en dat ik daar een vaste computer zag staan. Omdat ik hem mijn computer heb beloofd te geven, hield ik mijn belofte. Eerlijk is eerlijk. Een maand later hoor ik dat Ton een nieuwe laptop heeft gekocht. Dus waar ik in mijn eigen huis twee computers een teveel aan luxe vind, geef ik mijn laptop aan Ton en nu hebben zij 4 computers. Als zij drie computers hebben ga ik toch niet een heel erg goede computer erbij geven. Het gezin bestaat uit 6 personen. 4 volwassenen en twee kinderen. Op zekere dag was ik bij de familie Hopman; mijn zuster was boven. Ik keek wat in het rond en zag een stapel platen liggen. Nieuwsgierig ging ik kijken en groot was mijn verbazing toen ik mijn eigen platen van dertig jaar geleden zag uit mijn Flower Power tijd (ik was toen een hippie). Toen Eline beneden kwam vertelde ik haar dat ik platen zag die van mij zijn. Zij ontkende alles en beweerde glashard dat die platen van haar zijn. Ik zag o.a. een dubbelalbum van de Soft Machine, de THIRD etc. Zo zijn er 150 platen van mij ontvreemd. Een paar maanden geleden kwamen Eline en Peter naar mij toe en wilden van mij ongeveer 30 tot 40 platen lenen voor hun 20-jarig huwelijksfeest. Ik heb ze die platen geleend ondanks dat ze zelf honderden platen hebben (waaronder dus ook de platen die van mij zijn). Ik begrijp dat niet goed. 92
Machtiging Tijdens mijn TBS periode heb ik mijn moeder gemachtigd om mijn geld te beheren. Maar daar mijn moeder ongeneeslijk ziek werd (kanker en de ziekte van Parkinson) kon zij niet meer naar de bank gaan en regelde mijn zuster Eline de geldzaken van mijn moeder en mij. Ze had slechts de handtekening en de machtiging en paspoort nodig van mijn moeder en haar eigen identiteitsbewijs om aan het geld van mijn moeder en aan mijn geld te komen. Ze heeft hier misbruik van gemaakt. Eline kocht van mijn geld een compleet stereomeubel en een geluidsinstallatie. Ook veel meubilair en de wandkast waren gloednieuw. Ze zeiden dat het meubilair en de wandkast van de erfenis van mijn overleden zuster was. Het geld wat ik gedurende mijn TBS-tijd gespaard had, zo’n 900 gulden per maand, gedurende 11 jaar, is ook spoorloos verdwenen. Mevrouw Hopman neemt u het mij niet kwalijk dat ik u op deze manier lastig val, maar de Hopmans (Eline en Peter) hebben zonder geldige redenen alle contacten verbroken. Deze brief is de waarheid van wat er is gebeurd in de afgelopen jaren. Mijn dochter en kleinkinderen zijn van dit onrecht ook de dupe. Doe recht alstublieft. Frans
93
3 SPORT EN SPEL BIJ DELTA
2003 en volgende jaren Sport en Spel Tijdens mijn verblijf in het Delta Ziekenhuis in Poortugaal heb ik een aantal certificaten sportbegeleider behaald om deel te kunnen nemen aan het sporten en het mede-organiseren van sporttoernooien. Daarnaast ben ik ook gecertificeerd EHBO-er (inclusief reanimatie). In 2003 heb ik een eerste officiële klacht ingediend omdat er een aantal dingen niet gaan zoals wij als patiënten dat zouden willen. Daarna zijn er nog meer klachtenbrieven verstuurd. Het geeft aan hoe graag ik wil dat onze sport goed begeleid wordt en hoe ik daarmee bezig ben. “Augustus 2003 Geachte heer X, Ik neem al langere tijd deel aan diverse sportactiviteiten. Ik verzorg zelf ook (onderdelen van) activiteiten. Meestal heb ik veel plezier van dit alles en kom ik graag naar het sportveld. Ik wil samen met andere patiënten sporten in een gezonde, veilige omgeving om mijn/onze conditie, uithoudingsvermogen en lenigheid te vergroten, waardoor onze geest en lichaam gezond en wijzelf beter worden. 94
De laatste tijd echter zijn er steeds meer dingen waar ik me aan stoor omdat ze dit in de weg staan. Ik heb al een paar keer geprobeerd A en B hierop aan te spreken, maar ze lachten me uit en willen niet naar me luisteren. Daarom schrijf ik u nu deze brief. De dingen die me storen zijn de volgende: 1. Vroeger was het sporten van 17.30 – 19.00 uur. Nu is dat van 18.00 – 19.00 uur. Ik zou graag willen dat er weer langer gesport kan worden, want ik vind sporten leuk en belangrijk. 2. Verder komt B steeds later, zodat hierdoor de sporttijd nog verder wordt ingekort. Hij gaat dan eerst telefoneren, verkleden en naar het toilet, waardoor we pas rond 18.15 uur echt kunnen beginnen. Er blijft dan nog drie kwartier over. Dat vind ik vervelend. 3. Een ander punt is dat ik vind dat A en B geen goed voorbeeld geven door voortdurend te roken (buiten, maar ook binnen op het kantoor). Op die manier verdwijnen de regelgeving en de normen en waarden. Als zij les moeten geven staan ze te roken op het terrein. Terwijl de regels zijn dat tijdens het sporten niet gerookt mag worden. Door hun gedrag faalt dus het rookbeleid. Bovendien heb ik er last van, zeker als ik binnen met hen wil overleggen (bijvoorbeeld over de taakverdeling van een activiteit die ik medeorganiseer). 4. Als mensen over hun sporten willen napraten kan dat nergens op een plaats waar niet gerookt wordt. Dit gaat tegen het Deltabeleid in. 5. Zowel A als B maken mijn handicap bespottelijk en belachelijk door pervers te worden door masturbatie- bewegingen te maken. En als ik ga sporten roept B ‘flikker’ naar me. Ik vind dat heel naar. Vorig jaar ben ik bedreigd door verpleegkundigen met de vraag of ik misschien homo was. Daar heb ik veel last van gehad. Toen ben ik naar de politie geweest en heb een aanklacht ingediend wegens discriminatie. De politie heeft daar een aantekening van gemaakt 95
en toegezegd deze verpleegkundigen op het matje te zullen roepen als het nog eens zou gebeuren. Ik wil graag dat B duidelijk gemaakt wordt dat dit gedrag niet kan, voor mij erg bedreigend is en zeker niet professioneel te noemen is. 6. Ik vind dat A en B patiënten die komen sporten onnodig in gevaar brengen door tijdens het voetballen ook de volleybalpaal in de zaal te laten staan. Ook draaien zij de tennispalen niet om, waardoor de voetballers tegen de gevaarlijke uitsteeksels kunnen lopen. Toen ik aan B vroeg of ik de palen zou opbergen en omdraaien zei hij mij dat ik ze moest laten staan. Ik vind dit onverantwoordelijk. 7. En ik vind dat A geen controle heeft over de sportende patiënten en verpleegkundigen: toen een patiënt over de rooie ging, liet hij gewoon doorspelen, zonder de patiënt te corrigeren. Ook toen daarna een verpleegkundige de patiënt hard begon te trappen, liet A gewoon doorspelen. Toen ik hem hierop na afloop aansprak, zei hij dat hij zijn eigen verantwoordelijkheid had. Dat is natuurlijk zo, maar ik vind dat hij onvoldoende rekening met deze patiënt heeft gehouden. En dan denk ik: wat kan hier allemaal gebeuren zonder dat iemand ingrijpt? Dat vind ik een enge gedachte. 8. Al maandenlang is er geen jodium in de sportzaal aanwezig. Dus toen een patiënt kapotte knieën en ellebogen had, kon hij niet worden verzorgd. Dat vind ik nalatig van A en B. Gelukkig vertelden ze dat nu eindelijk de jodium besteld is. 9. In het kantoortje liggen (ook zeer grote) messen, een broodzaag en scharen gewoon voor het grijpen. Op een keer heb ik gezien dat A tijdens een gesprek met een collega een scherp mes gepakt heeft en dat in een gebalde rechtervuist heeft gehouden terwijl hij verder praatte. Dit maakte op mij een bedreigende en gevaarlijke indruk, waar ik ook van schrok. Ik vind dat ze zorgvuldiger (en veiliger) met scherpe dingen moeten omgaan. 10. Tot slot: drie jaar geleden (2000) heb ik video-opnamen van een voetbaltoernooi gemaakt. De cassette heb ik vervolgens aan A gegeven, zodat hij hem kon bekijken. Ik zou 96
deze cassette graag terug hebben en heb hem hier herhaaldelijk om gevraagd. Tot nu toe heb ik niets van hem ontvangen. Ook dat vind ik een kwalijke zaak. Ik heb de video’s nodig om er kopieën van te maken voor de Deltaspelers zodat ze naar hun prestaties kunnen kijken. Mijnheer X, ik heb u nu al mijn grieven en klachten voorgelegd. Ik hoop dat u met mij wilt meedenken om oplossingen te vinden, want met A en B kom ik er niet uit. Wat mij betreft zou ik graag over dit alles in aanwezigheid van de patiëntenvertrouwens-persoon (PVP) komen praten. Graag ontvang ik daartoe een uitnodiging om op een serieuze manier deze zaken met u door te spreken. Want wat ik graag wil is dat de vervelende grapjes stoppen, dat de zaken rond het sportveld veiliger en beter geregeld worden en dat de rookafspraken beter gehouden worden. was ondertekend: Frans Kroll” November 2003 vraagt de PVP om een antwoord aan de heer X omdat er nog niets is vernomen. Eind november 2003 gaat een soortgelijk brief naar een andere verantwoordelijke. Hier is het volgende nog aan toegevoegd. “Mijnheer X, Ik heb hierover contact gehad met mijn psychiater. Zij vertelde mij dat er geen veiligheidsvoorschriften zijn op DeltaBouman. Ik vind dit onverantwoord. Mijn vragen aan u zijn nu dus: Uit het bovenstaande begrijpt u dat ik mij zorgen maak om de manier waarop de sportactiviteiten georganiseerd worden. Nu ik heb begrepen dat DeltaBouman geen veiligheidsvoorschriften heeft, bied ik aan om ze voor u (en alle sportliefhebbers) op te stellen. Nu Delta Psychiatrisch Ziekenhuis gefuseerd is met de Bouman-stichting krijgen de sportinstructeurs ook te maken met verslaafde sporters en TBS’ers. Ik vraag me af of ze hier wel voldoende voor gekwalificeerd zijn. Zijn ze wel 97
in staat de veiligheid van alle sporters te bewaken? En een laatste zorg die ik heb is het volgende: noch T, noch M heeft een geldig EHBO-diploma. Ook dat vind ik, gelet op hun werkplek, onverantwoord. Ik hoop dat u dat ook inziet en dat u er wat aan zult gaan doen. was getekend: Frans Kroll” In januari 2005 gaat er wederom een klacht over de handelwijze van de sportbegeleiders uit. “Mevrouw X, Ik heb twee klachten. Een gaat over het handelen van een sportbegeleider tijdens het laatste voetbaltoernooi in december 2004 en de andere klacht gaat over de tweede sportbegeleider. Eerste klacht. (ingekort) De begeleider stuurt een speler en patiënt weg van zijn vertrouwde team naar een vreemd team waar hij niet heen wilde. Speler werd hierdoor psychotisch wat neerkwam op boosheid, uitdagend en agressief gedrag naar zijn eigen team. Wij speelden toen goed, maar door dit voorval hebben wij uiteindelijk verloren. Ik denk dat de begeleider roet in het eten wilde gooien. Hij had wat moeten ondernemen toen de speler door het lint ging. Tweede klacht. (ingekort). Sinds enige tijd is er een nieuwe begeleider bij het sporten. Hij staat toe dat er langs de zijlijn gerookt mag worden tijdens het sporten. Volgens mij is dat niet het beleid van DeltaBouman. Verder stelt hij ploegen zo op dat er steeds alleen de sterke spelers in een ploeg zitten en in de andere ploeg de zwakkeren. De laatste zitten daardoor meer aan de kant dan dat ze kunnen deelnemen. Aan het begin van een wedstrijd verzuimt hij de spelregels uit te leggen. Wij willen duidelijkheid. Toen er een keer een bal op het dak was gekomen heeft 98
hij een patiënt gevraagd deze er af te halen. Dat is onverantwoord en gevaarlijk; het is gelukkig goed afgelopen. was getekend, Frans Kroll” Er komt een antwoord op waarin wordt ingegaan op de twee klachten. Alleen niet zoals ik zou willen. Er wordt naar mijn mening niet voldoende ingegaan op mijn klachten. Dit meld ik in een antwoordbrief met omschrijving waarom ik meer wil weten. “(ingekort) Kunt u afspraken maken over hoe de teams worden samengesteld? Onder wiens verantwoordelijkheid valt een speler van wie nog niet duidelijk is met welk elftal hij zal meespelen? U heeft de begeleiders aangesproken over het roken. Daar ben ik blij mee. Ook over het “klimaccident” zijn zij aangesproken. Verder begrijp ik dat sportactiviteiten als inloopactiviteit worden georganiseerd. Ik zie bezwaren. Het is niet mijn verantwoording en leg me hierbij neer. was getekend, Frans Kroll” In maart 2005 krijg ik bericht dat ik voorlopig niet meer van de sportactiviteit gebruik mag maken. Eerst moet er een gesprek komen met de begeleiders, de verantwoordelijken van DeltaBouman en mijzelf. De begeleiders zijn momenteel op vakantie. Er volgt een periode van e-mail over en weer en in juni hoor ik dat er op 4 juli een hoorzitting volgt op mijn klachten. In het verslag van de hoorzitting staat allereerst de achtergrond van de klacht, alsmede de inhoud. Daarna het verweer. “(ingekort) De leidinggevende van het WAC is de laatste 2,5 jaar regelmatig met de heer Kroll in gesprek geweest over zijn op- en aanmerkingen over de gang van zaken bij de sportacti99
viteiten. Doorgaans was bij die gesprekken de PVP aanwezig. Begin dit jaar was er weer een aantal klachten. Zij heeft die bespreekbaar willen maken, in die zin dat het steeds haar doel is geweest in gesprek te blijven met de heer Kroll. Op alles ingaand maakt volgens leidinggevende de situatie onwerkbaar. De klachten bevatten echter ook elementen waarop maatregelen getroffen moesten worden. Dit alles maakte dat leidinggevende het noodzakelijk vond een gesprek te hebben met de heer Kroll en de sportbegeleiders om goede afspraken te maken. Op 14 en 29 maart en 25 april is er wederom e-mail contact geweest tussen de leidinggevende en de heer Kroll en hieruit kwam naar voren dat de heer Kroll geen gesprek wenste, maar zich tot de klachtencommissie zou wenden. Op 1 juli is de heer Kroll materiaal geweigerd om te sporten omdat niet duidelijk bleek of dit materiaal werd aangewend in de hoedanigheid als patiënt van Delta of als vrijwilliger voor Soeda. De onduidelijkheid wordt versterkt doordat patiënten van Delta deelnemen aan de activiteiten van Soeda. Overwegingen en oordeel. De heer Kroll is overtuigd sportman; hij maakt intensief gebruik van de sportfaciliteiten, als patiënt van Delta, maar ook als vrijwilliger voor Soeda, een dagactiviteitencentrum voor psychiatrische patiënten in Rotterdam waar ook mensen komen die in Delta opgenomen zijn geweest. Hij is betrokken bij het organiseren van wedstrijden en toernooien. De heer Kroll zet zich intensief in “voor een rookvrije psychiatrie.” Hij draagt dat uit door een T-shirt met dat opschrift te dragen. Hij is er erg op tegen dat patiënten tijdens sportactiviteiten, op momenten dat ze niet aan het spel deelnemen, aan de zijlijn gaan zitten roken. Sinds 14 maart 2005, de datum waarop de heer Kroll geschorst werd, zijn er 6 weken verstreken zonder dat er met de heer Kroll was gesproken. De heer Kroll vindt dan dat hij zo lang in het ongewisse was gelaten dat hij een gesprek met de leidinggevende afwees. 100
Aan de geschorste dient kenbaar gemaakt te worden waarom de schorsing plaatsvindt, wat de verdere gang van zaken zal zijn en op welke termijn beslissingen zullen worden genomen. Bij de schorsing van de heer Kroll is aan deze vereisten niet voldaan. Zo spoedig mogelijk na de schorsing had er een gesprek met de heer Kroll moeten plaatsvinden, om uit te leggen waarom hij geschorst werd en voorts het contact met de heer Kroll in een impasse kwam, is van de kant van degenen over wie wordt geklaagd kennelijk geen enkele actie meer ondernomen om tot beëindiging van de schorsing te komen, met als gevolg dat de schorsing op de dag van de zitting nog niet was opgeheven. De heer Kroll die van een medewerker van het WAC toestemming kreeg te trainen, maar van een sportbegeleider het materiaal niet mocht gebruiken. De klachtencommissie is van oordeel dat deze gang van zaken onzorgvuldig is geweest jegens de heer Kroll. Hij is te lang in het ongewisse gelaten. Het geheel overziende komt de klachtencommissie tot de conclusie dat degenen over wie wordt geklaagd tekort zijn geschoten in de benadering van de heer Kroll na de schorsing. Uit een oogpunt van bejegening is de klacht gegrond. Aanbeveling De klachtencommissie beveelt aan dat thans alles in het werk wordt gesteld om de schorsing van heer Kroll te doen beëindigen. Vervolgens dient de begeleiding er mede op te worden gericht te voorkomen dat zich opnieuw een soortgelijke situatie zal voordoen.” In augustus daarop krijg ik bericht van de directeur Patiëntenzorg met de volgende inhoud: “(ingekort) Om te voorkomen dat zich in de toekomst opnieuw problemen voordoen wil ik die onduidelijkheid opheffen. Dat doe ik door te stellen dat u uitsluitend als patiënt van Delta deelneemt aan sportieve activiteiten die op het terrein van Delta door sportbegeleiders van Delta worden georganiseerd 101
en begeleid. Dit geldt ook in de situatie dat u als deelnemer van Soeda met andere deelnemers van Soeda gebruik maakt van de faciliteiten van Delta.” Er gaan nog een aantal e-mails naar diverse personen binnen de organisatie, ik kan het niet goed begrijpen wat er hier allemaal gebeurt. Mijn PVP geeft in een brief aan de directeur Patiëntenzorg ook aan niet zeker te zijn van de uitkomst van de klachtenafhandeling. Mag ik nu wel of niet meedraaien met de sporttoernooien in het organiseren ervan, of alleen als patiënt van Delta meelopen. Uiteindelijk wordt er gezegd dat ik alleen in de hoedanigheid van patiënt aan sport- en spelactiviteiten mag deelnemen. Er hoeft bij mijn sporten geen begeleiding aanwezig te zijn. In 2006 gebeurt er weer iets. Mijn e-mail aan mevrouw X. “(ingekort) Ik ben nu al ruim een jaar bezig met tafeltennistoernooitjes op Delta het PLEIN. Een keer per maand hebben we een toernooitje. Ik word van het kastje naar de muur gestuurd. Ook voor Sinterklaas mocht ik niks organiseren. Volgens de directeur Patiëntenzorg was dat niet afgesproken. Het laatste nieuws is dat we geen tafeltennistoernooi meer mogen houden. Beste mw X, ik heb de laatste 15 jaar wel tussen de 20 en 30 toernooien gehouden en er nooit problemen mee gehad. Al het plezier voor iedereen verdwijnt hiermee. WIE ZIT HIER ACHTER. was getekend, Frans Kroll” Mijn PVP gaat met deze opmerkingen naar een andere verantwoordelijke. Zij vermeld hierin het volgende: “(ingekort) Frans vertelde mij dat hij al zeker 14 jaar voor patiënten van Delta tafeltennistoernooitjes organiseert. Dit doet hij met een tweetal personeelsleden van de recreatie. Hij moet 102
nu de aanwijzingen van Delta medewerkers in acht nemen. Hij werkt echter al jaren goed en prettig met hen samen. Wat is het probleem nu ineens. Hij is op de hoogte van het besluit van de directeur Patiëntenzorg dat hij slechts onder medewerkers van Delta mag werken.” In het voorjaar van 2006 wordt er weer een voetbaltoernooi georganiseerd. In een gesprek in maart ‘06 met betrokken partijen is gezegd dat het Soeda team zelf mag beslissen aan wie de leiding wordt toevertrouwd. Als dat nu aan Frans wordt toevertrouwd (als vrijwilliger) wordt het team dan buitengesloten van deelname omdat hij geen medewerker is van Delta? Wie kan hierop worden aangesproken met betrekking tot aansprakelijkheid. De aangesproken partij geeft het volgende antwoord. “(ingekort) Alle organisaties hebben bericht gekregen van de aanmeldprocedure waarin opgenomen is dat er gesteld wordt dat er een gediplomeerd sportbegeleider (geen vrijwilliger) mee moet met een team. De heer Kroll kan natuurlijk wel meedoen aan het toernooi in het team van Soeda en Soeda zal op haar beurt moeten bekijken of zij deze sportbegeleider mee kunnen sturen met het team.” Wat moeten we nu met zo’n antwoord. Enerzijds wordt er gezegd dat er een gediplomeerd sportbegeleider meegestuurd moet worden en anderzijds wordt er gezegd dat het team zelf moet beslissen wie er meegestuurd wordt. Waar blijft de duidelijkheid. Het blijft een spelletje ‘jouw woord tegenover het mijne’. Rond augustus 2006 krijgen we te horen dat alle toernooitjes bij het Delta Plein zijn stopgezet. “Mevrouw X sprak over het tafeltennistoernooi dat door personeelsgebrek geen doorgang meer kan vinden. Maar ze verzweeg dat de andere toernooitjes ook verdwenen zijn. Ook 103
door personeelsgebrek. De bejegening tot de patiënten laat veel te wensen over. HJ wist ook dat de andere toernooitjes verdwenen zijn voordat we een gesprek met hen hadden. Ik wil me 100% inzetten om ze terug te krijgen. Alle klachten die ik heb wil ik voorleggen aan de klachtencommissie. Dus een nieuw SPORTREGLEMENT en de TOERNOOITJES terug. was getekend, Frans Kroll” Verder zijn er problemen met de deelnemers aan het voetbaltoernooi. Meerdere telefoontjes worden naar afdeling Sport en Spel gedaan maar er komt maar geen antwoord. Drie dagen voor het bewuste toernooi komt er uit dat Soeda niet mee mag spelen omdat een vrijwilliger niet is toegestaan als begeleider. Ik heb zelf een sportcertificaat en een EHBO-diploma. Daarnaast nemen deel een gediplomeerd begeleider, een UVV’er en een spelbegeleider. Dit alles is niet voldoende om deel te nemen. Toernooien 2005 Leiden Delta wil dat de spelers van Soeda uit vrije wil kunnen beslissen bij wie ze willen spelen. Wij van Soeda juichen dit toe, we hebben de vrijheid lief. Op een gegeven moment werd getracht een paar van onze beste spelers toe te voegen aan de Delta groep, wat met de allerbeste speler lukte (een ex-bewoner). Delta wist dat wanneer ze spelers van Soeda in hun ploeg zouden zetten zij de ploeg van Soeda ernstig zouden verzwakken. De sportleraren van Delta beslissen over deelname van de Delta spelers. Soeda haakte na dit voorval af. Delta ging dus met een team naar Leiden. Als ze slim waren geweest hadden ze hun handen afgehouden van Soeda en gekozen uit hun eigen groep bewoners (40 in totaal). Het probleem is dat de bewoners hierdoor in de verdrukking komen en plaats moeten maken voor ex-bewoners. 104
Aan mijn vertrouwenspersoon mail ik het volgende: “Het handelen tijdens het voetbaltoernooi was onder leiding van de sportleraar zeer onsportief. Delta heeft altijd een busje vol spelers; ditmaal had hij negen spelers, waarvan 4 reserves. Zelf was hij geblesseerd. Hij speelde een speler van Delta door naar Soeda. Die speler wilde dit helemaal niet en ging behoorlijk door het lint waarbij hij bijna lichamelijk letsel aan een medepatiënt toebracht. Achter de rug om van Frans gaan de sportleraren naar de Psychiater om over hem te praten. Zelf wordt hem niets verteld. De bewoners van Delta staan bij ons altijd voorop omdat zij minder hebben dan de ex-bewoners. Op een gegeven moment heeft Soeda een goed team en Delta gooit hun eigen mensen aan de kant en halen de beste spelers weg bij Soeda.” 2006 Kijkduin Een maand voor het toernooi werd door de sportleraar van Delta al aangegeven dat er 4 plekken vrij moeten blijven voor het geval er iets gebeurt tijdens het toernooi met de ploeg van Delta, Dorpsblik of de Loods. De chauffeur van het busje kan dan direct terug met de zieken richting Delta. Soeda mocht de plekken niet innemen ondanks dat de plekken inwisselbaar zijn. Op de toernooidag komt het busje aan met 5 mensen incl. bestuurder; één vrije plek slechts over. De Soeda ploeg had spelers die ook graag mee wilden spelen. Dit zijn klinische patiënten van Delta maar mogen niet mee met het vervoer van Delta. Sport en Spel van Delta zegt dus letterlijk dat spelers die bij Delta overboord vallen en dus niet bij Delta voetballen mee kunnen spelen in de ploeg van Soeda maar ze verliezen dan wel alle rechten op vervoer van Delta. Deze twee voorvallen lijken toch sterk op discriminatie van de spelers. September 2006 gaat er een e-mail naar het hoofd Werkcentrum van Delta. 105
“(ingekort) We willen graag op het Plein een aantal dam/ schaakborden hebben met damstenen/schaakstukken plus kaartspelen, sjoelbord en schijven en dobbelstenen. We willen ook graag dat er weer betaald wordt voor het biljarten, 50 eurocent per half uur. In een jaar tijd hebben we ongeveer 1000 euro gespaard. De huidige klok kan goedkoop omgebouwd worden van guldens naar eurocenten bij de Olifant. Van die 1000 euro kunnen we leuke dingen doen voor de patiënten. Zorgt u ervoor dat er op het biljart nieuwe banden komen en een nieuw laken. Ik bedoel dezelfde zaak bij de Olifant die we altijd gehad hebben. Ik ben ook klant bij hun. Ik wil ook graag weer de toernooitjes terug hebben, een keer per maand. Als de werkende krachten stoppen met roken dan komt er meer tijd voor de patiënten. Voorts heb ik een vraag aan u over het afgelopen Delta toernooi bij Oude Maas (voetbal). Soeda mocht niet mee voetballen ondanks het feit dat we ruimschoots gekwalificeerd waren. Acht dagen voor het toernooi zou u een mail hebben gekregen van de sportbegeleiders of Soeda mocht meespelen. Er is daar nooit antwoord op gekomen, in ieder geval niet naar mij toe. was getekend Frans Kroll.” Het hoofd van het Werk en Activiteitencentrum stuurt in oktober 2006 een brief naar de leiding van Soeda met de volgende inhoud. “(ingekort) De sportbegeleider van Delta heeft u uitgelegd dat er professionele begeleiding verwacht wordt vanuit de organisatie die een team inschrijft voor een sportevenement georganiseerd door Delta Psychiatrisch Centrum. Dit betekent dat de inschrijvende organisatie verantwoordelijk is voor alles rondom dat team, het vervoer, kleding en de begeleiding gedurende het evenement. In het geval dat cliënten van het DPC zich inschrijven via uw organisatie dan vallen ook zij onder die verantwoordelijkheid. Ik neem aan dat de leden uit dat team ook bezoekers zijn van 106
uw organisatie. Indien er bijzonderheden zijn of er zaken geregeld moeten worden voor uw team verwacht ik dat uw organisatie zelf contact opneemt met de collega’s van het sportcentrum. Zij kunnen dan aangeven wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn.” Het wordt 2007. In februari neem ik nogmaals contact op met mijn PVP en zij stuurt wederom de nog steeds openstaande klachten door naar het hoofd van het Werkcentrum. Het gaat nog steeds om de deelname aan voetbaltoernooien door Soeda. 23 april 2007 Een officiële klacht gaat naar de klachtencommissie van het Delta Psychiatrisch Centrum. Nog steeds over de openstaande kwesties. “(aangepast) Geachte mevrouw X, De Klachtencommissie heeft mij in 2005 gelijk gegeven in mijn klacht over Sport & Spel. Ik had verwacht dat daarmee alles weer bij het oude zou zijn. Helaas blijkt dit niet het geval. Mijn schorsing is van de baan, maar sporten zoals vroeger, voor mijn schorsing, is er niet meer bij. Vanwege beslissingen van Delta, die in mijn nadeel en in dat van andere patiënten uitvallen en waar ik het om die reden niet mee eens kan zijn. Gesprekken met diverse mensen binnen de organisatie van Delta hebben geen veranderingen gebracht. Daarom zie ik geen andere mogelijkheid dan opnieuw een keer een oordeel van de Klachtencommissie te vragen. Hieronder geef ik aan om welke beslissingen van Delta het gaat. Ik geef bij elke beslissing aan wat dit voor mij en andere patiënten betekent. • Allereerst een beslissing van toenmalig directeur Patiëntenzorg, dat ik uitsluitend nog in de hoedanigheid van patiënt aan sport en spelactiviteiten mag deelnemen 107
•
•
•
• •
en daarbij rekening moet houden met aanwijzingen van medewerkers van Delta. Deze beslissing betekent onder meer dat ik niet meer op eigen initiatief op vrijdagavond een partijtje tennis of volleybal voor patiënten mag organiseren. Men haalt nu zelfs de netten binnen, waar die vroeger altijd bleven hangen! Vervolgens een beslissing om het tafeltennistoernooi onder sport en spel te brengen, wat betekent dat de organisatie van het toernooi niet langer in mijn handen ligt. Ik werkte altijd fijn samen met C en E. Ineens houdt die samenwerking op. Later blijken de toernooitjes van de donderdagavond geschrapt te zijn. Personeelsgebrek hoor ik. Ik wil die toernooitjes graag voor de patiënten organiseren, eventueel onder toezicht van UVV’ers. Dit mag niet. Ik begrijp het niet – het belang en plezier van de patiënten staat toch voorop?? Ook heeft Delta besloten dat instellingen alleen aan door haar georganiseerde sport- en spelactiviteiten mogen deelnemen als zij met hun team een gediplomeerd (sport)begeleider meesturen. Dit houdt dat het team van Soeda, waarin ook patiënten van Delta spelen, nu van deelname wordt uitgesloten. Ik begeleidde dit team jarenlang. Mijn papieren – een landelijk erkend certificaat als recreatie sportleraar en een EHBO-diploma – zijn ineens niet meer voldoende. En Delta wil ook niet meer dat X het team van Soeda als supervisor begeleidt als het aan andere toernooien deelneemt, d.w.z. toernooien die niet door Delta worden georganiseerd. Op deze manier blijft er weinig van mijn sport- en spelactiviteiten over. Ik vind dit echt niet leuk! Zo onsportief! Het lijkt erop dat Delta rehabilitatie, herstel en empowerment van patiënten niet belangrijk vindt, ik voel me gereduceerd tot patiënt zijn.
Kort geleden ben ik gevraagd om bij het komende voetbaltoernooi “Oude Maas” als EHBO-er op te treden. Ik vind dat ik dit niet kan doen, want mijn team van Soeda mag opnieuw niet deelnemen aan het toernooi. Voor het begin van een wedstrijd roepen wij altijd “Allen voor één, één voor allen” met elkaar. 108
Als ik nu als EHBO-er instap, laat ik mijn teamgenoten in de steek. Ik vind dat ik dat niet kan maken, ik ben een voorstander van fair play. Wilt u mijn klaagzang aan de klachtencommissie geven. Ik wordt daarna graag uitgenodigd voor een hoorzitting waar ik mijn klachten nader kan toelichten. was getekend Frans Kroll” Op 21 mei 2007 vind de hoorzitting plaats. Zelf heb ik erop aangedrongen apart door de klachtencommissie te worden gehoord. Ook heb ik toestemming gegeven, voor zover noodzakelijk, dat mijn dossier was in te zien. Tijdens de hoorzitting worden de klachten zoals vermeld in de klachtenbrief aangehaald. Mijn klacht heb ik zelf toegelicht, als volgt: “(ingekort) • De klachtencommissie heeft aan haar oordeel op de klacht van de heer Kroll over de schorsing een aanbeveling verbonden. • Sommige activiteiten zijn opgeheven wegens personeelsgebrek en de heer Kroll zou die gemakkelijk zelf kunnen organiseren. • Hij mag geen vrijwilliger meer zijn voor het Soeda-team waarvan ook patiënten van Delta uitmaken, hij mag nog wel als EHBO-er optreden. • Het sportregelement waar hij in 2005 om gevraagd heeft is er nog steeds niet. • Er is een groot rokersprobleem en het terrein van Delta is zwaar verwaarloosd. • Voor het Soeda-team stelt Delta de eis dat er een gediplomeerde begeleider is. Andere instellingen stellen die eis niet. Daar kan de heer Kroll als vrijwilliger van alles organiseren, die instellingen willen alleen dat een medewerker van Delta meekomt om een oogje in het zeil te houden. Van Delta mag die medewerker niet meer mee. 109
Verweer: De heer Kroll heeft een groot rechtvaardigheidsgevoel dat maakt dat hij in actie komt wanneer hij onrecht meent te bespeuren. Dat leidde in het verleden regelmatig tot conflicten met anderen. De beslissing dat de heer Kroll uitsluitend als patiënt aan sport- en spelcactiviteiten mag deelnemen is in die zin een wijs besluit, dat het de heer Kroll recht doet omdat hij gebruik kan maken van de sportfaciliteiten en anderzijds rolonduidlijkheden en competentie-problemen voorkomt. De situatie is daardoor weer werkbaar geworden.” Op de zitting is het verweer als volgt toegelicht. “(ingekort) De activiteiten van de heer Kroll voor en met het Soeda-team zijn diens eigen initiatief. Soeda heeft niet de heer Kroll aangewezen als vrijwilliger of begeleider. Delta stelt aan andere instellingen, dus ook aan Soeda, de eis dat een medewerker die in dienst is van die andere instelling als begeleider naar sportactiviteiten van Delta mee komt. Het gaat om de verantwoordelijkheid voor de patiënten. De heer Kroll kan als patiënt van Delta nooit verantwoordelijk zijn voor patiënten van andere instellingen. De heer Kroll is erg enthousiast, maar schiet in zijn enthousiasme wel eens door, waardoor er conflicten ontstaan.” Overwegingen en oordeel. “(Ingekort) In de loop van de tijd is de situatie ontstaan dat de heer Kroll niet alleen deelnam aan sport- en spelactiviteiten, maar dat hij die ook (mede) organiseerde. De betrokkenheid heeft in de loop van de tijd geleid tot rolonduidelijkheden met als gevolg daarvan conflicten met sport- en spelmedewerkers over hun functioneren. Op grond van een aanbeveling naar aanleiding van een klacht die heer Kroll in 2005 aan de klachtencommissie heeft voorgelegd zijn door de directeur Patiëntenzorg maatregelen getroffen die er voor de heer Kroll op neerkomen dat hij uitsluitend als patiënt van Delta kan deelnemen aan sportieve activiteiten die op het terrein van Delta door sportbegeleiders van Delta wor110
den georganiseerd en begeleid. Dat geldt ook in de situatie dat hij als deelnemer van het dagactiviteitencentrum Soeda met andere deelnemers van Soeda gebruik maakt van de faciliteiten van Delta. De heer Kroll is tevens te verstaan gegeven dat hij zich onder alle omstandigheden heeft te houden aan de regels die op het terrein van Delta gelden en de aanwijzingen die de sportbegeleiders geven.” “Deelname van de heer Kroll aan sport- en spelactiviteiten betekent dat hij niet meer op eigen initiatief een sportactiviteit voor patiënten mag organiseren; hij kan ook niet meer beschikken over het materiaal dat voor bepaalde sportactiviteiten nodig is. Dit om verantwoordelijkheden helder te maken en af te bakenen.” “Begeleiding door de heer Kroll van het Soeda-team: • andere instellingen moeten voorzien in begeleiding van hun patiënten door een eigen medewerker; • dit houdt in dat de heer Kroll niet meer als vrijwilliger het Soeda-team kan begeleiden wanneer dat team deelneemt aan door Delta georganiseerde sport-activiteiten; • begeleiding van patiënten van andere instellingen door de heer Kroll maakt Delta verantwoordelijk voor die begeleiding. In redelijkheid kan niet van Delta verwacht worden dat zij die verantwoordelijkheid op zich neemt. De klacht van de heer Krol op dit onderdeel is ongegrond.” “In redelijkheid kan van Delta niet verwacht worden dat zij een medewerker beschikbaar stelt voor de begeleiding van een team patiënten van een andere instelling en voor die begeleiding verantwoordelijk wordt. Het geheel overziende komt de klachtencommissie tot de conclusie dat de klacht van de heer Kroll ongegrond is.”
111
Een schuwe poes Eén van de redenen dat ik nooit meer voetbal bij het sportcomplex is omdat je daar altijd in de rook zit. En er gebeuren trouwens wel meer rare dingen. Theo(mijn vriend) en ik gingen weer eens tennissen. Het viel me op hoeveel peukjes er in het gras en de struiken bij het sportcomplex lagen. Ik sprak er schande van. Groot was mijn woede toen ik zag dat op het schoteltje voor de poes eveneens peukjes lagen. Er was geen water of eten voor het jonge zwerfkatje. Toen we ongeveer een week later weer gingen tennissen was het schoteltje met peukjes er nog steeds, nog even smerig. Water was er ook nog niet. Mijn conclusie was dat de zwerfpoes ernstig verwaarloosd werd. Ik heb daarna mijn fototoestel gepakt en foto’s genomen van het sportcomplex. Naar mijn beleving is het er ernstig vervuild. Er liggen honderden peukjes en dagelijks komen er tientallen bij. Bij de deur van Sport en Spel staat een hele grote asbak; op de grond het vieze schoteltje met peuken. De asbak wordt amper gebruikt; iedereen gooit zijn peuken in de struiken of in het gras. De situatie werd er niet beter op en ik heb besloten in te grijpen door de poes te verzorgen. Ik heb op mij genomen het beestje iedere dag vers eten en drinken te geven, weer of geen weer. Als hij ziek is gaat hij in samenwerking met het hoofd van de plantsoendienst naar de dokter; op mijn kosten. Als ik de sportleraar aanspreek op de vuiligheid zegt hij niet verantwoordelijk te zijn voor patiënten die komen sporten en roken; ook niet voor wat er buiten de hekken gebeurt. Wel plakte hij een affiche met de opdracht geen voederbakjes of etensresten rondom het sportcomplex te plaatsen. Ik ben toen de poezen in de bosjes eten gaan geven; maar nadat de affiche verdwenen was heb ik het eten weer bij het sportcomplex, beschut onder de tafel of het afdakje gezet. Volgens zeggen was men bang voor ratten maar die zijn er nooit gezien. De poezen moeten dus eten in de 112
openlucht, hun eten verregent en wordt vervuild door peuken. Ik ga met mijn informatie naar de directie. Er gaat een brief uit met de benodigde informatie over de poezenbeesten. Het antwoord is niet wat ik graag zou wensen. “(ingekort) Ik begrijp dat u zorgen hebt over de drie zwerfkatjes die rond het sportcentrum lopen. Uw betrokkenheid bij mens en dier is te prijzen. U zult begrijpen dat de zorg voor zwerfkatten niet de taak is van medewerkers van het sportcentrum ondanks dat u dat liever anders zou zien. De zorg voor een schone omgeving en schoon terrein is een verantwoordelijkheid voor de gebruikers, zowel cliënten als medewerkers. Medewerkers zullen bezoekers van het centrum op de verantwoordelijkheid wijzen de asbakken te gebruiken en het afval in de vuilnisbak. Uw persoonlijke betrokkenheid bij Delta en de zorg voor deze zwerfkatten waardeer ik zeer maar is niet de taak of verantwoordelijkheid van medewerkers van het sportcentrum.”
Op de foto’s is goed te zien hoe het hoort voor de poezen. Het eind aan de vervuiling lijkt nog niet in zicht, elke dag komen er meer peuken bij. Bij de paviljoens van de patiënten staan af113
zuigkappen. Deze zijn erg vies van de nicotine en het teer; als het te vuil wordt halen ze de zwarte stukken eruit en plaatsen nieuwe erin. Dan valt het minder op hoe slecht roken is.
In Rijnmond en Albrandswaard wordt grote schoonmaak gehouden op de straten en in plantsoenen; iedereen wordt opgeroepen hieraan mee te werken. Ook op de metrostations mag niet meer gerookt worden. Waarom kan er op Delta geen huisregel worden ingesteld dat er binnenshuis niet meer mag worden gerookt en dat het gooien van peuken (en ook afval) op de grond strafbaar is.
114
4 PATIëNTENRAAD DELTA ZIEKENHUIS
Patiëntenraad Delta Ziekenhuis Als patiënt van Delta wil ik nauw betrokken zijn bij alles wat er zich afspeelt rondom patiënten en daarom neem ik zitting in de Patiëntenraad van het Delta Ziekenhuis. Het is begin 2006. Met de toenmalige voorzitter van de raad heb ik tal van onenigheden. Met name is het mijn gedrag wat hem niet aanstaat en hij dreigt mij met royement uit de raad. In maart stuur ik een klacht naar de Raad van Toezicht. “Beste Raad van Toezicht Ik heb een paar klachten over de Patiëntenraad en de directie van het Delta Ziekenhuis. Op de eerste vergadering van de Patiëntenraad heb ik een paar vragen gesteld aan de voorzitter. De vragen waren hoe het kan zijn dat de voormalige voorzitter verkondigde dat de Patiëntenraad onafhankelijk was en 100% zelfstandig. Hij kreeg echter onderhands geld van de directie van Delta. De huidige voorzitter vertelde mij dit vertrouwelijk en zei daarbij dat niemand dit mocht weten. Nu wil zij zelf ook geld hebben van de Directie van Delta voor het vervullen van haar taak als voorzitter. Een van de gevaren hiervan is de belangen-verstrengelingen. De andere commissies Hellevoetsluis, Spijkenisse, Duinhuis, MFC zuid en Poortugaal 115
zijn tegen. Toch wil zij haar geld hebben. Toen ik dit vertelde aan de Patiëntenraad viel zij mij luidkeels aan en zei dat ik moest vertrekken. Het volgende probleem is: we hebben altijd een groot tekort aan leden in de raad. December 2005 waren er 44. Voorzitter vond het noodzakelijk om 15 leden te schrappen van de lijst. Want zo zei zij, de inbreng van de desbetreffende leden is te weinig. Mijn vraag is dan was die inbreng echt te weinig of was de communicatie vanuit de raad (bestuur) slecht aan die 15 leden. Met kerst 2005 hadden we geen keus, we kregen een etentje opgedrongen. De voorzitter riep luid dat alle leden een uitnodiging hadden gekregen. Hoe is dit mogelijk als ze net 15 leden had geschrapt. Het resultaat was dat er uiteindelijk 19 mensen een etentje kregen en de rest kon hier naar fluiten. Er was wel een keuzemogelijkheid geweest als de begroting beter was geregeld. Bij de begroting voor 2006 mankeert er nog al wat aan bv telefoonkosten. Telefoon begroot voor € 1500 en nogmaals een € 1000 voor bestuursleden. Dan de fooien, een tip van € 50 of 60 vindt men normaal. De leden die geschrapt werden hadden we moeten koesteren en ze het gevoel geven dat ze nuttig en nodig zijn, ze moeten aanmoedigen, motiveren etc. Tenslotte zijn wij hun vrienden en als blijk van waardering hadden we ze een etentje met kerst moeten geven. Dan hadden we ons best gedaan om ze te behouden. Minus 15 leden dus, zie nu maar weer eens nieuwe leden te vinden. Ik ben nu zelf uit de Patiëntenraad gestapt, eigenlijk alleen door deze twee vragen. De huidige voorzitter veegt alles van tafel. Kunt u opheldering geven over de gelden richting Directie en over de begroting, eigenlijk ook over het wanbeleid van de huidige voorzitter. w.g. Frans Kroll”
116
Het wordt dan 2007, het jaar waarin de Week van de Psychiatrie weer wordt georganiseerd in de gemeente Albrandswaard. Ik meld me aan voor de organisatie en met een aantal contacten gaan we van start met de voorbereidingen. De zaal, de indeling, welk progamma, alles komt voorbij. De raad zendt mij uit om deel te nemen aan het Landelijk Platform voor de Week van de Psychiatrie. Na heel veel heen en weer onenigheden krijg ik de volgende mail van de voorzitter van de patiëntenraad. “(ingekort) Met deze mail wil de Patiëntenraad je op de hoogte stellen van het volgende. De Patiëntenraad, samen met de Grootschalige Activiteiten Commissie, heeft besloten om namens Delta PC een eigen programma voor de week samen te stellen. Zoals je al verteld is, zien we af van je verdere medewerking bij de activiteiten die uitgaan van Delta PC. Ook zul je geen gebruik kunnen maken van de ruimten op het Delta terrein. Hierbij geeft de Patiëntenraad je ook te kennen dat je niet meer mag optreden in naam van de raad, tenzij met nadrukkelijk toestemming van hen. Daarbij wordt je gehouden aan de beslissingen van de Patiëntenraad. Het staat je natuurlijk vrij om op persoonlijke titel activiteiten te ontplooien en wij wensen je daarbij veel succes.” Ik antwoord hierop dat ik hun beslissing respecteer. Echter met de gang van zaken ben ik het niet eens en het feit dat ik geroyeerd ben wil ik blijven aanvechten omdat het niet strookt met de werkelijkheid. Ook wil ik het reglement van de raad op papier ontvangen. Daarna krijg ik de officiële papieren thuisgestuurd met daarin de reden voor royement. “(ingekort) De reden is jouw eigenmachtig optreden om verkiezingen voor een nieuwe voorzitter te organiseren. De verkiezing van een nieuw bestuur komt binnenkort aan de orde als de Centrale Patiëntenraad geïnstalleerd is. Jij maakt geen 117
deel uit van het huidige bestuur van de Patiëntenraad en bent dus niet gerechtigd daarin stappen te ondernemen. Bovendien heb je door steun voor jouw standpunt te willen krijgen, geprobeerd derden erbij te betrekken en ben je daarbij totaal voorbij gegaan aan de plichten die je als patiëntenraadslid hebt, n.l. de naam van de raad niet in diskrediet te brengen. Gegeven de zwaarwegende omstandigheden kunnen we niet verder met elkaar. De Raad betreurt het dat het zover heeft moeten komen, maar het was niet voor het eerst dat we je uit de raad hebben moeten verwijderen.” Dit alles gebeurt tijdens de voorbereidingen van de Week van de Psychiatrie. Ik ga verder met het organiseren, ditmaal op eigen titel. Daarna neem ik nog contact op met de humanistisch raadsvrouw van het Delta PC. Behalve het hele voorgaande verhaal voeg ik daar nog aan toe: “(ingekort) Ik ben nu al een maand bij het basisberaad om te werken bij de Week van de Psychiatrie. We zitten daar met een leuke gezellig groep en hebben allemaal goede en leuke plannen/ideeën. Deze kunnen jullie terugvinden in de notulen. Mijn idee is voor Delta foto’s te maken van veilige en onveilige plekken in Rijnmond. Ik heb toestemming van het Stadhuis in Rotterdam om daar in de archieven te kijken voor bruikbare foto’s van die plekken. Alle DAC centra worden aangeschreven of ze willen meedoen aan een fotowedstrijd. Al die honderden foto’s worden dan bij een nog nader te bepalen datum geëxposeerd op Delta. Ook wordt er een DVD film getoond over veilig Rijnmond. Ik heb bij mijn groep ongeveer 12 fototoestellen uitgedeeld. Gratis. Ik heb afspraken met de repro dat ik de foto’s bij hen kan laten ontwikkelen. Als patiënten geen lid zijn van de raad zouden ze dan niet mee mogen doen aan de week van de psychiatrie in de voorbereidingen en activiteiten. Voor mij telt iedereen mee, jong en oud, gehandicapt of niet, huidskleur, afkomst, ze hebben allemaal recht of een meetellende stem.” 118
Het antwoord is duidelijk. De GA-commissie wil in het kader van de Week van de Psychiatrie activiteiten organiseren. Ideeën van derden moeten door de raad worden goedgekeurd. Met mijn plannen wordt op dit moment dus niets gedaan.
119
5 STICHTING CORRIDOR
STICHTING CORRIDOR Stichting Corridor Dienstverlening is een instelling in de regio Rijnmond die hulp verleent aan mensen met psychosociale en/of psychiatrische problemen. Er zijn een vijftal projecten; De Uitdaging is er één van. De Uitdaging is een project van de stichting waarbij activering centraal staat. Men kan hier op verschillende manieren een dagbesteding vinden; eventueel ook een opstap naar betaalde arbeid. De kans zich te ontwikkelen, waarbij ondersteuning en ook scholing wordt geboden, staat centraal. De Uitdaging omvat tot nu toe: het PC-project, de fotoclub en er worden uitstapjes gemaakt. De projecten zijn allemaal zoveel mogelijk cliëntgestuurd. In 2008 heb ik me aangemeld bij de stichting om bij het project de Uitdaging mijn hobby fotografie te ontwikkelen. Toen ik aangenomen werd vond ik dat hartstikke leuk. Ik heb de leidster alles verteld van mijn verleden; ook de groep heb ik verteld dat ik een baby’tje heb verloren door mijn schuld. In 1998 is op Radio 1 en Radio 5 bij de NCRV (programma Document,”Bijzondere Zaken over Bijzondere Mensen”) een documentaire uitgezonden over mijn leven na mijn delict. 120
Hiervan is een CD gemaakt en deze heb ik aan de leiding van Corridor gegeven. Heel veel mensen hebben er indertijd naar geluisterd en hoog gewaardeerd. De leidster was er erg van onder de indruk. (Zie ook hoofdstuk 7) Bij Corridor was het altijd gezellig tijdens de uitstapjes. We maakten veel foto’s en ik filmde er ook nog bij. De foto’s stuurde ik vaak op naar het Algemeen Dagblad en de televisiezender van IJsselmonde. Uiteraard kwamen de leden van Corridor niet op de foto’s te staan vanwege privacy (ze kwamen uitsluitend in beeld met hun toestemming). De foto’s laat ik uitvergroten op A3-formaat en daarna plastificeren. Dus ze zijn te gebruiken als foto of als placemat. De kosten zijn slechts € 2,- per stuk. Tijdens de Olifanten Parade in Rotterdam heb ik ruim honderd foto’s genomen van de Baby Olifantjes. Ik heb er placemats van laten maken en weggegeven aan het Sofia Kinderziekenhuis. De kindertjes vinden het heel leuk en ik ga ze er meer van geven. Ook heb ik zo’n 42 placemats gratis weggegeven met de portretten van patiënten die het leuk vinden om op een poster hun gezicht te zien. Van dierenfoto’s maak ik ook placemats. Bij het Delta Ziekenhuis hebben we veel toernooien (bijv. volleybal of voetbal), ook elders in het land, waar ik altijd foto’s maak. Bij die verschillende evenementen heb ik vele duizenden foto’s gemaakt en ook honderden filmpjes. Alle foto’s en films (op cd) die gemaakt zijn, zijn naar alle 15 psychiatrische instellingen in het land verstuurd. Er zijn een honderdtal cdtjes rondgestuurd in heel Nederland. Prima reclame voor het Delta Ziekenhuis en de afdeling Sport en Spel. We werden vaak gesponsord door supermarkt PLUS met gratis eten en drinken en shirtjes. We hebben altijd verschillende shirtjes aan, bijv. STOP AIDS NOW, GREENPEACE, VOOR EEN ROOKVRIJE PSYCHIATRIE, PROEFDIEREN VRIJ, AMNESTY INTERNATIONAL, HARTSTICHTING. Ook die foto’s zijn op A3-formaat uitvergroot en geplastificeerd tot placemat. 121
Naast voetbal ben ik bezig geweest met de Avondvierdaagse van Poortugaal voor honderden foto’s. De foto’s worden verkocht en de opbrengst hiervan gaat naar een goed doel. Alle opnamen zijn te zien geweest bij supermarkt PLUS, het Delta Ziekenhuis, op het Internet en ook op Albrandswaard TV. Mijn foto’s komen ieder half uur in beeld op Albrandswaard TV. Ze zijn ook te zien op mijn website: http\\ggz.plaza.word.press. com Aan de Hervormde Kerk in Poortugaal heb ik ook placemats gegeven, aan de mevrouw van de Hervormde Kerk die mijn fietsproject sponsort met 100 euro per jaar voor de reparaties. (Ik repareer oude fietsen en heb al zo’n 60 gratis fietsen weggegeven aan Psychiatrische patiënten). Met het Kerstdiner van Corridor heb ik de leden van de Uitdaging ook ieder een placemat gegeven. Ze stelden het erg op prijs. De leidster kreeg ook nog een cadeau voor Kerstmis (net als voor haar verjaardag). Wanneer iemands batterijen voor zijn fototoestel leeg waren had ik altijd reserve batterijen beschikbaar. Verder heb ik ervoor gezorgd dat er cdtjes waren (om te downloaden van GIMP en Quiktime player) om filmpjes te zien. De foto’s van de excursies kopieerde ik iedere keer voor iedereen. De computercursus bij Corridor viel helaas grotendeels in het water, omdat de leider weinig tijd voor ons had. Hij was voortdurend met iets anders bezig. De Excursies (verslag hoe ik het heb ervaren) Het verzamelen van de leden voor de excursie verliep vaak hectisch en chaotisch. Het tijdstip voor het verzamelen, kaartjes kopen voor en naar het openbaar vervoer toe gaan was altijd te krap; altijd hollen en rennen om op tijd te zijn. Er kwamen telkens mensen te laat. Soms ging de ene helft van de groep al rennend de trein in en vertrok zonder leiding en de andere helft pakte een trein later. De OV chip-kaart schiep ook veel problemen voor enkelen.
122
Bij een excursie naar Hoek van Holland hadden we een mooie dag, alleen de aanloop er naar toe verliep weer hectisch. Eén van de deelnemers kon heel moeilijk inchecken en hij vergat in Hoek van Holland uit te checken. Onderweg kreeg hij last van zijn trombosebenen en kon niet meer lopen. Nadat wij enige tijd gerust hadden slaagde hij er in bij de trein naar Hoek van Holland te komen; checkte uit, veel te laat en vergat opnieuw in te checken. Ik heb er dringend op aangedrongen bij die persoon om met zijn trombose naar de dokter te gaan. Helaas, hij weigert, hij zegt: “als ik naar de dokter ga moet ik onmiddellijk naar het ziekenhuis en dat wil ik niet”. We maken met de fotoclub meerdere uitstapjes waarbij veel gelopen moet worden; dan is het onverstandig om hem mee te nemen. Als hij dan toch mee wil, vind ik dat 100% onverantwoord en bovendien moet de leiding ook beslissen of het verantwoord is. De leidster vind van niet en zegt dat het de verantwoording van de mensen zelf is. In het laatste gesprek wat ik had met de leidsters benadrukte één van beiden dat zij de verantwoording draagt over de groep. Indien bij iemand een ernstige stoornis kan optreden in zijn gezondheid zal iemand anders moeten ingrijpen. Als die kans te groot is zal in dit geval de leidster, de persoon in kwestie tegen zichzelf in bescherming moeten nemen. Dan is er volop kritiek op mijn uiterlijk. Volgens zeggen zie ik eruit als een zwerver of een junk; men wil dan niet meer met mij op stap. Niemand helpt mij hierbij. Ik krijg nooit de gelegenheid om uit te spreken, iedere keer wordt mij het woord ontnomen. Ik heb altijd geleerd iemand te laten uitpraten. Dit is bij de vergaderingen van de club fotografie onmogelijk. Over het meenemen van mijn EHBO koffertje wordt gereageerd als: als er wat gebeurt op het strand of in de duinen dan bellen we een ambulance of een taxi. Ik ben al 12 jaar EHBO’er met een diploma reanimatie en verbandleer en ook AED computer. Daarnaast post ik als EHBO’er in Albrandswaard als één van de meesten. Het lijkt me dus verstandig het koffertje mee te nemen en indien nodig te gebruiken 123
in plaats van eerst de tijd nemen om een medische dienst of taxi te bellen. Andere gevallen Men mag tijdens de Excursies drank (alcohol) drinken en roken. Maar hoe zit het met overlast van roken in bus, trein en tram. Moet de leiding dan daar ook niet ingrijpen. We zaten in de trein bij Hoek van Holland en onze leidster ging heel enthousiast een sigaret roken. Iedereen zag het. Het bleek naderhand een i-smokesigaret te zijn, een sigaret met een batterij erin. Je kunt dan kiezen uit nicotinevrij, licht nicotine, medium of strong (veel nicotine). Ze geeft daarmee een heel slecht voorbeeld af, want niemand wist dat het een nepsigaret was. Deze i-smokesigaret is veel gevaarlijker dan de gewone sigaret omdat het onschuldig lijkt. Men weet dat batterijen heel erg giftig zijn. Er zit een batterij in de i-smokesigaret die bij ondeskundig gebruik heel gevaarlijk kan zijn. De drempel naar verslavingen moet hoog zijn. Tijdens de excursies lopen we langs autowegen. We lopen iedere keer over de weg (van links naar rechts en weer terug). Ik heb er op aangedrongen de groep langs de weg op een voetgangerspad te laten lopen maar nee hoor. De leidster gaat midden op de weg staan en maakt een foto van de mensen op het pad terwijl er auto’s aankomen, ik heb hier zelfs een filmpje over. Is het ook niet gevaarlijk om op de snelweg midden op de weg te gaan staan terwijl je van achter geen auto ziet aankomen (de wagens rijden daar over de honderd kilometer per uur). Dit was tijdens de excursie bij de Sterrenwacht in Dordrecht. Maar ook bij andere excursies gebeurt er van alles. We hadden een uitje bij de Glazen Stad. Het had geregend, de leiding nodigde een paar van ons uit op een schommelende, gladde boot te poseren. Deze mensen zijn onvast ter been. Dit was naar mijn inzicht te gevaarlijk om risico te nemen. Ik heb namelijk ook tremoren en waarschijnlijk de ziekte van Parkinson en ben dus ook onvast ter been. 124
Schietbaanlaan, het adres waar de fotocursus wordt gegeven. Dit pand wordt bewoond en een aantal kamers, de keuken en de gang worden verhuurd aan Stichting Corridor. De keuken en de woonkamer, de gang en toilet zijn allemaal open voor de rokers. Ik begrijp de constructie niet: woonkamer, keuken en kantoor. Waarom niet alleen een kantoorruimte, maar een kantoor in een woning. De leiding geeft aan dat dat ze de rookruimte van de man die op de Schietbaanlaan woont, zijn kamer en de keuken, het roken van hem en andere rokers niet zal afnemen. De niet-rokers hebben slechts een kleine ruimte; het kantoortje wat bezet is tijdens gesprekken. Op die momenten kunnen zij dus nergens anders heen als naar buiten. Dit is bijzonder cliëntonvriendelijk. Als de man die daar woont genoegen neemt met slechts zijn woonkamer om te roken en de keuken vrijgeeft dan kunnen de niet-rokers en cliënten weer opgelucht ademhalen. Ik vind het daarom 100% onverantwoord de patiënten binnen in de vertrekken van Corridor te laten roken. Roken doe je buiten en niet binnen. Er staat in het verweer van de leiding dat ik een afspraak zou hebben met hen omtrent het roken, die afspraak heeft nooit bestaan. Bij een van de laatste gesprekken rook ik een heel erg sterke wietlucht in het keukentje (dat kan er dan ook nog wel bij). Tijdens een vergadering op de Heemraadssingel (waar andere mensen aanwezig zijn) heb ik een momentje stilte gevraagd voor het eten bij Corridor en heb tijdens de voorstelronde verteld dat ik een ex-TBS’er ben. Ook heb ik verteld dat ik lid van de Blij-Brigade ben geworden. Ik vind het leuk dat ik al die nieuwe gezichten zie en leer kennen. Zowel bij Corridor en de Blij-Brigade. In maart, april 2008 hebben we, de mensen van Corridor, meditatie, yoga en massage lessen gehad. Ik ervaar die lessen als bijzonder prettig. 125
Maar het gebeurt steeds weer dat wanneer ik mijn schoenen bij het meditatielokaal heb aangetrokken en naar buiten loop, dat alle leden van Corridor hun sigaret aan hebben. Wat is dan het doel van die meditatie, yoga en massagelessen? Nog minder fijn is dat als ik vanuit de meditatielessen kom en na ongeveer een half uur lopen eenmaal bij Corridor (Schietbaanlaan) binnen ben, ik in een wolk van rook bij de keuken sta. Dezelfde mensen van de meditatielessen zitten ook in het keukentje bij Corridor te roken. Vervolgens wil ik naar het kantoortje gaan, maar dat kan dan niet want daar is men bezig met gesprekken. Resultaat is dat iedereen die niet in de rook wil zitten naar buiten moet en dat kan zijn in de kou, (van de regen in de drup) of in heel slecht weer. Wat als het stormt, of je wilt de ramen open zetten. Denk alleen maar eens aan de wintertijd. Moeten deze mensen en andere mensen letterlijk en figuurlijk in de kou staan en wijken voor de verslaafde rokers. Op de laatste vergadering werd voorgesteld voortaan een kwartiertje pauze in te lassen zodat de rokers een shagje kunnen roken in de keuken. Dit is aanmoediging van verslaving. Er werd mij letterlijk verteld wat later te komen zodat er gelucht kan worden en ik in een rookvrij keukentje zou komen. Lees nogmaals het uitstapje naar Hoek van Holland toen in de trein heel enthousiast en uitgebreid werd gerookt door de leidster. Later bleek dat dus die elektronische sigaret te zijn. Diegene waar geen reclame voor gemaakt mag worden. Maar dit is bepaald ook geen reclame voor Corridor. De leidster zegt regelmatig tegen mij: er is toch niets mis met de sigaret. Het roken van de leidster in de trein en in het kantoor bij Corridor maakt dat de cliënten het vanzelfsprekend vinden om in de bus en tram en in het kantoortje te roken. De patiënten worden niet op afwijkend rookgedrag (of alcoholgedrag) aangesproken. De mensen nemen ook alcohol (5%) mee vanuit hun huis om onderweg te nuttigen tijdens de excursie. Zij vinden het lekker, maar als mensen volstrekt geen alcohol 126
of shag mogen hebben op dokters voorschrift waarom dan verslavingen aanmoedigen. Omdat ik me steeds blijf verzetten tegen dit roken ben ik meerdere malen op het matje geroepen. Daarnaast ben ik uit de Kerngroep gezet omdat ik woorden kreeg over het aanmoedigen van het opsteken van een sigaret met een van de leidsters. Volgens haar verval ik steeds in herhaling, maar ja als ze niet willen luisteren moet ik wel in herhaling vervallen. Op een gegeven moment werd ik opnieuw op het matje geroepen; dit kost me heel veel geld om steeds op en neer te reizen. Daarbij komt dat ik altijd in het ongewisse blijf waarover het gesprek zal gaan. Maar de leiding weet welke vragen ze gaan stellen en wat ze willen. Het gesprek is grondig voorbereid. En ik, Frans Kroll, weet niet wat me te wachten staat. Kerstdiner bij Corridor We hadden het kerstdiner op het adres van de fotoclub. Er mocht alcoholvrij bier geschonken worden. Maar er zit toch altijd iets in. Veel patiënten mogen volstrekt geen alcohol drinken vanwege hun medicijnen. Waarom ze dan in verleiding brengen door ze toch weer alcohol te laten drinken .De kinderen tegenwoordig drinken die ‘alcoholvrije’ drankjes als limonade. Er zit in die alcoholvrije drankjes altijd nog wel ongeveer 1 of 2 % alcohol. Alleen in de keuken van hetzelfde huis staat een krat echt bier (5%). Als in het kantoortje uitsluitend alcoholvrij gedronken mag worden wat doet dan het kratje (24 flesjes) echt bier (5%) op vijf passen afstand van de keuken in hetzelfde huis. De verleiding wordt dan wel erg groot om van het kantoortje (imitatie bier 1% alcohol) te gaan naar het keukentje met echt bier en andere sterkere drank. En daar mag je ook nog roken. In het kantoortje mag niet gerookt worden. Als de mensen vanuit het kantoortje in het keukentje willen roken worden ze geconfronteerd met mensen die echt bier drinken (5%). Er is in de kamer van de bewoner volgens mij ook sterkere drank aanwezig (cognac etc.) en er hangt af en toe een sterke drugslucht. Er was mij beloofd geen alcohol in huis te 127
halen; die belofte is niet nagekomen. Indien iemand teveel alcohol drinkt dan wordt hij of zij er op aangesproken. Dat gebeurt indien iemand overlast veroorzaakt bij anderen. Hoe moeten de cliënten zich tijdens een excursie voelen als de helft alcohol drinkt en de andere helft mag van hun arts niets (alcohol) drinken vanwege de zware medicatie. Zijn de mensen die dan wel mogen drinken solidair met elkaar? Van de leiding mag dit maar schept dat dan geen ongelijkheid. Waarom moeten anderen dan toekijken. Ze willen wel graag een pilsje drinken maar mogen dat niet anders worden ze psychotisch. Daarbij komt ook nog dat er ongeveer 500.000 alcoholisten zijn en 1.000.000 probleemdrinkers in Nederland. Alcoholvrij bier, beneden de een procent, lijkt exact op echt bier, dezelfde smaak en hetzelfde schuim. U onderscheidt het niet van echt bier. Alle drempels lijken te verdwijnen bij Corridor. De Uitdaging heeft als doel alle cliënten hun eigen verantwoording te laten behouden. Maar waarom bij drugs wel ingrijpen en bij alcohol en/of sigaretten niet. Ik wil voorkomen dat mensen ernstig ziek kunnen worden door in mijn ogen nalatigheid van de leiding van Corridor. Ik wil duidelijke regels voor drankgebruik en rooklocaties. Misschien ben ik uit de groep gezet omdat ik een ex-TBS’er ben, omdat ik mijn kind door mijn eigen schuld verloren heb. Dat heb ik in de groep gezegd, ik ben er altijd eerlijk in geweest. Het is mijn schuld, niet die van jullie. April 2008 Ik vind het genoeg en stuur een e-mail aan het Centrale Bureau Stichting Corridor met de vraag om veilige en schone en gezondere ruimtes voor de mensen die deelnemen aan de verschillende activiteiten. “(ingekort) Beste Directeur, Ik ben al een jaar lid van Corridor. Mijn naam is F.J. Kroll. Mij 128
werd het gisteren teveel bij de Schietbaanlaan, want ik heb diezelfde ochtend meditatie, yoga en massageles gehad van een zeer ervaren lerares om ons lichaam gezonder te maken. Ik heb er veel baat bij. Ik heb namelijk tremoren en misschien de ziekte van Parkinson. Ook heb ik vroeger een hartinfarct gehad en uitgerekte longen van het roken jaren geleden. Bij ons groepje Fotografie heeft een vrouw een paar maanden geleden borstkanker gekregen en is geopereerd. Bij ons in de Schietbaanlaan mag in de keuken altijd gerookt worden. Ik kwam afgelopen dinsdag voor een kerngroep- vergadering en er zijn in de keuken 3 of 4 mensen heel heftig aan het roken. Ik kon niet naar het kantoor want daar hadden ze een gesprek. Ik moest dus naar buiten. Hoe moet het als het slecht weer is, de niet-rokers moeten dan naar buiten en de rokers mogen lekker binnen droog zitten en alles vergiftigen. Er is geen enkel ontmoedigingsbeleid wat het roken en alcohol betreft. Integendeel de verslavingen worden ernstiger. Er is totaal geen respect voor elkaar. Beste Directeur, ik hoop dat u hieromtrent maatregelen zult nemen. Er zal bij Corridor een ontmoedigingsbeleid moeten zijn wat verslavingen betreft en geen aanmoedigingsbeleid. Frans J. Kroll” Op voorstel van een bemiddelaar vindt er in mei 2008 een gesprek plaats met mensen van de leiding. “Verslag van dit gesprek (samengevat) 1. De agenda wordt rondgedeeld en Frans geeft aan het hier niet mee eens te zijn. Hij zegt dat hij zelf de initiatiefnemer is tot dit gesprek. Het heeft inderdaad lang op zich laten wachten, echter er was intern een misverstand. 2. Frans gaat vrijwel meteen van start bij agendapunt 2 met verduidelijking van zijn ergernis over het rookbeleid en het alcoholbeleid van de Stichting. Hij zegt te hebben gesproken met een advocaat en wil verdere stappen ondernemen. Aangegeven wordt dat de ruimte aan de Schietbaanlaan niet ideaal is, maar men is bezig te zoeken naar een andere 129
3. 4.
5. 6.
kantoorruimte zodat de problemen uit de wereld geholpen kunnen worden. Frans geeft aan dat hij de verslaglegging in twijfel trekt. De kern van de klacht is volgens Frans het verslavingsbeleid. De leiding vindt het jammer dat er meerdere klachten worden gesteld en het is hard binnen gekomen. Op de klacht dat de leiding onzorgvuldig en onverantwoord is omgegaan met de leden van de fotoclub is de reactie: Dat is toch zo, ik ben realist. Er is verschil van mening over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de leiding van een groep. Dit heeft te maken met de begeleiding tijdens excursies. De leiding geeft aan dat er wel degelijk irritaties zijn, echter binnen de leden van de groep. Men wil niet langer luisteren naar steeds dezelfde klacht over alcoholvrije drank. Dit levert verlies van leden op. Frans ontkent deze irritaties en zegt dat ze onterecht zijn. Hij wil dat men hem dat zelf meedeelt en niet via de leiding.”
De poging met de bemiddelaar lijkt mislukt en de Klachtencommissie gaat zich buigen over de klachten. De behandeling vindt plaats in juli 2008. Het verslag met de bemiddelaar wordt daarin als onderliggend stuk meegenomen. “verslag behandeling (samengevat) Klachten 1. Klager wil zijn positie binnen de kerngroep van de fotoclub terug. Volgens hem is hij daar om onduidelijke redenen uitgezet. Klachten over hem moeten rechtstreeks aan hem en niet via via worden gemeld. 2. Klager is het niet eens met het rookbeleid van de stichting. Er is geen rookvrije ruimte naast het kantoor en dus moeten niet-rokers buiten staan. Tijdens excursies mag gerookt worden en is dit niet verteld aan de leden van de club bij toetreding. 130
3. Klager is het niet eens met het alcoholbeleid van de stichting. Hij is van mening dat het zeer onduidelijk is. Er zijn alleen mondelinge afspraken. Tijdens uitstapjes wordt er drank meegenomen. 4. Klager is het niet eens met het veiligheidsbeleid van de stichting tijdens uitstapjes. Er zijn volgens hem geen huisregels, er is geen leiding en het verloop is vaak chaotisch. Verweer 1. Stichtingsvertegenwoordiger (aangeklaagde) meldt dat er meerdere gesprekken zijn gevoerd. Klager zou zich tijdens excursies minder opvallend moeten gedragen; de EHBOspullen niet meenemen en zich niet te overbezorgd moeten gedragen. Dit wordt als hinderlijk ervaren binnen de groep. 2. Aangeklaagde meldt dat het pand Schietbaanlaan rookvrij is, maar wordt gedeeld met een mede-bewoner. Roken in de keuken mag. Als men weet dat klager of een andere nietroker komt wordt er grondig gelucht. 3. Aangeklaagde meldt dat de afspraak is dat er tijdens activiteiten geen alcohol gedronken wordt. Alleen tijdens het kerstdiner is alcoholvrij bier geschonken. Het meenemen van alcohol tijdens excursies is niet bekend. 4. Aangeklaagde meldt dat er geen afspraken zijn ten aanzien van veiligheid tijdens activiteiten. Aangezien er sprake is van cliëntgestuurde activiteiten ligt de organisatie en uitvoering bij de cliënten zelf. Aangeklaagde voelt zich wel eindverantwoordelijk. Ieder uitstapje wordt geëvalueerd binnen de kerngroep. Oordeel Klachtencommissie 1. Dit wordt ongegrond verklaard. Er is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de redenen van uitzetting onduidelijk waren. Advies aan stichting: conclusie over functioneren en gedrag van een cliënt altijd schriftelijk aan betrokkene melden. 2. Dit wordt ongegrond verklaard. Gezien het ontbreken 131
van een rookbeleid is er toch voldoende aan gedaan om overlast te beperken. Advies aan stichting: regels omtrent rookbeleid opstellen. 3. Dit wordt ongegrond verklaard. Er is geen sprake van een alcoholbeleid, maar alleen mondelinge afspraken. Er is volgens deze afspraken gehandeld. Advies aan stichting: regels omtrent alcoholbeleid op te stellen om onduidelijkheid te voorkomen. 4. Dit wordt ongegrond verklaard. Er is niet aannemelijk gemaakt dat er nadere veiligheidsregels nodig zijn tijdens uitstapjes. Aldus de Klachtencommissie.” Dit is helaas het einde van mijn bezoeken aan Stichting Corridor. Met fotografie ga ik natuurlijk gewoon door.
132
6 VRIEND RUBEN GAMBIER
IN MEMORIAM RUBEN GAMBIER Mijn vriend 5 juli 1955 – 9 december 2009
133
Beste familieleden, vrienden en vriendinnen van Ruben, Toen ik opgenomen werd in het Delta Ziekenhuis met proefverlof van de TBS, ontmoette ik al vrij snel Ruben. Hij viel erg op door zijn levendigheid. Hij zat overal bovenop. Ik vond het leuk om steeds weer opnieuw met hem op te trekken. Een man in een rolstoel die druk zwaaide met armen en benen. Ik ben bijna 20 jaar, met enkele jaren onderbreking, met hem opgetrokken. Soms werd er misbruik van hem gemaakt, dan werd hij bestolen. Hijzelf was goedgeefs. De laatste jaren gaf ik met Kerst bij de Grienden iedere afdeling een pakket met levensmiddelen, maar Ruben kreeg altijd een pakket voor zichzelf. Eénmaal met Kerst toen de pakketjes verdeeld waren, stapte ik bij de Grienden binnen en wie komt daar de hoek omzetten, ja hoor Ruben, met heel veel levensmiddelen in zijn armen. Ik zei toen tegen Ruben: “Dat is toch voor jou?” “Neen,” zei Ruben, “ik heb veel te veel, ik verdeel het onder de anderen.” Dit was hem ten voeten uit. Ik beleefde ook heel veel andere mooie momenten met Ruben. We liepen door de regen vlak bij het hoofdgebouw, plotseling riep hij luidkeels “kijk een regenboog.” Ik keek naar de hemel en ik zag een heel erg grote regenboog boven de Grienden. Hij zag een regenboog geboren worden! Dankzij Ruben kon ik daar een foto van nemen. De directeur benadrukte ook spontaan dat de foto van de regenboog over de Grienden heel erg mooi is. Dankzij Ruben! Een ander voorval was: ik liep in de gang bij de Grienden, kwam Ruben tegen en ik begroette hem. Ruben zei: “Geef me je hand,” en hij drukte mijn hand tegen zijn borst en zei: “Je bent een echte vriend van mij”. Ik heb zomaar een foto gemaakt van Ruben aan het begin van de weg van CC naar het hoofdgebouw van het Delta Ziekenhuis. Tijdens de “Week van de Toegankelijkheid” mocht ik deze foto van Ruben geven aan een wethouder van de gemeente Albrandswaard. 134
Rubens foto hangt nu in het stadhuis. Het is de mooiste foto die ik ooit genomen heb.
Jammer is, dat ik ondanks dat Ruben en ik heel erg vriendschappelijk met elkaar omgingen er mensen waren die door roddel en leugens mij wekenlang verhinderden Ruben op zijn ziekbed te kunnen opzoeken in het Claraziekenhuis. Ze raakten niet alleen mij, maar troffen ook, heel diep, Ruben. Hij was soms mistroostig en dan liet hij zijn armen langs zijn lichaam hangen en zei: “Frans, waar leef ik nog voor, ik kan niet lopen.” Het trof mij diep hem zo ontredderd, zo hulpeloos te zien. Ik had Ruben nog nooit zo gezien. Maar we hebben ook vaak samen gelachen, dan lag hij in een deuk. Hij had de 135
mooiste lach die ik ooit heb gehoord! Ruben, op aarde heb je veel geleden, maar ik weet zeker dat je een van Gods lievelingen bent en dat je het nu beter hebt. Bedankt Ruben voor al het goede wat je ons gaf. Ja, Ruben, jij bent ook een echte vriend van mij. Hoe Ruben werd herdacht op afdeling De Grienden in het Delta Ziekenhuis
Voordat Ruben overleed deed zich een minder leuk voorval voor. Er werd over mij gezegd dat ik een minder net filmpje over Ruben op YouTube zou hebben gezet. Niets is minder waar. Ik heb het er niet bij gelaten en heb het aangekaart bij mijn psychiater. Uiteindelijk heb ik gelijk gekregen. Ik heb niets gedaan of misdaan, ik wilde alleen mijn vriend bezoeken en dat werd me onthouden. Het zit mij erg hoog vandaar dat ik het heb opgeschreven. 136
“Beste Psychiater, Ruben Gambier is helaas overleden. Hij heeft een mooie begrafenis gekregen met een orkestje. Ik had toestemming van zijn broer alles te filmen van de begrafenis, wat ik ook gedaan heb. Er zijn bij mij nog enkele onopgehelderde vragen omtrent het wekenlange verbod voor mij (Frans Kroll) om mr. Gambier, patiënt op 5C in het Clara Ziekenhuis, te bezoeken. En bovendien het feit dat Maasstad Ziekenhuis naar de jurist van het Delta Ziekenhuis is gegaan om stappen tegen ondergetekende te nemen. Ik kreeg plotsklaps te horen van u dat ik Ruben niet mocht opzoeken. U vertelde mij dat u vernomen heeft dat filmpjes van Ruben zijn ziekbed, zijn wonden, op YouTube, de site van Frans Kroll gezien zijn. Ik ontkende het met klem! U had mij op mijn woord moeten geloven dat ik die YouTube filmpjes niet gemaakt heb van Ruben zijn ziekbed. Maar helaas iedereen omarmde de leugen! Ter verduidelijking: Ruben was een patiënt van Grienden 1, Delta Ziekenhuis. Omdat ik wilde weten of ik definitief niet naar mijn vriend mocht gaan, belde ik u een uurtje later opnieuw op. U zei toen dat de videoclip (filmpje van Ruben) van mijn site (YouTube) verdwenen was. De desbetreffende verpleegkundigen zeiden dat ze duidelijk konden zien dat er een filmpje verdwenen was. Maar allereerst, als ze na die gemene roddel direct gekeken hebben naar de YouTube site van Frans dan zullen ze heus niet alle YouTube filmpjes (42 stuks, ongeveer 5 minuten per filmpje) van Frans bekeken hebben om het gewraakte filmpje van Ruben te vinden. Omdat dat veel te veel werk is. Ook liegen de desbetreffende verpleegkundigen, want ik heb de laatste maanden geen enkel filmpje van mijn site afgehaald. Van mijn site filmpjes weghalen of laten verdwijnen, dat kan ik slechts door middel van een wachtwoord, en bovendien als ik dat wel doe dan wordt dat niet op mijn site voor de bezoekers van mijn filmpjes vermeld. Wel echter als zij wisten hoeveel filmpjes Frans 137
op zijn site heeft staan. Ik begreep dat ze slechts een keer gezocht hebben naar het gewraakte filmpje en het niet konden vinden. Ze konden wel zien hoeveel filmpjes er op mijn site stonden (42 dus), maar wisten dus niet hoeveel filmpjes er voorheen stonden. Ze keken slechts één keer (en konden niets vinden), dus wisten ze ook niet of er een filmpje vanaf was gehaald. Ze konden niets vinden en toch werd er gezegd dat er een filmpje afgehaald is. Een leugen, want ze konden, na een keer mijn site bezocht te hebben nooit weten hoeveel filmpjes ik er op had staan of er vanaf heb gehaald. Trouwens als zij, verpleegkundigen, zeggen dat er duidelijk op mijn site vermeld staat dat er een filmpje verdwenen is hoe stond dat dan volgens de verpleegkundigen aangeduid? Stond de titel, tijdstip, datum, wie het weggehaald heeft en het waarom, stond dat erbij? Met de gegevens van de roddel gingen zij naar het Clara Ziekenhuis maar ze sloegen u als psychiater van Frans en Ruben over. Ik bleef aandringen dat ik de namen wilde weten van degenen die mij aanklaagden. U vertelde mij dat de getuige spoorloos verdwenen is. Mijn vraag is dan: hebben de begeleiders van Ruben die de klacht kregen voldoende gesproken met de getuige, om haar(hem) als getuige te laten fungeren? Plus als u, dokter, gehoord heeft dat de clips er op gestaan hebben (op YouTube), en er weer vanaf gehaald zijn, dan hebben degenen die u erover informeerde toch zeker de filmpjes gezien of hebben ze dit ook van horen zeggen? Daarnaast zegt u, dokter, dat ik de namen van de begeleider(s) van Ruben niet mag weten die de klacht vernamen en verspreid hebben. Ik heb een site bij YouTube (Frans7Kroll) maar ik heb nooit foto’s of films van Ruben op TV of YouTube gezet. Er hangt wel een mooie grote foto van mijn vriend, Ruben, in het gemeentehuis van Albrandswaard op de kamer van de wethouder. En zeker niet van zijn wonden! Ook komt er een mooie foto met glas en omlijsting te hangen van Ruben in het Delta Ziekenhuis, dankzij de directeur. En die foto is wel maandenlang op Albrandswaard TV geweest. 138
Ik heb echter wel eens met toestemming van zijn 1e verpleegkundige (Medisch Centrum, Delta Ziekenhuis) en Ruben zelf foto’ s gemaakt van zijn behandeling van een open wond van zijn voet. Deze foto’s heb ik ook aan zijn verpleegkundigen en enkele doktoren laten zien. Ik heb toen deze foto’s aangeboden aan Albrandswaard TV, maar deze foto’s werden er niet op geplaatst (motto: Albrandswaard Werkt). Hoe kon het Clara Ziekenhuis mij weigeren Ruben te bezoeken terwijl ze geen enkel bewijs en/of argument hebben dat ik horrorfilms van Ruben op YouTube heb gezet. Deze leugen kwam intern vanuit het Delta Ziekenhuis, de verpleegkundigen van Ruben. Ze hadden die inlichtingen gekregen van een ooggetuige die de filmpjes had gezien op de site (YouTube) van Frans Kroll. U moet niet alles geloven wat men zegt? Waarom gingen het Clara Ziekenhuis en het Delta Ziekenhuis mee in deze leugen zonder eerst te onderzoeken of het de waarheid is en dan eventueel maatregelen te nemen. Ik heb tig-keren verteld aan beide doktoren dat ik die filmpjes niet gemaakt heb en ook niet geplaatst heb op YouTube. Dokter, u zegt heel duidelijk dat ik hun namen niet mag weten. U vertelde mij ook dat de ooggetuige niet meer te achterhalen is. Dan wordt de jurist van het Delta Ziekenhuis ingeschakeld om te kijken of er stappen tegen mij ondernomen kunnen worden Maar als zij (beide doktoren) naar de jurist van het Delta Ziekenhuis gaan om stappen tegen mij te ondernemen dan moeten zij toch wel iets in hun bagage hebben om mij via de jurist aan te pakken. Ik wil graag weten welke belastende feiten zij dan hebben voor de jurist. Wat willen zij ermee bereiken? Maar ze kunnen niets ondernemen, want ik heb die filmpjes nooit gemaakt. U, dokter, zegt bovendien dat u het heel ernstig opvat. Waarom geloofde u mij niet op mijn woord en gaat u met die leugens van een onbekende ooggetuige in zee. Niet alleen ik werd hiervan de dupe, maar zeker ook Ruben Vraag: Op welke site van YouTube stonden de filmpjes van Ruben zijn wonden? Wie hebben de filmpjes gezien? 139
Waarom hebben de verpleegkundigen van de Grienden (Delta Ziekenhuis) niet beter hun werk gedaan en de roddel heel goed onderzocht? Waar hebben zij op YouTube gekeken, want op Delta wordt YouTube geblokkeerd. Of, was zij of hij, anoniem? Ik wil dolgraag met de verpleegkundigen om de tafel zitten om dit uit te praten. Per slot van rekening hebben de verpleegkundigen Clara Ziekenhuis en het Delta Ziekenhuis en Ruben en ondergetekende voorgelogen. En groot onrecht aangedaan! U zult misschien zich afvragen waarom doe ik dit? Als volgt. Ruben is altijd een groot fan van Bob Marley geweest en één van zijn liedjes heet “Stand up for your Rights.” Dus zodoende. Want er waren geen aanduidingen dat ik filmpjes van Ruben Gambier van mijn YouTube site heb gehaald, want deze filmpjes hebben nooit bestaan. Worden er maatregelen genomen tegen degene(n) die deze leugen verspreid heeft (hebben)? Ik wil graag voor de broer van Ruben en ook nog voor Ruben en ondergetekende, duidelijkheid en opheldering! Graag een schriftelijk antwoord op mijn vragen in deze brief! Met diervriendelijke groeten, Frans J.Kroll” Uiteindelijk is er een gesprek geweest met de verpleegkundigen die de aanklacht hadden uitgesproken; aanwezig hierbij was ook de PVP. De betrokkenen hebben hun excuses aangeboden en toegegeven er beter aan gedaan te hebben om de naam van degene die het gewraakte filmpje had gezien te noteren. Het hele voorval krijgt helaas nog een staartje omdat er wordt beweerd dat ik dan wel gerehabiliteerd ben maar dat de melders ook in hun recht stonden. Het zit mij zo hoog en daarom stuur ik 12 maart 2010 een officiële klacht naar de klachtencommissie. De inhoud van de klachtenbrief is vrijwel identiek aan het hierboven geschrevene bericht aan mijn psychiater. Een enkele toevoeging met uitleg hoe het verwerken van filmpjes op YouTube gaat. 140
“Van mijn site filmpjes weghalen, laten verdwijnen dus, dat kan ik slechts door middel van een wachtwoord, bovendien als ik dat doe wordt dat niet op mijn site voor de bezoekers van mijn filmpjes vermeld. Wel, echter, als zij wisten hoeveel filmpjes Frans op zijn site heeft staan. Bijvoorbeeld 42 filmpjes. Dat staat wel vermeld en als er dan een filmpje vanaf wordt gehaald dan staat er dus 41 filmpjes. Ik begreep dat ze slechts één keer gezocht hebben naar het gewraakte filmpje en het niet konden vinden. Ze konden wel zien hoeveel filmpjes er op mijn site stonden, maar wisten dus niet hoeveel filmpjes er voorheen op stonden want ze keken slechts een keer (en konden niets vinden), ze wisten dus ook niet of er een filmpje vanaf was gehaald. Toen ze niets konden vinden zeiden de verpleegkundigen, er is een filmpje af gehaald. De arts blijft maar bij haar standpunt dat er bij het verdwenen filmpje volgens de verpleegkundigen van de Grienden, aanduidingen waren dat er een verdwenen filmpje was. Ze heeft dit nooit gecontroleerd, ze zei dat ze de verpleegkundigen op hun woorden gelooft. Ze zei ook dat ze alles tot op de bodem moest uitzoeken en dat ze zekerheid moest hebben. Bovendien Frans kon ze niet op zijn eerlijke ogen alleen vertrouwen. De vermoedens moesten bewijs worden. En het was een ernstige melding van schending van privacy. Dit berustte slechts op leugens en roddel. Trouwens als zij, verpleegkundigen, zeggen dat er duidelijk vermeld staat, op mijn site ,dat er een filmpje verdwenen is. Hoe stond dat dan volgens de verpleegkundigen aangeduid? Stond erbij de titel, tijdstip, datum, hoe vaak bekeken, beoordeling, wanneer gemaakt, hoelang het filmpje duurde? De arts zei dat het verdwenen filmpje nooit meer te achterhalen valt. Hoe weet ze dit? Want ze zegt ook heel duidelijk dat ze geen YouTube expert is (dat blijkt, haar spelling U-Tube in plaats van YouTube). Hoe weten zij dan dat het verdwenen filmpje, het verboden filmpje van mijn vriend is want dat hebben zij toch neem ik aan grondig gecontroleerd, waarom dan die verdachtmaking?”
141
“Ik wil ook graag de proef op de som nemen i.v.m. het verdwenen filmpje om aan te tonen dat filmpjes die verdwijnen niet aangeduid worden op de site van YouTube, apart, dus bij één keer kijken zie je geen aanduiding. De timing van de verpleegkundigen van de Grienden was perfect ,want precies een kwartier voordat zij naar YouTube, de site van Frans keken, konden zij (als het filmpje heeft bestaan), het filmpje zien afspelen. Maar na dat kwartier was het filmpje voorgoed verdwenen. Dus exact op het moment dat de auteur van het filmpje het filmpje eraf haalt gaan de verpleegkundigen met een speling van een kwartier op de site van Frans kijken. Met hun neus in de boter. Ze hebben echter pech, want het filmpje heeft nooit bestaan. Wel toevallig, ze hadden een speling van een kwartier. Ik wil alsnog alle gegevens hebben van het verdwenen filmpje, plus wil ik dat de leugens en de schuld van de roddel en de uit de hand gelopen situatie bevestigd zullen worden; ook wil ik excuus omdat de verkregen bevestiging van Ruben mensonterend is geweest. En tot slot wil ik schriftelijke excuses van de artsen en ook van de betrokken verpleegkundigen van het Delta- en het Clara Ziekenhuis. Ik wil graag voor de broer en ook nog voor mijn overleden vriend en ook ondergetekende, duidelijkheid en opheldering en de gehele waarheid.” De arts stuurt haar kant van het verhaal eveneens naar de commissie en vermeld onder andere het volgende. “(ingekort) Op 13 oktober 2009 is de heer Kroll de toegang ontzegd tot de MPU. De beslissing tot schorsing is genomen door de psychiater van de heer G, in overleg met juristen van het Maasstad Ziekenhuis en het Delta Psychiatrisch Centrum. Er bestond een sterk vermoeden dat de heer Kroll een filmpje gemaakt had van de wond van de heer G., zonder toestemming van verpleging van de MPU of de wettelijke vertegenwoordiger van de 142
heer G, en dit via zijn site op YouTube had gepubliceerd.” Het vermoeden was gebaseerd op twee zaken: • de melding van verpleegkundigen van afdeling Grienden, aan de verpleegkundige van de MPU dat iemand het betreffende filmpje gezien zou hebben. Deze verpleegkundigen hebben gecheckt op YouTube, zagen naast alle foto’s en filmpjes een enkel zwart vlak met de vermelding “filmpje verwijderd”. • het gesprek dat door de psychiater van de MPU na deze melding is gevoerd met de heer G. Dit gesprek is op niet suggestieve wijze gevoerd. De heer G. meldde spontaan dat er dat weekend een filmpje van zijn wond was gemaakt door de heer Kroll, nadat deze zijn broek naar beneden had getrokken. De heer G gaf zelf aan dat hij er geen problemen mee had. Omdat de psychiater twijfels had betreffende de wilsbekwaamheid van de heer G is deze uitspraak niet als absoluut bewijs aangenomen. “Op 11-11-2009 heb ik contact gehad met de heer Kroll. Inmiddels heb ik zelf onderzoek gedaan naar de bron van de melding van de verpleegkundigen. Dit heeft door omstandigheden even op zich laten wachten. Ik heb de melders gesproken; echter de naam van de bron (degene die het filmpje zou hebben gezien) konden zij niet noemen. Derhalve kon geen hard bewijs gevonden worden dat het betreffende filmpje op YouTube heeft gestaan; het tegendeel is ook niet meer hard te maken. Met de heer Kroll is mondeling een aantal malen besproken dat hij gerehabiliteerd is. Daarna heeft hij de heer G gewoon weer kunnen bezoeken. De erkenning dat de schorsing van de heer Kroll erg vervelend is geweest, en de waardering voor het goede werk dat de heer Kroll doet door patiënten zoals de heer G. regelmatig te bezoeken, en door foto’s en filmpjes te maken van evenementen in Delta, is door diverse mensen herhaaldelijk uitgesproken.” 143
Op 1 april 2010 komt de zaak voor in een hoorzitting. Het verslag van deze zitting begint met de achtergrond en inhoud van de klacht. Dit komt neer op het hele verhaal wat is gedaan naar de psychiater en de klachtencommissie. Toelichting van de klacht tijdens de zitting: “(ingekort) Ongeveer drie jaar geleden had zijn vriend een wond aan zijn voet. De heer Kroll bracht hem steeds naar het Medisch Centrum; hij heeft op enig moment aan een verpleegkundige gevraagd of hij van haar, terwijl zij de wond aan het verzorgen was een foto mocht maken voor het project “Albrandswaard werkt.” Die foto zou dan op Albrandswaard TV komen. De verpleegkundige is niet herkenbaar op die foto en van zijn vriend staat alleen zijn voet er op. De heer Kroll wil excuses van zijn behandelaar omdat zij de verpleegkundigen op hun woord heeft geloofd en niet heeft onderzocht of het waar was wat zij vertelden. De roddel had acuut de nek omgedraaid kunnen worden als zijn behandelaar snel had gereageerd. De heer Kroll is fotograaf. Hij maakt foto’s van mensen, ook pasfoto’s, als die er toestemming voor geven. Als er iets leuks is op Delta maakt hij daar foto’s van. Hij heeft met zijn foto’s ook prijzen gewonnen. Het filmpje heeft hij nooit gemaakt. Het verweer Het vermoeden van het gewraakte filmpje berustte op twee zaken: • de melding van verpleegkundigen van de afdeling de Grienden aan de verpleegkundige van de MPU dat iemand het betreffende filmpje gezien zou hebben. Deze verpleegkundigen hebben gecheckt op YouTube, zagen naast alle foto’s en films een enkel zwart vlak vet met de vermelding ‘filmpje verwijderd’. • het gesprek dat door de psychiater van de MPU na deze melding is gevoerd met de patiënt. Dit gesprek is op nietsuggestieve wijze gevoerd. De patiënt meldde spontaan 144
dat er dat weekend een filmpje van zijn wond was gemaakt door de heer Kroll, nadat deze zijn broek naar beneden had getrokken. De patiënt gaf zelf aan dat hij er geen probleem mee had. Omdat de psychiater twijfels had betreffende de wilsbekwaamheid van de patiënt is deze uitspraak niet als absoluut bewijs aangenomen. In de week van de schorsing heeft de broer van de patiënt aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat deze schorsing zou worden opgeheven. Overweging en oordeel De behandelaar heeft de beslissing van de schorsing aan de heer Kroll overgebracht. De schorsing zou duren totdat één en ander was uitgezocht. De heer Kroll ontkende dat hij een dergelijk filmpje gemaakt had. Deze ontkenning was voor de psychiater geen reden terug te komen op de beslissing, daarvoor was het vermoeden te ernstig. Door tussenkomst van de broer van de patiënt is de schorsing opgeheven en kon de heer Kroll zijn vriend wederom bezoeken. De behandelaar van de heer Kroll heeft ter ondersteuning van hem gepoogd de bron van de melding te achterhalen. De betreffende verpleegkundigen bleken de naam van de bron niet te kennen. Daarmee kon noch het bestaan van het filmpje, noch het tegendeel bewezen worden. De verpleegkundigen hebben zich in een gesprek met de heer Kroll hiervoor verontschuldigd. De behandelaar heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen reden voor excuses is van haar kant omdat zij zich heeft ingespannen de bron te achterhalen. Voor excuses van de instelling is geen aanleiding omdat de schorsing noodzakelijk was op grond van het sterke vermoeden van schending van de privacy van de patiënt. Het geheel overziende komt de klachtencommissie tot de conclusie dat de klacht van de heer Kroll over de beslissing hem tijdelijk de toegang tot de MPU te ontzeggen ongegrond is. Waar 145
het gaat om de bejegening in de gang van zaken volgende op die beslissing is de klacht gegrond. Aanbeveling Teneinde soortgelijke klachten in de toekomst te voorkomen beveelt de klachtencommissie aan dat voor het onderzoek naar aanleiding van mogelijk onoorbaar gedrag van patiënten een procedure aangehouden wordt vergelijkbaar met de regeling die geldt voor onderzoek naar aanleiding van mogelijk onoorbaar gedrag van medewerkers van Delta. Voor de heer Kroll past een verontschuldiging vanwege de instelling. Aldus het rapport van de klachtencommissie.” De vraag bij mij blijft waarom mensen dit doen, waarom willen ze mij telkens zwart maken. Na de hoorzitting denk ik dat alles voorbij is, op die schriftelijke excuses na. Niets is minder waar. Van het secretariaat van de directie krijg ik te horen dat mijn tegenpartij, voordat de directie een bindende uitspraak doet, opnieuw verslag/rapport uitbrengt naar de directeur. Waarom wil men nu weer in de clinch met mij; de uitslag van de hoorzitting was in mijn ogen toch duidelijk. Mei 2010 Ik zet het hele verhaal nogmaals op papier met alle waarheden en onwaarheden en stuur dit naar de directeur en geef hierin nogmaals uitleg aan de slepende kwestie; alles in afwachting van de lang verwachte excuses. “(ingekort)Bij de zitting van de klachtencommissie op 1 april 2010 zegt de psychiater plotseling dat een psychiater van het Clara Ziekenhuis met Ruben heeft gesproken en Ruben heeft spontaan gemeld dat in het weekend Frans een filmpje heeft gemaakt van zijn wond bij zijn billen en anus. Hij had er zelf 146
geen probleem mee. De vraag is: was Ruben wilsonbekwaam, hij heeft in de laatste weken van zijn leven hartproblemen gekregen, plus die wond bij zijn billen; hij was ook motorisch gestoord en hij was aan beide benen verlamd, sedert tientallen jaren. Dus ernstig ziek. Ook lag hij voortdurend aan het infuus en aan de monitor van de hartbewaking. Ik keur niet goed dat de psychiater van Delta en de verpleegkundigen leugens in de schoenen schuiven van Ruben en ondergetekende van iets wat nooit is gebeurd. Ik vind het een extreem grove manier om iemand die nog maar een paar weken te leven heeft dit in de schoenen te schuiven. De psychiater vertelde mij later dat de ooggetuige niet meer te achterhalen is. Plus worden de juristen van Delta ingeschakeld om te kijken of er stappen tegen mij kunnen worden ondernomen. Dan moeten ze toch wel iets in hun bagage hebben om mij via de juristen aan te pakken. Ik wil graag weten welke belastende feiten zij voor de juristen hebben. En wat is hun oogpunt. Wat willen zij ermee bereiken. De filmpjes zijn er nooit geweest. Waarom word ik niet op mijn woord geloofd en gaat men in zee met onbekende getuigen? Er is inmiddels een gesprek geweest met de verpleegkundigen om het uit te praten. Een van de verpleegkundigen vertelde dat ik onschuldig ben en de psychiater zei dat ik gerehabiliteerd ben. Maar zegt ze er wel bij dat er van leugens en schuld bij Delta geen sprake is. Omdat ik niet de volledige gegevens van Delta krijg kan ik niet aantonen dat de waarheid wordt verdraaid. Kunnen er maatregelen genomen worden tegen degenen die deze roddel verspreid hebben en die zo nalatig zijn geweest. Ik wil graag voor zijn broer, ook nog voor mijn overleden vriend en ondergetekende duidelijkheid en opheldering en de gehele waarheid. Was getekend: Frans Kroll”
147
Van de directeur komt er uiteindelijk toch een brief met daarin de excuses vanuit Delta voor de schorsing en de manier van behandeling omtrent mijn persoon. De personen die het allemaal veroorzaakt hebben gaan er echter nog steeds mee vrij uit. Om de zaak niet nog langer te laten slepen zet ik er nu een punt achter, echter wel met een vervelende nasmaak.
148
7 VERWIJZING NAAR DE RADIODOCUMENTAIRE “DOCUMENT” 1998 NCRV eindredacteur Joël BATENBURG
De CD die is bijgevoegd is de opname van de gesprekken die interviewer Joël Batenburg heeft gevoerd met verschillende mensen die direct betrokken waren bij het leven van Frans Kroll. Het betreft een NCRV-productie uitgezonden op Radio 1 en Radio 5 onder de titel ‘Document’ in 1998.
Met dank aan de NCRV voor het verlenen van toestemming om de opgenomen interviews toe te voegen als cd.
149
1998 VERMOORDE ONSCHULD Onder deze titel heeft de NCRV in 1998 een radiodocumentaire gemaakt over het leven van Frans Kroll. Dit programma, dat bijna 50 minuten duurt, bevat vraaggesprekken met Frans, de taxichauffeur die Frans vervoerde, de psychiater die hem na de moord op zijn kind onderzocht, een dominee die Frans als tiener leerde kennen en thuishulp Henny, met wie Frans een relatie heeft gehad. Wat voor soort mensen woont er in Delta en wat was de geestelijke toestand van Frans ten tijde van de moord op zijn dochtertje? Wat was de aanleiding voor zijn daad en was er een psychiatrische verklaring? Vermoorde onschuld gaat over de jeugd en puberteit van Frans, zijn drugsgebruik, zijn mislukkingen op school, de invloed van het overlijden van zijn vader, zijn overdreven hechte band met zijn moeder en de problematische relatie met de vijftien jaar oudere thuishulp Henny, die naar het idee van Frans te bazig was. Frans werd veroordeeld wegens doodslag en werd ontoerekeningsvatbaar verklaard wegens zijn psychotische toestand en “gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke verstoring van zijn geestvermogens” ten tijde van het voorval. Hij werd gedurende negen jaar gedwongen opgenomen in een tbs-kliniek en sinds zijn ontslag in 1986 woonde hij onder begeleiding op het terrein van het Psychiatrisch Ziekenhuis Delta in Poortugaal ZH. Daar had programmamaker en eindredacteur Joël Batenburg met Frans een aantal gesprekken. “Tussen de interviews door speelden we regelmatig een partijtje schaak en Frans won vrijwel alle partijen.” In 1999 komt hij in aanmerking voor een eigen huisje in het dorp Poortugaal ZH met controle vanuit het Delta Ziekenhuis. Voorwoord J.Batenburg 150
Het interview start met de interviewer en Frans Kroll, die op dat moment 45 jaar is. Er wordt gesproken over het delict uit 1978 waarvoor Frans is veroordeeld tot gevangenisstraf. Uit een uitgebreid onderzoek bleek dat Frans niet toerekeningsvatbaar was op het moment van het delict en de straf is indertijd omgezet in onbeperkte TBS. Na 10 jaar TBS wordt het nogmaals omgezet, nu naar zelfstandig wonen (onder begeleiding van de psychiatrische kliniek Delta in Poortugaal ZH). De interviewer gaat vele malen bij Frans thuis langs om het verhaal te kunnen afronden. Frans vertelt hierbij dat hij binnen Delta veel aan sporttoernooien deelneemt of helpt mede organiseren: o.a. biljart, voetbal en schaken. Bij de diverse voetbaltoernooien doen ca. 14 ploegen mee; bij het schaken komt de teller menigmaal op wel 140 deelnemers. Ook vertelt Frans dat hij een EHBO-opleiding heeft gedaan en diverse certificaten daarvoor heeft gehaald. De Professor van de OBS kliniek te Utrecht Hij ontmoette in de periode kort na het delict een zeer gestoorde man, met rare opmerkingen en bij tijd en wijle zeer bedreigend. Frans was onvoorspelbaar en leed aan waanvoorstellingen. Wat enorm opviel was dat de band tussen moeder en zoon bijzonder sterk was. De jeugd van Frans is niet bijzonder, hij is een vlugge, pientere leerling, parmantig en soms triestig zoals de vader. Moeder kan niet boos op hem worden; ook niet als hij zijn studie gaat verwaarlozen en in aanraking komt met drugs en alcohol. Als moeder op enig moment wordt opgemerkt door de buurman zet Frans deze buiten omdat hij dat niet tolereert. Na een aantal kortstondige relaties en vriendinnen krijgt Frans via een contactadvertentie een partner die zwakbegaafd is, zeer slaafs en hem in alles naar de hand staat. In wezen lijkt zij op moeder, haar eigen identiteit mislukt mede door de aanwezigheid van haar eigen moeder. Het delict: de moord op zijn eigen kindje van 9 maanden is een gevolg van psychose. Hij hoort stemmen en gaat op dat moment volledig door het lint. De dood van het kind is als het ware een daad van zelfvernietiging. 151
De dominee van het gezin Kroll Hij heeft zoon Frans leren kennen eind jaren ‘60 o.a. via jeugdclubs. Leert hem kennen als een snelle, leuke, vlotte jongen die later is afgezakt door drugs en alcohol. Door diezelfde drugs ging het bergafwaarts en is hij het slechte pad opgegaan. Frans kon de maatschappij niet meer begrijpen en had langdurig medicijnen nodig. De vertegenwoordigster van de Thuiszorg Zij komt bij de familie als de vader al overleden is; zij ervaart het gezin als zeer moeilijk. Zij bouwt een diepe vertrouwensrelatie op met Frans die haar alles vertelt. Zij denkt dat hij overdrijft over zijn drugsgebruik. De relatie wordt zeer vriendschappelijk. De band tussen moeder en zoon is heel hecht en zij hebben nooit ruzie. Wel is moeder altijd heel verdrietig na de dood van haar man wat voor de kinderen ook als moeilijk ervaren wordt. Zij lijdt aan zenuwpijnen en is niet echt als moeder aanwezig. Ook is zij erg claimend t.o.v. Frans; hij is immers de man in huis nu.
152
DANKWOORD Dit boek is tot stand gekomen mede door een aantal personen die altijd in mij zijn blijven geloven. Een speciaal dankwoord spreek ik dan ook uit aan Soedesh, Tineke, Angelique, Chris V, Simon, Hanneke, Joke en degene die al mijn teksten heeft verwerkt.
153