Geleenbeekdal
Een schilderachtig decor Wie dwars door het Limburgse Landgoed Terworm wandelt of fietst, komt ogen en oren te kort voor alle pracht en natuur. Dit schilderachtige heuvellandschap langs de Geleenbeek in Heerlen vormt een oase van rust en stilte. Elk seizoen kleurt en geurt weer anders. Maar ook elke plek is anders: van laaggelegen moeras tot hooggelegen akkers en loofbossen, van dicht struikgewas tot Franse stijltuin, van holle weg tot statige oprijlaan, van slingerende beek tot rechte grachten. En natuurlijk het eeuwenoude kasteel, de ruïnes en hoeves die het landgoed zijn historische sfeer geven. Waar ooit adellijke dames en jonkheren arriveerden in hun koetsen en in de torenkamer mochten overnachten. Waar de kasteelheer zijn gasten trakteerde op een jachtpartij of een Bourgondisch banket. Waar boeren de kost verdienen voor hun
leenheer en rentmeesters de pachtgelden kwamen ophalen. De contrasten in dit unieke natuurgebied zijn groot. Zowel op de hogere, droge plekken als op de lagere drassige plekken is een grote rijkdom aan plantensoorten te vinden. De geurige bloemen in de hooilandjes trekken veel vlinders aan zoals de atalanta en de koninginnepage. Insecten trekken op hun beurt weer allerlei vogels, kleine zoogdieren en dassen aan. Naast deze natuurlijke soorten lopen er ook gewone ‘huisdieren’ als schapen en koeien rond, die het landschap in toom moeten houden. Proef de natuur op het landgoed. Beleef de natuur bij de stad.
2
koninginnepage
3
holle weg
hoogstamboomgaard
Ontstaan van het landgoed Zuid-Limburg is waarschijnlijk al meer dan zevenduizend jaar bewoond. De bevolking woonde vooral in de dalen van rivieren en beken. Op de hogere plateaus lagen de landbouwgronden. Langs de beken stonden ook veel kastelen en landhuizen, want de vruchtbare grond was erg geliefd bij boeren en adellijke heren. De hertogen van Brabant en van Gelre, en de prinsbisschoppen van Luik en de Keulse bisschop streden om het hardst om dit gebied. Terworm was aan het eind van de Middeleeuwen een van de vele leengoederen van de aartsbisschop van Keulen. Het landgoed stond toen nog bekend onder de naam Geitsbach, wat de naam voor een deel van de Geleenbeek was. Deze beek ontspringt ten zuiden van
4
Heerlen en stroomt via Heerlen en Sittard bij Echt de Maas in. De ridderfamilie die dit landgoed beheerde noemde zichzelf ‘Van Geitsbach genaamd zu der Worm’. Ze hadden namelijk ook goederen bij het Duitse grensriviertje de Worm. Zo ontstond geleidelijk aan de naam ‘Terworm’. In de loop van de tijd breidde het landgoed zich steeds verder uit. Terworm was voor zijn inkomsten afhankelijk van de landbouw. In de achttiende eeuw waren er negen pachthoeves en was het gebied 1500 hectare groot. Door de uitbreiding van de stad en de aanleg van wegen is daar nu nog maar 220 hectare van over. Aan het begin van de twintigste eeuw veranderde de landbouw. Kunstmest was in opkomst en machines gingen het
werk van de boer verlichten. Grachten, hagen, houtwallen en bomen gingen op de schop, om plaats te maken voor nuttige landbouwgrond. Hoogstamfruit, hop en andere intensieve landbouwgewassen verdwenen. In plaats daarvan kwamen gewassen die machinaal te oogsten waren en meer geld opbrachten. In 1917 kwam het landgoed in handen van de Oranje Nassau Mijn en brak een periode van langzame verwaarlozing aan. Toen de mijnen jaren later dicht gingen, wilde men er een pretpark stichten, maar daar protesteerde de Heerlense bevolking krachtig tegen. Zij wilden behoud van de natuur en cultuur. Van grootschalig naar kleinschalig en waardevol. De gemeente Heerlen, Vereniging Natuurmonumenten en Van der Valk - eigenaar vanaf 1988 - besloten de handen ineen te slaan voor het herstel van het landgoed. Landschapsarchitect Ben Taken
bracht de natuur- en cultuurhistorische waarden in kaart en maakte een nieuw inrichtingsplan. Landgoed Terworm wordt opnieuw ingericht naar de situatie voor de mijnbouw. Naast natte natuurgronden is er kleinschalige biologische landbouw op schrale weilanden en akkers. De beek mag weer kronkelen en cultuurhistorische elementen zoals boomgaarden, ruïnes, hoeves en erven zijn in hun vooroorlogse toestand teruggebracht. Je vindt hier zowel spontane, moerasachtige natuur als gecultiveerde natuur, zoals akkers, tuinen, bossen en boomgaarden. Er komen drie dassenburchten, verschillende zeldzame vlindersoorten en een grote rijkdom aan zeldzame planten voor. Fiets- en wandelpaden leiden de bezoekers langs de mooiste plekjes. Liefhebbers van natuur en cultuurhistorie kunnen in Terworm hun hart ophalen.
5
Kasteel Terworm en omgeving Vanaf de stoere kasteelpoort of de sfeervolle binnenplaats waant u zich de kasteelheer of -vrouw van dit prachtig gerestaureerde slot. De zwarte zwanen in de gracht passen perfect in dit schilderachtige decor. De geschiedenis van het kasteel gaat terug tot het midden van de 14de eeuw
kasteelpoort
6
toen ridder of jonker Van Geitsbach genaamd zu der Worm hier een versterkt woonhuis bouwde. De toren van Terworm is zo ongeveer het enige wat nog uit die tijd stamt. De rest is er in de loop van de jaren door allerlei nieuwe bewoners aan- en bijgebouwd. Het kasteel was vooral een statussymbool, want als verdedigingswerk was het totaal niet geschikt. Graaf Vincent van der Heyden-Belderbusch (1690-1771) was een van de eigenaars die het kasteel restaureerde. Hij liet ook een tuin in Franse rococostijl aanleggen en kocht de omliggende hoeves en landerijen. Eind 19de eeuw gaf baron François de Loë (1857-1938) het kasteel zijn huidige vorm. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het kasteel sterk in verval door gebrek aan onderhoud en schade door de mijnen.
7
Van 1997-1999 werd het kasteel door het Van der Valkconcern gerestaureerd, mede dankzij overheidssteun, en werd het een hotel-restaurant. Zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant is de geschiedenis van de verschillende verbouwingsperiodes duidelijk af te lezen. KASTEELTUIN Het leven op Terworm was vroeger heel aangenaam. Graaf Vincent van der Heyden had rond 1870 tegenover het kasteel een Franse rococotuin laten aanleggen. ’s Zomers geurde het in de Oranjerie naar citrusfruit. Via natuurlijke en heilzame bronnen stroomde water door een houten waterleiding naar de fontein, midden in de tuin. Op de paden lag gele, gemalen natuursteen. Oranjerie
8
kasteeltuin
Vleermuizen In en rondom het kasteel jagen in de schemering vleermuizen. De dwergvleermuis en de laatvlieger vangen bij lampen kleine insecten die het licht opzoeken. Met heel veel geluk kun je iets later op de avond de watervleermuis laag over het water in de gracht zien scheren. Ze vinden hun weg langs houtwallen, lanen, heggen en graften.
In 2001-2003 is deze tuin in oude glorie hersteld. Door onderzoek kon men de exacte inrichting van de Franse tuin en de oranjerie achterhalen. Vanaf de brug van het kasteel loopt nu een kaarsrechte lijn via de oude toegangszuilen naar de fontein in het midden van de tuin. Buxusrijen staan als zonnestralen rondom de fontein. In de zomer bloeien en geuren hier onder andere lavendel, rozen en andere bloemsoorten. Aan drie zijden is de tuin omzoomd door een haag van kornoelje. De vierde zijde
wordt gevormd door de tuinmuur met oude leifruitbomen en de Oranjerie met de zonnewijzer. In contrast met de strakke tuin, kronkelt naast de tuin en het kasteel op onopvallende wijze de Geleenbeek. Het panorama op de achtergrond bestaat uit bossen en een steile heuvelrand. De openbare tuin is met recht weer een juweeltje bij het kasteel waar wandelaars volop kunnen genieten van de rust en natuur. KASTEELLAAN EN OVERSTE WORM Er zijn verschillende wegen die naar het kasteel leiden, maar de kasteellaan is natuurlijk de meest officiële. Deze kaarsrechte laan wordt omlijst door lindebomen. Het statige effect wordt versterkt door de hoogteverschillen over de hele lengte. Aan het begin van de laan (vanaf Heerlen bezien) staan twee
kasteellaan
pilaren. Meteen daarachter ligt de voormalige pachthoeve Overste Worm, een afsplitsing van de kasteelboerderij van Terworm. Het is een typische Limburgse hoeve met binnenplaats uit de negentiende eeuw. Deze hoeve is niet voor het publiek toegankelijk. Aan weerszijden van de kasteellaan staan boomgaarden met hoogstamfruit. Hier worden originele lokale fruitrassen gekweekt. Aan het eind van de kasteellaan bevindt zich een natuurbrug, waar kleine zoogdieren de snelweg veilig kunnen oversteken naar het heuvellandschap van Voerendaal. Een aardig detail vormt de bijenstal van de imker, halverwege de laan.
Dassen Regelmatig vinden we op Terworm sporen van de das. Zichtbare sporen van graafactiviteiten en wissels (vaste looppaden), maar - voor de speurder met een fijne neus - ook geursporen.Vooral bij vochtig weer of als de dauw nog op het veld ligt kun je ruiken waar de das gelopen heeft op zijn tocht in de avonduren op zoek naar voedsel. De das is ons grootste roofdier. Hij bouwt zijn burcht op hoge en droge plaatsen in holle wegen, graften en houtwallen. Zijn voedsel zoekt hij onder andere in de boomgaarden waar koeien grazen. In de koeienmest leggen vliegen hun eitjes waaruit maden komen die voor de das een ware lekkernij zijn. Ook regenwormen, larven, kevers, maïs en appels, bessen, muizen mollen en slakken worden door deze alleseter gegeten. Dassen hebben geen natuurlijke vijanden en kunnen wel vijftien jaar oud worden.
9
10
Ruïne Eyckholt
Kasteelruïne Eyckholt In de fraaie landschappelijke omgeving van Terworm ligt ook het voormalig adellijk goed Eyckholt. In 1385 was dit Keulse leengoed - bestaande uit kasteel, hoeve en watermolen - in handen van ridder Van der Lynden van den Eijckholt. De hoeve brandde in 1736 af. Het kasteel was toen al niet meer als woonhuis in gebruik, maar als opslagplaats voor veldvruchten. Door de brand ging de familie failliet en moest ze haar bezit in 1739 verkopen aan de kasteelheer van Terworm. Het kasteel is nooit meer opgebouwd. Ruïne Eyckholt is monumentaal en archeologisch van grote betekenis. Van de Eikendermolen is alleen nog een molenhuis in vakwerk uit de 18de eeuw overgebleven; het oorspronkelijke molenhuis wordt al in 1468 vermeld.
Het molenrad is verplaatst naar de Volmolen in Epen. Achter de molen ligt de molenvijver die het kasteel deels omringde. Deze vijver kreeg zijn water van de Geleenbeek en van tal van natuurlijke bronnen in de omgeving. In de twintigste eeuw was deze vijver drooggevallen, onder andere door de waterwinning en door de aanplant van populieren. In 2004 is de vijver weer in ere hersteld. Het is een paradijs voor allerlei amfibieen, waaronder de alpenwatersalamander, diverse kikkersoorten en insecten zoals libellen. Achter de vijver en tegenover het molenhuis ligt een moerasgebied, waar de zeldzame zeggekorfslak voorkomt. Naar de woonwijk toe loopt een van de oude holle wegen, die het landgoed rijk is. Een holle weg is een weg die dieper
11
ligt dan het terrein aan weerskanten. Dit komt door erosie. Vaak zijn het eeuwenoude wegen die nu een idyllisch onderdeel zijn van het historische landschap. Helemaal aan de andere kant van deze weg staat de indrukwekkende ‘Eik van Terworm’, zoals hij in de volksmond heet. Het is echter geen eik, maar een plataan, die waarschijnlijk in 1749 geplant is ter gelegenheid van de geboorte van de erfopvolger op Terworm. De plataan is een van de weinige solitaire bomen op het landgoed die overgebleven zijn.
Zeggekorfslak De zeggekorfslak lijkt op het eerste gezicht een volstrekt oninteressant dier. Met zijn bruine huisje van ongeveer 2,5 mm grootte is hij niet aaibaar, niet opvallend en vertoont hij ook geen bijzonder gedrag. Bovendien leeft het dier op zeer ontoegankelijke plaatsen zoals in muggenrijke moerassen; geen plaats waar een normaal mens voor zijn plezier gaat rond kijken. In ons land leeft dit weekdier voornamelijk op moeraszegge. Hij leeft van bepaalde schimmels in en op de plant en houdt van zeer vochtige en warme lucht. Je vindt hem dus vooral op zeggeplanten die direct zonlicht ontvangen. Kleine dieren die zulke hoge eisen aan hun omgeving stellen, vertellen veel over de toestand van het milieu. Gaat het hen goed, dat gaat het vele andere soorten in hun omgeving ook goed. Daarom is de zeggekorfslak juist een heel interessant dier, dat onderzoek en bescherming verdient.
12
13
Onderste Douvenrade
Douvenrade Met de stad Heerlen en Coriopolis als skyline heeft Douvenrade aan de Douvenrader Allee waarschijnlijk het grootste contrast ten opzichte van de omgeving. De boomgaarden achter Douvenrade markeren de overgang tussen
14
oud en nieuw. Voor veel vogels en kleine zoogdieren bieden de fruitbomen een veilige bescherming. Her en der staan nog hoge populieren waarin de maretak huist. Vooral in de winter is dit een karakteristiek gezicht.
Het woord ‘douve’ betekent in het Frans ‘slotgracht’. De gegevens van het adellijke huis Douvenrade gaan terug tot 1365. Rond 1700 is deze middeleeuwse hoeve (Onderste Douvenrade) verdwenen, maar de ruïne hiervan is nog te zien binnen de voormalige grachten. De huidige hoeve heet Overste Douvenrade en is de opvolger van de verdwenen boerderij Middelste Douvenrade uit de 18de eeuw. Rond de boerderij ligt een
dotterbloemgrasland. De dotterbloem staat graag met haar voeten in het water en is dus te vinden in drassige gebieden, zoals hier. Van maart tot juni laat ze haar eierdooier-gele bloemen zien. De woorden onderste, middelste en overste geven aan op welke hoogte de gebouwen liggen. De oudste gebouwen werden lager gebouwd dan de jongste gebouwen.
Maretakken In Limburg is de maretak een veelvoorkomende verschijning, die meestal in populieren en fruitbomen huist, maar soms ook in eikenbomen, zoals in Terworm. Onder de lezers van Asterix en Obelix is de maretak bekend als geliefd object van de aloude druïden die in de Keltische tijd deze tak met een gouden snoeimes uit de boom haalden vanwege zijn bijzondere geneeskrachtige werking. Onder zo’n boom stonden mensen met een groot wit laken, omdat als de takken de grond zouden raken ze niet meer geneeskrachtig waren. De Romeinen maakten uit de extracten van de maretak lijm waarmee ze kleine vogels vingen, vandaar de naam vogellijm. De maretak is het hele jaar door groen en draagt kleine groengele bloemen en witte bessen. Het is een halfparasiet, dat wil zeggen: de plant heeft zelf bladgroen en teert niet helemaal op zijn gastheer. Lijsters spelen een belangrijke rol bij de voorplanting van de hulst. Ze eten de plakkerige bessen op maar die zijn te groot om in een keer door te slikken. Na het eten ontdoet de lijster zich van het plakkerige goedje en vaak komt het zaad van de bes dan in de oksel van een boom terecht. Daar ontwikkelt het zaad een soort wortel, die zijn weg zoekt naar het gedeelte van de tak waarin de sapstroom zich bevindt.
15
Hoeve Den Driesch
Den Driesch Hoeve Den Driesch ligt wat eenzaam in het zuiden van het landgoed, op een plateau vlak tegen de snelweg. De bijbehorende landerijen lagen vroeger ook aan de overkant van de snelweg. De grond bestaat uit voedselrijke, ontkalkte löss. Aan weerszijden van de hoeve liggen twee grote akkervelden, waar op biolo-
winde
gische wijze graan wordt geteeld. Aan de randen van deze akkers staan struiken, houtwallen en bossen. De akkerbloemen en kruiden in dit gebied trekken veel insecten en vogels aan.
entree hoeve Den Driesch
16
De gracht rond Hoeve Den Driesch is in 2004 in oude staat hersteld. Binnen deze gracht lag vroeger ook een adellijk herenhuis. De geschiedenis van dit huis gaat terug tot de 14de eeuw. Rond het jaar 1700 verviel het en bleef het als boerderij voortbestaan. In 1730 kocht de heer van Terworm het leen Gitsbach en tweederde van Den Driesch. Hoeve Den Driesch biedt op zondagen (vanaf 2006) fietsers en wandelaars de gelegenheid om op het zonneterras uit te rusten en na te genieten. Buiten de gracht ligt een van de vele fruitboomgaarden die Terworm rijk is. Tussen Den Driesch en de kasteeltuin ligt een vijver die in de vorige eeuw een populair zwembad was bij de inwoners van Voerendaal, Kunrade en Heerlen.
Wie om zich heenkijkt ziet hier nog enkele houtsingels en graften. Graften zijn begroeide steile wanden die bedoeld zijn om het wegspoelen van de vruchtbare löss van de bovengelegen akkers te voorkomen. De begroeiing werd regelmatig gesnoeid en kleine delen gekapt. Het hout werd weer gebruikt.
oude zwembad
17
Hoeve Gitsbach
Hoeve Gitsbach Hoeve Gitsbach komt rond 1400 voor onder de naam Wolfsbroek. De huidige gebouwen dateren voornamelijk uit de 18de en 19de eeuw. De bakstenen boerderij ligt aan een lange oprijlaan en is gebouwd rond een binnenplaats. De rechthoekige deuren en vensteromlijstingen aan de buitenkant zijn van hardsteen. Het is de enige boerderij die nog bewoond wordt door een agrariër.
De boerderij ligt dus in een drassig dal, omringd door een dotterbloemgrasland, zoals op meerdere plaatsen in het hele dal. Op de plateauweiden worden begraasd met koeien en schapen. Aan de rand van de plateaus en op de hellingen liggen bossen. Op de akkerlanden wordt graan verbouwd, onder andere voor de bierbrouwerij.
Natuurlijke begrazing De hoeve ligt tussen kasteel Terworm en de spoordijk, op de plaats waar het wolfsbroek uitmondt in het dal van de Geleenbeek. Het deel van de beek waaraan de hoeve ligt, heette vroeger de Ge(i)tsbach, wat betekent dat het een snelstromende beek is met een groot verval. De heren van Terworm noemden zichzelf in de 14de eeuw ‘Van Geitsbach tot der Worm’.
18
Her en der in de boomgaarden grazen koeien en schapen. Zij houden het gras kort en geven jonge struiken en boompjes geen kans. Zo houdt het landschap zijn open karakter.Via de mest, de vacht en de poten van de dieren verspreiden de plantenzaadjes zich en krijg je een grote variatie aan planten in het gebied. De bomen zorgen in de zomer voor koele schaduwplekjes voor deze dieren. Op de mest komen allerlei insecten af, die op hun beurt weer een lekker hapje vormen voor vogels en dassen. Zo profiteert iedereen dus van de natuur.
19
Hoeve Prickenis
Hoeve Prickenis Hoeve Prickenis of Klein Gitsbach is een schilderachtige boerderij, omgeven door vijvers. Op de gevelsteen staat de afbeelding van een ridder met de tekst ‘Prickenis 1381’. In dat jaar werd het riddergoed verheven door Konraad Prick van Geijsbach, vandaar de naam Prickenis. Het was deels leengoed van Keulen en deels van Wickrader, en 58 hectare groot. Rond 1800 was er nog een uitgebreid complex van gebouwen aanwezig. De laatste twee eeuwen is alleen de schilder-
distelvlinder
20
achtige boerderij overgebleven. De hoeve heeft veel eigenaren gehad. In 1917 verkocht Baron de Loë van Terworm zijn hele bezit, inclusief Prickenis aan de Oranje Nassau Mijnen. Prickenis is door de spoorlijn wat geisoleerd komen te liggen van Gitsbach en Terworm. Het is echter een prachtig ongerept natuurgebied, waar riet- en zeggenmoeras, een vijsvijver en een besloten brongebied zorgen voor een rijk natuurleven. Er komen zeldzame vlinders voor, zoals atalanta en gehakkelde aurelia. Tussen de onderdoorgang van de spoorlijn en Prickenis ligt een eeuwenoude holle weg, die deze omgeving extra romantisch maakt. Op de oostelijke plateaus liggen kamgras- en glanshavergraslanden. Op de schraalgraslanden grazen regelmatig schapen. Hoog op de plateaus liggen drie burchten van dassen.
Aronskelk Wie zijn oor goed te luisteren legt, hoort misschien gezoem in de aronskelken. Dan heeft de plant weer kleine insecten gelokt met zijn sterke aas- of mestlucht, want zij moeten de plant helpen bij de bestuiving. Achter het witte schutblad zit een soort valkuil verborgen. Als de motmugjes op het witte schutblad landen, glijden ze uit en belanden ze in het onderste gedeelte van de aronskelk. Hier is het zo’n tien graden warmer dan de omgeving en vinden de vliegjes volop lekkernijen. Op de binnenwand zit olie en bovenaan sluit een krans van haartjes het gedeelte af. Zo worden de mugjes gedwongen tot de volgende ochtend te blijven. Dan verwelken de haartjes en kunnen de motmugjes er weer uit klimmen terwijl ze met stuifmeel worden bepoederd. Bij hun bezoek aan de volgende aronskelk wordt die plant met het stuifmeel bevrucht en in de nazomer verschijnen er glanzende oranje-rode bessen die vaak door merels gegeten worden.
21
De Struiver De Struiver is een verlaten kasteeleiland, dat omgeven is door een ronde, droge gracht met een scherp en diep profiel. Dit kasteel dat al in de 14de eeuw belangrijk was, is hoogstwaarschijnlijk in de 17de eeuw verdwenen. Ter vervanging daarvan is een heel stuk zuidelijker, halverwege de steile heling van de oever van de Geleenbeek, de huidige hoeve gebouwd. Deze dateert van de 17de eeuw. De buitengevel van het woonhuis is van 1742. Verborgen in een dotterbloemlandje en bijna verdwenen door de tijd ligt in het uiterste puntje van het landgoed een ‘motte’. Een motte is een kunstmatig opgeworpen heuvel waarop een versterkte (woon)toren, donjon of burcht
22
heeft gestaan. Meestal lag er een gracht, wal of omheining (palissaden) omheen. Motten waren vaak te vinden in een beekdal, waarbij de beek diende om de gracht te vullen. Omdat de ondergrond te drassig was, konden er geen grote stenen gebouwen op staan, alleen houten. In de Middeleeuwen beschermde de motte de bewoners tegen wilde dieren en tegen roversbenden. Soms waren motten vluchtterpen verborgen in moerassige bosgebieden, waar men zich kon verschuilen in geval van nood. De meeste motten zijn hun oorspronkelijke vorm kwijtgeraakt door afgravingen of door natuurlijke erosie. De motte van De Struiver is nog redelijk authentiek en een beschermd rijksmomument.
23
dotterbloem
Terworm
De reconstructie van landgoed Terworm is mede mogelijk gemaakt met steun van de Provincie
Landgoed Terworm is een uniek en aantrekkelijk gebied, zowel voor liefhebbers van geschiedenis en kastelen als voor mensen die van de natuur willen genieten. Toch was deze parel tussen stad en snelweg nog niet zo heel lang geleden ernstig verwaarloosd en stond het kasteel bijna op instorten. Dankzij een intensieve samenwerking tussen Vereniging Natuurmonumenten, Van der Valk, gemeente Heerlen, provincie Limburg en met hulp van diverse fondsen is het kasteel volledig gerestaureerd en is de natuur weer kleinschalig en waardevol.
limburg, programmaVitaal platteland en de Europese Unie via Intereg IIIb en EOGFL, Garantie.
Vereniging Natuurmonumenten beschermt de natuur in Nederland. Realisatie van de Ecologische hoofdstructuur met aaneengesloten natuurgebieden staat daarbij centraal. Bij Terworm is gewerkt aan herstel van het landgoed door verbetering van de waterhuishouding en aanleg van hagen graften en houtsingels. Om bezoekers hiervan te laten genieten zijn er fiets- en wandelpaden aangelegd. Ook zijn de cultuurhistorische monumenten in ere hersteld. Terworm leert ons veel over onze geschiedenis en onze omgeving. Het geeft stof tot nadenken over de historisch gegroeide omgeving, de ruimtelijke ordening en de kwaliteit van onze leefomgeving. Terworm laat zien dat natuur en cultuur hand in hand gaan.
Colofon Tekst: Van Tiggelen Tekst & Communicatie Vormgeving: Edwin van de Laar Grafisch Ontwerpburo Illustraties: Jan Drissen Fotografie: Jo Hermens, Dick Klees, Sjef Frijns, Hub Quadakkers Druk: Drukkerij Gianotten