Een Rotterdamsche kroniek over het ontzet van Leiden. Onder den algemeenen titel: voor de Geschiedenis van Rotterdam” is indertijd op last een groot van het gemeentebestuur van de aantal in het archief aldaar berustende stukken in vier boekdeelen uitgegeven. Het tweede dezer zeer oudste omvangrijke folianten heeft tot ondertitel: Kronieken en Beschrijvingen van Rotterdam en land, uitgegeven op last van het Gemeentebestuur door J. H. W. Unger en Mr. W. archivaris en adjunct-archivaris der gemeente”. In dit deel zijn o.a. opgenomen de geteykende rnemoriën” van den eeuwschen terdamschen geneesheer dr. Nicolaas Deze dr. was maar niet de eerste de beste dat kroniekschrijver. We vinden vermeld een man van wetenschappen, en die om zijn groote zwaerlyvigheyt altoos zat, en aen de oostwonende, door kant van ‘t Stadthuys op den de van de Regeringe zijnde aengesogt om en volmaeckte beschryvinge van een In bovengenoemde Bronnen, deel
127 dese stadt te maecken, hy duysent guldens daervoor eyschte en hem twee hondert zilvere ducatons geboden zijnde, nam zijn beraet, en was een weynig tijdt daerna doodt”. werd in 1610 te Delft geboren Dr. Nicolaas en stierf te Rotterdam in 1663. Boven de kroniek staat het jaartal 1658. In zijn bovengenoemde wijdt dr. ook eenige bijzonderheden aan het beleg van Leiden en de vanuit Rotterdam door den Prins van Oranje en de Staten ondernomen pogingen om de benarde stad te ontzetten. schrijft zal bij de lezers van Veel van wat dr. dit Jaarboekje bekend zijn. Toch zijn, naar onze bescheiden meening, de beschouwingen van dr. over Leidens ontzet, ook om den vorm, waarin hij ze geeft, interessant genoeg om in dit Jaarboekje geven we ze dan hier vermeld te worden. En weer als een kleine bijdrage tot de geschiedenisvan de heroïeke worsteling van ons volk in den nazomer van het altijd gedenkwaardige jaar 1574. dan schrijft: Dr. Den 3 Juny is tot Rotterdam, Delf der . Goude affgekondigt, dat geen victualie ten platten werden, waerdoor het lande uytgebragt leger voor Leyden leggende seer verlegen was, den prince van Orangne quam dese tot Rotterdam logeren, alwaer hy alleenlijk bleef om het ontset van Leyden met alle ernst te bevorderen. was tot Rotterdam vergaderinge van de In Staten van Holland van Zeeland om te
128 slagen hoe men Leyden gevoegelijxt ontsetten; het koorn dies liet men by provisie alle uyt het land tot in de steden Rotterdam, Delfft der Goude brengen. Ooc heefft den prince met de Staten goetgevonden dat men de sluysen de dyken doorsteeken. Hiertoe sijn gecommitteert joncker Willem van joncker van Wijngaerden, die Palestijn, met een deel poinieren op den dag van beJulius uyt Rotterdam nae Cappelle togen, gonnen den dijk tusschen Cappelle Rotterdam door te graeven. 4 Augusti de prince Daer quaem by op den 3 Mr. Paulus Buis, van van noch eenige van de Staten, Holland, men maeckte in den 16 gaeten, beginnende gat tot tegenover van Cappelle af, soodat het quam. lnsg elijxmaeckten mede op den Delfshaven een 6 Augusti tusschen Rotterdam groot gat in den dijk, waerdoor een geweldig een groot water inquam. men alle sluysen open, soo te Rotterdam Ooc op Delfshaven als te Schiedam, de sluysen van den dijk gemeenlijk de vyff sluysen door alle overvloedig veel water waerts perste. Onderwylen dat dit water de landen vast is de admirael van Zeeland tot Rotterdam gekomen de Staten te om gesamentlijk met den prince beraedslaegen, met hoedanige schepen, met wat soorte van geschut, op hoe een wyse men op het
129 spoedigste de ellendige stad Leyden spysigen ontsetten. De edelen, die op dese tijd te Rotterdam vergadert waren, sijn deze volgende: Otto van van Duvenvoorde, Duyst, Gerard van Egmond, Willem heer van Heemskerke, Willem van Loo, Cornelis Woutersz. Cornelis Vink Aertssoon, van Heckenduynen, Adriaen van Adriaen der Myle, mr. Cornelis van der Bronckhorst, mr. Duyst, mr. Hendrik Meyster, Levijn van Cats, mr. Gerard van Wijngaerden, raedsheer als C. de Rechtere. Nu Wierden tot Rotterdam 30 galeyen gemaeckt, daer benevens nog 200 platgeboomde schepen Op dese schepen voor twee metale ses bassen of steenstucken. Sommige waeren met acht riemen, sommige met 10, sommige met 12 14 nae advenant voorsyen. De halfpiecken roeyers waeren alle met houwers wel versorgt. de prince van Op den 26 Augusti binnen Rotterdam geheel siek. Het water was doen hoog binnen ‘s gewassen, dat men met van Nieuwerkerk, Cralingen hoyschuyten vol Cappelle recht over land tot voor de poort van Rotterdam aenquam. Op den 1 September quam den admirael van den admirael van Ziriczee Zeeland Louis Boysot schepen, sijnde Adriaen Willemsz. met seven met 800 hebbende vloote noch eenigeschepen, daer benevens onder
130 die geladen waeren met 109 lepelstucken, soo van yser als van metael, vorders met veele dubbele bassen andere kleyne stuckgens, waermede over de 200 roeyschepen of galeyen syen Wierden. Die 800 nu genoemde waeren een seer ongehavent, gekurven afgryselijk de sommigen aen armen, als sijnde meer de sommige aen aen diergelyken dans geweest. Dese droegen halve of ooc briefjens op de hoeden, waerop geschreven stond: ,,Liever Turx als Spaens.” Dese alle op de schepen verdeelt, waer beneffens noch 1200 musquettiers 200 poijioniers veel meer andere vrywilligen plaetse kregen. Den 16 September sijn de twee admiralen met de veel victualie de Rotte gantsche vloot vaeren nae de landscheydinge van Soetermeer, waer die van der Goude die van Delft mede schepen te saemen quaemen. met De prince van daegs te voren drye nae de vaendelen van syne wacht vooruyt tusschen landscheydinge om te verschansen, namentlijk de la mr. Gaieresse, Guarde, mr. Cateville, mr. Durant dewelcke met Fransche uyt Rotnevens noch verscheyde andere terdam capitainen oversten, die door lust uyt het leger komende medegingen. Als onder anderen de vice-admiral Cornelis Claesen, de baron de den heere Bouchard, la Derriere, Vaugirault, Cret, Bultron, den heer
131 van Herry, Grenu, Philips van Assaliers sijnde commissaris-generael over de Paulus, Joost de Moor, admunitie, Gerard van der meer anderen. selvigen 16 September is deprincevan Orangne van Delft gereyst, heeft aldaer vyer laten verdubbelen, sijnde van voren hoog opgemaekt, tusschen de binnenhouten met oude natte netten, evenals of het schanskorven waeren geweest. Hierop heeft hy vyer cartouwen naementlijk op yeder schip een, alle vyer op den 17 September by den voor de Soetermeersche quaemen, om de die daeromtrent sterk beset beschanst andersints niet wel en konden verjaegt selvigen dag worden, op te doen ruymen. Op arriveerde hyer mede de ijsbreeker van Delff, sijnde die wel met yser beslaegen was, een daerenboven door de admiralen behoorlijk met geschut andere toerustingen was. 19 September begon een sterken Op den 18 noordwesten wind, dies de arke van Delff, vlot. Dese die vast aen de grond arke was een wonderlijk scheepsgebouw, sijnde van twee schepen aen den anderen te saemen gesmeed rondsomme wel beset, van boven met planken gesloten, dat men met geen musquet door en schieten. Dese arke 20 op, daer beneffens wel 50 mannen, die weer konden bieden, daerenboven waeren der noch 12 mannen, die de raderen