23 mei 2012 Derde CM-geneesmiddelenonderzoek
Een op de twee geneesmiddelen goedkoper
1
2
Evolutie goedkopere geneesmiddelen ........................................................................ 2 1.1
In 2011 is een op de twee dagdosissen een goedkoper geneesmiddel ........................... 2
1.2
Desondanks bestaat er nog steeds een significante vermijdbare meerkost voor de patiënt 2
1.2.1
De referentieterugbetaling: korte toelichting .................................................... 2
1.2.2
15 miljoen euro vermijdbare meerkost in 2011 voor CM-leden ................................ 3
1.2.3
De remedie: voorschrift op stofnaam ............................................................... 3
Top 10 .............................................................................................................. 4 2.1
Inleiding ..................................................................................................... 4
2.2
Methode ..................................................................................................... 4
2.3
Top 10 - Tabellen .......................................................................................... 4
2.3.1
Top 10 ZIV-bedragen volgens hoofdindicatie in 2011 ............................................ 4
2.3.2
Top 10 DDD volgens hoofdindicatie in 2011........................................................ 5
2.3.3
Top 10 aantal patiënten met min. 1 aflev. volgens hoofdindicatie in 2011 ................. 6
2.3.4
Vergelijking van de drie tabellen .................................................................... 7
2.4
Top 10 grafieken – Evolutie (2001-2011) .............................................................. 8
Pagina 1
23-05-2012
1
EVOLUTIE GOEDKOPERE GENEESMIDDELEN
1.1
IN 2011 IS 1 OP 2 DA GDOSISSEN EEN GOEDKO PER GENEESMIDDEL
Figuur 1: Evolutie van het aandeel goedkopere geneesmiddelen (gemeten in DDD) 100%
0% 11%
90%
14%
16%
17%
13%
12%
12%
10%
10%
10%
48%
47%
44%
41%
49%
80% 70%
% DDD
60%
50% 88%
50%
77%
72%
66%
56% RS MS
40%
GS 30% 20% 10%
43%
46%
37%
40%
49%
40%
2006
2007
2008
2009
2010
2011
27% 12%
11%
14%
18%
2001
2002
2003
2004
0% 2005
Jaar
RS: ReferentieSpecialiteiten met meerkost voor de patiënt MS: MerkSpecialiteiten waarvoor er (nog) geen generieken bestaan GS: Goedkope Specialiteiten (Generieken + Referentiespecialiteiten zonder meerkost voor de patiënt)
In de figuur is de evolutie te zien van het aandeel goedkopere geneesmiddelen (GS). In 2011 is een op de twee dagdosissen een goedkopere variant. Dit aandeel ligt bijna vijf keer hoger dan in 2001. Toen was slechts een op de tien dagdosissen een goedkopere variant. De verschillende maatregelen, zoals de referentieterugbetaling, verplichte minimumpercentages voor de verstrekkers, voorschrijven op stofnaam, en de diverse mediacampagnes, o.a. van CM, hebben hun doel dus niet gemist. 1.2
1.2.1
DESONDANKS BESTAAT ER NOG STEEDS EEN SIG NIFICANTE VERMIJDBAR E MEERKOST VOOR DE PATIËNT DE REFERENTIETERUGBE TALING: KORTE TOELICHTING
In 2001 is men gestart met het referentieterugbetalingssysteem, waarbij de vergoedingsbasis van een originele specialiteit waarvoor een goedkoper alternatief – meestal een generiek – beschikbaar is, verminderd wordt met een bepaald percentage, momenteel 31%. Het gevolg van deze maatregel is dat een originele specialiteit die is opgenomen in de referentieterugbetaling en wiens publieksprijs niet is gezakt tot de verlaagde vergoedingsbasis, een meerkost bovenop het officiële remgeld genereert, wanneer dit geneesmiddel wordt voorgeschreven. De meerkost is met name het verschil tussen de publieksprijs en de vergoedingsbasis. We noemen deze meerkost referentiesupplement.
Pagina 2
23-05-2012
Teneinde de patiënt een minimale bescherming te bieden tegen deze supplementen werd het referentiesupplement opgenomen in de teller van de maximumfactuur. Sedert 1 april 2010 wordt voor geneesmiddelen in de referentieterugbetaling ook een maximale prijs bepaald. Deze is gelijk aan de basis van tegemoetkoming verhoogd met een veiligheidsmarge, zijnde 25 % van de vergoedingsbasis. Het referentiesupplement bedraagt hierdoor maximaal 10,80 EUR. Sedert 1 april 2011 wordt de basis van tegemoetkoming van een originele specialiteit die twee jaar opgenomen is in de referentieterugbetaling bijkomend verlaagd met 6 %, en na 4 jaar nog eens met 5,5%. 1.2.2
15 MILJOEN EURO VERM IJDBARE MEERKOST AAN REFERENTIESUPPLEMENT EN IN 2011 VOOR CM LEDEN
Ondanks het succes van de goedkopere geneesmiddelen zien we dat het aandeel geneesmiddelen met een meerkost voor de patiënt (RS) al enkele jaren stabiel blijft met een aandeel van 10% in het voorgeschreven volume (DDD). Dit vertegenwoordigt een vermijdbare meerkost van ruim 15 miljoen EURO voor CM-leden, of 7% van de totale remgelden voor geneesmiddelen uit de publieke officina. Tabel 1: top 10 merknamen, volgens referentiesupplementen, in 2011
RANG REFERENTIEMERKNAAM SUPPLEMENT 2011
FIRMA
€ REFERENTIESUPPLEMENT (CM)
# CMPATIENTEN
€ PA/DD D
MERKNAAM /STOFNAAM GOEDKOPER ALTERNATIEF
€ PA/DD D
% DALING IN PA/DD D
1
AERIUS
MSD / ScheringPlough
777,633
128,000
0.29
LORATADINE
0.12
58%
2
CONTRAMAL
Grunenthal
599,115
60,169
0.43
TRAMADOL
0.16
63%
3
XYZALL
UCB
535,911
101,572
0.26
0.16
38%
4
SELOZOK
AstraZeneca
526,785
28,080
0.16
LEVOCETIRIZINE METOPROLOL
0.04
75%
5
APOCARD
Meda Pharma
518,639
14,015
0.33
FLECAINIDE
0.16
52%
6
INDERAL
482,940
57,636
0.12
PROPRANOLOL
0.04
68%
7
ATROVENT
480,158
105,583
0.15
NEBU-TROP
0.07
53%
8
TILDIEM
AstraZeneca Boehringer Ingelheim Sanofi-Aventis
428,902
15,455
0.20
PROGOR
0.07
64%
9
VOLTAREN
Novartis
366,712
81,505
0.16
DICLOFENAC
0.06
63%
10
BRUFEN
Abbott
334,001
118,203
0.15
IBUPROFEN
0.05
67%
In de tabel is de top 10 weergegeven van merknamen, volgens referentiesupplementen. De top 10 is goed voor 5 miljoen EURO aan referentiesupplementen, of een derde van het totaal. 1.2.3
DE REMEDIE: VOORSCHR IFT OP STOFNAAM
Een oplossing voor dit probleem wordt aangedragen door het voorschrift op stofnaam, dat de patiënt garantie biedt dat hij geen geneesmiddel krijgt afgeleverd met een meerkost. In dat opzicht is het hoopvol te constateren dat het aantal voorschriften op stofnaam blijft stijgen. In 2011 werd 7% van alle dagdossisen voorgeschreven op stofnaam. Bovendien wijzigde vanaf 1 april 2012 de regels voor de aflevering van een geneesmiddel voorgeschreven op stofnaam: Tot nu was er voor de patiënt de garantie dat hij bij een voorschrift op stofnaam geen supplement betaalde bovenop het remgeld. Maar het was niet uitgesloten dat hij een „dure‟ generiek kreeg afgeleverd. Vanaf 1 april 2012 is de patiënt zeker dat hij een geneesmiddel zal ontvangen uit de cluster van “goedkoopste” geneesmiddelen.
Pagina 3
23-05-2012
2
TOP 10
2.1
INLEIDING
De top 10 van ambulante geneesmiddelen focust ditmaal op de meest gebruikte geneesmiddelen volgens indicatie (ATC-niveau 3), en dit zowel naar ZIV-uitgaven, volume (in dagdosissen (DDD)) als aantal patiënten. In eerste instantie worden de onderlinge verschillen tussen deze drie tabellen belicht waarbij het meest recente jaar (2011) als uitgangspunt genomen wordt. In tweede instantie wordt een evolutie geschetst over een periode van 11 jaar (2001-2011). 2.2
METHODE
Alle gegevens (bedragen, aantallen, …) hebben betrekking op geneesmiddelen afgeleverd aan CM-leden in publieke officina. Anno 2011 vertegenwoordigen CM-leden 42% van de Belgische bevolking. 2.3 2.3.1
TOP 10 - TABELLEN TOP 10 ZIV-BEDRAGEN VOLGENS HOOFDINDICATIE IN 2011
Tabel 2: Top 10 ZIV-bedragen op niveau hoofdindicatie (ATC 3) in 2011 RAN G AAN TAL RAN PARAN G TIEN G DDD TEN ZIV 201 201 201 ATC THERAPEUTI1 1 1 3 SCHE GROEP hypolipemierende middeC10 len, enkel1 1 5 A voudig
2
41
65
3
5
9
L04 A N06 A
6
R03 A B01 A
immunosuppressiva antidepressiva antipsychotica (neuroleptica) middelen bij ulcus pepticum en refluxziekte sympathicomimetica via inhalatie antithrombotica
4
31
28
N05 A
5
4
4
A02 B
6
12
11
7
2
8
29
43
N03
anti-
BELANGRIJKSTE VERTEGEN WOORDIGER ® IN FUNCTIE VAN DE ZIV(CM)UITGAVEN HOOFDINDICATIE
€ ZIV(CM) 2011
Lipitor
117,164,036 217,764,132 680,026
Humira
Cholesterol Autoimmuunziekte (vb reumatoide artritis, ziekte van Crohn, ...), transplantaties
Sipralexa Seroquel
9,018,149
€ ZIV/D DD 2011
0.54
35,986
11
Depressie
56,959,052 117,227,349 480,530
0.49
Psychose
53,551,363
19,044,198 157,751
2.81
47,693,230 139,069,333 751,993
0.34
Omeprazo- Maag-darm le problematiek
99,164,635
# DDD(CM) 2011
# PAT(C M) 2011
Seretide
Luchtwegproblemen
47,141,665
47,264,048 436,755
1
Clexane
Bloedklontering
42,373,363 171,815,666 586,498
0.25
Keppra
Epilepsie
33,646,812
1.69
Pagina 4
19,900,649 23-05-2012
92,411
A
9
70
92
10
22
56
epileptica
direct werkende antiviJ05A rale middelen Truvada A10 insulines en A analogen Lantus
Virale infecties Diabetes
Eindtotaal Alg. totaal
32,721,300
2,107,305
8,335
15.53
31,009,888 26,474,875 561,425,34 769,685,70 6 5 1,212,785, 2,148,185, 162 468
58,590
1.17 0.73 0.56
Duiding van de cijfers bij Tabel 1:
Deze 10 groepen vertegenwoordigen 46% van de totale ZIV-uitgaven (145 verschillende groepen) voor ambulante geneesmiddelen. In de top 10 komen enkele zeer dure geneesmiddelen voor die geen groot volume vertegenwoordigen: het gaat om immunosuppressiva en bepaalde antivirale middelen. Algemene „aard‟ van de medicatie in deze top 10: vnl voor chronische en ernstige aandoeningen.
2.3.2
TOP 10 DDD VOLGENS HOOFDINDICATIE IN 2011
Tabel 3: Top 10 DDD op niveau hoofdindicatie (ATC 3) in 2011 RAN G AAN TAL RAN PAG RAN TIEN DDD G TEN ZIV 201 201 201 ATC THERAPEUTI1 1 1 3 SCHE GROEP hypolipemierende middeC10 len, enkel1 1 5 A voudig B01 antithrombo2 7 6 A tica C09 ace-remmers, 3 21 20 A enkelvoudig middelen bij ulcus peptiA02 cum en re4 5 4 B fluxziekte N06 antidepressi5 3 9 A va betaC07 blokkers, 6 14 7 A enkelvoudig hormonale anticonceptiva voor sysG03 temisch ge7 45 19 A bruik
BELANGRIJKSTE VERTEGEN WOORDIGER ® IN FUNCTIE VAN AANTAL DDD(CM) HOOFDINDICATIE
# DDD(CM) 2011
Lipitor
Cholesterol
217,764,132 117,164,036
Asaflow
Bloedklontering 171,815,666
42,373,363
586,498 0.25
Coversyl
Hoge bloeddruk 140,476,682
19,321,721
265,461 0.14
€ ZIV(CM) 2011
# PAT(CM) 2011
€ ZIV/ DDD 201 1
680,026 0.54
Omeprazo- Maag-darm le problematiek
139,069,333
47,693,230
751,993 0.34
Sipralexa
Depressie
117,227,349
56,959,052
480,530 0.49
Bisoprolol
Hoge bloeddruk 107,607,126
26,736,761
570,308 0.25
Deso
Anticonceptie
5,260,900
278,722 0.05
Pagina 5
106,446,572
23-05-2012
8
24
22
C08 C
9
13
23
A10 B
10
17
1
M01 A
selectieve calciumantagonisten met hoofdzakelijk vasculaire werking hypoglykemierende middelen met uitzondering van insulines niet-steroide antiinflammatoire en antireumatische middelen
Amlor
Hoge bloeddruk
80,113,143
17,679,777
220,499 0.22
Glucophage
Diabetes
72,907,753
27,237,850
205,075 0.37
Ibuprofen
Ontstekingen, pijn, …
Eindtotaal Alg. totaal
1,348,44 3 0.35
66,314,484 23,444,283 1,219,742, 383,870,97 241 5 2,148,185, 1,212,785, 468 162
0.31 0.56
Duiding van de cijfers bij Tabel 2: Deze 10 groepen vertegenwoordigen 57% van het totaal aantal DDD (145 verschillende groepen) voor ambulante geneesmiddelen. Hier zien we enkele producten verschijnen die niet in de uitgaven top 10 voorkomen, maar toch veel gebruikt worden, vb anticonceptiva. De top 10 bevat 4 cardio-vasculair gerelateerde geneesmiddelen. Algemene „aard‟ van de medicatie in deze top 10: vnl voor chronische en ernstige aandoeningen.
2.3.3
TOP 10 AANTAL PATIËN TEN MET MIN. 1 AFLEV. VOLGENS HOOFDINDICATIE IN 2011
Tabel 4: Top 10 aantal unieke patiënten met min. 1 aflev. op niveau hoofdindicatie (ATC 3) in 2011 RAN G AAN TAL PARAN TIEN RAN G TEN G DDD ZIV 201 201 201 ATC THERAPEUTI1 1 1 3 SCHE GROEP niet-steroide antiinflammatoire en antireumaM01 tische midde1 17 10 A len betalactamantibiotica, 2 20 20 J01C penicillines antivirale 3 27 86 J07B vaccins
BELANGRIJKSTE VERTEGEN WOORDIGER ® IN FUNCTIE VAN AANTAL PAT(CM) HOOFDINDICATIE
# PAT(CM) 2011
€ ZIV(CM) 2011
€ ZIV/ DDD # DDD(CM) 201 2011 1
Ontstekingen, pijn, …
1,348,443
23,444,283 66,314,484 0.35
Amoxicilli- Bacteriële inne fectie
1,218,674
21,021,545 27,142,223 0.77 17.2 15,263,430 887,067 1
Ibuprofen
Influvac Pagina 6
Virale infectie
816,814
23-05-2012
4
5
4
5
1
1
6
7
2
7
14
6
8
42
13
9
3
5
10
41
51
middelen bij ulcus peptiA02 cum en reB fluxziekte hypolipemierende middeC10 len, enkelA voudig B01 antithromboA tica betaC07 blokkers, A enkelvoudig antihistaminica voor sysR06 temisch geA bruik N06 antidepressiA va macroliden, lincosamiden en streptoJ01F graminen
Pantomed
Maag-darm problematiek
751,993
Simvastatine
Cholesterol
680,026 117,164,036
Asaflow
Bloedklontering
586,498
217,764,13 2 0.54 171,815,66 42,373,363 6 0.25
Emconcor
Hoge bloeddruk
570,308
26,736,761
Aerius
Allergie
488,736
Sipralexa
Depressie
480,530
6,067,380 45,606,093 0.13 117,227,34 56,959,052 9 0.49
Azithromycine
Bacteriële infectie
452,438
47,693,230
139,069,33 3 0.34
107,607,12 6 0.25
7,692,730
5,076,307 1.52
Duiding van de cijfers bij Tabel 3: Ook hier zien we producten die niet in de top 10 ZIV of DDD zaten: het gaat dan om medicatie die door veel mensen eenmalig (vb (griep)vaccin) of sporadisch (bepaalde antibiotica, antihistaminica) genomen wordt. Algemene „aard‟ van de medicatie in deze top 10: zowel chronische als acute aandoeningen.
2.3.4
VERGELIJKING V AN DE DRIE TABELLEN
De databanken van CM laten niet alleen toe om informatie op te vragen over de uitgaven voor de ziekteverzekering of het volume, maar ook over het aantal unieke patiënten die in de loop van een bepaald jaar minstens één keer een bepaald geneesmiddel kregen afgeleverd. Deze drie invalshoeken zijn hernomen in de drie tabellen en geven telkens een ander „inzicht‟ in de „top 10‟. Geneesmiddelen die vaak genomen dienen te worden, door een groot aantal mensen, aan een behoorlijke kost komen in de drie tabellen voor. Het gaat hier om de cholesterolverlagers, maagzuurremmers, bloedverdunners en antidepressiva. Daarnaast staan er in elke tabel ook geneesmiddelen die enkel in die specifieke tabel voorkomen:
De top 10 volgens aantal patiënten geeft vb. ook de medicatie weer die slechts op bepaalde momenten of voor korte termijn wordt genomen door veel mensen, vb griepvaccin, anti-allergiemiddelen, antibiotica. De top 10 volgens DDD geeft ook de „chronische‟ medicatie die quasi permanent dient genomen te worden, vb medicatie tegen diabetes of hoge bloeddruk, maar ook de anticonceptiva De top 10 volgens ZIV geeft ook de medicatie die gebruikt wordt bij een klein aantal patiënten met aandoeningen die dure medicatie vereisen, vb antivirale middelen (aidsremmers), immunosuppressiva, anti-eleptica, antipsychotica.
Pagina 7
23-05-2012
2.4
TOP 10 GRAFIEKEN – EVOLUTIE (2001-2011)
Figuur 2
Evolutie 2001-2011 van top 10 ZIV-uitgaven ambulante geneesmiddelen op niveau indicatiestelling (ATC3) C10A HYPOLIPEMIERENDE MIDDELEN, ENKELVOUDIG
2001
2002
2003
2004
Jaar (2001-2011) 2005 2006 2007
1
L04A IMMUNOSUPPRESSIVA
2008
2009
2010
2011
N06A ANTIDEPRESSIVA N05A ANTIPSYCHOTICA (NEUROLEPTICA) A02B MIDDELEN BIJ ULCUS PEPTICUM EN REFLUXZIEKTE
2
R03A SYMPATHICOMIMETICA VIA INHALATIE
3
B01A ANTITHROMBOTICA N03A ANTI-EPILEPTICA
Rang ZIV
4
J05A DIRECT WERKENDE ANTIVIRALE MIDDELEN A10A INSULINES EN ANALOGEN
5
B02B VITAMINE K EN OVERIGE HAEMOSTATICA L03A IMMUNOSTIMULANTIA
6
C07A BETA-BLOKKERS, ENKELVOUDIG
7
C09C ANGIOTENSINE-II-ANTAGONISTEN, ENKELVOUDIG
8
M01A NIET-STEROIDE ANTI-INFLAMMATOIRE EN ANTIREUMATISCHE MIDDELEN C08C SELECTIEVE CALCIUMANTAGONISTEN MET HOOFDZAKELIJK VASCULAIRE WERKING C09A ACE-REMMERS, ENKELVOUDIG
9
R03B OVERIGE MIDD. VOOR OBSTRUCT. AANDOENINGEN VD LUCHTWEGEN, VIA INHALATIE J01C BETALACTAM-ANTIBIOTICA, PENICILLINES
10
Pagina 8
23-05-2012
Figuur 3
Evolutie 2001-2011 van top 10 DDD ambulante geneesmiddelen op niveau indicatiestelling (ATC3)
2001
2002
2003
2004
Jaar (2001-2011) 2005 2006 2007
2008
2009
2010
2011
C10A HYPOLIPEMIERENDE MIDDELEN, ENKELVOUDIG
1 B01A ANTITHROMBOTICA
2
C09A ACE-REMMERS, ENKELVOUDIG
A02B MIDDELEN BIJ ULCUS PEPTICUM EN REFLUXZIEKTE
3
N06A ANTIDEPRESSIVA
4
Rang DDD
C07A BETA-BLOKKERS, ENKELVOUDIG
5
G03A HORMONALE ANTICONCEPTIVA VOOR SYSTEMISCH GEBRUIK C08C SELECTIEVE CALCIUMANTAGONISTEN MET HOOFDZAKELIJK VASCULAIRE WERKING
6
A10B HYPOGLYKEMIERENDE MIDDELEN MET UITZONDERING VAN INSULINES
7
M01A NIET-STEROIDE ANTI-INFLAMMATOIRE EN ANTIREUMATISCHE MIDDELEN
8
C09C ANGIOTENSINE-II-ANTAGONISTEN, ENKELVOUDIG
C01D VASODILATANTIA BIJ HARTZIEKTEN
9
R03A SYMPATHICOMIMETICA VIA INHALATIE
10 Pagina 9
23-05-2012
Figuur 4
Evolutie 2001-2011 van top 10 aantal patiënten ambulante geneesmiddelen op niveau indicatiestelling (ATC3)
2001
2002
2003
2004
Jaar (2001-2011) 2005 2006 2007
M01A NIET-STEROIDE ANTI-INFLAMMATOIRE EN ANTIREUMATISCHE MIDDELEN
2008
2009
2010
2011
1
J01C BETALACTAM-ANTIBIOTICA, PENICILLINES J07B ANTIVIRALE VACCINS
2 A02B MIDDELEN BIJ ULCUS PEPTICUM EN REFLUXZIEKTE
Rang aantal unieke patiënten
3
C10A HYPOLIPEMIERENDE MIDDELEN, ENKELVOUDIG B01A ANTITHROMBOTICA
4
C07A BETA-BLOKKERS, ENKELVOUDIG
5 R06A ANTIHISTAMINICA VOOR SYSTEMISCH GEBRUIK
6
N06A ANTIDEPRESSIVA J01F MACROLIDEN, LINCOSAMIDEN EN STREPTOGRAMINEN
7 R03A SYMPATHICOMIMETICA VIA INHALATIE
8
J01M CHINOLONEN G03A HORMONALE ANTICONCEPTIVA VOOR SYSTEMISCH GEBRUIK
9
J01D OVERIGE BETALACTAM-ANTIBIOTICA
10 Pagina 10
23-05-2012
Duiding van de grafieken: De top 10 volgens ZIV is het meest gewijzigd over de periode 2001-2011. Cholesterolverlagers staan evenwel al 11 jaar onafgebroken op nummer 1. Sterkste stijgers waren de immunosuppresiva, en de antipsychotica, die de laatste jaren een sterke opmars kenden. Nieuw in de top 10 in 2011 zijn de antivirale middelen (aidsremmers o.a. Truvada®, Atripla®). De evolutie van de top 10 volgens DDD vertoont enkele vreemde sprongen mbt anticonceptiva. Dit heeft te maken met het feit dat een aantal anticonceptiva in 2005 tijdelijk uit de terugbetaling stapten, om er een jaar later opnieuw in te stappen. Sterkste stijgers hier zijn de antithrombotica, die in 2008 voor het eerst in de top 10 opdoken. Daarnaast bestaat de top 10 uit produkten die reeds vanaf het begin (2001) in de top 10 stonden. De top 10 volgens aantal patiënten vertoont de meeste stabiliteit, zeker wanneer we enkel de top 5 bekijken, die de laatste 5 jaar ongewijzigd is gebleven. Ontstekingsremmers en antibiotica staan al 11 jaar onafgebroken op nummer 1. Ook hier zijn de sterkste stijgers de antithrombotica.
Pagina 11
23-05-2012