Een complete spreekbeurt over varkens
ELF . M I L J O E N . V A R K E N S . E N . J E . Z I E T . Z E . N I E T . In ons land zijn ongeveer 11 miljoen (11.000.000) varkens. Stel je eens voor dat je al die varkens achter elkaar zou zetten. Dan zou je een varkensoptocht krijgen van ongeveer 15.000 kilometer! Dat is van hier tot in Australië! Maar tóch zie je in ons land bijna geen varkens. VROEGER.EN.NU Toen je opa en oma nog klein waren, zag je nog wel veel varkens. Boeren hadden vroeger meestal een stuk of tien varkens. Vaak liepen ze overdag in het weiland. ’s Nachts sliepen ze in een hok, lekker in het stro. Tegenwoordig worden varkens opgesloten in grote schuren zonder ramen. Daarom zie je bijna geen varkens meer. In zo’n schuur kunnen wel 500 tot 1000 beesten zitten. Daar worden ze in zes maanden tijd vetgemest. Dan worden ze dood gemaakt en komen ze bij de slager terecht. Als je ham eet, een karbonaadje, gehakt, een speklapje of worst, dan eet je varkensvlees. BIO-INDUSTRIE De meeste mensen eten graag varkensvlees. Daarvoor zijn heel veel varkens nodig. Varkens (en ook kippen) worden daarom gefokt in de bio-industrie. Industrie betekent dat je heel veel van hetzelfde kunt maken. Bijvoorbeeld duizend lampen op een dag of honderd computers of veertig auto’s. Lampen of auto’s zijn dode dingen. Maar varkens zijn levende wezens. Daarom noemen de mensen het fokken van varkens: bio-industrie. Bio betekent leven. Bio-industrie betekent dus: ‘industrie van levende wezens’. Als je zoveel varkens wil ‘maken’, moet je wel net doen of het ‘dingen’ zijn. Daarom worden de varkens vaak zo slecht behandeld. Om te snappen hoe afschuwelijk dat is, gaan we eerst eens kijken hoe varkens leven in de vrije natuur. WILDE.ZWIJNEN
Onze roze varkens zijn familie van het wilde zwijn. In heel veel dingen lijken ze daar ook op. Als je naar De Hoge Veluwe gaat (een groot natuurpark in Gelderland) kun je wilde zwijnen in het wild zien. Er is wel één groot verschil tussen ons varken en het wilde zwijn: wilde zwijnen hebben een dikke vacht van lange zwartbruine borstelharen. Ons varken is roze en heeft hele korte haren. Het wilde zwijn heeft die dikke vacht nodig voor de winter. Als het koud is, heeft hij een lekkere dikke jas aan. Onder de jas van het wilde zwijn zit ook nog een dikke laag spek, dus hij zal het niet gauw koud krijgen. Ons varken heeft trouwens ook zo’n dikke speklaag. Er zijn nog meer dingen die het wilde zwijn en ons varken hetzelfde hebben. VARKENSKOP Ze hebben alletwee een lange spitse snuit. Aan het einde van hun snuit zit een grappige ronde neus met twee gaten. Die neus wordt de wroetschijf genoemd. De wilde zwijnen gebruiken hem om voedsel te zoeken. Met de neus kunnen ze heel goed ruiken (veel beter dan mensen). Ze wroeten ermee in de grond op zoek naar voedsel. SLAGTANDEN De zwijnen hebben in hun ondergebit twee scherpe hoektanden. Je ziet ze aan de zijkant van hun bek als twee kleine slagtanden omhoog steken. De punten wijzen naar achteren. Die slagtanden gebruiken ze om te vechten, maar ook om eten te zoeken. Ze kunnen er de grond mee omwoelen en stukjes van wortels van planten afsnijden. VOEDSEL Ze eten bijna alles. Ze graven en wroeten met hun slagtanden en hun wroetschijf in de grond. Ze zoeken wortels, knollen, wormen, muizen, beukennootjes, eikels en insecten. Het zijn ook goede opruimers, want ze eten ook dode dieren. DE.FAMILIE.ZWIJN Ze leven vaak met hele families bij elkaar. Zo’n familie wordt ‘rotte’ genoemd. Met de rotte trekken ze door het bos, op zoek naar eten. De familie bestaat uit: — de zeugen (de vrouwtjes) — de evers (de mannetjes die ook wel ‘beer’ of ‘keiler’ worden genoemd) — de frislingen ( de jongen)
De evers (mannen) blijven niet altijd bij de familie. Het grootste deel van het jaar zwerven ze in hun eentje door het bos. Maar in november zoeken ze de familie op. Ze hebben dan zin om te vrijen met de zeugen. Maar meestal zijn er meer evers die dat willen. De mannetjes vechten dan met elkaar om te kijken wie de sterkste is. Ze gaan elkaar
te lijf met hun slagtanden. De sterkste jaagt uiteindelijk de anderen weg en mag bij de vrouwtjes komen. Hij heeft het daarna erg druk, want hij vrijt met heel veel vrouwtjes. Die raken in verwachting en de ever vertrekt weer. DE.FRISLINGEN In het voorjaar (dus na een maand of vier) worden de jongen geboren. De moeder graaft eerst een grote kuil, waar ze allemaal bladeren en takken naar toe sleept. Zo maakt ze een mooi nest, dat ketel genoemd wordt. Daarin worden de frislingen geboren. De zeug krijgt meestal vier tot zeven jongen. De jongen beginnen meteen melk te drinken bij hun moeder. Die heeft op haar buik tien tepels, dus er is genoeg voor iedereen. Frislingen zien er heel grappig uit. Ze hebben een soort bruine pyjama aan met lichte en donkere strepen. Het is vaak een gezellige boel, daar in het bos. De ketels liggen vlak bij elkaar in de buurt. Soms gaat een frisling even drinken bij de buurvrouw. Als moeder een ommetje wil maken, dekt ze haar jongen toe met gras en bladeren. Zo krijgen ze het niet koud. Moeder leert de frislingen dat ze niet in het nest mogen poepen. Dan moeten ze even het nest uit en het op een speciaal plekje doen. Op de zwijnenwc. Na een weekje mogen de kleintjes met moeder mee op stap. Ze poetst ze ook iedere dag goed schoon. Maar al gauw leren de frislingen om zichzelf schoon te maken. Z O E L E N :. L E K K E R . I N . D E . M O D D E R Wilde zwijnen en varkens rollen graag door de modder. Dat noemen we zoelen. Dat doen ze niet zomaar. Door hun korte nek kunnen ze grote stukken van hun vacht niet zelf schoonmaken. Toch zitten daar vaak allerlei beestjes in, zoals insecten, luizen en vlooien. Soms helpen de zwijnen elkaar met het schoonpoetsen van hun vacht. Maar ze hebben ook nog een ander slim trucje. Ze gaan in de modder liggen en laten die opdrogen. De insecten drogen dan mee op en gaan dood. Daarna schuren ze met hun vacht langs een boom en wrijven de modder er weer af. VRIJE.VARKENS Als je onze roze varkens de kans zou geven om weer in de vrije natuur te leven, dan zouden ze zich snel aanpassen. Ze zouden weer gaan leven zoals hun familie in het wild dat doet. Ze zouden ook een nest(ketel) maken, hun jongen van alles leren, elkaar schoonpoetsen, in de modder rollen, langs bomen schuren en met hun neus in de grond wroeten, op zoek naar lekkere hapjes. Ze zouden de hele dag druk bezig zijn. In de bio-industrie krijgen ze twee keer per dag eten en na twintig minuten is het op. Meestal zitten er veel te veel varkens in een hok en is er weinig ruimte om te lopen. De vloeren zijn van steen of beton met een rooster erin. Daar valt de poep doorheen en die komt terecht in een grote bak onder het rooster. Varkens staan dus boven hun eigen uitwerpselen.
Dat zouden ze in het bos nooit doen. Daar leren de kleintjes juist dat je ergens anders je behoefte moet doen. VERVELING Het leven in de schuur lijkt dus helemaal niet meer op het échte varkensleven. De dieren vervelen zich de hele dag te pletter. Daarom gaan ze in elkaars oren en staarten bijten. Om dat tegen te gaan knipt de boer de hoektanden en de staarten af. Vaak is er ook ruzie in de stal. Net als in het bos vechten de mannetjes met elkaar om te zien wie de baas is. ZENUWACHTIG Door dit rare leven worden varkens nogal gauw zenuwachtig. Als ze een vreemd geluid horen of je stapt zomaar een stal binnen, raken ze in paniek. Ze rennen rond, klauteren over elkaar heen en schreeuwen en krijsen. Als de moeders biggetjes krijgen, gaan ze er vaak per ongeluk bovenop liggen. De boer zet de moeder (de zeug) dan ook in een groot ijzeren rek. Daarin kan ze alleen maar staan of liggen. De zeug kan niet voor- of achteruit. Dat is heel wat anders dan een nest (ketel) in het bos. Varkens zijn dus nogal vaak ‘gestresst’. Vooral als ze na een half jaar in een veewagen worden gestopt om naar het slachthuis te gaan. Varkens zijn slim en ze voelen dat ze dood gemaakt zullen worden. SLIM Toch zijn varkens in de bio-industrie soms slimmer dan de boer. Zo was er een boer, die elk varken een halsband omgaf. In die band zat een zendertje dat in verbinding stond met de computer. Als een varken bij de etensbak kwam, wist de computer precies hoeveel eten dat varken mocht. Het ene varken kreeg zo wat meer dan het andere. Automatisch viel de juiste hoeveelheid voer in de bak. Maar de varkens hadden dat snel door. Ze pikten elkaars halsband en gingen nog een keer eten halen. Dat wist de computer natuurlijk niet. Die kreeg een seintje om weer voer in de bak te doen. Zo konden de varkens hun buik rond eten. NOG.MEER.BIJZONDERE.EIGENSCHAPPEN Varkens zijn dus slimme dieren. Je kunt ze heel veel leren. Daarin lijken ze wel op honden. Vroeger traden varkens vaak op in het circus. Maar de temmer moest altijd met één ding rekening houden: als je een varken straf geeft, doet hij niks en wordt boos. Maar als je hem beloont met een lekker hapje, wil hij wel luisteren. Duizenden jaren geleden werden varkens al als huisdier gehouden. Net als katten en honden. Varkens zijn ook heel nieuwsgierig. Als ze aan je gewend zijn, komen ze vanzelf naar je toe. Ze vinden het heerlijk als je ze dan achter hun oren krabbelt. Varkens hebben een goed geheugen. Ze kunnen dus dingen goed onthouden. Als ze eenmaal iets hebben geleerd, vergeten ze het niet meer.
Als de boer vroeger zijn varkens uit de wei wilde halen, hoefde hij maar te fluiten en ze kwamen al. Varkens zijn ook uitstekende zwemmers. Er is een heel oud verhaal over zwemmende varkens. Een stel zeerovers overviel een eiland in Italië en nam een hele kudde varkens mee. Ze waren al een heel eind op zee, toen er op een hoorn werd geblazen. Dat was de varkenshoeder van het eiland die op zijn hoorn blies. Alle varkens renden naar de achterkant van het zeeroversschip. De boot begon te zinken en alle zeerovers verdronken. Maar de varkens niet. Die zwommen gauw terug naar het eiland, naar hun baasje. Varkens horen veel beter dan mensen. Als een heel stuk verderop een beukennootje van de boom valt, kan het varken het nog horen. Varkens kunnen ook veel beter ruiken dan mensen. Zelfs beter dan honden. Ze ruiken de wortels die onder de grond zitten of de wormen die daar rondkruipen. Varkens kunnen door hun geknor laten merken hoe ze zich voelen. Geleerde mensen hebben uitgevonden dat ze ongeveer 26 verschillende soorten knorren hebben. Zo kunnen ze laten horen dat ze pijn of honger hebben of dat ze tevreden zijn. Kleine biggetjes herkennen hun moeder ook aan haar eigen geknor. WAT.ZOU.ER.MOETEN.VERANDEREN.IN.DE.BIOINDUSTRIE? Varkens hebben een vreselijk leven in de bio-industrie. Maar het is natuurlijk niet helemaal eerlijk om de boeren van alles de schuld te geven. De mensen willen graag vlees eten, maar dat mag niet te duur zijn. Voor één varken krijgt de boer maar weinig geld. Daarom moet de boer veel varkens fokken in korte tijd. Anders verdient hij niet genoeg voor zichzelf en zijn gezin. De oplossing zou zijn dat de mensen méér voor het vlees zouden willen betalen. Dan hoeft de boer minder varkens te fokken en krijgen ze een beter leven. EXPORT Er worden ook heel veel varkens aan andere landen verkocht. Dat heet export. Van de 11.000.000 (elf miljoen) varkens in ons land gaat een groot deel naar het buitenland. Dat zou best veel minder kunnen, maar dan verdienen de boeren natuurlijk ook veel minder. De regering van ons land zou de boeren moeten helpen om op een ándere manier hun geld te verdienen. SCHARRELVARKENS Er zijn gelukkig al boeren die het anders doen. Die behandelen varkens weer als dieren en niet als dingen. Deze varkens krijgen stro in hun hokken en ze kunnen naar buiten, het weiland in. Ze staan ook niet meer met té veel varkens in een hok. Het lijkt dus weer een béétje op het leven in de vrije natuur. We noemen deze dieren: scharrelvarkens. SCHARRELVLEES Bij sommige slagers is het vlees van scharrelvarkens te koop. Dat noemen we
scharrelvlees of biologisch vlees. Op de deur staan dan de letters PVE/IKB Scharrelvlees of EKO. Je weet dan in elk geval dat die varkens een beter leven hebben gehad dan de dieren uit de bioindustrie. Je kunt aan je ouders vragen bij die slager vlees te kopen. Het is wel wat duurder dan bij de gewone slager. Daarom willen je ouders dat misschien niet. Je zou dan iets kunnen afspreken met jezelf: als je later groot bent, koop jij wél vlees bij zo’n ‘goede’ slager. GEEN.OF.MINDER.VLEES Je zou ook géén vlees of minder vlees kunnen eten. Minder vlees kan gemakkelijk, want een mens heeft niet iedere dag vlees nodig om gezond te kunnen leven. Géén vlees is wat moeilijker, want in vlees zitten bepaalde stoffen die je lichaam nodig heeft. Maar het kan wel, want die stoffen kun je ook uit andere dingen halen (bijvoorbeeld: melk, kaas, granen of bonen). Iemand zou je daarbij moeten helpen. Je zou moeten leren om geen vlees te eten en toch gezond te blijven. STICHTING.VARKENS.IN.NOOD De Stichting Varkens in Nood komt op voor de varkens in de bio-industrie. In 1997 heeft J.J. Voskuil deze stichting opgericht. Voskuil is een bekende schrijver van boeken voor grote mensen. Na Voskuil kwam een andere schrijver in actie: Koos van Zomeren. Vervolgens nam de cabaretier Youp van ’t Hek het over. Ook zijn er vijf bekende kinderboekenschrijvers die zich hebben ingezet voor een beter leven voor de varkens, te weten: Thea Beckman †, Ton van Reen, Yvonne Kroonenberg, Rindert Kromhout en Jacques Vriens. Na de kinderboekenschrijvers werd zanger Robert Long de ambassadeur van Varkens in Nood. Hij heeft ook het liedje Kleine Ko gemaakt. De bekende rechtsfilosoof Paul Cliteur nam het werk over van Robert Long. In oktober 2003 is Paul Cliteur opgevolgd door oud-politicus en kinderboekenschrijver Jan Terlouw.