ECLI:NL:RBZWB:2014:603 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum uitspraak 17-01-2014 Datum publicatie 05-02-2014 Zaaknummer 2585067 AZ 13-206 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie Afwijzing van ontbindingsverzoek wegens bedrijfseconomische onvoorziene omstandigheden omdat het toepasselijke sociaal plan een garantie bevat dat geen gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden als gevolg van reorganisaties en het sociaal plan niet voorziet in de mogelijkheid tot (gedwongen) beëindiging van een arbeidsovereenkomst, maar wel voorziet in wat de te volgen route is bij omstandigheden die ingaan tegen de garantie dat geen gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden, te weten het in overleg tussen de werkgever, de OR en de vakbonden zoeken naar een oplossing. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Kanton Breda zaak/rolnr.: 2585067 AZ VERZ 13-206 beschikking van 17 januari 2014 inzake de stichting Amphia Ziekenhuis, gevestigd te Breda, verzoekende partij, gemachtigde: mr. J.L.G.M. Verwiel, advocaat te Breda, tegen:
P.W.M. [verweerder], wonende te Zundert, verwerende partij, gemachtigde: mr. J.C. Sluymer, werkzaam bij Abvakabo FNV te Weert. Partijen worden hierna respectievelijk Amphia en [verweerder] genoemd. 1 Het verloop van het geding 1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken: a. het op 29 november 2013 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties; b. het op 12 december 2013 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties; c. de op 16 december 2013 ter griffie ontvangen aanvullende producties van Amphia. 1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2013. Daarbij waren aanwezig namens Amphia [manager P&O], manager P&O, en [adviseur P&O], adviseur P&O, bijgestaan door mr. Verwiel voornoemd en voorts [verweerder] in persoon, bijgestaan door mr. Sluymer voornoemd. Ter zitting heeft mr. Verwiel een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden. 2 Het verzoek 2.1 Amphia heeft de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn te ontbinden op grond van gewichtige redenen zonder toekenning van een vergoeding en te bepalen dat [verweerder] aanspraak kan maken op een opleidingsbudget tot € 5.000,00 exclusief btw en voorts op de wachtgeldregeling zoals opgenomen in de CAO Ziekenhuizen en, voor zover een vergoeding zou worden toegekend, te bepalen dat [verweerder] in dat geval geen aanspraak kan maken op de wachtgeldregeling. 2.2 [verweerder] voert verweer tegen de verzochte ontbinding. 3 De beoordeling 3.1 Tussen partijen staat het volgende vast. a. [verweerder], geboren op 8 mei 1957, is met ingang van 1 juli 1980 in dienst van Amphia getreden in de functie van timmerman/metselaar en was laatstelijk werkzaam in de functie van senior projectleider bij het onderdeel “Kenniskring Huisvesting”. b. Het laatst verdiende loon van [verweerder] bedraagt € 4.117,00 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Ziekenhuizen van toepassing.
c. Amphia heeft, na positief advies van haar ondernemingsraad van 8 maart 2012, besloten tot een reorganisatie van de Kenniskring Huisvesting, met als doel om, mede gelet op de ver/nieuwbouwplannen van Amphia, een kwaliteitsverbetering te realiseren. Deze kwaliteitsverbetering houdt in een verandering van een uitvoerende organisatie waarin slechts een deel van de werkzaamheden (specialistische of te omvangrijke werkzaamheden) werden uitbesteed, naar een regie-organisatie waarin het overgrote deel van de werkzaamheden wordt uitbesteed en de medewerkers van Amphia een coördinerende taak hebben en het externe personeel aansturen. Kostenbesparing was dus niet het doel van de reorganisatie, maar het uitgangspunt was wel dat er op termijn ook een kostenbesparing gerealiseerd zal worden. d. De functie van [verweerder], evenals die van 46 andere werknemers van de Kenniskring Huisvesting, is als gevolg van de reorganisatie vervallen per 12 maart 2012. [verweerder] is per die datum boventallig verklaard en vrijgesteld van werkzaamheden. e. Amphia is met de werknemersorganisaties Abvakabo FNV, CNV Publieke Zaak, NU’91 en FBZ een sociaal plan overeengekomen dat geldt vanaf 1 september 2011 tot 1 september 2016. Dit sociaal plan is als gevolg van de reorganisatie van toepassing voor [verweerder]. f.
In het sociaal plan is onder meer bepaald:
1. Doel […] Het streven is erop gericht dat iedereen ‘van werk naar werk’ gaat en dat de werknemer ook na een reorganisatie een functie vervult die aansluit bij zijn capaciteiten (bij voorkeur binnen Amphia maar zo nodig, en op vrijwillige basis, ook daarbuiten). […] 2. Algemene Uitgangspunten […] e. Halfjaarlijks vindt – op uitnodiging van de werkgever – een bestuurlijk overleg plaats waaraan naast de werkgever en de werknemersorganisatie, ook de Ondernemingsraad deelneemt. Onderwerpen van bestuurlijk overleg zijn in ieder geval:
-
aanpassingen in tekst of inhoud van het Sociaal Plan;
-
omstandigheden die ingaan tegen de garantie dat reorganisaties niet leiden tot gedwongen ontslagen, onder andere bij de werknemer die, zonder dat het hem te verwijten valt, niet in de nieuwe Amphia-organisatie is in te passen en voor wie via detachering ook geen plaatsing buiten Amphia mogelijk blijkt;
-
onvoorziene omstandigheden die ingaan tegen onverkorte handhaving van het bepaalde in het Sociaal Plan. […]
3. Bijzondere Uitgangspunten a. Als gevolg van reorganisaties vinden er geen gedwongen ontslagen plaats tenzij sprake is van weigering van een functie […] b. Het doel van dit Sociaal Plan is onder meer het begeleiden van de werknemer van werk naar werk binnen of, op vrijwillige basis, buiten Amphia. […] 7. Herplaatsing en mobiliteit […] 7.1.6. De werkgever adviseert en helpt de herplaatsingskandidaat en zijn manager, in ieder geval gedurende zes maanden na intake. Als succesvolle herplaatsing dan nog niet heeft plaatsgevonden, worden vervolgafspraken gemaakt over: de termijn van verlenging, bijstelling van het reëel perspectief, inzet van andere middelen zoals detachering, alternatieven om te komen tot ander werk en wat er gebeurt als alle inspanningen niet leiden tot herplaatsing. […] 7.3. Persoonlijk mobiliteitsplan (PMP) […] 7.3.1. In het PMP wordt in ieder geval vastgelegd: […] c) de periode waarbinnen de activiteiten plaatsvinden, met dien verstande dat de periode maximaal 2 x 6 maanden bedraagt; Amphia, danwel het door haar ingeschakelde externe herplaatsingsbureau, heeft activiteiten verricht en aangeboden om te komen tot interne of externe herplaatsing van [verweerder]. Zo is een loopbaan zelfonderzoek gedaan, is een persoonlijk mobiliteitsplan opgesteld en heeft periodieke bespreking daarvan plaatsgehad, heeft [verweerder] een ontwikkelassessment gedaan, is hulp gegeven bij het zoeken naar vacatures alsook hulp gericht op sollicitaties, is herhaaldelijk onderzocht of plaatsing bij leveranciers van Amphia mogelijk was en voorts is toegezegd dat [verweerder] op kosten van Amphia een ervaringscertificaat zou mogen behalen indien dat zijn kansen op de arbeidsmarkt zou vergroten. [verweerder] heeft veel gesolliciteerd. [verweerder] heeft echter geen ander werk kunnen vinden. In totaal hebben 11 van de 47 werknemers van wie de functie bij de reorganisatie is vervallen, nog geen ander werk gevonden. Op grond van de cao Ziekenhuizen is een Adviescommissie Sociale Begeleiding (hierna “de adviescommissie”) ingesteld. Deze heeft tot taak om desverzocht te adviseren over de toepassing van het sociaal plan.
Amphia heeft op 3 juli 2013 de adviescommissie verzocht om te adviseren of ingevolge het sociaal plan (artikel 7.1.6) kan worden overgegaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. De adviescommissie heeft op 3 september 2013 overwogen: De commissie acht de stelling van Amphia dat het ‘volsterkt logisch’ is dat Amphia kan streven naar een beëindiging van de arbeidsrelatie indien herplaatsing na het verstrijken van de maximale herplaatsingsperiode niet lukt, volkomen juist. Dat raakt echter een andere vraag dan die of de commissie, voor wie het Sociaal Plan het toetsingskader is, voorbij kan gaan aan de expliciet geformuleerde afspraak in het Sociaal Plan dat geen gedwongen ontslagen plaats vinden, welke afspraak in de door Amphia overgelegde stukken nog lijkt te worden benadrukt. Niet gebleken is dat Amphia en de werknemersorganisaties het erover eens zijn dat de contractuele bepaling dat geen gedwongen ontslagen ontslagen plaats vinden, niet langer geldt. De commissie is daarom van oordeel dat zij niet de bevoegdheid heeft om het gevraagde advies te geven nu zij daarmee voorbij zou gaan aan deze in het Sociaal Plan expliciet geformuleerde afspraak. Amphia heeft op 4 maart, 3 april, 8 oktober en 4 december 2013 overleg gehad met werknemersorganisaties, maar dat heeft niet geleid tot aanpassingen van de in het sociaal plan neergelegde bepalingen. Amphia heeft aan [verweerder] kenbaar gemaakt de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen, maar partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt. 3.2 Amphia verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Zij stelt daartoe het volgende. Gedurende ruim anderhalf jaar is geprobeerd om [verweerder] te herplaatsen, terwijl in het sociaal plan een herplaatsingsperiode van 2 x 6 maanden is bepaald. Het is echter niet gelukt om [verweerder] te herplaatsen. Het doel en de intentie bij het opstellen van het sociaal plan was – en is – dat er geen gedwongen ontslagen vallen maar dat werknemers van werk naar werk worden begeleid. Nu herplaatsing van [verweerder] na ruim anderhalf jaar nog niet is gelukt, kan niet van Amphia worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij is het volgende van belang:
-
in het sociaal plan is niet bepaald dat Amphia niet tot ontbinding kan komen;
-
in het sociaal plan is niet de concrete garantie opgenomen dat herplaatsing moet slagen; er is een reële termijn voor herplaatsing bepaald van 2 x 6 maanden;
-
het sociaal plan dient redelijk te worden uitgelegd. Het kan niet zo zijn dat Amphia tot het einde van de looptijd van het sociaal plan, dus tot 1 september 2016, de arbeidsovereenkomst niet zou kunnen beëindigen;
-
uit artikel 2 sub e (halfjaarlijks bestuurlijk overleg over toepassing van het sociaal plan) blijkt dat het niet zo is dat werknemersorganisaties – en dus in het verlengde daarvan werknemers – kunnen aangeven dat er niets kan en mag gebeuren;
-
voor zover niet uit de tekst en bedoeling van het sociaal plan voortvloeit dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor Amphia mogelijk moet kunnen zijn, beroept Amphia zich op de redelijkheid en billijkheid bij de uitleg van het sociaal plan en op de volgende onvoorziene omstandigheden: o verslechtering van de arbeidsmarkt. Eén à twee jaar geleden waren de mogelijkheden tot herplaatsing goed en was een termijn van één jaar voor herplaatsing redelijk, maar nu niet meer. De werkloosheid voor werknemers met een technische of bouwkundige achtergrond, zoals [verweerder], is sterk gestegen. Herplaatsing van oudere werknemers, zoals [verweerder], is bovendien nog moeilijker; o om te voorkomen dat de continuïteit van het ziekenhuis in gevaar komt, dient Amphia aanvullende kostenbesparende maatregelen te nemen inhoudende dat ruim 10% van haar werknemers zal moeten afvloeien in de komende jaren. 3.3 Amphia stelt voorts dat voor toekenning van een vergoeding aan [verweerder] geen grond bestaat nu hij aanspraak kan maken op een opleidingsbudget van € 5.000,00 exclusief btw en hij voorts gebruik kan maken van de wachtgeldregeling conform de cao Ziekenhuizen, welke in het geval van [verweerder] een duur van 63 maanden heeft waarbij het wachtgeld gedurende de eerste 6 maanden gelijk is aan het laatstgenoten loon, daarna gedurende 3 maanden 80% daarvan bedraagt, daarna gedurende twee jaar 75% en tot slot 70%. 3.4 [verweerder] voert verweer tegen de verzochte ontbinding. Hij stelt daartoe het volgende. Het sociaal plan biedt geen ruimte voor gedwongen ontslag. In artikel 2 sub e is daaromtrent een garantie opgenomen en is voorts bepaald dat als er omstandigheden zijn die nopen tot aanpassing van het sociaal plan, dit onderwerp van gesprek zal zijn in het bestuurlijk overleg. In dat overleg is nog geen overeenstemming bereikt over aanpassing van het sociaal plan. Zolang dat niet het geval is, is Amphia gehouden aan het sociaal plan en kan de arbeidsovereenkomst met [verweerder] niet worden ontbonden. [verweerder] stelt voorts dat nog niet alle mogelijkheden om tot herplaatsing te komen, ten volle zijn benut. Voor het geval de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, verzoekt hij om aan hem een vergoeding toe te kennen met correctiefactor C = 1 (€ 167.580,- bruto) en te bepalen dat dit bedrag niet in mindering strekt op de wachtgeldregeling. 3.5 Tussen partijen is niet in geschil dat Amphia ontvankelijk is in haar verzoek. Op basis van het door partijen gestelde, staat voorts vast dat geen verband bestaat tussen de indiening van het verzoekschrift en de in artikel 7:685 BW bedoelde opzegverboden. 3.6 Beoordeeld dient te worden of de arbeidsovereenkomst thans, gelet op het toepasselijke sociaal plan, dient te worden ontbonden. 3.7
Tussen partijen staat vast dat [verweerder] zich heeft ingezet om tot herplaatsing te komen zodat hem wat dat betreft geen verwijt kan worden gemaakt waarin aanleiding zou kunnen worden gevonden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. 3.8 Gelet op de in deze beschikking onder 3.1 sub f aangehaalde bepalingen in het sociaal plan, in samenhang bezien, en in het bijzonder gelet op het aangehaalde bijzondere uitgangspunt in het sociaal plan “Als gevolg van reorganisaties vinden er geen gedwongen ontslagen plaats tenzij sprake is van weigering van een functie”, is de kantonrechter van oordeel dat het sociaal plan een garantie bevat dat geen gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden als gevolg van reorganisaties, behoudens functieweigering door de werknemer. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst zoals door Amphia verzocht, zou een gedwongen ontslag in strijd met het sociaal plan opleveren. De stellingen van Amphia, die hierna nader zullen worden besproken, leveren daartoe onvoldoende grond op. De verzochte ontbinding zal daarom worden afgewezen. 3.9 Het feit dat, zoals Amphia stelt, niet expliciet in het sociaal plan is bepaald dat ontbinding niet mogelijk is, betekent niet dat ontbinding wel mogelijk is. Hetzelfde geldt voor de stelling van Amphia dat in het sociaal plan niet de concrete garantie is opgenomen dat herplaatsing moet slagen. Het ontbreken van zo een garantie betekent nog niet dat thans, nu herplaatsing niet is gelukt, de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. 3.10 Amphia stelt dat het sociaal plan redelijk dient te worden uitgelegd en dat het niet zo kan zijn dat zij tot het einde van de looptijd van het sociaal plan, dus tot 1 september 2016, de arbeidsovereenkomst niet zou kunnen beëindigen. Het oordeel dat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst thans dient te worden afgewezen, betekent echter niet dat de arbeidsovereenkomst tot het einde van de looptijd van het sociaal plan niet kan worden beëindigd. Hoewel het sociaal plan niet voorziet in de mogelijkheid tot (gedwongen) beëindiging van een arbeidsovereenkomst – anders dan wegens functieweigering door de werknemer –, voorziet het wel in wat de te volgen route is bij omstandigheden die ingaan tegen de garantie dat geen gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden. De onmogelijkheid van herplaatsing kan naar het oordeel van de kantonrechter worden beschouwd als een omstandigheid die ingaat tegen die garantie. In het sociaal plan is bij de algemene uitgangspunten (onder e) bepaald dat halfjaarlijks overleg tussen Amphia, de OR en de vakbonden plaatsvindt over:
-
aanpassingen in tekst of inhoud van het Sociaal Plan;
-
omstandigheden die ingaan tegen de garantie dat reorganisaties niet leiden tot gedwongen ontslagen, onder andere bij de werknemer die, zonder dat het hem te verwijten valt, niet in de nieuwe Amphia-organisatie is in te passen en voor wie via detachering ook geen plaatsing buiten Amphia mogelijk blijkt;
-
onvoorziene omstandigheden die ingaan tegen onverkorte handhaving van het bepaalde in het Sociaal Plan. Indien herplaatsing uiteindelijk niet mogelijk blijkt, dient in voormeld overleg dus te worden gezocht naar een oplossing. Amphia heeft in dat verband nog gesteld dat, op grond van voormelde bepaling in het sociaal plan, het niet zo is dat werknemersorganisaties en in het verlengde daarvan werknemers, kunnen aangeven dat er niets kan en mag gebeuren. Die stelling is naar het oordeel van de kantonrechter in zoverre juist dat de aangehaalde bepaling meebrengt dat de partijen bij het sociaal plan met elkaar in overleg moeten over hoe het verder moet indien herplaatsing uiteindelijk niet mogelijk is gebleken. Het ligt voor de hand om in dat overleg te bepalen in welke gevallen en tegen welke voorwaarden gedwongen ontslagen wel mogelijk zullen zijn. Overigens kunnen Amphia en [verweerder] voor zijn individuele geval ook overleggen over de voorwaarden voor zijn gedwongen ontslag. 3.11 Amphia beroept zich tot slot op de redelijkheid en billijkheid bij de uitleg van het sociaal plan en op onvoorziene omstandigheden bestaande uit verslechtering van de arbeidsmarkt en voorts uit noodzakelijke aanvullende maatregelen – afvloeiing van meer werknemers – om de continuïteit van het ziekenhuis niet in gevaar te brengen. De verslechtering van de arbeidsmarkt levert naar het oordeel van de kantonrechter geen onvoorziene omstandigheid op nu ten tijde van de totstandkoming van het sociaal plan in augustus 2011, de arbeidsmarkt reeds niet goed was en de verwachtingen evenmin positief waren. Dat gold zeker voor werknemers in de bouw en met een leeftijd en beperkte opleiding zoals [verweerder]. Omtrent de door Amphia gestelde noodzaak tot aanvullende maatregelen om de continuïteit van het ziekenhuis niet in gevaar te brengen, is weliswaar gesteld, maar onvoldoende (met stukken) onderbouwd dat deze omstandigheid – voor zover deze al een onvoorziene omstandigheid is – thans van dien aard is dat, voor zover herplaatsing niet mogelijk is, ongewijzigde instandhouding van het sociaal plan, in de zin van het volgen van de daarin aangewezen route – overleg – om tot aanpassing van het sociaal plan te komen, thans niet mag worden verwacht en dat de arbeidsovereenkomst op grond daarvan thans dient te worden ontbonden. 3.12 Amphia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Gesteld noch gebleken is dat [verweerder] tot op heden kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. 4 De beslissing De kantonrechter: wijst het verzoek af; veroordeelt Amphia in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil. Deze beschikking is gegeven door mr. C. Wallis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2014.