bcm0158-9805
pagina 1 van 10
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 158/MEGA-Limburg - Nutsbedrijf Heerlen
1. Op 17 maart 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen waarin is medegedeeld dat de ondernemingen N.V. Maatschappij voor Electriciteit en Gas Limburg en N.V. Nutsbedrijf Heerlen het voornemen hebben een concentratie als bedoeld in artikel 27 van de Mededingingswet aan te gaan. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 55 van 20 maart 1998. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant heeft de Vereniging van Nederlandse Installateurs (hierna: VNI) haar zienswijze naar voren gebracht.
I. DE PARTIJEN 2. N.V. Maatschappij voor Electriciteit en Gas Limburg ("MEGA Limburg") is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht. MEGA is een 100% dochter-onderneming van de PNEM/MEGA Groep N.V. ("PNEM/MEGA"). De aandelen van PNEM/MEGA zijn in handen van de provincies Limburg en Noord-Brabant en een aantal gemeenten in die provincies. 3. PNEM/MEGA is actief op het gebied van de inkoop, het transport en de distributie en levering van elektriciteit en gas aan bedrijven en particulieren in de provincies Limburg en Noord-Brabant, de productie van elektriciteit en warmte, de distributie van warmte, de exploitatie van een kabeltelevisienetwerk in de provincies Limburg en Noord-Brabant, de verhuur van warmwatertoestellen en cv-ketels en de verwerking van afvalstoffen. 4. N.V. Nutsbedrijf Heerlen ("Nutsbedrijf") is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht. De aandelen van Nutsbedrijf worden gehouden door de gemeente Heerlen (82,5%) en de PNEM/MEGA Groep N.V. (17,5%). 5. Nutsbedrijf is actief op het gebied van de inkoop, het transport en de distributie en levering van elektriciteit en gas aan bedrijven en particulieren, de productie en distributie van warmte, de exploitatie van een kabeltelevisienetwerk in de gemeente Heerlen en de verhuur van warmwatertoestellen en cv-ketels.
II. DE GEMELDE OPERATIE 6. De gemelde operatie betreft de verwerving door MEGA Limburg van 82,5% van de aandelen in Nutsbedrijf. Na totstandbrenging van de operatie zal PNEM/MEGA indirect 100% van de aandelen in Nutsbedrijf houden.
III. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 2 van 10
7. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De operatie leidt ertoe dat PNEM/MEGA zeggenschap verwerft over Nutsbedrijf. 8. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen het toepassingsbereik van de Mededingingswet valt.
IV. BEOORDELING A. Relevante markten 9. Partijen hebben aangegeven dat de markt voor transport/distributie en levering van elektriciteit aan bedrijven en particulieren in Heerlen en de markt voor (verkoop en verhuur) van cv-ketels beïnvloede markten zijn in de zin van het Besluit gegevensverstrekking Mededingingswet (Stbl. 1997, 485). 10. Met betrekking tot de andere productmarkten waarop de ondernemingen beiden actief zijn (de distributie en levering van gas aan gebruikers, de exploitatie van kabeltelevisienetwerken, de productie en levering van warmte en de verhuur van warmwatertoestellen) stellen partijen dat met betrekking tot deze activiteiten geen sprake is van beïnvloede markten aangezien de respectievelijke gebieden waarin de ondernemingen actief zijn elk als aparte geografische markt aan te merken zijn.
Distributie en levering van gas aan gebruikers 11. Deze markt betreft de distributie en levering van gas aan gebruikers. Partijen hebben gesteld dat zij elk een eigen leveringsgebied hebben waarin zij als enige actief zijn. Naar hun mening zijn de respectievelijke leveringsgebieden elk een aparte geografische markt en is derhalve geen sprake van beïnvloede markten. De opvatting van partijen kan worden gedeeld voorzover deze betrekking heeft op de nu bestaande situatie. Er wordt echter op dit moment zowel op Europees als nationaal niveau gewerkt aan de liberalisering van de gasmarkt. Niet uit te sluiten valt dat deze liberalisering, indien zij wordt uitgevoerd, zal leiden tot een andere afbakening van de geografische markt dan op dit moment het geval is. Aangezien in Nederland nog geen definitieve besluiten over liberalisering zijn genomen, kan op dit moment nog niet goed worden beoordeeld wat de gevolgen van liberalisering voor de afbakening van de markt voor distributie en levering van gas aan gebruikers zouden zijn.
De exploitatie van kabelnetwerken 12. Zowel PNEM/MEGA als Nutsbedrijf bieden kabelsignalen aan via hun kabelnetwerk. PNEM/MEGA en het Nutsbedrijf bieden hun diensten echter in verschillende dekkingsgebieden aan. Op grond van artikel 21 van de Wet op de telecommunicatie-voorzieningen wordt voor elk gebied slechts één machtiging voor het exploiteren van een draadomroepinrichting aangegeven. Dit leidt ertoe dat ondernemingen niet met elkaar in concurrentie kunnen treden om de gunsten van de abonnees binnen deze dekkingsgebieden. Derhalve kan gesteld worden dat deze dekkingsgebieden verschillende relevante geografische markten zijn hetgeen met zich zou brengen dat er geen sprake zou zijn van een beïnvloede markt. Een exacte afbakening van de relevante geografische markt kan in het onderhavige geval achterwege blijven aangezien, zelfs
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 3 van 10
indien niet zou worden uitgegaan van een geografische afbakening op grond van de dekkingsgebieden maar zou worden uitgegaan van een nationale markt, de concentratie niet tot gevolg zal hebben dat een economische machtspositie zal ontstaan of worden verstrekt omdat het gezamenlijke marktaandeel van PNEM/MEGA en Nutsbedrijf op landelijke schaal kleiner blijft dan 15%.
De productie en distributie van warmte 13. Deze markt betreft de productie en levering van warmte die vrijkomt bij de productie van elektriciteit, al dan via zogenaamde warmte/krachtkoppelings-eenheden. Partijen zijn beiden actief op deze productmarkt. Uit de door partijen ter beschikking gestelde informatie blijkt dat warmtelevering slechts over een beperkte afstand kan plaatsvinden in verband met energieverliezen die optreden bij transport en dat de relevante geografische markt als gevolg daarvan een locale dimensie heeft. In geografische zin is er geen overlap tussen de activiteiten van beide partijen en daarmee ook geen sprake van beïnvloede markten.
Verhuur van warmwatertoestellen 14. Partijen hebben gesteld dat deze markt het verhuren van boilers, keuken- en badgeisers betreft. Deze warmwatertoestellen worden door beide betrokken ondernemingen uitsluitend in hun eigen leveringsgebied voor verhuur aangeboden. Partijen zien deze leveringsgebieden als aparte geografische markten. Op grond daarvan stellen zij dat er geen sprake is van beïnvloede markten. 15. In het onderhavige geval kan een exacte afbakening van de relevante markt achterwege blijven. Indien wordt uitgegaan van de door partijen voorgestelde afbakening zou geen sprake zijn van beïnvloede markten. Het is echter aannemelijk dat de onderhavige activiteiten in concurrentie staan met de verkoop van boilers, keuken- en badgeisers (zoals in punt 34 tot en met 37 ook betoogd voor cv-ketels). Uitgaande van een ruimere productmarkt die zowel verkoop en verhuur omvat zou, zowel in een geografische marktafbakening die uitgaat van de respectievelijke leveringsgebieden van partijen als in een geografische markt die ten minste de provincie Limburg omvat (zoals in punt 46 ook betoogd voor cv-ketels), geen sprake zijn van het ontstaan of de versterking van een economische machtspositie. 16. Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de markten voor de distributie en levering van gas aan gebruikers, de exploitatie van kabeltelevisie, de productie en distributie van warmte en de verhuur van warmwatertoestellen in de verdere beoordeling van de onderhavige concentratie buiten beschouwing kunnen blijven.
i) levering van elektriciteit aan eindgebruikers 17. De voorgenomen concentratie vindt voor wat betreft de activiteiten van beide ondernemingen op het gebied van elektriciteit plaats tegen de achtergrond van een zich liberaliserende markt. Naar verwachting zal per 1 januari 1999 een nieuwe Elektriciteitswet van kracht worden, die de bestaande Elektriciteitswet 1989 zal vervangen. Deze nieuwe wetgeving zal een weerslag hebben op de wijze waarop de relevante markten dienen te worden afgebakend. Daarom zal in het navolgende de afbakening van de
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 4 van 10
markten en de beoordeling van de effecten van de concentratie in eerste instantie geschieden op basis van de marktsituatie zoals die nu bestaat en in tweede instantie, waar dat relevant kan zijn voor de beoordeling, op basis van de marktsituatie zoals die zich naar verwachting als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe Elektriciteitswet zal ontwikkelen.
relevante productmarkt 18. Partijen hebben gesteld dat de concentratie beoordeeld dient te worden op de markt voor levering van elektriciteit aan eindgebruikers. Voorts hebben zij aangegeven dat de markt voor levering van elektriciteit aan eindgebruikers eventueel nog zou kunnen worden opgesplitst in markten voor particulieren en voor bedrijfsmatige gebruikers. Partijen stellen dat een dergelijke opsplitsing de beoordeling van de gevolgen van de concentratie niet wezenlijk beïnvloedt en hebben om deze reden van een dergelijke splitsing afgezien. 19. De activiteit die beide betrokken ondernemingen uitoefenen is de distributie van elektriciteit aan eindgebruikers. In essentie bestaat deze activiteit uit verschillende activiteiten, te weten: het inkopen van elektriciteit en verkopen daarvan aan eindgebruikers en het transporteren van elektriciteit onder midden- en laagspanning naar de eindgebruiker. 20. Op dit moment geldt dat de verkoop van elektriciteit en het transport van elektriciteit onder laagspanning voornamelijk gebundeld worden aangeboden en door eindgebruikers ook gebundeld worden afgenomen. De vigerende Elektriciteitswet 1989 voorziet weliswaar in de mogelijkheid om alleen transportdiensten van een distributiebedrijf af te nemen (zie bijv. artikel 47 Elektriciteitswet), maar daarvan wordt slechts in zeer beperkte mate gebruik gemaakt. 21. Het onderscheid tussen de verkoop en het transport van elektriciteit zal in de toekomst echter wel belangrijk worden indien het voorstel voor een nieuwe Elektriciteitswet kracht van wet krijgt (naar verwachting 1 januari 1999). Dit voorstel van wet voorziet een verplichte operationele scheiding tussen enerzijds de handelsactiviteiten en anderzijds de netwerkactiviteiten van distributiebedrijven alsmede een verplichting aan eigenaren van elektriciteitsnetwerken om deze op non- discriminatoire wijze open te stellen voor andere leveranciers van elektriciteit (bijv. andere distributiebedrijven, productiebedrijven of handelaren). Deze "ontbundeling" zal er naar verwachting toe leiden dat door derden via het netwerk van een distributiebedrijf elektriciteit wordt verkocht aan de eindgebruikers die op het netwerk van dat distributiebedrijf zijn aangesloten. Het betreffende distributiebedrijf zal dan alleen de transportdiensten verrichten. 22. Met betrekking tot het onderscheid tussen particuliere en bedrijfsmatige eindgebruikers kan gesteld worden dat een dergelijk onderscheid onder de vigerende wetgeving in feite niet relevant is omdat beide groepen op de zelfde wijze worden beleverd. Voor slechts een zeer beperkte groep eindgebruikers (de zogenaamde bijzondere grootverbruikers) geldt dat de condities waaronder wordt geleverd significant anders kunnen zijn. Zij hebben nu al de mogelijkheid om elders elektriciteit in te kopen en dat te laten transporteren. Daar Nutsbedrijf echter niet noemenswaardig in dit segment van de markt actief is, is dit segment voor de beoordeling van onderhavige concentratie niet van belang en kan derhalve verder buiten beschouwing blijven. 23. Het onderscheid tussen particuliere en bedrijfsmatige afnemers zal relevant worden indien het voorstel voor een nieuwe Elektriciteitswet kracht van wet krijgt. Dan ontstaat een groep zogenaamde niet-gebonden afnemers die vrijheid van keuze van leverancier heeft. Deze groep zal in
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 5 van 10
eerste instantie de allergrootste bedrijfsmatige eindgebruikers omvatten en zal vanaf het jaar 2002 worden uitgebreid met de minder grote bedrijfsmatige eindgebruikers. Ten aanzien van de verkoop van elektriciteit aan deze groep kan een distributiebedrijf concurrentie gaan ondervinden van andere distributiebedrijven, productiebedrijven of handelaren, terwijl ten aanzien van de verkoop aan gebonden afnemers het distributiebedrijf op grond van een exclusieve leveringsvergunning een monopolie behoudt tot ten minste het jaar 2007. 24. Op grond van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er nu nog sprake is van één markt voor de levering van elektriciteit aan eindgebruikers, maar dat deze naar verwachting in de toekomst zich zal opsplitsen in aparte markten voor de verkoop van elektriciteit aan gebonden afnemers en voor de verkoop van elektriciteit aan niet- gebonden afnemers alsmede een markt voor het transport van elektriciteit op midden- en laagspanningsniveau.
relevante geografische markt 25. Partijen hebben aangegeven dat de distributiebedrijven in Nederland allen hun eigen leveringsgebied hebben. PNEM/MEGA heeft als leveringsgebied de provincies Noord-Brabant en Limburg met uitzondering van een aantal gemeenten, waaronder Heerlen, waar een lokaal distributiebedrijf actief is. Partijen zijn van mening dat de distributiebedrijven vanwege hun afzonderlijke leveringsgebieden binnen Nederland voor levering van elektriciteit aan eindgebruikers niet met elkaar concurreren en de geografische dimensie van de markten daardoor samenvallen met de respectievelijke leveringsgebieden van de betrokken ondernemingen. Op grond van deze stelling concluderen zij dat er geen sprake is van beïnvloede marken in horizontale zin. Omdat Nutsbedrijf haar behoefte aan elektriciteit inkoopt bij PNEM/MEGA is de markt voor levering van elektriciteit aan eindgebruikers volgens partijen een beïnvloede markt in verticale zin. 26. De stelling van partijen dat de geografisch relevante markten samenvallen met de respectievelijke leveringsgebieden kan onder de nu bestaande marktstructuur worden geaccepteerd. In de praktijk blijkt dat van de mogelijkheden voor eindgebruikers om van andere leveranciers dan het distributiebedrijf in wiens leveringsgebied de eindgebruiker is gevestigd af te nemen, zeer beperkt zijn (in feite alleen voor de bijzondere grootgebruikers als genoemd in punt 22) en dat van deze beperkte mogelijkheden nauwelijks gebruik wordt gemaakt. 27. Indien het voorstel voor een nieuwe Elektriciteitswet kracht van wet krijgt zal echter niet per definitie sprake zijn van geografisch relevante markten die samenvallen met de leveringsgebieden van distributiebedrijven. Ten aanzien van de verkoop aan gebonden klanten zal het distributiebedrijf op grond van een exclusieve leveringsvergunning een monopolie hebben met als gevolg dat de relevante geografische markt zal samenvallen met het gebied waarin het distributiebedrijf een monopolie heeft. Ten aanzien van de verkoop van elektriciteit aan vrije afnemers kan een distributiebedrijf dan echter concurrentie ondervinden van andere distributiebedrijven, productiebedrijven of handelaren die buiten het oorspronkelijke leveringsgebied van het desbetreffende distributiebedrijf zijn gevestigd. Als gevolg daarvan zal de relevante geografische markt voor levering aan nietgebonden afnemers in ieder geval significant ruimer zijn dan het oorspronkelijke leveringsgebied van het distributiebedrijf. 28. Voor de beoordeling van de onderhavige concentratie zal worden uitgegaan van een relevante geografische markt die het leveringsgebied van de respectievelijke distributiebedrijven omvat. Daar waar dat
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 6 van 10
toepasselijk kan zijn en relevant is voor de beoordeling van de potentiële effecten van de concentratie in een nieuwe marktstructuur, zal echter ook een beoordeling plaatsvinden op basis van in geografische zin ruimere markten.
ii) Verkoop en verhuur van cv-ketels relevante productmarkt 29. Partijen hebben aangegeven dat de markt voor verkoop en verhuur van cv-ketels aan particuliere huiseigenaren eveneens een beïnvloede markt is. PNEM/MEGA en Nutsbedrijf houden zich beiden bezig met de verhuur en verkoop van cv-ketels aan (vrijwel uitsluitend) particuliere huiseigenaren. 30. Partijen zijn van mening dat de verkoop en verhuur van cv-ketels tot een en dezelfde markt behoren, omdat volgens partijen particuliere huiseigenaren een keuze hebben tussen het kopen en huren van een cvketel. In het geval dat particuliere huiseigenaren een keuze maken voor het huren van een cv-ketel, zijn zij verzekerd van jaarlijks onderhoud en continue service zonder dat zij financieel risico lopen. Wanneer zij kiezen voor het kopen van een cv-ketel, behalen zij een prijsvoordeel, waar evenwel tegenover staat dat de kopers zelf zorg moeten dragen voor service en onderhoud. Uit een kostenvergelijking tussen koop en huur van cv-ketels is naar voren gekomen dat de jaarlijkse kosten voor een koper ongeveer f 190,-- lager zijn dan voor een huurder van een cv-ketel. In deze kostenvergelijking is bij de koop van een cv-ketel rekening gehouden met een levensduur voor de cv-ketel van 15 jaar en voorts is rekening gehouden met de vermogenskosten en servicekosten (bij deze servicekosten zijn de materiaalkosten niet inbegrepen). 31. VNI heeft in haar zienswijze naar voren gebracht (zie onder punt 1) dat er een separate markt voor de verhuur van cv-ketels en een separate markt voor de verkoop van cv-ketels bestaat. VNI is van mening dat vragers op de markt voor koop en verhuur van cv-ketels dezelfde kunnen zijn. VNI is tevens van mening dat de aanbieders op de verkoopmarkt dezelfde kunnen zijn. Echter, de aanbieders op de markt voor verhuur van cv-ketels kunnen volgens VNI niet dezelfde zijn. Immers, ondanks het feit dat het product in beginsel in dezelfde behoefte van de afnemers voorziet en voor de afnemer als substitueerbare producten kunnen worden aangemerkt, is deze markt nauwelijks toegankelijk voor zelfstandige installateurs omdat zij doorgaans niet kunnen genieten van de financiële, organisatorische en fiscale voordelen waarover een energiedistributiebedrijf beschikt. 32. Met betrekking tot de financiële en fiscale voordelen heeft VNI naar voren gebracht dat de energiedistributiebedrijven voordeel behalen uit het feit dat deze bedrijven geen vennootschapsbelasting behoeven te betalen en dat ze de verliezen die ze lijden kunnen afwentelen op hun monopolieactiviteiten. 33. Ten aanzien van de organisatorische voordelen heeft VNI medegedeeld dat de energiedistributiebedrijven een voordeel behalen uit de incassomogelijkheden, kennis van gegevens over gebruikers en gebruik van bestaande administratie/software.
beoordeling 34. Voor de beoordeling van de gevolgen van de concentratie op dit punt, moet worden bepaald of er al dan niet twee separate markten bestaan voor
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 7 van 10
enerzijds de verkoop van cv-ketels en anderzijds de verhuur van cv-ketels. 35. In algemene zin omvat de relevante productmarkt de goederen en/of diensten die door de gebruiker als substitueerbaar worden beschouwd op grond van productkenmerken, prijs en het beoogde gebruik. 36. Het beoogde gebruik van een cv-ketel, ongeacht of deze wordt gekocht of wordt gehuurd kan worden omschreven als het duurzaam voorzien in de behoefte van het verwarmen van een woning of een andere ruimte. De groep afnemers waaraan wordt verkocht of wordt verhuurd is dezelfde, te weten: particuliere huiseigenaren in de provincie Limburg. Zowel partijen als VNI hebben aangegeven dat koop en huur van cv-ketels met elkaar substitueerbaar zijn. Noch partijen noch VNI hebben aangegeven dat er voor de afnemers drempels zijn die deze substitutie belemmeren. Ten aanzien van de kosten van de verschillende alternatieven kan worden opgemerkt dat deze op jaarbasis niet ver uit elkaar liggen; tegenover de hogere kosten van huur staat dat de afnemer geen enkel risico loopt wat betreft onderhoudskosten, terwijl tegenover de lagere kosten van de koop van een cv-ketel staat dat de koper tijdens de levensduur van de cv-ketel geconfronteerd kan worden met onvoorziene kosten bij eventuele reparaties of dat de cv-ketel een kortere levensduur heeft dan verwacht. 37. Geconcludeerd kan worden dat, bezien vanuit het perspectief van de afnemer/consument, verkoop en verhuur van cv-ketels tot een en dezelfde relevante productmarkt behoren. 38. Ten aanzien van het punt dat aanbieders op de verhuurmarkt niet dezelfde kunnen zijn als de aanbieders op de verkoopmarkt (zie punt 31) dient opgemerkt te worden dat uit informatie die door partijen is overlegd en informatie die uit het verrichte onderzoek naar voren is gekomen, is gebleken dat zelfstandige installateurs zowel op de markt voor verkoop van cv-ketels als op de markt voor verhuur van cv-ketels actief zijn. 39. De bezwaren van VNI lijken zich ook dan met name te richten op de financiële, fiscale en organisatorische voordelen die energiedistributiebedrijven zouden hebben ten opzichte van de zelfstandige installateurs. 40. Met betrekking tot deze voordelen, die reeds eerder aan de orde zijn gekomen onder punt 32 en 33, dient opgemerkt te worden dat op 1 juni 1997 hoofdstuk 6 van de Wet energiedistributie (Stbl. 1996, 642) in werking is getreden. Dit hoofdstuk ziet op de nevenactiviteiten van energiedistributiebedrijven (waaronder verkoop en verhuur van cv-ketels) waarmee zij in concurrentie treden met andere aanbieders op de desbetreffende markt. 41. Het doel van hoofdstuk 6 van de Wet energiedistributie is het voorkomen dat een energiedistributiebedrijf goederen of diensten levert waarmee het "op oneerlijke wijze" in concurrentie treedt met anderen, behalve wanneer het gaat om het leveren van elektriciteit, gas, warmte of water en alles wat daarmee rechtstreeks samenhangt. Indien een energiedistributiebedrijf activiteiten verricht of wil verrichten waardoor het in concurrentie treedt met anderen en deze activiteiten geen rechtstreeks verband hebben met het leveren van elektriciteit, gas, warmte of water, dient het energiedistributiebedrijf deze activiteiten onder te brengen in een aparte rechtspersoon. Voorts bepaalt artikel 12, derde lid, van genoemde wet dat het voor een energiedistributiebedrijf verboden is om een dochterof groepsonderneming te bevoordelen indien deze onderneming activiteiten verricht die het energiedistributiebedrijf niet zelf mag verrichten. 42. Het verbod op bevoordeling omvat een aantal vormen van bevoordeling zoals: a) het verstrekken van gegevens over individuele gebruikers,
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 8 van 10
bijvoorbeeld over afnamepatronen, b) het leveren van diensten of goederen aan de dochter- of groepsonderneming tegen een vergoeding die lager is dan de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten, c) het toestaan van het gebruik van de naam en het beeldmerk van het energiedistributiebedrijf op een wijze waardoor verwarring te duchten is over de herkomst van de goederen en diensten. 43. Uit de door partijen verstrekte gegevens blijkt dat zowel PNEM/MEGA als Nutsbedrijf al hun nevenactiviteiten hebben ondergebracht in aparte rechtspersonen. Indien in het onderhavige geval sprake zou zijn van bevoordeling van deze rechtspersonen door PNEM/MEGA en/of Nutsbedrijf, dan zou in eerste instantie de Wet energiedistributie het kader zijn waarbinnen deze situatie beoordeeld zou moeten worden en in tweede instantie eventueel de bepalingen inzake mededingingsregelingen en misbruik van economische machtsposities. De bepalingen in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet over toezicht op concentraties, op grond waarvan de onderhavige concentratie wordt getoetst, bieden geen aanknopingspunt om de door VNI geschetste bezwaren op te lossen. 44. Uit het hierboven staande kan worden geconcludeerd dat ook bezien vanuit het perspectief van de aanbieder, de verkoop en verhuur van cvketels tot één en dezelfde productmarkt behoren. Voor de verdere beoordeling van de effecten van de onderhavige concentratie zal worden uitgegaan van één productmarkt.
relevante geografische markt 45. Partijen hebben aangegeven dat de relevante geografische markt ten minste de hele provincie Limburg omvat. Hoewel PNEM/MEGA en Nutsbedrijf zich op markt voor verkoop en verhuur van cv-ketels tot op heden strikt tot hun eigen geografische gebieden beperken en derhalve niet met elkaar in concurrentie staan, concurreren ze op de markt voor verkoop en verhuur van cv-ketels met derden. Geconcurreerd wordt met verhuurders/installateurs van cv-ketels en verkopers/installateurs van cvketels vanuit de gehele provincie Limburg. 46. In het onderhavige geval kan met partijen worden aangenomen dat de geografische markt ten minste de gehele provincie behelst aangezien in ieder geval binnen de provincie Limburg, en waarschijnlijk ook een gebied dat groter is dan de provincie Limburg, homogene aanbiedingsvoorwaarden bestaan op de markt voor verkoop en verhuur van cv-ketels.
B. Gevolgen van de concentratie i) levering van elektriciteit aan eindgebruikers 47. De concentratie heeft tot gevolg dat PNEM/MEGA actief wordt op de markt voor levering van elektriciteit aan eindgebruikers in de gemeente Heerlen. De overname leidt er echter tegelijkertijd toe dat de tot dan toe gescheiden leveringsgebieden van PNEM/MEGA en Nutsbedrijf worden samengevoegd en derhalve samen één relevante geografische markt gaan vormen. Als gevolg daarvan leidt de onderhavige concentratie onder de huidige marktstructuur niet tot een noemenswaardige verandering van de concurrentiestructuur op de markt voor levering van elektriciteit aan eindgebruikers en derhalve niet tot een versterking van de positie van PNEM/MEGA. 48. Indien de concentratie zou worden beoordeeld in het licht van het
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 9 van 10
ontstaan van aparte markten voor de levering van elektriciteit aan gebonden afnemers en voor levering aan niet-gebonden afnemers ontstaat het volgende beeld. 49. Ten aanzien van de levering van elektriciteit aan gebonden afnemers zouden PNEM/MEGA en Nutsbedrijf geen concurrenten van elkaar zijn aangezien zij zonder de concentratie op grond van de nieuwe Elektriciteitswet elk een monopolie hebben in hun respectievelijke leveringsgebieden. 50. Ten aanzien van de levering van elektriciteit aan niet-gebonden afnemers zouden PNEM/MEGA en Nutsbedrijf wel concurrenten van elkaar kunnen worden. Omdat Nutsbedrijf op de markt voor levering van elektriciteit aan niet-gebonden afnemers echter niet noemenswaardig actief is, wordt als gevolg de concentratie de positie van PNEM/MEGA niet noemenswaardig versterkt. Voorts zal, zoals gesteld in punt 27, de geografische dimensie van deze markt in ieder geval groter zijn dan de samengevoegde leveringsgebieden van PNEM/MEGA en Nutsbedrijf. 51. Op grond van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de concentratie niet zal leiden tot het ontstaan of de versterking van een machtspositie op de markt voor levering van elektriciteit aan eindgebruikers in de gecombineerde leveringsgebieden van PNEM/MEGA en Nutsbedrijf. Deze conclusie verandert niet indien zou worden uitgegaan van aparte markten voor gebonden en niet-gebonden afnemers.
ii) Verkoop en verhuur cv-ketels 52. Op de productmarkt voor de verkoop en verhuur van cv-ketels kan worden opgemerkt, dat op deze markt talrijke aanbieders actief zijn en dat PNEM/MEGA ook na de samenvoeging met Nutsbedrijf, marktaandelen behaalt die zeer klein zijn. In de provincie Limburg staan ongeveer 200.000 cv-ketels opgesteld bij particuliere huiseigenaren; zelfs na de samenvoeging met Nutsbedrijf behaalt PNEM/MEGA hier maar een marktaandeel van 2%. 53. Op grond van het feit dat PNEM/MEGA ook nog na de samenvoeging met Nutsbedrijf zulke geringe marktaandelen heeft op de markt voor verkoop en verhuur van cv-ketels, kan er geconcludeerd worden dat de concentratie niet tot gevolg zal hebben dat een economische machtspositie zal ontstaan of zal worden verstrekt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.
V. CONCLUSIE 54. Na onderzoek van deze melding, is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de slotsom gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 55. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006
bcm0158-9805
pagina 10 van 10
vereist.
Datum: 06 mei 1998
(w.g.) A.W. Kist directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. terug
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0158-9805.htm
4-12-2006