bcm1039-9810
pagina 1 van 9
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1039/ABP - USZO Diensten
I. MELDING 1. Op 13 augustus 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Stichting Pensioenfonds ABP voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over USZO Diensten B.V. 2. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 154 van 17 augustus 1998. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant heeft een derde haar zienswijze naar voren gebracht. Deze zienswijze wordt in het navolgende uiteengezet. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.
II. PARTIJEN 3. Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: ABP) is een stichting naar Nederlands recht. Haar belangrijkste dochterondernemingen zijn ABP Verzekeringsgroep N.V., ABP Schade N.V., ABP Leven N.V., ABP Diensten B.V., ABP Hypotheken N.V., BSA Schaderegeling B.V. en ABP Treasury N.V. 4. ABP is een onder de werking van de Pensioen- en Spaarfondsenwet vallend pensioenfonds. Het is actief op het terrein van pensioenvoorziening en belegt daartoe gelden. Overheidspersoneel neemt verplicht deel aan dit pensioenfonds. ABP voert daarnaast aan de pensioenvoorziening verwante regelingen uit, die aanvullend zijn op de verplichte pensioenen. Via dochtermaatschappijen biedt ABP als verzekeraar andere verzekeringsproducten aan die aanvullend zijn ten opzichte van wettelijk verplichte regelingen. Voorts voert ABP liquiditeitenbeheer uit ten behoeve van zichzelf en gelieerde instellingen. Ten slotte oefent ABP ten behoeve van zichzelf en gelieerde instellingen verhaalsrechten uit, uit hoofde van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet houdende privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Wet privatisering ABP). 5. USZO Diensten B.V. (hierna: USZO Diensten) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij is een dochter van USZO Groep B.V. Laatstgenoemde is tevens moeder van USZO B.V., een erkende uitvoeringsinstelling (hierna: uvi) op grond van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997. De aandeelhouders van USZO Groep B.V. zijn Stichting USZO en Stichting USZO Diensten. De directie van USZO B.V. is verantwoording verschuldigd aan Stichting USZO, de directie van USZO Diensten aan Stichting USZO Diensten. 6. De huidige structuur van de groep waartoe USZO Diensten behoort
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 2 van 9
(hierna: USZO Groep), dateert van begin dit jaar. De reorganisatie waar deze structuur een onderdeel van is, heeft als voornaamste doel een scheiding aan te brengen tussen de zogenaamde 'uvi-taken' die de groep sinds begin dit jaar heeft (het uitvoeren van de WAO voor overheidspersoneel) en haar overige activiteiten. 7. De activiteiten van USZO Diensten betreffen: het uitvoeren van ontslaguitkeringsregelingen (wachtgeldregelingen) van overheidspersoneel; het uitvoeren van volumebeleid ten aanzien van deze ontslaguitkeringsregelingen, gericht op preventie van werkloosheid; het uitvoeren van risicovereveningsregelingen van de Stichting Vervangingsfonds en bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs en Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs.
III. DE GEMELDE OPERATIE 8. De gemelde operatie betreft de overdracht door USZO Groep B.V. van alle aandelen in het kapitaal van USZO Diensten aan ABP, alsmede de opheffing van Stichting USZO Diensten. Partijen hebben een conceptaandelenoverdracht d.d. 5 augustus 1998 overgelegd. 9. Gebleken is dat er na 1 januari 1998 een personele unie is ontstaan tussen de besturen van ABP en Stichting USZO Diensten. De onder punt 6 genoemde reorganisatie is nog bezig zijn beslag te krijgen. Ook in de loop van dit jaar is USZO Groep nog aan ingrijpende feitelijke en geplande veranderingen onderhevig. Mede gezien het niet-structurele karakter van de huidige situatie resulteert de voorgenomen aandelenoverdracht - waardoor ABP de mogelijkheid krijgt een geïntegreerde economische eenheid te doen ontstaan - in een verkrijging van zeggenschap in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. 10. De directies van USZO Diensten en de USZO B.V. worden door dezelfde directeur bemand. De directie van de uvi USZO B.V. legt evenwel verantwoording af aan Stichting USZO; de directie van USZO Diensten zal dit na voltrekking van de onderhavige transactie doen aan ABP. Het wettelijke regime eist dat de onafhankelijkheid van uvi's is gewaarborgd. Op de handhaving van deze onafhankelijkheid wordt toegezien door het College van toezicht sociale verzekeringen (hierna: Ctsv) en door de opdrachtgever van de uvi's, het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: Lisv). 11. Gezien het voorgaande kan worden geconstateerd dat ABP ook na voltrekking van deze transactie geen zeggenschap zal hebben over (activiteiten van) USZO B.V. Deze laatste staat buiten de onderhavige transactie; een eventuele overname door ABP van USZO B.V. - indien wettelijk toegestaan - zal derhalve op grond van artikel 34 van de Mededingingswet afzonderlijk moeten worden gemeld.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 12. Uit het voorgaande blijkt dat de gemelde operatie een concentratie is in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 8, omschreven transactie leidt er toe dat ABP zeggenschap verkrijgt over USZO Diensten. 13. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet, zijn ABP en USZO Diensten.
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 3 van 9
14. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens van de betrokken ondernemingen blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten Opvatting van partijen 15. Partijen betogen dat de kernactiviteiten van ABP en USZO Diensten behoren tot verschillende productmarkten. ABP houdt zich in hoofdzaak bezig met collectieve pensioenen, USZO Diensten met uitvoering van sociale zekerheidsregelingen. De desbetreffende regelingen hebben een geheel ander karakter, aldus partijen. De uitvoering vereist andere activiteiten, andere vaardigheden en een ander personeelsbestand. Ten aanzien van pensioenen zijn in de eerste plaats leeftijd, duur van de deelneming in de regeling en hoogte van de laatst genoten bezoldiging van belang. Bij sociale zekerheid spelen, naast deze factoren, nog verschillende andere omstandigheden een rol, zoals arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken voor de vervulde functie, de mate van arbeidsongeschiktheid, verwijtbaarheid van werkloosheid en van voortduren daarvan, anticumulatie van inkomen, de gezinssituatie en reïntegratieactiviteiten. 16. Ten aanzien van sociale zekerheidsregelingen maken partijen verder onderscheid tussen activiteiten op het gebied van enerzijds werkloosheid en anderzijds arbeidsongeschiktheid. Voor zover het om verzekeringen gaat, betogen zij dat verschillende markten moeten worden onderscheiden voor verschillende risico's, aangezien de desbetreffende verzekeringen voor afnemers niet onderling substitueerbaar zijn. 17. Partijen stellen dat de markt, die de diensten omvat die door ABP aan USZO Diensten worden verleend, de enige beïnvloede markt is. Het betreft liquiditeitenbeheer, het uitoefenen van verhaalsrechten, automatiseringsactiviteiten en stafmatige ondersteuning door accountants, communicatiedeskundigen, controllers, juristen en fiscalisten. De positie van ABP op de verschillende markten waartoe deze activiteiten behoren, is volgens partijen uiterst gering. Opvatting van derde 18. De onder punt 2 genoemde derde stelt dat ABP actief is op een separate markt voor verzekeringen, die aanvullend zijn ten opzichte van verplichte arbeidsongeschiktheidsregelingen (hierna ook: 'aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen'), gericht op overheidspersoneel. De derde stelt hiertoe, kort weergegeven, dat ten aanzien van deze doelgroep een substantieel aantal bijzondere regelingen geldt. Derhalve is voor het aanbieden van aanvullende verzekeringen op dit gebied zeer specifieke kennis vereist, die 'reguliere' verzekeraars niet bezitten. Beoordeling (I) Beïnvloede markten 19. De kernactiviteiten van partijen overlappen elkaar niet (zie punt 41). Beïnvloede markten, als gedefinieerd in het Besluit gegevensverstrekking Mededingingswet, zijn in casu enkel de markten waarop ABP actief is ten
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 4 van 9
behoeve van USZO Diensten. Het gaat hierbij om liquiditeitenbeheer, het uitoefenen van verhaalsrechten, automatiseringsactiviteiten en stafmatige ondersteuning door accountants, communicatiedeskundigen, controllers, juristen en fiscalisten. Met partijen kan worden aangenomen dat ABP op deze gebieden in concurrentie staat met vele andere aanbieders. Het betreft activiteiten van relatief bescheiden omvang. Ten aanzien van de meeste genoemde activiteiten geldt bovendien, dat verschillende marktpartijen een aanzienlijk groter marktaandeel bezitten dan ABP. De positie van ABP behoeft in het licht daarvan geen nader onderzoek en genoemde activiteiten zullen dan ook in het navolgende buiten beschouwing blijven. (II) Andere relevante markten 20. Hoewel geconcludeerd wordt dat er geen beïnvloede markten zijn, afgezien van die genoemd onder het vorige punt, is er desalniettemin reden om in te gaan op een aantal andere activiteiten van partijen. In casu is namelijk in beginsel denkbaar dat partijen op specifieke markten concurrentievoordelen kunnen behalen als gevolg van de onderhavige overname, ook al zijn dit geen beïnvloede markten in de zin van het Besluit gegevensverstrekking Mededingingswet. Mede gezien de complexe en aan verandering onderhevige structuur van de sector waarin partijen actief zijn, is enige uitweiding omtrent deze activiteiten op haar plaats. Aangezien uiteindelijk wordt geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat door deze overname een machtspositie ontstaat of wordt versterkt op deze markten (zie punt 51), zal een uitputtende bespreking evenwel achterwege blijven. Aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 21. ABP is actief op markten waartoe een aantal verzekeringen behoort in de sfeer van overlijdensrisico, ziekte en arbeidsongeschiktheid. Deze verzekeringen zijn aanvullend ten aanzien van collectieve c.q. wettelijk vastgelegde verzekeringen. USZO Diensten is niet actief op dit gebied. 22. Mede op grond van hetgeen door de eerder genoemde derde naar voren is gebracht, doet zich de vraag voor of er een aparte markt is voor aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is de vraag vervolgens of er een separate markt is voor aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ten behoeve van overheidspersoneel. 23. In beginsel moeten verzekeringsmarkten worden afgebakend per type risico, aangezien verzekeringen voor verschillende soorten risico's voor afnemers niet onderling substitueerbaar zijn. In het onderhavige geval wijst dit op een separate markt voor aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. 24. Ter zake van de vraag of in het onderhavige geval een separate markt voor aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ten behoeve van overheidspersoneel moet worden afgebakend, is van belang of verzekeraars op redelijk korte termijn en zonder al te hoge kosten actief kunnen worden op dit gebied. Hierbij is met name van belang in welke mate voor het aanbieden van dergelijke verzekeringen specialistische kennis is vereist. 25. Aannemelijk is dat verzekeraars, die aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aanbieden aan andere doelgroepen dan overheidspersoneel, in beginsel in staat zijn op redelijk korte termijn en zonder al te hoge kosten ook dergelijke verzekeringen voor overheidspersoneel aan te bieden. Zij beschikken immers over specialisten op het gebied van aanvullende regelingen, die in staat moeten worden geacht zich de vereiste sector-specifieke kennis en know-how eigen te
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 5 van 9
maken. Dit laatste wordt ook bevestigd door ondervraagde marktpartijen. Momenteel zijn reeds enkele andere ondernemingen dan ABP actief op het terrein van aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ten behoeve van overheidspersoneel. 26. In het onderhavige geval is dan ook niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een marktafbakening rechtvaardigen, waarbij wordt uitgegaan van specifieke doelgroepen. Dit overigens in tegenstelling tot hetgeen wordt aangenomen ten aanzien van de collectieve pensioenregelingen van ABP. Hierbij wordt wel aannemelijk geacht dat een aparte markt moet worden afgebakend, mede op grond van het argument dat men verplicht is aangesloten bij ABP (zie punten 28-31). 27. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er een separate markt bestaat voor aanvullende verzekeringen ter dekking van het risico van inkomensderving ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, niet nader onderverdeeld naar doelgroep. Collectieve pensioenregelingen voor overheidspersoneel 28. ABP draagt zorg voor de collectieve pensioenregelingen ten aanzien van overheidspersoneel. De belangrijkste activiteiten bij dergelijke pensioenregelingen zijn het verzekeren, het beleggen van de verzekeringsgelden en het administreren van de pensioenregelingen. 29. Overheidspersoneel is verplicht aangesloten bij het pensioenfonds ABP. Ten aanzien van individuele ambtenaren ondervindt ABP derhalve in beginsel geen concurrentie. Er zijn ook geen aanwijzingen dat individuele ambtenaren in de voorzienbare toekomst hieromtrent wel keuzevrijheid zullen hebben. 30. Momenteel zijn tevens verschillende overheidssectoren in hun geheel verplicht bij ABP aangesloten. Op gezamenlijk verzoek van de sociale partners, die een overheidssector vertegenwoordigen, kan de verplichte deelneming van de desbetreffende sector evenwel door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2001. In beginsel hebben de afzonderlijke overheidssectoren dan de mogelijkheid de collectieve pensioenvoorziening van het tot die sector behorend overheidspersoneel onder te brengen bij een andere verzekeraar of een ander, door de desbetreffende sector op te richten, pensioenfonds. De concurrentiedruk die ABP aldus kan gaan ondervinden, zal vanaf 1 januari 2001 derhalve bestaan uit de mogelijkheid dat de sociale partners, als collectieve afnemers, ten aanzien van één of meer overheidssectoren besluiten met een andere aanbieder in zee te gaan. 31. Het voorgaande leidt er toe dat genoemde sectoren zich vooralsnog in een andere marktsituatie bevinden dan in geval er voor deze sectoren een mogelijkheid zou zijn om hun pensioenregeling elders onder te brengen. Mede in het licht van het volledig ontbreken van die keuzevrijheid is aannemelijk dat er vooralsnog een separate markt bestaat voor collectieve pensioenregelingen voor bij ABP aangesloten sectoren. Activiteiten van USZO Diensten 32. De voornaamste activiteit van USZO Diensten is het uitvoeren van wachtgeldregelingen voor verschillende overheidssectoren. Hoewel deze regelingen, net als regelingen op grond van de Werkloosheidswet (WW), dienen om het risico van inkomensderving als gevolg van werkloosheid op te vangen, is aannemelijk dat de uitvoering van wachtgeldregelingen tot een andere markt behoort. Enerzijds mag de WW alleen worden uitgevoerd door uvi's, anderzijds mogen uvi's geen wachtgeldregelingen uitvoeren. Een alternatief voor de desbetreffende sectoren is, om de regelingen zelf uit te
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 6 van 9
voeren. Van deze mogelijkheid wordt ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. 33. De overige activiteiten van USZO Diensten zijn relatief beperkt van omvang. Voor het merendeel zouden deze ook door andere marktpartijen kunnen worden verricht. 34. Nauwkeurige afbakening van de markten waartoe genoemde activiteiten behoren, kan achterwege blijven. De uiteindelijke beoordeling van de gevolgen van de onderhavige concentratie wordt hierdoor niet beïnvloed (zie punten 47-50). Relevante geografische markten Opvatting van partijen 35. Partijen zijn van mening dat de markten waartoe hun kernactiviteiten behoren in geografisch opzicht grotendeels tot Nederland beperkt zijn. Beoordeling Aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 36. De concurrentie die ABP ondervindt op het gebied van aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is primair afkomstig van in Nederland opererende verzekeringsmaatschappijen, die ook vertrouwd zijn met de wettelijk verplichte en collectieve regelingen waarop de aanvullende verzekeringen aansluiten. De vraag in hoeverre de markt in geografisch opzicht ruimer is dan Nederland kan in het onderhavige geval onbeantwoord blijven: reeds bij de nauwere marktafbakening (in casu: Nederland) ondervindt ABP zodanige concurrentie dat niet gevreesd behoeft te worden dat op deze markten een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt (zie punten 42-46). Collectieve pensioenregelingen voor overheidspersoneel 37. Ter zake van de collectieve pensioenregelingen waarvoor ABP zorg draagt, geldt tot dusverre op grond van wetgeving een monopoloïde marktsituatie. ABP heeft het alleenrecht een collectieve pensioenregeling uit te voeren ten behoeve van Nederlands overheidspersoneel. Op grond hiervan is deze markt tot Nederland beperkt. Activiteiten van USZO Diensten 38. Gezien het specifieke - louter op de Nederlandse situatie betrekking hebbende - karakter van de regelingen die USZO Diensten uitvoert ten behoeve van Nederlands overheidspersoneel, is aannemelijk dat de markten waartoe deze activiteiten behoren nationaal van aard zijn. B. Gevolgen van de concentratie Opvattingen van partijen en derde 39. Partijen betogen dat de activiteiten van ABP en USZO Diensten elkaar niet overlappen. Zij schatten het marktaandeel van ABP op het marktsegment voor aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor overheidspersoneel op circa [25-35]%. 40. Eerder genoemde derde stelt dat ABP een zeer sterke positie inneemt op het gebied van aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor overheidspersoneel. Zij verkoopt soortgelijke producten als ABP, waarbij zij
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 7 van 9
stelt voor bepaalde reïntegratie- en andere schadebegeleidingsactiviteiten afhankelijk te zijn van de activiteiten van USZO Groep. Door de onderhavige overname zou ABP haar concurrenten kunnen benadelen door hen onvoldoende in staat te stellen hun schadelast te beheersen, terwijl ABP hier zelf optimaal toe in staat zou zijn. Tevens stelt deze derde dat ABP mogelijk indirect gebruik zal kunnen maken van publieke fondsen, aangezien bepaalde subsidieaanvragen door USZO Groep worden beoordeeld. Dit zou haar een concurrentievoordeel verschaffen, aldus - kort samengevat - het standpunt van deze derde. Beoordeling 41. De activiteiten van ABP ten aanzien van collectieve pensioenregelingen ten behoeve van overheidspersoneel zijn naar hun aard wezenlijk andere activiteiten dan het uitvoeren van wachtgeldregelingen. Er is derhalve geen overlap tussen deze kernactiviteiten van ABP en USZO Diensten. De verticaal beïnvloede markten behoeven evenmin nader onderzoek (zie punt 19). Onderzocht moet worden of partijen desalniettemin op bepaalde markten concurrentievoordelen kunnen ontlenen aan de onderhavige concentratie, die reden geven om aan te nemen dat als gevolg ervan een economische machtspositie ontstaat of wordt versterkt. Aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 42. ABP richt zich met haar aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (vrijwel) uitsluitend op overheidspersoneel. Zij is dit segment gaan bedienen, in aansluiting op het moment dat het zogenaamde 'WAO-gat' voor overheidspersoneel ontstond. Mede hierdoor heeft zij een relatief sterke positie op dit segment. Naar eigen schatting is haar aandeel in dit segment circa [25-35]%. 43. De relevante markt in deze is evenwel niet beperkt tot overheidspersoneel (zie punten 21-27). Op de niet tot de overheidssector beperkte markt wordt ABP met voldoende andere daadwerkelijke en potentiële concurrenten geconfronteerd. 44. De bezwaren van genoemde derde (zie punt 40) hebben kennelijk overwegend de strekking, dat ABP door de overname van USZO Diensten mogelijk concurrentievoordeel zal kunnen behalen uit eventuele banden tussen USZO Diensten en het 'achterblijvende' deel van USZO Groep, met name de uvi USZO B.V. Deze uvi voert de WAO uit ten aanzien van overheidspersoneel. In dit verband is onder meer van belang dat er thans een personele unie bestaat tussen de directies van USZO Diensten en USZO B.V. 45. Partijen hebben hieromtrent gewezen op het wettelijke regime dat van toepassing is op uvi's en de controlerende functies van het Lisv en het Ctsv. Hierdoor is het huns inziens uitgesloten dat ABP voordeel zou kunnen ontlenen aan banden tussen USZO Diensten en USZO B.V. 46. In beginsel is denkbaar dat ABP een dergelijk voordeel zou kunnen behalen. Wat er verder zij van genoemde personele unie en de door de derde opgeworpen, eventueel te behalen voordelen, gezien het overwogene in punten 42 en 43 is niet aannemelijk dat een dergelijk voordeel reden zou geven om aan te nemen dat ABP een dominante positie zou verkrijgen, dan wel versterken, op het gebied van aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Collectieve pensioenregelingen voor overheidspersoneel en wachtgeldregelingen 47. Ten slotte moet worden beoordeeld of de complementariteit van de
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 8 van 9
voornaamste activiteiten van respectievelijk ABP en USZO Diensten reden geeft om aan te nemen dat een machtspositie ontstaat of wordt versterkt. 48. Hierbij zou met name kunnen worden gedacht aan een versterking van de positie van ABP inzake haar kernactiviteiten met betrekking tot collectieve pensioenregelingen ten behoeve van overheidspersoneel. Op het moment is ABP op grond van het huidige wettelijke regime immers het enige pensioenfonds, dat ten aanzien van overheidspersoneel actief is. Wanneer in 2001 een bepaalde mate van concurrentie mogelijk wordt op dit gebied (zie hieromtrent onder punt 30), is in beginsel denkbaar dat de monopoloïde positie van ABP in deze door de onderhavige overname wordt geconsolideerd, hetgeen in het onderhavige geval als een versterking zou kunnen worden beschouwd. ABP kan hierdoor immers een breder pakket van diensten aanbieden, zodat het voor een overheidssector minder aantrekkelijk zou kunnen zijn om uit ABP te stappen. Er zij op gewezen dat de financiële 'ontvlechting' die dit met zich mee zou brengen überhaupt een grote drempel kan vormen om een dergelijke stap te zetten. 49. De belangrijkste activiteit van USZO Diensten is het uitvoeren van wachtgeldregelingen. In dit verband is van belang dat deze regelingen naar verwachting uiterlijk in het jaar 2001 voor een belangrijk deel zullen vervallen. Wanneer deze wachtgeldregelingen zijn afgeschaft, valt overheidspersoneel eveneens onder de WW. De toekomstige uitvoering van de WW voor overheidspersoneel zal moeten worden verzorgd door een uvi - zoals ook het geval is in andere sectoren waar de WW geldt - en derhalve niet door USZO Diensten. Het ligt in de rede om aan te nemen dat deze uvi in beginsel USZO B.V. zal zijn. USZO B.V. is bij de onderhavige concentratie evenwel geen betrokken onderneming. 50. Op het moment dat ABP eventueel concurrentiedruk zou kunnen gaan ondervinden - eveneens in het jaar 2001, zie punt 30 - is de meerwaarde van USZO Diensten, voor zover gebaseerd op deze wachtgeldactiviteiten, derhalve beperkt. Deze activiteiten ten aanzien van wachtgeldregelingen kunnen derhalve niet worden beschouwd als een zodanige verrijking van het pakket van diensten dat ABP dan zal aanbieden, dat de positie van ABP op de markt voor collectieve pensioenregelingen ten behoeve van overheidspersoneel hierdoor substantieel wordt versterkt.
VI. CONCLUSIE 51. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 52. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. Datum: 16 oktober 1998
w.g. A.W. Kist
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
bcm1039-9810
pagina 9 van 9
directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. terug
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1039-9810.htm
7-12-2006
