bcm1169-9812
pagina 1 van 5
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1169: Deutsche Babcock - Steinmüller
I. MELDING 1. Op 24 november 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Deutsche Babcock Aktiengesellschaft voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Steinmüller Verwaltungs GmbH. Partijen hebben deze concentratie tevens aangemeld bij de Duitse mededingingsautoriteit, het Bundeskartellamt. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 228 van 27 november 1998. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.II. PARTIJEN 2. Deutsche Babcock Aktiengesellschaft (hierna: Babcock) is een rechtspersoon naar Duits recht. Zij staat aan het hoofd van de Babcockgroep, waartoe een groot aantal ondernemingen behoort. Babcock is actief in aandrijvingstechniek, krachtcentraletechniek, machinebouw, constructiebouw, bouwtechniek, energie- en procestechniek en industriële service. 3. Steinmüller Verwaltungs GmbH (hierna: Steinmüller) is een rechtspersoon naar Duits recht. Zij is een dochteronderneming van Philipp Holzmann Aktiengesellschaft (hierna: Philipp Holzmann). Steinmüller heeft een groot aantal dochterondernemingen. Steinmüller is actief in constructiebouw van energie- en milieuwerken.
III. DE GEMELDE OPERATIE 4. De gemelde operatie betreft de overname door Babcock van de door Philipp Holzmann gehouden 74,9% van de aandelen in Steinmüller.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat Babcock zeggenschap verkrijgt over Steinmüller. 6. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn de Babcock-groep en Steinmüller. 7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1169-9812.htm
7-12-2006
bcm1169-9812
pagina 2 van 5
de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten 8. Partijen maken onderscheid tussen het leveren van energiewerken en het leveren van milieuwerken. Zij merken op dat wellicht de volgende (deel) markten moeten worden afgebakend op het gebied van energiewerken: i. ii. iii. iv. v. vi. vii.
stoomketels met een vermogen van meer dan 200 ton per uur, stoomketels met een vermogen van minder dan 200 ton per uur, gasturbines, afvalwarmteketels, onderhoud en reparatie, onderdelen voor koolvergassingsconstructies en procesgaskoelers.
Op het gebied van milieuwerken onderscheiden zij de volgende (deel) markten: viii. ix. x. xi. xii. xiii. xiv.
huisvuilverbrandingsinstallaties, andere verbrandingsinstallaties, rookgasontzwavelingsconstructies, rookgasontstikkingsconctructies, rookgasreinigingsinstallaties voor huisvuilverbrandingsinstallaties, water- en afvalwaterbehandelingsinstallaties en compost- en gistingsinstallaties.
9. Gezien de verschillen tussen energiewerken en milieuwerken met betrekking tot onder meer prijzen, productkarakteristieken en beoogd gebruik kan ten behoeve van de beoordeling van de onderhavige concentratie worden aangenomen dat energiewerken en milieuwerken behoren tot verschillende productmarkten. 10. Ten aanzien van energiewerken is in het onderhavige geval verder van belang dat werken uit de categorieën (i) en (ii) (stoomketels) voldoen aan andere behoeften dan werken uit de categorieën (iii) en (iv) (gasturbines en afvalwarmteketels). Stoomketels worden gebruikt voor het opwekken van energie met behulp van kolen en olie, gasturbines en afvalwarmteketels worden - in combinatie - benut om energie te winnen uit gas. Vraag naar nieuw te bouwen stoomketels bestaat uitsluitend in landen met relatief hoge gasprijzen en in landen waar de overheid, op grond van sociale of politieke overwegingen, het gebruik van kolen en/of olie stimuleert. Bijkomend verschil is, dat het bouwen van met name stoomketels met een vermogen van meer dan 200 ton per uur (hierna ook: 'grote stoomketels') aanzienlijk duurder is en langer duurt dan het bouwen van een combinatie van gasturbines en afvalwarmteketels. Op grond van het voorgaande wordt aangenomen dat de werken uit de categorieën (i) en (ii) behoren tot andere productmarkten dan de werken uit de categorieën (iii) en (iv). 11. Aannemelijk is tevens dat gasturbines (iii) en afvalwarmteketels (iv) tot verschillende markten behoren. Zij hebben geheel verschillende prijzen, productkenmerken en werkwijzen en zijn niet onderling substitueerbaar. Hoewel zij in combinatie worden aangewend om uit gas energie te winnen, worden opdrachten altijd afzonderlijk aanbesteed.
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1169-9812.htm
7-12-2006
bcm1169-9812
pagina 3 van 5
12. Voor het overige kan in het midden blijven in welke mate binnen de categorieën energiewerken en milieuwerken nader onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende productmarkten. De uiteindelijke beoordeling van de concentratie wordt hierdoor niet anders (zie punten 1824). 13. Te overwegen is of ten aanzien van de verschillende markten waartoe de producten van partijen behoren een onderscheid moet worden gemaakt tussen het ontwerpen van bijvoorbeeld installaties en het uitvoeren van een dergelijk ontwerp. In deze sector worden opdrachten veelal verstrekt voor een project, waarbij ontwerp en uitvoering zijn inbegrepen. Het is gangbaar dat opdrachtnemers op eigen verantwoordelijkheid de uitvoering uitbesteden aan een derde marktpartij. In het onderhavige geval kan een dergelijke uitsplitsing evenwel achterwege blijven, aangezien de uiteindelijke beoordeling van de concentratie hierdoor evenmin wordt beïnvloed (zie punten 18-24). Relevante geografische markten 14. Partijen zijn van mening dat de door hen onderscheiden (deel)markten in beginsel Europees zijn, zo niet wereldwijd. Zij stellen in Europa te leveren aan Europese klanten. Ten aanzien van grote stoomketels merken zij op, dat deze door hen onderscheiden markt is beperkt tot de onder punt 10 genoemde landen, waar energie met olie en/of kolen wordt opgewekt. 15. Er is in Nederland momenteel geen vraag naar het ontwerpen en/of het daadwerkelijk bouwen van grote stoomketels. Een dergelijke vraag heeft in het recente verleden niet bestaan en het is onwaarschijnlijk dat zij zal ontstaan in de voorzienbare toekomst. Gezien de relatief lage gasprijzen in Nederland wordt het bouwen van deze ketels - gegeven dat dit niet in sterke mate door de overheid wordt gestimuleerd - pas een reëel alternatief voor de combinatie van gasturbines met afvalwarmteketels, wanneer deze prijzen stijgen met circa 50%. Een dergelijke stijging in de voorzienbare toekomst is uitermate onwaarschijnlijk. Onderlinge vergelijking van de gasprijzen in Nederland over de afgelopen vijf jaar wijst uit, dat deze prijzen niet meer dan een paar procent per jaar fluctueren en dat de huidige prijzen niet significant afwijken van die van vijf jaar geleden. 16. Aannemelijk is derhalve dat er in Nederland geen markt is voor het ontwerpen en/of het daadwerkelijk bouwen van grote stoomketels. Bij een eventueel te onderscheiden Europese of mondiale markt is Nederland niet inbegrepen. 17. Met betrekking tot de overige markten waarop partijen actief zijn wordt het volgende opgemerkt. Het is voorshands aannemelijk dat veel van de te onderscheiden markten in deze sector, voor zover het ontwerpen betreft, internationaal zijn. Dit vermoeden wordt door ondervraagde marktpartijen bevestigd. Denkbaar is dat de eventueel te onderscheiden markten voor het daadwerkelijk uitvoeren van dergelijke ontwerpen kleiner zijn. De geografische dimensie van genoemde markten - regionaal, nationaal dan wel internationaal - kan evenwel in het midden blijven. De beoordeling van de gevolgen van de onderhavige concentratie wordt hierdoor niet beslissend beïnvloed (zie punten 18-24). B. Gevolgen van de concentratie Stoomketels met een vermogen van meer dan 200 ton per uur 18. Ten aanzien van grote stoomketels hebben partijen in Europa - althans in de Europese landen waar daadwerkelijke vraag is naar dergelijke ketels gezamenlijk een marktaandeel van gemiddeld 58% over de afgelopen vijf jaar. Op hun 'thuismarkt', Duitsland, is dit 77%. In andere Europese landen
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1169-9812.htm
7-12-2006
bcm1169-9812
pagina 4 van 5
hebben zij de afgelopen vijf jaar evenwel geen opdrachten verkregen op dit gebied. Indien de in Duitsland vergeven opdrachten buiten beschouwing worden gelaten, is hun gezamenlijke Europese marktaandeel over de afgelopen vijf jaar derhalve nihil. 19. Zoals overwogen onder punten 15 en 16 mag worden aangenomen dat er in Nederland geen markt is voor het ontwerpen en/of het daadwerkelijk bouwen van grote stoomketels. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat door de onderhavige concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt, die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 20. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat ook Alstom, de enige daadwerkelijke concurrent van partijen ten aanzien van in Duitsland vergeven opdrachten voor grote stoomketels, op het standpunt staat dat de concentratie geen gevolgen zal hebben in Nederland. Overige activiteiten 21. Ten aanzien van de overige activiteiten van partijen wordt het volgende opgemerkt. Indien de markten waarop partijen actief zijn nationaal moeten worden afgebakend, zijn partijen de afgelopen jaren in Nederland niet op dezelfde markten actief geweest. Steinmüller heeft zich in Nederland uitsluitend bewogen op het gebied van energiewerken, Babcock vrijwel uitsluitend op het gebied van milieuwerken. Enige uitzondering op dit laatste zijn door Babcock geleverde gasturbines; Steinmüller is op dit gebied evenwel niet in Nederland actief. 22. Indien de relevante markten Europees of mondiaal zijn, hebben partijen op geen van de eventueel te onderscheiden markten waarop zij beiden actief zijn een gezamenlijk marktaandeel van meer dan 20%. Ten aanzien van de markten waarop zij een significant gezamenlijk marktaandeel bezitten, wordt nog opgemerkt dat het veelal openbare aanbestedingsprocedures betreft waarin een substantieel aantal grote ondernemingen meedingt. Een relatief klein deel van de door partijen uitgebrachte offertes leidt tot een opdracht. Dit is een verdere indicatie dat zij zich ook op deze markten niet onafhankelijk van concurrenten en afnemers zullen kunnen gedragen. 23. Andere marktpartijen merken op dat naar elke in Nederland te vergeven opdracht in deze sector intensief wordt geconcurreerd door voor het merendeel buitenlandse ondernemingen. Geen van de ondervraagde ondernemingen verwacht dat partijen zich als gevolg van de onderhavige overname onafhankelijk van concurrenten of afnemers zullen kunnen gedragen ten aanzien van één of meer van hun activiteiten.
VI. CONCLUSIE 24. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 25. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1169-9812.htm
7-12-2006
bcm1169-9812
pagina 5 van 5
van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. Datum: 29 december 1998
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze: w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. terug
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.
file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1169-9812.htm
7-12-2006