DRIEMASTER v e r e n i g i n g s p e r i o d i e k v a n d e J OVD - j a a r g a n g 5 9 - n u m m e r 5 - NOVEM B ER 2 0 0 7
kritisch, opiniërend en Filosofisch
Filosoof De Tocqueville en zijn voorspelling belicht Kandidaten Hoofdbestuur en hoofdredacteur Driemaster
Driemaster in gesprek
Frank Ankersmit over de VVD, Europa en de VS
C
OLOFON
H
OOFDREDACTIONEEL
Hoofdredactie Paul Vereijken (hoofdredacteur), Allard Altena (ajdunct-hoofdredacteur) Eindredactie Jeffrey Lemm (chef), Geert Jansen en Paulien Horsten Bureauredactie Allard Altena (chef), Michiel van Raaij en Mark Reijman Beeldredactie Thijs van Tol (chef) en Benjamin Derksen Art direction Thijs van Tol Drukkerij Jan Scholten Projecten Distributie TNT Post Oplage 2000 stuks Frequentie 5 maal per jaargang Redactie-adres Herengracht 38a – 2511 EJ Den Haag T 070 362 2433 – F 070 361 7304 T 06 21 900 834 (hoofdredacteur) E
[email protected] I www.driemaster.com Informatie over adverteren Paul Vereijken T 06 21 900 834 E
[email protected] Contactgegevens van redacteuren Zijn op te vragen via www.driemaster.com/colofon of via de hoofdredacteur. Driemaster is voor leden en moet dus ook door leden gemaakt worden. De redactie ziet uw bijdragen graag tegemoet. Kopij kunt u aanleveren per e-mail op
[email protected]. De redactie behoudt zich het recht voor om artikelen zonder overleg te wijzigen, in te korten en/of niet te publiceren. Het copyright van ingestuurde kopij vervalt aan de redactie. Driemaster is de onafhankelijke verenigingsperiodiek van de Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie (JOVD). Advertentietarieven zijn opvraagbaar bij de hoofdredacteur. Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de hoofdredacteur op welke wijze dan ook verspreid of gekopieerd worden. Zoals vastgelegd in de Landelijke Statuten en het Redactiestatuut, bepaalt de hoofdredacteur, in samenspraak met de redactie, de redactionele formule. Hij is alleen aan de Algemene Vergadering verantwoording schuldig. De hoofdredacteur zal niet tot plaatsing van stukken overgaan die de vereniging onevenredig kunnen benadelen. De visie die uit de artikelen en interviews spreekt, is niet automatisch de visie van de JOVD als vereniging, noch de visie van het Hoofdbestuur, noch de visie van de redactie, tenzij het uitdrukkelijk is aangegeven.
Coverfoto (voorkant) Gerhard Taatgen Coverfoto (achterkant) Gerhard Taatgen | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
Foto archief Driemaster
Uitgave van de Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie Vrijdag 9 november 2007 Jaargang 59 – Nummer 5 ISSN 0167-0786
P
aul, vind je het jammer dat twee jaar Driemaster er in november opzitten? Die vraag werd de afgelopen weken regelmatig aan mij gesteld. Zelf had ik daar nog geen avonden lang over nagedacht. Ik was eerder bezig met het reflecteren op twee jaargangen Driemaster, de opvolging en andere zaken die mij deden verlangen naar dagen van 48 uur. Maar, evengoed, de vraag is een terechte vraag en zette mij aan het denken. Het antwoord bleek tweeledig.
ter dan ooit te maken. Of dat is gelukt, is niet aan mij, maar belangrijker is dat het voor elk redactielid een leerzame tijd is geweest waarin er altijd ruimte was voor ideeën en initiatief. Dat de JOVD een leerschool is, heeft de redactie de afgelopen twee jaargangen volop benut. Jammer genoeg is het lijstje met ideeën nog lang niet afgewerkt. Er is nog genoeg te doen en ondanks dat er in twee jaar een professioneel verenigingsblad is neergezet, ook nog genoeg te verbeteren.
Nee, jammer vind ik het niet. Mijn voornaamste inspanningen op journalistiek gebied liggen al twee jaar bij Driemaster. In mijn diverse functies heb ik ontzettend uitdagende klussen voor mijn kiezen gehad. Maak maar eens een blad waarvan de lezer wel verwacht dat het op de politieke actualiteit ingaat en daar ook nog eens creatief mee omspringt, maar je dat redactielid tegelijkertijd weet dat het met het oog op de tijd die het kost om zo’n blad te maken bijna onmogelijk is. Dat kost uren brainstormen en veel vloeken wanneer de persoon waarop alle zinnen zijn gezet, afbelt voor een interview. Tegelijkertijd is dat juist datgene waarvoor je het doet. Maar behalve al die prachtklussen zat ik ook regelmatig met een wrang gevoel. Ik ben en blijf een journalist in hart en nieren en dan is het hoofdredacteurschap van Driemaster niet altijd even gemakkelijk. Ik bedoel: niet alles wat je weet mag je opschrijven. ‘De hoofdredacteur zal niet tot plaatsing van stukken overgaan die de vereniging onevenredig kunnen benadelen’, is een zin in het colofon waar je als journalist op z’n minst een beetje jeuk van krijgt. Maar, zoals geschreven, het antwoord is tweeledig. Jammer vind ik het dus ook wél. Twee jaar geleden begon een enthousiaste groep JOVD’ers, onder leiding van Geert Jansen, aan de missie om Driemaster be-
Gelukkig heb je voor die verbeterpunten en nooit gerealiseerde ideeën opvolgers die dat oppakken en daar weer hun draai aan geven. Ik mag met zekerheid zeggen dat datgene wat er in de afgelopen twee jaargangen is opgebouwd in goede handen wordt achtergelaten. Tim Huiskes heeft zich kandidaat gesteld voor de post van hoofdredacteur Driemaster. Samen met adjunct-hoofdredacteur Allard Altena bereidt hij momenteel de komende (zestigste!) jaargang voor. Ik heb er vertrouwen in dat Tim, Allard en de andere redacteuren er een mooie diamanten jaargang van gaan maken. Na twee jaar Driemaster kijk ik terug op een prachtige tijd. Aan alles komt een einde. Afsluitend wil ik dan ook diegene die Driemaster op dit niveau hebben gebracht bedanken. Allard, Benjamin, David, Geert, Jeffrey, Mark, Michiel, Paulien en Thijs, we kijken terug op een tijd waar we stuk voor stuk trots op mogen zijn. Vanzelfsprekend wil ik ook columnisten Jeroen en Sander, iedereen die een bedrage heeft geleverd, alle anderen met wie ik samengewerkt heb, iedereen die ik vergeten ben én alle lezers bedanken. Het was een genot om dit te doen! Paul Vereijken | Hoofdredacteur
I
NHOUDSOPGAVE
16 DENKEN, DURVEN EN DOEN
Hoogleraar en mede-auteur van het Liberaal Manifest Frank Ankersmit over onder meer de VVD, Europa en de VS.
8 & 20 kandidaten hoofdbestuur en driemaster
Op de Algemene Ledenvergadering wordt het Hoofdbestuur van de JOVD en de hoofdredacteur van Driemaster verkozen. In deze uitgave stellen de kandidaten zich voor.
6
Meer maatwerk op het VMBO
Jeroen Diepemaat geeft zijn visie op het VMBO.
24 De moraal als sleutel voor een liberaal milieubeleid
Paul Vereijken.
10 Het recht op
Hoofdredactioneel
4
Hoofdbestuur
5
Voorzitterswoord
internet
Internetproviders lijken steeds voorzichtiger te worden en de regels telkens strenger. Een goede
Het slot van een serie opiniearti- kelen door Hans de Backer en
2
26 Pronkstuk van deugd 10
COLUMN LUCIEn WEIDE
zaak?
12 De antillen belicht
28
“Onwetendheid ligt aan beide zijden van kennis”
Filosoof Alexis de Tocqueville belicht.
22 ALTERNATIEF VOOR
het bestemmings- plan
30 Een snelle verbin- ding met het Noorden kan uit
14
COLUMN Sander janssen
21
PROFIEL
25
Boekrecensie
27
Onze Liberaal
28
Uit het land
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER |
Foto archief Driemaster
presenteert:
ambitieus
V
OORZITTERSWOORD
H
oofdbestuur
Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie Post- en bezoekadres Herengracht 38a 2511 EJ Den Haag T 070 362 2433 F 070 361 7304 E-mail
[email protected] Website www.jovd.nl
Foto archief Driemaster
Hoofdbestuur Landelijk Voorzitter S.A. (Sabine) Koebrugge E
[email protected] T 06 - 51 878 763 Algemeen Secretaris J.B. (Jeroen) Diepemaat E
[email protected] T 06 - 12 909 348
V
oor jullie ligt het laatste voorzitterswoord van mijn hand. Na bijna anderhalf jaar Hoofdbestuur is voor mij dan nu toch echt de tijd gekomen om afscheid te nemen. Graag blik ik nog een keer met jullie terug op het afgelopen jaar, maar daarnaast wil ik vooral graag vooruitkijken.
Het was een bewogen jaar. Het begon al direct met de Tweede Kamerverkiezing, die niet alleen binnen de VVD voor vragen zorgde, maar ook in heel politiek Den Haag. De kiezer had gesproken, maar wat bedoelde hij nu eigenlijk? Wilde hij een christelijk sociaal kabinet, of wilde hij toch liever een liberale appeltaart met een toefje socialistische slagroom? Balkenende mocht voor de vierde keer zijn vriendjes en vriendinnetjes uitzoeken. Nadat dit klusje geklaard was, ging hij om de banden een beetje aan te halen met zijn nieuwe collega’s (en met de onuitgesproken burger) honderd dagen het land verkennen dat hij al ruim vier jaar aan het regeren was. De briljante ideeën schoten niet bepaald als paddestoelen uit de grond, maar zo af en toe mochten we meegenieten van bizarre suggesties. Zo snel als die eruit geflapt werden, werden ze ook weer ingetrokken, omdat niemand er heil in zag (en terecht!). Je vraagt je dan af, hoe komen ze erop? De honderd dagen zitten er al weer even op en nu doet men een poging tot regeren. De miljoenennota met Prinsjesdag moest dan eindelijk het hoogtepunt worden, maar voor velen van ons werd het een domper. De lasten worden verzwaard, de economi-
sche groei waar dit land zo hard aan heeft gewerkt is voor de koningin en een stapje harder lopen wordt zwaar afgestraft met een inkomenspolitiek waar Jan Marijnissen toch lichtelijk opgewonden van moet worden. Ook de jongeren krijgen het zwaar te vertoeven, want dit kabinet doet helemaal niets aan de vergrijzing. Bovendien worden jongeren totaal niet gestimuleerd om hun studie af te maken en carrière te maken. Er valt nog een hoop te sleutelen aan dit kabinet en de liberalen moeten dan ook zeker die kans grijpen! Ik zie genoeg mogelijkheden liggen voor de JOVD en weet zeker dat het nieuwe bestuur die kans met beide handen aan zal grijpen. Acht gedreven mensen met hart voor de JOVD en het liberalisme staan klaar om er samen met jullie een topjaar van te gaan maken. Geef hen dan ook die kans en schroom niet om mee te discussiëren.
Landelijk Penningmeester (wnd.) J.J.W. (Jan) van Run E
[email protected] T 06 - 11 365 608 Algemeen Bestuurslid Internationaal (International Officer) J.J.W. (Jan) van Run E
[email protected] T 06 - 11 365 608 Algemeen Bestuurslid Organisatie, Promotie & Ledenwerving, Vorming & Scholing C.C.E. (Ingrid) Jansen E
[email protected] T 06 – 46 603 592
Tot slot zou ik graag de mensen bedanken die mij het afgelopen jaar enorm geholpen hebben. Zonder mijn medebestuurders, de Politiek Commissarissen, diverse (projectgroep-)leden en dierbare mensen om mij heen was het mij niet gelukt om de JOVD te krijgen waar wij nu staan. Iedereen die dit jaar zijn of haar steentje bij heeft gedragen aan dit JOVD-jaar: bedankt! Ik wens het nieuwe Hoofdbestuur heel veel succes het komende jaar en hoop jullie allen nog regelmatig tegen te komen, zowel binnen de JOVD als daarbuiten! Sabine Koebrugge | Landelijk Voorzitter NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER |
O
Pinie
Meer maatwerk op het VMBO
V
MBO-scholieren of VMBO-scholen blijven onderwerp van discussie de laatste maanden. Ongeveer 55% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs zit op het VMBO. Het is dus van groot belang dat de politiek zich deze discussies aan gaat trekken en adequate acties onderneemt. Streven naar een hoogwaardige kenniseconomie en de hoogopgeleide bevolking die daarvoor nodig is blijft een mooi doel, maar we moeten niet vergeten dat ook de lageropgeleide beroepsbevolking van essentieel belang is. Kennis en innovatie mogen misschien wel de motor van de economie zijn, maar een motor moet altijd ergens door aangedreven worden. DOOR Jeroen Diepemaat Om een kans te maken op de arbeidsmarkt is het van belang dat jongeren een startkwalificatie halen. Het kabinet vindt dat jongeren in het bezit hiervan zijn bij het hebben van minstens een HAVO-diploma of een MBO-diploma op niveau 2. De jongeren met een HAVO-diploma of hoger laat ik in dit artikel voor het gemak maar even buiten beschouwing. De schoen wringt vooral bij de leerlingen die naar het MBO moeten. Hiervoor is een afgeronde opleiding op het VMBO noodzakelijk. Hoeveel voortijdige schoolverlaters er zijn is meestal onderwerp van discussie, maar dat dit aantal op de VMBO’s en MBO’s relatief groot is, daar is men het wel over eens. Veel voortijdige schoolverlaters komen niet snel aan de slag op de arbeidsmarkt en het blijkt ook lastig hen weer terug op school te krijgen. Het is daarom vooral belangrijk vroegtijdige schooluitval te voorkomen. Veel VMBO-leerlingen hebben wat extra motivatie nodig om door te gaan met hun opleiding. Voor die leerlingen is het vooral belangrijk om al snel te ontdekken wat de koppeling tussen hun opleiding en latere beroep om zo naar een doel toe te kunnen werken. Zoals gezegd zit meer dan de helft van de leerlingen in het voorgezet onderwijs op het VMBO. Dit heeft het bijna logische gevolg dat hieronder ook een groot aantal leerlingen zit dat extra zorg of hulp nodig heeft vanwege de meest uiteenlopende problematiek. Om hier goed op in te springen is persoonlijke zorg voor de leer | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
lingen die dat nodig hebben erg belangrijk. In de huidige situatie met grootschalige scholen en grote klassen komt het maar al te vaak voor dat de goedwillende leerlingen zonder verdere problemen hier onder te lijden hebben. Het is dus belangrijk te zorgen voor een verkleining van de klassen, leerlingen zonder verdere problematiek kunnen bij elkaar geplaatst worden en zich in alle rust verder ontwikkelen. Leerlingen met problemen krijgen meer persoonlijke aandacht en begeleiding om vroegtijdige uitval te voorkomen. Naast verkleining van klassen is schaalverkleining voor scholen als geheel ook belangrijk. Hoewel het natuurlijk veel makkelijker en aantrekkelijker is grote leerfabrieken te bouwen heeft kleinschaligheid een aantal voordelen. Wanneer een aantal leraren een kleiner aantal leerlingen onder hun hoede heeft is het beter moge-
MEER MAATWERK OP HET VMBO
lijk ze allemaal te kennen en goed te begeleiden richting een vervolgopleiding of diploma. Het grootste deel van de leerlingen zal hun opleiding waarschijnlijk zonder al te veel problemen en extra aandacht kunnen afronden, maar voor die kleine groep probleemleerlingen is dit toch wel van wezenlijk belang. Leerlingen op het VMBO behoren vooral een praktische scholing te krijgen. Enige theoretische kennis is nodig, vooral op het eigen vakgebied, maar daar moet niet het zwaartepunt liggen. Theoretische vakken moeten slechts worden gegeven indien ze van belang zijn voor de rest van de opleiding of om bij te dragen aan de algemene kennis. De VMBO-opleiding dient vooral een basis te zijn voor een MBO-opleiding waarin de leerling gevormd wordt tot professional op zijn vakgebied. Het sleutelwoord hierbij is maatwerk, ieder individu moet zoveel mogelijk een traject kunnen doorlopen dat bij diegene past. Zoals ik al eerder noemde is het van belang dat leerlingen weten wat de koppeling is tussen hun opleiding en hun latere beroep. Dit kan in praktijk gebracht worden door te zorgen voor een doorlopende leerlijn. De aansluiting van het MBO op het VMBO moet naadloos zijn en het VMBO moet voldoende basis bieden om het MBO zonder problemen te doorlopen. Er moet voortdurend gekeken worden waar een leerling goed in is en welke richting hij op wil. Aan de hand daarvan kan bepaald worden wat de beste vorm van vooropleiding binnen het VMBO is. Wanneer leerlingen op deze manier gemotiveerd worden zich in te zetten om een diploma te halen waarmee ze aan de slag kunnen in een bepaalde sector zijn ze minder snel geneigd het bijltje er vroegtijdig bij neer te gooien.
vooral een aanloop voor talenten in de knop naar de HAVO. Op de HAVO wordt meer aandacht besteed aan theoretische vakken en veel minder aan praktijkvakken. Leerlingen die goed genoeg zijn om de MAVO te gaan doen maken zo een goede kans om op den duur door te stromen naar de HAVO een een HBO-opleiding te gaan volgen. Het is belangrijk om de MAVO weer los te koppelen van de rest van het VMBO omdat het toch een fundamenteel andere vorm van onderwijs zou moeten zijn; het maakt het verschil tussen praktische en theoretische scholing. Ieder individu in onze maatschappij moet zich kunnen ontwikkelen op de manier die het beste bij iemand past. Hoewel iemand altijd ambitieus moet blijven, is een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs niet voor iedereen weggelegd. Vakmensen blijven we altijd nodig hebben en het is dus ook belangrijk ervoor te zorgen dat vakmensen fatsoenlijk worden opgeleid. Discussies over onderwijs richten zich maar al te vaak op onderwerpen als studiefinanciering, de kenniseconomie en de Tweede Fase. Wat mij betreft stoppen we de komende periode even met die discussies en richten we ons op een fatsoenlijk VMBO. Een aantal problemen dat ik aangestipt heb in dit artikel zouden we eens nader moeten bekijken en oplossen. Het VMBO leidt het gros van de middelbare scholieren naar een vakopleiding. Als kennis en innovatie de motor van de economie zijn, dan voeren we die de komende tijd flink op door te zorgen voor goede vakmensen die deze motor aan kunnen drijven! Jeroen Diepemaat is Algemeen Secretaris van de JOVD en Kandidaat Landelijk Voorzitter.
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER |
Foto sxc.hu
Voor laatbloeiers op het VMBO die toch meer de theoretische kant willen gaan moet de MAVO in ere worden hersteld. De MAVO was
Kandidaten Hoofdbestuur
T
ijdens het komende congres wordt het nieuwe Hoofdbestuur gekozen door de Algemene Ledenvergadering. Om alle JOVD’ers kennis te laten maken met de kandidaten bevat deze Driemaster een kort profiel van iedere kandidaat. Jeroen Diepemaat, Kandidaat Landelijk Voorzitter “Van jongs af aan was mijn interesse voor debat gewekt. Discussies ging ik altijd al graag aan. Ik nam deel aan verscheidene debatwedstrijden en dat beviel mij erg goed. Het liberalisme is de enige stroming die zich echt richt op het individu en een optimale ontplooiing daarvan. Dat sprak mij aan, dus ik besloot lid te worden van de JOVD. Ik werd meteen actief en heb samen met een aantal andere mensen de afdeling Twente heropgericht. Naast de functie van afdelingsbestuurder heb ik mij in verschillende andere functies, waaronder die van Politiek Commissaris, bezig gehouden met het reilen en zeilen van de JOVD. Nu ben ik kandidaat Landelijk Voorzitter. Het jaar 2008 wordt een politiek interessant jaar, vooral vanwege het kabinet dat onlangs aan is getreden en de verhardende toon van sommige partijen aan de rand van het politieke spectrum. Samen met de JOVD wil ik daar graag op inspelen en waken voor het liberale gedachtegoed!” Contactgegevens: 06 12 909 348,
[email protected] Jeffrey Lemm, Kandidaat Algemeen Secretaris “Mijn interesse voor politiek ontwikkelde ik op de middelbare school. Aangetrokken tot het liberalisme besloot ik mij aan het einde van mijn middelbare schooltijd aan te sluiten bij de JOVD. Ik werd meteen actief als secretaris van de afdeling Baronie van Breda. Hierna ben ik onder meer voorzitter en vice-voorzitter van de Baronie geweest. Vanwege mijn interesse in de politieke en bestuurlijke wereld besloot ik Bestuurskunde te gaan studeren aan de Universiteit van Tilburg. Op dit moment ben ik derdejaars student. In het afgelopen jaar ben ik landelijk steeds actiever geworden. Zo ben ik eindredacteur bij Driemaster en sprekerscoördinator van het aanstaande Najaarscongres. Inmiddels ben ik Kandidaat Algemeen Secretaris. Graag zou ik komend jaar de uitdaging van het Hoofdbestuur aangaan met het fantastische team dat klaarstaat! Ik hoop dat u mij die kans wilt geven.” Contactgegevens: 06 44 345 467,
[email protected] Ingrid Jansen, Kandidaat Landelijk Penningmeester “Het afgelopen jaar heb ik kennis mogen maken met het JOVD Hoofdbestuur in al haar facetten. Positieve en negatieve elementen vierden hoogtij het afgelopen jaar. Dit jaar staat er een achtkoppig bestuur voor u klaar om samen met u de uitdaging aan te gaan! Naast de JOVD ben ik in september begonnen met mijn master Bestuurskunde - Beleid & Politiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Verder ben ik het afgelopen jaar penningmeester | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
geweest van de Leidsche Universitaire studentenpartij, SGL. In deze hoedanigheid heb ik mij beziggehouden met de financiële administratie van de SGL. Ten slotte heb ik deze zomer een stage afgerond bij het oudste accountantskantoor van Nederland, Ernst & Young. Wanneer ik door u verkozen wordt, wil ik samen met u zorgen voor een stabiel financieel jaar zodat er vele politieke activiteiten kunnen worden georganiseerd!” Contactgegevens: 06 46 603 592,
[email protected] Mark Huizenga, Kandidaat Vice-voorzitter Organisatie “Mijn naam is Mark Huizenga en ik ben 21 jaar oud. Nadat ik in juni 2007 mijn bachelor Business Administration jaar heb behaald, ben ik sinds september 2007 begonnen met een verkort Bachelor- Masterprogramma Nederlands Recht. Sinds ik lid ben van de JOVD heb ik altijd de ambitie gehad om mij kandidaat te stellen voor het Hoofdbestuur. Ik wil graag de zorg en verantwoordelijkheid dragen voor de landelijke activiteiten. Daarnaast hoop ik vele leden van de JOVD enthousiast te maken om op landelijk niveau actief te worden. Mocht ik door jullie worden gekozen, dan zal ik mij het aankomende bestuursjaar graag volledig voor onze vereniging inzetten!” Contactgegevens: 06 15 010 406,
[email protected] Mark Thiessen, Kandidaat Algemeen Bestuurslid Politiek & Voorlichting “Zo lang ik mij kan herinneren ben ik buitengewoon geïnteresseerd in politiek. In mijn Utrechtse studententijd werd ik uiteindelijk lid van onze mooie vereniging. Bij de plaatselijke afdeling werd ik vrij snel actief en na een jaartje mocht ik de functie van voorzitter gaan vervullen. Met veel plezier heb ik dit gedaan. Mijn grootste trots is het symposium over de toekomst van het liberalisme, dat we in mei 2007 hebben georganiseerd en dat een groot succes was. Daarnaast heb ik meegeholpen het Politiek en Filosofisch Weekend van afgelopen oktober te organiseren. Het komende jaar wil ik mij met hart en ziel inzetten als Algemeen Bestuurslid Politiek en Voorlichting, om de JOVD op een positieve manier naar buiten te brengen en de discussie binnen onze vereniging optimaal te faciliteren. Ik hoop op jullie steun!” Contactgegevens: 06 43 544 606,
[email protected] Jan van Run, Kandidaat Algemeen Bestuurslid Internationaal “Hallo allemaal, mijn naam is Jan van Run. Ik heb reeds anderhalf jaar mogen dienen als Internationaal Secretaris in het Hoofdbestuur van onze vereniging. Graag zou ik dit nog een jaar doen. Wat ik zou willen doen in dat jaar? Naast het organiseren van geweldige liberale reizen, zou ik vooral ook de afdelingen in willen gaan met Internationaal. Hierbij kan je denken aan reizen, bijvoorbeeld ter ere van een lustrum van een afdeling, of een workshop internationaal. Daarnaast zou ik graag enkele malen naar ambassades toegaan om meer kennis te vergaren over de verschillende landen zonder dure en lange reizen te hoeven maken. Tot slot wil
Foto archief JOVD
V.l.n.r.: Martijn Postma, Martijn Jonk, Jeroen Diepemaat, Mark Huizenga, Jan van Run, Ingrid Jansen, Jeffrey Lemm, Mark Thiessen.
ik de JOVD-mening graag uitdragen op internationale congressen zodat het internationaal liberalisme nog meer wordt gevormd naar ons Politiek Kernpunten Programma.” Contactgegevens: 06 11 365 608,
[email protected] Martijn Postma, Kandidaat Algemeen Bestuurslid Vorming & Scholing “Zes jaar geleden werd ik lid van onze prachtige vereniging. Daar heb ik tot op heden absoluut geen spijt van gehad. De functies die ik heb mogen vervullen hebben mij zowel veel plezier als kennis opgeleverd. Het voorzitterschap van de afdeling Den Haag vond ik een hele eer. Hoewel de afdeling erg succesvol is, ben ik toe aan een nieuwe en stevige uitdaging. De JOVD wordt niet voor niets een (politieke) leerschool genoemd en daarom dient de portefeuille Vorming & Scholing veel aandacht te krijgen. Ik wil mij in samenwerking met de cursusleiders inzetten voor een verregaande verspreiding van kennis en vaardigheden. Ik kijk ernaar uit om met mijn fantastische medekandidaten ervoor te zorgen dat elk lid een zeer boeiend en vooral leerzaam jaar tegemoet gaat!” Contactgegevens: 06 14 518 644,
[email protected]
terecht bij In Beeld Reclame en Communicatie in Amsterdam. Ik kreeg de vrijheid om mij, naast projectplanning en -coördinatie, ook bezig te houden met het opzetten van campagnes en de creatieve invulling daarvan. Het creatieve aspect beviel me, en een studie Industrieel Productontwerpen lonkte. Hiermee begon ik in 2003. Mijn stageperiode heb ik in China doorgebracht. Het werden zes maanden die tot de nok gevuld waren met onuitwisbare indrukken en hard werken. Ver van huis heb je een hoop tijd om na te denken. Direct na terugkeer ben ik dan ook lid geworden van de JOVD. In november rond ik mijn studie af en afgelopen september ben ik begonnen met de studie politicologie in Leiden. Momenteel ben ik in de afdeling Den Haag actief als secretaris. Daarnaast werk ik mee in de projectgroep voor het aanstaande najaarscongres. Als bestuurslid P&L wil ik er aan bijdragen om de JOVD als een aantrekkelijke, inspirerende en professionele jongerenorganisatie neer te zetten.” Contactgegevens: 06 53 154 122,
[email protected]
Martijn Jonk, Kandidaat Algemeen Bestuurslid Promotie & Ledenwerving “Mijn leven begon 24 jaar geleden in Purmerend. Na het behalen van mijn Havo-diploma heb ik een tijd gewerkt. Zo kwam ik NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER |
O
Pinie
Internet was toch ooit die plek waar je ongezien alles kun doen en laten wat je wilde? Tegenwoordig valt het op dat de regels steeds meer aangescherpt worden en internetproviders worden steeds voorzichtiger. Een goede zaak?
Het recht op internet
D
it systeem is in quarantaine geplaatst vanwege de distributie van materiaal met een copyright”, lees ik in de e-mail van mijn internetprovider. Dus daarom deed mijn internet het thuis niet, realiseer ik mij. Onder de melding staan de stappen aangegeven die ik dien te volgen om uit de quarantaine gehaald te worden. De strekking is: ‘Laat het niet nog eens gebeuren.’ Want, zo staat er ook: “De volgende keer wordt de toegang tot internet een week afgesloten.” De eerste reactie van een vriend was dat zo’n maatregel wél binnen de wet valt. Het is inderdaad verboden ‘copyrighted material’ aan te bieden op internet, maar hoe wordt bepaald of dit daadwerkelijk aangeboden is? Is het daarbij aan de internetprovider om aan deze rechtshandhaving te doen? DOOR Michiel van Raaij In het bovengenoemde geval was het simpelweg de naam van het bestand dat deze handhaving in werking zette. Het gaat er niet eens om dat het in dit geval ten onrechte was, maar om de herkenning dat het hier echt gaat om een botte bijl. Anno 2007 is het karakter van het internet aan het veranderen. Je zou kunnen zeggen dat het volwassen is geworden. Net als in de ‘echte’ wereld wordt schending van copyright niet getolereerd: YouTube moet filmpjes verwijderen, illegale aanbieders van muziek krijgen steeds hogere boetes en ook foto’s waarvan de rechten niet gekocht zijn op een website laten zien kan op een boete uitlopen.De schrikreactie die het internet overgaat bij het publiekelijk worden van dergelijke maatregelen lijkt een correctie op de praktijk van internet als vrijplaats. Muziek was er gratis, net als films. De fotograaf van een foto, ach, die komt er toch niet achter als ik die foto op mijn website plaats. In de tussentijd heeft de computertechnologie een inhaalslag gemaakt: deze lijkt nu definitief aan de winnende hand te zijn ten opzichte van illegale praktijken. De laatste keer dat een serieus virus het internet overging is alweer een tijd geleden. Bij één van de laatste incidenten duurde het maar een paar dagen voor de maker van het virus, een jongeman uit het oosten van Nederland, kon worden opgepakt. Het gaat echter niet alleen om copyright of een virus. Ook in de aanpak van racistische forums en websites worden successen geboekt. Op aandringen van de Tweede Kamer geeft Justitie sinds vorig jaar meer prioriteit aan de bestrijding van discriminatie op het internet. Sindsdien zijn tal van fora en websites verdwenen en loopt er bijvoorbeeld een strafrechtelijk onderzoek naar hol10 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
land-hardcore.nl, het grootste extreemrechtse forum van Nederland. Ook hebben geenstijl.nl en telegraaf.nl aangekondigd beter te moderaten. Het zijn maatregelen die we alleen maar kunnen toejuichen. Uiteindelijk zullen verbeterde technologie en meer uitgebreide controle erin resulteren dat we niet langer gratis illegaal aangeboden muziek, films of televisie kunnen downloaden. Op korte termijn zal het verlies van deze luxe, want dat is het, pijn doen. Op langere termijn zal de gezondere markt haar werk doen en deze media via internet ook goedkoper aanbieden. Zo krijgt bijvoorbeeld iTunes al steeds meer concurrenten. Een reëel gevaar is dat de pogingen om het internet legitiemer te maken resulteren in al te strenge regimes. Over censuur zoals dat in China, en recent ook in Birma, wordt toegepast hoeven we ons in Nederland voorlopig geen zorgen te maken. Wel zou er beter nagedacht moeten worden over de grenzen die opgelegd mogen worden aan internetgebruikers. In het bedrijfsleven is het inmiddels een gewoonte geworden de internettoegang van medewerkers te beperken en vermaak- en verkoopsites simpelweg te blokkeren. Hoe ver mag je daarin als bedrijf gaan?Bestaat er zoiets als ‘het recht op internet’? En als dat zou bestaan, zou dat dan alleen in de privésfeer moeten gelden of ook op het werk? Zou dat recht alleen moeten gelden voor bepaalde delen van het internet, zoals nieuws- en opiniesites, of op het gehele internet? Welke rol dient de internetprovider hierin te spelen? Moet de overheid op termijn de internetprovider kunnen verplichten haar gebruikers toegang te verschaffen tot het gehele internet? Deze vragen klinken wat pompeus en overdreven, maar terugkoppelend naar de provider die haar klanten simpelweg een dag of een week de toegang tot het internet ontzegt, kunnen we in de toekomst steeds vaker dergelijke incidenten verwachten. Het strikte regime van de genoemde provider speelt zich af op een universiteitscampus ergens in Nederland en heeft via een onhoorbare schokgolf de hele campus schoongeveegd van illegale aanbieders. Niemand durft een week uitsluiting te riskeren. Stel je voor dat een nationale provider als Casema of KPN tot een dergelijk regime over zouden stappen. Heel Nederland zou in één klap terug zijn op het rechte pad. Maar is het aan de providers de rechtsorde te handhaven? Dat lijkt mij persoonlijk een slechte zaak. Een waarschuwing, of beperking van de bandbreedte, lijkt mij wenselijker dan totale afsluiting van de internettoegang. Het internet wordt steeds belangrijker in onze maatschappij. Nieuws en opinie worden steeds vaker niet eens meer gedrukt,
C
OLUMN
maar worden uitsluitend op internet gepubliceerd. De opkomst van blogs is hiervan het beste voorbeeld. Net zo belangrijk is dat steeds meer diensten van de overheid enkel via internet toegankelijk zijn. Wijzigingen bij de IB-Groep kunnen alleen nog met je DigID worden doorgevoerd. En binnenkort krijgt iedere Nederlander zijn eigen website met gegevens, ter vervanging van de gemeenteloketten. Het internet begint steeds meer op de ‘reëele’ openbare ruimte te lijken: je doet er boodschappen, leest er de krant, regelt er zaken bij de overheid, je vormt er je mening, verkondigt er die mening en demonstreert. In de stad bestaat er een verschil tussen openbare ruimte en semiopenbare ruimte. Een straat is openbaar, een winkel of (overdekt) winkelcentrum semi-openbaar. In de openbare ruimte mag je volgens de wet demonstreren, in de semi-openbare ruimte mogen beveiligingsmedewerkers je naar eigen inzicht verwijderen. Is het internet een semi-publieke ruimte waar ongewenste elementen en ongewenste gebruikers door de provider of werkgever uitgesloten mogen worden? Of is het internet een openbare ruimte waar vrij bewogen mag worden, en waartoe iedereen onbeperkte toegang zou moeten hebben? Als we zouden besluiten dat het laatste het geval is, dan zou het recht op internet wettelijk beschermd moeten worden. En als we de analogie met de ‘oude’ openbare ruimte verder trekken, moeten we misschien ook gaan denken aan een online legitimatieplicht via een web-paspoort. In principe onzichtbaar zou deze, in geval van overtredingen voor de rechtshandhaving, zichtbaar gemaakt moeten kunnen worden. De valse suggestie van anonimiteit die nu heerst zou hiermee vervangen worden door het idee van eigen verantwoordelijkheid. Het is niet aan providers of werkgevers om te bepalen wat wel en niet op internet bekeken kan worden of wat wel en niet met software kan worden uitgewisseld, maar aan de burgers zelf. Het is ook niet aan providers om te bepalen wat als inhoud van een website nog door de beugel kan, maar aan de beheerders van de websites zelf. Op de werkvloer zou het gebruik van internet, in plaats van delen van het internet naar willekeur ontoegankelijk te maken, in richtlijnen en ook contractueel vastgelegd moeten worden. Thuis zou de internetprovider de burger erop kunnen wijzen dat bepaalde activiteiten naar hun idee niet rechtmatig zijn. Eventueel zou de provider tuchtmaatregelen kunnen toepassen zoals beperking van bandbreedte. Het afsluiten van toegang tot het internet of het sluiten van een website door de provider gaat wat mij persoonlijk betreft te ver. Alleen Justitie zou daartoe de middelen voor moeten hebben. Laten we nadenken over hoe Justitie het internet zou moeten controleren. Net zoals fietsen zonder licht op een boete kan uitlopen, zouden ook eenvoudige overtredingen op het internet op termijn zo eenvoudig bestraft moeten kunnen worden. Zo laten we de verantwoordelijkheid en de vrijheid waar hij hoort te zijn: bij de burger zelf. Michiel van Raaij is bureauredacteur van dit blad.
Lekker belangrijk Lekker belangrijk. Ik hoor het mezelf steeds vaker zeggen. Om kleine dingen, maar ook over de ideeën van Rita Verdonk, de Nederlandse identiteit en het aanhangen van de islam. Is het een soort cynisme, of onverschilligheid? Heb ik geen mening meer over dit soort abstracte discussies, wil ik me misschien niet meer in die discussies mengen? Is het niet belangrijk? Of het niet belangrijk is, weet ik niet. Talloze Nederlanders maken zich druk om dit soort thema’s. Opiniepagina’s en -bladen worden ermee volgeschreven. Kennelijk is het belangrijk, of beter gezegd, wordt het belangrijk gevonden. Met het voorgaande wil ik helemaal niet zeggen dat er van mij niet gepraat, gediscussieerd en geschreven mag worden. Dat doe ik zelf ook. Zo worden gevoelens in de samenleving duidelijk. Problemen worden gesignaleerd en geanalyseerd. Problemen moeten ook worden benoemd. Dus, goed om erover te spreken, want dan zijn gevoelens in de samenleving niet slechts onderbuikgevoelens. Maar er komt toch steeds een vraag bij me op, en die vraag komt steeds vaker. Wat schieten we met dat gepraat en geschrijf uiteindelijk op? Is het wellicht verstandiger om onze kostbare tijd te besteden aan oplossingen, in plaats van praten; soms echt te babbelen over zaken waar je iets aan moet doen, en niet alleen over moet praten. Neem een thema als integratie. Daar wordt al jaren zo ontzettend veel over gepraat, de laatste jaren wordt de toon steeds harder. Met goed fatsoen kan niet meer beweerd worden dat het hier om onderbuikgevoelens gaat. Daarvoor is er te veel en te vaak over gesproken. Integratie spitst zich met name toe op integratie van moslims. Dacht je dat de hele discussie over het onderwerp wel was gevoerd en je net alles had gehad, komt er zo’n knulletje voorbij waar heel intellectueel Nederland warm voor loopt. Weer ellenlange discussies. De verhoudingen weer op scherp. (Nu moet ik heel eerlijk toegeven daar (thuis) zelf ook aan mee te hebben gedaan, maar dat komt omdat die Jami en Wilders daar echt om vragen. Wat heb ik me opgevreten toen ik zag wie zijn pamflet allemaal hadden ondertekend! Bizar!) Wordt op deze manier de integratie bevorderd? Wordt de relatie tussen autochtone en allochtone Nederlanders door zo’n pamflet sterker? Nee! Ik zet de televisie tegenwoordig uit, want iets nieuws hoor ik zelden. Weer zo’n intellectueel die z’n zegje moet doen. Ik word er moe van. In plaats van energie te steken in zo’n pamflet en nog een keer de discussie te voeren, lijkt het mij zinvoller om vanaf nu lekker met elkaar te leven in Nederland. Is het niet veel mooier om alle mooie ideeën in de praktijk te brengen, met mensen te spreken en te leven, in plaats van intellectuele debatten te voeren in kranten en opiniebladen die de mensen waar het om gaat waarschijnlijk niet lezen? Geen multiculturele samenleving, maar een interculturele samenleving. Dat lijkt mij belangrijk!
Lucien Weide is onder meer oud-Vice Voorzitter Politiek. NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 11
nternationaal
De Antillen belicht
D
DOOR Allard Altena Medio 15de eeuw ontdekte de Spaanse conquistador Alonso de Ojeda een groep kleine Caribische eilanden, de huidige Antillen. Beschreven door de Spanjaarden als een paradijs in miniatuur vestigden er zich al spoedig meer Spaanse kolonisatoren. Dit overigens niet alleen vanwege de paradijselijke sferen maar ook omdat Columbus kort tevoren parels had gevonden in de nabij gelegen golf van Paria. Noem het de Spaanse parelkoorts, noem het ordinaire verrijking; in ieder geval waren de eilanden erg in trek. In 1634 kwam er desalniettemin een einde aan de Spaanse heerschappij, toen de West-Indische Compagnie de eilanden veroverde. Nederlandse heerschappij was gevestigd en zou, zoals de geschiedenis zou uitwijzen, nog lange tijd bestaan. Maar wat deden de Nederlanders eigenlijk op de eilanden? Uitrusten, zoals de toeristen nu? Of probeerden ze absurde economische winsten te maken zoals zovele kolonisatoren? En wie bestuurt de eilanden nu en hoe? De West-Indische Compagnie was een handelscompagnie die opgericht was naar het model van haar tegenhanger, de Verenigde Oost-Indische Compagnie. De Eerste WIC werd opgericht in 1621. Het was ook deze compagnie die de Nederlandse Antillen op de Spanjaarden veroverde. Desalniettemin werd de compagnie in 1674 ontboden vanwege een grote financiële tegenvaller: de compagnie had haar doel, handeldrijven, niet of nauwelijks gerealiseerd zonder grote schulden achter te laten. In 1675 werd echter de Tweede WIC opgericht, bijna een exacte replica van de Eerste WIC, met de uitzondering dat de leiding van het ‘bedrijf’, de zogenaamde Heren XIX, naar hedendaags gebruik was vervangen. De WIC, als herboren, begon vrij snel met nieuwe praktijken en vernieuwde oude praktijken. Slavenhandel werd één van de key elements van de onderneming. Vanaf 1665 was de WIC al bezig 12 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
Foto www.sxc.hu
e Nederlandse Antillen. De JOVD heeft er in de laatste jaren weinig tot geen aandacht aan besteed, terwijl de Antillen met grote regelmaat het nieuws hebben gehaald. Grotendeels op een negatieve manier. Drugs, dealers en andere delicten is het eerste waar men in Nederland aan denkt als het over de Antillen gaat. En Nederland staat erbij en kijkt ernaar alsof alles in orde is, alsof het niet uitmaakt of de Nederlandse Antillen een tweede Amsterdam worden, de vrijhaven bij uitstek voor de al dan niet Europese maffia.
met het verhandelen van mensen uit West-Afrika met ondernemers in Midden- en Zuid-Amerika. Aan de slaven werden bijzondere eisen gesteld. Leverbare slaven waren: ‘degene die niet blind, lam nog gebroken sijn, ende ook dewelke geen besmettelijke siekte hebben.’ Verder werd bepaald welke leeftijd de slaven mochten hebben en wat hun marktwaarde was. De Antillen, en met name Curaçao, waren een belangrijk doorvoerpunt in deze groteske handel. De WIC maakte Curaçao tot een vrijhaven van deze internationale handel, waardoor het eiland in de 17de eeuw één van de welvarendste eilanden in de Caraïben werd. Desalniettemin bleef maar een klein deel van de slaven achter op de Antillen. De slavenhandel leverde de WIC fenomenale winsten op. Alles in de naam van God overigens, want net als de VOC zag de WIC zich als een ‘opvoeder’, een ‘verspreider van het Christendom’. Na het faillissement van de WIC in 1791 werd Curaçao een echte
Foto www.sxc.hu
I
De antillen belicht
en in 1994 de plannen te schrappen. Waarom? Nederland subsidieert de eilanden hevig en onafhankelijkheid zou een einde van de geldstroom betekenen. Een enkele politicus van de eilanden heeft getracht onafhankelijkheid en subsidie te combineren, maar zulke plannen werden in Nederland enkel op hoongelach getrakteerd. Het zou toch te gek zijn om een staat die je jaren hebt geplukt financieel te steunen in haar onafhankelijkheid, met als gevolg nieuwe plannen. Ditmaal Nederlandse.
Nederlandse kolonie. Van een bezit van een consortium van private aandeelhouders van de WIC werd Curaçao een deel van het koninkrijk. In 1795 kwamen de slaven op Curaçao in opstand. De opstand stond onder leiding van Tula, een slaaf die een centrale rol speelt in de geschiedenis van Curaçao. De opstand werd na een korte periode neergeslagen. Het duurde nog ruim drie eeuwen voordat Nederland de absolute heerschappij over de eilanden zou opgeven: met het ‘Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden’ werd in 1954 een einde gemaakt aan het Nederlandse kolonialisme in het Westen. In de tussenliggende eeuwen was er veel gebeurd, maar had Nederland vooral haar grip op de koloniën te consolideren op allerlei manieren. Nu was het voorbij. In het Statuut werd geregeld dat Aruba in 1966 onafhankelijkheid zou krijgen en Suriname trad in 1975 uit het Statuut, waardoor het een volwaardige, onafhankelijke staat werd. Aruba vroeg in 1966 haar onafhankelijkheid op te schorten
De toekomst van de Antillen In een brief de dato 22 september 2006 licht toenmalig minister Nicolaï de Tweede Kamer in over de staatkundige hervormingen van het koninkrijk. Nederland en de overzeese gebieden, zijn op 15 december 2008, Koninkrijksdag, overeengekomen de Nederlandse Antillen als land te ontbinden. Hierna zullen Curaçao en Sint-Maarten verder gaan als een nieuw autonoom land (vergelijkbaar met de status van Aruba) en andere als openbaar lichaam, een bijzondere gemeente, van Nederland. Het plan gaat er vanuit dat de eilanden nog een geruime tijd deel van het Koninkrijk zullen uitmaken en dat er na komende wijzigingen geen veranderingen in het Statuut meer zullen plaatsvinden. Nederland heeft op de Antillen een taak. Geen actieve, maar een passieve: na eeuwen van overheersing is het tijd dat de staat de eilanden ondersteunt in hun eigen doen en laten. Met de veranderingen in het Statuut zijn we op dat gebied goed op weg. Het is te hopen dat de positieve impulsen niet stoppen en dat het volgende station een actieve ontmantelingscampagne is van de criminelen op de eilanden, waar Nederlandse hulp overigens onontbeerlijk bij is. Allard Altena is adjunct-hoofdredacteur van dit blad.
Nederlandse Antillen Eilanden: Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten. Oppervlakte: circa 800 vierkante kilometer. Inwoners: circa 223.000 inwoners. Officiële talen: Nederlands, Engels, Papiamentu. Hoofdstad: Willemstad. NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 13
C
OLUMN
Moedertje Staat
V
olgens de verloskundige zullen mijn vrouw en ik in januari 2008 een kind krijgen. Volgens mij trouwens ook, of mijn vrouw is spontaan bijzonder dik aan het worden. Ikzelf ben niet van mening dat ik het krijg, maar er hard genoeg voor heb gewerkt. Dat werk kan ik na de geboorte “gelukkig” uit handen geven, want de overheid gaat voor de “opvoeding” van ons kind zorgen! Vanaf het eerste moment dat wij bekendmaakten dat wij een kind krijgen, en ik kan u adviseren dat zo lang mogelijk uit te stellen, verbaas ik mij over de bemoeizucht van alles en iedereen aangaande ons kind en de opvoeding die mijn vrouw en ik het willen geven. Je hebt per direct te maken met je (schoon)ouders, oma’s, broers en zussen, tantes en ooms, vrienden, buren en allemaal met goedbedoelde tips en adviezen. Maar ook de verloskundige en na de geboorte de kraamhulp, kinderopvang, consultatiebureau, GGD en de school. Gelukkig gaat onze “verlosser” minister Rouvoet voor jeugd en gezin ons het de komende jaren eenvoudiger maken, zoals beschreven in zijn programma “Alle kansen voor alle kinderen”. Ieder kind heeft recht op opvoeding, zo staat er in het verdrag inzake de Rechten van het Kind (1995) geschreven. Ouders hebben de wettelijke verplichting om hun kinderen een verantwoorde opvoeding te geven. Als ouders die taak niet vervullen, moet de overheid kunnen inspringen. In het belang van het kind! Kinderen die mishandeld of verwaarloosd worden, moeten beschermd worden. En hun ouders moeten dan hulp krijgen.
Foto Benjamin Derksen
Met dit verdrag in gedachten heeft minister Rouvoet besloten om in alle gemeenten binnen enkele jaren een centrum voor jeugd en gezin op te zetten. In deze centra worden de taken van in ieder geval de jeugdgezondheidszorg, de delen van het algemeen maatschappelijk werk die voor jeugdigen en/of ouders relevante ondersteuning aanbieden en andere organisaties op het gebied van de opvoed- en gezinsondersteuning gebundeld. Want het centrum voor jeugd en gezin vervult niet alleen een vraagbaakfunctie voor allerlei opvoedvragen, maar moet bij problemen ook snel hulp kunnen bieden en - indien nodig en wenselijk - zorgen voor een integrale, effectieve aanpak van problemen van gezin/ kind en de coördinatie hiervan. Om dit alles goed te kunnen doen is het essentieel dat het centrum voor jeugd en gezin samenwerkt met de eerstelijnszorg (in ieder geval met de huisarts, verloskundige en kraamzorg), met de scholen, de kinderopvang en de peuterspeelzalen, met de politie, de sociale dienst, jeugd- en jongerenwerk, de schuldhulpverlening op lokaal niveau en met de bureaus jeugdzorg. In het verlengde hiervan dient het centrum voor jeugd en gezin partner te zijn in de zorgadviesteams. Op deze manier is het mogelijk eerder risicovolle opgroei- en opvoedsituaties op het spoor te komen en sneller hulp te starten. Zo stelt het ministerie in haar beleidsstukken en om het makkelijker te maken willen ze voor alle kinderen een elektronisch kinddossier opbouwen. Zeg 14 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
SANDER JANSSEN
maar dag met je babyhandje tegen je privacy! De Stasi zou trots op Rouvoet zijn. We zijn de vrijblijvendheid voorbij aldus de beleidsnotitie van de minister. Kinderen moeten onder andere geestelijk gezond opgroeien, onvoorwaardelijke liefde krijgen en een steentje bijdragen aan de maatschappij. Wat is geestelijk gezond opgroeien? Opgroeien in een christelijk of socialistisch gezin waarschijnlijk, want uw en mijn denkbeelden zijn voor Rouvoet en consorten natuurlijk in en in slecht. Onvoorwaardelijke liefde? Ik ken heel veel ouders die wel eens minder lief voor hun etters van kinderen mogen zijn, helaas is de corrigerende tik al jaren verboden. Een steentje bijdragen aan de maatschappij? De koude rillingen van het begrip sociale stages lopen me alweer over de rug. Bejaarden wassen door kinderarbeid. De eigen kracht van gezinnen, families en buurt zal optimaal benut moeten gaan worden aldus de minister. Het toepassen van het instrument van de “Eigen Kracht Conferentie”, waarbij wordt nagegaan hoe het eigen netwerk (familie, vrienden, buren) het gezin kan ondersteunen, is eerder regel dan uitzondering. De buren! Ja, u leest het goed: hoe de buren het gezin kunnen ondersteunen en als u hun hulp niet inschakelt, dan kunnen zij u aangeven bij het centrum voor jeugd en gezin? Sinds wanneer weten buren het beter dan de ouders? Ik vrees dat mijn buren een Britse alcoholist, drie gereformeerde studentes en een aantal bejaarde vrouwen - het niet veel beter kunnen, maar gelukkig ga ik snel verhuizen. Als ouders alle “hulp” mijden, gaat het centrum voor jeugd en gezin hen actief opzoeken om hen alsnog te motiveren tot hulp, of desnoods door tussenkomst van de rechter dwingen om mee te werken aan een betere opvoeding. De overheid komt de komende jaren naar je toe! Ook achter uw voordeur en de deur hard dichtslaan, zoals ik graag bij Jehova’s als Rouvoet doe, is helaas niet meer mogelijk. Mijn vrouw en ik krijgen binnenkort een kind, een kind welke wij moeten opvoeden zoals de overheid, haar professionele partners en de buren het goed achten. Natuurlijk, er is een klein deel van de kinderen dat niet goed opgevoed wordt, maar om daarvoor alle ouders en hun kinderen hun vrijheid af te nemen gaat erg ver. Stel via de rechtelijke macht ouders zwaarder en sneller aansprakelijk voor het gedrag van hun kinderen in plaats van als uitvoerende macht de opvoeder te gaan spelen. Als laatste een goede filmtip: “Das leben der Anderen”, een uitstekende vooruitblik op de toekomst van u en uw toekomstige kinderen.
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 15
Foto www.sxc.hu
Sander Janssen is voormalig Algemeen Bestuurslid Interne Communicatie, Ledenwerving & Activering en cursusleider van de JOVD. Hij is naast Jeroen de Veth de vaste columnist van dit blad. Reacties op deze column kunnen achtergelaten worden op www.driemaster.com of naar
[email protected].
I
NTERVIEW
Frank Ankersmit:
Foto Gerhard Taatgen
Denken, durven en doen 16 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
frank ankersmit
In een tijd van veel hoogmoed en evenveel val sprak Driemaster met Frank Ankersmit, hoogleraar aan de RUG. Zijn advies: de juiste mensen op de juiste plaats. Klinkt makkelijk, maar is het dat ook?
D
e VVD is een defensieve liberale partij, en is dat altijd al geweest.” Professor Frank Ankersmit, hoogleraar Theoretische en Intellectuele Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, onderwerpt de geplaagde partij aan een kritische blik. “Hoezeer men ook anders wil laten geloven, de VVD is al lang in drieën gescheurd. Naast de romp van de VVD heb je nu Wilders’ PVV en Verdonks TON. Met samen 41 zetels volgens de peilingen van nu , terwijl de romp er nog maar 13 over heeft. Dus het oordeel over zoals de partijtop van de VVD de interne problemen aanpakte, kan niet erg moeilijk zijn, zou ik zeggen. De partij moet zich nu vermannen en inzetten op punten die spelen in de maatschappij.” Maar wat speelt er eigenlijk in de maatschappij? Driemaster ging in gesprek met de man die pleit voor gezond verstand. DOOR Allard Altena “Zelf kom ik uit het rustige Noorden waar niet veel problemen zijn, maar ook daar vernemen we de perikelen van het integratiedebat.” De VVD heeft de laatste jaren een prominente rol gespeeld in dat debat, maar ze heeft nooit een echte termijnvisie ontwikkeld. Eigenlijk is de VVD een “defensieve liberale partij”, die dat ook “altijd al is geweest omdat ze continu moest ageren tegen de PvdA met haar enge plannen.” Wat had de VVD dan moeten doen? “Het Liberaal Manifest bood een geweldig aanknopingspunt voor het creëren van een toekomstvisie, maar de partijtop heeft het Manifest overboord gezet. En dat terwijl het Manifest een geweldige steun kreeg van de leden.” De VVD had erop moeten inzetten, dat was veel beter geweest dan het voortdurende gefocus op de interne structuur. De partij had zich op drie zaken moeten concentreren, zo valt uit de woorden van de professor op te maken: denken, durven en doen. Eén van de misstanden waartegen de VVD zwaar in het verweer zou moeten komen is het verval van het onderwijs. “In zowel het
hoger als het lager onderwijs zien we dat de kwaliteit wordt aangetast. Het is jammer om te zien dat een halve eeuw van onderwijsvernieuwing uiteindelijk een halve eeuw van onderwijsvernieling is gebleken. Zo is de bachelor-masterstructuur in het Hoger Onderwijs heel slecht vanwege de knip tussen Ba-fase en Ma-fase. Nu zou het dom zijn om dan maar weer gelijk een ander systeem in te voeren. Het beste is een nieuwe realiteit op te trekken achter het systeem, een continuïteit scheppen die afdoende is en hopelijk ook goed.” Waar ligt het aan dat het onderwijs zo de vernieling is ingeholpen? “De besluiten worden gemaakt door mensen die geen praktijkervaring hebben, de juiste mensen komen niet op de juiste plaats terecht. Kijk naar het idee van het studiehuis, dat is iets wat voor een theoreticus die verder geen ervaring in het onderwijs heeft erg plausibel kan lijken, maar uiteindelijk was het plan gewoon idioot. Mensen die niet weten waar ze het over hebben moet je niet de macht geven.” Er komt ook te weinig geld op de juiste plaatsen binnen het onderwijs terecht. Privatiseren van het onderwijs kan daar niets aan verhelpen, “Nederland is te klein om het onderwijs te gaan privatiseren.” Voorts is het verschil tussen geprivatiseerde topuniversiteiten en haar Nederlandse tegenhangers niet zo groot. “Het enige belangrijke verschil zit hem in de werklast: in het buitenland moeten studenten bergen werk verzetten, dat is hier nauwelijks het geval. Als ik tegen mijn studenten zou zeggen ‘lees tegen komende maandag deze zes boeken’, dan vallen ze van hun stoel, maar in het buitenland is het echter eerder gewoonte dan uitzondering.” De Nederlandse student moet harder aan het werk? “Afschaffing van de ECTS-norm zou geen ramp zijn nee. Dat systeem dat een Nederlands student geacht wordt niet meer dan 1680 uur per jaar hoeft te studeren, dat is de mentaliteit van de gepensioneerde. Tegen de tijd dat je alle colleges hebt gegeven ben je al bijna door de tijd heen. Er kwam laatst een student bij me langs
‘Geloof is privé, de samenleving publiek’
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 17
INTERVIEW
Europa Harder aan het werk, met meer inzicht vraagstukken benaderen. Eigenlijk een succesformule voor alle problemen. Ook voor een probleem als integratie? “Eigenlijk zouden we het beste niets kunnen doen. Culturen kun je niet handmatig veranderen en herscheppen, maar uiteindelijk is het meestal zo dat de ene de ander doet verdwijnen. En dat dus geen vermenging maar inderdaad het overnemen van de ene cultuur door degenen die uit een andere afkomstig waren. En daar is ook niets abjects of schandaligs aan, zoals men hier vaak lijkt te menen. Of zit er iets heel erg schandaligs aan al die Poolse, Italiaanse, Noorse of Ierse families die op den duur geheel en al Amerikanen werden? Ik kan dat er in ieder geval niet in ontwaren.”
‘Bureaucratie is niet slecht, zolang het maar effectief is’
Foto Gerhard Taatgen
Moeten we nu dan helemaal niets doen? Het kan toch niet goed zijn als er auto’s in de brand vliegen? “De wet moet gehandhaafd worden. Wetsregels handhaven is wat anders dan culturen proberen te veranderen.” Geloven mogen volgens de professor best botsen, mits iedereen zich schikt naar de wet. “Geloof is privé, de samenleving publiek. Men moet zelf de keuzes maken. Een boerka vind ik ook iets lugubers, het lijkt een beetje op een lijkwade, op de personificatie van ‘memento mori’, als je het positief wilt zien, maar als iemand vindt dat zij er zo eigenaardig bij moet lopen dan moet die keuze gerespecteerd worden.” Als we het dan toch over wetten en regels hebben, is het een kleine stap naar de velen die dagelijks uit de bureaucratieën van Den Haag en Brussel stromen. Is de overheid niet veel te bureaucratisch geworden? “Nederland kent alleen maar ideologieën die uitgaan van een groei van de overheid. We moeten niet vergeten dat ook het Nederlands liberalisme uitgaat van een overheidsgroei.” Liberalisme dat uitgaat van de groei van de overheid verdient wel enige toelichting. “Het klassieke liberalisme stelde de vraag hoe en op welke terreinen de overheid moest groeien zonder burgerrechten te schenden.” Beperkt groeien is ook groeien. “Bureaucratie is niet slecht, zolang het maar effectief is.” “Wat de toekomst van Europa betreft, ik heb nooit begrepen wat er verkeerd zou zijn aan het idee van ‘l’Europe à deux vitesses’. Laat ieder land maar zien wat het onderling met anderen kan regelen en daarvan in Brussel verslag doen. Andere landen kunnen dan vrijelijk beslissen of ze wel of niet mee willen doen. Je doet daarmee recht aan het gegeven dat de natiestaat weer terug is, je bent af van die malle unanimiteitsregel, onconstructieve landen als het Polen van de beide Kaczinsky’s staan dan automatisch buiten spel en je hebt ook nog een premie gezet op meedoen. Want iedereen wil graag horen bij de club landen die de meeste onderlinge afspraken hebben. Kortom, je bent in een klap af van alles wat de afgelopen jaren de EU verlamde”. Brussel wordt 18 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
Foto Gerhard Taatgen
die er een volledige tweede studie naast deed. En met succes! In ons systeem kan dat, juist omdat er overal zo weinig tijd in gaat zitten.” Het ideale systeem? “Dat is natuurlijk een systeem waarin gedreven docenten enthousiasmeren tijdens colleges en waarin studenten vervolgens zelf hard aan het werk moeten.”
Foto Gerhard Taatgen
frank ankersmit
gezien als de schepper van ‘nutteloos geregel’. Dat een instelling waar veel Nederlanders zich tegen keren zoveel in de melk te brokkelen heeft schiet in ons land vaak ook in het verkeerde keelgat. Een instelling zonder grenzen die lijnen trekt. “De grenzen van Europa liggen nu ongeveer wel vast. Laten we Turkije buiten beschouwing dan zijn er niet veel landen die mogelijk nog lid zouden kunnen worden.” Verenigde Staten Effectief. Er zijn toch veel zaken in de wereld die juist bijzonder inefficiënt zijn geregeld. De wereld is geen puinhoop, maar toch zeker een rommelhok. “Er gaan veel dingen fout. Veel landen voeren een verkeerd beleid. De Verenigde Staten zijn een exemplarisch voorbeeld: dit land dat vroeger een baken van vrijheid en fatsoen was, is nu verworden tot een domme, zelfzuchtige en gevaarlijke natie. Kijk maar naar hoe ze zijn omgegaan met de situatie in het Midden-Oosten, dat is een schande. Amerika steunt onvoorwaardelijk Israël, zonder zich ook maar te bekommeren of dat wel handig is in alle gevallen. Met twee zo agressieve machten in de buurt als de VS en Israël, zou ik hetzelfde doen als Ahmedinejad, was ik president van Iran, en proberen een atoombom te ontwikkelen. Laten we wel wezen, de Amerikanen gaan voor hun eigen belang, maar zijn wel bedacht op landen met een kernwapen. Wie een nucleaire bom bezit is minder makkelijk af te blaffen.” Het is erg wrang, dat proliferatie zou kunnen stabiliseren. “Dat klopt, het is ook geen oplossing, uiteindelijk is de kans veel groter dat er wat fout gaat als nucleaire technologie zich wijdvertakt verspreidt.” Uiteindelijk is er maar één oplossing: mensen moeten verstandiger met elkaar omgaan. “Ik snap ook niet dat we nog altijd geloven dat de missie in Afghanistan wat zou kunnen opleveren. Iedere Afghaan is in principe een verzetsstrijder: geen van allen willen ze bezetting.” Landen zijn misschien beter van buitenaf op te bouwen dan van binnen. Maar keren we even terug op het onderwerp Amerika, wat zijn dan de kansen dat het land terugkeert naar haar oude democratische zelf? “Geen van de presidentskandidaten kan wat veranderen aan de situatie. Clinton
is hetzelfde maatschappelijk product als Bush. Eigenlijk had ik gehoopt dat Al Gore zich zou kandideren, in mijn ogen is hij de enige die de situatie ten positieve zou kunnen keren.” Tegenwicht aan de Amerikanen kan geen kwaad. Het land bij uitstek dat zich wil profileren als supermacht en rivaal van de Verenigde Staten is Rusland. “Poetin opereert niet onhandig: enerzijds verbetert hij de economische situatie, anderzijds neemt hij een loopje met mensenrechten.” Is Poetin zelf compleet verantwoordelijk voor de duistere zaken die er in zijn land gebeuren? “Er is maar één ding zeker: de schendingen vinden plaats, maar wie achter wat zit is erg vaag. In ieder geval is het niet slim om landen in te peperen wat ze allemaal fout doen qua mensenrechten, dit heeft vaak een averechts effect en leidt tot verslechtering van de situatie.” Hoe lost men het dan op? “Geef het goede voorbeeld.” De pot moet de ketel niet verwijten dat ze zwart ziet. Er is een Chinees gezegde dat mensen indeelt in drie categorieën: zij die spreken over ideeën, zij die spreken over gebeurtenissen en zij die spreken over mensen. Driemaster sprak met de heer Ankersmit over alle drie. Er zijn veel zaken de revue gepasseerd, terecht overigens, want de wereld blijkt bij nadere inspectie toch altijd net weer wat lastiger in elkaar te zitten dan dat men de eerste keer dat men haar inspecteerde dacht. Allard Altena is adjunct-hoofdredacteur van dit blad.
Frank Ankersmit is hoogleraar intellectuele en theoretische geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en was afgelopen jaar lid van de Nationale Conventie. Tevens is hij lid van Teldersstichting en schreef in die hoedanigheid mee aan het Liberaal Manifest. Verder publiceerde hij boeken als ‘De historische ervaring’ en ‘De navel van de geschiedenis’. NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 19
Kandidaat hoofdredacteur
T
ijdens het komende congres wordt de nieuwe hoofdredacteur van Driemaster gekozen door de Algemene Ledenvergadering. Om alle JOVD’ers kennis te laten maken met de kandidaat bevat deze Driemaster een kort profiel van Tim Huiskes waarin hij zijn visie op dit blad toelicht.
Foto Tim Huiskes
Tim Huiskes, Kandidaat hoofdredacteur Driemaster “Sinds de oprichting van de JOVD is Driemaster het vaartuig waarmee we onze politieke idealen naar heinde en verre verschepen. Zelfs de meest afgelegen oorden, neem afdelingen als Groningen en Twente, floreren dankzij de levendige handel in standpunten, argumenten en best practices. Niet enkel draagt het schip zorg voor de verspreiding en uitwisseling van ‘s verenigings koopwaar, ook houdt de bemanning een oogje in het zeil met betrekking tot kwaliteit en verkooptechnieken. Zodoende betrekken we leden uit alle windhoeken bij de vereniging en houden we de politieke meningsvorming op een hoog peil. Deze winter hoop ik het roer van een buitengewoon succesvol gebleken hoofdredacteur over te mogen nemen. Eerlijkheid gebiedt dat de professionaliteit waarvan Driemaster nu blijk geeft als een zware last op mijn schouders drukt. Hoewel ik de nodige ervaring heb bij zowel opzet, redactie, vormgeving en publicatie van bladen als in bestuurlijke en coördinerende functies, stelt het mij derhalve gerust tevens over een vakkundige bemanning te beschikken: de zittende adjunct-hoofdredacteur en huiscolumnisten blijven voor het verenigingsblad behouden en de redactie mag zich rijk rekenen met veelbelovende nieuwe schrijvers. Hoog in het vaandel staan behoud en waar mogelijk verbetering van kwaliteit, samenhang, toegankelijkheid en uitstraling. Ik nodig alle leden uit op de Voorbereidende Algemene Vergadering een presentatie van de uitgestippelde koers en de vuurdoop van onze zestigste jaargang bij te wonen. Onder voorbehoud van een dienstige wind zal Driemaster ter viering van zijn XIIe lustrum triomfantelijk als Neerlands oude zeehelden uitvaren met de bezem in de mast.” Contactgegevens: 06 16 265 677,
[email protected]
Voorgangers gezocht Het diamanten jubileum kan een lichte historische afwijking van de koers niet verhullen: het blad is gelijk onze politieke jongerenorganisatie immers pas negenenvijftig jaar oud. Ter correctie dient een bijzonder vijftal historische katernen dat onder vlag van de ontbrekende jaargang de opmaat vormt naar het twaalfde lustrum van de JOVD. Op deze monumentale bladzijden blikt de redactie graag met oud20 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
gedienden terug op de rijke geschiedenis van onze vereniging. Wij verzoeken daartoe gewezen hoofdredacteuren, redactieleden en hoofdbestuurders, voor zover wij u niet persoonlijk hebben kunnen aanschrijven, ons te benaderen. De contactgegevens vindt u in de colofon voor in het blad of op onze website: www.driemaster.com. Onze dank is bij voorbaat groot.
P
ROFIEL
Naam Cherdine van Niftrik Leeftijd 24 Afdeling Eindhoven JOVD-historie afdelingsvoorzitter “Drie jaar geleden ben ik, in verband met mijn studie, naar Eindhoven verhuisd. Oorspronkelijk kom ik uit Oss. Ik ben nu bezig met het laatste jaar van de opleiding MER; Management, Economie en Recht. Hiervan hoop ik in juni, na het afronden van de afstudeerstage, mijn diploma te mogen verkrijgen. Toen ik uit de SP-stad van Brabant vertrok ben ik mijn lidmaatschap bij de JOVD aangegaan omdat ik de standpunten méér dan onderschrijf. Lang was ik passief lid. Ik bezocht wel activiteiten, maar was niet organisatorisch of bestuurlijk actief. Sinds oktober ben ik voorzitter voor de afdeling Eindhoven. De basis van het beleid voor het komende jaar ligt zowel op het verkrijgen van meer nieuwe actieve leden door een actieve promotie- en ledenwerving, als op het organiseren van politieke activiteiten die moeten zorgen voor het structureel interesseren en behouden van die nieuwe en bestaande leden. Ook willen we de banden versterken met de andere Brabantse JOVD-afdelingen. Ik heb aan mezelf gemerkt dat cursussen als liberalisme, politieke stromingen, maar ook het trainen van vaardigheden zoals debating, mijn politieke interesse meer hebben aangewakkerd en me dichter bij het liberalisme hebben gebracht. Deze kans wil ik iedere liberale geïnteresseerde in Eindhoven geven, de juiste promotieactiviteiten moeten hierbij drempelverlagend werken.
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 21
Foto Jeffrey Lemm
Wat ik binnen de JOVD zou willen veranderen? Op het moment niets. Nu wil ik allereerst het afdelingsvoorzitterschap van deze vereniging bekleden om meer geïnteresseerden op een leuke, gezellige manier, maar zeker ook met de juiste activiteiten, vaardigheden en liberale fundamenten, bij deze vereniging (blijven) betrekken.”
O
Pinie
Nederland kan veel intelligenter ingericht worden. Een verouderd stelsel van regels is de belangrijkste oorzaak voor het feit dat veel initiatieven geen ruimte krijgen en dat Nederland overal verrommelt. Er zou gebouwd moeten worden aan een coherente stad, waar burgers en bedrijven naar wens kunnen veranderen en groeien.
Alternatief voor het bestemmingsplan
E
en diverse economie is beter bestand tegen veranderingen. Dit geldt ook voor onze steden. Ruimte voor diversiteit maakt de stad niet alleen levendiger, maar zorgt ook voor een betere garantie van de continuïteit. Het klassieke voorbeeld zijn de oude binnensteden. Kantoren, woningen, werkplaatsen, winkels, café’s en restaurants; alles vindt een plaats in de grachtenpanden. Ook na drie eeuwen nog. DOOR Michiel van Raaij De grachtenpanden zijn ooit door particulieren gebouwd als woonhuis of bedrijfspand, maar door een soepel bestemmingsplan is er ruimte het gebouw een andere functie te geven, en (aan de achterzijde) naar eigen wens uit te breiden. Wat een contrast is dit met de monofunctionele wijken die vanuit overheidswege na de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd. Deze flat-wijken betekenen niet alleen het absolute nulpunt wat betreft diversiteit, maar bieden ook niet de mogelijkheid deze diversiteit alsnog te realiseren. De woningen zijn intussen uit de tijd en worden nu massaal gesloopt omdat ze niet aangepast kunnen worden. De Bijlmermeer gaat bijna in zijn geheel tegen de vlakte. Een belangrijk onderdeel van het probleem is de architectuur, maar belangrijker is het ruimtelijke beleid van na de Tweede Wereldoorlog dat de diversiteit bij voorbaad uitsluit, zodat ook de huidige Vinex-wijken geen ruimte bieden voor eigen initatief. Het voornemen van de rijksoverheid om op termijn dertig procent van de woningproductie te laten bestaan uit eigenbouw – een zelf gebouwd huis – is een goede eerste stap, maar gaat nog lang niet ver genoeg en ontkent bovendien dat er een grondige herziening nodig is van het ruimtelijk beleid in Nederland. In de negentiende eeuw was vooral de woonsituatie van de minder welgestelden een serieus probleem. De arbeiderswoningen waren vaak erg klein en als ze naast een fabriek gebouwd waren, ook nog eens bijzonder slecht voor de gezondheid. In antwoord op deze problemen werden de fabrieken de stad uitgeplaatst en de (sociale) woningbouw werd voortaan een taak van de overheid. Wonen en werken gebeurde sindsdien op verschillende plekken. En om de voedselproductie veilig te stellen kreeg 22 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
de term ‘platteland’ ook een bureaucratisch equivalent. Op boerenland mocht niet langer gebouwd worden. Uiteindelijk zijn er zo tal van ‘steden’ gecreëerd: woonwijken, winkelcentra, kantoorwijken, industriewijken en het boerenland. De bindende lijnen van het bestemmingsplan zijn terug te lezen in ons landschap als harde grenzen tussen de verschillende gebieden. Het ‘waarom’ van die grenzen is echter niet altijd meer helder en het resulteert in soms ongewenste ongelijkheid. Dat vervuilende industrie ver van woonwijken geplaatst moet worden, daar is iedereen het over eens. Ook bedrijven met veel vrachtvervoer heb je het liefst gewoon in de buurt van een snelweg. Maar voor kantoorgebouwen geldt dit niet. Het is niet-vervuilend en kan voor levendigheid en afwisseling van een wijk zorgen. Een belangrijk punt is ook het platteland. Door het verschil in functie volgens het bestemmingsplan is de waarde van het land aan de ene kant van de op de kaart getrokken lijn hoog - stedelijk gebied - en aan de andere kant laag - platteland. Ruimtelijk gezien is de consequentie hiervan dat de boer op zijn goedkope land heel ruim en groot kan wonen, terwijl er in de stad om elke vierkante meter wordt gevochten. Met de open Europese markt en een voedseloverschot hoeft het platteland niet langer beschermd te worden. Boeren zijn ondernemers als elke andere, en een boerderij is gewoon een woning met een bedrijf ernaast. Het wordt tijd dat de arbitraire grenzen tussen ‘woonwijk’ en ‘boerenland’ weer verdwijnen en opengaan om te bebouwen. Natuurlijk zonder het cultuurlandschap aan te tasten of het Groene Hart te bebouwen. Een consequentie van dit beleid zou zijn om boerenbedrijven als (vervuilende) bedrijven te behandelen en deze te concentreren op bepaalde plekken. Initiatieven als een gestapelde varkensstal in de Amsterdamse haven zijn goed. Een enorme varkensstal heeft niets van doen met het landschap; het voer komt uit Afrika en de varkens worden weer geëxporteerd. Het romantische beeld van ‘de boer’ is achterhaald. Een groter probleem dan vertrekkende boeren is de uittocht van hoger opgeleiden die in het buitenland meer kwaliteit van leven vinden dan in eigen land. Als je bedenkt dat de huizen net over de grens met Duitsland en België niet alleen goedkoper zijn, maar ook significant groter, dan hebben we een probleem. We moeten
ALTERNATIEF VOOR HET BESTEMMINGSPLAN
die concurrentie aangaan en daarvoor is ruimte nodig. Een deel van die ruimte moet gevonden worden op het platteland. Een ander deel van die ruimte kan gevonden worden binnen de stedelijke gebieden door anders, slimmer en intensiever ruimtegruik. Maar ook dat wordt bemoeilijkt door regelgeving. Iets om over na te denken: er staan in Nederland kantoren leeg, maar geen woningen. Recent worden er steeds meer initiatieven genomen om deze leegstaande kantoren om te bouwen tot woningen. Dit heeft veel haken en ogen op technisch gebied, maar de overheid frustreert deze conversie ook via het bestemmingsplan. Kantoren zijn kantoren, geen woningen. Maar misschien kunnen kantoren ook woningen worden, en andersom. De kantoorgebouwen van onze tegenwoordige tijd zijn de pakhuizen van de zeventiende eeuw. Ze zijn mooi gemaakt – met veel meer budget dan woningbouw – en als gebouw hebben ze een flexibele plattegrond. Ze zouden ruimte kunnen bieden aan tal van functies: woningen, werkplaatsen, scholen, kinderopvang, laberatoria, ateliers, noem maar op. Maar dat gaat zomaar niet. In plaats van het bestemmingsplan zouden we toe moeten naar een ‘ontwikkelingsplan’. Een plan waarin niet álles mogelijk is, maar waarin ruimte wordt geboden een gebouw een andere functie te geven en het eenvoudiger te verbouwen. Denk aan een plan waarin niet heel strict een maximaal bouwvolume is vastgelegd, maar waarin een binnengrens en een buitengrens zijn vastgelegd; een bepaald volume mag zowieso gebouwd worden en additioneel kan in overleg met de gemeente meer gebouwd worden. Een kantoorgebouw kan ook een woongebouw zijn en in overleg met de gemeente ook als school dienen. Het huidige stelsel met statische regels moet vervangen worden door een flexibel systeem. Van een binair ‘het mag wel/niet’ naar een ‘wel, wellicht’. Een plan dat de binnengrenzen van het ‘ontwikkelingsplan’ overschrijdt wordt beoordeeld door de gemeente. Deze kan toestemming geven, zelf voorwaarden stellen, of de buurt of buren inspraak verlenen. In sommige gevallen zou zelfs gezegd kunnen worden: “Als de buren achter het plan staan, dan kan het.” Hét verschil met de huidige situatie is dat zo’n plan ‘in principe’ ruimte en flexibiliteit biedt, in plaats van dit in principe onmogelijk
te maken. Dat is een wereld van verschil. Bovendien komt het initiatief terug waar het hoort – bij de burger of het bedrijf – en wordt de gemeente niet langer aangesproken om de regels te handhaven, maar om continu zelf na te denken over de inrichting van haar stad. Over de mondigheid van de burger hoeven we ons geen zorgen te maken. De taak van de overheid zou enkel moeten zijn dat alle belangen worden gewogen. Effecten De consequentie van het invoeren van het ‘ontwikkelingsplan’ zal zijn dat ontwikkelaars geen gebouwen meer opleveren die ‘af’ zijn zoals ze zijn, maar dat al bij voorbaad rekening gehouden wordt met de modificatie ervan in de toekomst. Vooral in het geval van kantoorgebouwen moet rekening gehouden worden met een mogelijke functieverandering in de toekomst. Een voorbeeld hiervan is het hoofdkantoor van de Triodos Bank in Zeist dat zo is ontworpen dat het relatief eenvoudig tot woongebouw is te verbouwen. Ook zal de vraag naar eigen, grondgebonden woningen toenemen. De (ver)bouwmogelijkheden van een huis op een eigen erf zijn in het ‘ontwikkelingsplan’ immers het grootst. En ook belangrijk: oudere, kleine huizen worden door de bewoners zelf uitgebreid en zo actueel gehouden. Grootscheepse sloop van oude wijken zal tot het verleden behoren. De stad zal langzaam maar zeker veranderen van het patchwork van monofunctionele gebieden zoals die nu is, naar een continu en gemengd veld waar wonen en werken naast elkaar plaatsvinden en uitwisselbaar worden. Tenslotte biedt het ‘ontwikkelingsplan’ ook meer mogelijkheden tot dubbel ruimtegebruik, wat vooral belangrijk is in de Randstad waar de ruimte schaars is. Zo zou begonnen kunnen worden met het verdichten van bedrijventerreinen. Groen wonen bovenop een loods zou zomaar tot de mogelijkheden kunnen behoren. De som is een diverse stad die duurzaam en rijk is door een promotie van het eigen initiatief. De ruimte is er, hij moet alleen benut worden. Michiel van Raaij is bureauredacteur van dit blad.
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 23
O
Pinie
Het liberalisme is een stroming die vooral bijzonder breed is. Allerlei aspecten komen aan bod. Om oude gezichtspunten nog eens naar boven te halen en tevens wat nieuwe aan te dragen verschijnt er in Driemaster een driedelige serie. In deze uitgave het laatste deel.
De moraal als sleutel voor een liberaal milieubeleid
H
et liberalisme is een politieke stroming die bijzonder breed is en liberalen discussiëren dan ook regelmatig over de koers van, bijvoorbeeld, de VVD. Kiezen voor een bepaalde lijn is zelfs een actuele discussie. De VVD is aan het “herbronnen” en de JOVD doet haar uiterste best om onder meer het thema duurzaamheid op de lijn te zetten. In het laatste artikel van een driedelige serie over oude en nieuwe gezichtspunten halen Hans de Backer en Paul Vereijken ditmaal duurzaamheid en Groen Rechts aan. DOOR Hans de Backer en Paul Vereijken
ken en ondernemen wil afdwingen door middel van subsidies en boetes het marktbeginsel van de liberalen aan haar laars lapt. Een dergelijke overheid schuift het beginsel van the invisible hand aan de kant. Wie met boetes en subsidies werkt, beïnvloedt de markt en beschadigt daarmee het systeem van vraag en aanbod. Wanneer men dus kiest voor beleid dat direct een praktische invulling kent, is er maar één manier mogelijk om duurzaam denken af te dwingen: verbieden. Om de kansen op de markt voor iedereen gelijk te houden en het principe van vraag en aanbod het werk te laten doen is het opleggen van verboden de enige optie. Door bepaalde gebieden als beschermd te verklaren en eisen te stellen aan organisaties wanneer het aankomt op het zo min mo-
Wie het over het liberalisme en het milieu of duurzaamheid heeft, staat op het eerste gezicht voor een klassiek probleem. Wie ervoor wil zorgen dat organisaties milieubewust ondernemen en in hun handelen het milieu zo min mogelijk proberen te schaden, vervalt al snel in het denken in subsidies en boetes. Een smak geld voor de ondernemer die besloot om zonnepanelen op zijn kantoor te plaatsen. Een boete voor de schipper die een koraalrif beschadigde. Vanzelfsprekend is dat onwenselijk. In eerste instantie zijn subsidies vaak niet toereikend genoeg en boetes doorgaans niet hoog genoeg. Maar belangrijker is dat een staat die milieubewust den24 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
Illustratie sil.si.edu
Het was de goedgebekte bal en uitgesproken vegetariër Jort Kelder die enkele jaren geleden het begrip Groen Rechts leven in blies. Meeliftend op de stijgende aandacht voor duurzaamheid, milieu en de opkomende discussie over de opwarming van de aarde poogde de voormalige JOVD’er om een nieuwe liberale stroming op poten te zetten. Het moest, samengevat, een mix worden van de economische visie van de VVD en het milieubeleid van GroenLinks. Tot een georganiseerde stroming kwam het niet. Een idee was er en er verscheen zelfs een paginagroot artikel in de Volkskrant, waarin Kelders idee brede steun genoot, maar de grote slag is nooit geslagen. Tegelijkertijd is Groen Rechts nooit begraven. Wanneer liberalen over het milieu en duurzaamheid spreken, wordt deze stroming in spe zelfs meer dan eens aangehaald. Reden genoeg om het nog wat abstracte idee een nieuwe impuls te geven.
B
OEKRECENSIE
gelijk beschadigen van het milieu, blijven de kansen op de markt voor iedere deelnemer gelijk.
De Grondwet in
Moraal Hoewel het bovenstaande misschien een praktische invulling zal zijn en ook een kans van slagen heeft, is het niet iets waar een liberaal tevreden mee zal zijn. Liberalen met een positief mensbeeld kunnen te rade gaan bij de moraalfilosofie. Een moraal impliceert dat mensen zichzelf beperkingen opleggen omwille van een hoger doel. De mens zal dus niet altijd kiezen voor het op het eerste gezicht grootste genot (of grootste financieel gewin), maar weegt dit af tegen hogere doelen of de voordelen van sociaal wenselijk gedrag. Een mens is in dat geval in staat zijn natuurlijke driften te bedwingen omwille van een hoger doel. Deze gedachte kan helpen om een liberaal milieubeleid te ontwikkelen. Vanuit het individu gezien is er namelijk op het eerste gezicht geen reden om milieubewust te handelen. Wie vandaag een roetfilter in zijn auto laat monteren, ziet in de rest van zijn leven geen resultaat meer van die handeling. Om toch die roetfilter te laten monteren, zonder hiertoe gedwongen te zijn door een verbod, kan een moraal ontwikkeld worden die dit afdwingt. Dat brengt ons dus bij de lessen van filosofen als Immanuel Kant (1724-1804) die als eersten over moraal schreven.
eenvoudig Nederlands
Een beter milieu zonder verboden kan alleen ontstaan als mensen worden overtuigd om milieubewust te handelen. Dat kan slechts gerealiseerd worden door diegenen te overtuigen van het nut van het hogere doel. Bij het CDA noemen ze deze tak van de moraal rentmeesterschap: de mensen op aarde bezitten hem niet, maar beheren hem slechts voor de volgende generaties. Met deze gedachte in het achterhoofd moet een liberale strijd voor duurzaamheid en milieu gevoerd worden. Een strijd die resulteert in een duurzame (en toepasselijke!) milieuvriendelijkheid. Het gaat er niet om om via allerlei dwingende maatregelen of subsidies een dergelijke gedachte af te dwingen, maar om de mens van zijn plichten (in deze zo min mogelijk schade berokkenen aan het milieu) te overtuigen. Dat ondernemers desondanks toch zouden kiezen voor het snelle geld en het milieu bewust beschadigen vanuit een winstoogmerk, is geen argument om niet voor de moraal te kiezen. Burgers kunnen vanuit hun democratische principes druk uitoefenen op deze organisaties, bijvoorbeeld door op te staan en bedrijven te boycotten. Door met hun voeten te stemmen. Met deze benadering van milieubeleid kan het wederopgestane Groen Rechts een stroming worden die een schijnbare paradox vertegenwoordigt. De klassieke visie van het liberalisme, overgoten met een vleugje moraal, resulteert wel degelijk in een bloeiende beweging! Hans de Backer is onder meer oud-Landelijk Voorzitter van de JOVD en momenteel penningmeester van de afdeling Eindhoven. Paul Vereijken is hoofdredacteur van dit blad.
Auteurs Wessel Visser (redactie) Uitgever SDU ISBN-9789012123105 “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Artikel 1 van de Grondwet, zoals hierboven geschreven, wordt door veel Nederlanders niet anders bekeken dan dat ze kijken naar een vreemde taal: met vraagtekens. De rest van de Grondwet wordt door de meeste Nederlanders ook niet begrepen, ze kijken naar een Picasso terwijl ze weten dat het eigenlijk een Rubens is, of anders gezegd, ze zien door de bomen het bos niet meer. Daarom zijn de passages van de Grondwet nu omgezet in begrijpelijk(er) Nederlands door het Bureau Taal in samenwerking met een college van staatsrechtdeskundigen. Artikel 1 van de grondwet is bijvoorbeeld omgezet in: “In Nederland behandelen we iedereen op dezelfde manier. Natuurlijk alleen als de situaties hetzelfde zijn of heel veel op elkaar lijken. Discriminatie mag niet.” Hoewel het boek zijn doel zeker heeft behaald (gemakkelijker dan dit taalgebruik kan men niet), geeft het geen antwoord op een fundamentele vraag: waarom dit boek pretendeert een probleem op te lossen (de Grondwet is onleesbaar), terwijl het juist een probleem onderschrijft (mensen snappen het Nederlands blijkbaar niet meer). Nu bevat de Grondwet inderdaad juridische passages die taalkundig nogal vergezocht zijn, het merendeel van de Grondwet is echter niet moeilijker dan een krant. Misschien ligt het probleem wel in het feit dat de Nederlander niet meer leest. In een tijd waarin kranten lezers verliezen ten voordele van de televisie en een tijd waarin het Nederlands taalonderwijs zich beperkt tot ‘Damage Controll’ is het niet verwonderlijk dat plotseling veel zaken onleesbaar worden. De Grondwet in eenvoudig Nederlands doet waar het voor geschreven is: zaken versimpelen. Willen we deze samenleving echter blijven versimpelen? Geschiedenis leert ons dat problemen niet worden opgelost door ze weg te cijferen, maar enkel verdwijnen door werk en inzicht. Misschien is het tijd dat de echte problemen worden aangepakt?
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 25
O
Pinie
De wenselijkheid van gezichtsbedekkende kleding staat in iedere discussie over onder meer de hoofddoek centraal. Isabelle Buhre probeert een ander licht op dergelijke kledij te werpen en zou graag de dialoog aangaan.
Pronkstuk van de deugd
Dit is niet de invalshoek die ik wil kiezen: ik wil niet spreken over de bedekkende kledij als een verschijnsel waarvan ik kan zeggen of het me bevalt of niet, en of ik het uit het straatbeeld zou willen zien verdwijnen. Ik zou een vraag willen stellen aan degenen die een hoofddoek dragen en dit gebruik verdedigen, of eenvoudigweg aan iemand die er meer van af weet dan ik. De vraag is of mijn onderstaande inschatting van het doel van de kleding klopt, en of het gevonden middel niet uiteindelijk zijn doel voorbijschiet. DOOR Isabelle Buhre Als verhullende kledingstukken gedragen worden om niet voor iedereen, maar slechts voor één uitverkorene aantrekkelijk te zijn, dan houdt dat dragen onvermijdelijk verband met kuisheid, maagdelijkheid en matigheid van verlangens. Men kan die begrippen ‘waarden’ noemen of ‘idealen’, maar misschien nog eerder ‘deugden’: houdingen waarbij een bepaald gedrag hoort, waarin aan een waarde een directe uitdrukking wordt gegeven, en waarin men zich vanuit eigen wil aan bepaalde verboden houdt. Als kuisheid nu een deugd is, dan is een hoofddoek mijns inziens niet het middel om die deugd te verkrijgen, noch om hem te waarborgen. Je bent kuis, wanneer je het verlangen hebt om kuis te zijn. De deugd is het goed gevormde verlangen zelf, eigenlijk “van goede wil zijn”. Martelwerktuigen als de vroegere kuisheidsgordels, maar ook hedendaagse al dan niet zelfverkozen leibanden als de hoofddoek, horen niet bij een deugd: die zit in jezelf. Wie kuis is en van zichzelf weet welke waarden zij hoogacht en wat zij zal nalaten, zal geen behoefte hebben aan een uiterlijk uithangbord daarvan – zeker niet als uit het gehele gedrag die kuisheid al blijkt. Omgekeerd is ook een grotere losbandigheid van uiterlijk nog geen garantie voor een ‘verdorven’ instelling en dito daden. Helaas vatten som26 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
migen dat wel zo op, en worden vrijelijker uitziende vrouwen soms op straat voor hoer uitgemaakt vanwege hun aankleding. Mogelijke drijfveren Is het dragen van de hoofddoek misschien een blijk van wantrouwen in andere mensen? Een signaal dat zegt dat mannen zich niet kunnen beheersen wanneer zij vrouwenhaar gewaar worden? Nu sta ik niet afwijzend tegenover het feminisme, maar het voert te ver om te beweren dat alleen vrouwen zich in matigheid en kuisheid zouden kunnen bekwamen, en mannen helemaal niet. Of is het een motie van wantrouwen jegens zichzelf, in de trant van: laat ik mij maar bedekken en een duidelijk signaal afgeven, opdat ik niet word uitgedaagd aan mijn eigenlijke wil toe te geven, ofwel “in bekoring word geleid”? Dan is de hoofddoek een blijk van imperfectie in de deugd, een strenge beteugeling van nog wel degelijk aanwezige verlangens. Dat wordt vaker toegepast als werkelijke matigheid niet lukt: we kopen maar helemaal geen wijn meer, want bij één glaasje kunnen we het toch niet laten. Maar wanneer ik ophoud met twijfelen aan de oprechtheid van het kuis-zijn van de meisjes, dan blijft nog een vraag over. Waarom hebben zij behoefte aan een pronkstuk voor een morele kwaliteit, die, zoals gezegd, zoiets niet nodig heeft? Ik zou me nog een preventief gebruik kunnen voorstellen, om minder aantrekkelijk te zijn en zo misschien minder risico te lopen op verkrachting, maar ook dan heeft de hoofddoek niets met kuisheid te maken. Net zo min als vermoord worden blijk geeft van doodsverlangen, is verkracht worden een uiting van onkuisheid. Nee, ik, die overigens aangaande de kuisheid waarschijnlijk in veel moslimmeisjes mijn gelijke zou vinden, maar die “desondanks” met wapperende haren op de fiets zit, vermoed dat de meisjes andere motieven hebben om de hoofddoek te dragen. Motieven die niet op het kuisheidsdoel betrekking hebben, en dus oneigenlijk zijn. Men zou mij kunnen wijzen op het feit dat er traditie bestaat, dat mensen vaak niet weten waarom ze iets doen, maar het gewoonweg zo geleerd hebben. Dat erken ik, zeker bij de oudere generaties. Maar ook dan kan reflectie op de betekenis van het ritueel in onze tijd geen kwaad. Voorts zou men kunnen wijzen op de dwang die er kan bestaan. Die betreur ik. Maar waar er sprake is van vrije keuze, denk ik dat, zeker bij de jongeren, het bewust willen tonen van de eigen identiteit confrontatie de drijfveer is: kijk, ik ben er nou zo één, waar
Foto www.sxc.hu
I
n de discussie over het dragen van hoofddoeken en andere gezichtsbedekkende kleding in het publieke domein, hoor je voortdurend argumenten over de wenselijkheid daarvan. Wordt de sociale harmonie niet verstoord en de ongelijkheid niet benadrukt? Wordt de conversatie niet belemmerd? En laten we met de boerka niet een dekmantel van mogelijk kwaad toe? Op grond hiervan worden de kledingstukken dan meer of minder wenselijk geacht.
Foto www.sxc.hu
PRONKSTUK VAN DEUGD
jullie de kranten over volschrijven, en zie mijn scherpe blik maar eens te ontwijken. Vooral wanneer hoofddoekdragende jongelingen onder die hoofddoek hun maquillage, sieraden en nauwsluitende jasjes goed laten uitkomen, denk ik dat het ter verdediging aangevoerde kuisheidsideaal zelf niets meer is dan een dekmantel van het provocatie-object hoofddoek, in plaats van andersom! Het is te vergelijken met het gedrag van de zogenaamde extreemrechtse jongeren, voor het merendeel simpele Nederlandse kinderen in wie een begrijpelijke vrees en woede zijn neergedaald jegens mensen met een waardepatroon conflicterend met dat van hen en hun rechtsstaat: opeens leggen zij een buitensporig grote belangstelling voor vaderlandse geschiedenis en liedbundels als “Kun je nog zingen, zing dan mee” aan de dag.
hoofddoek daaraan niet bij; wanneer de hoofddoek als provocatie gedragen wordt, dan is dat puberaal. Ik hoop dat iemand die zelf een hoofddoek draagt, mij van repliek kan dienen. Ik zou gewoon graag willen weten wat U beweegt, en U vragen mee te doen aan één van de grote dialogen van onze tijd, zodat minister Vogelaar trots op ons zal zijn. Isabelle Buhre is lid van de afdeling Amsterdam en eerstejaars student Latijnse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.
Als het de kuisheid is waarin men zich bekwaamt, dan draagt de NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 27
F
ilosofie
Alexis de Tocqueville was een jonge aristocratische advocaat en schrijver uit Frankrijk die het boek ‘Democratie in Amerika’ schreef naar aanleiding van de observaties die hij tijdens een negen maanden durende rondreis had gedaan. Zijn boek was een voorspelling voor de toekomst van de democratie in het algemeen en Amerika in het bijzonder.
“Onwetendheid ligt aan beide zijden van kennis”
A
lexis-Charles-Henri Clérel de Tocqueville (18051859) was een aristocratische advocaat in een tijd dat Frankrijk nog niet anti-Amerikaans was zoals dat tegenwoordig wel het geval is (op een enkele filosoof als Revel na). Het was een tijd waarin Amerika de kant van Frankrijk koos toen Frankrijk in oorlog raakte met Engeland en de Fransen de Amerikanen het vrijheidsbeeld cadeau deden. DOOR Mark Reijman De familie De Tocqueville behoorde tot de edelen met landgoederen in Normandië. Na zijn studie rechten werd De Tocqueville een magistraat voor de rechtbank van Versailles waar zijn vriend Gustave de Beaumont openbaar aanklager was. Samen vertrokken zij in 1832 voor een negen maanden durende rondreis naar Amerika, waar zij het gevangeniswezen zouden onderzoeken. Gedurende de rondreis interviewden zij meer dan 200 mensen over Amerika, democratie en politiek. Naast Amerika bezocht De Tocqueville ook Canada en Engeland. Gedurende zijn leven toonde De Tocqueville zich een tegenstander van slavernij en voorstander van een bicamerale, democratische wetgevende macht, universeel stemrecht, vrijhandel en een gekozen president. Ook verdedigde hij de kolonialisatie van Algerije. Tussen juni en oktober 1849 was De Tocqueville Minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk. In sterk contrast met de standpunten over vrijheid die hij in zijn boek verkondigde, schreef hij enkele wetten uit die de vrijheid van meningsuiting en de pers sterk beperkten. Een vreemde actie voor iemand die jaren eerder schreef dat een middenweg tussen complete censuur en complete vrijheid voor de pers een illusie was. Over de vrijheid van de pers schrijft De Tocqueville dat zijn liefde voor de vrije pers voortkwam uit de 28 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
gevaren die het voorkwam en niet vanwege het goede dat het opleverde. Volgens hem was de macht van de media op de macht van het volk na, ongeëvenaard. Tegelijk schrijft De Tocqueville dat de pers in Amerika voor driekwart uit advertenties bestaat: een feit dat vandaag de dag nog net zo actueel is. Zoals elke Franse politicus met enige status zat De Tocqueville enige tijd gevangen toen hij weerstand bood aan Napoleon Bonaparte’s coup in 1851 en restoratie van de macht voor de Bourbons bepleitte. Na een kort gevangenschap ging hij met politiek pensioen en begon hij aan zijn tweede grote werk, ‘L’Ancien Régime et la Révolution’, dat nog niet af was toen hij in 1859 stierf. ‘Democratie in Amerika’, is geschreven in twee delen die verschenen in 1835 en 1840. Het boek behandelt het universele recht op eigendom, de mogelijke gevaren voor vrijheid van meerderheidsregeringen, het belang van de pers, religie, de rechtsprekende macht en burgerlijke instituties in een individualistische cultuur die gericht is op materieel eigenbelang. Zijn werk kan gezien worden als een voorloper van wat we nu sociologie zouden noemen. Na terugkomst van zijn rondreis door Amerika verdiepte De Tocqueville zich in honderden boeken en documenten over Amerika. Zijn doel was om de grote democratische revolutie die hij in Amerika waarnam te begrijpen en te voorspellen welke toekomst dit voor Frankrijk impliceerde. Zoals De Tocqueville het zelf verwoordt: “Om de passies, vooroordelen en gewoonten van een land te begrijpen moet je terug naar de geboorte van het land.” Voor Amerika hoefde hij slechts vijftig jaar terug te gaan. Op het moment van schrijven ziet Amerika er anders uit dan nu. Amerika kent geen 50, maar slechts 27 staten, allen verzameld rond de oostkust. Canada valt nog onder de Engelse kroon. Mexico bezit Texas en California en de gehele Westkust en goldrush zijn toekomstmuziek. Heel Amerika kent twaalf miljoen inwoners en een leger van 6000 soldaten en 52 schepen. In vergelijking met nu heb-
“ONWETENDHEID LIGT AAN BEIDE ZIJDEN VAN KENNIS”
ben de staten veel meer macht en zijn het federale Congres en de president relatief zwak. De oorlog tegen het voormalige moederland smeedt de staten tot een Unie, maar de voormalige onafhankelijkheid van de staten drijft hen uiteen. Burgeroorlog In ‘Democratie in Amerika’ beschrijft De Tocqueville op visionaire wijze de groter wordende verschillen tussen de staten in het Noorden en het Zuiden. Waar in het Noorden vele boeren een eigen stukje grond cultiveren, worden in het Zuiden aristocratische elementen ingevoerd door grootgrondbezitters. De Tocqueville ziet dat de mensen in het Zuiden minder verlicht zijn en de steden aan vitaliteit verliezen, terwijl talent en deugd in overheidsposities steeds zeldzamer worden. De Tocqueville schrijft dat in het Zuiden de mensen een duel nog steeds boven een rechtzaak prefereren. Het conflict over slavernij zou 25 jaar na het verschijnen van zijn boek leiden tot de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) met meer doden dan de Tweede Wereldoorlog. De Tocqueville waarschuwt: “Amerikanen willen gelijkheid in vrijheid en als ze dat niet kunnen krijgen, dan willen ze het in slavernij.” Amerika verschilt volgens De Tocqueville van Europa omdat het met een schone lei kan beginnen: het kent geen aristocratische, feudale of monarchistische tradities en heeft geen oude loyaliteiten of verplichtingen ten opzichte van andere landen. Daar waar de regering in Frankrijk rekening moet houden met revoluties, moet de regering in Amerika rekening houden met verkiezingen. Daarnaast is Amerika vanwege haar geografische locatie zeer eenvoudig te verdedigen en zoals De Tocqueville beweert: “Amerika heeft geen echte vijanden en haar belangen doorkruisen slechts zelden de belangen van andere landen. Hoe bewonderswaardig is de positie van de Nieuwe Wereld, waar men geen enkele vijand heeft behalve zichzelf. Om vrij en gelukkig te zijn, hoeft hij het alleen maar te wensen.” De Amerikaanse moed en het patriottisme in de oorlog om onafhankelijkheid worden volgens De Tocqueville vaak overdreven: het feit dat Amerika 1300 mijl verwijderd is van Engeland was veel belangrijker voor de overwinning. Hoewel Amerika de potentie bezit
om zeer machtig te zijn, heeft het tot nog toe niet de omstandigheden gekend om dit te bewijzen. De Tocqueville bewondert de ongeëvenaarde macht die aan het Hooggerechtshof wordt toegekend doordat het de hoogste instantie is die de grondwet interpreteert en de grondwettelijkheid van wetten controleert. Daar waar de vrijheid groot is, hebben de gerechtshoven veel macht. Omdat rechters soms gedwongen worden politieke beslissingen te maken, moeten ze ook staatsmannen zijn. Het sociale feit dat volgens De Tocqueville ten grondslag ligt aan alle andere feiten, omstandigheden, wetten en moraliteit die in Amerika gevonden kunnen worden, is het besef van de inherente gelijkheid van mensen (exclusief slaven). Niet alleen rechten en geluk, maar ook intelligentie is volgens De Tocqueville zeer gelijk verdeeld in Amerika: “Ik ken geen land waar zo weinig ongeschoolde mensen zijn en nog minder geleerde mensen.” Democratie is een dure vorm van regeren omdat universeel stemrecht (door De Tocqueville ‘extreme democratie’ genoemd) de macht in handen van de laagste klassen legt die geneigd zijn te profiteren van belastingen en dus overheidsuitgaven zullen verhogen. Universeel stemrecht is daarom minder gevaarlijk als bezit relatief gelijk gespreid is of mensen in elk geval de mogelijkheid hebben bezit te verwerven. De Tocqueville merkt op dat in een democratie lagere ambtenaren relatief goed betaald worden, terwijl voor hogere functionarissen hun salaris omgekeerd evenredig lijkt te zijn met de macht en status van hun positie. Dat is te wijten aan het feit dat het volk de salarissen vaststelt en aan haar eigenbelang denkt. Een observatie die ook vandaag in Nederland, met tientallen ambtenaren die meer verdienen dan de ‘Balkenende-norm’, nog niet aan kracht heeft ingeboet. Wat wel veranderd is gedurende de afgelopen 150 jaar is het buitenlands beleid van Amerika. De Tocqueville beschrijft George Washington’s standpunt aangaande buitenlandse aangelegenheden: “Als je een ander land haat of lief hebt ben je een slaaf van dat land, ofwel vanwege je affectie ofwel vanwege je afkeer.” Thomas Jefferson voegde daar aan toe dat Amerika als officieel standpunt nooit een gunst zou moeten vragen aan andere landen zodat het ook nooit gedwongen kon worden een ander land een gunst te verlenen. Dat deze isolationistische politiek inmiddels is verlaten behoeft hier geen verder betoog. Some things never change. De Tocqueville schrijft dat hij geen ander volk kent waar de liefde voor geld zo’n grote plaats in de harten van mensen heeft veroverd als bij de Amerikanen. De Amerikanen zijn een commercieel volk. In tegenstelling tot De Tocqueville´s veronderstelling heeft de algemene belastingdruk in Amerika dat van de Europese landen nooit benaderd. De Tocqueville’s boek is een geweldige handleiding om Amerika en de Amerikanen beter te begrijpen. Zoals De Tocqueville het zelf verwoordt: “Bepaalde waarheden kunnen enkel via buitenlanders of ervaring door Amerikaanse oren gehoord worden”. Mark Reijman is bureauredacteur van dit blad.
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 29
O
Een snelle verbinding met het Noorden kan uit
N
a ongeveer tien jaar overleg en debat is er nog steeds geen besluit over de komst van een snelle verbinding met het Noorden. Het kabinet-Kok II heeft besloten 2,73 miljard euro te reserveren voor (infrastructurele) investeringen in Noord-Nederland. Afgelopen maand zou de huidige minister van Verkeer en Waterstaat, Camiel Eurlings, niet meer met het Noorden willen praten. Nog opvallender was dat er diezelfde maand ‘miljarden voor snelwegen tussen Amsterdam en Almere’ beschikbaar zijn gesteld. Juist waar het Noorden uit eigen portemonnee 1 miljard wil investeren in de toekomst van Nederland, is Eurlings in het geval van de miljardeninvestering voor snelwegen tussen Almere en Amsterdam tevreden met ‘slechts’ 261 miljoen eigen bijdrage. Een snelle verbinding met het Noorden is noodzakelijk. DOOR Benjamin Derksen en Hans Haerkens Een snelle verbinding met het Noorden is noodzakelijk en daarmee slaat de VROM-raad met het advies ‘Slimmer investeren’ de spijker op zijn kop. Er is te weinig aandacht voor strategische investeringen in waterbeheer, energievoorziening, (openbaar) vervoer en structuurvernieuwing in steden, regio’s en het landelijke gebied. Besluitvorming verloopt traag en maatschappelijke kosten-batenanalyses vangen niet de effecten op de lange termijn. Het recente pleidooi van Loek Hermans (oud-JOVD-er en voozittter MKB Nederland), Bernard Wientjes (voorzitter VNO-NCW), Eelco Brinkman (oud-JOVD-er en voorzitter Bouwend Nederland) en Martin van Pernis (voorzitter Raad van Bestuur Siemens Nederland) maakte dat nog eens extra duidelijk: de berekeningen waarmee de ambtenaren in Den Haag schermen kloppen niet. De marktpartijen staan te trappelen om een verantwoorde en exploitabele Zuiderzeelijn (HST-3) aan te leggen. In 2006 en ook nu weer lijken het kabinet en de regionale stuurgroep Zuiderzeelijn recht tegenover elkaar te staan. De Zuiderzeelijn werd in de structuurvisie afgedaan als een simpele spoorlijn van A naar B, terwijl opinieleiders als minister-president Christian Wulff van de Duitse deelstaat Nedersaksen, stedenbouwkundige Riek Bakker en Wientjes en Hermans de blaren op de tong hebben gepraat om duidelijk te maken dat het hier gaat om een strategische investering. Argumenten als de beperkingen van MKBA’s, de interesse vanuit de markt om de Zuiderzeelijn aan te leggen en de positieve impact die de aanleg van het hogesnelheidsnet in Frankrijk en Duitsland hebben gehad werden daarbij nadrukkelijk naar voren gebracht. In de door Bakker opgestelde gebiedsvisie voor Noord-Nederland wordt vanuit een visionaire benadering naar de 30 | DRIEMASTER NUMMER 5 - NOVEMBER 2007
strategische investering Zuiderzeelijn gekeken. Een benadering die naadloos aansluit bij het advies ‘Slimmer investeren’. Hoe goed het advies van de VROM-raad ook is, het blijft een meer dan opmerkelijk advies. Op 7 april 2006 bracht de VROM-raad namelijk haar briefadvies uit over de structuurvisie Zuiderzeelijn. Natuurlijk maakt de raad daarin nog het voorbehoud dat het voor haar niet mogelijk was om ‘diepgaand onderzoek te (laten) doen naar de validiteit van de reeds beschikbare informatie vanuit de projectorganisatie of eigen onderzoek te laten uitvoeren’. Toch adviseerde de raad het toenmalige kabinet om af te zien van de aanleg van de Zuiderzeelijn. Een advies dat toch echt haaks staat op het advies ‘Slimmer investeren’. Bij slimmer investeren hoort natuurlijk een gedegen en solide begroting. De totale kosten voor de HST-3 komen uit op 3,8 miljard euro en daarmee blijft men binnen de gereserveerde overheidsbijdragen van 3,85 miljard euro. Ook blijkt dat een snelle verbinding met het Noorden een substantiële tijdwinst oplevert: geen 147 minuten van Schiphol naar Groningen, maar slechts 84 minuten. Ook mentaal een enorme sprong: men komt niet langer ‘helemaal uit Groningen’ of ‘helemaal uit het Zuiden’. De positieve afweging naar Noord-Nederland af te reizen vanuit bijvoorbeeld Den Haag is veel gemakkelijker te maken. Daarnaast helpt een snelle verbinding met het Noorden mee de verstoppingen rond Almere op te lossen en tegelijkertijd (internationale) regio’s beter met elkaar te laten samenwerken. Een investering waar we nog lang profijt van kunnen hebben. Het zou goed zijn als de raad vasthoudt aan dit ‘voortschrijdend inzicht’. Ze kunnen zich gesteund weten door Loek Hermans, Bernard Wientjes, Eelco Brinkman en Martin van Pernis. Hun signaal is duidelijk: de berekeningen waarmee de ambtenaren in Den Haag mee schermen kloppen niet. De marktpartijen staan te trappelen om een verantwoorde en exploitabele Zuiderzeelijn aan te leggen. Als de raad consistent is in haar kanttekeningen en het kabinet de verkiezingsbeloften nakomt is er maar één conclusie mogelijk: de Zuiderzeelijn is een strategische investering waar heel Nederland beter van wordt. Aanleggen dus die Zuiderzeelijn! Benjamin Derksen is oud-hoofdredacteur Driemsater en lid van de afdeling Groningen. Hans Haerkens is de leider van de campagne ‘Hier trekken we de lijn’. Vanaf begin september is het mogelijk om op www.hiertrekkenwedelijn.nl te berekenen wat een snelle verbinding met het Noorden jou aan reistijd oplevert.
Foto archief Driemaster
Pinie
O
nze Liberaal
O
Ns soort agenda
Foto archief Driemaster
17 en 18 november JOVD Najaarscongres te Rotterdam. Op het congres vindt onder meer de verkiezing van het nieuwe Hoofdbestuur en de hoofdredacteur van Driemaster plaats. Meer informatie www.jovd.nl/congres Aanmelden activiteiten
[email protected]
Onze Liberaal: ben jij de volgende?
D
eze jaargang verkoos Driemaster vier maal ‘Onze Liberaal’. Vrijheidsstrijders die inspiratie kunnen bieden aan vele anderen, kregen deze stempel opgedrukt. Shami Chakrabarti, Viktor Joesjenko, Jacob Kohnstamm en George Soros stonden centraal. Om passend deze rubriek af te sluiten eindigt Driemaster met een oproep aan alle liberalen. Ben jij de volgende ‘Onze Liberaal’?
In een tijd waarin de politiek steeds vaker om personen lijkt te draaien dan om idealen en waarin roepen belangrijker lijkt te worden dan denken doet Driemaster een oproep aan liberaal Nederland in het algemeen en de JOVD in het bijzonder. Laten we niet vervallen in het volgen van populistische geluiden en niet proberen de grootste groep naar de mond te praten om op die manier zelf de grootste te worden. Laat wél een authentiek geluid horen waarachter een doordachte filosofie schuilgaat. Praat en discussieer met andersdenkenden en probeer niet door vooroordelen bedrogen te worden. Debatteer over alle onderwerpen die er toe doen en niet alleen over zaken die populair zijn. Durf achter visies te gaan staan en voor een mening uit te komen. Ook als dat tegenstand oplevert of populariteit kost. Politieke invloed of macht is slechts een middel om de verwezenlijking van idealen te bewerkstelligen en nimmer een doel op zich.
H
B-besluiten
Via
[email protected] kun je je inschrijven voor de JOVD-nieuwsbrief en ontvang je tevens de Hoofdbestuursbesluiten.
D
EADLINES
Houdt voor de deadlines van het insturen van kopij voor Driemaster en de verschijningsdatum van deze verenigingsperiodiek de website www.driemaster. com in de gaten.
Driemaster verkoos deze jaargang vier vrijheidsstrijders die de titel ‘Onze Liberaal’ verdienden. Om passend af te sluiten roept de verenigingsperiodiek van de JOVD alle liberalen op om in een tijd van vervlakking en het opkomende populisme juist het liberalisme niet uit het oog te verliezen.
Vier maal Onze Liberaal Shami Chakrabarti werd in het februarinummer verkozen vanwege haar keiharde en eindeloze strijd tegen de beperking van de vrijheid door antiterreurwetgeving. Chakrabarti is directeur van de Engelse pressiegroep Liberty. Viktor Joesjenko werd in het meinummer verkozen vanwege zijn keiharde strijd om Oekraïne vrij te maken van een communistisch regime. Joesjenko is de president van Oekraïne. Jacob Kohnstamm werd in het julinummer verkozen vanwege zijn onverwaardelijke inzet inzet voor de bescherming van de privacy. Kohnstamm is voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens en bekend D66’er. George Soros werd in het septembernummer verkozen vanwege zijn onvermoeibare inzet voor mensenrechten en voor zijn filantropische activiteiten in het algemeen.
NUMMER 5 - NOVEMBER 2007 DRIEMASTER | 31
Jonge liberalen luisteren aandachtig naar een lezing tijdens het Politiek & Filosofisch Weekend (PFW) van de JOVD. Dit weekend werd op 20 en 21 oktober op het Algemeen Secretariaat Den Haag gehouden. Aan de hand van diverse lezingen en stellingen discussieren de aanwezige JOVD’ers over de toekomst van het liberalisme. Het afgelopen PFW werd goed bezocht. Enkele tientallen jonge liberalen waren aanwezig. Een verslag van het PFW is gepubliceerd op www.driemaster.com.
U IT HET L A ND : POLITIEK & f i l o s o f i s c h w e e k e n d