ZVK
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)
23 november 2006*
In zaak C-300/05,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) bij beslissing van 17 mei 2005, ingekomen bij het Hof op 27 juli 2005, in de procedure
Hauptzollamt Hamburg-Jonas
tegen
ZVK Zuchtvieh-Kontor GmbH,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, R. Schintgen, P. Kūris, J. Klučka (rapporteur) en L. Bay Larsen, rechters, * Procestaal: Duits. I - 11171
ARREST VAN 23. 11. 2006 — ZAAK C-300/05
advocaat-generaal: P. Mengozzi, griffier: B. Fülöp, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 5 oktober 2006,
gelet op de opmerkingen van:
— ZVK Zuchtvieh-Kontor GmbH, vertegenwoordigd door K. Landry, Rechts anwalt,
— de Deense regering, vertegenwoordigd door J. Molde als gemachtigde,
— de Zweedse regering, vertegenwoordigd door A. Kruse als gemachtigde,
— de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Nolin en F. Erlbacher als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten, I - 11172
ZVK
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van het begrip „reistijd” als bedoeld in onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG (PB L 340, blz. 17), zoals gewijzigd bij richtlijn 95/29/EG van de Raad van 29 juni 1995 (PB L 148, blz. 52; hierna: „richtlijn 91/628”).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen het Hauptzollamt Hamburg-Jonas (hierna: „Hauptzollamt”) en ZVK Zuchtvieh-Kontor GmbH (hierna: „ZVK”) betreffende een voorschot op de restitutie bij uitvoer van levende runderen naar Egypte.
Toepasselijke bepalingen
3
In de tweede en de achtste overweging van de considerans van richtlijn 91/628 in haar oorspronkelijke versie heet het:
„[...] dat de Gemeenschap maatregelen heeft vastgesteld om de technische belemmeringen voor het handelsverkeer in levende dieren uit de weg te ruimen, ervoor te zorgen dat de betrokken marktordeningen goed kunnen functioneren, maar tevens een afdoende bescherming van de betrokken dieren te garanderen; I - 11173
ARREST VAN 23. 11. 2006 — ZAAK C-300/05
[...]
[...] dat vervoer over grote afstanden van dieren, met inbegrip van voor de slacht bestemde dieren, met het oog op hun welzijn zo veel mogelijk zou moeten worden beperkt”.
4
Naar luid van artikel 2, lid 2, van richtlijn 91/628 wordt verstaan onder:
„a) .vervoermiddel’: de voor het inladen en vervoeren van dieren gebruikte gedeelten van voertuigen voor vervoer over de weg of per spoor, schepen en luchtvaartuigen, alsmede containers voor het vervoer over land, over zee of door de lucht;
b)
‚vervoer’: elke verplaatsing van dieren met behulp van een vervoermiddel, het in- en uitladen van de dieren inbegrepen;
[...]
e)
‚plaats van vertrek’: de plaats waar, onverminderd het bepaalde in artikel 1, lid 2, sub b, een dier voor het eerst op het vervoermiddel wordt geladen, alsmede alle plaatsen waar de dieren zijn uitgeladen en gedurende ten minste tien uren zijn ondergebracht, gedrenkt, gevoederd en in voorkomend geval verzorgd, met uitzondering van halte- en overlaadplaatsen.
[...] I - 11174
ZVK
5
f)
‚plaats van bestemming’: de plaats waar een dier definitief uit een vervoermiddel wordt uitgeladen, met uitzondering van halteplaatsen en overlaadplaatsen;
g)
.reis’: het vervoer van de plaats van vertrek naar de plaats van bestemming”.
In hoofdstuk VII van de bijlage bij richtlijn 91/628 heet het in onderdeel 48, getiteld „Tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede reis- en rusttijden”:
[... ]
4.
Wanneer wegvoertuigen worden gebruikt die voldoen aan de voorwaarden van punt 3, gelden de volgende tussenpozen voor het voederen en drenken, alsmede de volgende reis- en rusttijden:
[...]
d) alle andere dieren van de in punt 1 bedoelde soorten moeten na een reistijd van 14 uur een voldoende rusttijd van ten minste 1 uur krijgen, waarin zij worden gedrenkt en zo nodig gevoederd. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw gedurende 14 uur worden vervoerd.
5.
Na de vastgestelde reistijd moeten de dieren worden uitgeladen, gevoederd en gedrenkt, en moeten zij een rusttijd van ten minste 24 uur krijgen. I - 11175
ARREST VAN 23. 11. 2006 — ZAAK C-300/05
[...]”
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
6
In de herfst van 2000 heeft ZVK 28 levende runderen naar Egypte uitgevoerd en hiervoor een voorschot op de uitvoerrestitutie ontvangen.
7
Het Hauptzollamt heeft dit voorschot, vermeerderd met 10 %, evenwel terug gevorderd, omdat ZVK de toegestane maximale reistijd zonder rust zoals voorgeschreven in onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij de richtlijn niet in acht had genomen. Blijkens het reisschema was het vervoer van de runderen per vrachtwagen namelijk op 6 november 2000 om 10 uur begonnen en werd het slechts de volgende dag om 1 uur, dat wil zeggen na vijftien uur, onderbroken.
8
ZVK en het Hauptzollamt zijn het op dit punt oneens. ZVK stelt namelijk dat voor de berekening van de reistijd moet worden uitgegaan van het ogenblik waarop het vervoermiddel de plaats van vertrek heeft verlaten, zodat het vervoer dat in het hoofdgeding aan de orde is, slechts dertien uur en 30 minuten zou hebben geduurd. Het Hauptzollamt is daarentegen van mening dat dit vervoer ook de tijd voor het in- en uitladen omvat, zodat het meer dan veertien uur zou hebben geduurd.
9
Het Finanzgericht Hamburg heeft het beroep van ZVK tegen het besluit van het Hauptzollamt toegewezen.
10
Het Hauptzollamt heeft daarop tegen het vonnis van het Finanzgericht beroep tot „Revision” ingesteld bij het Bundesfinanzhof. I - 11176
ZVK
11
Volgens het Bundesfinanzhof hangt de oplossing van het hoofdgeding af van de vraag of de tijd om de runderen in de vrachtwagen te laden onder de reistijd in de zin van onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 valt. Moet deze vraag bevestigend worden beantwoord, dan zou de uit hoofde van deze bepaling toegestane maximale reistijd van veertien uur zijn overschreden. Is de tijd voor het inladen daarentegen niet in de reistijd in de zin van deze bepaling begrepen, dan zou deze maximale reistijd wél zijn nageleefd.
12
De verwijzende rechter benadrukt in dit verband dat, hoewel uit artikel 2, lid 2, sub b, van richtlijn 91/628 duidelijk blijkt dat het vervoer het in- en uitladen van de dieren omvat, onderdeel 48, punt 5, van de bijlage bij deze richtlijn, alsmede de verschillen tussen de diverse taalversies van onderdeel 48, punt 4, van deze bijlage, aanleiding geven tot onzekerheid met betrekking tot de juiste draagwijdte van het begrip „vervoer”.
13
In die omstandigheden heeft het Bundesfinanzhof besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
„Is de tijd voor het in- en uitladen begrepen in de .reistijd’ in de zin van onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij [richtlijn 91/628]?”
Bespreking van de prejudiciële vraag
14
Met zijn vraag verlangt de verwijzende rechter in wezen een uitlegging van het begrip „reistijd” in de zin van onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628, gelet op de onzekerheid die kan voortvloeien uit de formulering van onderdeel 48, punt 5, van deze bijlage en de verschillen tussen de verschillende taalversies van onderdeel 48, punt 4, van deze bijlage. I - 11177
ARREST VAN 23. 11. 2006 — ZAAK C-300/05
15
Om te beginnen zij herinnerd aan de vaste rechtspraak, dat voor de uitlegging van een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie met name arresten van 18 mei 2000, KVS International, C-301/98, Jurispr. blz. I-3583, punt 21; 19 september 2000, Duitsland/Commissie, C-156/98, Jurispr. blz. I-6857, punt 50, en 6 juli 2006, Commissie/Portugal, C-53/05, Jurispr. blz. I-6215, punt 20).
16
Wat verder eventuele taalkundige verschillen betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat het vereiste van een uniforme uitlegging van het gemeenschapsrecht meebrengt, dat een bepaalde tekst niet op zichzelf mag worden beschouwd, maar in geval van twijfel moet worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere talen, en dat de verschillende taalversies van een gemeenschapstekst op eenvormige wijze moeten worden uitgelegd, zodat, ingeval deze versies uiteenlopen, de betrokken bepaling moet worden uitgelegd met het oog op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (zie in die zin arresten van 27 maart 1990, Cricket St Thomas, C-372/88, Jurispr. blz. I-1345, punt 19, en 9 maart 2006, Zuid-Hollandse Milieufederatie en Stichting Natuur en Milieu, C-174/05, Jurispr. blz. I-2443, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
17
Wat het begrip „reistijd” in onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 betreft, zij opgemerkt dat uit niets in deze bepaling kan worden opgemaakt of de tijd voor in- en uitladen al dan niet in dit begrip is begrepen.
18
Uit de omschrijving van het begrip „vervoer” in artikel 2, lid 2, sub b, van richtlijn 91/628 blijkt evenwel uitdrukkelijk dat het vervoer ook het in- en uitladen van de dieren omvat. I - 11178
ZVK
19
Deze omschrijving van het begrip „vervoer” is in overeenstemming met de doelstellingen van richtlijn 91/628, zoals die meer in het bijzonder in de tweede en de achtste overweging van de considerans van de richtlijn, in de oorspronkelijke versie ervan, zijn weergegeven, te weten, een afdoende bescherming van de dieren garanderen, alsmede vervoer over grote afstanden met het oog op hun welzijn zo veel mogelijk beperken.
20
Uit de omstandigheid dat de richtlijn geen beperkingen bevat met betrekking tot de tijd voor het in- en uitladen van de dieren als zodanig, volgt echter dat deze tijd, indien onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 aldus wordt uitgelegd dat hij niet in de reistijd is begrepen, volledig buiten beschouwing blijft, hetgeen deze bepaling haar nuttige werking ontneemt.
21
In die omstandigheden moet het begrip „reistijd” aldus worden uitgelegd dat de tijd voor het in- en uitladen van de dieren daarin begrepen is.
22
Deze uitlegging vindt overigens steun in de vergelijking van de verschillende taalversies van onderdeel 48, punt 4, van de bijlage bij richtlijn 91/628. Blijkens het merendeel van deze versies moet de „reistijd” namelijk aldus worden opgevat dat hij ook het in- en uitladen van de dieren omvat.
23
Hoe dan ook wordt aan deze uitlegging van het begrip „reistijd”, die voor alle bepalingen van de richtlijn dient te gelden, niet afgedaan door het enkele feit dat volgens onderdeel 48, punt 5, van de bijlage bij richtlijn 91/628 de dieren na de vastgestelde reistijd moeten worden uitgeladen. I - 11179
ARREST VAN 23. 11. 2006 — ZAAK C-300/05
24
Gelet op een en ander dient op de vraag te worden geantwoord dat het begrip „reistijd” als bedoeld in onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 aldus moet worden uitgelegd dat de tijd voor het in- en uitladen van de dieren daarin is begrepen.
Kosten
25
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:
Het begrip „reistijd” als bedoeld in onderdeel 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/29/EG van de Raad van 29 juni 1995, moet aldus worden uitgelegd dat de tijd voor het in- en uitladen van de dieren daarin is begrepen.
ondertekeningen
I - 11180