Veel gestelde vragen: Bouwbesluit 2005 Hieronder volgen de veelgestelde vragen met betrekking tot de wijziging Bouwbesluit 2005 1. Waar mag je vergunningvrij bouwen? Op welke delen van het perceel dit mag, staat aangegeven in de folder van VROM die bij alle gemeenten bij de bouwbalie aanwezig is. Tevens kan daar om advies gevraagd worden ingeval van onduidelijkheid en of discussie. Ingeval van een meningsverschil met BWT kan de vraag worden voorgelegd aan de helpdesk van VROM. 1a. wat als je een stuk openbaar groen achter of naast je kavel hebt gekocht? Dit is zo niet te beantwoorden, want dit hangt er mede vanaf waar het eigen perceel uiteindelijk aan grenst. 1b. wat als je grenst aan openbaar groen en je verkoopt een strook grond ter breedte van halve meter aan een derde? Formeel kan dit leiden tot een situatie dat er vergunningsvrij gebouwd mag gaan worden. Echter als het terrein terug verkocht wordt, kan er aantekening gemaakt worden bij de gemeente dat de verkochte strook gediend heeft om rechtsgeldigheid te verkrijgen voor deze specifieke vergunningsvrije bouw. Op termijn kan dit bij herziening van bestemmingsplannen “tegen“ de eigenaar van het oorspronkelijke perceel gaan werken. Kortom: Het advies is alleen doen als het in samenwerking met de gemeente gebeurt. 2. Hebben gemeenten mogelijkheden om afwijkingen van het Bouwbesluit te gedogen? Zeer beperkt. De Woningwet kent de mogelijkheid van experimentele bouw. Het Bouwbesluit kent een beperkt stelsel van “ontheffingen” raadpleeg hiervoor de in de index onder ontheffing aangegeven vindplaatsen. 3. Het Bouwbesluit wordt ‘aangestuurd’ door de Woningwet en de Monumentenwet. Wie beoordeelt wat? BWT beoordeelt het BB en coördineert de zaken in het kader van de Monumentenwet. In het kader van de Monumentenwet is sprake van meerdere bevoegde instanties (Rijk, Provincie en gemeente). 4. Er komen steeds hogere normen. Daardoor worden we voortdurend met veranderingen geconfronteerd en vaak is er sprake van plotselinge invoering. Kan dit niet eens wat minder en als er dan wat verandert kan dat dan niet tijdig van tevoren worden bekend gemaakt? Het Bouwbesluit is ingevoerd in 1992 en volledig herzien en uitgebreid in 2003. In september 2005 zijn vervolgens allerhande fouten gecorrigeerd. Het voornemen is het Bouwbesluit nu niet meer ingrijpend te gaan wijzingen. Als er toch iets gewijzigd moet worden dan is dat slechts een maal per jaar met een vooraankondiging van een half jaar en voorafgaand daaraan overleg met alle bouwpartijen. NEN normen vallen daar ook onder als zij van toepassing zijn in het kader van het Bouwbesluit. In andere gevallen hanteert het NEN eveneens een “groen procedure” voor het verzamelen van commentaar. Het ministerie van VROM en het NEN houden zich aanbevolen als er concrete voorstellen zijn om regels simpeler te maken. De wetgevingssystematiek op het terrein van bouwkwaliteit stelt overigens wel zijn eisen hieraan. 5. Wat als het Bouwbesluit niet correspondeert met een NEN-norm? Het Bouwbesluit als een op de wet gebaseerde regeling prevaleert boven de normering. 6. Waar vind ik de NEN-normen? Te bestellen bij het NEN te Delft. 7. Wat is een ‘gelijkwaardige oplossing’, wanneer is daar sprake van en wie heeft het eindoordeel? Paragraaf 1.3 uit het hoofdstuk I van het BB behandelt dit. B&W hebben het eind oordeel, mogen niet naar willekeur handelen en hebben de plicht gemotiveerd te beslissen. B&W laten zich adviseren door BWT. BWT laat zich in de regel leiden door deskundige rapporten. Als deskundig worden in ieder geval aangemerkt de openbare publicaties van de
commissie gelijkwaardigheid van de VNG / Stadswerk. BWT beschikt hierover. H. van Zeeland is lid van deze commissie en is beschikbaar voor inhoudelijke advisering en beoordeling. Altijd staat voorop dat de zelfde mate van bouwkwaliteit bereikt wordt als met het voorschrift beoogd wordt. 8. Hoe zit het met de vergunningplicht bij herstel na brand (of bij renovatie en onderhoudswerk)? Bij brand geldt de zogenaamde calamiteiten regeling. Deze houdt in grote lijnen in dat er alleen direct en zonder vergunning teruggebouwd mag worden conform het rechtens verkregen niveau (de ooit verleende bouwvergunning) maar tenminste volgens het niveau van het bouwbesluit bestaande bouw. 8a. Moet restauratiewerk voldoen aan het Bouwbesluit? Ja, tenzij er ontheffing gegeven is door B&W (BWT)door middel van een bouwvergunning ( zie art 1.12 van het BB 2005 ). 8b. Moet een monument aan het Bouwbesluit voldoen In geval van een monument kan er op grond van art 1.12 van het BB 2005in het kader van de vergunning ontheffing door B&W gegeven worden “ voor zover een aan die vergunning verbonden voorschrift afwijkt van een voorschrift van het Bouwbesluit..” Kortom : Het enkele feit dat er sprake is van bijvoorbeeld een monument kan nooit een “vrijbrief” zijn voor bouwpartijen en of gemeenten. 8c. Hoe zit het met natuurlijke veroudering versus het rechtens verkregen niveau? Het bouwbesluit gaat na gereedkomen uit van natuurlijke veroudering en hanteert globaal een referentie periode van 50 jaar voor nieuwbouw en voor bestaande bouw circa 1 jaar. 8d. Moet onderhoudswerk voldoen aan het Bouwbesluit? Ja. Bij onderhoud aan bestaande bouw zal er altijd tijdig gesignaleerd moeten worden als er onderdelen zijn die (zelfs) niet voldoen aan het bouwbesluit bestaande bouw (zie de betreffende 42 afdelingen).BWT is dan verplicht in het uiterste geval tot aanschrijving over te gaan. Elke vorm van “onderhoud” die in feite een verslechtering is van het natuurlijke verouderingsproces is verboden. De vraag of iets een verslechtering is, kan beantwoord worden als het zogenaamde rechtens verkregen niveau bekend is. Dit niveau ligt vast in alle bouwvergunningen die verleend zijn na 1901. ( De praktijk wijst uit dat dit juridisch soms lastig te bepalen is, mede door slechte dossier vorming) Onderhoud aan gebouwen die gerealiseerd zijn op basis van een bouwaanvraag van na 1 okt.1992, moet er altijd op gericht zijn dat het nieuwbouw kwaliteitsniveau (zoals vastgelegd is in de verleend vergunning tussen toen en heden ) niet op een onnatuurlijke manier verslechterd. Het zogenaamde “vergunningsvrij “ vrij indelen van panden valt hier eveneens onder. Voorbeeld: De EPC-eis zoals deze geldt na 15 dec1995 mag na een verbouwing / uitbreiding van bijvoorbeeld een woonhuis ( van na die datum dus) niet “slechter” worden door die uitbreiding / verbouwing. Ook al is zo’n verbouwing / uitbreiding wettelijk vergunning vrij, dan toch schrijft de regelgeving voor dat er aan het Bouwbesluit voldaan moet worden. Na controle tijdens de vergunningsvrije bouw en achteraf door BWT en na “klachten” van klanten kan er geconcludeerd worden dat architect en/of aannemer in feite onjuist gehandeld hebben door formeel het rechtens verkregen niveau op een onnatuurlijke manier te verouderen ( lees: te verslechteren) . Met de beste bedoelingen en vaak door onwetendheid wordt hier vaak tegen “gezondigd” . Samenvattende conclusie inzake onderhoudswerk: Bij twijfel altijd overleg met BWT voeren en het een en ander eventueel ( desnoods eenzijdig ) vastleggen naar BWT en klant. 8e. Moet een aanbouw of dakkapel aan/op een woning voldoen aan het Bouwbesluit? Ja. Zie de betreffende Algemene Maatregel van Bestuur licht vergunningsplichtige en vergunningsvrije bouw art 6 en volgende (en in het algemeen art. 43 Woningwet). 9. Kan een gemeente verplichten tot toepassing van KOMO gekeurde bouwmaterialen? Een Komo-certificaat kan niet vereist worden door gemeenten. De aanvrager heeft de verplichting op een juiste manier aan te tonen dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan. De gemeente heeft de verplichting zo’n onderbouwing gemotiveerd goed of af te keuren. Beroep daartegen blijft derhalve mogelijk.
10. Hoe zit het met de verplichte toepassing van (private) glasnormen? Het bouwbesluit stuurt NEN Normen aan met specifieke bepalingsmethoden en geeft aan in welke gevallen deze normen toegepast moeten worden. In die gevallen dat de Normen niet toegepast moeten worden, maar wel toegepast kunnen worden is er sprake van private toepassing en is er dus geen sprake van verplichte toepassing op grond van een publiek voorschrift (overheidsvoorschrift). 11. Wat is het belang van een ondernemer bij CE-markering op bouwmaterialen? Een producent die het product op de markt brengt heeft de verplichting tot het voeren van CE markering. Dit CE merk maakt de Europese vrije mark genormeerd transparant. Een consument kan zien wat hij koopt qua genormeerde bouwkwaliteit 12. Hoe zit het met het stelsel van kwaliteitsverklaringen van Stichting Bouwkwaliteit (SBK) te Rijswijk in relatie tot het Bouwbesluit? Aan de hand van nationale beoordelingsrichtlijnen (BRL’s) beoordelen certificerende instellingen (CI’s ) in welke toepassingssituaties bouwproducten aan het Bouwbesluit voldoen. Een specifieke kwaliteitsverklaring geeft dit vervolgens concreet aan. Bouw en Woningtoezicht (BWT) dient dit zonder aanvullende eisen in die toepassingssituatie te accepteren. Bij twijfel moet BWT bewijzen dat SBK of de CI fout zit. De bouwer mag er op vertrouwen dat de kwaliteitsverklaring mits juist toegepast correct is. Op de bouwer ligt geen onderzoeksplicht. 13. Waarom zijn de eisen uit het Bouwbesluit niet identiek aan de GIW-eisen? Het Bouwbesluit is zodanig opgezet dat een uitspraak door de gemeente (BWT) vooraf mogelijk is ( aan de hand van het ingediende 1:100 getekend schaalmodel plus overige bescheiden ) dat het naar de mening van BWT aannemelijk is dat het opgeleverde bouw werk voldoet aan de minimum bouwkwaliteit zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Een koper van een nieuw huis echter wil na oplevering de zekerheid dat het aan het nieuwbouw kwaliteitsniveau voldoet. Ten einde deze garantie te kunnen geven als verzekeraar worden zwaardere eisen gesteld door het GIW om daarmee risico’s uit te sluiten. Daardoor is de premie op deze verzekering relatief laag. 14. Welke bescheiden moeten er zijn ingediend voor 1 januari 2006 wil bij de aanvraag van een bouwvergunning de EPC-eis van 1.0 nog gelden (gesteld dat deze eis met ingang van 1 januari 2006 wordt aangescherpt tot 0,8)? De vereiste bescheiden bij een bouwaanvraag eerste fase en tweede zijn beschreven in de AMVB” indieningvereisten”. Echter de kwestie EPC eis van 1.0 versus 0.8 in relatie tot een gefaseerde bouwaanvraag is voorgelegd aan het ministerie van VROM. Tot heden is er nog geen eenduidig antwoord. Overigens heeft Bouwend Nederland, naast een aantal andere partijen, bij de minister van VROM gemotiveerd bezwaar aangetekend tegen invoering van de aangescherpte EPC-eis met ingang van 1 januari 2006. De minister houdt evenwel vast aan invoering van de aangescherpte EPC-eis met ingang van deze datum. Het besluit tot invoering per 1 januari 2006 werd eind december in het Staatsblad geplaatst. 15. Kan een gemeente een lagere of een hogere EPC-eis stellen? Niet in het geval van nieuwbouw. In het geval van verbouw is wel een ontheffing mogelijk. 16. Indien het voornemen bestaat om bij de realisatie van een nieuw werk een bestaand skelet te hergebruiken, maar er extra ondersteuning gewenst is in verband met zwaardere belasting kan er dan dispensatie van de minimale hoogte verleend worden? Ja. Het is Rijksbeleid waar mogelijk gebouwen zoveel mogelijk te hergebruiken. Hiermee wordt een beleidsdoelstelling van het terugdringen van sloopafval bereikt. In het verlengde hiervan wordt de winning van niet hernieuwbare bronnen van bouwmaterialen daarmee tegengegaan. Afdeling 2.1 van
het Bouwbesluit kent slechts twee kwaliteitsniveaus te weten bestaande bouw en nieuwbouw. Daarbinnen heeft de wetgever de gemeente alle vrijheid gegeven in overleg met aanvrager tot een oplossing te komen. De toelichting van het Bouwbesluit geeft aan dat alleen indien er sprake is van het geheel vernieuwen , veranderen en vergroten er geen ontheffing van de vereiste minimale hoogte mogelijk is. Dit is het geval wanneer er sprake is van slopen met uitzondering van de opnieuw te gebruiken fundering. Als het skelet blijft staan is er sprake van slechts gedeeltelijk vernieuwen en is een ontheffing mogelijk en gezien het rijksbeleid ook wenselijk. 17. Waarom wordt de minimale binnenhoogte van 2.30 m zo dwingend opgelegd? De referentieperiode voor de bouw is in beginsel 50 jaar. Verwacht wordt dat de vrije doorgang gezien de biologische ontwikkeling van de Nederlander in deze periode deze maat moet hebben. 17a.wat indien de voorgenomen bouw van een woning plaatsvindt in de directe omgeving met beeldbepalende panden, bijv. op de eilanden? Art 1.12 in het BB Hoofdstuk 1 voorziet onder voorwaarden in de mogelijkheid van “ontheffing” 18. Hoe moet je de minimale hoogte van 2,30 m verstaan in relatie tot vloerafwerking (na oplevering)? Een gebouw moet aan het Bouwbesluit kunnen voldoen. Door de vloerafwerking weg te laten kan aan het betreffende voorschrift worden voldaan. Echter in het kader van het veilig kunnen vluchten is de vrije doorgang bepaald op 2.30. Als er niet aan dit voorschrift wordt voldaan bij het feitelijke gebruik dreigen er juridische problemen. 19. In het Bouwbesluit is opgenomen dat ter plaatse van tenminste één toegang van een woonfunctie geen groter hoogteverschil overbrugd mag worden dan 0,02 m. Waarom is dat zo? Het bouwbesluit gaat uit van een minimum kwaliteitsniveau. Als er slechts een zo’n toegang is dan is de woning voor rolstoelgehandicapten toegankelijk. De woning is daarmee nog niet gegarandeerd (integraal ) bruikbaar voor deze categorie. Zo’n kwaliteitsniveau ligt hoger en is wellicht in specifieke situaties zeer gewenst, maar is publiekrechtelijk niet verplicht. 20. Wat betekent vrijstelling bij vervanging van de trap in een woning met een tussenhoogte van 4.20 m? Er dient in geval van volledige vervanging van de bestaande trap door een nieuwe trap een tussen bordes gemaakt te worden. Maximale vlucht van een nieuwe trap is 4.00 m1 hoog. 21. Geldt de vrije hoogte ook voor parkeergarages? Nee. De afdelingen Bereikbaarheid (4.2, 4.3 en 4.4) en de afdeling Verblijfsgebied (4.5) kennen geen hoogte voorschriften voor gebruiksfunctie 11 “Overige Gebruiksfunctie” ten behoeve van het stallen van auto’s. 22. Geldt bij de garagetoegangsdeur een verplichte hoogte? Nee. Een garage is gebruiksfunctie 11 “Overige” ten behoeve van het stallen van voertuigen. Voor deze gebruiksfunctie gelden geen bereikbaarheidseisen. 23. Hoort het inbouw spoelreservoir bij de toiletruimte? Formeel niet: Conform het voorschrift kan de niet ingerichte / afgebouwde toiletruimte opgeleverd worden en kan voldoen aan de afmetingvoorschriften van het Bouwbesluit.(zie fig. 6.34 – hangtoilet blz. 297 Praktijkboek BB 2005) 24. Hoe zit het met ventilatie bij een parkeergarage onder het maaiveld? Hier gelden de voorschriften uit tabel 3.46.1- Overige gebruiksfunctie (11 a) voor het stallen van motorvoertuigen.
25. De ventilatie ten aanzien van aan- en verbouw nu wél of niet geregeld in het Bouwbesluit? Dit is onjuist. Indien mogelijk moet een aanbouw/verbouw aan nieuwbouw eisen voldoen. In het geval dat dit niet zou kunnen (dit is ter beoordeling van BWT) kan BWT van deze verplichting door middel van een vergunningprocedure ontheffing verlenen. Een aanvrager en BWT mogen echter nooit een lager kwaliteitsniveau afspreken dan het niveau Bouwbesluit Bestaande bouw( zie afd 3.10 t/m 3.14 Praktijkboek). 26. Is een combinatie branddeur/vluchtdeur in de U-bouw mogelijk? Ja. Een vluchtdeur dient om een Brandcompartiment en/of een rookcompartiment tijdig veilig te kunnen verlaten. Door middel van zelfsluitendheid kan bereikt worden dat deze deuren in gesloten stand toch de vereiste weerstand hebben tegen brand en rook. 27. Zitten de onbenoemde ruimten nog in het Bouwbesluit? Het bouwbesluit heeft nog nooit onbenoemde ruimten gekend. Deze zijn ontstaan in het spraakgebruik bij het toepassen van de regelgeving. Iets wat niet in het Bouwbesluit beschreven ( benoemd ) staat wordt zo genoemd, maar dit heeft dus geen formele status. 28. Hoe lang mag je in een onbenoemde ruimte verblijven? Zo lang als je wilt. Iemand mag echter niet gedwongen worden in een onbenoemde ruimte lang te verblijven als deze als verblijfsgebied c.q. verblijfsruimte daar niet geschikt voor is. Deze dwang kan uit gaan van een werkgever en / of een slechte bedrijfshuisvesting of een slechte woonsituatie. Vuist regel is ca 2 uur. 29. Waarom moeten alle woningen aan alle eisen voldoen en zijn er geen woningen speciaal voor starters, doorstromers, senioren enz., die niet aan alle eisen hoeven te voldoen? Het Bouwbesluit kent verschillende kwaliteitsniveaus voor kleinere en grotere woningen. Echter, hoe lang is een “starter“ een starter en wanneer moet iemand doorstromen en wanneer is iemand een senior? Allemaal vragen die nauwelijks te beantwoorden zijn. Het bouwbesluit gaat daarom uit van een uniform normatief gebruik. Woningen binnen de zelfde woonfunctie mogen wel gemeenschappelijk allerlei voorzieningen hebben. Dit kan de kosten drukken. 30. Wanneer vervalt een vergunning? Een bouwvergunning eerste fase vervalt na twee jaar. 31. Wat is nut en waarde van de gebruiksvergunning?(gebruik conform. bouwvergunning, toetsen aan gebruikseisen) De bouwvergunning geeft aan dat bij normatief gebruik het nieuwe of verbouwde gebouw voldoende bouwkwaliteit heeft om Veilig en Gezond te worden gebruikt. Het verkrijgen van een gebruiksvergunning in zo’n geval mag geen problemen opleveren Bij van het normatief gebruik afwijkend gebruik en/of bij bestaande gebouwen wordt apart gekeken of deze veilig gebruikt kunnen worden. Dit moet wel apart bekeken worden want de bouwvergunning van vroeger is lang niet altijd meer toegesneden op het huidige / feitelijke gebruik. e
e
32. Hoe zit het met de bouwvergunning 1 fase en bouwvergunning 2 fase? (als je voor een e e wijzigingsdatum de aanvraag voor de 1 fase hebt ingediend valt de aanvraag voor de 2 fase (dan) ook onder het regime dat voor de wijzigingsdatum geldt?) Hierover kan (nog) geen uitsluitsel gegeven worden. 33. Eist het Bouwbesluit een fietsenstalling bij een brandweerkazerne? Nee. Het vereist slechts op het perceel de aanwezigheid van een plek om fietsen te stallen.