19
Tijger INFORMATIEBLOK les 19a
instructieles LKG / ZW les 19b
• • • •
handleiding werkboek digibord db
•
doelkaarten / werkboek → zwakke lezers (verlengde instructie) leeskaarten → goede lezers
samenleesles ZW les 19c
kaartenles LKG / ZW les 19d
19 1
combi-leesboeken van de methode
5
• •
10
vrij-leesboeken van school
facultatieve les ZW
15
voor les 19b, c en d – zie blz. 65 Lesdoelen
• •
woorddoel: woorden op –etje (mannetje) zinsdoel: vloeiend lezen – zinvolle eenheden
20
Tijger
‘Ik noem hem Tijger,’ zegt Sam. ‘Want het is een mannetje en net een tijger.’ De jonge kater ligt in het halletje. Sams moeder lacht. ‘Als hij maar niet zo groot wordt als een tijger!’ Sam kijkt nog eens goed naar het katertje. Een zacht velletje en een heel lief snorretje. Zou hij echt zo groot worden? Tijger komt uit het asiel. Daar hadden ze veel jonkies. Maar deze dieren hadden geen ouders. Zou Tijger zijn papa en mama nu missen? Zo te zien valt dat wel mee. Het dier ligt heerlijk te slapen. Een bolletje geel met zwarte strepen. Nee, een echte tijger wordt Tijger vast niet! Maar dan doet het dier zijn bek open. Je ziet heel goed zijn scherpe tanden. Diep uit zijn keel komt een brulletje: ‘Piep!’ Bies van Ede
Werkboektekst Tijger, Bies van Ede – AVI M4
Woordenschat
• •
asiel: Een plek waar honden en poezen heen gaan die geen thuis hebben. jonkies – jonkie: Een jong dier.
Lesopzet
• • • • • •
• • • •
voorleesverhaal – zie blz. 108 doel van de les werkboektekst woordenschat klassikale instructie zins- en woorddoel werkboekopdrachten kort doorspreken 1 vinkjes plaatsen na zinvolle eenheden 2 het basiswoord zoeken 3 goede doelwoord in zin kiezen 4 verdeelstrepen in woordslang zetten zelfstandig werken – goede lezers verlengde instructie – zwakke lezers opdracht 1 en 2 terugblik en afsluiting voorbereiding etalageles
38
LESBESCHRIJVING Voorleesverhaal (5 min.) Lees het verhaal voor (blz. 108).
Doel van de les Voorbereiding etalageles Spreek af welke kinderen de etalageles verzorgen. Richt samen de leestafel in met gedichtenbundels en losse gedichten. Vraag de kinderen bundels en losse gedichten mee te nemen. Kies een TIP-boek lees hier tijdens dit blok uit voor. Zie verder blz. 78.
Zeg dat u de tekst vloeiend gaat voorlezen. Vraag de kinderen daar op te letten. In de tekst komen woorden voor die eindigen op -etje.
Werkboektekst (5 min.) db 1 Lees de titel voor en bekijk met de kinderen de tekening. Vraag waar de tekst over zal gaan. Lees de tekst vloeiend voor, met aandacht voor zinvolle eenheden.
Woordenschat db 2 Omschrijf kort de moeilijke woorden.
66
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 66
07-10-10 15:12
Tip: Opdracht 4 kan ook goed in tweetallen gemaakt worden.
1
Zet een √ na de woorden die je in één keer leest. Lees daarna de zinnen hardop. 1 2 3 4
2
Ik zie√een grote tijger√en een kleine kat. Jij bent√de liefste mama van de wereld. Dat is√de jongen die naast mijn oma woont. Mijn opa en oma√wonen√in het zuiden van het land.
2 kannen
3 kannetje
4 ring
5 ringen
Verlengde instructie: 1 Zoek samen de woorden met -etje in de
6 ringetje
bal
ballen
balletje
som
sommen
sommetje
lel
lellen
lelletje
kar
karren
karretje
knor
knorren
knorretje
rib
ribben
ribbetje
hol
hollen
holletje
stal
stallen
stalletje
knul
knullen
knulletje
pen
pennen
pennetje
ding
dingen
dingetje
bon
bonnen
bonnetje
tekst en lees ze hardop.
2 Herhaal de eerdere instructie met het kind in kleinere stapjes. – Wat wist je al? (kan-kannen, zeg: kannun) – Wat is nieuw? (kannetje, zeg: kannutje) – Behandel zo nog enkele woorden: bal – balletje, lel – lelletje.
Welk woord hoort niet in de zin? Streep dat door. Lees de zinnen hardop. 1 2 3 4 5
4
in één keer leest.
3 Daarna leest het kind de zin alleen.
Onderstreep steeds het basiswoord. Lees daarna de rijtjes woorden vlot. 1 kan
3
Verlengde instructie: 1 Lees elke zin eerst samen hardop. 2 Bespreek met het kind welke woorden je
In de tuin staat een sparretje/pilletje. De man liep over het biggetje/bruggetje. De zieke kreeg iedere dag een kinnetje/pilletje. Wat is dat een lelijk prulletje/brulletje. De poes kreeg van ons een zonnetje/kommetje melk.
Zet een verdeelstreep tussen de woorden. Lees ze daarna hardop.
rret j ste
ezinnetjebonne tjesvla m
s no
m e tj e
belletjerugge t j e
rrretjedingetjeprullet jes t a m m
s e t je
onne tje et j e z par r
39
Instructie (10 min.) db 3 Zinsdoel 1 Vraag de kinderen of ze vinden dat u vloeiend hebt gelezen. Wat
Werkboek (2 min.) Loop de opdrachten door en geef aan waar de kinderen op moeten letten.
hoor je dan? (Je hoort welke woorden bij elkaar horen.)
2 Lees de eerste drie zinnen nog eens voor. Geef duidelijk aan waar
Zelfstandig werken (8 min.)
u kort rust. Zet daar vinkjes. 3 Enkele kinderen herhalen de zinnen. 4 Een kind leest de drie laatste zinnen vloeiend voor.
De kinderen lezen de werkboektekst alleen of in tweetallen. De goede lezers maken alle opdrachten zelfstandig.
Woorddoel 1 Voorkennis ophalen: Schrijf op het bord: tor. Wat hoor je als het er
Verlengde instructie – zwakke lezers (8 min.)
meer zijn? Maak het woord maar langer. Schrijf op: torren. Onderstreep het basiswoord: tor. Er staat torren, maar je leest torrun. 2 Hoe noem je een kleine tor? Schrijf op: torretje. Onderstreep weer het basiswoord. Er staat torretje, maar je zegt torrutju. 3 Vraag de kinderen de woorden op –etje in de tekst te zoeken (mannetje, halletje, velletje, snorretje, bolletje, brulletje) en schrijf ze op het bord. Onderstreep ook hier het basiswoord. 4 Enkele kinderen lezen de woorden hardop voor.
Bespreek met hen de opdrachten 1 en 2 (eventueel in les 19c). Er kan gebruik gemaakt worden van db 4 .
Terugblik en afsluiting (les 19c) (5 min.) Laat de kinderen kort vertellen wat ze geleerd hebben. Neem de antwoorden door met db 5 67
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 67
07-10-10 15:12
20
Strikje INFORMATIEBLOK les 20a
instructieles LKG / ZW les 20b
• • • •
handleiding werkboek digibord db
•
doelkaarten / werkboek → zwakke lezers (verlengde instructie) leeskaarten → goede lezers
samenleesles ZW les 20c
kaartenles LKG / ZW les 20d
• •
20 1
combi-leesboeken van de methode
5
10
vrij-leesboeken van school
facultatieve les ZW
15
voor les 20b, c en d – zie blz. 65 Lesdoelen
• •
woorddoel: woorden met i als ie (gitaartas), in combinatie met woorden met ie (antivries) zinsdoel: melodie: afwisseling tussen hoog en laag
20
Strikje
Morgen is het feest, want dan is opa jarig. ‘Zullen we hem een gitaartas geven?’ vraagt mama. ‘Nee, een oliebol,’ zegt Bram, ‘met een strik!’ ‘Of een figuurzaag!’ roept Moon. ‘Dan liever een klapsigaar!’ zegt Bram. Hij neemt een slok van zijn cola. ‘Nee, ik heb een topidee!’ zegt Moon. ‘We geven hem een cavia in een kooi!’ ‘Zo'n minihaas bedoel je?’ vraagt Bram. ‘Maar dan wel in een kooi met een strik!’ ‘Waarom een strik?’ vraagt mama verbaasd. ‘Nou, het is toch feest!’ roept Moon, ‘en opa houdt van strikken, dat weet iedereen!’ Het plan voor de cavia wordt goedgekeurd. Ze gaan meteen naar de dierenzaak. ‘Kijk eens wat een lieverdje,’ wijst mama. ‘Dat is onze zielenpiet,’ zegt de verkoper, ‘al zijn broertjes en zusjes zijn al weg. Hoe gaan jullie hem noemen?’ ‘Strikje,’ zegt Bram, ‘en hij is voor opa!’ Mieke van Hooft
Werkboektekst Strikje, Mieke Hooft – AVI M4
Woordenschat
• • • •
figuurzaag: Een ∩-vorm met een handvat. Tussen de poten zit een zaagje. Je zaagt er een vorm mee uit dun hout. klapsigaar: Als je iemand wilt plagen, kun je een sigaar cadeau geven die ontploft als je hem aansteekt. topidee: Een heel erg goed plan. zielenpiet: Iemand die heel zielig is.
Lesopzet
• • • • •
• • •
doel van de les werkboektekst woordenschat klassikale instructie zins- en woorddoel werkboekopdrachten kort doorspreken 1 zinnen zoeken in leestekst 2 doelwoorden lezen 3 verdeelstrepen zetten, i en ie kleuren 4 juiste woord in een zin kiezen 5 woorden verbinden met tekening zelfstandig werken – goede lezers verlengde instructie – zwakke lezers opdracht 1, 2 en 3 terugblik en afsluiting
40
LESBESCHRIJVING Doel van de les Zeg dat u bij het voorlezen van de tekst met uw stem omhoog en omlaag gaat. Vraag de kinderen daarop te letten. Vertel dat er woorden voorkomen met een i die uitgesproken wordt als ie, bijvoorbeeld gitaartas.
Werkboektekst (5 min.) db 1 Lees de titel voor en bekijk met de kinderen de tekening. Vraag waar de tekst over zal gaan. Lees de tekst voor met aandacht voor de zinsmelodie (hoog en laag).
Woordenschat db 2 Omschrijf kort de moeilijke woorden.
68
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 68
07-10-10 15:12
Verlengde instructie: 1 Onderstreep samen de woorden met
1
1 2 3 4
2
We geven hem een cavia in een kooi! Ze gaan meteen naar de dierenzaak. Zullen we hem een gitaartas geven? Hoe gaan jullie hem noemen?
gieter verlies ieder piepen
2 gitaar
4 sinasfles
3 gitaartas
viool idool pion
vioolsnaar popidool schaakpion
5
rivierboot wegpiraat griepvirus
Verlengde instructie: 1 Lees de woorden van rij 1 in echo. 2 Kleur in rij 2 de i. Lees het rijtje in echo. 3 Doe hetzelfde met de volgende rijen. 4 Het kind leest de rijen alleen.
iglotent skipiste bikinibroek tostibrood
Zet een verdeelstreep tussen de twee woorden. Kleur daarna de i rood en de ie groen. Lees alle woorden. 1 figuurzaag
kilogram mierenhoop
4
2 buikspieren
limoentaart topidee
4 drinkbidon
3 junimaand
waterski huisdieren
antivries boektitel
Verlengde instructie: 1 Het kind kleurt de i (zeg: ie) in rij 1. 2 Lees het eerste rijtje in echo, laat de samenstellende woorden goed horen.
Welk woord hoort niet in de zin? Streep dat door. Lees de zinnen hardop.
3 Het kind zet een verdeelstreep tussen de woorden.
1 Jeroen gaat kamperen in een iglotent/kilozak. 2 Cola zit in een figuurzaag/literfles. 3 Een iglo/eskimo is een huis van sneeuw.
5
i (zeg: ie), kleur de i. Lees die woorden in echo. Lees de zinnen in koor. Zoek samen de zinnen in de tekst. Het kind onderstreept elke zin en leest die alleen.
Lees de woorden: eerst van boven naar beneden, dan van links naar rechts. 1
3
2 3 4 5
Zoek de zinnen in de leestekst. Zet er steeds een streep onder. Lees de zinnen.
4 Doe hetzelfde met de andere rijen. 5 Het kind leest de rijen alleen.
Trek een lijn tussen het woord en het plaatje dat er bij hoort.
kl.ps.gaar
k.w.schil
g.taar..aar
sch..kp.on
fig..r.aag
sk.st.kken
ca.ia
41
Instructie (10 min.) db 3 Zinsdoel 1 Vraag de kinderen of ze zinnen kunnen aanwijzen waarin ze het verschil tussen hoog/laag goed konden horen. De zinnen van Mama en Moon zijn enthousiast (hoog). De zinnen van Bram zijn laag en de verteller is neutraal. 2 Lees de eerste vijf zinnen nog eens voor. Laat de personen duidelijk uitkomen. 3 Vier kinderen lezen de tekst in rollen: een verteller, mama, Moon en Bram.
Woorddoel 1 Voorkennis ophalen: Schrijf op het bord: gieter, verlies, ieder, piepen. Laat enkele kinderen de woorden voorlezen; de anderen lezen in echo. 2 Schrijf op het bord: gitaar, viool, idool, pion. Lees de woorden voor en markeer in ieder woord de i. Wijs erop dat er i staat, maar dat je ie zegt. Lees de woorden in koor.
Werkboek (2 min.) Loop de opdrachten door en geef aan waar de kinderen op moeten letten.
Zelfstandig werken (8 min.) De kinderen lezen de werkboektekst alleen of in tweetallen. De goede lezers maken alle opdrachten zelfstandig.
Verlengde instructie – zwakke lezers (8 min.) Bespreek met hen de opdrachten 1, 2 en 3 (eventueel in les 20c). Er kan gebruik gemaakt worden van db 4 .
Terugblik en afsluiting (les 20c) (5 min.) Laat de kinderen kort vertellen wat ze geleerd hebben. Neem de antwoorden door met db 5 . 69
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 69
07-10-10 15:12
21
De thuiswedstrijd INFORMATIEBLOK les 21a
instructieles LKG / ZW les 21b
• • • •
handleiding werkboek digibord db
•
doelkaarten / werkboek → zwakke lezers (verlengde instructie) leeskaarten → goede lezers
samenleesles ZW les 21c
kaartenles LKG / ZW les 21d
• •
21 1
combi-leesboeken van de methode
5
10
vrij-leesboeken van school
facultatieve les ZW
15
voor les 21b, c en d – zie blz. 65 Lesdoelen
• •
woorddoel: woorden met th (thee) zinsdoel: vloeiend lezen – zinvolle eenheden
20
De thuiswedstrijd
Ali en Thijs zijn gek op voetbal. Hun club speelt zondag een thuiswedstrijd. Daar willen ze heel graag bij zijn, maar ze hebben geen geld. Ali bedenkt een plan. Zijn vader heeft een theehuis. En de moeder van Thijs heeft twee thermoskannen. Die vullen ze met heel heet water. Ali pakt thuis een thee-ei en een bus thee. Thijs neemt tien bekers mee. Ze gaan naar de drukste straat van het dorp. Daar lopen altijd heel veel mensen. De vrienden roepen om de beurt: ‘Theetijd!’ De mensen vinden het erg leuk. Mmm, een lekker kopje thee voor vijftig cent. Ali en Thijs doen het geld in een theeblik. Ze verkopen tot de winkels dicht gaan. Thuis tellen ze snel al hun geld. Het is ze gelukt! Ali en Thijs kunnen naar de wedstrijd toe! Saskia Goldschmidt
Werkboektekst De thuiswedstrijd, Saskia Goldschmidt – AVI M4
Woordenschat
• • •
theehuis: Een gebouw waar je thee en koffie kunt kopen en drinken. thermoskan: Een fles waar drinken warm (of koel) in blijft. thee-ei: Een zeefje in de vorm van een ei waar je thee-blaadjes in doet.
Lesopzet
• • • • •
• • •
doel van de les werkboektekst woordenschat klassikale instructie zins- en woorddoel werkboekopdrachten kort doorspreken 1 zinvolle eenheden aangeven, zinnen lezen 2 woorden met th aangeven en lezen 3 doelwoorden bij tekening kiezen 4 doelwoorden in zinnen kiezen 5 zinvolle eenheden aangeven, zinnen lezen zelfstandig werken – goede lezers verlengde instructie – zwakke lezers opdracht 1 en 2 terugblik en afsluiting
42
LESBESCHRIJVING Doel van de les Zeg dat u de tekst vloeiend gaat voorlezen: woorden die bij elkaar horen leest u in één keer. Vraag de kinderen daar op te letten. In de tekst staan woorden met th die je zegt als t, zoals in thuis.
Werkboektekst (5 min.) db 1 Lees de titel voor en bekijk met de kinderen de tekening. Vraag ze waar de tekst over zal gaan. Lees de tekst vloeiend voor, laat de zinvolle eenheden goed horen.
Woordenschat db 2 Omschrijf kort de moeilijke woorden.
70
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 70
07-10-10 15:12
Tip: Opdracht 1 is heel geschikt voor het werken in tweetallen.
1
Lees wat Thijs en Ali zeggen. Zet een √ na de woorden die je in één keer leest. Lees daarna de zinnen hardop. Thijs Ali Thijs Ali Thijs Ali
2 3
Verlengde instructie: 1 Lees het hele gesprek met het kind in
‘Zullen we bij mij thuis√gaan spelen?’ ‘Nee,√vandaag spelen we√bij mij thuis!’ ‘Waarom moet het nu√bij jou thuis?’ ‘Mijn moeder heeft thee√met taart.’ ‘Taart is lekker,√maar ik lust geen thee.’ ‘Dan krijg jij vast wel√een glas ijsthee!’
echo.
2 Verdeel de rollen en lees nog eens.
Zoek in de leestekst de woorden met th. Onderstreep die woorden en lees ze voor.
Verlengde instructie: 1 Lees met het kind de tekst in echo. 2 Het kind tikt op de tafel bij elk woord
Trek lijnen van de tekening naar de juiste woorden.
met th en omcirkelt dat woord.
tafeltje
ijsthee
3 Laat de omcirkelde woorden voorlezen. dokter
tenen
thermometer
thermoskan
tijger
4
Vul in: thuis – Arthur – thee 1 In een theehuis kun je 2
drinken.
Een theeleut voelt zich daar wel thuis
3 Mijn oom
5
thee
Arthur
.
zou er graag wonen!
Zet een √ na de woorden die je in één keer leest. Lees het rijmpje voor. Mijn oma woont in Tholen,√vlakbij de zee. Haar poes heet Liesbeth,√zij drinkt graag thee. Liesbeth likt altijd√mijn theekopje schoon. Dat beest is een theeleut,√echt niet gewoon!
43
Instructie (10 min.) db 3 Zinsdoel 1 Vraag de kinderen of ze hebben gehoord dat u woorden die bij elkaar horen in één keer heeft gelezen. Laat enkele zinnen aanwijzen waar ze dat duidelijk hoorden. 2 Lees regel 1 nogmaals voor, pauzeer nadrukkelijk: Ali en Thijs 9 zijn gek op voetbal. 3 Vraag wat het verschil is als u het vinkje op een andere plaats zet, bijvoorbeeld: Ali en 9 Thijs zijn gek op voetbal, of: Ali en Thijs zijn gek 9 op voetbal.
Woorddoel 1 Voorkennis ophalen: Schrijf op het bord: Tijs. Laat een kind deze naam voorlezen.
Werkboek (2 min.) Loop de opdrachten door en geef aan waar de kinderen op moeten letten.
Zelfstandig werken (8 min.) De kinderen lezen de werkboektekst alleen of in tweetallen. De goede lezers maken alle opdrachten zelfstandig.
Verlengde instructie – zwakke lezers (8 min.) Bespreek met hen de opdrachten 1 en 2 (eventueel in les 21c). Er kan gebruik gemaakt worden van db 4 .
2 Schrijf op en lees voor: Thijs. Vertel dat de naam soms met t en soms met th geschreven wordt. Er staat th, maar je zegt t.
3 Schrijf op het bord: thee, thuis. Lees de woorden in echo. 4 Lees nogmaals de titel voor, zet samen een cirkel om de th.
Terugblik en afsluiting (les 21c) Laat de kinderen kort vertellen wat ze geleerd hebben. Neem de antwoorden door met db 5 . 71
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 71
07-10-10 15:12
22
De dief INFORMATIEBLOK les 22a
instructieles LKG / ZW les 22b
• • • •
handleiding werkboek digibord db
•
doelkaarten / werkboek → zwakke lezers (verlengde instructie) leeskaarten → goede lezers
samenleesles ZW les 22c
kaartenles LKG / ZW les 22d
• •
22 1
combi-leesboeken van de methode
5
10
vrij-leesboeken van school
facultatieve les ZW
15
voor les 22b, c en d – zie blz. 65 Lesdoelen
• •
woorddoel: woorden op -tie (politie) zinsdoel: tempo: afwisseling tussen snel en langzaam; pauzes
20
De dief
Merves klas heeft een nieuwe meester. Meester Siebe werkte vroeger bij de politie. Toen was hij speurder, maar nu geeft hij les. Meestal vindt hij dat leuk, maar soms ook saai. Zoals vandaag, want de klas heeft een repetitie. Op de dag voor de vakantie, bah! Maar… waar is het papier met de vragen? ‘Jongens, we moeten zoeken!’ roept Siebe. ‘Wie het papier vindt, krijgt een traktatie!’ De klas komt meteen in actie. De kinderen springen op en gaan zoeken. ‘Kijk of er ingebroken is!’ roept Siebe. Merve rent naar het raam: nee, dat is dicht. Maar wat ziet ze daar? ‘Betrapt!’ gilt ze en ze wijst naar Siebe. Op zijn stoel ligt het papier. ‘Sorry,’ lacht hij, ‘ik had geen zin in een repetitie. Ik had meer zin in een speurspel. Merve, jij krijgt een traktatie en een tien voor speuren!’ Floortje Zwigtman
Werkboektekst De dief, Floortje Zwigtman – AVI M4
Woordenschat
•
• •
speuren: Zoeken naar iets. Iemand die voor zijn werk zoekt naar verdwenen spullen of mensen, noem je een speurder. repetitie: Een toets. Op school krijg je soms een toets. Zo kan de meester of juf zien of je iets snapt of geleerd hebt. betrapt – betrappen: Ontdekken dat iemand iets stiekem probeert te doen.
Lesopzet
• • • • • •
• • •
voorleesverhaal – zie blz. 109 doel van de les werkboektekst woordenschat klassikale instructie zins- en woorddoel werkboekopdrachten kort doorspreken 1 doelwoorden zoeken en kleuren 2 rijtjes doelwoorden lezen 3 zinnen lezen, tempo en pauzes aangeven 4 doelwoorden maken en lezen 5 doelwoorden in zinnen plaatsen zelfstandig werken – goede lezers verlengde instructie – zwakke lezers opdracht 1, 2 en 3 terugblik en afsluiting
44
LESBESCHRIJVING Voorleesverhaal (5 min.) Lees het verhaal voor (blz. 109).
Doel van de les Zeg dat u de tekst gaat voorlezen, en daarbij afwisselt tussen snel en langzaam. Vraag de kinderen daarop te letten. Vertel dat in de tekst woorden staan die je schrijft met –tie en uitspreekt als tsie, zoals politie.
Werkboektekst (5 min.) db 1 Lees de titel voor en bekijk met de kinderen de tekening. Vraag waar de tekst over zal gaan. Lees de tekst voor met duidelijke tempoverschillen en pauzes.
Woordenschat db 2 Omschrijf kort de moeilijke woorden.
72
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 72
07-10-10 15:12
Tip: Opdrachten 1 en 3 kunnen in twee- of drietallen worden uitgevoerd. Bij opdracht 3 kunnen de kinderen naar elkaar luisteren om de langzame delen en pauzes te vinden.
1 2
Speurwerk! Zoek in de leestekst de woorden met tie. Onderstreep ze alle zeven. Lees de woorden.
1
3
Verlengde instructie: 1 Wijs erop dat het woord op –tie meestal
Onderstreep tie. Lees de rijtjes, eerst langzaam, daarna iets sneller. actie
aan het eind van de zin staat.
4 operatie
3 relatie
2 positie
portie
notitie
emotie
adoptie
spatie
auditie
garantie
informatie
2 Zoek samen de woorden, en lees ze in echo. Kleur ze.
3 Lees daarna samen de zinnen waarin de woorden staan.
Lees de zinnen. Onderstreep de stukjes die je langzamer leest. Zet een √ waar je even rust. Lees dan nog eens. 1 Op de dag voor de vakantie,√bah!
Verlengde instructie: 1 Lees de woorden voor. 2 Laat het kind in elk woord -tie markeren. 3 Daarna leest het kind de woorden.
2 Maar…√waar is het papier met de vragen? 3 Merve rent naar het raam:√nee,√dat is dicht. 4 ‘Betrapt!’ gilt ze√en ze wijst naar Siebe.
4
Trek een lijn van tie naar de woorden waar het past. kana por
Verlengde instructie: 1 Lees de zinnen voor. Laat het kind aan-
trakta
fami
tie
wijzen wat langzamer wordt gelezen. Onderstreep dat stukje. 2 Lees de zinnen nog eens voor. Laat aanwijzen waar u rust en zet daar een 9. 3 Laat het kind de zinnen lezen.
vakan garan poli
tra
5
Vul in. Kies uit de woorden van opdracht 4. 1 Joppe koopt een p ortie
patat.
2 De meester wil graag op vakantie 3 De p olitie
.
neemt de dief mee.
4 Merve heeft een t raktatie
verdiend.
5 Op deze telefoon krijg je drie jaar g arantie
.
45
Instructie (10 min.) db 3 Zinsdoel 1 Vraag na het voorlezen van de tekst enkele kinderen stukjes te
Werkboek (2 min.) Loop de opdrachten door en geef aan waar de kinderen op moeten letten.
noemen die u langzamer hebt gelezen.
2 Vinden ze dat u op de juiste plaatsen minder snel ging lezen?
Zelfstandig werken (8 min.)
Waarom wel of niet? 3 Lees met de kinderen in koor vanaf regel 11 ‘De kinderen springen op…’ Laat de verschillen in tempo goed uitkomen.
De kinderen lezen de werkboektekst alleen of in tweetallen. De goede lezers maken alle opdrachten zelfstandig.
Woorddoel 1 Voorkennis ophalen: Schrijf op: juli, juni, kiwi en lees de woorden
Verlengde instructie – zwakke lezers (8 min.)
voor. Markeer de i in elk woord. Weten de kinderen het nog? Er staat een i maar je zegt een ie. 2 Schrijf dan op: politie, repetitie. 3 Markeer de i. Lees de woorden voor en vraag de kinderen wat opvalt. Zet een streep onder de uitgang –tie. Leg uit dat er tie staat, maar dat je sie of tsie zegt. 3 Schrijf de woorden vakantie, traktatie, portie erbij. Lees vervolgens het rijtje samen hardop.
Bespreek met hen de opdrachten 1, 2 en 3 (eventueel in les 22c). Er kan gebruik gemaakt worden van db 4 .
Terugblik en afsluiting (les 22c) (5 min.) Laat de kinderen kort vertellen wat ze geleerd hebben. Neem de werkopdrachten door met db 5 . 73
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 73
07-10-10 15:12
23
Een eenzaam paardje INFORMATIEBLOK les 23a
instructieles LKG / ZW les 23b
• • • •
handleiding werkboek digibord db
•
doelkaarten / werkboek → zwakke lezers (verlengde instructie) leeskaarten → goede lezers
samenleesles ZW les 23c
kaartenles LKG / ZW les 23d
• •
23
Een eenzaam paardje 1
combi-leesboeken van de methode
5
10
vrij-leesboeken van school
facultatieve les ZW
15
voor les 23b, c en d – zie blz. 65 Lesdoelen
• •
woorddoel: woorden op –ing, -ig en – lijk (verzorging, verstandig, koninklijk) zinsdoel: dynamiek: afwisseling tussen luid en zacht
20
Er was eens een paardje dat Igor heette. Zijn manen waren lang en blond en zijn staart was zacht en pluizig. Hij kreeg een goede verzorging. De baas van Igor was een prins. Hij woonde in een groot paleis. Alles in dat paleis was van goud en zilver. Het was er echt heel koninklijk. Soms kwamen er gasten uit een ver land. Dan werd het feestelijk in het paleis. Met vuurwerk en kaarsen en taart en zo! De prins hield veel van zijn paardje. Maar hij had niet genoeg tijd voor het dier, want hij moest vaak op reis. Igor was dan erg verdrietig en alleen. Hij wilde eigenlijk weg, maar waar moest hij heen? Het paard was verstandig en dacht: Ver weg is leuk, maar ook gevaarlijk. Misschien verdwaal ik wel… Dan blijf ik toch maar hier. Liever een saai leven dan een eng leven. Anne Takens
Werkboektekst Een eenzaam paardje, Anne Takens – AVI M4
Woordenschat
• •
koninklijk: Zo deftig dat het bij een koning past. verstandig: Je denkt goed na voordat je iets doet. Je gebruikt je verstand.
Lesopzet
• • • • •
• • •
doel van de les werkboektekst woordenschat klassikale instructie zins- en woorddoel werkboekopdrachten kort doorspreken 1 basis- en doelwoorden lezen 2 woorden verbinden met tekening 3 woordparen zoeken 4 verdeelstrepen in woordslang zetten 5 juiste doelwoord in zin kiezen zelfstandig werken – goede lezers verlengde instructie – zwakke lezers opdracht 1, 2 en 3 terugblik en afsluiting
46
LESBESCHRIJVING Doel van de les Zeg dat u een tekst gaat voorlezen die soms vrolijk is en soms verdrietig. Laat dat horen door afwisselend luid en zacht te lezen. Vertel dat in de tekst woorden staan op –ig, -lijk en –ing.
Werkboektekst (5 min.) db 1 Lees de titel voor en bekijk samen de tekening. Is het paardje vrolijk of verdrietig? Vraag waar de tekst over zal gaan. Lees de tekst voor. Lees luid (vrolijk) vanaf regel 6 ‘Hij woonde ...’ tot en met ‘… taart en zo!’ in regel 11. Lees zacht (verdrietig) vanaf regel 13 ‘Maar hij had…’ tot en met ‘…moest hij heen?’ in regel 17. De rest leest u neutraal.
Woordenschat db 2 Omschrijf kort de moeilijke woorden.
74
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 74
07-10-10 15:12
Verlengde instructie: 1 Lees de basiswoorden in rij 1 en de bijbe-
1
horende doelwoorden (echolezen).
1
2
2 Lees dan de doelwoorden zingend aan
Lees de rijtjes goed en snel. Lees steeds twee woorden naast elkaar. water bobbel rommel rimpel
elkaar.
2 reken
waterig bobbelig rommelig rimpelig
3 meester
rekening wandeling oefening tekening
wandel oefen teken
3 Het kind leest de doelwoorden alleen
meesterlijk monsterlijk wonderlijk ridderlijk
monster wonder ridder
voor.
4 Herhaal dit bij de andere rijen.
Lees de rijtjes. Trek een lijn naar de juiste tekening. 1
misselijk duizelig grieperig
2 betaling
4 kriebelig
3 zindelijk
rekening beloning
verzorging huilerig
5
harig pluizig
Verlengde instructie: 1 Lees met het kind in echo de eerste rij. 2 Zoek samen de tekening die bij deze rij
gevaarlijk griezelig gruwelijk
woorden past.
3 Herhaal dit bij de volgende rijen.
3
Lees de rijtjes. Trek lijnen tussen de woorden die bij elkaar horen. Lees daarna deze woorden twee aan twee. 1
4
bedoelen handelen schitteren belonen
bedoeling beloning handeling
4 verzorging
betalen verzorgen verwonden
wandeling verwonding betaling
zelfde deel.
3 Lees samen de woordparen. 4 Herhaal dit bij rij 3 en 4.
Zet verdeelstrepen tussen de acht woorden. Lees de woorden daarna steeds sneller.
akelig d
5
3 wandelen
2 schittering
Verlengde instructie: 1 Lees met het kind in koor rij 1 en 2. 2 Zoek bij ieder woord het woord met het-
everiggev aarl uizel igzw iggeweld ijkgr
welijkm iezeliggru onst erlijk
Lees de zinnen. Trek een lijn naar het juiste woord. Lees daarna de zinnen nog eens met het juiste woord erin. 1 2 3 4 5
De prins zag hoe Igor was. Hij bedacht een slimme . Hij kocht een meisjespaard. Igor en zij kregen al snel . En ze leefden nog lang en .
verkering
gelukkig verdrietig vriendelijk
oplossing
47
Instructie (10 min.) db 3 Zinsdoel 1 Vraag de kinderen waar de tekst vrolijk was en waar treurig.
Werkboek (2 min.) Loop de opdrachten door en geef aan waar de kinderen op moeten letten.
Hoorden ze dat aan verschil tussen luid en zacht?
2 Laat enkele kinderen een paar zinnen lezen op dezelfde manier.
Zelfstandig werken (8 min.)
Woorddoel 1 Voorkennis ophalen: Schrijf naast elkaar op het bord: ig, ing en
De kinderen lezen de werkboektekst alleen of in tweetallen. De goede lezers maken alle opdrachten zelfstandig.
lijk. Herinner de kinderen aan de les waarin ze woorden lazen als rustig, ketting en vrolijk. Schrijf die woorden onder de uitgangen en lees ze voor. Er staat -lijk en -ig, maar je zegt -luk en -ug. Laat de kinderen andere woorden met deze uitgangen noemen en schrijf die in de juiste kolom. 2 Vertel dat het in deze les ook gaat over zulke woorden, maar nu zijn ze langer: ze hebben drie lettergrepen. Noem als voorbeeld verzorging en schrijf dat woord in de juiste rij. 3 Laat de kinderen woorden op -ig, -ing en -lijk zoeken in de tekst (pluizig, koninklijk, feestelijk, verdrietig, verstandig, gevaarlijk) en zet die samen in de juiste kolom.
Verlengde instructie – zwakke lezers (8 min.) Bespreek met hen de opdrachten 1, 2 en 3 (eventueel in les 23c). Er kan gebruik gemaakt worden van db 4 .
Terugblik en afsluiting (les 23c) (5 min.) Laat de kinderen kort vertellen wat ze geleerd hebben. Neem de antwoorden door met db 5 . 75
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 75
07-10-10 15:12
24
Op vakantie INFORMATIEBLOK • • • •
handleiding werkboek digibord db
LKG / ZW
• •
handleiding (zie blz. 78) kopieerbladen
les 24d
•
vrij-leesboeken van school
les 24a
instructieles LKG / ZW les 24b
samenleesles ZW les 24c
24 1
combi-leesboeken van de methode
5
10
facultatieve les ZW
voor les 24b en d – zie blz. 65
15
Lesdoelen
•
•
woorddoel: herhaling van woorden: op -tie (portie),-etje (bolletje), -ig en – lijk (aardig, vrolijk), met th (thee) en i als ie (tosti) zinsdoel: vloeiend lezen
20
Op vakantie
Gaan jullie maar op vakantie, denkt Sep boos. Ik ga niet mee, ik blijf met Bolletje thuis. Sep verstopt zich met zijn konijn in de schuur. Hij heeft tostibrood en een literfles thee, en voor Bolletje een wortel en een portie sla. ‘Sep!’ roept papa, ‘kom je… we gaan, hoor!’ De deur van de schuur zwaait piepend open. ‘Sep, ben je hier?’ Sep schrikt, hij spant zijn buikspieren. Hij zegt niets en wacht stil af. Maar Bolletje vindt stil zitten moeilijk. Ze glipt het holletje uit en hupt naar papa toe. ‘Hee Bolletje,’ zegt papa, ‘waar is Sep?’ Verraden! denkt Sep, Bolletje heeft me verraden. ‘Ik ga mee als Bolletje óók mee mag,’ pruilt Sep. ‘Dat vind ik kinderachtig,’ zegt papa. ‘Want hier is ze maar alleen, gun Bolletje ook een uitje. Bij de kinderboerderij zijn ook andere konijnen.’ ‘En ik dan?’ vraagt Sep en hij staat op. Papa lacht: ‘Jij vindt vast een vriend bij de zee!’ Geert van Diepen
Werkboektekst Op vakantie, Geert van Diepen – AVI M4
Woordenschat
• • • •
pruilt – pruilen: Boos kijken omdat je je zin niet krijgt. gun – gunnen: Graag willen dat iemand iets heeft of krijgt. spant – spannen: Strak houden. verraden: Iets verklappen. Als je verstoppertje speelt, mag je niet verraden waar iemand zich verstopt.
Lesopzet
• • • • •
• • •
doel van de les werkboektekst woordenschat klassikale instructie zins- en woorddoel werkboekopdrachten kort doorspreken 1 zinnen vloeiend lezen 2 rijtjes woorden lezen 3 woordparen lezen, woorden markeren 4 doelwoorden indelen en lezen 5 woorden in een woordzoeker doorstrepen zelfstandig werken – goede lezers verlengde instructie – zwakke lezers opdracht 1, 2 en 3 terugblik en afsluiting
48
LESBESCHRIJVING Doel van de les Vertel dat in de tekst bekende woorden staan, die in deze les nog een keer geoefend worden, bijvoorbeeld thee en kammetje. Zeg dat u de tekst vloeiend gaat voorlezen. Vraag de kinderen daarop te letten.
Werkboektekst (5 min.) db 1 Lees de titel voor en bekijk met de kinderen de tekening. Vraag waar de tekst over zal gaan. Lees de tekst vloeiend voor.
Woordenschat db 2 Omschrijf kort de moeilijke woorden.
76
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 76
07-10-10 15:12
Verlengde instructie: 1 Bespreek met het kind welke woorden je
1
in zin 1 in één keer leest.
1 2 3 4
2
Verlengde instructie: 1 Zoek samen de bekende delen van de woorden.
3 buikspieren
2 literfles
vakantie op vakantie samen op vakantie
een literfles een literfles thee
2 Laat het kind deze delen markeren. 3 Lees de rijtjes in echo.
zijn buikspieren hij spant zijn buikspieren
Lees de woordparen. Kleur dan elk tweede woord. Kleur dat woord ook in de leestekst. Welk woord blijft over? thuis 1
4
Gaan jullie maar op vakantie, denkt Sep boos. ‘Ik ga mee als Bolletje óók mee mag,’ pruilt Sep. ‘Dat vind ik kinderachtig,’ zegt papa. Papa lacht: ‘Jij vindt vast een vriend bij de zee!’
Lees de rijtjes vlot, steeds sneller. 1
3
2 Lees de zin in koor. 3 Daarna leest het kind de zin alleen. 4 Doe hetzelfde met de andere zinnen.
Lees de zinnen vlot: eerst met je ogen, dan fluisterend, dan hardop.
bol
bolletje 2
huis
thuis
hol
holletje
hee
thee
3
kind kinderachtig 4 spier moe
moeilijk
Verlengde instructie: 1 Kleur met het kind elk tweede woord. 2 Lees de gekleurde woorden voor, het kind
buikspieren
fles
literfles
herhaalt ze.
Zet de woorden in de goede rij. Lees daarna de rijtjes goed en vlot.
3 Lees de woordparen in echo.
theepot – literfles – heerlijk – portie vakantie politie garantie traktatie
portie
5
thema ijsthee thuiskomst
wegpiraat riviertocht bikinibroek
moeilijk tijdelijk smakelijk
theepot
literfles
heerlijk
Zoek elk woord. Streep het door. ijsthee traktatie
gummetje thuis
skipiste
4 eindelijk
3 skipiste
2 thuis
politie
thema literfles
Welk woord blijft over? donzig
tijdelijk pluizig
l d p i i g k t
i t e r f l e s t h e m a o n k
l e j u j r
u i s m i a
i t t m l k
z i h e e t
i l e t d a
g o e j j t
z p g e i i
i p i s t e
© Noordhoff Uitgevers bv
1
49
Instructie (10 min.) db 3 Zinsdoel 1 Vraag de kinderen of ze vinden dat u vloeiend hebt gelezen. Wat
Werkboek (2 min.) Loop de opdrachten door en geef aan waar de kinderen op moeten letten.
hoor je dan?
2 Herhaal: Je laat horen dat groepen woorden bij elkaar horen. Lees
Zelfstandig werken (8 min.)
de laatste twee zinnen uit de tekst als voorbeeld. 3 Laat enkele kinderen een stukje naar keuze voorlezen.
De kinderen lezen de werkboektekst alleen of in tweetallen. De goede lezers maken alle opdrachten zelfstandig.
Woorddoel 1 Introductie: Vertel de kinderen dat ze woorden gaan herhalen die 2 3 4 5
ze in voorgaande lessen geleerd hebben. Schrijf zonder markering naast elkaar op het bord: thee, politie, kammetje, minirok, misselijk, onaardig. Lees de woorden een voor een voor. Laat de kinderen vertellen wat het bijzondere is van ieder woord. Markeer die bijzonderheid. Wijs op hoe het er staat en op hoe je het zegt. Laat meer woorden bedenken. Schrijf die in de juiste rij, of geef ze zelf: thuis, thema; portie, actie; bolletje, pennetje; limonade, kiwisap; vrolijk, heerlijk; luchtig, rommelig. Lees samen de woorden per rij.
Verlengde instructie – zwakke lezers (8 min.) Bespreek met hen de opdrachten 1, 2 en 3. Er kan gebruik gemaakt worden van db 4 .
Terugblik en afsluiting (5 min.) Laat de kinderen kort vertellen wat ze geleerd hebben. Neem de antwoorden door met db 5 .
77
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 77
07-10-10 15:13
Etalage
INFORMATIEBLOK
LESBESCHRIJVING
Bij deze les hoort:
Introductie
• • •
kopieerblad 4 blad 1 en 2 TIP-boek leestafel met gedichtenbundels
Lees het gedicht van Hans Kuyper voor.
Er is een plek onder de tafel
Lesdoelen
• •
leespromotie vloeiend voorlezen
Lesopzet
• • • •
introductie etalage voorlezen werkboektekst (zwakke lezer) afsluiting
Er is een plek onder de tafel waar het stil is. Lekker stil. Daar ga ik altijd zitten als ik lezen wil. Ik neem een heel mooi boek mee en (dat is dan zo gek!) dan wordt mijn stille plekje opeens een and’re plek:
Voorbereiding tijdens het blok
•
•
•
• •
De leestafel staat in het teken van gedichten. Enkele suggesties: Edward van de Vendel, Superguppie; Hans & Monique Hagen, Van mij en jou en Jij bent de liefste; Riet Wille, Wie dit leest is een beest; Hans Kuyper, Ik word wel koningin. Tijdens het vrij lezen kunnen de kinderen boeken van de tafel pakken en lezen. Suggestie: Maak een poëziemuur bij de leestafel met Plint-posters (www.plint.nl). De kinderen kunnen ook zelf gedichten schrijven voor de poëziemuur. Kies een nieuw TIP-boek, bij voorkeur samen met de kinderen. U leest eruit voor en de kinderen kunnen het lezen tijdens de vrije leestijd. Vertel kort iets over de inhoud en de schrijver (s). Een kind of uzelf maakt een poster. Schrijf daarop: ‘TIP-boek’, de titel en de naam van de schrijver. Plak er een kopie van de voorkant van het boek bij. Begeleid de kinderen die de etalage gaan verzorgen. Gebruik hiervoor de kopieerbladen. Een zwakke lezer bereidt zich voor op het voorlezen van een werkboektekst uit dit blok.
Kopieerbladen Maximaal zes kinderen verzorgen de etalage. Dit keer wordt niet in groepjes gewerkt. Elk kind kiest een gedicht en vult kopieerblad 4 blad 1 in. Dit blad wordt gebruikt tijdens de etalage. Kopieerblad 4 blad 2 wordt gebruikt bij het voorbereiden van de etalage. Het bevat tips en een opzet van een etalage.
dan zit ik in de duinen, dan hoor ik soms de zee. En de tafel is een boot, daar vaar ik mee. Of soms is het een bos, waarin ik roze elfjes zoek… Het komt niet door de tafel, het komt door het boek. Het boek is machinistje, de tafel is de trein. Ze brengen mij naar elke plek waar ik maar wil zijn.
Vraag of de kinderen ook zo’n plek hebben waar ze graag lezen. Is het daar ook stil? Voelt het daar als op de plek uit een boek? Vertel welke kinderen de etalage verzorgen.
Etalage (15 min.) Drie tot zes kinderen bespreken gedichten. Ze noemen de titel, de schrijver en eventueel de illustrator. Ze lezen het gedicht voor, vertellen wat ze de mooiste regel vinden en geven hun mening over de tekening. Tot slot stelt het kind een vraag over het gedicht (zie kopieerblad 4 blad 1). Daarna vertellen luisteraars wat ze vonden van het voorlezen en ze stellen vragen over het gedicht. Geef zelf ook een reactie op het voorlezen en op de hele etalage. Doe dat aan de hand van kopieerblad 4 blad 2.
Voorlezen werkboektekst (5 min.)
© Noordhoff Uitgevers bv
Een zwakke lezer leest een zelf gekozen tekst uit het werkboek voor. Benadruk na afloop vooral wat het kind goed deed.
Afsluiting (5 min.) Lees het laatste fragment uit het TIP-boek voor. Praat na over het boek. Wat vinden de kinderen ervan? Wat sprak hen het meest aan? Hiermee sluit u dit blok af. Na afloop wordt de leestafel opgeruimd.
78
Timboektoe HL gr4_schoon.indd 78
07-10-10 15:13