Stormen rondom de Christelijke doop Een studie over geloofszekerheid en een gereinigd geweten
B BE EK KE ER RIIN NG G,, G GE EL LO OO OF FS SZ ZE EK KE ER RH HE EIID D,,
Veel oprechte christenen met een orthodox christelijke achtergrond worstelen vaak met de vraag hoe zij zekerheid kunnen ontvangen van hun eeuwige behoudenis. Zij bidden tot de Heere God, maar hebben (nog) geen gereinigd geweten zoals Hebreeën 10:22 beschrijft;
W WE ED DE ER RG GE EB BO OO OR RT TE EE EN ND DO OO OP P
“Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.” In Hebreeën 9:14 wordt beschreven op welke wijze iemand, die oprecht die zekerheid van geloof zoekt, zo’n gereinigd geweten kan ontvangen; “Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen?” Het vrije aanbod van Gods genade Het is dus inderdaad mogelijk, op grond van geloof in Gods aanbod van genade, zekerheid van vergeving van zonden en verlossing van de macht van de zonde te ontvangen. De schrijver van Heb 2:15 bewijst dat, zoals de evangelist Markus en de apostel Paulus dat ook hebben gedaan; “En verlossen zou al degenen, die met vreze des doods, door al hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren.” “Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben zal verdoemd worden” (Markus 16:16). “Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden” (Romeinen 6:3,4).
C.B. Beekhuizen & B.v.d. Ruitenbeek
Stormen rondom de Christelijke doop Een studie over geloofszekerheid
Voorplaat en laatste tekening geredigeerd vanuit “Het leven van Christus”, Vereniging tot verspreiding van de Heilige Schrift, Ark boeken.
5. Wat gebeurt er ná de doop? 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
INHOUDSOPGAVE
Dan sta je geestelijk op met Christus tot een nieuwe leven. Dan getuigt je levenswandel van Gods liefde en vergeving Dan maak je een nieuwe start en krijg je een hemelse familie Dan kijk je niet meer terug op je oude leven (oude mens en zijn werken) Dan ervaar je de leiding van Gods Geest, ook in de dagelijkse dingen Dan ontvang je een nieuw soort hoop die leven geeft en toekomst Dan ervaar je bij ’t lezen, beluisteren van Gods Woord een relatie met God
6. En wat gebeurt er als je toch weer zondigt, ga je dan verloren? 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Dan zorgt de Heilige Geest voor droefheid en berouw over de zonde Dat creëert de wil om je zonden aan jouw bedroefde hemelse Vader te belijden Dan volgt ‘n hernieuwd voornemen om dichter bij Gods Woord te blijven Dan accepteer je de gevolgen van je zonden en Gods Vaderlijke tucht Dat veroorzaakt een gewillige “vernedering onder de hand van God” Dan vraag je om betoon van genade, terugkeer van de verloren vreugde Dan smeek je om het herstel van de gevoelige, maar verloren relatie met God
7. Hoe wordt die verloren relatie met God weer hersteld? 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Door met berouw je zonde(n) te belijden naar het voorbeeld van 1 Joh. 1:9 Door Gods vergeving gelovig te aanvaarden (zie Ps. 51) Door de levensles aandachtig tot je te nemen en er lering uit te trekken Door verootmoediging en vernedering voor God en mensen Door te geloven dat de Heere de verslagen geest weer oprichten zal Door dankzegging voor Gods vergeving en genade en geloof in Rom.8:28 Door Gods Woord nauwkeuriger te lezen en ervan te getuigen (Hnd. 19:18-20)
Bijbelstudie Bulletins: 1. De grondslag van het christelijk geloof 2. Aanbidding en eredienst in het O.T. 3. Aanbidding en eredienst in het N.T. 4. Wedergeboorte;een ´bekering ten leven” 5. De christelijke doop 6. Avondmaal: verkondiging of sacrament? 7. Samenkomen als Gemeente 8. De Gemeente: "Pilaar der waarheid” 9. De Gemeente: “Lichaam van Christus” 10.De Gemeente: “Huis van God” 11.De Gemeente: Bruid van Christus”
38
12. Bidden naar Gods wil, hoe doe je dat? 13. De functie van de geestelijke gaven 14. Discipelschap: Navolging van Christus 15. Gemeentevorming: ambassadeurswerk 16. Kenmerken van de pastorale werker 17. Onderscheiding geest, ziel en lichaam 18. Geestelijke en vleselijke christenen 19. Pastoraat aan overspannen mensen 20. Pastoraat aan ongelovigen 21. Pastoraat aan occultgebondenen 22. Pastoraat aan alleenstaanden
VOORWOORD De vraag van een goed geweten
5
HOOFDSTUK 1 Geloven in Gods liefde en genade Gods geopenbaarde wil Geloof is de sleutel Bekering, geloof en doop Bekering en wedergeboorte Dopen, wat het betekent De oorsprong van de doop als besnijdenis ritueel De Christelijke doophandeling
6
HOOFDSTUK 2 De betekenis van de Christelijke doop De methode van dopen De betekenis van de geestelijke besnijdenis De besprenkeling van zuigelingen De doop en de raad Gods De doop als beeld van de behoudenis De doop als getuigenis van een goed geweten De gezinsdoop De kinderdoop volgens de kerkelijke liturgie De volwassen- of geloofsdoop Wat de bijbel over de doop zegt
12
HOOFDSTUK 3 Het getuigenis van de Heere Jezus Het getuigenis van de apostel Petrus Het getuigenis van de apostel Paulus Het getuigenis van Johannes de doper De opdracht van de evangelist Filippus Wat leren we uit de geschiedenis?
20
3
HOOFDSTUK 4 Jesaja; profeet, leraar en evangelist Reiniging is nodig Wat de Heere Jezus van ons verlangt Trouw blijven aan Gods Woord Een hoopvolle toekomst Vóór of met Christus sterven?
23
HOOFDSTUK 5 De gevolgen van het doorbreken van tradities Vurige ijver voor de eigen overtuiging Jezus volgen betekent liefdevolle zelfverloochening De kracht van het eigenbelang Menselijke toewijding zonder Goddelijke liefde Afhankelijk van menselijke normen en regels De doop als struikelblok De proselietendoop De doop der bekering
26
HOOFDSTUK 6 Liefdevolle ijver, sterker dan dood en graf Vrijgemaakt van de beginselen dezer wereld Met Christus gestorven, begraven en opgewekt Samenvatting
30
HOOFDSTUK 7 Gods getuigenis in de hemelse gewesten Veilig door gehoorzaamheid aan Gods Woord De doop redt, behoudt De betekenis van Griekse woorden
33
Samenvatting 1. Zalig of behouden worden, hoe gebeurt dat? 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Door de Heere Jezus op Zijn Woord te geloven Door het aanbod van Gods liefde te vertrouwen Door Gods genade en vergeving na belijdenis te aanvaarden Door alleen op Gods beloften van bijstand je geloof te bouwen Door van Gods liefde en rechtvaardigheid te getuigen door de doop Door de reiniging van het geweten door Jezus’ bloed Door de belijdenis van de mond en het geloof van het hart
2. Wat gebeurt er als men niet in Gods genade gelooft? 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Dan maakt men God tot een Leugenaar (1 Joh. 5:10) Dan blijf je onder het oordeel over de zonde(n) (Joh. 3:10,26) Dan blijft de zonde macht over je hebben (Rom. 5:21) Dan kies je voor de afgoden, Satan en zijn demonen (Jozua 24:15) Dan keur je jezelf het eeuwige leven niet waard (Hnd.13:46) Dan deel je het lot van Satan en de anti-Christ (Opb. 20:10; 21:8) Dan is je naam niet in “Het Boek van het Lam” (Opb. 20:15; 21:26)
3. Wat gebeurt er wanneer je wèl gelooft in Gods genade, vergeving? 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Dan blijken na belijdenis en berouw je zonden vergeven te zijn! Dan ervaar je de blijdschap als vrucht van Gods Heilige Geest Dan ervaar je Gods Liefde en de verzekering van Gods Geest Dan krijg je vrijmoedigheid om te getuigen en dat doe je graag! Dan ben je een “mede-erfgenaam van Christus” Dan weet je zeker uit genade “eeuwig leven” te hebben ontvangen Dan worden alle dingen in je leven nieuw, het oude is voorbijgegaan!
4. Wat heeft de doop met persoonlijk geloof te maken?
Info en bestellingen: Stichting Adullam voor Internationale Ambulante Hulpverlening, NL 3886 PA, Garderen. Telefoon: 0577-463107. E-mail:
[email protected] Web: www.adullam.nl
4
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
De doop duidt op een getuigenis dat je met Christus begraven wil zijn. De doop is dan ook een persoonlijk “geloofsgetuigenis” van je bekering Het is een getuigenis van de aflegging van je oude leven in Jezus’ graf Het duidt op de aanvaarding van Gods oordeel over jouw zonde(n) Je komt op een afgezonderde plaats, gescheiden van de wereld Je getuigt “gestorven te zijn voor de wereld”, de Wet en de zonde Het is in feite de persoonlijke aanvaarding van het Kruis in je leven 37
We hebben nu geleerd dat: 1. De doop ons richt op de opstandingskracht van de Heere Jezus Christus, door het geloof. 2. De doop laat zien dat er een reiniging van een goed geweten heeft plaats gevonden, gevolgd door een gebed dat tijdens de doop, als uiterlijk teken van die reiniging, wordt uitgesproken. 3. De doop ook gepaard gaat met het dankzeggend gebed voor de totale reiniging door het bloed van HET LAM, DE HEERE JEZUS CHRISTUS. Wat een duidelijk getuigenis van de Heere Jezus Christus Zelf in verband met de uitleg van de betekenis van de doop in het vorige vers! Het volbrachte werk van Christus in relatie met de doop Alleen door het geloof in Christus’ volbrachte werk op het kruis worden we behouden, gered van alle geestelijke machten en krachten. Maar de doop door onderdompeling is daar het teken van. De “behoudenis” als werkwoord geeft de voortdurende en voorstuwende kracht van het geloof weer. Jezus Christus die uit de dood is opgestaan (vs.21), is ook heengegaan (vgl. vs.19) naar de hemelse heerlijkheid (vgl. Marc.16:19; Hand.1:10,11; Hebr.9:24). Daar troont God de Vader (vgl. Openb.4:1) en zit Christus aan Zijn rechterhand (vgl. Rom.8:34; Ef.1:20; Col.3:1; Hebr.1:3). Het zitten aan de rechterhand van de Vader wijst niet alleen op de ereplaats, maar vooral op heerschappij en macht. Christus heeft autoriteit over allerlei geestelijke wezens, zowel goede als boze: engelen, machten, krachten (vgl. Rom.8:38; 1 Cor.15:24; Ef.1:21; Fil.2:10). Het ‘onderworpen zijn’ of ‘onderdanig gemaakt zijn’ van deze engelen, machten en krachten, geldt zowel het heden, als ook de toekomst (vgl. Ef.1:20-23; Hebr.1:4; 2:8 en 1 Cor.15:24). Zo leren ons deze verzen dat tot in de diepste diepten en de hoogste hoogten de overwinning van Jezus Christus bekend en effectief geworden is! Dit wordt uitgedrukt in het teken van de doop door onderdompeling, baptizo. De doop op zichzelf doet het niet, maar het is een getuigenis in mijn/jouw leven voor de hemelse gewesten. Tegen alle geestelijk machten en krachten in de lucht. (Er is gebruik gemaakt van de studiebijbel, B. v.d. R). 36
Stormen rondom de Christelijke doop Een studie over geloofszekerheid C.B. Beekhuizen VOORWOORD “Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben zal verdoemd worden” (Markus 16:16). “Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden” (Romeinen 6:3,4).
“En toen zij uit het water waren opgekomen, nam de Geest des Heeren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer; want hij reisde zijn weg met blijdschap” (Hand. 8:39) De vraag naar een goed geweten Veel oprechte christenen met een orthodox christelijke achtergrond worstelen vaak met de vraag hoe zij zekerheid kunnen ontvangen van hun eeuwige behoudenis. Zij bidden tot de Heere God, maar hebben (nog) geen gereinigd geweten, wat, zoals Hebreeën 10:22 beschrijft, nodig is om tot God te naderen; “Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.” Dezelfde brief beschrijft echter ook in hoofdstuk 9:14 op welke wijze de oprechte zekerheidszoeker dat gereinigde geweten kan ontvangen; “Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen?” Het is dus mogelijk, op grond van geloof in Gods genade, zekerheid van geloof, zondevergeving en verlossing van de zondemacht te ervaren. De Bijbel beschrijft; “En verlossen zou al degenen, die met vreze des doods, door al hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren” (Heb. 2:15). 5
De reinigende kracht van het bloed van de Heere Jezus Christus
De betekenis van Griekse woorden
Toen de Heere Jezus op aarde kwam, werd Zijn genade en vergeving allereerst Zijn eigen uitverkoren volk Israël aangeboden. Maar Johannes beschreef dat het grootste gedeelte van Gods volk dat aanbod van genade verwierp, zich niet waardig keurde.
Het Griekse woordje eperōtēma betekent meestal ‘bede, verzoek, vraag’. Met ‘van een goed geweten’ wordt de inhoud van dat verzoek tot God aangegeven. De dopeling ontvangt dit gereinigde geweten op grond van de ‘opstanding’ van Jezus Christus (vgl. Rom.6:4-11).
“Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn” (Joh. 1:11-13).
De betekenis van sommige gebruikte Griekse woorden vinden we in de Studiebijbel, zoals het woordje βάπτισμα, dat hier is vertaald met het zelfstandig naamwoord baptisma, wat “doop” betekent.
“Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. Want alzo heeft ons de Heere geboden, zeggende: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste der aarde” (Hnd.13:46, 47). Het sterven van de Heere Jezus en het storten van Zijn bloed, “het bloed Zijns kruizes” zoals Paulus het beschreef in Kol. 1:20, was bedoeld voor mensen die als vijanden van God worden beschreven, mensen die geen rekening willen houden met Gods levendmakende woorden. Ro 5:10 Want indien wij, terwijl wij vijanden waren met God verzoend zijn door den dood van zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij, nu wij eens verzoend zijn, door diens leven gered worden. Flp 3:18 Want velen - ik zeide het u vaak en zeg het ook nu, wenend leven als vijanden van het kruis van Christus. Col 1:21 Ook u, die weleer vervreemd en in uw gezindheid vijanden Gods waart - uw boze gedragingen bewezen het - heeft hij thans verzoend. Geloven in Gods liefde en genade Om echter zekerheid van de vergeving van zonden te hebben, vraagt de Heere God geloof in Zijn Woorden, want die zijn “Geest en Leven”.
Slechts in de constructie baptisma baptizomai ‘een doop gedoopt worden’ (vergelijk bijvoorbeeld een Nederlandse constructie als ‘zijn gang gaan’) kan baptisma ook opgevat worden als ‘overstelping met narigheid’ (Marc.10:38; vgl. baptizō); Buiten deze constructie, waarin baptisma in betekenis met alle betekenissen van baptizō mee kan gaan, is de collectieve betekenis steeds ‘doop’. In buiten-bijbelse geschriften wordt het woord baptisma niet aangetroffen. We lezen er gemakkelijk overheen, mede omdat het zinnetje ‘de doop behoudt nu ons’ voor veel reformatorische christenen onbegrijpelijk overkomt. In éénzelfde tekst wordt een uiterlijk teken van deze “uitleg” voorzien! De Statenvertaling geeft de tekst op deze wijze weer: “Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is van de vuilheid van het lichaam, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.” De NBG geeft: “Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, ,maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.” De NBV: “En dat water is een voorafbeelding van het water van de doop, waardoor u nu wordt gered. De doop wast niet het vuil van uw lichaam. Het is wel de vraag naar een zuiver geweten, dankzij de opstanding van Jezus Christus.”
“De Geest is het Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn Geest en leven” (Joh. 6:63). 6
35
Wat een rijkdom om Jezus Christus als mijn Heere en Koning in mijn leven te erkennen. Jezus Christus, mijn Leidsman/Vredevorst, de Overwinnaar over alles wat leeft. Het stormt soms in ons leven, en toch is daar een vaste zekerheid dat Jezus Christus ons bewaart.
Gods geopenbaarde wil
Veilig door gehoorzaamheid aan Gods Woord
“Welke wil, dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen. Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus; Die Zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zijner tijd” (1 Tim. 2:4-6).
We zijn alleen veilig als we in gehoorzaamheid Zijn Woord doen en volgen, ten koste van alles. Ik denk dan aan sommige gewoonten, al of niet religieus of sociaal. Toets die aan Gods Woord en (be)leef Zijn Woord. God heeft de rebellie van de boze geesten (gevallen engelen) lange tijd (vs.19) verdragen. Hij is immers lankmoedig (Rom.2:4; 9:22; 2 Petr.3:15), hetgeen duidt op heel lang dulden, lang ingehouden toorn. ‘Gered worden door water’ kan op twee manieren worden opgevat: 1) Noach en de zijnen werden veilig door het water heengeleid (d.w.z. behouden ondanks de kolkende watermassa) of; 2) het water van de zondvloed droeg de ark naar de veiligheid, d.w.z. zij werden behouden dankzij het water. We zien in deze duidelijke uitleg wat er mee wordt bedoeld. De geschiedenis van de zondvloed is dus een beeld van de waterdoop. De ark (vs.20) van toen is het ‘tegenbeeld’, d.w.z. voorafbeelding, voorafschaduwing, van hetgeen in de doop tot uitdrukking wordt gebracht. De doop redt, behoudt. Het werkwoord staat in de tegenwoordige tijd, waarmee de voortduur wordt aangegeven. De doop is geen uiterlijk reiniging (vgl. Ef.5:26; Tit.3:5), geen reiniging van de buitenkant van de mens (lett. ‘van het vlees’). De apostel gebruikt in dit vers het woord ‘afleggen’ (vgl. 2:1; Rom.13:12; Col.3:9; Jac.1:21), hetgeen aangeeft dat door hen die de naam van Christus dragen een bepaald (verkeerd) gedrag moet worden afgelegd, nagelaten. ‘Maar’ geeft aan, dat het hier gaat om de tegenstelling tussen de uiterlijke en de innerlijke reiniging. Het bloed van Christus reinigt ons geweten, ons bewustzijn van dode werken, om de levende God te dienen (vgl. Hebr.9:14; 10:2,22), waardoor wij een goed geweten hebben (Hand.23:1; Rom.2:15; 9:1; 13:5; 2 Cor.1:12; Hebr.13:18). 34
Het is Gods uitgesproken wil dat alle mensen tot die kennis van de Waarheid komen volgens 1 Tim.2:4 en Joh. 6:38-40.
“Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage” Bovenstaande getuigenissen van de Heere Jezus betekenen niet dat alle mensen daadwerkelijk behouden worden. Maar wel dat het zoenoffer van de Heere Jezus ruim voldoende was om iedereen genade aan te bieden, “opdat een ieder die gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 3:16). Geloof is de sleutel tot het Koninkrijk der hemelen “Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben zal verdoemd worden” (Markus 16:16). Zowel Gods genade als geloof zijn gaven van God (Ef.2:8; 1Kor.12:9), Iedereen die Gods schepping ziet en Zijn Woord hoort wordt opgeroepen te geloven in Gods liefdevol genade aanbod (Rom. 1:20; 10:17); “En Filippus zeide: Indien gij van ganser hart gelooft, zo is het geoorloofd (m.b.t. de doophandeling). En hij (de kamerling die Gods Woord las en uitgelegd kreeg) antwoordde; ik geloof dat Jezus Christus de zoon van God is. .. en zij beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. (Hand. 8:37, 38). “Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde? En zij (de apostelen) zeiden; Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden en zij 7
spraken tot hem het Woord des Heeren, en tot allen die in zijn huis waren.. en zij werden gedoopt…en hij verheugde zich met al zijn huis dat zij aan God gelovig waren geworden” (Hand.16:30-34). Bekering, geloof en doop, een nieuw begin! “Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden” (Romeinen 6:3,4). Bekering is dus in feite opnieuw beginnen. Het oude door zonde gekenmerkte leven wordt afgelegd en een nieuwe levensstijl wordt zichtbaar. De apostel Paulus schreef herhaaldelijk dat we als natuurlijke mensen “dood in misdaden en zonden” zijn (Ef. 2:1; Kol. 2:13). Het enige wat de Heere God van ons mensen verwacht is, dat we die Goddelijke beoordeling gelovig erkennen, ons berouwvol eronder buigen en om genade vragen. Dat vereist moed en geloof, maar wanneer iemand zover komt, blijkt dat door Gods genade in hem of haar door God Zelf bewerkt te zijn, zodat er “willen en werken naar Zijn welbehagen” volgt, een totale overgave om Gods oordeel over de zonde te ondergaan door zich in de doop met Christus te laten begraven (Rom. 6:3-7; Kol. 2:11-15). Maar dan volgt er ook een met Christus opstaan, waarin het nieuwe leven, het leven van Christus zelf, steeds duidelijker zichtbaar wordt (2 Kor. 5:15,17; Gal. 4:19). Dat heeft die kamerling uit het verre Ethiopië ervaren, hij reisde immers zijn weg met blijdschap? Wonderlijk genoeg had hij geen behoefte meer aan de evangelist Filippus, want de man had de Heilige Geest als Leidsman en de Heere Jezus woonde nu in zijn hart. Die had hem vervuld met blijdschap, liefde en geloof. Dat maakte deze Ethiopiër tot een getuige van Jezus Christus! Bekering en wedergeboorte “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Mat.3:2). “Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: ‘Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Mat. 4:17). “Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben zal verdoemd worden” (Markus 16:16). 8
Hoofdstuk 7 Gods getuigenis in de hemelse gewesten B.v.d. Ruitenbeek, Garderen “…indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd; Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is, met zachtmoedigheid en vreze. En hebt een goed geweten, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel in Christus lasteren. Want het is beter, dat gij, weldoende, (indien het de wil van God wil) lijdt, dan kwaad doende. Want Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest; In Denwelken Hij ook, henengegaan zijnde, den geesten, die in de gevangenis zijn, gepredikt heeft, Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water. Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus; Welke is aan de rechter hand Gods, opgevaren ten hemel, de engelen, en machten, en krachten Hem onderdanig gemaakt zijnde” (1 Pet. 3:14-22). Dit gedeelte is niet eenvoudig te verstaan. Het leiden en sterven van Christus is niet alleen belangrijk voor de wedergeboren Christen, Maar ook tot een getuigenis in de hemelse gewesten, waar bovenmenselijke, geestelijke wezens, zoals engelen of demonen van wie vs.20 zegt dat ze ongehoorzaam zijn geweest, zich bevinden. Zo heeft Christus luid en duidelijk aan de geesten in de gevangenis (mogelijk de in vs.22 genoemde machten en krachten) Zijn overwinning bekend gemaakt. Alle delen van de schepping (alle schepselen) hebben te horen gekregen dat Hij de dood heeft overwonnen.
33
Menselijke toewijding zonder Goddelijke liefde Gal. 5:15 Gal. 4:1-3 Gal. 2:19,20 Gal. 5:14 Rom. 13:10 Rom. 5:5 1 Pet. 1:22,23 Ef. 1:13 De doop als struikelblok Mat. 3:6 Hnd. 19:4 Liefdevolle ijver, sterker dan de dood Mat. 3:13-17 Ez. 37 Hand. 20:24 Gal. 5:14 Gal. 6:16 Rom. 13:10 Vrijgemaakt van de beginselen dezer wereld Luk. 12:15, 51-53; Kol. 2:20; Jer. 4:4; Rom. 12:1,2; Heb. 4:12 Gen. 26:3; Ex. 2:22; Ex. 12:48 Een nieuwe toekomst 1 Pet. 2:9; Ef. 2:1; Kol. 2:12; Rom. 6:4; Joh. 6:63 Met Christus gekruisigd, gestorven, begraven en weer opgewekt 2 Kon. 13:20,21; Ez. 37:1-3 Rom. 6:3-5 Kol. 3:20 Gal. 5:1 Wat een heerlijke en vreugdevolle toekomst, voor hen die geloven! 32
“Jezus kwam in Galilea, predikende het Evangelie van het koninkrijk Gods, zeggende: De tijd is vervuld, het Koninkrijk Gods is nabij gekomen; bekeert u en gelooft het Evangelie” (Mark.1:14,15). “…de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar, zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; Welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn” (Joh. 1:11b-13). “ Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.. Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan” (Johannes 3:3,5). “En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worden gedoopt in (tot) de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heilige Geestes ontvangen’ (Handelingen 2:38). “En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen en uw zonden afwassen” (Hnd. 22:16). “Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden” (Romeinen 6:3,4). “Geloofd zij de God en Vader van onze God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die, naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemel bewaard is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in den laatste tijd.” “In welke gij u verheugt, nu een weinig tijds, zo het nodig is, bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus; Denwelke gij niet gezien hebt, en nochtans liefhebt, in Denwelke gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde; verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid der ziel” (1 Petrus 1:3-9). 9
“Hebbende dan uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der Waarheid, door de Geest, tot ongeveinsde broederliefde liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart; Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk zaad, maar uit onvergankelijk Zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God” (1 Pet. 1:22, 23). “…Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige, acht zielen, behouden werden door het water, waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt; niet die een aflegging is van de vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is ener goede consciëntie tot God, door de opstanding van Jezus Christus” (1 Pet. 3:20b, 21). “…geheiligd door het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigend van dode werken, om de levende God te dienen…Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerheid des geloofs,onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten en het lichaam gewassen met rein water” (Hebr. 10:20). “Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft. Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege; laat u met God verzoenen. Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (2 Kor. 5:17-21).
Bovengenoemde voorstelling lijkt op de wonderbare geschiedenis die verhaald is in 2 Kon. 13:20,21. Zoals Paulus getuigde dat elk mens van nature dood is voor God, zo was die man die in de strijd gedood was en begraven moest worden. Toen hij echter met de beenderen van de gestorven profeet Elisa in aanraking kwam, werd hij weer levend! Zo is het ook met ons, dode zondaren die, zoals de hele natie van Israël, door de profeet gezien werd als een dal vol dorre beenderen (Ez. 37:1-3). Maar als wij ons met de Heere Jezus in Zijn kruislijden, dood en begrafenis vereenzelvigen, ontvangen ook wij het leven, eeuwig leven. En dat wordt tot uitdrukking gebracht door de doop in of tot de naam van Jezus (Rom. 6:3-5) Van nature verkeert elk mens onder die “eerste beginselen dezer wereld” en worden ons lasten opgelegd en regels voorgehouden die we moeten dragen en opvolgen. Maar Christus wil ons daarvan verlossen en in Zijn vrijheid brengen (Kol. 3:20: Gal. 5:1). Niet een vrijheid om er maar op los te gaan leven, maar een vrijheid om Hem en de naaste volkomen te dienen (Rom. 6:1,2; Tit. 3:14)! Moge dat het doel en gevolg zijn van onze toewijding aan Christus en ons gestorven, begraven en opgewekt zijn, met en door Hem! Samenvatting: Vurige ijver voor de eigen overtuiging Hand. 26:9 Mat. 20:20-28
Dopen, wat het betekent
Jezus volgen betekent liefdevolle zelfverloochening
"En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen en uw zonden afwassen, aanroepende de Naam des Heeren” (Hand. 22:16).
1 Joh. 2:2 Joh. 1:11 Joh. 1;12 Joh. 3:3,5 Joh. 3:16-18 Joh. 5:25-27
Dopen als “afwassing van zonden” en de reiniging van een oud, zondig leven, is altijd al een onderwerp waar veel discussies over is geweest. Het is daarom goed om onbevooroordeeld de Bijbel voor Zichzelf te laten spreken en de Heere Jezus om licht te vragen. De doop heeft volgens de Schrift alles te maken met ons antwoord op de vraag of we een goed en gereinigd geweten hebben (Hnd.19:4; Heb.10:22; 1 Pet. 3:21).
10
De kracht van eigenbelang Ef. 4:22-24 Gal. 5:17 Rom. 7:15 Rom. 7:24-26 31
HOOFDSTUK 6
De oorsprong van de doop als reinigingsritueel
Liefdevolle ijver, sterker dan dood en graf
In het Oude Testament was dopen reeds bekend als rituele wassing en/of reiniging;
Toen de Heere Jezus Zich liet dopen, betekende dat echter dat Hij Zich geheel vereenzelvigde met de dode en dorre toestand van Zijn eigen uitverkoren volk (Mat. 3:13-17; Ez. 37). Op deze wijze vervulde Hij de gerechtigheid van God, Die dat volk slechts kon oordelen door middel van de heilige Wet. Op deze manier werd Christus “het einde van de Wet”, en bracht Hij ieder die in geloof zich met Hem liet begraven, een nieuwe bedeling binnen, geleid door het “Evangelie van de genade Gods”, waar hogere regels, wetten en normen golden dan ooit het geval was onder de Wet van Mozes. Nu werd die Wet vervangen door de Wet en leefregel van Christus, Die Gods genade, liefde en vergeving heeft geopenbaard (Hand. 20:24; Gal. 5:14; 6:16; Rom. 13:10; Joh. 1:14-17).
Ex. 19:10. Ex. 29:4. Lev.14:8,9. Num. 8:7. Num. 19:3. 2 Kron 4:6. 2 Kon.5:10. Ps. 51:4,9. Jes. 1:16.
Vrijgemaakt van de beginselen dezer wereld Zoals is gezegd, de doop brengt een scheiding aan tussen oude en nieuwe leefregels, gewoonten en familiaire bindingen. Dat bedoelde de Heere met de woorden dat Hij niet gekomen was om vrede te brengen op aarde, maar veeleer verdeeldheid (Luk. 12:51-53). Het betekent ook een vrijgemaakt worden van wereldse beginselen en gewoonten (Kol. 2:20). Het vlees wordt “besneden” en dat is volgens Jer. 4:4 een zaak van het hart. Het vereist een algehele overgave aan de Heere Jezus en Zijn Woord, eerder leren we Zijn wil niet kennen (Rom. 12:1,2). Zo’n beslissing gaat “door merg en been”, waarbij Gods Woord ziel en geest (emoties, wil, verstand en geestelijk leven) verdeelt (Heb. 4:12). Alleen dan mogen we ons ‘kinderen van Abraham” noemen, die een vreemdeling werd in een vreemd land (Gen. 26:3; Ex. 2:22). Alleen dan is het geoorloofd om ’s Heeren pascha te eten, omdat je vanuit de Egyptische duisternis van deze wereld bent verlost en als “koning en priester” bent gekomen tot “Gods wonderbaar licht”, om de Heere Jezus te volgen en voor eeuwig te dienen (Ex. 12:48; 1 Pet. 2:9).
Wassing ter heiliging en afzondering Rituele wassing voor het priesterschap Rituele reiniging na verontreiniging Reiniging door besprenging en wassing Rituele besprenging ter afzondering Water om zich in en mee te wassen. Idem, als afwassen van onreinheid Spirituele afwassing van zonden. Idem, afwassen van “boosheden”.
Nieuwtestamentische reinigingsrituelen Joh. 11:55. Heb. 9:10.
Rituele reiniging voor de Pascha viering Wassing t.b.v. de reiniging van het vlees
De doop der bekering Mat. 3:2-6. Mrk. 1:4. Luk. 7:29,30. Joh. 1:26,33. Hnd. 2:38-41. Hnd. 19:4,5.
De doop; poort van het komende koninkrijk Als teken van bekering, berouw en boete De doop gezien als rechtvaardiging Als voorbereiding op de Geestesdoop Dopen als teken van behoudenis Voorbereiding op de Christelijke doop
De Christelijke doophandeling Op het moment dat Jezus Zich liet dopen, bevestigde Hij de betekenis van de z.g. “doop der bekering”. Hoewel de Heere Jezus Zich niet behoefde te bekeren, wilde Hij toch “alle gerechtigheid vervullen” door de plaats in te nemen van de door God dood verklaarde zondaar (Mat. 3:14,15 met o.a. Fil. 2:6-8; Hebr. 2:14-18; Luk. 15:24; Rom. 6:1-8; Ef. 2:1; Kol. 2;13).
Met Christus gestorven, begraven en weer opgestaan Door deze manier van sterven, begraven en opstaan met de Heere Jezus erkennen wij “dood in misdaden en zonden” te zijn, maar ook weer levend gemaakt door Zijn Woord en Geest. (Ef. 2:1; Kol. 2:12; Rom. 6:4; Joh. 6:63). 30
11
HOOFDSTUK 2 De betekenis van de Christelijke doop 1. Het is een publiek getuigenis van een “verandering, c.q. vernieuwing van denken”. Deze geeft aan dat men met het hart gelooft en met de mond belijdt dat men zich heeft bekeerd van de afgoden en het ik-gerichte leven tot de Heere Jezus om Hem te aanvaarden als persoonlijke Verlosser en Heer van zijn/haar leven. (zie o.a. Rom. 10:8-11; 12:1,2). 2. Een aflegging van de oude mens, welke gekenmerkt werd door eigen wil en zondige begeerten. De kruisdood en het graf van Jezus, en onze vereenzelviging met Hem, wordt symbolisch voorgesteld door de onderdompeling in water (Mrk. 1:5; Hnd. 19:18; Rom. 6:3-14; Ef. 4:22-24; Kol. 3:9). 3. Een symbolisch getuigenis dat de persoonlijke zonden door het bloed van Christus en de gelovige aanvaarding ervan, voor God en mensen afgewassen zijn (Heb. 9:14; 10:19-22). 4. Het antwoord op de vraag naar een gereinigd geweten. Dit “antwoord” kan d.m.v. de doophandeling tot uitdrukking worden gebracht (1 Pet. 3:21).
In een kalenderblaadje werd geconstateerd dat Johannes’ leerlingen zich in tegenstelling tot hun meester die in de gevangenis zat, helemaal geen “bruiloftsgasten” voelden. Ze waren aan het vasten, voelden zich verdrietig en misten de vreugde waar Johannes over had gesproken. Zij zagen niet in dat ook zij “minder moesten worden en de Heere Jezus meerder” (Joh.3:29-30). Paulus schreef dan ook terecht in Gal.2:20; “Ik ben met Christus gekruist; en ik leef , doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de zoon Gods, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij overgeven heeft.” De kern van het Evangelie der genade In feite is dit de kern van het verlossende Evangelie van de genade Gods, geloven in de kruisiging en opstanding van de Heere Jezus en Zijn aanbod van genade op grond van Zijn offerdood voor onze zonden. Hij is immers, zoals Johannes het zelf heeft uitgeroepen, het Enige Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt? (Joh.1:29-34). En niet alleen de onze, maar het zoenoffer van de Heere Jezus was groot genoeg om de zonde van de hele wereld weg te nemen. Slechts zij die Jezus op Zijn Woord geloven, ervaren deze vergeving en worden vervuld van blijdschap en zekerheid van hun behoudenis (1Joh.2:2; Joh.3:29; 15:11; 16:21-23; 17:13; Hnd.8:39).
5. Een voorbereiding op het leven van, met en door Christus, d.m.v. de opstanding met Hem, onder leiding van de leer van Christus en het onderwijs van Nieuwtestamentische “apostelen en profeten” (2 Joh. 1:9; Mat. 28:19; Ef. 2:19-22; 4:11-16). De methode van dopen Het woord “baptizo” wijst heen naar onderdompelen. Op deze wijze wordt het duidelijk dat de doop een soort begrafenis is van iets wat afgeschreven dient te worden omdat de dood is ingetreden (Ef. 2:5,6; Kol. 2:11-15). Het geeft ook aan dat men dóór de Wet en haar veroordeling, ook vóór de Wet, alsmede de wereld gestorven is (Gal. 2:19; 6:14). Er is geen veroordeling meer voor diegenen die in Christus Jezus zijn! (Rom.8:1). Besnijdenis en doop Hierover bestaan helaas veel misverstanden, die zelfs tot kerkscheuring hebben geleid. Vaak wordt de doop als een soort voortzetting van de besnijdenis gezien. Dat komt doordat men het verbond met Abraham verward met het nieuwe verbond in Christus, waarin geen verschil meer gemaakt wordt tussen Jood en heiden (Ef. 2:13-22; Gal. 3:6-29; Heb. 8:10-13). 12
29
Heere Jezus vuur van de hemel wilden laten neerdalen op ongelovigen (Luk. 9:54; 2 Kon. 1:10-12). Maar Jezus bestrafte Zijn vurige en ijverige volgelingen en wees hen erop dat ze zich door een verkeerde geest lieten leiden en dat de Zoon des mensen niet gekomen was om mensen te verderven maar om te behouden! (Luk. 9:55,56).
De betekenis van de geestelijke besnijdenis De Oudtestamentische besnijdenis heeft raakvlakken met de doop omdat de profeten de nadruk legden op de “besnijdenis van het hart.” Dat heeft te maken met ons denken, gevoelen en willen, ons innerlijk, waar de reiniging moet beginnen!
Afhankelijk van menselijke normen en regels Het is kenmerkend voor gelovigen die nog onder een wet leven van voogden, regels, normen, waarden, tradities en gewoonten of allerlei voorschriften van mensen, zo hardvochtig kunnen zijn in het uitoefenen van hun “geloof’. Ze “vereten en verbijten elkaar” vaak en hebben nog niet geleerd de Heere Jezus in hun leven alle heerschappij te geven die hem toekomt (Gal. 5:15; 4:1-3). Dat kan alleen wanneer we “met Christus gestorven en begraven zijn” en we hem toestemming hebben gegeven werkelijk Heer over ons leven te zijn. Dat betekent in de praktijk wat Paulus beschreef in Gal. 2:19,20, de gezindheid openbaren die aangeeft dat het “ik” er niet meer toe doet, maar alleen de wil van de Heere Jezus! Alleen dan vervullen we de Wet met en door de liefde die in onze harten is uitgestort bij de wedergeboorte en verzegeling met/door Gods Geest (Gal. 5:14; Rom. 13:10; Rom. 5:5; 1 Pet.1:22,23; Ef. 1:13).
Jer. 4:4. Die “besnijdenis” heeft te maken met de voorhuid van het hart en vindt plaats door een gelovig buigen onder het oordeel van God over verborgen en dadelijke zonden. Het heeft te maken met een “bekering van dode werken” en het berouwvol afleggen van een zondige levenswandel. Gal. 5:3-7. Het ziet uit naar rechtvaardiging door geloof alleen. Abraham liet dat zien door in geloof Gods belofte te aan te nemen, nog vóórdat hij het teken van de besnijdenis had gekregen (Joh. 1:12; Gen. 15:6). Rom. 10:6-13. Die “besnijdenis” leert ook de noodzaak om je geloof in daden om te zetten door met de mond te belijden wat men met het hart gelooft. Kol. 2:11-14. Wat zichtbaar wordt in een veranderde levenswandel, die totaal verschilt met het oude leven zonder Christus. De “doop” (besprenkeling) van zuigelingen of hele gezinnen
De doop als struikelblok Zoals reeds is gezegd, in de geloofsgeschiedenis van Israël en de Christenheid is de doop altijd een struikelblok gebleken. Soms werd de doop als pressiemiddel gebruikt om mensen te bekeren tot de eigen overtuiging, vaak op straffe van dood en verbeurd verklaring van goederen… De proselietendoop Soms was de doop een teken dat je oude (heidense) gewoonten openlijk wilde afleggen, zoals bij de z.g. “proselietendoop”. Dat gebeurde o.a. bij de doop van Johannes, waarbij tijdens de doop zonden werden beleden (Mat. 3:6). De doop der bekering Maar ook werd de doop gezien als een “doop der bekering”, waarbij de dopeling afstand nam van oude gewoonten, wetten, tradities of gebruiken en een nieuwe leraar begonnen te volgen (Hand. 19:4). Wat Paulus echter bij de bekeerlingen van Johannes miste was de blijdschap en zekerheid van het geloof in Christus’ volbrachte werk op het kruis en zijn opstanding ten leven. 28
Deze, z.g. “doop”, welke in werkelijkheid vaak d.m.v. een besprenkeling wordt uitgevoerd, is in feite een vermenging van wet en evangelie. Het verbond met Abrahams geestelijk nageslacht wordt in verband gebracht met de belofte uit Hnd 2:39. Maar deze belofte wordt volgens de apostel in Rom. 4:13,14 verbonden met persoonlijk geloof. Dit geloof wordt ook van jongeren, zodra zij de betekenis van de doop begrijpen en belijden dat zij in Christus geloven, verlangd. Zonder dit geloof is er géén Bijbels antwoord op de vraag naar een “goed geweten” (1 Pet. 3:21). Ook in Hnd. 16:33,34 wordt bij alle betrokken dopelingen geloof verondersteld. “Geheiligd” zijn, zoals dat in 1 Kor. 7:14 wordt beschreven, is niet hetzelfde als gedoopt zijn. Kinderen van gelovige ouder(s) zijn “geheiligd”, afgezonderd door een Godvruchtige opvoeding en gewetensvorming voor God. Maar dat is niet hetzelfde als “behouden” worden door de doop, waarin de dopeling uit eigen overtuiging een beslissing neemt en op deze wijze door de doop apart gezet wordt t.o.v. een verkeerd geslacht, de wereld om hem 13
heen en de wereldgeesten in de lucht (zie Hnd. 2:40;1 Pet. 3:20,21). Vanaf dat moment heeft de dopeling niet meer de strijd tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden en de machten in de lucht (Ef. 6:12). De doop en de Raad Gods In Luk. 7:30 wordt vermeld dat men de “Raad Gods” kan afwijzen, dat kan ernstige gevolgen hebben (Ps. 107:10-14). Tollenaars en Romeinse soldaten hadden die “Raad Gods” echter begrepen en de Heere God gerechtvaardigd door de z.g. “doop der bekering” te ondergaan (vs. 29; Hand. 19:4). Helaas verwierpen Farizeeën en Wetgeleerden deze “Raad Gods”, die tot bekering, belijdenis van zonden en doop opriep (Mat. 3;2,6,8,11, zie ook Hand. 2:3742). We zien o.a. in Handelingen 19:9; Heb.3:12,15;4:7 welke ernstige gevolgen deze verwerping van de “Raad Gods” had en heeft; afwijzing, vijandschap en hardheid van hart en geweten! Ongeloof valt volgens Joh. 3:36 en Hand. 14:2 te vergelijken met ongehoorzaamheid en weerspannigheid. We kunnen dit lezen in o.a. Hand. 17:5; Ps. 107:10-14; 1 Sam. 15:23 en Rom. 2:8. Ongeloof en ongehoorzaamheid horen bij elkaar en leiden vaak, zoals we leren uit de geschiedenis van Israël, koning Saul en de wettisch gezinde gelovigen in Galatië, tot afgoderij en occultisme (Gal. 3:1). Vaak openbaart zich dat in jaloezie, opstand, boosheid, achterdocht en legalisme, wat geestelijke blindheid en gebondenheid teweeg brengt (Gal. 5:15, 19-21; Heb. 3:18,19). Onbegrip en gebrek aan onderwijs is echter niet hetzelfde als ongehoorzaamheid. Maar, als nader onderwijs, zoals zelfs de geleerde Apollos bleek nodig te hebben, alsnog verworpen wordt, kan dat leiden tot vervreemding van God en Zijn Woord (Hand,18:24-26; Hos. 4:6; Heb. 10:26). Onbegrip, geestelijke blindheid, en het gebonden zijn aan traditionele opvattingen en de “overleveringen der ouden” kan echter worden weggenomen door Bijbels onderwijs, overgave en een gelovige aanvaarding Gods Woord en de beloften van Christus (Joh. 6:63; 8:32,36; Kol. 2:6-8,20-23; Rom. 12:1,2). Na het ontvangen van Bijbels onderwijs, verwacht God een gehoorzame, gelovige reactie. Alleen dan kan er sprake zijn van de verzegeling met de Heilige Geest (Mat. 28:19; Hnd. 3:17-19; 19:8-10; 20:20; Ef. 4:11-16; 1 Tim. 4:6,11,13,16; 2 Tim. 2:23-26; 4:2; Hnd. 5:32; 11:15). Wanneer men echter Gods liefdevolle raad willens en wetens afwijst, resulteert dat vaak in een kritisch leven naar regels en wetten. Men loopt gevaar geestelijk 14
daarin (1 Joh. 2:2). Hij was gekomen tot de Zijnen, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (Joh. 1:11). Maar zij die dat wel hebben gedaan, heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden” (Joh. 1:12). Zij werden wedergeboren uit en door geloof in Jezus’ verzoenend lijden en sterven voor hun zonden (Joh. 3:3,5). Zij komen niet in de verdoemenis, maar zijn uit de dood overgegaan in het leven (Joh. 3;16-18; 5:25-27). De kracht van het eigenbelang Toch betekent dat dienen van de Heere Jezus niet dat we geheel vrij zijn van eigenbelang. Nog steeds hebben we te maken met de macht van de zonde in ons vlees en in de oude natuur die we in ons hebben. In de doop kunnen we die weliswaar symbolisch afleggen en de nieuwe mens in de Heere Jezus Christus aandoen, zoals er in Ef. 4:22-24 staat. Maar we hebben toch nog de neiging om, zoals de discipelen, ook naar een hoge positie te streven, de ander minder te achten dan onszelf. En dat levert strijd op tussen vlees en geest, de oude en nieuwe natuur (Gal. 5:17; Rom. 7:15). En juist die strijd brengt ons ertoe onze hulp alleen bij de Heere Jezus te zoeken en te vinden (Rom. 7:24-26). Menselijke toewijding zonder Goddelijke liefde We begonnen met de erkenning dat er veel streven kan zijn dat bewondering wekt, maar soms ook afschuw, omdat het indruist tegen onze cultuur, gewoonten, traditie of religie. In alle gevallen kan er sprake zijn van welgemeende toewijding, uit liefde voor eigen volk, traditie of geloof. Dat kan volgens 1 Kor. 13:1-3 zó ver gaan dat mensen met al hun gaven en talenten zichzelf verloochenen tot de dood erop volgt. De Bijbel noemt dat zelfliefde. Een hard oordeel voor hen die de liefde van Christus nog niet hebben leren kennen! Zo was het ook met de zeer vurige en sterke persoonlijkheid Petrus. Hij dacht dat hij de Heere Jezus diende met alles wat in hem was, had zijn leven zelfs voor de Heere Jezus over, zo beleed hij. Ook de andere volgelingen van Jezus dachten er zo over. Maar hoe jammerlijk faalden ook zij toen het erop aan kwam! IJver zonder Goddelijk inzicht Zowel in het oude als nieuwe Testament komen we gelovigen tegen die een ijver voor God, Zijn eredienst en Zijn uitverkoren volk hebben (zie ook 2 Sam. 21:2 en Rom. 10:2). Maar die ijver was vaak hardvochtig en onverdraagzaam. Zóver ging het soms, dat zelfs sommige volgelingen van de 27
HOOFDSTUK 5 De gevolgen van het doorbreken van tradities Maar zodra de overtuiging of leefwijze indruist tegen de eigen belangen, traditie, normen of waarden, ontstaan er gespannen verhoudingen, die zelfs tot gewelddadige acties kunnen leiden. We zeggen dan op te komen voor onze overtuigingen, onze geloofsvrijheid of vermeende waarheden, en strijden dan, volgens ons, “voor de waarheid” of een persoon die wij vereren. We “verdedigen” dan zogenaamd de eer van land, volk of geloofsgroepering, of komen op voor de een of andere al of niet religieuze leider. Saulus, een zeer geleerde en religieuze leidersfiguur, was zo’n iemand. Hij bestreed mensen die er een andere geloofsovertuiging op na hielden en arresteerde hen, liet hen zelfs doden. Hijzelf meende dat hij zijn God volgens de Wet van Mozes hiermee een dienst bewees (Hand. 26:9). Vurige ijver voor de eigen overtuiging In de oude bedeling onder de Wet van Mozes kennen we gelovigen, profeten zelfs, die er niet voor terugdiensten om mensen te vloeken of zelfs vuur van de hemel te laten neerdalen op spottende mensen die hun boodschap of persoon niet serieus namen. Anderen werden ontmoedigd of boos als er geen bekering volgde, of juist andersom, wanneer het aangekondigde oordeel over zondige mensen uitgesteld werd omdat men zich bekeerde en de boodschap wel serieus nam. Kijk maar naar de opstandige profeet Jona en de ontmoedigde profeet Elia, die dacht dat hij de enige was die zijn God trouw was gebleven. Zo kan het ook met volgelingen van de Heere Jezus en onder hen die zich “christen” noemen gaan. We lezen dat o.a. in Mat. 20:20-28, waar twee discipelen van de Heere Jezus in geloof vroegen om de belangrijkste plaats in het verwachte koninkrijk van God in te mogen nemen. De ergernis die dit bij de tien andere volgelingen bewerkte bewijst dat ook zij niet van dit soort vleselijk verlangen vrij waren. Het antwoord op de vraag wijst ons allemaal onze plaats aan. Jezus volgen betekent liefdevolle zelfverloochening De Heere Jezus volgen betekent Hem restloos dienen, jezelf verloochenen en vernederen voor God en de naaste. Dienen uit liefde voor de Meester, Die “Zijn ziel gaf tot een rantsoen voor velen”. Hij was het zoenoffer voor de gehele wereld, zo betuigde Johannes, maar slechts weinigen geloofden 26
blind te worden en geestelijke groei in de kennis van Gods wil blijft dikwijls uit. Dit eindigt soms in vijandschap tegen God en Zijn volk. Hierdoor kan men terecht komen in een sfeer van achterdocht, mystiek en occultisme, zoals we reeds zagen in het leven van koning Saul (1 Sam. 20:30; 22:8,13; 28:7,8; Jes. 28:9-18; 8:14-22; 29:10-14; Ez. 8:5-18; Hos. 4:6; 5:4; 2 Kor. 11:4,13-15; Gal. 3:1). Wat de raad van God inhoudt: Het kennen van de héle raad Gods heeft alles te maken met wat God in Zijn gehele openbaring, via Zijn Woord en regeringswegen, van de mens vraagt, n.l.: *
God te “rechtvaardigen” in Zijn eis tot geloof, belijdenis en bekering (Luk. 7:29,30,35; Mat. 3:2,10,11,15; Hnd.2:38-41; 20:21,24; 1 Thes. 1:9).
*
Christus te aanvaarden als Verlosser en Heere door bekering en wedergeboorte (Joh. 1:12,13; 3:3,5).
*
Vrucht voort te brengen die bekering en wedergeboorte bevestigen (Mat. 3:8; Joh. 15:8).
*
Gods toorn over de zonde te ondergaan en tegelijk te ontgaan door de “doop der bekering” en de “verzegeling met Gods Geest”. De doop is een getuigenis dat men afscheid heeft genomen van het oude leven.
*
Het bloed en de opstanding met Christus verzoent met God en bewerkt nieuw leven en eenheid met God en medegelovigen (Mat. 3:7; Luk.9:56; 1 Thes. 5:9; Hnd. 2:40; Ef. 1:9-13; Rom. 5:9).
*
Deel te hebben aan de belofte van de “hemelse erfenis” en het eeuwige leven (Heb. 6:17-20; Joh. 3:36; 5:24; 17:3).
*
De “doop der bekering” van Johannes te laten overgaan in de christelijke doop, welke verbonden is met de “doop met of in de Heilige Geest” (Mat. 3:11; Hnd. 8:36,37; 10:37-48; 19:1-5; 1 Kor. 12:13).
*
Het oude leven symbolisch af te leggen en te “begraven” in het watergraf (Rom. 6:6; Gal. 2:19; 5:24; 6:14; Kol. 2:20).
15
* De geestelijke “besnijdenis van het hart” tot uitdrukking te brengen in de christelijke doop en het opstandingsleven met Christus daarna (Jer. 4:4; Kol. 2:10-15; Rom. 2:28,29). *
De “verbondsbelofte” aan de gelovige Abraham werd door hem door een persoonlijke geloofsdaad bevestigd. Zo bevestigt de dopeling zijn geloof in Gods beloften door zich te laten dopen tot of in de Naam van de Heere Jezus Christus (Hnd. 2:39; 13:32,39; Rom. 4:13-20).
*
De eigen “behoudenis” (voor de aarde) wordt vervolgens bewerkt door daden van gehoorzaamheid, w.o. de doophandeling (Fil. 2:12; 1 Pet. 3:21-4:2; Hnd. 2:37-41).
*
De vergeving en “afwassing van zonden” wordt symbolisch tot uitdrukking gebracht door de doop en de totale overgave aan Christus (Hnd. 22:12-16; Ef. 1:9,17,18; Rom. 12:1,2).
*
Het “met Christus gekruisigd zijn” wordt eveneens tot uitdrukking gebracht door een hardop uitgesproken belijdenis en de doophandeling door onderdompeling (Rom. 6:1-14; and. 8:38,39).
Een hoopvolle toekomst Wat de kamerling door de profetieën van Jesaja kreeg, was een hoopvolle toekomst. Hij kon zijn eigen volk vertellen dat de Heere Jezus ook voor hen gestorven was, zodat ze door geloof behouden konden worden. Wij hebben inmiddels met die kamerling uit Ethiopië geleerd: *
Dat het zoenoffer van de Heere Jezus voor de gehele wereld bedoeld is, een vreugdevolle hoop voor hen die vol berouw hun zonden erkennen en de vergeving van de Heere Jezus willen aanvaarden (Jes.55:1,4; vergelijk ook met Hnd. 13:47,49; 2Kor. 5:20; 1Joh.:2).
*
Dat er in Gods heiligdom ook plaats voor anderen dan alleen Joodse gelovigen is (Jes. 56:3-8; Joh.10:16; Hnd. 10:34-36).
*
Dat ieder die gelooft, de troostvolle leiding en tegenwoordigheid van de Heilige Geest kan ervaren (Jes.57:15; Joh.14:15-18).
*
Dat iedereen die zich volkomen aan God wil onderwerpen, leiding uit Gods Woord kan verwachten (Jes. 58:6-9; zie ook Rom. 8:14;12:1 vv).
*
Dat er hoop en zekerheid op eeuwig leven is door het volbrachte werk van de Heere Jezus op het kruis (Jes. 64:4;65:17; zie ook Tit. 2:11).
*
Dat ieder die zijn of haar hulp en hoop alléén van de Heere Jezus en Zijn beloften verwacht, vergeving van zonden en eeuwig leven ontvangt (Jes. 66:18b-22; Hnd. 17:27,30; 10:42,43; 11:15-18).
De doop als beeld van de behoudenis, waarom eigenlijk? "Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik gedoopt word?" En Filippus zei: "Indien gij van ganser harte gelooft, is het u geoorloofd." En de kamerling antwoordde: "Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is." En hij liet de wagen stilhouden en beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem" (Hnd.8:38). Vreemd eigenlijk dat christenen, die toch belijden dat zij alleen door geloof gerechtvaardigd en behouden worden, toch nog zoiets als een doophandeling kennen. Maar de Bijbel leert dat de doop zó belangrijk is, dat de apostel Petrus ervan zei: "Laat u behouden van dit verkeerd geslacht..." (Hnd.2:41)! Waarom toch die innerlijke weerstand en onwetendheid bij mensen die ooit als kind zijn besprenkeld (wat niet hetzelfde is als gedoopt te zijn), maar (nog) niet getuigen kunnen van een "doop der bekering" (Hnd.19:3,4) ? Is het omdat de christelijke doop zoals de Bijbel dat leert, ondergaan wordt door mensen "die zich hebben bekeerd van de ijdele wandel die van de vaderen is overgeleverd" (1 Pet.1:18) ? 16
Vóór en/of mét Christus sterven? Heel wat religieuze mensen hebben hun goed en leven over voor een bepaalde zaak of religieuze overtuiging (1 Kor. 13:1-3). Wanneer het in onze ogen een “goede” zaak of overtuiging is, dan roemen we hun toewijding. Maar wanneer het tegen onze eigen overtuiging ingaat dan vinden we dat er iets aan gedaan moet worden en keren we ons tegen deze toegewijde mensen. Zo gaat het ook met mensen die belijden dat ze in God geloven en daarbij bepaalde normen en waarden hanteren die hun geloof zichtbaar moet maken. We kunnen deze mensen benoemen, hun overtuiging een naam geven en ze een plaats in de maatschappij of geloofsgemeenschap geven, zonder het altijd met hen eens te zijn. We noemen dat ‘verdraagzaamheid”, de ander in zijn of haar waarde laten, zonder het altijd met hem of haar eens te zijn. 25
De kamerling las de bevestiging van die waarschuwing vervolgens in Jes. 37:16, "Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde; Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt." En zijn persoonlijke opdracht bleek dezelfde als die van Paulus en vele anderen: "Ik heb u ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde" (Hnd.13:47). Wat de Heere Jezus van ons verlangt ná de doop De kamerling had Jesaja's reddende boodschap met blijdschap aanvaard. Nu had hij ook een boodschap voor zijn landgenoten; "O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet...want Mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken." Deze boodschap uit Jes.55:1 en 56:1-8 vereist gehoorzaamheid en een vernieuwd denken. De apostel Paulus schreef in dit verband: "...wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is..." (Rom.12:2). Trouw blijven aan Gods Woord
Gelovigen die de doop van zuigelingen voorstaan (in feite een besprenkeling), zullen vanuit diverse kerkelijke leerregels kunnen aanvoeren dat de kinderen van het volk Israël inbegrepen waren in "het verbond met Abraham" en later met hun ouders achter het bloed geschuild hadden. Daarvan had God gezegd: "En het bloed zal u dienen als een teken aan uw huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij" (Ex.12:13). Petrus zei van dit teken dat hun behoudenis gegrond was op "het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos Lam" (1Pet.1:19). En de brief aan de Hebreeën leert dat “het bloed van Christus,...uw geweten reinigt van dode werken, om de levende God te dienen" (Heb.9:14). Toch, wanneer het gaat om "het getuigenis van een goed geweten", wordt de doop vergeleken met een "behoudenis door water" (1Pet.3:20,21). En dat heeft weer te maken met de vraag of iemand zich "van de afgoden bekeerde om de levende God te dienen" (1Thes.1:9).
Ook de jonge Timotheus kreeg na zijn doop deze boodschap mee: "Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wel bewust van wie gij het geleerd hebt, en dat gij van kindsbeen af de Heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid" (2Tim.3:14,15). Die kamerling had Filippus niet meer nodig. Hij had Gods Woord en de Heilige Geest als Leermeester. Deze zou hem in "alle waarheid zou leiden", ook in dat heidense land (2Tim.3;14-17). Zo kunnen we uit de boekrol van Jesaja leren:
De doop als getuigenis van een goed geweten (Hnd.19:4; Heb.10:22)!
*
Dat we niets goeds in onszelf moeten zoeken, maar alles van Gods Geest en Woord moeten verwachten (Jes.1:6; Rom. 3:10;7:18).
*
Dat reiniging gebeurt door met God "in het gericht te gaan", je zonden te belijden en Gods vergeving aanvaarden (Jes. 1:16-18; Kol.3:2-10).
De vraag is nu of zulke heerlijke beloften voor het Joodse volk, nu ook op dezelfde manier kunnen worden aangenomen door Christenen, die door geloof, en een geboorte van Bovenaf, de Here Jezus als hun Heiland hebben aangenomen (Joh.1:12,13)!
*
Dat je mag verwachten dat God je zal gaan gebruiken om Zijn Evangelie uit te dragen (Jes.6:1-8;Mat.28:19).
*
Dat je hierbij het "oude leven" achter moet laten, je "er dood voor moet houden" (Jes. 8:11; zie ook Rom.6:1 vv).
*
Dat de Heere God je Toevlucht wil zijn (Jes.32:1,2; Fil.1:21,27-30;3:7-10).
*
Dat God in de Heere Jezus ook je Vader en Heelmeester wil zijn (Jes.9:5; 41:1,10;45:22;49:6,12;53:7;Tit. 2:11-13).
24
De voorstanders van de besprenkeling van zuigelingen en/of de doop van hele gezinnen, zouden nu kunnen opmerken dat Petrus óók heeft gezegd: "Want voor u is de belofte en voor uw kinderen (van de Joden) en voor allen, die verre zijn (de heidenen die zullen geloven), zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal" (Hnd.2:39).
De gezinsdoop Maar dan blijft echter toch nog de vraag over wat God bedoelt met de behoudenis van het hele gezin, want kinderen van gelovigen zijn immers "geheiligd" (Hnd.16:33,34;1Kor.7:14)? Wanneer deze "geheiligde" kinderen dan op latere leeftijd "hun doop voor eigen rekening nemen", blijkt toch dat het doopformulier het bij het rechte eind heeft als het stelt: "...dat Hij (dat is Christus), afgedaan hebbende de Besnijdenis, die met bloed geschiedde, in de plaats daarvan heeft verordend het Sacrament des Doops, door hetwelk wij in de Kerke Gods ontvangen en van alle andere volken en vreem17
de religiën afgezonderd worden, om geheel Hem toegeëigend te zijn..."? (Artikel 34 van de N.H. kerkorde). Deze "geloofsbelijdenis" zegt ook: "...dat, gelijk het water de vuiligheid van het lichaam afwast, wanneer wij daarmee begoten worden, hetwelk op het lichaam desgenen die de Doop ontvangt gezien wordt, en hem besprengt, alzo het bloed van Christus hetzelfde van binnen in de ziel doet, door de Heilige Geest, haar besprengende en zuiverende van haar zonden, en ons wederbarende uit kinderen des toorns, tot kinderen Gods" De kinderdoop volgens de Kerkelijke liturgie "Dat de Heilige Geest ons door dit Heilig Sacrament verzekert dat Hij in ons wonen en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenende hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van zonden...", Waarbij erkend dient te worden dat: "deze kinderen erfgenamen van het Rijk Gods zijn en daarom als lidmaten Zijner gemeente behoren gedoopt te zijn...en dat hetgeen in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, de waarachtige en volkomen leer der zaligheid is." Wat van een kerklid bij de doop wordt gevraagd te erkennen: In de “vermaning aan de ouders en die mede ten Doop komen”, wordt gesteld dat “de doop een ordening Gods is, om ons en ons zaad Zijn verbond te verzegelen.” De ouders wordt voorgehouden dat, hoewel hun kinderen “in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja, aan de verdoemenis zelve onderworpen zijn”, zij met hun ja-woord “ongeveinsdelijk behoren te antwoorden dat hun zuigeling(en) “in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten Zijner gemeente behoren gedoopt te wezen.” In het gebed na de (kinder)doop (in feite besprenkeling) wordt vervolgens beleden: "...dat God ons en onze kinderen, door het bloed van Jezus Christus, al onze zonden vergeven, en ons door Uw Heilige Geest tot lidmaten van Uw eniggeboren Zoon en alzo tot Uw kinderen aangenomen hebt en ons dit met de Heilige Doop bezegelt en bekrachtigt." In feite dient het kerklid dat zijn of haar kind ten doop houdt te erkennen dat zijn of haar kind reeds bij de doop lidmaat van het Lichaam (de Gemeente van de levende God) is en dientengevolge als wedergeboren 18
HOOFDSTUK 4 Jesaja; profeet, leraar en evangelist De profeet Jesaja wordt wel eens "de evangelist van het Oude testament" genoemd. Dat zal die kamerling wel gemerkt hebben toen hij die boekrol begon te lezen. Hij had geleerd hoe mensen van God waren afgedwaald en op welke wijze zonden konden worden weggenomen (Jes.53:5,6). Door geloof in Gods Woord en Gods vergeving, had hij vrede met God en vergeving van zonden ontvangen. Maar uit de voorgaande hoofdstukken had hij al geleerd dat die vrede door "Gods Knecht" verworven was (Jes.42:1). Die kamerling moet bij het lezen van de boekrol hetzelfde bekeringsproces hebben doorgemaakt als de apostel Paulus. Ook de kamerling had bij het lezen van Jes.6 een ontmoeting met de Heiligheid van God gehad en verwachtte niets meer van zichzelf. Ook moet hij tijdens het lezen in gedachten voor Gods troon hebben gestaan, terwijl God ook tot Hem (en ons) riep:"Komt, laat ons tezamen richten; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw" (Jes.1:18). De kamerling moet bij deze passage tegenover God erkend hebben wat Paulus schreef: "Niemand is er rechtvaardig, ook niet één..." (Rom.3:10 vv). Reiniging nodig Maar er is méér nodig dan deze erkenning van zondigheid. De heiligheid van God vereist persoonlijke reiniging en bekering! Dat had niet alleen de kamerling nodig, maar ook wij. Reiniging gebeurt alleen door het gericht van God te ondergaan en te erkennen dat we "mensen met onreine lippen zijn" (Jes.1:16-18;6:5). Bekering heeft dus te maken met Gods oordeel erkennen en aanvaarden. Die belijdenis heeft gevolgen! Paulus schreef later in dit verband: "Want gij zijt gestorven..." We hebben de dood verdiend, wat o.a. in de doop tot uitdrukking komt! Daarom vervolgt hij: "... en uw leven is verborgen met Christus in God,... daar gij met Hem begraven bent in de doop" (Kol.3:3;2:12a) Hoe het nu verder met de kamerling moest gaan wanneer hij in zijn land terug kwam? Ook dat kon hij lezen in zijn boekrol: "Want aldus heeft de Heere tot mij gezegd, toen Zijn hand mij overweldigde en hij mij waarschuwde niet op de weg van dit volk te gaan..." (Jes.8:11, zie ook 1 Kor.10:6vv).
23
Paulus en Petrus kenden dit ook en veel gelovigen in de kerkgeschiedenis hebben hiervan getuigenis afgelegd (Hnd.8:26,27; 9:10; 10:19)
dient te worden beschouwt, zonder dat er sprake is van het getuigenis van een “goed en gereinigd geweten.” Men noemt dit in sommige kerkelijke kringen de z.g. “veronderstelde wedergeboorte.”
Wat kunnen we uit deze geschiedenis leren? Ten eerste leren we dat iedere oprecht naar God zoekende ziel veel over heeft om de waarheid te vinden.
Een feit is dat iedere gedoopte Katholiek eenzelfde “geloof” heeft en zich wedergeboren acht door de doop. In sommige Gereformeerde kringen belijdt men dit soort geloof met een lied waarin men bezingt dat men “door de doop herboren” werd.
Ten tweede leren we dat God Zijn Woord aan zoekende zielen schenkt. De volwassen en/of geloofsdoop Ten derde leren we dat God er ook voor zorgt dat Zijn Woord zal worden uitgelegd (o.a. door godvruchtige leraars en evangelisten). Ten vierde leren we dat zoekende zielen uitleg nodig hebben. We zien dat de evangelist Filippus het gedeelte dat de kamerling las (Jes.53:7) op zijn verzoek begint uit te leggen en toe te passen op het werk van de Heere Jezus op het kruis! Het gevolg is de bekering en doop van de kamerling! Ten vijfde leren we dat nader onderwijs door de Heilige Geest Zelf wordt bewerkt. Wat er na de wedergeboorte en de geloofsdaad van de doop gebeurt is wonderlijk. Je zou zeggen dat die kamerling nog wel wat meer onderwijs nodig heeft, zoals later de Romeinse hoofdman dat van Petrus ontving (Hnd.10:48). Maar nee, in dit geval wordt Filippus door de Geest weggenomen, terwijl de kamerling zijn weg met blijdschap vervolgde! We zien direct al de vrucht van Gods Geest, blijdschap en geloofszekerheid (Gal.5:22;Rom.12:12)! Wij, westerse christenen, hebben veel meer Bijbelboeken als die kamerling uit Ethiopië in ons bezit. Maar hebben wij de les geleerd uit Jesaja 53? Heeft dat onderwijs tot gevolg gehad dat ook wij van ons geloof gaan getuigen? Hoe zou deze man dat eigenlijk gedaan hebben toen hij blij en dankbaar als een vernieuwd mens bij zijn volksgenoten teruggekeerd was? Zou zijn boekrol ook een boodschap aan zijn landgenoten kunnen bevatten? Tijdens een bezoek aan de historische plaats Axum in Ethiopië, bezochten we een gebouw waarin oude boekrollen en perkamenten uit Israel werden bewaard. Ook konden we oude schilderijen bewonderen waarin de Ethiopische kamerling door Filippus wordt onderwezen uit een oude perkament rol. Wij geloven dat zowel het bezoek van die Koningin uit Scheba als het latere bezoek van die kamerling, niet zonder vrucht is geweest. Dit Afrikaanse land in een van de weinige “christelijke” landen die zoveel Christelijke getuigenissen herbergt. 22
Wanneer het echter om de doop van tot geloof gekomen volwassenen gaat, leert de kerkelijke liturgie: “Daarom is het ook heden ten dage niet geoorloofd enige andere volwassene te dopen, dan die de verborgenheden des Heilige Doops uit de prediking van het Heilig Evangelie hebben geleerd en verstaan, en daarvan, mitsgaders van het geloof, door belijdenis des monds, weten rekenschap te geven." Het zal duidelijk zijn dat er dus twee doopformulieren zijn, één voor "onmondige" kinderen, die géén getuigenis van geloof kunnen afleggen en één voor "mondige", dus volwassen gelovigen. Wat zegt de Bijbel over de doop? “En al het volk hem horende en de tollenaars, die met de doop van Johannes gedoopt waren, rechtvaardigden God. Maar de Farizeeën en wetgeleerden hebben de raad Gods tegen zichzelf verworpen, van hem niet gedoopt zijnde” (Luk. 29,30). Hieruit leren we dat jezelf niet laten dopen nadat je tot geloof in Christus bent gekomen, om welke reden dan ook, betekent dat je Gods eis tot bekering en doop niet rechtvaardigt omdat je weigert de zonde openlijk te oordelen door met Christus het (water)graf in te gaan. Door deze openlijke afwijzing van “de Raad Gods” sloten de Farizeeën en wetgeleerden zichzelf buiten het koninkrijk van God (Rom. 10:10; Hand. 2:40; Heb. 2:3).
19
Hoofdstuk 3
Het getuigenis van Johannes de doper
Het getuigenis van de Heere Jezus volgens Marcus
"Wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader..." (Luk.3:7b,8).
"Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden" (Marc.16:16). Het gaat hier om de aardse behoudenis en de vraag naar een gereinigd geweten (Heb. 9:14;10:22;1 Pet.1:22). Dat betekent dat je door de doop afgezonderd en gewassen wordt en door vereenzelviging met het kruis van Christus vrijgemaakt wordt van de vloek der Wet en door de inwonende Heilige Geest de verleiding van de wereld en de Satan kan weerstaan (Gal. 2:19; 3:13; 6:14; Hand. 22:16; Jak. 4:7; Rom. 6:12-14,17; 7:4-6). Het getuigenis van Petrus "Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op (of in) de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heilige Geestes ontvangen...En wij zijn getuigen van deze dingen en ook de Heilige Geest, Die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn...”
Het getuigenis van de stokbewaarder "En hij verheugde zich, dat hij met zijn hele huis tot het geloof in God gekomen was" (Hnd.16:34). Welk getuigenis het geweten méér aanspreekt laten we graag aan de lezer(es) over. Laat het iedereen echter duidelijk zijn dat de Heilige Schrift leert dat we God slechts kunnen naderen: "met een waarachtig hart, in volle zekerheid van geloof, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad... (Heb.10:22). Laten we deze belijdenis vasthouden en de doop altijd verbinden met bekering en belijdenis van zonden (Mat.3:6)! Laat u dopen is een bevel voor ontwaakte, bekeerde mensen!
“De doop, die niet is een aflegging van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God,..." (Hnd.2:38; 5:32;1 Pet.3:21). Het getuigenis van de apostel Paulus "En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van Zijn Naam" “Hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?...” “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood,...om in nieuwheid des levens te wandelen...” “Gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is...want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden ...” “Nadat gij het woord der Waarheid, het Evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte..." (Hnd. 22:16; Rom. 6:2-4,17; Rom. 10:9). 20
"Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst" (Rom.12:1). De opdracht van de evangelist Filippus Die gehoorzame evangelist uit Hand.8, moet het wel een vreemde opdracht gevonden hebben toen hij zich naar de karavaanweg in de woestijn moest begeven. Maar Filippus had de Heilige Geest ontvangen en had geleerd de Geest van Christus te gehoorzamen (Hnd.5:32). Vandaar dat hij het bevel van de Engel Gods om naar de weg tussen Jeruzalem en Gaza te gaan, onmiddellijk en zonder tegenspreken uitvoerde. Al spoedig begreep hij waar het die Engel des Heren om ging, want hij zag een invloedrijke man uit Candacé in zijn koets een boekrol lezen. Opnieuw volgde Filippus de aanwijzing van Gods Geest op en voegde zich bij de koets, zodat hij de man hardop kon horen lezen uit de boekrol van Jesaja. We kunnen onszelf nu de vraag stellen of wij óók op deze manier leiding van Gods Geest kunnen verwachten. De Schrift geeft het antwoord, mannen als 21