Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam
Examenreglement Postacademische beroepsopleiding tot gezondheidszorgpsycholoog
Artikel 1. Begripsomschrijving In dit reglement wordt verstaan onder: 1. Opleidingsinstelling: de instelling die als taak heeft de opleiding aan te bieden en te coördineren. De opleidingsinstelling is de Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam: een samenwerkingsverband van de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, de RINO Noord-Holland en de praktijkopleidingsinstellingen. 2. Opleiding: het geheel van cursorisch onderwijs en praktijkonderwijs zoals omschreven in de algemene en bijzondere eisen inzake de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog (gz-psycholoog) ex artikel 3 Wet BIG. 3. Examen: het totaal van met voldoende resultaat afgelegde proeven van bekwaamheid over de verschillende opleidingsonderdelen. 4. Opleidingsonderdelen: onderdelen van het cursorisch – en het praktijkonderwijs. 5. Piog: de psycholoog/pedagoog in opleiding tot gz-psycholoog, die deelneemt aan de Postacademische Beroepsopleiding tot gz-psycholoog. 6. Hoofdopleider: inhoudelijk eindverantwoordelijke voor het geheel van de opleiding, door het bestuur van de Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam als zodanig benoemd. De hoofdopleider is voorzitter van de examencommissie. 7. Hoofddocent: coördinerend docent die onder verantwoordelijkheid van de hoofdopleider zorgdraagt voor de inhoud en vormgeving van het cursorisch onderwijs van een opleidingsgroep. De hoofddocent is lid van de examencommissie. 8. Vakdocent: docent die onder verantwoordelijkheid van een hoofddocent zorgdraagt voor de inhoud en vormgeving van een cursorisch opleidingsonderdeel of een gedeelte daarvan. 9. Opleidingscoördinator: functionaris binnen het opleidingsinstituut die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige aansturing en coordinatie van een opleidingsgroep. De opleidingscoördinator is lid van de examencommissie. 10. Examencommissie: de commissie die de studievoortgang van de piog beoordeelt en bepaalt of en wanneer deze het examen heeft gehaald. De commissie bestaat uit de hoofdopleider, de hoofddocenten van de opleidingsgroep waar de piog deel van uit maakt en de opleidingscoördinator van deze opleidingsgroep. 11. Praktijkopleider: de gz-psycholoog die, erkend door en onder verantwoordelijkheid van de hoofdopleider, in de praktijkopleidingsinstelling zorgdraagt voor de inhoud en vormgeving van het praktijkdeel van de opleiding. De praktijkopleider heeft een arbeidsovereenkomst bij een praktijkopleidingsinstelling. 12. Supervisor: erkende gz-psycholoog die onder verantwoordelijkheid van de praktijkopleider zorgdraagt voor een gedeelte van de inhoudelijke begeleiding van het leerproces van de piog. 13. Praktijkopleidingsinstelling: de gezondheidszorginstelling waar de piog gedurende de opleiding zijn/haar praktijkonderwijs volgt en waarmee de opleidingsinstelling een samenwerkingsovereenkomst heeft ter realisering van de praktijkcomponent van de opleiding. 14. AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur, Besluit Gezondheidszorgpsycholoog, 17 maart 1998, Wet BIG. 15. Dossioma: het totaal van bewijsstukken van deelname aan het cursorisch onderwijs, de uitslag van de kennis- en vaardigheidstoetsen, het opleidingsplan en de voortgangsverslagen en eventuele relevantie correspondentie over de leervoortgang. 1
Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam
Artikel 2. Examen 1.
2.
3.
De postacademische opleiding tot gz-psycholoog kent een examen dat bestaat uit de volgende onderdelen: - de beoordelingen van mondelinge en schriftelijke kennis- en vaardigheidstoetsen; - deelname aan cursorische onderwijsonderdelen; - uitvoering van een hoeveelheid met name genoemde gz-psychologische werkzaamheden; - beoordeling van uitgevoerde praktijkwerkzaamheden gebeurt door de praktijkopleider. Hij baseert zich hierbij op de evaluaties van de werkbegeleider Bij de beoordeling van de examenonderdelen wordt gebruik gemaakt van de volgende categorieën: voldoende/voldaan, onvoldoende/niet voldaan, cijfers 1 t/m 10 (cijfers lager dan 6 gelden als onvoldoende), scoring A t/m E van de praktijkwerkzaamheden (bij de eindbeoordeling gelden beoordelingen lager dan D als onvoldoende). De inrichting van het examen en de examenonderdelen en de beoordeling ervan vallen onder verantwoordelijkheid van de hoofdopleider.
Artikel 3. Kennis- en vaardigheidstoetsen 1.
2. 3. 4.
5.
6.
7.
8.
Het toetsen van kennis en vaardigheden kan op vier manieren gebeuren: - een mondeling examen; - schriftelijk, met behulp van open en/of gesloten vragen; - schriftelijk, door middel van werkstukken/gevalsbeschrijvingen; - door middel van referaten. De beoordeling van de toetsen geschiedt door de vakdocent, eventueel in overleg met de betrokken hoofddocenten. De wijze waarop kennis en vaardigheden worden getoetst, wordt door de vakdocent ter accordering voorgelegd aan de hoofddocent en de examencommissie. De wijze van toetsing wordt voorafgaand aan het te toetsen studieonderdeel medegedeeld aan de piog. Tevens worden er tussen docent en piog afspraken gemaakt betreffende inlever- of einddata. De piog ontvangt een bewijs dat hij/zij met goed gevolg een cursorisch opleidingsonderdeel heeft afgesloten als: de verplicht gestelde vormen van cursorisch onderwijs zijn gevolgd, en de verplichte kennis- en vaardigheidstoetsen zijn afgelegd en voor de toetsen de kwalificatie ‘voldoende’ is behaald. Indien het beoordelingsresultaat van een kennis- of vaardigheidstoets onvoldoende is, wordt de piog door middel van herkansing alsnog in staat gesteld om de kwalificatie ‘voldoende’ te halen. Indien een kennis- of vaardigheidstoets in herkansing onvoldoende is wordt in overleg tussen vakdocent en hoofdopleider bepaald of een tweede herkansing mogelijk is. Indien besloten wordt tot niet herkansen kan door de hoofdopleider besloten worden tot het opnieuw doen volgen van het studieonderdeel, indien mogelijk, danwel tot het definitief vaststellen van het onvoldoende resultaat. Wanneer het onvoldoende resultaat definitief wordt in de examencommissie vastgesteld dat de piog de opleiding niet verder kan vervolgen. Wanneer een vakdocent of hoofddocent ernstige problemen signaleert bij een piog met betrekking tot zijn of haar inzet en leerbaarheid geldt de volgende procedure: 2
Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam
De docent bespreekt de problemen zo snel mogelijk met de betreffende piog en maakt eventueel afspraken met deze over het verdere verloop van het opleidingsonderdeel. De docent laat aan de piog weten dat de problemen gemeld worden aan de hoofdopleider. De docent verwittigt de hoofdopleider van de gesignaleerde problemen en de afspraken. Na afloop van het opleidingsonderdeel evalueert de docent de inzet en de leerbaarheid en beoordeelt de piog middels het daartoe ontworpen beoordelingsformulier. Bij een onvoldoende beoordeling zie artikel 6.3.
Artikel 4. Deelname aan cursorisch onderwijs 1. 2. 3.
4.
5. 6.
De piog neemt deel aan alle door de opleidingsinstelling verplicht gestelde vormen van cursorisch onderwijs. Er wordt bij elk cursorisch opleidingsonderdeel door de desbetreffende docent een afzonderlijke presentielijst bijgehouden per dagdeel. Absentie is alleen in geval van overmacht toegestaan, dit ter uiteindelijke beoordeling van de hoofdopleider, tot een maximum van 10% van het totale aantal uren per onderdeel. Bij een afwezigheid tussen 10% en 20% per onderdeel heeft het de voorkeur het gemiste onderwijs in te halen in een volgende groep. Indien dit niet mogelijk is, dient een vervangende opdracht te worden volbracht met een tijdsomvang van de gemiste les(sen). Dit wordt overlegd met de hoofdopleider en de coördinator van de opleiding. Bij meer dan 20% afwezigheid in een lesblok dient het betreffende lesblok opnieuw te worden gevolgd. In voorkomende gevallen kan de hoofdopleider ontheffing verlenen voor een cursorisch opleidingsonderdeel. Dit op voorwaarde dat: de opleidingsdeelnemer hiertoe een schriftelijk, beargumenteerd verzoek, voorzien van bewijsstukken, indient en de hoofdopleider van oordeel is dat het reeds eerder gevolgde cursorisch onderwijs gelijkwaardig is aan het nog te volgen opleidingsonderdeel waarvoor de vrijstelling wordt aangevraagd. Bij zijn besluitvorming hierover laat de hoofdopleider zich leiden door de relevante richtlijnen. De hoofdopleider geeft ontheffing voor maximaal 50 uur cursorisch onderwijs.
Artikel 5. Beoordeling van gz-psychologische praktijkwerkzaamheden 1.
2.
De praktijkopleider dient na overleg met de piog bij aanvang van de opleiding een praktijkopleidingsplan bij de hoofdopleider in waarin alle praktijkonderwijsonderdelen en geplande praktijkwerkzaamheden voor de gehele opleidingsperiode opgenomen zijn. De hoofdopleider beoordeelt het praktijkopleidingsplan en tekent het document voor akkoord. De praktijkopleider beoordeelt ieder half jaar de praktijkwerkzaamheden van de piog. Hij overlegt hierover met de anderen die direct bij de praktijkopleiding zijn betrokken en met de piog zelf. De praktijkopleider vult daartoe een door de opleidingsinstelling opgesteld formulier in dat op de volgende punten een beoordeling bevat: - algehele indruk van het professionele functioneren van de piog.; - taakuitvoering op het gebied van psychologische interventies; - taakuitvoering op het gebied van diagnostiek en indicatiestelling; - taakuitvoering op het gebied van overige cliëntgebonden werkzaamheden; 3
Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam
3. 4. 5. 6.
7.
- taakuitvoering op het gebied van het supervisant zijn; - leervooruitgang. De piog geeft een schriftelijke evaluatie over het praktijkonderwijs en het functioneren van de praktijkopleider. De piog tekent de halfjaarlijkse beoordeling ter vaststelling dat het oordeel van de praktijkopleider aan hem/haar bekend is gemaakt. De hoofdopleider tekent het halfjaarverslag ter vaststelling dat het oordeel op alle aspecten is gegeven. Bij de laatste halfjaarlijkse beoordeling van de praktijkwerkzaamheden dienen alle competenties op het niveau te zijn dat past bij de eindtermen van de opleiding (niveau D). Wanneer de praktijkopleiding langer duurt dan 2 jaar, wordt de frequentie van de praktijkbeoordelingen daaraan aangepast.
Artikel 6. Tussentijdse beoordeling door de hoofdopleider 1.
2.
3.
4.
De hoofdopleider beoordeelt halfjaarlijks de voortgang van de piog. Hij/zij doet dit aan de hand van de voortgangsverslagen over de gz-psychologische praktijkwerkzaamheden en het dossioma waarin de resultaten over het cursorisch gedeelte zijn vastgelegd. De hoofdopleider beslist positief over voortzetting van de opleiding wanneer: - de piog bij toetsing van de cursus/cursussen positief is beoordeeld; - het oordeel van de praktijkopleider over de gz-psychologische praktijkwerkzaamheden en de leerprogressie positief is, en er is vastgesteld dat de piog voldoende en voldoende divers praktijkwerk uitgevoerd heeft, gerelateerd aan de fase van de opleiding. Bij ernstige twijfel over de studievoortgang van de piog bespreekt de hoofdopleider in de examencommissie het al dan niet vervolgen van de opleiding. De piog wordt uitgesloten van verdere deelname aan de opleiding indien de examencommissie hiertoe besluit. Wanneer de praktijkwerkzaamheden van de piog in de praktijkopleidingsinstelling als niet voldoende worden beoordeeld door de praktijkopleider, dient de piog aanvullende (praktijk)opdrachten uit te voeren. Vorm en inhoud daarvan worden bepaald door de praktijkopleider in overleg met de hoofdopleider. Bij herhaald onvoldoende resultaat beslist de examencommissie na overleg met de praktijkopleider over een herkansing óf tot een bindend advies met de opleiding te stoppen.
Artikel 7. Uitslag van examenonderdelen en toetsen Wanneer een beoordeling over cursusonderdelen of over praktijkwerkzaamheden plaatsvindt ontvangt de piog binnen 30 dagen hiervan bericht.
Artikel 8. Geldigheidsduur van examenuitslagen en deelcertificaten De geldigheidsduur van uitslagen van examenonderdelen is vijf jaar, tenzij de hoofdopleider - in overleg met de examencommissie - deze termijn verlengt.
Artikel 9. Eindbeoordeling 1.
Aan het einde van de opleiding stelt de examencommissie op basis van het door de
4
Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam
2.
3.
hoofdopleider ondertekende dossioma, waarin de resultaten verkregen op de verscheidene opleidingsonderdelen vastgelegd zijn, vast of de piog voldoet aan alle voor het examen benodigde opleidingsonderdelen. De examencommissie stelt vast dat het examen gehaald is als het dossier van de piog compleet is, dat wil zeggen dat in het dossier aanwezig dienen te zijn: het door de hoofdopleider ondertekende dossioma, alle afzonderlijke beoordelingen van de toetsen van de cursusonderdelen en de vereiste formulieren m.b.t. de praktijkcomponent van de opleiding (1 praktijkopleidingsplan, 4 halfjaarverslagen en evaluaties door de praktijkopleider). De piog wordt binnen 30 dagen nadat de examencommissie aan het einde van de tweejarige opleiding heeft vastgesteld of de piog alle verplichte opleidingsonderdelen heeft gevolgd over de uitslag van de vaststelling schriftelijk op de hoogte gesteld door de examencommissie.
Artikel 10. Getuigschrift Een getuigschrift kan alleen worden uitgereikt als de examencommissie heeft vastgesteld dat alle verplichte opleidingsonderdelen positief beoordeeld zijn.
Artikel 11. Beroep De piog kan bezwaren tegen de gang van zaken rond een beoordeling door docent en/of praktijkopleider en/of tegen de beoordeling per se, voorleggen aan de examencommissie. Bij de beraadslaging in de examencommissie is de betrokken docent en/of praktijkopleider niet aanwezig. De examencommissie neemt een besluit over het geschil. Hiertegen is beroep mogelijk, de klachten dienen in dat geval voorgelegd te worden aan de commissie van bindend advies conform de bijgaande geschillenregeling.
Dit examenreglement is vastgesteld door de hoofdopleider.
Bijlagen:
Richtlijnen vrijstellingenbeleid Geschillenregeling
5
Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam
Richtlijnen vrijstellingenbeleid voor deelnemers aan de opleiding gezondheidszorgpsycholoog In de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de gezondheidszorgpsycholoog, is in art 9, lid 2, opgenomen, dat de opleidingsinstelling een reglement dient vast te stellen waarin het ‘verlenen van ontheffing van onderdelen van de opleiding’ is vastgelegd. Het vrijstellingenbeleid valt onder de verantwoordelijkheid van de (plaatsvervangend) hoofdopleider. Hieronder wordt het vrijstellingenbeleid van de zes door de Minister van VWS erkende opleidingsinstellingen uiteengezet. Uitgangspunt Het uitgangspunt van de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog (gz-psycholoog) is dat de deelnemer de volledige opleiding volgt en verantwoordelijk is voor de kosten die daaraan verbonden zijn. Er bestaat de mogelijkheid van vrijstellingen. Alleen zij, die toegelaten zijn tot de opleiding, kunnen vrijstellingen aanvragen. Dit houdt in dat het niet mogelijk is om vooraf vrijstellingen aan te vragen. Dit vrijstellingenbeleid laat onverlet dat de hoofdopleiders in onderling overleg specifieke regelingen voor specifieke groepen kunnen vaststellen. Criteria Vrijstellingen kunnen alleen toegekend worden voor het cursorische gedeelte. Bij de beoordeling van verzoeken om vrijstellingen zullen de eisen zoals deze staan geformuleerd in de AMvB en de opleidingsvereisten, aangevuld met de eisen die de hoofdopleiders aan de invulling van bepaalde onderdelen stellen, als leidraad gehanteerd worden. Er kan maximaal voor 50 cursusuren een vrijstelling worden verleend. Het verzoek om vrijstelling dient te worden beoordeeld door de hoofdopleider. Gekeken zal worden in hoeverre het gevolgde cursorische onderwijs overeenkomt met een van de onderdelen die in de gz-opleiding gegeven worden. Hierbij zal worden vergeleken: de duur van het cursorische onderwijs (aantal uren), de inhoud, de gebruikte literatuur en de kwalificaties van de docent(en). De start van de cursus mag niet langer dan 5 jaar geleden zijn geweest op het moment van de aanvraag, en de cursus moet met goed gevolg zijn afgerond. Alleen onderwijs dat gevolgd is na het behalen van de mastersdiploma komt in aanmerking. Mogelijke uitkomsten van de beoordeling: a. Het separaat gevolgde cursorische onderwijs is meer dan, of komt in grote lijnen overeen met een cursusonderdeel in de gz-opleiding: vrijstelling. b. Het separaat gevolgde cursorische onderwijs overlapt met een deel van de cursus: gedeeltelijke vrijstelling, eventueel met aanvullende eisen. c. De gevolgde cursus stemt niet overeen met hetgeen in de gz-opleiding aan de orde komt: de piog dient het blok van de opleiding helemaal te volgen. Als men het niet eens is met een door de plaatsvervangend hoofdopleider genomen besluit over vrijstelling, kan men zich tot de hoofdopleider wenden voor heroverweging. Praktische uitvoering Vrijstellingen kunnen niet eerder worden aangevraagd dan dat de persoon is aangenomen voor de opleiding. Vrijstelling moet evenwel bij aanvang van de opleiding schriftelijk aangevraagd worden en dient door de (plaatsvervangend) hoofdopleider voor vaststelling van het praktijkopleidingsplan beoordeeld te zijn. De uitkomst wordt in het praktijkopleidingsplan opgenomen. Eventueel verleende vrijstellingen hebben in geen geval consequenties voor de opleidingsprijs.
6
Stichting Postacademische (G)GZ-opleidingen Amsterdam
Geschillenregeling opleiding gezondheidszorgpsycholoog
Alle geschillen, welke mochten ontstaan met betrekking tot de uitleg en uitvoering van de bepalingen van het examenreglement, alsmede alle andere geschillen welke mochten ontstaan inzake de opleiding, zullen, in geval dat partijen in gezamenlijk overleg geen oplossing kunnen vinden, worden voorgelegd aan een commissie die hierover bindend adviseert (Commissie van Bindend Advies). Deze commissie zal bestaan uit drie leden. Beide partijen, te weten de piog en de opleidingsinstelling, kunnen één lid van de commissie benoemen. De benoemde leden benoemen in gezamenlijk overleg een lid welke Meester in de Rechten moet zijn en als voorzitter van de commissie zal fungeren. Indien en voor zover de benoeming van de leden niet binnen dertig dagen, nadat daarom door de betrokkene(n) is verzocht, heeft plaats gevonden, zal deze benoeming - overigens met inachtneming van het vorenstaande - geschieden door de President van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, op verzoek van de meest gerede partij. De Commissie van Bindend Advies neemt beslissingen in hoogste ressort en zal beslissen naar rechtvaardigheid met inachtneming van redelijkheid en billijkheid, zonder daarbij gebonden te zijn aan strikte regels van de wet omtrent procesorde en zal eveneens uitspraak doen omtrent de verdeling van de kosten over de partijen, waarbij de commissie ook kan beslissen deze geheel ten laste van een der partijen te brengen. De commissie zal schriftelijk uitspraak doen, zo mogelijk binnen drie maanden, nadat zij haar benoeming heeft aanvaard. Een geschil is aanwezig, indien een der partijen schriftelijk aan de andere partij te kennen geeft, dat dit het geval is.
7