Klachtenregeling
Stichting Archipel Zutphen, februari 2009
Inhoudsopgave Toelichting bij de klachtenregeling
1
Schematische weergave van de algemene klachtenprocedure
2
Richtlijnen voor een algemene klacht
3
Richtlijnen bij conflicten en agressief gedrag
4
Richtlijnen bij seksueel misbruik en seksuele intimidatie
5
Protocol ongewenste omgangsvormen op school
6
Taakomschrijving contactpersoon en externe vertrouwenspersoon
8
Gedragsregels t.b.v. alle schoolbetrokkenen
9
Klachtenregeling voor het openbaar primair en speciaal onderwijs van Stichting Archipel
10
Bijlagen Reglement van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
18
Voorlichtingsbrochure. Seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs
27
Adressenlijst
34
Klachtenregeling ARCHIPEL
Toelichting bij de klachtenregeling Een klachtenregeling is voor elke school na de invoering van de Kwaliteitswet per 1-8-1998 verplicht gesteld. Stichting Archipel (oud) heeft zich per oktober 1999 aangesloten bij de Landelijke Klachten Commissie (LKC) voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs. Deze commissie is opgericht door de werkgeversorganisatie VOS/ABB. Per 1 januari 2006 is de nieuwe Stichting Archipel ontstaan na het doorfuseren met de bestuurscommissies van de gemeenten Brummen en Voorst. Omdat de klachtenregeling van oud Stichting Archipel gelieerd is aan de Landelijke Klachten Commissie lag het voor de hand deze over te nemen. De klachtenregeling is in 2008 geactualiseerd en hieraan is nu het klachtenreglement van de Landelijke Klachten Commissie toegevoegd. Over een klacht, behandeld door de LKC, wordt advies uitgebracht aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag bepaalt al of niet dit advies over te nemen en of er een sanctie toegepast moet worden. In het volgende stroomdiagram is te volgen hoe de route is van een klacht bij seksuele intimidatie en ongewenste omgangsvormen. Voor klachten anders dan seksuele intimidatie of ongewenste omgangsvormen is het stroomdiagram ook van toepassing, een uitzondering hierop is de stap naar de externe vertrouwenspersoon. Deze is niet verplicht, wel aan te bevelen. Kortom, er wordt altijd eerst gekeken of een klacht met interventie van de externe vertrouwenspersoon weggenomen kan worden. Mocht dit niet lukken dan komt de LKC in beeld. De Landelijke Klachten Commissie beveelt het benoemen van een externe vertrouwenspersoon aan. Stichting Archipel werkt nu al een aantal jaren met een externe vertrouwenspersoon. Bij een vacature ontstaat voor een externe vertrouwenspersoon zal er een benoemingsadviescommissie in het leven geroepen worden waarin een GMR lid van de oudergeleding, een GMR lid van de personeelsgeleding en een lid van het bevoegd gezag zitting hebben. De externe vertrouwenspersoon treedt op als adviseur c.q aanspreekpunt bij zowel algemene klachten als klachten bij seksuele intimidatie en ongewenste omgangsvormen.
1
Klachtenregeling ARCHIPEL
2
Klachtenregeling ARCHIPEL
Richtlijnen voor een algemene klacht Iedere medewerker is bekend met het bestaan van de klachtenregeling. In de schoolgids is melding gemaakt van de klachtenregeling. Klachten worden schriftelijk ingediend bij: - Bevoegd gezag; of - Landelijke Klachtencommissie (LKC), Postbus 162, 3440 AD Woerden De contactpersonen treden op als tussenpersonen en verwijzen klachten door naar de externe vertrouwenspersoon of het bevoegd gezag. De externe vertrouwenspersoon functioneert als aanspreekpunt c.q. adviseur en adviseert of een klacht schriftelijk ingediend moet worden. N.B. Er worden ook (schriftelijke) klachten ingediend bij de directeur van de school. Voor een goede klachtenregistratie strekt het tot aanbeveling om de correspondentie in afschrift toe te sturen aan de personeelsfunctionaris van het stafbureau van Stichting Archipel. Van een mondelinge klacht wordt een verslag gemaakt, dat voor akkoord getekend moet worden door de klager.
Hoe te handelen bij binnenkomst van een klacht van algemene aard? Als de klacht binnenkomt bij het bevoegd gezag: ¾ De klacht eerst analyseren ¾ Checken of via bemiddeling de klacht weggenomen kan worden op schoolniveau ¾ Als bemiddeling niet lukt, eerst te rade gaan bij de externe vertrouwenspersoon en vervolgens de LKC inschakelen
Als de klacht binnenkomt via LKC of vertrouwenspersoon: ¾ Zal eerst contact gezocht worden met de school of bemiddeling al heeft plaatsgevonden ¾ Als de klacht ontvankelijk wordt verklaard door de LKC zullen zowel de betreffende school als het bevoegd gezag hun medewerking verlenen. N.B. Ook als de klacht intern wordt opgelost, dient er zorgvuldig omgesprongen te worden met persoonlijke gegevens. Bij in behandeling nemen van de klacht moet gelet worden op datum van indiening en ondertekening. Dit vraagt daarom om een snelle en adequate handelwijze van de degene bij wie de klacht wordt gedeponeerd.
3
Klachtenregeling ARCHIPEL
Richtlijnen bij conflicten en agressief gedrag - Iedere medewerker is bekend met de gedragsregels voor alle schoolbetrokkenen Conflicten worden opgelost op: ¾ Schoolniveau, tussen leerkracht en ouder (en leerling) of met tussenkomst van de directeur of via bemiddeling van de externe vertrouwenspersoon. Conflicten kunnen ook telefonisch gemeld worden bij het bevoegd gezag (de algemene directie) ¾ Het bevoegd gezag koppelt dit direct terug naar de betreffende directeur ¾ Indien gewenst treedt het bevoegd gezag als bemiddelaar op of schakelt de externe vertrouwenspersoon in.
Hoe te handelen bij agressief gedrag? ¾ In principe net als bij conflicten ¾ Indien een leerkracht of andere medewerker slachtoffer is geworden van agressief gedrag, dit telefonisch en schriftelijk melden bij het bevoegd gezag. ¾ De schooldirecteur neemt passende maatregelen zoals de inschakeling van de politie en houdt het bevoegd gezag op de hoogte van de stand van zaken
4
Klachtenregeling ARCHIPEL
Richtlijnen bij seksueel misbruik en seksuele intimidatie ¾ Een ieder die in school werkt en leert heeft recht op bescherming tegen seksuele intimidatie. ¾ Geen enkele uitingsvorm van seksueel misbruik en seksuele intimidatie is toegestaan tussen medewerker en medewerker, tussen medewerker en leerling en tussen leerling en leerling en anderen zoals personen die buiten dienstverband werkzaamheden verrichten voor de scholen, zoals b.v. stagiairs, schoonmaakpersoneel, derden die onbedoeld op school ophouden of vrijwilligers.
Op 28 juli 1999 is de wetswijziging bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs in werking getreden. Het gaat in de wet om strafbare vormen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik: zedenmisdrijven, zoals ontucht, aanranding en verkrachting, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een minderjarige leerling. (zie bijlage brochure OC en W) De wetswijziging bevat: - een aangifteplicht voor het bevoegd gezag - een meldplicht voor het personeel N.B. De externe vertrouwenspersoon heeft geen meldplicht. Handelen bij een vermoeden van seksueel misbruik ¾ elke medewerker is verplicht dit onmiddellijk en rechtstreeks te melden bij het bevoegd gezag ¾ het bevoegd gezag neemt kennis van een strafbaar feit en overlegt met vertrouwensinspecteur ¾ als er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit, informeert het bevoegd gezag (ouders van) klager en aangeklaagde dat aangifte wordt gedaan. ¾ het bevoegd gezag doet aangifte bij justitie of politie N.B. Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders en leerlingen ontslaat het bevoegd gezag niet van de verplichting tot het doen van aangifte.
5
Klachtenregeling ARCHIPEL
Protocol ongewenste omgangsvormen op school Dit protocol is opgesteld als aanvulling op de reeds aanwezige klachtenregeling en gedragsregels en dient er toe dat iedere medewerker weet hoe er gehandeld moet worden bij een vermoeden of aanwijzing van ongewenste omgangsvormen. De klachtenregeling ligt op school ter inzage en de gedragsregels staan in de schoolgids.
Met ongewenste omgangsvormen wordt bedoeld die omgangsvormen die zijn omschreven in de gedragsregels en klachtenregeling zoals o.a. lastigvallen, seksuele intimidatie, discriminatie, bedreiging, agressie en geweld, waarbij sprake is van aantasting van de persoonlijke integriteit. Met persoonlijke integriteit wordt bedoeld een aantasting van iemands rechtschapenheid. Dit protocol past binnen het beleid van Stichting Archipel en kent de volgende kernpunten: ¾ geen enkele uitingsvorm van gedrag, tussen leerling en leerling en leerling en medewerker en medewerkers onderling welke aantasting van de persoonlijke integriteit tot gevolg kan hebben, is toegestaan ¾ iedere medewerker wordt geacht het protocol te kennen en overeenkomstig te handelen ¾ er wordt melding gemaakt in de schoolgids dat het protocol op school ter inzage ligt
Handelen bij een vermoeden, aanwijzing of feiten van ongewenste omgangsvormen 1. Onder strikte geheimhouding en discretie wordt een vermoeden, aanwijzing of feit gemeld bij de contact persoon zoals vermeld in de schoolgids. 2. Contact persoon houdt ruggespraak met vertrouwenspersoon Contactpersoon is de leerkracht die op school is aangewezen om de eerste opvang te regelen van de leerling die is lastiggevallen. Indien het medewerkers onderling betreft, is de vertrouwenspersoon het aanspreekpunt. De contactpersoon treedt in alle voorkomende gevallen in contact met de vertrouwenspersoon. Vertrouwenspersoon is de externe deskundige die als adviseur en bemiddelaar optreedt. De vertrouwenspersoon is bevoegd om collega deskundigen te raadplegen. 3. Bij een gegrond vermoeden en feiten volgt direct melding bij de directeur. In deze fase heeft niemand nog actie ondernomen naar de verdachte of het slachtoffer 4. De directeur roept in overleg met de vertrouwenspersoon de direct betrokkenen bijeen om de relevantie van de melding te onderzoeken en een eventueel te volgen stappenplan te bespreken 5. Afhankelijk van deze bevindingen zal de directeur beslissen over de voortgang en of het bevoegd gezag al dan niet moet worden ingelicht.
6
Klachtenregeling ARCHIPEL
Handelen bij het betrappen op heterdaad van een eventueel strafbaar feit
1. De melder heeft de plicht onmiddellijk de directeur of het bevoegd gezag te informeren 2. De directeur organiseert de eerste opvang van het slachtoffer eventueel in overleg met vertrouwenspersoon 3. De directeur informeert de ouders en het bevoegd gezag 4. Als de verdachte een medewerker of een leerling is, gaat de directeur in samenspraak met het bevoegd gezag lopende het onderzoek tot eventuele schorsing over. 5. De directeur of het bevoegd gezag doet aangifte bij politie en inspectie indien er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit 6. In overleg met de politie wordt verder onderzoek afgesproken
7
Klachtenregeling ARCHIPEL
Taakomschrijving contactpersoon en externe vertrouwenspersoon Bij ongewenste omgangsvormen en seksuele intimidatie bij leerlingen Wat doet de contactpersoon?
Wat doet de externe vertrouwenspersoon
¾ Eerste opvang van de leerling die is lastiggevallen
¾ Ondersteunt en begeleidt de leerling die is lastiggevallen
¾ Treedt altijd eerst in overleg met de externe vertrouwenspersoon over de te volgen stappenplan
¾ Voert gesprekken met de ouders/verzorgers, al of niet in aanwezigheid van de directeur van de school
¾ Neemt initiatieven om het team te scholen in preventie activiteiten ook ¾ Springt zorgvuldig en integer om met vertrouwelijke informatie i.s.m. de externe vertrouwenspersoon ¾ Organiseert voorlichting over het thema seksuele intimidatie
¾ Verwijst, indien nodig, naar een hulpverlenende instantie
¾ Springt zorgvuldig en integer om met vertrouwelijke informatie
¾ Biedt ondersteuning bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie ¾ Geeft voorlichting rond preventie en bestrijding seksuele intimidatie ¾ Bemiddelt eventueel tussen klager en aangeklaagde ¾ Geeft beleidsaanbevelingen aan het bevoegd gezag ¾ Draagt ook zorg voor ondersteuning van aangeklaagde (door andere hulpverlener)
8
Klachtenregeling ARCHIPEL
Gedragsregels t.b.v. alle schoolbetrokkenen
Op onze school wordt er gelet dat: • •
• • • • • • •
aan een ander geen ongewenste aandacht wordt gegeven er niet wordt gediscrimineerd. Dit betekent dat er niemand buitengesloten wordt omdat zij: - er anders uitzien, - anders geloven, - een andere afkomst hebben, - van het andere geslacht zijn, - een andere seksuele voorkeur hebben, - gehandicapt zijn, - anders zijn dan wijzelf er niemand wordt lastig gevallen. er niemand lichamelijk of geestelijk pijn gedaan wordt er niemand bedreigd wordt er niemand aangevallen wordt er niemand genegeerd wordt er zorgvuldig met elkaars spullen omgegaan wordt ieders mening wordt gerespecteerd
9
Klachtenregeling ARCHIPEL
Klachtenregeling voor Stichting Archipel Het bevoegd gezag van het openbaar primair onderwijs van Stichting Archipel in de gemeenten Brummen, Voorst en Zutphen. gelet op de bepalingen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; gehoord de medezeggenschapsraden; stelt de volgende Klachtenregeling primair onderwijs vast.
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Artikel 1 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a) school: een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; b) bevoegd gezag = algemene directie c) commissie: de commissie als bedoeld in artikel 4; d) klager: een (ex-)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die een klacht heeft ingediend; e) klacht: klacht over gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen van de aangeklaagde; f) contactpersoon: de persoon als bedoeld in artikel 2 g) vertrouwenspersoon: de persoon als bedoeld in artikel 3; h) aangeklaagde: een (ex-)leerling, ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex-) leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, tegen wie een klacht is ingediend; i) benoemingsadviescommissie: een door het bevoegd gezag ingestelde commissie die bestaat uit 1 lid uit de personeelsgeleding GMR, 1 lid uit de oudergeleding GMR en 1 lid van het bevoegd gezag.
10
Klachtenregeling ARCHIPEL
Hoofdstuk 2 Behandeling van de klachten Paragraaf 1 De contactpersoon
Artikel 2 Aanstelling en taak contactpersoon 1. Er is op iedere school ten minste één contactpersoon die de klager verwijst naar de vertrouwenspersoon. 2. De directeur benoemt een leerkracht tot contactpersoon en indien nodig ontheft hij/zij deze persoon van de taak. Paragraaf 2 De vertrouwenspersoon
Artikel 3 Aanstelling en taken vertrouwenspersoon 1. Het bevoegd gezag beschikt over ten minste één vertrouwenspersoon die functioneert als aanspreekpunt bij klachten. 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de vertrouwenspersoon. De benoeming vindt plaats op voorstel van de benoemingsadviescommissie. 3. De vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De vertrouwenspersoon bemiddelt ook op uitnodiging van het bevoegd gezag. De vertrouwenspersoon gaat na of de gebeurtenis aanleiding geeft tot het volgen van een formele klachtenprocedure, na overleg met degene die het probleem heeft aangekaart. Hij/zij begeleidt de klager desgewenst bij de verdere procedure en verleent desgewenst bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie. 4. De vertrouwenspersoon verwijst de klager indien en voor zover noodzakelijk of wenselijk, naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg. 5. Indien de vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan hij deze ter kennis brengen van de klachtencommissie of het bevoegd gezag. 6. De vertrouwenspersoon geeft gevraagd of ongevraagd advies over de door het bevoegd gezag te nemen besluiten. 7. De vertrouwenspersoon neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in die hoedanigheid verneemt. Deze plicht vervalt ook niet nadat betrokkene zijn taak als vertrouwenspersoon heeft beëindigd. 8. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag schriftelijk verslag uit van zijn/haar werkzaamheden.
11
Klachtenregeling ARCHIPEL
Paragraaf 3 De klachtencommissie Artikel 4 Instelling en taken klachtencommissie 1. Het bevoegd gezag heeft zich aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie (LKC) voor het openbaar en algemeen bijzonder voortgezet onderwijs.
Zie voor procedure Reglement Landelijke Klachtencommissie (toegevoegd als bijlage aan deze klachtenregeling).
Artikel 5 Indienen van een klacht 1. De klager dient de klacht in bij: a. het bevoegd gezag of b. de landelijke klachtencommissie. c. de landelijke klachtencommissie als het bevoegd gezag de aangeklaagde is 2. De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij de klachtencommissie anders beslist. Het bevoegd gezag volgt de termijnen van LKC. 3. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de vertrouwenspersoon of klachtencommissie, tenzij toepassing wordt gegeven aan het vierde lid. 4. Het bevoegd gezag kan de klacht zelf afhandelen in overleg met de klager. Het bevoegd gezag meldt een dergelijke afhandeling op verzoek van de klager aan de klachtencommissie. 5. Het bevoegd gezag kan een voorlopige voorziening treffen. 6. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. 7. Het bevoegd gezag deelt de directeur van de betrokken school schriftelijk mee dat er een klacht wordt onderzocht door de klachtencommissie. 8. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Artikel 6 Inhoud van de klacht 1. De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend. 2. Van een mondeling ingediende klacht wordt onmiddellijk door de ontvanger als bedoeld in artikel 5, eerste en vijfde lid een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan hij/zij een afschrift ontvangt. 3. De klacht bevat ten minste: a. de naam en het adres van de klager; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de klacht, waaronder feiten en omstandigheden. 4. Indien niet is voldaan aan het gestelde in het derde lid, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde in het derde lid, dan kan de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard 5. Indien de klacht op formele gronden niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school gemeld.
12
Klachtenregeling ARCHIPEL
Paragraaf 4 Besluitvorming door het bevoegd gezag Artikel 7 Beslissing op advies van de Landelijke KlachtenCommissie 1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde, de directeur van de betrokken school en de klachtencommissie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke. De mededeling gaat vergezeld van het advies van de klachtencommissie en het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. 2. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de klachtencommissie. 3. De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt door het bevoegd gezag niet genomen dan nadat de aangeklaagde in de gelegenheid is gesteld zich mondeling en /of schriftelijk te verweren tegen de door het bevoegd gezag voorgenomen beslissing.
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen Artikel 8 Openbaarheid 1. Het bevoegd gezag legt deze regeling op elke school ter inzage. 2. Het bevoegd gezag stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling. Artikel 9 Evaluatie De regeling wordt binnen vier jaar na inwerkingtreding door het bevoegd gezag, de contactpersoon, de vertrouwenspersoon, de landelijke klachtencommissie en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad geëvalueerd. Het initiatief ligt bij het bevoegd gezag. Niet evalueren kan alleen nadat alle partijen daartoe unaniem hebben besloten. Artikel 10 Wijziging van het reglement Deze regeling kan door het bevoegd gezag worden gewijzigd of ingetrokken, na overleg met de vertrouwenspersoon en de landelijke klachtencommissie, met inachtneming van de vigerende bepalingen. Artikel 11 Overige bepalingen 1. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag 2. De toelichting maakt deel uit van de regeling. 3. Deze regeling kan worden aangehaald als 'klachtenregeling onderwijs'. 4. Deze regeling treedt in werking in februari 2009. De regeling is vastgesteld op 25 februari 2009
13
Klachtenregeling ARCHIPEL
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 onder d Ook een ex-leerling is bevoegd een klacht in te dienen. Naarmate het tijdsverloop tussen de feiten, waarover wordt geklaagd en het indienen van de klacht groter is, wordt het voor de klachtencommissie en het bevoegd gezag moeilijker om tot een oordeel te komen. Bovendien is in artikel 5, tweede lid bepaald dat een klacht binnen een jaar na de gedraging of beslissing moet worden ingediend, tenzij de klachtencommissie anders bepaalt. Hierbij valt te denken aan (zeer) ernstige klachten over seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. Bij personen die anderszins deel uitmaken van de schoolgemeenschap kan gedacht worden aan bijvoorbeeld stagiaires en leraren in opleiding. Artikel 1 onder e Klachten kunnen gaan over bijvoorbeeld begeleiding van leerlingen, toepassing van strafmaatregelen, beoordeling van leerlingen, de inrichting van de schoolorganisatie, seksuele intimidatie, discriminerend gedrag, agressie, geweld en pesten. Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: ongewenst seksueel getinte aandacht die tot uiting komt in verbaal, fysiek en non-verbaal gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse en / of seksuele voorkeur, ervaren als ongewenst, of wordt indien het een minderjarige leerling betreft, door de ouders, voogden of verzorgers van de leerling als ongewenst aangemerkt. Seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Onder discriminerend gedrag wordt verstaan: elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet gelijke behandeling, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt tenietgedaan of aangetast. Discriminatie kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn. Onder agressie, geweld en pesten worden verstaan: gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen waarbij bedoeld of onbedoeld sprake is van geestelijke of lichamelijke mishandeling van een persoon of groep personen die deel uitmaakt van de schoolgemeenschap. Artikel 2 De contactpersoon is toegankelijk voor alle betrokkenen bij de school. Het is van belang dat deze persoon het vertrouwen geniet van alle bij de school betrokken partijen. Hij/zij is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag. De contactpersoon kan uit hoofde van de uitoefening van zijn taak niet worden benadeeld.
14
Klachtenregeling ARCHIPEL
Artikel 3 Het verdient aanbeveling per bestuur een onafhankelijke vertrouwenspersoon te benoemen en per school een interne contactpersoon. De vertrouwenspersoon dient zicht te hebben op het onderwijs en de participanten hierin en dient kundig te zijn op het terrein van opvang en verwijzing. Het bevoegd gezag houdt bij de benoeming van de vertrouwenspersoon rekening met de diversiteit van de schoolbevolking. De vertrouwenspersoon is toegankelijk voor alle betrokkenen bij de school. Het is van belang dat hij/zij het vertrouwen geniet van alle bij de school betrokken partijen. De vertrouwenspersoon bezit vaardigheden om begeleidingsgesprekken te leiden. Artikel 3, tweede lid De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag. De vertrouwenspersoon kan uit hoofde van de uitoefening van zijn/haar taak niet worden benadeeld. Artikel 3, derde lid De vertrouwenspersoon zal in eerste instantie nagaan of de klager getracht heeft de problemen met de aangeklaagde of met de directeur van de betrokken school op te lossen. Als dat niet het geval is, kan eerst voor die weg worden gekozen. De vertrouwenspersoon kan een klager in overweging geven, gelet op de ernst van de zaak, geen klacht in te dienen, de klacht in te dienen bij de landelijke klachtencommissie, de klacht in te dienen bij het bevoegd gezag, dan wel aangifte te doen bij politie / justitie. Begeleiding van de klager houdt ook in dat de vertrouwenspersoon nagaat of het indienen van de klacht niet leidt tot repercussies voor de klager. Tot slot vergewist hij/zij zich ervan dat de aanleiding tot de klacht daadwerkelijk is weggenomen. Indien de klager dit wenst, begeleidt de vertrouwenspersoon hem bij het indienen van een klacht bij de landelijke klachtencommissie of bij het bevoegd gezag en verleent desgewenst bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie. Indien de klager een minderjarige leerling is, worden met medeweten van de klager, de ouders / verzorgers hiervan door de vertrouwenspersoon in kennis gesteld, tenzij naar het oordeel van de vertrouwenspersoon het belang van de minderjarige zich daartegen verzet. Artikel 3, zevende lid De plicht tot geheimhouding geldt niet ten opzichte van de landelijke klachtencommissie, het bevoegd gezag en politie / justitie. Artikel 4
Het bevoegd gezag heeft zich aangesloten bij de landelijke klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs. De landelijke
15
Klachtenregeling ARCHIPEL
klachtencommissie functioneert voor alle scholen van Stichting Archipel gezamenlijk. De commissie draagt zorg voor een tijdige en deugdelijke informatie aan het bevoegd gezag over de voortgang van de behandeling van een ingediende klacht. Artikel 5, eerste lid De klager bepaalt zelf of hij de klacht bij het bevoegd gezag of bij de landelijke klachtencommissie indient (een klacht kan niet bij de vertrouwenspersoon worden ingediend). Niet altijd zal de klacht bij de landelijke klachtencommissie worden ingediend, bijvoorbeeld als naar het oordeel van de klager sprake is van een minder ernstige klacht. Dit neemt niet weg dat de klager in het laatste geval het recht heeft alsnog zijn klacht in te dienen bij de landelijke klachtencommissie, als hij daartoe aanleiding ziet. Anderzijds dient ervoor gewaakt te worden dat de positie van de aangeklaagde in het gedrang komt doordat de landelijke klachtencommissie niet wordt ingeschakeld. In gecompliceerde situaties of als het bevoegd gezag ingrijpende maatregelen overweegt, is het gewenst eerst advies van de landelijke klachtencommissie te vragen. Ook bij gerede twijfel of indien er sprake is van een ernstige klacht, verdient het aanbeveling eerst advies te vragen aan de landelijke klachtencommissie. Daardoor wordt bereikt dat uiterste zorgvuldigheid wordt betracht en wordt vermeden de indruk te wekken dat de klacht 'binnenskamers' wordt afgedaan. Artikel 5, vierde lid Indien de klager dit wenst, dient het bevoegd gezag aan de landelijke klachtencommissie te melden dat hij een klacht zelf heeft afgehandeld. Artikel 5, zesde lid Het bevoegd gezag kan desgewenst een voorlopige voorziening treffen. Hierbij valt te denken aan het schorsen van onderwijspersoneel, het schorsen van leerlingen of het bepalen dat de aangeklaagde geen contact mag hebben met de klager. Het bevoegd gezag moet dan tevens bepalen tot wanneer de voorlopige voorziening van kracht blijft. Meestal is dit tot het moment dat het bevoegd gezag heeft beslist over de klacht. Artikel 5, negende lid De klager en de aangeklaagde hebben het recht zich op elk gewenst moment in de procedure te laten bijstaan door een raadsman of zich te laten vertegenwoordigen. Artikel 7 Het bevoegd gezag stelt de klager en de aangeklaagde op de hoogte van het advies van de landelijke klachtencommissie, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag, al dan niet op aangeven van de landelijke klachtencommissie, zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het bevoegd gezag zendt de klager en de aangeklaagde een afschrift van het gehele advies. Delen van het advies kunnen bij uitzondering worden weggelaten indien dit wordt gemotiveerd. Bijvoorbeeld: een leerling heeft een klacht ingediend over seksuele intimidatie. De landelijke klachtencommissie hoort via deskundigen dat er zich ook iets
16
Klachtenregeling ARCHIPEL
dergelijks in het privé-leven van de aangeklaagde heeft afgespeeld. Dergelijke informatie is niet van belang voor de klager. Uit privacy-overwegingen kan besloten worden de betreffende passage uit het advies niet aan de klager kenbaar te maken. Indien de klacht door het bevoegd gezag ongegrond wordt verklaard kan het bevoegd gezag op verzoek van en in overleg met de aangeklaagde in een passende rehabilitatie voorzien, zo nodig na advies van de landelijke klachtencommissie. Artikel 7, derde lid Indien in deze beslissing een rechtspositionele maatregel is begrepen, worden de vigerende bepalingen ter zake van hoor en wederhoor in acht genomen. De bepalingen neergelegd in CAO PO en de Awb, zijn van toepassing op een besluit van het bevoegd gezag van een openbare school voor primair onderwijs. Het bevoegd gezag van het openbaar onderwijs is verplicht aangifte te doen van een misdrijf aan de officier van justitie of aan één van zijn hulpofficieren. Schoolbesturen worden verplicht contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur als het vermoeden bestaat dat een personeelslid zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf met een minderjarige leerling. Als uit het overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er een redelijk vermoeden bestaat van een strafbaar feit, is het bevoegd gezag verplicht daarvan aangifte te doen bij politie/justitie. Deze verplichting is bij wetswijziging “bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie” op 28 juli 1999 vastgesteld. Wanneer er sprake is van een strafbaar feit wordt met nadruk ontraden de uitkomst van het strafproces af te wachten, alvorens door het bevoegd gezag maatregelen jegens de aangeklaagde worden genomen. Het bevoegd gezag heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid.
17
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
REGLEMENT VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE ONDERWIJS
De Landelijke Klachtencommissie onderwijs gelet op artikel 28 van het “Instellingsbesluit Landelijke Klachtencommissie onderwijs”
- besluit vast te stellen het “Reglement Landelijke Klachtencommissie onderwijs”
Hoofdstuk 1: BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Dit reglement verstaat onder: 1. “LKC”: de Landelijke Klachtencommissie onderwijs, zoals bedoeld in het door VOS/ABB genomen Instellingsbesluit Landelijke Klachtencommissie onderwijs; 2. “Commissie”: de voor de behandeling van een klacht uit drie leden van de LKC samengestelde klachtencommissie zoals bedoeld in artikel 14 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 23 van de Wet op de expertisecentra en artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs; 3. “advies”: het op schrift gestelde oordeel van de Commissie over de gegrondheid van een klacht inclusief eventuele aanbevelingen aan het bevoegd gezag; 4. “klachtenregeling”: de door het bevoegd gezag van de school vastgestelde regeling voor de behandeling van klachten; 5. “klacht”: de in de klachtenregeling omschreven definitie van klacht of (bij ontbreken daarvan) een klacht over gedragingen en/of beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en/of het niet nemen van beslissingen; 6. “klager”: de in de klachtenregeling omschreven definitie van klager of (bij het ontbreken daarvan) een (ex-)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex-)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap door wie een klacht is ingediend; 7. “verweerder”: de in de klachtenregeling omschreven definitie van degene tegen wie een klacht is ingediend of (bij het ontbreken daarvan) een (ex)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex-)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, tegen wie een klacht is ingediend; 8. “reglement”: dit reglement als bedoeld in artikel 28 van het “Instellingsbesluit Landelijke Klachtencommissie onderwijs”; 9. “Voorzitter”: de voorzitter van de LKC;
18
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
10. “voorzitter”: de voorzitter van de Commissie; 11. “Secretaris”: de ambtelijk secretaris van de LKC, belast met de leiding van het secretariaat; 12. “secretariaat”: het door de Secretaris geleide bureau, dat de Commissie bij haar werkzaamheden ondersteunt; 13. “secretaris”: de behandelende medewerker van het secretariaat, die de Commissie ondersteuning verleent bij haar werkzaamheden; 14. “getuige”: een persoon die uit eigen waarneming omtrent een bepaalde gebeurtenis of een gedraging kan verklaren; 15. “informant”: een persoon die op grond van betrokkenheid bij de gedragingen die in de klacht aan de orde worden gesteld, informatie kan verstrekken, alsmede de persoon die op grond van opleiding of ervaring over specifieke deskundigheid beschikt op grond waarvan deze voor de klacht relevante informatie kan verstrekken; 16. “gemachtigde”: een persoon die namens verweerder of klager optreedt in de klachtprocedure; 17. “vertrouwd persoon”: een persoon die ter persoonlijke ondersteuning met een partij meegaat naar de zitting, maar daar niet het woord mag voeren.
Hoofdstuk 2:
KLACHTENPROCEDURE
§ 1 Indienen klacht Artikel 2 Samenstelling Commissie 1. Voor de behandeling van iedere ingediende klacht bestaat de Commissie uit één voorzitter en twee leden. 2. De voorzitter is een jurist, die niet werkzaam is binnen het gezagsbereik van een bij de klacht betrokken orgaan of instelling. Artikel 3 Indienen van de klacht 1. De klager dient een klacht schriftelijk bij de LKC in. De klacht is gesteld in de Nederlandse taal. 2. Indien redelijkerwijs niet van klager gevraagd kan worden de klacht op schrift te stellen, maakt het secretariaat van de mondeling ingediende klacht een verslag dat door klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan klager een afschrift ontvangt. 3. Het klaagschrift bevat ten minste: a. de naam en het adres van klager; b. de naam van verweerder; c. een omschrijving van de klacht en de feiten en omstandigheden, zoals die zich volgens klager hebben voorgedaan; d. de dagtekening en ondertekening; 4. Indien een klacht wordt ingediend door een gemachtigde, dient de klacht vergezeld te gaan van een schriftelijke machtiging dan wel dient klager de klacht voor akkoord mede te ondertekenen. Voor indiening door een advocaat is geen schriftelijke machtiging nodig. 5. Het secretariaat bevestigt na binnenkomst aan klager schriftelijk de ontvangst van de klacht.
19
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
Artikel 4 Beslissing over de ontvankelijkheid van de klacht 1. Indien geoordeeld moet worden dat niet voldaan is aan het bepaalde van het eerste, tweede, derde of vierde lid van artikel 3, wordt klager binnen een nader te bepalen termijn in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. 2. De LKC is niet verplicht de klacht in behandeling te nemen als: a. niet tijdig of onvoldoende is voldaan aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel; b. de klacht betrekking heeft op een gedraging die zich meer dan een jaar vóór het indienen van de klacht heeft voorgedaan zonder dat er redenen aanwezig zijn om de verschoonbaarheid van de overschrijding van de jaartermijn aan te nemen. 3. Klager wordt binnen drie weken nadat de klacht is ingediend dan wel klager heeft voldaan aan het verzoek tot verzuimherstel schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing of de klacht verder in behandeling wordt genomen. Indien de klacht niet verder in behandeling wordt genomen, wordt dit schriftelijk gemotiveerd aan klager meegedeeld. Artikel 11, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Zodra is besloten de klacht in behandeling te nemen, laat de Commissie tegelijk met haar mededeling aan klager dat zij de klacht in behandeling neemt, schriftelijk aan het bevoegd gezag en de directeur van de school weten dat de klacht in behandeling is genomen. 5. De Commissie nodigt in dat geval tegelijk de verweerder schriftelijk uit een verweerschrift bij de Commissie in te dienen en stuurt daarbij een afschrift van het klaagschrift en - behoudens het bepaalde in artikel 10 - alle daarbij door klager aan de Commissie toegezonden stukken aan verweerder. Artikel 5 Klachtsamenvatting 1. Gelijktijdig met het in behandeling nemen van de klacht wordt door de behandelend secretaris een samenvatting gemaakt waarin de kern van de klacht omschreven wordt. Deze klachtsamenvatting wordt bij de opening schriftelijk ter instemming aan klager voorgelegd. 2. Datgene wat in de klachtsamenvatting is geformuleerd vormt de basis voor de behandeling van de klacht, waarbij de overige inhoud van de stukken kan dienen ter illustratie van hetgeen in de klachtsamenvatting is verwoord. Artikel 6 Intrekken klacht Klager kan een klacht schriftelijk (en ter zitting ook mondeling) intrekken. De Commissie deelt dit onverwijld mee aan verweerder, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school.
§ 2 Voorbereidend onderzoek Artikel 7 Verweer voeren 1. De Commissie stelt verweerder in de gelegenheid om binnen een termijn van drie weken een schriftelijk verweer bij de Commissie in te dienen en deelt daarbij de datum mee, waarop het verweer uiterlijk door de Commissie moet zijn ontvangen.
20
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
2. De voorzitter kan deze termijn op verzoek van verweerder met ten hoogste twee weken verlengen. Slechts met instemming van klager kan een langer uitstel worden verleend. 3. De Commissie zendt, behoudens het bepaalde in artikel 10, een afschrift van het verweerschrift met de daarbij meegestuurde stukken aan klager. Artikel 8 Het inwinnen van inlichtingen 1. Ter voorbereiding van de behandeling van de klacht kunnen door of namens de Commissie bij klager, verweerder en anderen hetzij schriftelijk, hetzij mondeling nadere inlichtingen worden ingewonnen. 2. Klager en verweerder worden hiervan op de hoogte gesteld. 3. Tot en met drie werkdagen voor de zitting kunnen klager en verweerder nadere stukken indienen. Te laat ingediende stukken worden niet toegelaten als dossierstuk, tenzij hierdoor naar het oordeel van de voorzitter het belang van de wederpartij niet wordt geschaad. 4. Voor zover met klager, verweerder en anderen door of namens de Commissie met betrekking tot de inhoud van de klacht en het verweer gesprekken plaatsvinden, wordt daarvan een verslag gemaakt. Van de verkregen inlichtingen en gemaakte verslagen ontvangen klager en verweerder een afschrift. Artikel 9 Openbaarheid van bij de Commissie ingediende stukken 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 worden alle bij de Commissie in het kader van de behandeling van de klacht ingediende stukken aan partijen in afschrift toegestuurd. 2. De voorzitter kan beslissen dat een stuk niet relevant is voor de behandeling van de klacht en het terugzenden aan degene die het heeft ingediend. Artikel 10 Geheimhouding van bij de Commissie ingediende stukken 1. Op verzoek van klager of verweerder kan de voorzitter bepalen dat een ingediend stuk op grond van zeer gewichtige redenen niet ter kennis van de wederpartij wordt gebracht. De voorzitter kan dit ook ambtshalve doen. Van deze beslissingen wordt aan partijen melding gemaakt. 2. Indien een verzoek tot geheimhouding van stukken wordt afgewezen, worden de desbetreffende stukken aan de indiener ervan geretourneerd en worden deze niet in de oordeelsvorming van de Commissie betrokken. 3. Het vorenstaande geldt evenzeer voor stukken en inlichtingen, afkomstig van derden. 4. Indien de voorzitter tot geheimhouding van enig stuk of inlichting heeft besloten, wordt daarvan melding gemaakt in het schriftelijk advies van de Commissie, onder opgave van de aard van het stuk en de gevolgen die de Commissie daaraan verbonden heeft.
21
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
§ 3 Vereenvoudigde behandeling Artikel 11 1. De voorzitter kan totdat klager en verweerder voor de mondelinge behandeling van de klacht zijn uitgenodigd, het onderzoek naar de klacht zonder behandeling ter zitting sluiten, indien: a. de Commissie kennelijk onbevoegd is tot behandeling van de klacht; b. de klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn klacht, c. de klacht kennelijk ongegrond is of d. de klacht kennelijk gegrond is. 2. In de beslissing tot sluiting van het onderzoek wordt klager gewezen op de mogelijkheid binnen 7 kalenderdagen na dagtekening van deze beslissing schriftelijk bezwaar te maken bij de Voorzitter. 3. Indien het onderzoek wordt gesloten wegens kennelijke gegrondheid van de klacht wordt verweerder gewezen op de mogelijkheid om binnen 7 kalenderdagen na dagtekening van deze beslissing schriftelijke bezwaar te maken bij de Voorzitter. 4. Indien de Voorzitter het besluit tot sluiting heeft genomen, behandelt een andere voorzitter het bezwaar. 5. Indien klager of verweerder naar het oordeel van de Voorzitter gegronde bezwaren heeft tegen de beslissing van de voorzitter, wordt de klacht alsnog ter zitting gebracht.
§ 4 Schriftelijke behandeling Artikel 12 1. De voorzitter kan na ontvangst van het verweerschrift besluiten een klacht uitsluitend schriftelijk te behandelen. De voorzitter deelt dit besluit gemotiveerd aan klager en verweerder mee. Tegen dit besluit kunnen klager en verweerder binnen 7 werkdagen na dagtekening van dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Dit bezwaar wordt behandeld door een andere voorzitter. 2. Indien de in de vorige zin van het vorige lid bedoelde voorzitter het bezwaar gegrond acht wordt de klacht alsnog ter zitting gebracht. 3. Indien de klacht uitsluitend schriftelijk wordt behandeld, stelt de voorzitter termijnen voor de indiening van de schriftelijke reacties van klager (repliek), respectievelijk verweerder (dupliek). 4. Indien de inhoud van repliek of dupliek daartoe aanleiding geeft, kan de Commissie besluiten alsnog tot mondelinge behandeling van de klacht over te gaan.
§ 5 Versnelde behandeling Artikel 13 1. Indien gelet op de betrokken belangen onverwijlde spoed bij de behandeling van de klacht is geboden, kan klager tegelijk met de indiening van het klaagschrift de LKC verzoeken de klacht versneld te behandelen. De Voorzitter
22
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
beslist op dit verzoek dan wel kan ambtshalve daartoe beslissen. 2. Indien klager de Commissie verzoekt de klacht versneld te behandelen, zal hij zijn klaagschrift geheel compleet, in overeenstemming met hetgeen is bepaald in de artikelen 3 en 4 van dit Reglement bij de LKC moeten indienen. Bij eventueel verzuim wordt klager in de gelegenheid gesteld dit omgaand te herstellen. 3. Uiterlijk op de derde werkdag na ontvangst van het klaagschrift waarin klager verzoekt om versnelde behandeling, deelt de Voorzitter (zo mogelijk telefonisch) aan klager mee of aan dit verzoek tegemoet wordt gekomen. 4. Indien de Voorzitter heeft besloten tot versnelde behandeling van de klacht, wordt verweerder hiervan zo spoedig mogelijk (telefonisch) op de hoogte gesteld. Het klaagschrift wordt in afschrift aan hem toegezonden, waarbij hij wordt uitgenodigd zijn verweer zo spoedig mogelijk doch uiterlijk een werkdag voor de zitting in te dienen. 5. De zitting van de Commissie vindt bij versnelde behandeling plaats in de periode van twee tot vier weken na ontvangst van de klacht. 6. Binnen twee weken na de sluiting van de behandeling ter zitting stelt de Commissie het schriftelijk advies vast. Daaraan voorafgaand kan de Commissie partijen mondeling informeren omtrent het advies. 7. Indien aan de Commissie uit het verweerschrift of uit de behandeling ter zitting blijkt dat de zaak niet voldoende spoedeisend is om een versnelde behandeling te rechtvaardigen of dat de zaak een gewone behandeling vordert, dan bepaalt de Commissie dat de klacht verder op de gewone wijze wordt behandeld. 8. Artikel 23, lid 1 is niet van toepassing op de in dit artikel genoemde termijnen.
§ 6 De zitting Artikel 14 Vaststelling zittingsdag en uitnodiging voor de zitting 1. De voorzitter bepaalt dag, plaats en tijdstip van de zitting. De zitting vindt in beginsel plaats binnen zes weken na de beslissing de klacht in behandeling te nemen. 2. De Commissie nodigt klager en verweerder schriftelijk uit voor de zitting. Artikel 15 Vereiste aanwezigheid ter zitting 1. 1. De hoorzitting dient plaats te vinden ten overstaan van tenminste één lid van de Commissie vergezeld door een secretaris. Indien twee leden aanwezig zijn treedt één van hen op als voorzitter. 2. Het advies behoort te worden vastgesteld in een beraadslaging van de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de secretaris. Artikel 16 Procedure ter zitting 1. De zittingen van de Commissie zijn niet openbaar. 2. De voorzitter bepaalt de gang van zaken ter zitting. 3. De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van het gestelde ter zitting
.
23
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
4. Tijdens de zitting krijgen klager en verweerder gelegenheid: a. hun zienswijze naar voren te brengen; b. zich door een gemachtigde te laten bijstaan of vertegenwoordigen; c. getuigen en informanten door de Commissie te laten horen; d. zich te laten vergezellen door één aan hen vertrouwd persoon. 5. De Commissie hoort klager en verweerder - behoudens het bepaalde in lid 6 van dit artikel - in elkaars aanwezigheid, tenzij zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten. 6. Indien een partij minderjarig is, hoort de Commissie partijen in beginsel buiten elkaars aanwezigheid. 7. Indien partijen op grond van de voorgaande leden van dit artikel niet in elkaars aanwezigheid worden gehoord, is het de gemachtigde van ieder der partijen toegestaan bij het horen aanwezig te zijn. 8. De Commissie hoort een minderjarige getuige in beginsel buiten aanwezigheid van partijen. De gemachtigden van partijen mogen aanwezig zijn bij het horen van deze getuige. Artikel 17 Getuigen en informanten 1. De Commissie kan bepaalde personen als getuige of als informant voor de zitting uitnodigen. 2. Naam en hoedanigheid van een door de Commissie uitgenodigde getuige of informant deelt zij tenminste twee werkdagen voorafgaand aan de zittingsdatum schriftelijk aan klager en verweerder mee. 3. Klager en verweerder kunnen getuigen en informanten, die zij door de Commissie willen doen horen, meebrengen. De schriftelijke melding dient uiterlijk twee werkdagen voor de zitting door het secretariaat ontvangen te zijn onder opgave van naam en hoedanigheid van deze personen. 4. Aan niet of te laat bij het secretariaat aangemelde getuigen of informanten wordt anders dan met instemming van partijen niet toegestaan voor de Commissie te verschijnen. 5. De Commissie kan ter zitting besluiten het horen van een getuige of informant achterwege te laten. Artikel 18 Horen ter zitting 1. Na opening van de zitting door de voorzitter krijgen partijen en hun gemachtigden de gelegenheid het woord te voeren. 2. Vervolgens zal de Commissie de toegelaten getuigen en informanten in beginsel buiten elkaars aanwezigheid horen, waarbij partijen aan de Commissie voorstellen kunnen doen met betrekking tot de te stellen vragen. 3. Na afloop van het horen van getuigen en informanten krijgen partijen opnieuw de gelegenheid het woord te voeren. 4. De voorzitter sluit het onderzoek ter zitting, tenzij er redenen zijn de behandeling van de klacht aan te houden. Hiervan wordt aan partijen mededeling gedaan.
24
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
§ 7 Wraking en verschoning leden Commissie Artikel 19 1. Op verzoek van een partij kan elk van de leden van de Commissie worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Commissie schade zou kunnen lijden. Ook kan op grond van zodanige feiten of omstandigheden een lid zich verschonen. 2. Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoekende partij bekend zijn geworden, maar niet nadat het advies door de Commissie is vastgesteld. 3. Het verzoek wordt schriftelijk onder opgave van redenen gedaan, waarbij alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Ter zitting kan het ook mondeling geschieden. 4. Indien het verzoek tot wraking ter zitting geschiedt, wordt het onderzoek ter zitting geschorst. 5. Een lid wiens wraking is verzocht, kan in de wraking berusten. 6. Een daartoe afzonderlijk ingestelde Commissie beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek om wraking. 7. Het lid van de Commissie, op wie het verzoek tot wraking betrekking heeft, wordt in de gelegenheid gesteld schriftelijk zijn zienswijze omtrent het verzoek tot wraking naar voren te brengen, alvorens op het verzoek zal worden beslist. 8. De beslissing op het verzoek tot wraking dan wel een beslissing van één der leden zich te verschonen is gemotiveerd en wordt aan klager, verweerder en het bevoegd gezag schriftelijk meegedeeld. Het lid van de Commissie, op wie het verzoek tot wraking betrekking heeft, wordt eveneens schriftelijk van de beslissing op het verzoek tot wraking op de hoogte gesteld.
§ 8 Vaststelling advies Artikel 20 Beslissing in raadkamer 1. Na sluiting van het onderzoek ter zitting beraadslaagt de Commissie in raadkamer over het uit te brengen advies. 2. Het advies behoort te worden vastgesteld in een beraadslaging van de voorzitter en twee leden. 3. De Commissie beslist met meerderheid van stemmen. 4. De Commissie kan in raadkamer besluiten de behandeling van de klacht te heropenen en doet hiervan mededeling aan partijen. 5. Binnen vier weken na de sluiting van de behandeling dan wel na afronding van de schriftelijke behandeling als bedoeld in artikel 12 stelt de Commissie het advies vast. De voorzitter kan deze termijn met vier weken verlengen. Artikel 21 Inhoud advies 1. De Commissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over de gegrondheid van de klacht. 2. De Commissie kan in haar advies tevens aanbevelingen doen. 3. Het advies vermeldt de leden van de Commissie, alsmede de datum waarop het is vastgesteld en wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
25
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
Artikel 22 Openbaar maken advies 1. De Commissie zendt het advies (via de gemachtigde) toe aan bevoegd gezag, klager en verweerder. Dit advies is voor het bevoegd gezag niet bindend. 2. De Commissie kan een geanonimiseerde samenvatting van het advies beschikbaar stellen voor publicatie. Artikel 23 Termijnbepaling en schoolvakanties 1. Bij de vaststelling van de in hoofdstuk 2 vermelde termijnen worden de dagen van de voor betrokken school geldende vakanties van een week of langer niet meegerekend. 2. Ingeval van gewichtige redenen kan de voorzitter de in dit reglement gestelde termijnen verlengen. Partijen worden daarvan op de hoogte gesteld.
Hoofdstuk 3:
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 24 Klagen over klachtbehandeling door de Commissie 1. Een klacht van een partij of het bevoegd gezag over de bejegening van de kant van de LKC in een hen betreffend dossier, zal worden behandeld door de Voorzitter van de LKC, dan wel diens plaatsvervanger. 2. De Voorzitter zal nader onderzoek instellen bij het betreffende lid en de secretaris alsmede zonodig de overige commissieleden. De (plaatsvervangend) Voorzitter zal de klager zo snel mogelijk omtrent zijn bevindingen berichten, onder verzending van een afschrift naar de leden en de secretaris van de behandelende Commissie. Artikel 25 Samenloop Bij strijdigheid van dit reglement met de op de school toepasselijke klachtenregeling, gelden de bepalingen uit dit reglement . Artikel 26 Onvoorziene situaties In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de voorzitter met in achtneming van hetgeen terzake is bepaald in de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 27 Citeerbepaling Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement Landelijke Klachtencommissie onderwijs. Artikel 28 Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 mei 2007, voor alle zaken die na of op deze datum worden behandeld.
26
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
Voorlichtingsbrochure Voorlichtingsbrochure over de wettelijke richtlijnen voor bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs (wetswijziging 28 juli 1999 Staatsblad 313). Deze brochure gaat over het voorkomen en bestrijden van zedenmisdrijven, zoals ontucht, aanranding en verkrachting, gepleegd door een leraar jegens een minderjarige leerling in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en in de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs: Meldplicht en aangifteplicht
Centraal meldpunt Vertrouwensinspecteurs 0900 - 111 3 111
Inhoudsopgave
Voorwoord Inleiding Waarom wettelijke maatregelen Aangifteplicht en meldplicht Meldplicht voor personeelsleden Aangifteplicht voor het bevoegd gezag Vervolgstappen Rehabilitatie na valse aantijgingen Wet als sluitstuk
Voorwoord Op 28 juli 1999 is de wetswijziging bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs in werking getreden (Staatsblad 313) Deze wetgeving geldt voor de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
27
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
Het gaat in de wet om strafbare vormen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik: zedenmisdrijven, zoals ontucht, aanranding en verkrachting, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een minderjarige leerling. De wet bevat een aangifteplicht voor het bevoegd gezag en een meldplicht voor het personeel bij een dergelijk zedenmisdrijf. In deze brochure leest u wat de wettelijke richtlijnen betekenen voor de schoolpraktijk. Inleiding Leerlingen en personeelsleden kunnen alleen goed functioneren als zij zich op school veilig voelen. Seksuele intimidatie leidt tot gevoelens van onveiligheid. Leerlingen en personeelsleden die hiermee worden geconfronteerd, verzuimen, worden ziek of verlaten voortijdig de school. Een ieder die in school werkt en leert heeft recht op bescherming tegen seksuele intimidatie. Bestrijding en preventie staan dan ook hoog op de agenda. Van de reeks van maatregelen die zijn getroffen, noemen we hier de klachtenregeling en de vertrouwensinspecteur. Scholen zijn verplicht om over de klachtenregeling informatie op te nemen in de schoolgids, zodat alle belanghebbenden op de hoogte zijn. Het verdient aanbeveling dat scholen in de schoolgids tevens opnemen welke vertrouwensinspecteur de meest aangewezene is voor de leerlingen en/of ouders van hun school, en hoe en waar deze te bereiken is.
Klachtenregeling en vertrouwenspersonen Op elke school voor primair en voortgezet onderwijs is sinds 1 augustus 1998 een klachtenregeling verplicht. Deze garandeert een zorgvuldige behandeling van klachten. Hiermee wordt het belang van de betrokkenen gediend. Daarnaast is een zorgvuldige behandeling van klachten bevorderlijk voor een veilig schoolklimaat. Op grond van de klachtenregeling stelt het bevoegd gezag een klachtencommissie in of sluit zich aan bij een lokale of regionale klachtencommissie. Zowel leerlingen en hun ouders als personeelsleden kunnen een klacht indienen bij de klachtencommissie, onder andere over gedragingen van het personeel. Dit kan een klacht zijn over seksueel misbruik of seksuele intimidatie. Als de klachtencommissie na onderzoek de klacht gegrond verklaart, dan volgt rapportage en advies naar het schoolbestuur. Het schoolbestuur neemt vervolgens maatregelen. Vrijwel alle onderwijsorganisaties hebben voor het primair onderwijs en voortgezet onderwijs een modelklachtenregeling onderschreven, die nog iets verder gaat dan wettelijk is vastgelegd, zoals de verplichting tot het aanstellen van contactpersonen en vertrouwenspersonen. In eerste instantie krijgt de klager te maken met de contactpersoon, die zonodig verwijst naar de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon kan een leerkracht zijn of iemand van buiten de school. De interne of externe vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. Daarnaast kan de klager natuurlijk altijd terecht bij de klachtencommissie.
28
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
De BVE Raad heeft in 1997 een voorbeeldreglement en een voorbeeldklachtenregeling inzake seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld opgesteld en heeft deze als handreiking aan de instellingen voor beroepsonderwijs en volwassenenducatie toegezonden.
Vertrouwensinspecteur Bij de onderwijsinspectie zijn per onderwijssector vertrouwensinspecteurs aangesteld, die een speciale scholing hebben gevolgd om klachten over seksuele intimidatie adequaat af te handelen. Vertrouwensinspecteurs vervullen een klankbordfunctie voor leerlingen en personeelsleden die slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie jegens andere leerlingen of personeelsleden. Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen stappen en verlenen bijstand bij het zoeken naar oplossingen. Desgewenst begeleiden ze bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte. Waarom wettelijke maatregelen? De hierboven genoemde maatregelen zijn uitermate belangrijk, maar niet afdoende. Aanvullende wettelijke maatregelen zijn nodig, in het bijzonder om strafbare vormen van seksueel misbruik en seksuele intimidatie te bestrijden. De wettelijke bepalingen over bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs ontneemt de scholen de vrijheid - in het belang van de leerlingen - om naar eigen goeddunken te handelen in het geval van een zedenmisdrijf. Aanleiding voor de nieuwe wetgeving is het feit dat zedendelicten in het verleden vaak schoolintern zijn
afgehandeld. Dit heeft er meermalen toe geleid dat de pleger het seksueel misbruik binnen de school of in een andere onderwijsinstelling kon voortzetten. De wet is gebaseerd op de gedachte dat dit herhaald seksueel wangedrag het best kan worden bestreden door politie en justitie in te schakelen. Wanneer een leerkracht is veroordeeld, kan hij geen verklaring van goed gedrag krijgen en dus niet meer op een school worden aangesteld.
Aangifteplicht en meldplicht Om tot gerechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is aangifte bij politie of justitie noodzakelijk. Daarom bevat de wet een aangifteplicht voor het bevoegd gezag. Daarnaast is het personeel een meldplicht opgelegd. Alleen zo kan worden bewerkstelligd dat het bevoegd gezag daadwerkelijk kennis krijgt van een mogelijk strafbaar feit. De aangifte- en meldplicht geldt bij een zedenmisdrijf, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling. Daaronder vallen niet alleen personeelsleden, maar ook personen die buiten dienstverband werkzaamheden verrichten voor de school, zoals stagiairs, schoonmaakpersoneel, uitzendkrachten en vrijwilligers.
29
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. De grens is bij deze leeftijd gelegd omdat alle seksuele handelingen tussen leerkrachten en minderjarige leerlingen strafbaar zijn. Vrijwillige seksuele handelingen tussen meerderjarigen, dus ook tussen een leerkracht en een meerderjarige leerling, zijn niet strafbaar. Bij onvrijwillige seksuele handelingen worden meerderjarigen in staat geacht zelf de afweging te maken om wel of niet aangifte te doen. Uiteraard kunnen zij voor begeleiding of advies een beroep doen op een vertrouwenspersoon of een vertrouwensinspecteur. Er kan bij slachtoffers behoefte bestaan aan advies of steun, zonder dat de kwestie meteen in de openbaarheid komt. Daarom geldt de aangifteplicht niet voor vertrouwensinspecteurs. Zij zijn daarvan wettelijk vrijgesteld. Daarnaast zijn vertrouwensinspecteurs volgens de wet verplicht tot geheimhouding van wat hen door leerlingen, ouders of medewerkers van een school is toevertrouwd.
Meldplicht voor personeelsleden De wet verplicht personeelsleden om het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren als zij - op welke manier dan ook - informatie krijgen over een mogelijk zedenmisdrijf, gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling. Het is niet voldoende om zich te wenden tot een tussenpersoon, zoals een lid van de schoolleiding. Het personeelslid is ervoor verantwoordelijk dat de informatie het bevoegd gezag bereikt. Meldt een personeelslid dergelijke informatie niet, dan kan hij worden aangesproken op het verzaken van zijn plichten als werknemer. Dit betekent dat het bevoegd gezag disciplinaire maatregelen kan treffen. Ook is denkbaar dat het slachtoffer of zijn ouders een schadeclaim indienen tegen deze persoon, als door diens zwijgen het seksueel misbruik heeft kunnen voortduren. Meldplicht in relatie tot de klachtenregeling De meldplicht geldt voor alle personeelsleden. Ook contactpersonen en interne vertrouwenspersonen die binnen hun taakuitoefening informatie krijgen over vermeende zedendelicten, hebben als personeelslid de verplichting om het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren. Interne vertrouwenspersonen kunnen zich in dit geval niet op hun geheimhoudingsplicht beroepen. Als de klacht over een mogelijk zedenmisdrijf bij de klachtencommissie binnenkomt waarin een personeelslid zitting heeft, dan zal dit personeelslid eveneens aan zijn wettelijke meldplicht moeten voldoen. Op deze manier wordt bereikt dat zo snel mogelijk onderzoek plaatsvindt door justitie en politie. Het belang van een onderzoek op heel korte termijn is evident.
De externe vertrouwenspersoon en meldplicht Externe vertrouwenspersonen die niet tot het onderwijspersoneel behoren, hebben geen meldplicht bij een vermoeden van strafbare feiten. De externe vertrouwenspersoon dient de klager wel te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte bij politie of justitie. Desgewenst verleent de externe vertrouwenspersoon
30
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
bijstand bij het doen van aangifte. Daarnaast kan de externe vertrouwenspersoon de klager en diens ouders uitnodigen om de schoolleiding te informeren. Aangifteplicht voor het bevoegd gezag In de wet is vastgelegd welke procedure het bevoegd gezag moet volgen als het op enigerlei wijze informatie krijgt over een vermeend zedendelict, gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling (vermoeden van een strafbaar feit). In alle gevallen verplicht de wet het bevoegd gezag om onmiddellijk met de vertrouwensinspecteur in overleg te treden. Dit overleg heeft tot doel om een antwoord te vinden op de vraag of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. Onder het begrip redelijk vermoeden wordt verstaan dat elk redelijk denkend persoon tot eenzelfde oordeel zou komen als hij kennis had van dezelfde feiten en omstandigheden. Is de conclusie van het overleg dat er sprake is van een redelijk vermoeden, dan doet het bevoegd gezag direct aangifte bij politie of justitie. Vooraf stelt het bevoegd gezag de aangeklaagde en de ouders van de klager op de hoogte. Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders en leerlingen ontslaat het bevoegd gezag niet van de verplichting tot het doen van aangifte. De wet stelt in dit geval het algemeen belang boven dat van individuele betrokkenen. Voorop staat dat een herhaling van het seksueel misbruik wordt voorkomen.
31
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
schoolleider/personeelslid/contactpersoon/interne vertrouwenspersoon krijgt informatie en meldt dit aan het bevoegd gezag
kennis van strafbaar feit
bevoegd gezag overlegt met vertrouwensinspecteur
redelijk vermoeden van strafbaar feit
bevoegd gezag informeert (ouders van) klager en aangeklaagde dat aangifte wordt gedaan
bevoegd gezag doet aangifte bij justitie of politie
Vervolgstappen Is het besluit tot aangifte genomen, dan moet nog een reeks van vragen worden beantwoord. De vertrouwensinspecteur kan het bevoegd gezag hierbij adviseren. •
Bij wie wordt aangifte gedaan: regiopolitie, officier van justitie?
•
Wie informeert de betrokkenen over de aangifte?
•
Wie ondersteunt de klager en de ouders tijdens het onderzoek? Dat kan een vertrouwenspersoon of de vertrouwensinspecteur zijn. Deze kan de klager desgewenst doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening.
•
Wie ondersteunt de aangeklaagde tijdens het onderzoek: een vertrouwenspersoon of de juridische afdeling van een onderwijsvakorganisatie? Kan een beroep worden gedaan op een rechtsbijstandsverzekering van de aangeklaagde?
•
Moet de school, zolang het justitieel onderzoek loopt, maatregelen treffen om te voorkomen dat de klager telkens wordt geconfronteerd met de aangeklaagde? De aangeklaagde zou bijvoorbeeld met andere taken kunnen worden belast. Ook schorsing behoort tot de mogelijkheden. 32
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
•
Moeten personeel, ouders en leerlingen worden geïnformeerd over het feit dat er een onderzoek wordt ingesteld? Informatievoorziening kan noodzakelijk zijn, omdat een dergelijke kwestie meestal niet onopgemerkt voorbij gaat aan de leden van de schoolgemeenschap. Wel is het - in het belang van klager en aangeklaagde - gepast om hiermee zorgvuldig en terughoudend om te gaan en geen onnodige details te verstrekken.
•
Is het wenselijk dat de school, parallel aan het justitieel onderzoek, zelf een onderzoek laat uitvoeren? Gezien de lange looptijd van een justitieel onderzoek kan het bevoegd gezag daartoe besluiten. Of het bevoegd gezag kan de klager uitnodigen om een klacht in te dienen bij de klachtencommissie. Volgens de modelklachtenregeling bepaalt de klachtencommissie maximaal acht weken na het horen van de partijen of de klacht gegrond is, en adviseert over de maatregelen die het bevoegd gezag kan nemen.
Uit de jurisprudentie blijkt dat met disciplinaire maatregelen niet hoeft te worden gewacht totdat de strafrechter uitspraak heeft gedaan. Tot disciplinaire maatregelen kan worden overgegaan als zorgvuldig onderzoek, waarbij het principe van hoor en wederhoor is toegepast, tot de overtuiging leidt dat de aangeklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan een zedendelict.
Rehabilitatie na valse aantijgingen Als na justitieel onderzoek blijkt dat de klacht op valse gronden is ingediend, kan het bevoegd gezag de aangeklaagde een rehabilitatietraject aanbieden. Zo’n traject wordt in overleg met de valselijk beschuldigde samengesteld. Mogelijkheden zijn: een brief aan de ouders, een teamgesprek, een leerlingenbijeenkomst, al dan niet in aanwezigheid van de vals beschuldigde. Het bevoegd gezag kan tevens maatregelen nemen jegens de leerling die de valselijke beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden aangeboden tot schorsing of verwijdering. De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling door het bevoegd gezag een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt daarmee klager. Wet als sluitstuk Om seksueel misbruik en seksuele intimidatie te voorkomen is het belangrijk dat scholen aandacht hebben voor een veilig schoolklimaat: zorg voor een goede omgang met elkaar, het respecteren van grenzen en het maken van afspraken hierover, het hanteren van gedragsregels die iedereen in de school kent. Ook het geven van seksuele voorlichting aan leerlingen en het aanleren van vaardigheden op het gebied van sociale weerbaarheid en zelfverdediging dragen bij aan preventie van seksuele intimidatie. De verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat ligt primair bij de school zelf. Het gaat erom dat veiligheid een vaste plek krijgt in het schoolbeleid. In die zin moeten de wettelijke maatregelen worden gezien als sluitstuk op het veiligheidsbeleid dat de school voert.
33
Bijlage bij Klachtenregeling ARCHIPEL
Adressen en telefoonnummers
Bevoegd Gezag Sjaak Scholten en Henk Mulder Stichting Archipel Postbus 4091 7200 BB Zutphen
0575 596120
Externe vertrouwenpersoon Danielle Pierie-Estourgie
06 57551184
Landelijke Klachten Commissie (LKC) Postbus 162 3440 AD Woerden
0348 405245
Centrale Meldpunt t.b.v. vertrouwensinspecteur van de Onderwijsinspectie Op alle werkdagen van 08.00 uur-17.00 uur 0900 1113111
34