Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Bibliotheek (Middelburg)
SLIBHUISHOUI VAN HET
SCHELDE ESTUARIUM
S.Wartel & G.T.M, van Eek
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen Vautierstraat 29, B-1000 Brussel Rijksinstituut der Kust en Zee Postbus 8039, NL-4330-EA Middelburg December 2000
DEEL 1: INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING
2
1.1 Algemeen 1.2 Het estuarium van de Schelde 1.3 Wut is Slib?
2 3 5
2. HET GEOLOGISCH SUBSTRATUM VAN HET SCHELDE ESTUARIUM 3. HET LOS SLIB EN BODEMSLIB IN HET SCHELDE ESTUARIUM
9 10
3.1 Algemeen - Fysische eigenschappen 3.2 Vlokvonning 3.2 Anorganische bestanddelen 3.2 Organische bestanddelen ,
10 // 12 14
4. HET SUSPENSIESEDIMENT IN HET SCHELDE-ESTUARIUM
15
4.1 De uniforme suspensie 4.2 De gelaagde suspensie
15 75
5. SLIBHUISHOUÜING
16
5./ Inleiding 5.2 Het fluvio-mariene evenwicht 5.3 Energieverdeling en troebelheidsmaxinutm 5.4 De accumulatiesnelheid op de slikken 5.5 Slibbakms 5.7Modellen van het slibtranport 6. SLIB ALS DRAOER VAN VERONTREINIGINGEN, HABITAT, VOEDSEL 6.1 Slib als drager van verontreinigingen 6.2 Slib als voedsel en als habitat
16 17 18 20 22 24 24 24 25
7. TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN VAN DE SLIBHUISHOUDING 8. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN VOOR MONITOMNG EN ONDERZOEK 9. BIJLAGEN
26 28 31
Bijlage 1.2 - Karakteristieken van het Schelde estuarium Bijlage 2.a - Noord-zuid georiënteerde geologische doorsnede (Paepe, I9xx) Bijlage 2.b - Diepteligg'wg van de top van de Klei van Boom Bijlage 3. La - Bodemkaart van de Westerschelde opgesteld door McLaren, 1993 Bijlage 3.1.b - Bodemkaart van de Beneden Zeeschelde opgesteld door Wartel et al., 1999 Bijlage 3.2.a - Mineralogische samenstelling van het slib Bijlage 3.2.b - Kleimineralen in de Beneden Zeeschelde (Duurte. 1991); Bijlage 4 - Ontstaan van een gelaagde suspensie Bijlage 5.2.a - Mathematische benadering van het Energiemodel van Dalrymple Bijlage 5.2.b - De "Dampierre Kaart" ~ kopie door L Van Thuynen. 1617 Bijlage 5.4 - Het fluvio-mariene evenwicht. Metingen uitgevoerd in 1993 en 199S Bijlage 5.6 -Accumulatiesnelheid BIBLIOGRAFIE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
ALGEMEEN HISTORISCHE EN GEOLOGISCHE INFORMATIE GEOMORFOLOGIE EN FYSISCHE EIGENSCHAPPEN VAN SLIB MINERALOGISCHE EIGENSCHAPPEN VAN SLIB GEOCHEMISCHE EIGENSCHAPPEN VAN SLIB VLOKVORMING SLIBTRANSPORTENFLUVIO-MARIEN EVENWICHT SLIBBALANSEN AANVERWANTE ONDERWERPEN BLOLOGISICHE, ECOLOGISCHE EN SOCIALE ASPECTEN VAN SLIB SL1BAFZETTINGEN INGENIEURSSTUDIES IN VERBAND MET SUB MODELERING VAN SLIBTRANSPORT
31 32 ij 34 35 36 Ui 37 38 40 41 42 43 43 54 54 56 56 59 60 61 62 64 65
page 1 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
1. Inleiding 1.1 Algemeen In alle estuaria ter wereld treft men zeer fijne afzettingen aan die onder de algemene noemer "slib" gecatalogeerd worden. De aanwezigheid van dit slib heeft voor- en nadelen. De voornaamste nadelen zijn genoegzaam gekend; veroorzaakt een snelle aanslibbing met hinder voor de scheepvaart, levert een bijdrage tot de verontreiniging van het milieu. Voordelen zijn een hoge voedingswaarde en een uitgelezen substraat voor een belangrijk deel van de levende wereld in het estuarium en dus vrijwel onmisbaar voor het ganse estuariene ecosysteem. Vergeleken met de kustlijn vormen estuaria een zeer sterk gevarieerd biotoop wat tot uiting komt in de fauna en flora die men er aantreft. Zowel afzetting als transport van slib spelen hierin een uitermate belangrijke rol. De vegetatie om maar een voorbeeld te noemen is zeer sterk afhankelijk van de aard van het bodemsediment. Een belangrijk deel van de fauna is op zijn beurt afhankelijk van de vegetatie of ook rechtsireeks van aard van het bodemsediment. Naast de natuurlijke erosie en sedimentatie van slib wordt het Schelde estuarium gekenmerkt
door een aanzienlijke
menselijke
bijdrage
in de slibverplaatsing.
Omvangrijke bagger- en stortactivileiten zijn nodig om de vaarweg naar Antwerpen en de Nederlandse havens op diepte te houden. Zo betekent bijvoorbeeld het onderhoudswerk van de vaargeul een sedimentverplaatsing van bij benadering 12 tot !4 miljoen m3 per jaar. Deze vindt met name plaats op de zogenaamde drempels in het estuarium en betreft vrijwel uitsluitend zand (in de Westerschei de') of slibhoudend zand (in de Beneden Zeeschelde2). De laatste jaren wordt eveneens een zeer belangrijke hoeveelheid slib uit de toegangsgeul tot de Kallosluis verwijderd en gestort in 1
De Westcrschelde vormt het "beneden estuarium" en rciki van do monding tot aan de BehschNederlandse grens. Het is onderscheiden van de hogere csiauricne delen door de aanwezigheid van een complex systeem van geulen, naast vloed- en ehschami en zanclplaten. " De Beneden Zeescheldc vormt het "midden estuarium" en gaal van Belgisch-Nederlandse grens tot aan Schelle, monding van de Rupel. Er komen sleehls enkele kleine wandplaten in voor. Ook vlood- en ehseharen /.ijn niet erg ontwikkeld. De Boven Zeeschelde ol' "hoven estuarium" gaat van Schelle tot Genl. Dit deel heeft de morfologie van een meanderende rivier, er komen geen zandplalen of scharen in voor.
page 2 ol 66
DEEL 2: H U I S H O U D I N G SLIB S C H E L P E E S T U A I U U M
onderwatercellen in de havendokken op de linker-Scheldeoever. Daarnaast wordt er jaarlijks in de Nederlandse havens ongeveer 4 miljoen m3 sediment weggebaggerd. Dit materiaal heeft een slibgehalte van meer dan 50% en wordt teruggestort in de Westerschelde. Daarnaast wordt maximaal nog 2.5 miljoen m3 zand verwijderd als zandwinning. Het (onderhouds)baggerwerk en de zandwinning veroorzaken dus ook nog een aantal (minder belangrijke) ruimtelijke gradiënten. Belangrijk bij dit alles is te beseffen dat estuariene processen op lange termijn het gevolg zijn van onder meer veranderingen in het zeepeil maar op korte termijn onmiddellijk beïnvloed worden door het bovendebiel (en speciaal voor het Schelde estaurium dus door de neerslag), door hel getij, en door de golfwerking. Een onmiddellijk gevolg hiervan is dal zeer snelle veranderingen in de morfologie en de slibhuishouding zullen optreden. Iedere waarneming is slechts een momentopname van een zeer ingewikkeld proces.
1.2 Het estuarium van de Schelde Vanuit zee bekeken reikt het estuarium van de Schelde vanaf de monding (Vlissingen) tot Schelle waarna het zich verder uitstrekt over de Schelde (lot Gent) met inbegrip van de Dunne en over de Rupel waar het verder opsplitst over de Dij Ie (tot Haacht), de Kleine Nete (tot Grobbendonk), de Grote Nete (tot Itegem) en de Zenne (tot Eppegem). Een overzicht van de voornaamste kenmerken van het Schelde estuarium is te vinden in bijlage 1.2.' Op de Schelde, de Du mie en de Dender wordt het getij op voornoemde plaatsen kunstmatig tegengehouden. Het Schelde estuarium is een overwegend goed gemengd kusrvlakte-c.stuarium dal duidelijk de sporen vertoont van menselijk ingrijpen (indijking, verdieping) o.m. merkbaar aan het toenemend tijamplitude. Dit heeft een effect op de slibhuishouding want het binnendringende tij veroorzaakt een vertraging in de uitstroom van zoet water waardoor het rivierwater een verblijftijd van ongeveer 3 maanden in het estuarium heeft. De nummering van de hijlagen is de/clicle als liet hoofdstuk waarop ze betrekking hebben,
page 3 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING S U B SCHELDEESTUARIUM
De verblijftijd van slib is veel langer omdat het voortdurend bezinkt en weer opwervelt onder invioed van de turbulente waterstroming. De verblijftijd van slib dat niet definitief achterblijft op de schorren wordt geschat op 10 jaar (van Matdegem, 1993). In het estuarium komen lateraal diverse morfologische eenheden met verschillende slibgehaltes voor (tabel I) namelijk: de (vaar)geulbodem, de (zand)platen, de slikken, de schorren, de ondiepwater gebieden (vloed- en ebscharen), en de (kunstmatige) havens. Moiioecnhcid Geulen Platen Slikken Schorren Ondiepwater gebieden Havens
Westerschcldc Totaal 20 10
Beneden Zeeschekle 61 0
25 25
26 7
10 10
0 6
Boven Zeeschekle •j
0 •>
0 •)
Tabel 1: Geschatte procentuele hoeveelheid resuspencleerbaar .slib in diverse morfologische eenheden
In de Westerschelde bestaan de geulen en platen voor ruim 90% uit zand. Bodemslib komt er vooral voor langs de randen in slikken, schorren en havens. In havens kan het slibgehalte van de bodem oplopen tot 75%. Schorren zijn plaatsen waar een semipermanente opslag van slib plaats vindt. Zij onttrekken dan ook belangrijke hoevelheden slib aan de rivier. Het relatief grote aandeel van slib in de schorren van de Westerschelde is voornamelijk toe te schrijven aan het Verdronken Land Van Saeftinge dat een oppervlakte beslaat van ongeveer 3500 ha. Opvallend is de relatief grote hoeveelheid slib die aanwezig is in de geul van de Beneden
Zeeschelde.
Dit
hangt
samen
met
de
aanwezigheid
van
een
troebelheidsmaximum in dit gedeelte van het estuarium. Ook, en dit vooral in de Westerschelde en in de Boven-Zeeschelde 4 , de reductie van het schorreoppervlak ingevolge de inpoldering kan hierin een rol spelen. Naast slib komt in de geul van de Beneden
Zeeschelde een
variëteit
aan
sedimenten
voor
gaande
van zand
tot
zandhoudend slib. Op de slikken bestaat er meestal een gradiënt van matig fijn zand nabij de laagwaterlijn tot los slib aan de schorrerand. In de toegangsgeulen tot de 4
Met Boven-Zeeschelde wordt het gedeelte van Zeeschelde opwaarts van de Beneden-Zeescheldc bedoeld.
page 4 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
zeesluizen naar de havens is de bodem bedekt met komt een laag los slib. Deze laag is meerdere meters dik in de toegangsgeul tot de Kallosluis. Ze is minder dik en het slib is meer geconsolideerd in de andere toegangsgeulen. Over de sedimenten in het boven estuarium zijn weinig gegevens voorhanden. Bodemslib is er in de Boven-Zeeschelde op de schorren en de voomevers en bovendien in de riviergeul opwaarts Melle. 1.3 Wat is Slib? Slib in de rivierbodem en in de waterkolom is de naam voor een zeer complexe waterige suspensie van diverse soorten organische stof en anorganische verbindingen met een breed skala aan afmetingen gaande van ruwweg colloïclaal organisch materiaal tot siltkorrels met een maximum doormeier van 63 Ltm. Grover materiaal kan voor enkele procenten aanwezig zijn. In de waterkolom spreekt men van troebelheid (of suspensie, gesuspendeed materiaal, zwevend materiaal, parliculair materiaal of seston). In de rivierbodem spreekt men van slib, los slib of bodemslib. 1.3.J Een historisch overzicht In 1942 al geven Jean Bourcart en Claude Francis-Bceuf een preciese omschrijving waarin reeds alle basiselementen voor een goede en bruikbare definitie verval zijn en waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen "slib" en "klei": "Toutes les vases (estuaires, étangs, mares, bras morts, ets.) n'étuient pus des argiles au sens minéralogique et cliimique. Elles sont consütuées par un squelette minéral pulvérulent et un Hanf analogue a ('humus des sols cultivahles, associé a des gels de f er (hydroxides ou sulfures). Une microfaune et une microflore sont jointes a ce complexe (diatomées, jlagellés, bactéries, ets.) et des resten d'unimaux planctonique". Er wordt dus al bewust onderscheid gemaakt 5 tussen: (1) een basisskelet dat uit fijn poederig mineralen beslaat (niet alleen kleimineralen) (2) organisch materiaal dat het •"• In bijlage 1.3 wordt de complexiteit van slib gcilluslreerd met enkele electronenmiixoscoop 1'otos van het slib uil de lucgangsgeulcn tol sluizen (Foto's: Margaret Chen, 2000)
page 5 of 66
DEEL 2: H U I S H O U D I N G SLIB SCH ELPEESTUA1UUM
bindmiddel uitmaakt, (3) colloïdale bestanddelen (hydroxiden en sulfiden) die eveneens tot het bindmiddel behoren, (4) microorganismen en tenslotte (5) resten van planktonische dieren. Zowel het pseudo-visceuze, plastische karakter van slib als het feit dat water er een belangrijk element van is wordt reeds in 1942 erkend door Sverdrup et al.f Mud is a fluid to plastic mixture of fine ly divided silt partides and water). In 1953 legt P. Santema een duidelijk verband tussen slib en dat gedeelte van het gesuspendeerde materiaal dat in samenstelling gelijk blijft over de ganse waterdiepte, de "uniforme suspensie", in tegenstelling tot de "gelaagde suspensie" waarin sterke verschillen in samenstelling voorkomen als gevolg van de opwerveling van bodemsediment. In 1974 verwijst Gourlez, naast de reeds eerder vermelde visceuze eigenschappen, ook naar de hoge troebelheid (100 tot 200 g/l) waarmee hij slib onrechtstreeks als een suspensie beschrijft. Hij gebruikt ook een nieuwe naam die eerder reeds op het congres van Bordeaux (1972) was voorgesteld. '7/ existe dans Ie chenal de navigation de la Gironde une formation sedimentaire appelée "crème de vase" consistant en un depot d'une masse plastiqiie de vase, ciforte turbidité (100 a 200 g/l). La salinité ne pénètre pas clans cette formation". Een belangrijke eigenschap van de
"crème de vase", in de
engelstalige literatuur wordt dit "fluid mud", is het ontbreken van de uitwisseling van zeezout met het rivierwater. Hierdoor is het ontegensprekelijk een sedimentaire "afzetting" alhoewel het hoge watergehalte toelaat hel als een suspensie te omschrijven zoals bijvoorbeeld J. Wells and J.M. Coleman in 1978: "Fluid muds are suspensions with concentrations g réciter than 10 g/l. A tlüxotropic gei is referred as fluid mud or slingmud". Parker W.R. and Kirby R. (1979) brengen hierin enige verduidelijking door onderscheid te maken tussen (1) de eigenlijke suspensie (mobile suspension): bewegende sedimentdeeltjes die door de viscositeit en de turbulentie van het water gedragen worden; (2) een stationaire suspensie
(stationary suspension) die fenomenen zoals
page 6 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHEL DE ESTUARIUM
onder andere "fluid mud", "crème de vase", en "sling mud" omvat en bestaat uit een pseudo-visceuze plastische laag waarin de sedimentdeeltjes gedragen worden door zowel het poriënwater (suspensie) als door onderlinge contacten (sedimentaire afzetting) en tenslotte (3) slib (settled mud) waar de sediment deeltjes alleen gedragen worden door onderlinge contacten en dus een sedimentaire afzetting is. 1,3.2 Slib in het estuarium van de Schelde Slib is dus meer dan alleen maar een zeer fijn sediment. Het is materie die in beweging is en voortdurend aan verandering onderhevig. Veranderingen treden op omwille van het getij en de rivieraanvoer maar ook omwille van menselijke ingrepen. Deze laatste kunnen rechtstreeks zijn (verdiepen van de geulen of havenbouw bijvoorbeeld) of onrechtstreeks (landbouw, lozingen allerhande). Slib is ook een materie die vanuit zeer verschillend oogmerk bestudeerd wordt
zodat klare afspraken over de aard en het
voorkomen van deze complexe materie onmisbaar zijn. water oppervlak \ SLIB CONCENTRATIE
water oppervlak \ SEDIMENT CONCENTRATIE
Uniforme Suspensie secundaire lutocliene Gelaagde Suspensie
Uniforme Suspensie
primaire lutocliene Los Slib
Gelaagde Suspensie
% Bodem Slib CohesiefBed (Wei) Figuur 1: Schematische voorstelling van de verdeling van slib in de waterkolom en zowel in als op de bodem, in een slib- of kleirijke omgeving.
Figuur 2: Schematische voorstelling van de verdeling van slib in de waterkolom in een zandrijke omgeving.
Voor het slib dat zich in suspensie bevindt wordt onderscheid gemaakt tussen een uniforme suspensie (ook troebelheid genoemd) welke redelijke homogeen is zowel in concentratie als in samenstelling en een gelaagde suspensie die sterk in concentratie en in korrelgrootte toeneemt naar de bodem toe.
page 7 of 66
PEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
In het gedrag en de evolutie van de troebelheid zijn verschillende tijdschalen ie onderscheiden: het dagelijkse getij, de veertiendaagse springtij - doodtij cyclus, de jaarlijkse seizoenen en meerjarige trends bv de maancyclus). Bij de kentering tussen eb en vloed {of omgekeerd) neemt de stroomsnelheid op een punt in het estuarium af en sedimenteert zwevend materiaal uit de waterkolom op de bodem waarbij een dun laagje gevormd wordt. Bij vloed (of eb) neemt de stroomsnelheid weer toe en wordt het materiaal vanaf en uit de bodem opgewerveld. Dit materiaal verplaatst zich over de waterkolom. Onder invloed van de zwaartekracht ontstaat zo een verticale gradiënt met de hoogste troebelheid nabij de bodem en de laagste bovenin de waterkolom. Gemiddeld over een getij geeft dit op een locatie verschillen in troebelheid over de verticaal van een factor 2 tot 5. Gedurende de veertiendaagse -springtij-doodtij cyclus neemt de kracht van de vloedstroom toe tijdens springtij en af tijdens doodtij. Hierdoor wordt minder materiaal in de waterkolom gebracht. Dit veroorzaakt verschillen in troebelheid in de waterkolom gedurende een doodtij en springtij cyclus van een factor 2. In de zomermaanden leggen organismen een deel van het slib vast dat dan in de bodem van slikken, platen en luwte gebieden opgeslagen wordt. Dit deel bevindt zich in de winter in de waterkolom. Dit veroorzaakt verschillen in troebelheid over de seizoenen van ook een factor 2. De uniforme suspensie komt voor in de bovenste wateringen en is materie die slechts tot bezinking komt op de hoger gelegen .slikken en op de .schorren. Ze bepaalt het doorzicht. Het gemiddelde doorzicht in hel westelijk deel van de Westerschelde is 50 tot 100 cm. In de Beneden Zeeschelde is het doorzicht veel kleiner. De gelaagde suspensie komt voor in de onderste water lagen en bestaat uit materie die bij hoge turbulentie opwervelt en weer snel bezinkt van zodra de kracht van de turbulente stroming afneemt. Deze turbulentie wordt bevorderd door het systeem van geulen, vloed- en ebscharen in het beneden estuarium. Zowel de sediment concentratie als de korrelgrootte van de gelaagde suspensie nemen snel toe met de diepte,
page 8 of 66
DEEL 2: H U I S H O U D I N G SLIB SCHELDEESTUARIUM
Los slib {statkmary
mud) ontstaat uit gesuspendeerd materiaal na afzetting en
verdichting door waterver]ies (Parker & Kirby, 1979 en Mehta, 1989).
Het is een
overgangsfase tussen een suspensie van sediment in water (met sedimentconcentraties die kunnen oplopen tot enkele gram per liter) en een met water
verzadigde
sedimenlafzetting (met een sedimentconcentraties die van 10 g/l kunnen oplopen tot meerdere honderden gram per liter (Gouiiez, 1974)). ïn zijn meest verdunde vorm wordt het los slib ook als vloeibaar slib aangeduid ifluid mud). Los slib heeft ongeveer dezelfde samenstelling, als het gesuspendeeerd materiaal waaruit het is afgezet. In het estuarium van de Schelde voldoet het los slib uit de toegangsgeulen tot de zeesluizen aan deze voorwaarde en wordt daarom voorgesteld als referentie voor los slib in de gehele Zeescheldebekken (Francken et al., 2000). Bodemslib {settled mud) is een meer zandig slib dat op de rivierbodem aangetroffen wordt. In het Schelde estuarium bevat het bodemslib een kwart meer zand dan het los slib. Plel hogere zandgehalte is een gevolg van de aanrijking aan zand dat afgezet werd vanuit een gelaagde suspensie. De meest opvallende eigenschap van bodemslib is een hoog watergehalte en een uitgesproken cohesiviteit en de daarmee verbonden viseositeit (Faas, 1979, 1980 en Faas et al., 1989). Pas daarna valt de fijnkorreligheid op. Figuren 1 en
2
verduidelijken
de verschillende
vormen
van .slib zoals
ze
voorkomen
respectievelijk in een sik en kleirijke omgeving en op. In de volgende hoofdstukken wordt dieper ingegaan op de diverse vormen van slib, te beginnen met het geologisch substratum dat als bron voor slib in aanmerking kan komen.
2. Het geologisch substratum van het Schelde estuarium De ondergrond of het geologische substratum waarin de Beneden Zeeschekie en de Westerschelde zich hebben ingesneden bestaat uit Tertiaire (Oligoceen tot Plioceen) en Kwartaire kleien, kleihoudende zanden en zanden (zie bijlage 2.a). Zij worden overdekt met een meerdere meters dikke Holocene veenlaag waarop zich de zanden en kleien van het Duinkerkiaan (Holoceen, Kwartair) bevinden. Deze laatste werden afgezet tijdens de
page 9 of 66
DEEL 2; H U I S H O U D I N G SLIB S C H E L D E E S T U A R I U M
overstromingsfasen van de laatste tweeduizend jaar. Tussen Rupelmonde en Hoboken snijdt de Schelde doorheen de cuesta van de zeer cohesieve klei van Boom (Oligoceen, zie bijlage 2.b) (Waitel, 1978, Wartel, 1980; Wartel et al., 1983).
3. Het los slib en bodemslib in het Schelde estuarium 3.1 Algemeen - Fysische eigenschappen Slib in het algemeen maakt volgens McLaren (1994, zie bijlage 3.1.a) minder dan 6 % uit van het totale bodemsedimenl in de Westerschefde. Het is echter niet uit te sluiten dat op veel plaatsen de bodem bedekt is met een zeer dunne laag los slib die niet waargenomen werd met de gebruikte bemonsteringsmethoden. Het bodemslib van de Beneden Zeeschelde is meer een zandhoudend slib. Het komt vooral voor in de binnenbochten (zie bijlage 3.1.b). In de buitenbochten treedt meestal erosie op dikwijls tot op het sLibstratum. Op die plaatsen wordt weinig of geen recent sediment aangetroffen. Los slib wordt hoofdzakelijk aangetroffen in de (veer)havens van Westerschelde en in de toegangsgeulen tot de zeesluizen, vooral in die naar de Kallosluis. Hel komt ook voor op de slikken tegen de schorrerand aan en achter de kunstmatige oeverbescherming die voorde schorren aangelegd werd. In de rivier is los slib slechts sporadisch aangetroffen Bij de opname van de laatste bodemkaart in 1998 (bijlage 3.1.b) werd in de bovenste meter ruim 11 miljoen ton slib (los slib + bodemslib) opgemeten. Ongeveer 25 % daarvan komt voor in de toegangsgeulen tot de zecsluizen waarvan: 17% in de toegangsgeul tot de Kallosluis, 5% in de toegangsgeul tot het sluizencomplex van Zandvliet en 3% in de toegangsgeulen tot de overige sluizen. Gemiddeld genomen is er tussen
0.46 en 0.68 m3 slib aanwezig is per m2 rivierbodem (Francken et al., 2000).
Sinds de vorige opname (Bastin, 1993) vond een verrijking aan slib plaats in de omgeving van Plaat van Boomke enerzijds en stroomopwaarts van de BelgischNederlandse grens anderzijds. Vóór de aanleg van de Kallosluis was er een aanzienlijke
page 10 of 66
PEEL 2: HUISHOUDING SUB SCHEIPEESTUARIUM
aanslibbing in hel gebied tussen de punt van Melsele en Lillo (Bastin 1993). Na de aanleg van de Kallosluis is hier geen aanslibbing meer waargenomen (Francken et al., 2000). Het is mogelijk dat er een verband tussen beiden bestaat. De fijnkorreligheid van het slib wordt meestal weergegeven door het gehalte aan korrels fijner dan 63 jam (slib fractie). Voor alle duidelijkheid wordt hier eveneens de kleifractie vermeld die bestaat uit korrels kleiner dan 2 urn. In het slib van de Beneden-Zeeschelde is het gehalte aan organisch materiaal redelijk hoog. Het kalkgehaite varieert van enkele procenten tot ongeveer 20 %. De hoeveelheid kalk is minder gecorreleerd met het sedimentlype dan het organisch materiaal en daarom ook niet opgenomen in tabel 2. In de zand-, slib-, en kleifracties van tabel 2 zijn de hoeveelheden organisch materiaal en kalk niet inbegrepen.
Los slib
Zandfractie 2000 - 63 fim 4
Slibfractie < 63 ftm 96
Kleifractie < 2 pin 59
Organisch materiaal II
Budcmslib
30
70
42
7
Zand
83
17
13
2
Tabel 2: Statistisch gedefinieerde bodemsedinicnlen uit de Schelde lussen Antwerpen en Zand vliet. Voor iedere korelgrootteklasse is het procentueel gemiddelde, steunend op een groot aantal analysen, weergegeven (naar: Wartel et al,, 1998).
3.2 Vlokvorming De korrelverdeling van het sediment gemeten op het laboratorium is niet de korrelverdeling zoals ze in de natuur voorkomt. Slechts een gedeelte van het zwevend materiaal bestaat immers uit de geïsoleerde deeltjes die op laboratorium gemeten worden. Een groot deel van de korrels is aaneengekit tot vlokken als gevolg van electrostatische ladingen op kleipartikels (voornamelijk smectiel en in mindere mate illiet), organische stoffen afgescheiden door microorganismen, en organische colloïdale bestanddelen. De vlokken zijn zeer broos en vallen gedeeltelijk uiteen van zodra ze bemonsterd worden. Met behulp van een benthoscamera vondt Eisma (1991) vlokgroottes vanaf 3 tot 5 jim en 80% groter dan 100 |im. Latere metingen (Wartel et al., 1998 en Billiones et al., 1999) leverden vergelijkbare gegevens op. In de
page 11 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
Westerschelde (Ossenisse-Zanclvliet) werd een gemiddelde viokgroottc van 67 uin gemeten. De vlokgrootte ligt voor 95 % tussen 20 tot 220 urn. Stroomopwaarts van Antwerpen (Kruibeke - Kallebeek) komt een gemiddelde vlokgrootte van 71 um voor. In het zoetwatergedeelte van het estuarium tenslotte (Tielrode) werd een gemiddelde vlokgrootte van 90 pm gemeten met een spreiding lussen 19 tot 435 um, De gemiddelde vlokgrootte neemt dus stroomopwaarts toe. Eerdere metingen in april 1989 (Eisma et al., 1990) toonden reeds aan dat in de omgeving van Temse grotere vlokken voorkomen. Recente metingen (Chen, niet gepubliceerde gegevens) met de Environmental Scanning Electronenmicroscoop (ESEM) uitgevoerd op los slib in de toegangsgeulen tot de sluizen van Dendermonde en Kallo, in de werkhaven van Terneuzen en, in de toegangsgeul tot de haven van Oostende, tonen aan dat ook in het los slib de grootste vlokken voorkomen te Dendermonde. Het effect van organisch materiaal op de vlokvorming werd bestudeerd door Billiones (1998) die met behulp van beeldanalyse technieken een gemiddelde viokgroottc vondt lussen 51 en 96 um. het onderzoek van Billiones bevestigt de stelling van Berlhois (1961), Kranck (1973), Eisma et al. (1991) en Van Leussen (1994) dat niel alleen hel zoutgehalte van het water maar eveneens organische bestandden een dominante rol spelen bij de vlokvorming. Uit deze laatste vaststelling kan verondersteld worden dat de vlokvorming ook seizoenale verschillen zal vertonen.
3.2 Anorganische bestanddelen Het anorganische of minerale bestanddeel van het bodemsediment van het Schelde estuarium werd door verschillende onderzoekers bestudeerd: Baak 1936, Della Faille, 1961; Wartel, 1977, 1983, 1986; Bastin, 1974; Duarte, 1991. Een korte samenvating ervan is te vinden in bijlage 3.2.a. Het bestaat hoofdzakelijk uit kwarts en in mindere mate veldspaat (albiet en K-veldsplaat) en mica naast glauconiet en carbonaat voor. Een zeer klein gedeelte (< 59c) bestaat uit de zogenaamde zware mineralen (met een densiteit > 2.6), hoofdzakelijk amfibolen (hoornblende), epidoot en granaat. Het anorganische
page 12 of" 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
bestandeel van slib bestaat in grote mate uit kleimineraten. Waarvan het aandeel sterk toeneemt vanaf 16 (jm naarde fijnere frakties. Kleimineralen vormen naast kwarts het voornaamste bestanddeel van het zwevend materiaal. Bijlage 3.2.b geeft een korte opsomming van de verschillende aanwezige kleimineralen. Zij nemen vanaf 16 Ltm in belangrijkheid toe naarmate het sediment fijner wordt en nemen daarbij geleidelijk aan de plaats in van het kwarts dat in belangrijkheid afneemt. Er bestaat helaas geen systematische studie van de kleimineralen en de bestaande bronnen zijn niet zomaar met elkaar vergelijkbaar omdat de analyse
Westerschdtle
Itenalen Zuesclwkli1
•
•••
11(1
Figuur 3: Het gluuconictgchaltc in de zundfraetie tussen 250 en 125 um van liet bodemsediment. In de Beneden Zeeschelde komt tot 5 maal meer glauconiet voor. Dit komt tot uiting in de groene kleur van liet sediment.
procedures niet dezelfde zijn. Nochtans kan vastgesteld worden dat in de Beneden Zeeschelde illiet relatief belangrijker is dan het smectiet. Dit laatste mineraal is dan weer belangrijker in het zwevend materiaal van de Westerschelde. Dat illiet belangrijker is in het midden estuarium werd ook in andere estuaria vastgesteld (o.m. Matthews, 1973), Glauconiet is een kleimineraal dat vooral voorkomt in de zandfacties en nogal over het hoofd gezien wordt. Nochtans dient aangestipt dat dit mineraal een belangrijke invloed heeft op de kalionuitwisselingscapaciteit van het sediment. De glauconiet concentratie in
page 13 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELPEESTUARIUM
het bodemsetliment is merkelijk hoger in de Beneden Zeeschelde dan in de Westerschelde (figuur 3). Zowel het los slib als het bodemslib zijn rijk aan carbonaten (Wartel et al., 1986) afkomstig van skeletten van planktonische microorganismen, fijn schelpengruis, calciel, en zelden dolomiet. De hoeveelheid carbonaat is ongelijkmatig verdeeld over de verschillende korrelgroottefracties en neemt toe van de fijne zandfractie (250 tot 125 urn) zowel naar de kleifractie (< 2 urn) als naar de grovere zandfracties (> 250 pm). In hel zwevend materiaal neemt de hoeveelheid kalk stroomafwaarts toe vanaf de monding van de Rupel (Schelle). Dit komt door vermenging van kalkrijker marien slib met kalkarmer rivierslib (Warlel & Chen, 1998). In de zandfracties daarentegen is het carbonaatgehalte zeer onregelmatig verdeeld over het estuarium en vooral afhankelijk van lokale brongebieden (Wartel et al., 1983).
3.2 Organische bestanddelen. De hoeveelheid organisch materiaal in het zwevend materiaal is beduidend hoger dan in het bodemslib en verandert in functie van de wateraan voer uit het rivierbekken. De hoeveelheid organisch materiaal wordt eveneens bepaald door de bloei van het phytoplankton. In de Schelde komt er een dubbele bloei voor namelijk in de vroege lente en in de late zomer. Billiones (J998) wijst er nochtans op dat deze bloei slechts in beperkte mate verantwoordelijk is voor de hoeveelheid organisch materiaal in suspensie aangezien andere factoren eveneens een zeer belangrijke rol spelen (microorganismen, zoöplankton, plantafval, huishoudelijke en industriële lozingen). Nochtans kon in de omgeving van Dendennonde (Appels) opgemerkl worden dat hogere Scheldedebieten gecoireleert zijn met een hogere slibaanvoer maar niet noodzakelijk met een toename aan organisch materiaal (Wartel et al. 1998; Chen et al,, 2000). Het organisch materiaal vertoont daar eerder een negatieve correlatie met het kieigehaite. Dit kan eventueel verklaard worden in de veronderstelling dat bij lage Scheldedebieten organisch materiaal vanuit de Rupel opwaarts kan migreren richting Gent.
page 14 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SUB SCHELDEESTUAKIUM
4. Het suspensiesediment in het Schelde-estuarium Het zwevend slib in het Schelde estuarium bestaat uit een uniforme suspensie, die zal variëren onder invloed van een aanvoer uit de bovenlopen of door biologische factoren zoals bijvoorbeeld algenbloei, en uit een gelaagde suspensie die grote verschillen kan vertonen afhankelijk van de opwerveling van bodemsedimenten. 4.1 De uniforme suspensie De hoeveelheid zwevend materiaal op eenzelfde plaats in de Schelde is veranderlijk en afhankelijk zowel van het bovendebiet als van biologische factoren en dus erg seizoensgebonden. Ook het getij, de wind en uiteindelijk ook de bodemmorfologie en de aard van het bodemsediment spelen een belangrijke rol. De concentratie aan zwevende stoffen in de Westerschelde bedraagt lussen 15 en 40 ml per liter in de zomer en tussen 40 en 90 ml per liter in de wintermaanden. In de Beneden Zeeschelde kunnen iets hogere waarden voorkomen. Deze variaties zijn het gevolg van hydrodynamische, chemische en menselijke activiteiten (baggeren, storten, lozingen). 4.2 De gelaagde suspensie Wanneer de tij stroom en de turbulentie de energie van het stromend water doen toenemen treedt opwervelling van het bodemsediment op en stijgt de troebelheid boven de bodem met een factor 5 of meer ten opzichte van de uniforme suspensie. Hierdoor ontstaat al vlug een duidelijk waarneembare discontinuïteit of lutocliene tussen de opgewervelde suspensielaag, ook gelaagde suspensie genoemd. De gelaagde suspensie verschilt aanzienlijk naargelang de onderliggende bodem uit slib bestaat (figuur I) of uit zand (figuur 2). In het laatste geval gebeurt het bodemtransport vooral door duin vorming. De gelaagde suspensie komt hier zelden hoger dan 0.5 m van de bodem. In een omgeving met bodemslrb of los slib daarentegen reikt de gelaagde suspensie tot halverwege de waterdiepte en bij sterke stroming zelfs tot op 90% van de bodem. In de Beneden Zeeschelde kan er van uitgegaan worden dat de volledige laag los slib bij sterke stroming in suspensie gaat. page 15 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
In bijlage 4 is een voorbeeld gegeven van het ontstaan van een gelaagde suspensie, zowel bij vloed als bij eb, in de omgeving van Fort De Parel.
5. Slibhuishouding 5.1 Inleiding Zoals reeds eerder vermeld is slib natuurlijk aanwezig in een estuarien ecosysteem. De hoeveelheid slib wordt bepaald door de aanvoer hetzij vanuit het rivierbekken hetzij vanuit zee. In het estuarium zal het slib zich ophopen op plaatsen waar het in evenwicht is met de heersende energie: dit wil zeggen in het troebelheidsmaximum, op de slikken en op de schorren. Veranderingen in dit evenwicht op korte termijn slaan, voor wat de Schelde betreft, op de slibaanvoer uit het rivierbekken. Deze is afhankelijk van de neerslag en verschilt van jaar tot jaar. De troebelheid wordt hierdoor beïnvloed maar er zijn geen zichtbare gevolgen voor het geheel van de slibafzettngen. Over lange termijn echter zullen de slibophogingen de evolutie van het estuarium volgen en, al naargelang de verandering van het zeepeil, zeewaarts of landwaarts opschuiven. De natuurlijke processen die de slibhuishouding van het estuarium bepalen zijn dus vooral over lange termijn uitgespreid.
Schor
Polder
Slikke
Geul
ZEE
LAND
Figuur 4: Schematische voorstelling van de voornaamste elementen die een rol spelen in de slibhuishouding.
Het evenwicht in het Schelde estuarium wordt echter ook door de mens bepaald. Zo zal bijvoorbeeld inpoldering het systeem vernauwen en de tijenergie verder landinwaarts stuwen. Een ander voorbeeld zijn de (veer)havens en de loegangsgeulen tot sluizen. Zij maken het estuarium plaatselijk wijder met een lokale daling van de energie en page 16 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELPEESTUARIUM
slibafzetting
als gevolg. Ook op chemisch vlak brengt de mens belangrijke
veranderingen teweeg die de slibafzetting onrechtstreeks kunnen beïnvloeden. Zij kunnen bijvoorbeeld de vlokvorming bevorderen en zo slibafzetting veroorzaken of intensifiëren op plaatsen waar dit natuurlijk gesproken anders zou zijn. Het is hei opzet van een goede slibhuishouding om het estuariene ecosysteem zo goed mogelijk in stand te houden. Daarvoor moet men in de eerste plaats zowel de natuurlijke als de kunstmatige processen verstaan. Op basis daarvan kunnen dan de gevolgen van wijzigingen of ingrepen, zowel op korte als op lange termijn, correct worden ingeschat. In ieder punt van een estuarium bestaat het slib (zowel in suspensie als op de bodem) uit een fluviatiele, een mariene en een "lokale" component. De fluviatiele component zal afnemen naar zee toe en omgekeerd zal de mariene component afnemen naarmate men zich meer landinwaarts begeeft. De "lokale" component kan natuurlijk zijn (erosie, opwerveling) maar ook antropogeen (baggeren, storten, lozingen). Voor een goede slibhuishouding is het belangrijk de samenhang tussen deze componenten goed te kennen (figuur 4). 5.2 Het fluvio-mariene evenwicht Uit de inleiding blijkt dat estuarien slib steeds zowel een mariene als een fluviatiele component heeft. De verhouding tussen de mariene en fluviatiele component in het gesuspendeerde sediment werd meerdere malen onderzocht. Salomons & Eysink (1981) en Wartel et al. (1993, 1996) gingen uit van de koolstof isotopen samenstelling daarbij steunend op de veronderstelling dat deze samenstelling beduidend verschillend is voor fluviatiel en voor marien slib. Verlaan et al. (1998) gingen uit van de zware metalen samenstelling van het sediment. Uit deze studies blijkt, zoals te verwachten, een zeewaarlse daling van de hoeveelheid fluviatiel sediment. Tussen de metingen uitgevoerd op bodemsedimenten bestaat geen groot verschil tussen 1993 en 1996 (zie bijlage 5.4). Voor het zwevend materiaal daarentegen is stroomopwaarts van de Rupelmonding de mariene component beduidend groter in 1993 dan in de periode voor 1981 (de studie van Salomons et al. (1981) vermeldt niet wanneer de stalen genomen page 17 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUAIUUM
werden) en er is opnieuw een stijging waar te nemen van 1993 naar 1996. De laatste waarneming wordt ondersteund door de waargenomen daling van de hoeveelheid aangevoeld slib in dezelfde periode (figuur 5, Taverniers, 2000). Volgens deze studies bedraagt de fluviatiele component nabij de Belgisch-Nederlandse grens 60 tot 80%. De zware metalen analysen echter een zeer vergelijkbaar resultaat namelijk 40 tot 80%. Een aantal beperkingen van deze methoden zijn dat de zware metalen methode afhankelijk i.s van zowel de hoeveelheid zand in suspensie die sterk kan variëren (Wartel et al., 1998) als van de opwerveling van geologisch oudere sedimenten. De stabiele isotopen methode is afhankelijk van factoren als planktonbloei, de aanwezigheid van resten van schorre-vegetatie en eveneens van de opwerveling van bodemsedimenten. Beide methoden moeten dus steeds met enige omzichtigheid benaderd worden.
5.3 Energieverdeling en troebelheidsmaximum Slib is in ieder punt van het estuarium onderworpen aan een energietoestand die zal bepalen of er afzetting dan wel opwerveling of zelfs diepere erosie plaats vindt. Het gedrag en de grootte van het slibtransport in het Schelde-estuarium wordt beïnvloed dooreen samenspel van mariene processen, golven en getijden, en fluviatiele processen. De intensiteit van de mariene processen neemt stroomafwaarts toe, terwijl de fluviatiele processen zeewaarts in sterkte afnemen (zie bijlage 5.2.a voor de mathemathische benadering). In principe leidt zo'n systeem tot een opsplitsing van het estuarium in 3 delen (Dalrymple, Zaitiin et al. 1992): een zeewaarts gedeelte waar het netto massatransport landinwaarts is gericht, een middelste zone waar een netto convergentie van sedimenten optreedt en een derde zone, stroomopwaarts gelegen, waar door fluviatiele processen het sediment richting zee wordt gevoerd. Volgens dit model kan een netto accumulatie van het getransporteerde materiaal verwacht worden in de middelste zone omwille van de globale afname van de totale energie in dit gedeelte van het estuarium.
page 18 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
60
80
100
Af 81tmd tot Vllsfllngan (Km)
Figuur 5: Dislributie van de energie over het estuarium. De totale energie (zwarte lijn) is de som van de getijde-energie (ruitjes), de gollenergie (kruisjes) en de fluviatiele-energie (vierkantjes).
Het Schelde estuarium heeft door de eeuwen heen een transformatie ondergaan. Voor het boven en midden estuarium (tussen Gent en de Belgisch-Nederlandse grens) kunnen 3 consecutieve periodes onderscheiden worden: een fluviatiele periode (rivier met seizoengebonden afvoer) eindigend rond de 5e-6e eeuw, een overgangsperiode (rivier gedomineerd estuarium) tussen de 6e en 10e eeuw en een periode van tijregime (tij gedomineerd estuarium) vanaf de 10e eeuw zoals kan afgeleid worden uit de zogenaamde kaart van Dampierre die de oudst gekende kaart van het Schelde gebied is (bijlage 5.2.b.). In het huidige regime is de getijwerking belangrijker dan de wind- en de rivierenergie en reikt het gebied van gemengde energie tot ver stroomopwaarts van de Rupelmonding (km 92 in figuur 5). Redenen hiervoor kunnen, naast een toenemend tijamplitude, gevonden worden in de toegenomen inpoldering en hel aan belang winnen van de Westerschelde onder meer door het afsnijden van noordwaart.se verbinding mei de Maas. Door de veranderende stand van hemellichamen ontstaan er meerjarige cycli in het getij op aarde. Ook de zeespiegelstijging kan hier genoemd worden. In een recente studie bechrijft Taverniers (1998) de zeespiegelstijging in het estuarium van de Schelde tijdens
page 19 of 66
PEEL 2: HUISHOUDING
SLIB SCHEL DE ESTUARIUM
de laatste 100 jaar. Hij wijst ook op het mogelijk effect van morfologische veranderingen op de amplitude van het getij.
5.4 De accumulatiesnelheid op de slikken De accumulatiesnelheid of de gemiddelde sedimentaangroei over een periode van 50 tol 100 jaar wordt berekend op basis van het verloop in de diepte van de activiteit van het 21()
Pb isotoop in het bodemsediment. Sedimenten van de schorren in de Westerschelde
(Konijnenschor en Emanuelpokter, Zwolsman et al., 1930) en van de slikken tussen Tielrode en Zandvliet (Wartel et al., 1998) werden onderzocht.
„, T 5
7
I
•
•
'« 4 -i
1
I
•
Q ? 1
50
•
«)
71)
Kl)
•
^
'XI
1(H)
11(1
121)
Afsund tot Vlisslngen in kin
Figimc 6: Accujmilatiesnclhejd van hel .sediment op de slikken in functie van de afstand tol de monding (Vüssingen) (Wiiricl et al., 1998).
De accumulatiesnelheid van het sediment varieert van 2.1 mm per jaar in de omgeving van Antwerpen tot 17 mm per jaar stroomafwaarts van de Belgisch-Nederlandse grens. De gemiddelde waarde bedraagt iets meer dan 6 mm per jaar. De gemiddelde aanslibbing op de rivierbodem, berekend worden op basis van de gegevens bekomen uit de bodemkartering (Francken et al., 2000) is veel lager en bedraagt 2 mm per jaar. De metingen tonen aan dal er stroomopwaarts een daling van de accumulatiesnelheid waar
page 20 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELPEESTUARIUM
te nemen is. (figuur 6). De resultaten bekomen door Zwolsman et a. (1993) op de schorren van de Westerschelde Opmerkelijk is wel dat er voor de gemeten periode (1989 - 1993) een systematische daling van de
2i0
Pb activiteit waargenomen wordt en dit zowe! voor het bodemslib als
voor het gesuspendeerd slib (bijlage 5.6). Aangezien er geen reden is om te veronderstellen dat de aanvoer van het ~'°Pb isotoop uit de atmosfeer veranderd is kan de waargenomen daling alleen maar wijzen op een relatief grotere aanvoer van een sediment zonder, of alleszins met zeer lage, 2l(1Pb activiteit. Dit betekent dat het aandeel van lokaal opgewerveld ouder,
2l()
Pb arm, bodemslib belangrijker is dan het aandeel
recent aangevoerd, ~ 'Pb rijk, slib. Dit kan verschillende oorzaken hebben waaronder een daling van de rechtstreekse slibaanvoer en de verwijdering van slib door baggeren (ondermeer uit de toegangsgeul tot de Kallosluis) de meest belangrijke zijn.
page 2 I of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
5.5 Slib ba lans Vanuit het Scheldebekken wordt jaarlijks een veranderlijke hoeveelheid slib aangevoerd. Voor de periode 1992 tot 1999 was dat ongeveer 100.000 ton in periodes van lage aanvoer (1996-1997) en meer dan 300.000 ton in periodes van hoge aanvoer (19981999) (Taverniers, 2000). De aanvoer uit zee bedraagt 130.000 ton (van Maldegem, 1993; Vereeke, 1994). Het merendeel van dit marien slib bezinkt volgens Van Alphen (1990) echter in de Westerschelde. Een belangrijke sedimentatie van bodemslib vindt ook plaats stroomopwaarts van de Belgisch-Nederlandse grens en in de omgeving van Antwerpen (Francken et al., 2000).
1992
19?3
199S
1996
Tijd (Jaren)
Figuur 6: De aanvoer van fluviatiele sediment te Schelle, uitgedrukt in ton droge stof per jaar (Taverniers, 2000)
De slibhuishouding is samengevat in de slibbalans. Er zijn er inmiddels verschillende, van Maldegem (1993, voor tweede helft tachtiger jaren), Vereeke (eerste helft negentiger jaren), Salden (tweede helft negentiger jaren) en, voor de Beneden Zeeschelde, Taverniers (2000, voor de jaren 1992 tot 1999, figuur 6).
page 22 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
De cijfers voor de aanvoer vanuit het Scheldebekken te Schelle (Rupelmonding) lopen erg uiteen: Auteurs
Hoeveelheid zeewaarts getransporteerd sediment
Wollast & Peters, 1983
400 tol 1000x10- ton per jaar
Van Maldegem, 1993
400x10' ion per jaar
Taverniers, 2000
94 lol 336x10' ion per jaar
Tabel 3: Schatting van de hoeveelheid zeewaarts getransponeerd sediment. De cijfers hebhen betrekking op de tachtiger en negentiger jaren.
Het is nodig er hier op te wijzen dat deze studies uitgevoerd werden in verschillende periodes gaande van de vroege tachtiger jaren tol hel einde der negentiger jaren en het dus best mogelijk is dat een globale daling van de sedimentaan voer waargenomen wordt. Ook de cijfers voor het fluviatiel sedimenttransport nabij de Belgisch-Nederlandse grens verschillen nogal: Auteurs
Besluit
Van Maldegem (1993)
Zeewaarts gerichte resultante van 300x10" ton per jaar
Salden (1998)
Zeewaarts gerichte resultante van 75x10-' ton per jaar
Tabel 4: Schatting van het fluviatief sedimenttransport nabij de Belgisch-Nederlandse grens.
Deze uiteenlopende resultaten zijns deels te wijten aan het ontbreken van twee belangrijke gegevens, nodig om een adequate slibbalans te kunnen maken. Het betreft enerzijds het effect van de enorme slibverwijdering in de Beneden Zeeschelde op de voorraad bodemslib. Anderzijds de omvang van het transport van slib naar de havendokken en de menging van fluviatiel en marien slib in het estuarium. Het eerste wordt op dit moment onderzocht door AWZ in samenwerking met het KB IN (S. Wartel en F. Francken) en Blackdown Consultants (Reg Parker). Verder is er gestart mei het meten van de toevoer van slib naar de Antwerpse havendokken. Winterwerp (1997) stelt dat alleen al voor de Berendrecht- en de Zandvlietstuis de slibtoevoer vanuit de Schelde groter is dan 300.000 ton tot 500.000 ton per jaar. Winterwerp gaat echter uit van een zeer hoge sliblading in de rivier en veronderstelt eveneens dat er bij iedere versassing 100% uitwisseling is van rivierwater en dokwater. Deze vooropstellingen zijn zoniet overdreven dan toch wei aan de zeer hoge kant zodat de werkelijkheid wel de helft of
page 23 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM meer lager kan liggen. Verder is er met GIS een bodemkaart gemaakt van Bastin I en Bastin II (Salden, 1998).
5.7 Modellen van het slibtranport Sinds meedere jaren wordt intensief onderzoek gedaan naar de modellen van het siibtransporl zowel in Nederland als in Vlaanderen. Een literatuuropgave is te vinden in bijlage,
6. Slib als drager van verontreinigingen, habitat, voedsel. 6.1 Slib als drager van verontreinigingen De (chemische) kwaliteit van het water/slib/waterbodem in de Wcstcrschelde wordt voornamelijk bepaald door de aanvoer van de rivieren Schelde en Rupel en de industriegebieden in de regio Antwerpen, langs de Kanaalzone Terneuzen-Genl en in VHssingen-Oost. Verder zijn een aantal kanalen en polderwaterlozingen van belang. Deze zorgen voor een extra bijkomende belasting. Over de chemische kwaliteit van het slib in de waterfase en waterbodem van het traject Rtipelmonde Vlissingert is veel bekend en gepubliceerd (o.a. van Eek et al., 1993 en Zwolsman et al., 1999). De huidige waterkwaliteit van de Westerschelde is redelijk maar nog niet op alle punten goed. De kwaliteit verbetert
van de Belgisch Nederlandse grens tot Vfissingen
door de
toenemende invloed van de zee. Het slib dat in de Westerschelde voorkomt heeft twee belangrijke bronnen, rivierslib en marien slib. Het rivierslib is verontreinigd, het mariene slib niet. Uit onderzoek blijkt dat de gehaltes aan verontreinigingen in de waterbodem en het zwevend materiaal in belangrijke mate worden bepaald door de wijze waarop rivier en marien slib zich mengen. Het relatieve deel fluviatiel en marien slib in een monster bepaalt dus de kwaliteit ervan. De menging van marien en fluviatiel slib is overigens niet hetzelfde als de menging van zoet- en zoutwater. Dit komt doordat door de estuariene circulatie
marien
slib
stroomopwaarts
wordt
verplaatst.
De
gehaltes
page 24 of' 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
microverontreinigingen van het slib zijn de afgelopen decennia fors gedaald. De huidige kwaliteit van de waterbodem is over hel algemeen goed. Het effect van de slibverwijdering in Antwerpen op de waterbodemkwaliteit van de drempels is statistisch onderzocht door het KIWA6. Verder is de kennis omtrent emissies en gedrag van verontreinigingen neergelegd in het waterkwaliteitsmodel voor het Schelde estuarium (Ouboter er al., 1998).
6.2 Slib als voedsel en als habitat Het onderwerp slib als voedsel en habitat staal sterk in de belangstelling. Over dit onderwerp is duidelijk veel minder bekend dan over slib als stof. Als eerste is ervan te zeggen dat onderzoek in de Noordzee laai zien dat de voedselkwaliteit van het slib "stroomafwaarts" afneemt doordat het materiaal "stroomafwaarts" gemiddeld door een steeds groter aantal maag-darmkanalen is gegaan. Dit geldt als werkhypothese ook voor de Weslerschelde. Deze zeewaarlse afname volgt eveneens uit een meer recente studie van hel opgeloste inorganische stikstof (DIN) in het poriënwater van het los slib (Chen et al., 2000). Chen et al. tonen ondermeer aan dat de concentraties in de toplaag van het los slib vrijwel dezelfde zijn als in het gesuspendeerde slib. Tijdens een hoog bovendebiet blijkl het los slib vooral als een bron voor nutriënten voor de waterkolom op te treden. Verder is de rol van slib als habitat niet geheel duidelijk. In het project MOVE kon statistisch niet worden aangetoond dat slib een factor is in hel voorkomen van bodemdieren. In zijn studie van de macrobenlhos in de Zeeschelde vond Seys (Seys J. et al., 1999) echter wel een duidelijk verband tussen het voorkomen van Oligochaeten en het sedimenttype. Het soortenspectrum van de Oligochaeten lijkt voornamelijk bepaald door het zoutgehalte. Er is echter een duidelijke gradiënt in de abundaniies met hogere aantallen in fijnere (slibrijke) sedimenten. De hoogste waarden komen voor in los slib, Dit is een belangrijke vaststelling omdat deze dieren een niet te onderschatten rol vervullen in de zuurslofhuishouding van het sediment en dus ook onrechtstreeks in de r
' Keuringsinsliluul voor Walerleidingartikelen.
page 25 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUAKIUM
waterkolom. Door hun mobiliteitsgedrag dragen ze ook bij tot de erodeerbaaarheid van het slib en hebben zo hun plaats in de slibhuishouding. De impact van oligochaeten op de structuur en biochemie van de sediment-water interface is aanzienlijk. De dieptes tot waar ze de bodem doorwoelen, de grote populaties die ze kunnen opbouwen en hun onafgebroken activiteit resulteren in een substantiële herwerking van de bodems waarin ze leven. Appleby & Brinkhurst (1970) toonden aan dat ze de bovenste 4-6 cm van het sediment twaalf maal per jaar volledig kunnen omwoelen, waarbij ze per etmaal hoeveelheden slib verplaatsten gelijk aan acht keer hun eigen lichaamsgewicht. Seys et al, (1999) vonden dat in de Zeeschclde deze organismen organische sedimenten aan een tempo van 1 cm per maand de bodem inslcurden en daarbij losser (en dus mogelijk gastvrijer voor bacterie-ontwikke(ing) maakten. Oligochaeten controleren bovendien de geochemische cycli in de bovenste 4 cm van de bodem en hebben een diepgaand effect op het redox-potentiaal profiel (Diaz, 1980). In een gedetailleerde studie naar de effecten van tubificiden op de fysische en chemische eigenschappen van sedimenten, konden McCall & Fishcr (1979) aantonen dat oligochaeten er een bijzonder grote impact hebben op korrel grootte-verdeling, erosie, porositcit, diffusie, penneabiliteit en zuurstofverbruik van de bodem, voornamelijk door partikels in diepere lagen op te nemen en ais (met een slijmhulsel omgeven) 'pellets' terug ofte zetten nabij de sediment-water interface. Chararpaul et al. (1978) beschreef bovendien de impact van oligochaeten op het deniirificatie proces en verschillende studies wijzen op hun rol in de 'zuivering' van sedimenten o.i.v. bioturbaüe (Giere & Pfannkuche, 1982).
7. Toekomstige ontwikkelingen van de slibhuishouding Het Schelde estuarium heeft de afgelopen decennia verschillende ingrepen als verdieping en inpolderingen ondergaan die duidelijk aantoonbare invloeden hebben gehad op het getij en zonder twijfel ook op de .slibhuhshouding van het estuarium. Ook de zijdelingse belasting van het estuarium met slib kent meerdere langjarige trends page 26 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELPEESTUARIUM
veroorzaakt door industriële- en bevolkingsgroei en meer recent saneringsinspanningen. Verder spelen maatregelen als de aanleg van sedimentatiebekkens en zogenaamde gecontroleerde overstromingsgebieden stroomopwaarts een rol. Tenslotte dient een mogelijke klimaatverandering genoemd te worden en de invloed die dit zou kunnen hebben
gehad
op
de
hydrologie
en
de
daarmee
geassocieerde
langjarige
zoetwateraanvoer naar het estuarium. Er zijn kortom diverse potentiële langjarige trends die de slibhuishouding van het estuarium beinvloed hebben. De invloed van deze trends op de slibhuishouding en met name de vraag of er langjarige trends in de slibhuishouding of troebelheid van het estuarium zijn is echter nooit aangetoond. Dit is ook niet verwonderlijk gezien de grote fluctuaties in troebelheid in ruimte en tijd. Het vereist een uitgebreide en daarom kostbare monitorinspanning. Naar deze langjarige trends wordt overigens wel onderzoek gedaan. Belangrijk is zich te realiseren dat de slibhuishouding in het verleden en toekomst aan forse veranderingen onderhevig is en eigenlijk dus voor een fors deel onnatuurlijk c.q. anthropogeen is. De veranderingen leveren soms meer soms minder slib op. Te noemen vallen: •
• •
•
•
De verminderde aanvoer naar het estuarium (door bouw RWZI, erosie bestrijding, slibverwijdering en wachtbekkens in het stroomgebied). Deze tendens zet zich vermoedelijk nog voort. In tien jaar tijd is de aanvoer met de helft verminderd. De bruto slib belasting door huishoudelijk afvalwater is vrij groot, het netto effect gering. Dit komt door het feit dat een groot deel organisch materiaal is en snel wordt afgebroken. De berging van slib uit de Antwerpse havendokken en het dus niet meer terugstollen van dit havensiib in de Schelde. De invloed van de slibverwijdering in de Beneden Zeeschelde. Door België is hier in de negentiger jaren ruim 2 miljoen ton slib verwijderd. Dit is grotendeels gebeurd door het slib uit de toegangsgeul naar de Kallosluis weg te baggeren. De slibverwijdering zal in de toekomst worden voortgezet, en misschein worden opgevoerd door met name slib te verwijderen uit rivieren en kanalen in het Scheldebekken opwaarts van de Beneden-Zeeschelde. De huidige verdieping van de vaargeul naar Antwerpen. De invloed hiervan op de slibhuishouding is nog moeilijk te voorspellen. Tijdens en vlak na de verdieping zullen de baggeractiviteiten tijdelijk toenemen. Het onderhoudswerk wordt bovendien meer in het westen gestort. De stort van de boortunnelspecie van de Westerschelde tunnel nabij Terneuzen. Door de stort van boortunnelspecie wordt de Westerschelde met een forse extra page 27 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING S U B SCHELDEESTUARIUM 7
•
• •
• •
•
•
hoeveelheid klei belast. Dit slib heeft andere karakteristieken dan het huidige sjib. Voor de monitoring van de verspreiding van slib is een monitorprogramma opgezet.. De toename van slib door toename van de primaire produktie die, op zijn beurt, komt door de verwijdering van slib. De toename van de hoeveelheid slib als gevolg van een toenemende primaire produktie is eenvoudig to berekenen, Veranderingen in slib door morfologische veranderingen. Infrastrukturele ingrepen waarbij met name de havenontwikkeling en ontwikkelingen m.b.t. de veiligheid gekoppeld aan het natuurherstel (bijv, gecontroleerde overstromingsgebieden) genoemd kunnen worden. De bouw van een getijdok nabij Antwerpen dat waarschijnlijk als een nieuwe slibvang zal gaan fungeren. De verlanding van het Land van Saeftinge, Door de slibsedimentatie wordt het land van Saeftinge langzamerhand opgehoogd. De vraag kan gesteld worden wal het effect daarvan is op het globale slibtransport in de Schelde? De afname van de (rivier) slibstortingen vanuit de haven van Zeebrugge in het kustwater. Een deel van dit in zee gestorte materiaal gaat namelijk op natuurlijke wijze richting Westerschelde. Veranderingen op de Noordzee en in de kustzone hebben mogelijks een effect op de slibaanvoer naar hel estuarium.
Slibverwijdering, sanering stedelijk afvalwater en maatregelen stroomopwaarts neigen allemaal naar minder slib naar de Westerschelde. Deze tendens is potentieel nadelig voor de functies slib als voedsel en slib als habitat maar daarbij moet bedacht worden dat de slibinhoud van de Westerschelde bodem groot is t.o.v. de jaarlijkse toevoer (ongeveer 25-50 maal) en dat eventuele effecten waarschijnlijk moeilijk of helemaal niet waarneembaar zijn op korte termijn. De conclusie met betrekking tot de autonome ontwikkeling van de slibhuishouding van bet Schelde estuarium is dat er vanaf de negentiger jaren een aantal ontwikkelingen plaatsvinden die ook de komende jaren nog doorgaan en die een substantiële invloed op de slibhuishouding van het Schelde estuarium hebben gehad en zullen hebben.
8. Conclusies en aanbevelingen voor monitoring en onderzoek > Slib is een wezenlijk en onmisbaar bestandeel van het estuariene ecosysteem. Zolang het systeem in evenwicht is is er uiteraard geen probleem. De menselijke ingrepen, ingegeven door een noodzakelijke benuttiging van het milieu, kunnen dit evenwicht 7
Klei van Boom, verder komt ook een aanzienlijke hoeveelheid glauconict zand (Zand van Bieda) in estuarium lercchl,
page 28 of 66
DEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
verstoren. Onderzoek ten gronde moet uitwijzen hoe beide standpunten in evenwicht kunnen gehouden worden. Voor het estuarium van de Schelde, dat zowel Belgisch als Nederlands territorium bestrijkt, komt hier een politieke dimensie bovenop. Daarom is hel aangewezen om standaard te gaan samenwerken tussen Vlaanderen en Nederland. > Uit voorliggende studie blijkt ondermeer dat zeer weinig geweten is over de slibhuishouding in de Boven Zeeschelde (Gent Rupelmonde). Dit geldt eveneens voor de monding van de Westerschelde. Het ligt dus voor de hand om het accent meer op deze gebieden toe te spitsen. > Er beslaat nog heel wal onzekerheid over de aspekten "slib als habitat" en "slib als voedsel". Deze verdienen dan ook bijzondere aandacht. Studies met betrekking tot deze onderwerpen kunnen best interdisciplinair uitgewerkt worden zodat zowel hel standpunt van de bioloog, de sedimentoloog en de ingenieur ingecalculeerd worden. > Aansluitend
met het vorige punt moet de invloed
van de toekomstige
slibverwijdering op de slibhuishouding, met name de erosie van oud verontreinigd slib, ten gronde bestudeerd worden. Microverontreinigingen in het erodeerbare bodemslib dienen in dit kader nauwkeurig bepaald en opgevolgd te worden. > Er bestaat een prioritaire behoefte aan een tweedimensionale slibbalans van het estuarium omdat zowel de longitudinale (marien en fluviatiel slib) alsmede de laterale gradiënt van groot belang zijn. Hiervoor is echter noodzakelijk dat 1. Een uniforme werkdefinitie voor slib opgesteld wordt en de verschillende methodes om het slibgehalte te bepalen op elkaar afgesteld worden 2. Een "uniforme" bodemkaart opgesteld wordt van Gent tot de monding. Digitale databases bestaan reeds voor de Beneden Zeeschelde en voor de Westerschelde. Deze kunnen uitgebreid worden tot hel ganse gebied. De gebruikte methode moet in ieder geval eenvoudig genoeg zijn om een periodieke bepaling van de erodeerbare slibinhoud van de bodem van de Beneden Zeeschelde mogelijk te maken. Bijvoorbeeld zouden een beperkt aantal representatieve secties regelmatig opgemeten kunnen worden. 3. De huidige metoden voor de studie van de verhouding tussen de fluviatiele en de mariene component dienen kritisch bekeken te worden. Om de problematiek page 29 of 66
PEEL 2: HUISHOUDING SLIB SCHELDEESTUARIUM
van vermenging met oudere sedimenten te vermijden verdient het aanbeveling om bij voorkeur het slib uit de toegangsgeulen tol de zeesluizen en van enkele representieve plaatsen op de slikken in dit onderzoek te betrekken. 4. De bepaling van de siibtoevoer naar de havendokken moet in deze studie in vervat zijn. > Het onderzoek naar de invang van slib in getijhavendokken en gecontroleerde overstromingsgebieden dient verder gezet ie worden.
page 30 of 66
PEEL 3: BIFLAGEN
9. Bijlagen Bijlage 1.2 - Karakteristieken van het Schelde estaurium
afsland lot monding (km) oppervlakte (IO(' m2) breedte estuarium (km) gemiddelde diepte (m) gelijverschil (m) maximum stroomsnelheid geulen (m/s) /oelwateraanvocr (mVs) /miigehalle (ppt) estuariene cireitlalic % slib in het sediment troebelheid (mg/l) % zand /wevend materiaal % klei /wevend materiaal % rivierslib verblijftijd rivierslib (jaar) baggerwerken (10
Beneden estuarium Weslerschelde 554) 235 6 13 4 0,75-1,5
Midden estuarium Beneden Zcesciielde 95-55 23 1 10 5
125 10-30 goed gemengd 5 50-100 0-20 30-50 60-10 >10 8-9 25 0,1-0,4
100 0,5-10 iets gesiratifïcecrd 10 100-150 0-20 30-50 90-60 >IO 1-2
Boven estuarium Schelde + Rupel 95-160 < 0,5 5 2-4*
0-0,5 geen /,out •>
50-100
100-60 7 •)
•)
* Gemiddeld tij nabij de stuwen (Anonymous, 1996)
page 3 I of 66
DEEL 3: BIJLAGEN
Bijlage 2.a - Noord-zuid georiënteerde geologische doorsnede (Paepe et al v 1967)9. N Beersel
Mei se
Kallo PLEISTOCEEN
Woansdrocht
HOLOCEEN -Om
--100
--3O0
--500
--700
- -900
9
Paepe R. and Van Hoorne R., 1967. The slraligraphy and palacobotany of the lalc Pleistoeenc in Belgium. Toelichtende Vehandcling voor de Geologische en Mijn kaait van België, S, 96pp.
page 32 of 66
DEEL 3: BITLAGEN
Bijlage 2.b - Diepteligging van de top van de Klei van Boom
Diepteligging van de top van de Klei van Boom (Rupeliaan, Oligoceen) volgens een onuitgegeven kaart van M. Gulinck (Geologische Dienst van België).
page 33 of 66
Slibpercentage bodemmateriaal
Morfologie Westerschelde totale gebied
cd
1?
Legenda S'ibpercsruage C3
t5 o
I i
't
Bron: McLarsnOnderioak 1 993 vaklodlnganRWS, 1394
1 I o
m m c-
O M
DEEL 3: BHLAGEN
Bijlage 3.1.b - Bodemkaart van de Beneden Zeeschelde opgesteld door Wartel et al., 1999
N z&KMiet Stoft»
m
Bewndwcht Sluice
of 10 IR - ULLWS
0
1
1
i
SCHELDE
4
Sta
- Lïthological Map
S. Wartel", R. Parker' & F. Francksn MUMM
'BMMMCMflnULMIOMWf
August 1999
**x»
page 35 of 66
DEEL 3; BlILAGEN
Bijlage 3,2.a - Mineralogische samenstelling van het slib Gemiddelde samenstelling van het zwevend materiaal in de Westerschelde (Van Eek,); mineraal
Carbonaten Organisch materiaal Kwarts Albiel K-veldspaat Smectict Illicl Kaolinict Chloriet FeOOH FeS2 FeP04 MnO2 TiO2 samen
16,75 11,2; 31 3,75 4 13 9 3 1,5 3,5 1,25 2,5 0.2 0.55 100,25
Bijlage 3.2.b - Kleimineralen in de Beneden Zeeschelde (Duarte, 1991): .mineraal illict (10-I4SM)! (10-I4C) (10-14V) ehloriet I4C-I4V venniculiet Al 17 smectiet kaoiiniet
gemiddelde 35 4 7 7
spreiding 7 4 2 4
0
0
3 5 7 17 15
3 3 2 8 5
Kleimineralen uit voorgaande tabellen genormaliseerd naar 100 procent: Mineraal Miei Vermieuliet Chloriet Smectiet Kaoiiniet
Beneden Zeesehelde 37 13 1 1 23 16
Westerschelde 34 6 49 11
page 36 of 66
DEEL 3: BITLAGEN
Bijlage 4 - Ontstaan van een gelaagde suspensie.
09:00 uur 09:J0 -11:019 uur 12:Jfl uur
I
Sediment Concentratie (mg/1)
A. In de figuur is duidelijk te zien dat de uniforme suspensie gescheiden is van de gelaagde suspensie door een knikpunt. aangegeven met pijlen 1 tot 4. Dit knikpunt schuift met verloop van tijd op naar hogere waterlagen. terwijl de sedimentconcentratie toeneemt. Om 12:30 bereikt de gelaagde suspensie haar grootste dikte. (Meting nabij Fort De Parel. Vloed)
^ Uniforme suspensie
4
02:00 uur
\
3 ^
03:30 uur
\
•
^
c
l.T
-.
r^
04:30 uur 05:30 uur
2
(relaagde suspensit .Si 3
o.«
1
^
\ . •
i i 1
—
y -nt Contcntratie (nie.'li
B. Tijdens eb doet zich een soortgelijk verschijnsel voor maar de dikte van de gelaagde suspensielaag is nu veel groter. (Meting nabij Fort De Parel. Eb). Het voorkomen van de gelaagde suspensie is afhankelijk van plaats en tijd.
page 37 of 66
DEEL 3: BIJLAGEN
Bijlage 5.2.a - Mathematische benadering van het Energiemodel van Dalrymple De totale energie in het estuarium kan geschreven worden als de som van de energie van de rivier, de energie van het getij en de energie van de golven: F
— F +F +F
Rekening houdend met het feit dal energie bestaat uit een potentiële en een kinetische deeltenn ( EM = EUsi +E/m) kan de vorige vergelijking verder uitgeschreven worden als: F
=Fy"1
!
"
De kinetische energie wordt samengesteld door de beweging van een massa: i,«
"
m x 2
terwijl de potentiële energie de energie is die een massa op een bepaalde hoogte bezit:
De kinetische energie van het getij wordt op volgende wijze berekend: El'! = - . ( f i
•Pnn'v1
met Qv het gemiddelde vloeddebiet (mVs), tv de duur van vloed (s) en vv de gemiddelde vloedsnelheid (m/s). Qv.tv stemt overeen met het vloedvolume. De dichtheid van water, pHM
, laat toe om het volume om te zetten in een massa.
De potentiële energie kan op volgende manier geschreven worden:
waarbij Vv het vloedvolume is (m3), g de universele val versnelling (9.81 m/s2) en Ah,j, het hoogteverschil van het getij. De kinetische energie van de rivier wordt op volgende wijze berekend:
page 38 of 66
DEEL 3: BITLAGEN
De massa rivierwater wordt bekomen door van het vloedvolume (Vv in m3) het ebvofume (Ve in m3) af te trekken. Dit volume stemt overeen met het volume afkomstig van het bovendebiet en de zijdebieten. De snelheid van deze massa is de gemiddelde ebsnelheid (VB in m/s). De potentiële energie is als volgt samengesteld:
waarbij Ve het ebvolume is (m3), g de universele valversneliing (m/s2) en ht0[10 de topografische hoogte van de watermassa (m). Golven bezitten een aanzienlijke hoeveelheid energie. Deze energie komt gedeeltelijk van de waterbeweging (kinetische energie), gedeeltelijk van de massa water die vanuit het dal tot aan de top van de golf werd gelift (potentiële energie). De gemiddelde energie per oppervlakte-eenheid water is (Barber & Tucker, 1960)
waarbij g de universele valversneliing, p de dichtheid van water en h2 het gemiddelde kwadraat van de hoogte (of diepte) ten opzichte van een ongestoord wateroppervlak is. De golfenergie bestaat dus voornamelijk uit potentiële energie. Om de totale energie te kunnen berekenen dienen de absolute energiewaarden herleid te worden ten opzichte van de gemiddelde natte sectie waar de energie door stroomt: £
—
''"
pm *'"
GNS
I
E"'» '""
GNS
I
pui *"'
GNS
|
ƒ7'" ;; "'
I
F"""
GNS
Zo bekomt men een relatieve totale energie, met GNS als gemiddelde natte sectie. De golfenergie was al uitgedrukt per oppervlakte-eenheid water en dient dus niet herleid te worden.
page 39 of 66
DEEL 3: BITLAGBN
Bijlage 5.2.b - De "Dampierre Kaart" - kopie door L. Van Thuynen, 1617
1
\
«^"5
Vóór de XVde eeuw was de Beneden Zeeschelde waarschijnlijk reeds een 'tij gedomineerd estuarium' zoals blijkt uit de zogenaamde 'Dampierre Kaart' {XKIde eeuw) die de situatie schetst vóór de XVde eeuw. Uit deze kaart blijkt dat de Schelde noordwaarts naar de Maas stroomde, maar ook dat de Westerschelde reeds vóór de Sint Elisabeth's vloed van 1470 belangrijk was. Het aanzienlijk aantal kreken tussen Zandvliet en Antwerpen wijst op een uitgesproken getijdewerking en dus onrechtstreeks ook op de afzetting van slib.
page 40 of 66
DEEL 3: BIJLAGEN
Bijlage 5.4 - Het fluvio-mariene evenwicht. Metingen uitgevoerd in 1993 en 1998. station Heusden Dendermonde Wintam Royers Royerssluis dok Kallosluis Kruisschans Kruisschans dok Zandvliet Zandvliet dok Appelzak Perkpolder Kruiningen Terneuzen Vlissingen Breskens Scheur-Zand Oostende
% fluviatiel ' 1998 76 71 73 6! 7! 68 68 67 64 66 68 56 55 46 23 47 29 1
% fluviatiel ' 1993 83 78
66
62
42
1
Tabel A : Fluviatiel slib in bodemsedinicnten in 1998 en 1993 berekend op basis van de stabiele isotopen samenstelling (Warlel et al., 1998).
station Heusden Ti el rode Rupel De Vlakte Oosterweel links De Parel rechts Groot.Buitensch oor Zuidergat Ossenisse Vlissingen Scheur vaarwater Kleine Rede
% fluviatiel ' 1998 100 75 73 75 74 59
69 53 35 49 10 0
% fluviatiel ' 1993 97 96
78 80
58
0
Tabel B : Fluviatiel slib in suspensiesedimenten in 1998 en 1993 berekend op basis van de stabiele isotopen samenstelling (Wartel et al., 1998).
page 41 Of 66
DEEL 3: BITLAGEN
Bijlage 5.6 - Accumulatiesnelheid Volgende tabel geeft de gemiddelde resultaten weer van de radioisotoop metingen op sedimenten van de slikken tussen Tielrode en Zandvliet in de periode 1989-1998. In totaal werden 257 metingen verricht van het 2l(lPb isotoop.
1989-1991 isotoop gemiddelde standaard afwijking maximum minimum
aantal metingen
0.34 0.20 1.67 0.05 71
1995-1997
1992-1993 -—:TTOp b
0.25 0.17 0.77 0.00 60
"
"
™pb 0.21
o.n
0.56 0.01 105
Tabel; Statistische gegevens van de activiteit van het 21OPb in het estuarium van de Schelde. De activiteit is uitgedrukt in Bq/{g.siib).
page 42 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
BIBLIOGRAFIE 1. Algemeen Aaldcrink, L., A. Langerak & B. de Jong (1998). "Modellering van de verticale verspreiding van slib in de Westersehelde deel 1," Universiteit van Twcntc en Rijkswaterstaat, Rijksinstituut der Kust en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, pp. Aaldcrink, L., A. Langerak & B. de Jong (1998), "Modellering van de verticale verspreiding van slib in de Westcrschelde deel 2." Universiteit van Twen te en Rijkswaterstaat, Rijksinstituut der Kust en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, pp. Ameryckx (1959). "De ontstaansgeschiedenis van de zeepolders." Bjekoji 60(1 Ib): 1-24. Anonymous (1980). "River Scheldt surge barrier, Study ofestuary sediments." 1-77 pp. Anonymous (1989). "Beleidsplan Westcrschelde." Werkgroep Waterbeheer Westerschelde, Nederland. Deelrapport, 3, pp. Anonymous (1993). "Ecologische impact van baggerspecielossingen voor de Belgische kust." Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu - BMM en Administratie Waterinfrastrueiuur en Zeewezen AWZ, Brussel, eindrapport, volume I en volume 2, pp. Anonymous (1995). "Beleidsplan sanering waterbodem Benedcn-Zccscheldc." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Antwerpen, België, pp. Anonymous (1998). "Baggcrspeciestort Westerschelde. Studie naar de effecten van het storten van specie vrijkomend bij de 43/48 voet verruiming van de vaarweg in de Westerschelde." Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, Nederland. Rapport, pp. Anonymous (1998). "Milieu-effectrapport boorspecie Westerschelde." Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie Zeeland en Bouwdienst, Nederland, Rapport, pp. Appleby, A.G. and R.O. Brinkhurst (1970). " Dcfecation rate of three tubificid oligochaetes Ibund in the sediments of Toronto Harhour, Qntario." J.Fish.Res.Bd Can. 27: 1971-1982. Baak, J.A. (1936). Regional pctrology of the Southern North sca. Doktoraatsproefschrift, Universiteit Leiden, 127 pp pp. Bacycns, W., F. J., Ed. (1998), Tracc mctals in the Westerschelde estuary; a case study of a pollutccl partially anoxic estuary. D.H. J. (D.H. J.). Developments in Hydrobiology. Dordrecht / Boston / London, Kluwer Academie Publishers. 167 pp. Baeyens, VV., Y. Adam, J.P. Mommaerts & G. Pichot (1981). Numerical simulation of salinity,
luibidity and sediment accitmulation in the Scheldt estuary. In: J. Nihoul.{Ed.) Ecohydrodynamics. Amsterdam, Elsevier: 319-332. Üaeyens, W,, F. Dehairs, L. Goeyens & A. Vandenhoudt f (989). Slablc poliutanls in the eastern part of the North Sea. In: G. PichoUEd.) Progress in Belgian oceanographic research 1989. Proceedings of the North Sea Symposium held in Ghent. 14 Fehruary 1989. Brussel, Prime Minister's Services Science Policy Office, Ministry of Public Health and Environment. Management Unit of the Malhcmatieiil Models of the North Sca and Scheldt Estuary: 325-340. Baeyens, W., G. Gillain, S. Djenidi, M. Hoenig, S. Wartel & F. Dehairs (1985). Metal flows in, out and througb the Belgian coasta! waters. Progress in Belgian Qceanoaranhic Research, Palace of Academies, Brussels, Belgium, The Belgian Academy of Sciences: Committec of Oceanology: 125-135. Baeyens, W., S. Wartel, F. Dehairs, G. Decadt, M. Bogaert, G. Gillain & H. Dedeurwaerdcr (1982),
The river Scheldt as a transport route lor heavy nietals in the sea. In: A, Distèche&I, EKkens.(Ed.) Distrihution. transport and 1'ate of Bi. Cd, Cu. Hg. Ph, Sb and Zn in the Belgian coastal marine environment. Bruxclles, Belgiquc, Actions de Recherche Conccrtces, Programme Polilique Scicntifïque. 2 - 4: 87-1 OS. Bastin, A. (1964). "Application des traceurs radio-actifs et lluorescents: la déterminalion du mouvement des scdimenls dans les cours d'eau et la nier." Revue des Qucstions Scientii'iqucs. XXV: 187-222. Bastin, A. (1974). Regionale sedimcnlologie en morfologie van de zuidelijke Noordzee en van het Schelde estuarium. Doktoraalsvcrhandeling. Katholieke Universiteit Leuven, Instituut voor Aardwetenschappen, Leuven, België. 91 pp pp,
page 43 of 66
D E E L 4: BiBLtOGRAFlE
Bastin, A. (1987). "Schelde Lithologische kaart 1986-1987." Ministerie van Openbare Werken, Bestuur de Waterwegen, Antwerpse Zeediensten, 41 pp pp. Bastin, A. (1993). "Evaluatie van de hoeveelheid slib in de Beneden Zceschcldc, evolutie tussen 1964 en 1986." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterinfrastructuur en Zeewezen, Antwerpse Zeehavendiensten, Antwerpen. Iü2pppp. Bastin, A. and H. Bclmans (1988). A new bottom composilion map of the river Scheld! and the general LISC ol' a last method to ehart the composition of' sca- and river boltoms tbr the study of siltaiion probtems. 9 ^ International Harhour Conprcss. Antwerpen, België: Belmans, H. (1988). "Verdiepings- en onderhoudsbaggerwerken in Wcslcr- en Zeeschelde," Water. 43: 184-194. Bernard, P., R. Van Grieken & D. Eisma (1985). Study of individual estuarine suspension partieles by automatcd electron-probe X-ray microanalysis. Proaress in BeJuian Oceanographic Research. Palace of Academies, Brussels, Belgium, The Belgian Acadcmy of Sciences: Committee of Oceanology: 160-169. Berthois, L. (1961). "Observation directe des particules sédimentaires l'ines dans 1'cau." Revue de Géographie Phvsiqiie et de Geologie Dvnamique. iV( 1): 39-42. BilHoncs, R.G. (1998). Spatio-temporal distribution of suspended paniculate matter in the Scheldt estuary (Belgium) and interactions with mesozooplancton. PhD thesis. Vrije Universiteit Brussel, Laboratorium voor Ecologie en Systematiek, Brussel, België. 170 pp. Billiones, R.G., M. Tackx & N. Daro (1999). "The geometrie features, shape factors and fractal dimensions of suspended paniculate matter in the Scheldt cstuary." Estuarine. Coastal and Sneu' Science, 48: 193-305. Boersma, J.R. and J.H.J, Terwindt (1981). "Neap-spiïng lide sequences of intertidal shoal deposüs in a mesntidal estuary." Scdimcntoloav. 28(2): 151-170. Bourcart, ,J. and C. Francis-Boeuf (1942). "La Vase." Paris, Hermann & Cie, 67 pp pp. Cancino, L. and R. Neves (1994). "3D-numenea! modelling of cohesive suspended sedipment in tbc western Scheldt estaury (The Netherlands)." Netherlands Journal of Aqualic Ecologv. 28: 337345. Chatttrpaul, L,, J.B. Robinson & N.K. Kaushik (1978). Role ol' oligochaele worms in nitragen transformation in streani sediments. 26st Annual Mcetma, North American Benthological Society, Winnipeg, Manitoba: Chen, M,, S. Wartel, L. Goeyens, L.M. Lavkulich & W. Baeyens (2000). Nutriënt distribution in sediments froin two estuarine environments: The Schelde estuary (Belgium, The Netherlands) and the Fraser estuary (Canada). 31st Annual Symposium ol* the Estuarine and Coastal Sciences Associatjon: "Management eulrophication of estuaries and nearshorc waters: A challenge lor the new millenium".. Bilbao, Spain: 32. Claessens, J. (1989). "Beneden-Zeeschelde. Slibbalansl988." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zee wezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, J. (1990). "Beneden-Zeeschcldc. Slibbalansl989." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zee wezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, ,J. (1991). "Beneden-Zeeschelde. Slibbaiansl990." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zcewczen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, J. (1992). "Beneden-Zeeschelde. Slibbalansl99l." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewczen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, ,J. (1993). "Beneden-Zeeschelde. Slibbalansl992." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, ,J. (1994). "Beneden-Zeeschelde. Slibbalans 1993." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur. Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. CrommeJin, R.D. ()949). Quelques aspects gnuuiloméïriquc.s1 et mincïalogiques de la scdimcnliuion Ie iung de l'estuaire de l'Escaut. Sédimentatioa et Oualernaire. Compte Rendu du Congres de Charente et Dordoene. Bordeaux: 63-71.
page 44 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE Dalrymple, R.W., B.A. Znitlin & R. Boyd (1992). "Estuarinc facies models; conceptual basis and straligraphie implicalions." Journal of Sedimentarv Petrology. 62(61: 1 130-1146. DartevcHe, Z. (1971). "Contribution a J'dlucic des relations entre les paramètres physico-chimiques et ia pollulion bactériologiquc des eaux mannes du littoral beige el de 1'esluairc de l'escaul." Nato Subcommittee on Oeeanographic Research, Brussel. Teehnical Report nr59, 1-43 pp. Dartevelle, Z. and L. Desmet (1975). "Recherche de Shigclla en mei1 et dans un estuaire. III Dctermination in vitro de la duréc de survie de S. sonnei YCD en eau de mer." Ann. Microbiol. (Inst. Pasteur) 126 B: 10M03. Dauwe, B.D. (1999). Organic matter qulity in North Sea sediments, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, pp. De Brabander, K. and A. Huygli (1989). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Wcsterschclde en de Zeesehelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissehe Hampels. Deel I: Tekst." Ministerie van Voksge/.ondhcid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 125 pp. De Brabander, K. and A. Huygh (1989). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Weslcrschelde en de Zceschelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissehe Hompels. Deel 2: Tabellen en figuren." Ministerie van Voksgezondheid en van het Ge/.in. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, !20 pp. de Jong, B., L. Aalderink & A. Langerak (1999). "Het normeren van slibgegevens in de Westerscheldc." Universiteit van Twente en Rijkswaterstaat, Rijksinstituut de Kust en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, pp. de Jong, E. and D.C. van Maldegcm (1988). "Literatuurbesland morfologie en fysica Schelde-estuarium (periode 1930-1988)." Nederland. Rapport, pp. de Loof, D. (1978), "Kaartering van de bodemsamenstelling van het westelijk gedeelte van de Wcsterschclde. Methode en resultaten." Adviesdienst Vlissingen, Rapport, WWKZ-78V0I3, pp, de Loof, D. (1980). "Kaartering van de bodemsamenstelling van het oostelijk gedeelte van de Westerschelde. Methode en resultaten." Adviesdienst Vlissingen, Rapport, WWKZ-80V009, pp. De Smedt, H. (1995). "Beleidsondersteunend systeem voor hel waterkwaliteitsbeheer in het estuarium van de Schelde en de kustzone. Deelrapport D: Hydrodynamisch model en slibtransportmodel." Vrije Universiteit Brussel, Brussel. Deelrapport D, pp. De Smedt, P. (1969).
organochlorinc residues betwecn different fractions of sediments and betwecn difïercnl planktonic compartments in the Scheldt estuary and the Belgian coastal zone. In: G. Pichot.(Ed.) Proeress in Belgjan oceanogranhic research 1989. Pmcecdings of the North Sea Symposium heid m Ghent. 14 Fcbniary 1989. Brussel, Prime Jvlini.stcr's Services Science Pohcy Office. Ministry of Public Health and Environment. Management Unit of the Mathematical Modcls of ihe North Sea and Scheldt Estuary: 393-412. della Faille, M. (1961). Etude scdimentologiquc de L'Eseuut lluvio-marin. Mémoire. Université Catholique de Louvain, Heverlee - Leuven. 40 pp pp. Denys, L. and C. Verbruggen (1989). "A case of drowning - The end of subatlantic pcat growlh and related palaeoenvironmcntal changes in the lower Scheldt Basin (belgium) bascd on diatoni and polten analysis." review oi'Palaeoboiany and Palynology. 59; Jul-36. D'Hondt, P. and T,G. Jacques (1982). "Gesuspendeerde materie in de Schelde. Evaluatie van een onderzoek van de ULB voor het Ministerie van Volksgezondheid." Water. 4. Diaz, R.J. (1980). Ecology of lidal freshwater and esluarine Tubificidac (Oligochaeia). In: R.O. Brmkhurst&D.G. Cook, Plenum Press, New York: 319-330. Dronkers, J. (1986). "Tidal asymmetry and estuarine morphology." Nctherlands iournal of sea research. 20(2/3): 117-131. Duarte, L.M. (1991). La Craclion détritique des suspensions en baic sud de Ja Mee dn Nord, Amüysóc par diffraclion des rayons X. These de Maïlre en Geologie des terrains superficielles. Université de Liège, Service de Geologie générale, geologie des argilcs el sédimenlologic des silicoclasliques, Faculté des Sciences, Liège. 99 pp. Dulce, R.G. (1989). The usc of sediment surfacc proporties: CEC and Specific Suiface lor palaeoenvironmcntal cvaluation (Campine Clay and Sand Fonnation). Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Toegepaste Wetenschappen, International Post-Graduate Training Course on Funciamental and Applied Quaternary Gcology, Brussel, pp.
page 45 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE Eisma, D. (1995). "In-situ mcasurcmcnts ol' suspended matter floc si/e and scttling veocity in the esluarics of the Elbc, Schelde and Gironde." Netherlands Instiuite 1'or Sea Research, Texei, The Ncthcrlands. Report, EC-MATURE 1993-1994, contract EV5V-CT92-0064, 1-25 (105 llguren) pp. Eisma, D., P. Bcrnard, G.C. Caclée, Ittekot, V„ J. Kalf, R. Laane, J.M. Martin, W.G. Mook, A. Vaii Put & T. Schimacher {1991). "Suspended-matter particle size in soine Wcst-European esluarics; Pari 2: A review of Hoc formation and break-up." Netherlands Journal of Sca Research. 28(3); 193-214. Eisma, D., P. Bernard, G.C. Cadée, V. Ittekot, J. Kalf, R. Laane, J.M. Martin, Mook, W.G., A. Van Put & T. Schimacher (1991). "Suspended-maltcr particle size in some West-European estuaries; Part J: Parciclc-stze distrihution." Ncthcrlandx Journal ofSea Research. 28(3): 193-214. Eisma, D., T. Schuhmacher, H. Boekei, J. Van Heerwaarden, H. Franken, M. Laan, A. Vaars, F. Eijgenraam & J. Kalf (1990). "A camera and irrmge-analysis systcni for in sim observauon of' Hoes in nalural waters." Netherlands Journal of Sca Research. 27(1): 43-56. Faas, R.W. (1979). "Preliminary report on the rheological propcrtics of Schelde sediment." Royal Belgian Insliuue tbr Natural Sciences, Brussel. 27 pp. Faas, R.W. (1980). "Tcmperalure - appareni viscosity elïects on Schelde sediment." Royal Belgian Instiluie lor Nalural Sciences, Brussel. 16 pp. Faas, R.W. (1987). Viscous conlrol of estuarine rcsuspension patterns. In: N.C. Kraus.fEd.) Coastal Sediments 'R7. Proceedings of Specialty Conference on Advances in Understanding of' Coastal Sediment Processes. ASCE. 1: 300-315. Faas, R.W. and S. Wmtel (1989), "Viscous conlrol of estuarine resuspension patterns: an example froni the Scheldt estuary. Belgium." GeohouncL 2: 28-35. Fettweis, M. (1995). Modelhng currents and sediment trasnporl phenoincna in shelf seas and esluarics. Doktoraalsproefschril't. Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Wetenschappen, Departement Geologie-GcogniJ'ie, Afdeling Historische Geologie, Leuven. 253 pp. Fettweis, M. and M. Sas (1994). "De complexe stroming in de toegangsgeul van de Zandvliel- en Bcrendreehtsluis: Inzicht via metingen en modellering." Water. 77: 109-1 16. Fettweis, M. and M. Sas (1999). "On the sedimentation of mud in access channels of the harbour of Antwerp." PIANC Bulletin. 101:53-59. Fettweis, M>, M. Sas & L. Meyvis (1994). "Analyse van Stroom- en Sedimentmeting ter hoogte van de Drempel van Zandviiet (Schelde)." Water. 76: 88-99. Fettweis, M-, M. Sas & J. Monbaliu (1998). "Seasonal, neap-spring and tidal variation of cohesivc sediment concentration in the Scheldt estuary, Belgium." Estuarine, Coastal and Shelf Science. 47:21-36. Fettweis, M., M. Sas, H. Smitz & W. Thibaut (1999) Mud deposiüon in the ncv, tidal doek (Deurganckdock). harbour of Antwerpen. 12th International.Harhoui; Congrcss. Antwerpen.: Fettweis, M., T. Ysebaert, M. Sas & P. Meire (1998). "Containerdok West, hydraulisch sedimcntologisch onderzoek." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen enZeewezen, Afdeling Zeescheldc, Antwerpen. I:R: 11128/98.005/WFE, 199 pp. Fettweis, M., T. Ysebaert, M. Sas & P. Meire (2000). "Scdimentologische en biologische processen en de erosiegevoeiigheid van eohesseve sedimenten op enkele slikken in cle Beneden Zeeschekle." Water. @wel 3(2): 1-9. Franckcn, F., S. Wartcl & R. Parker (2000). "Bepaling van de hoeveelheid slib in de BenedenZeeschelde." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur. Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. Rapport, 34 pp. Giere, O. and O. Pfannkuche (1982), "Biology and ecology oï marine Oligochaela: a review." Occanogr. Mar. Biol. Ann. Rev. 20: 173-308. Gourlez, P. (1974). "Mise au poinl d'une technique d'étude des transferls de vase en estuaires." Note tecli. DCA-SAPRA. :p74-21. Graré, W. (1998). "Veiligheid tegen overstromingen in Vlaanderen," Water. 102: 309-310. Guns, P. (1975). "Historische evolutie van hel polderlandschap langs de linker Schelde-oever." Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhoul. 135 pp. Halet, F. (1937). "La geologie de la vallce de l'Escaut, a Tamise," Bulletin de la Société Beige de Geologie, de Paléontologie et d'Hvdrolosiic, 47(fascicule 2): 356-362. Heling, R. (1991). "Emissie van natuurlijke mdionucliden door de fosfaatindustrie: verspreiding en dosis voorde mens." NVS-Nieuws. 19: 43-48.
page 46 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
Hemminga, M.A., A. Cattrijsse & A. Wielemaker (1996). "Bedload and nearbcd detritus transport in a tidal saltinarsh creek." Estuarinc. Coastal and Shell'Science. 42: 55-62, Henriet, J.-P.r M. Verschuren & W. Versteeg (1992). "Vcry high resolulion 3D seismic rcflection iinaging of small-scale struetural dclbrmation." First Break. 10(3), Herman, 1*. (1999). "Ecology of cstuarine macrobenthos." adv, ecol, rcs. 29(195-240), Hilbcrink and De Jong "Het normeren van slibgegcvcns in de Westersehelde en het uitvoeren van een trendanalyse over de periode 1970-1990 op basis van deze genormeerde slibgegcvcns." Technische Universiteit Twcntc, Twcnte, Rapport, pp. Huyhn, T.D. (1999), Prcdiction of sediment properties in core samples using image analysis or' radiographs. Degree of Master of Sciences. Frec University of Brussels (VUB), International Postgraduate Training Course on Ecologieal Marine Management, Brussels. 114 pp. IMDC (1997). "Containerdok West. Hydraulisch-scdimentologisch onderzoek. Deelrapport 1: Stroom- en sedimcnlineling te Balh op 23 april 1997." IMDC, Rapport (2 delen), I/R/1 I 128/97.022/MFE, pp. IMDC (1997). "ConUünerdok West. Hydrauliseh-sedimcntologisch onderzoek. Deelrapport 2: Stroom- en sedimenlmeling te Meesloof op 23 april 1997." IMDC, Rapport, l/R/1 I I28/97.O28/MFE, pp. IMDC (1998). "Containerdok West, Hydraulisch-sedimentologisch onderzoek." IMDC, Eindrapport, I/R/1II28/98.029/MFE, pp. IMDC (1998). "Containerdok West, Hydraulisdvsedimcnlologisch onderzoek. Deelrapport 4: Laboratoriumineüngün van de erosiegevoeligheid van slib uit de Beneden Zeeschelde." IMDC, rapport, I/R/l 1 I28/98.O30/MFE, pp, IMDC (1998). "Containerdok West, Hydraulisch-sedimentologisch onderzoek. Deelrapport 5: Dciailondcrzoek Tijdok." IMDC, Rapport, I/R/l 1128/97.040/MFE, pp. IMDC (1998). "Containerdok West, Hydraulisch-scdimcntologisdi onderzoek. Deelrapport 6: Onderzoek Drempel van Frederik." IMDC, Rapport, I/R/l I 128/97.034/MFE, pp. IMDC (1998). "Containerdak West. HydrauIisdi-scdimomoJogisdi onderzoek. Deelrapport 7, Langdurige stroom- en sedimentmetingen." IMDC, Rapport, I/RA/11128/99.001/FDK, pp, IMDC-IN (1998). "Containerdok West. Hydrauliseh-scdimcntologisch onderzoek. Deelrapport 3: In Situ Metingen van de Erosiegevoeligheid van slib in de Beneden Zeeschelde." IMDC, Rapport, I/R/l 1128/97.OO5/WFE, pp. IMDC-WLB (1992). "Containerkaai Noord, hydraulisch-sedimentologisch onderzoek. Deelrapport I: Stroom- en sedimentmeting 27/09/1990." IMDC, Rapport, rapport 1166-92.01.02-03, pp. IMDC-WLIi (1992). "Containerkaai Noord, hydrauiisdvsedimcntoiogisch onderzoek. Deelrapport 2: Stroom- en sedimentmeting 04/10/1990." IMDC, Rapport, rapport I 166-92.01.04-05, pp. IMDC-WLB (1993). "Containerkaai Noord, hydraulisch-sedimentologisch onderzoek. Deelrapport 9; Stroom- en sedimentmeting 13/06/1991." IMDC, Rapport, pp. IMDC-WLB (1993). "Interactie tussen de Containerkaai Noord en de toegangsgeul ZandvlietBerendrccht. Hydraulisch-sedimentologisch onderzoek. Eindrapport." IMDC, Rapport, 116693.12.12., pp. IMDC-WLB (1995). "Containerkaai-Dok West, oriënterend hydraulisch-sedimentologisch onderzoek." IMDC, Eindrapport, I/R/l I IO3/95.027/MFE, pp. Janssen, A.VV. (1974). "Het profiel van de bouwput onder het eerste kanaaldok nabij Kallo, Provincie Oost-Vlaanderen." Meded. Werkgroep Tertiair en Kwartair Geologie. 11 (4): 173-185. Jedwab, J. (1968). "Mineïalisation en greigite de débris végétaux dune vase recente (Grote Geul)." Bulletin de la Société Beige de Geologie, de Paléontologie et d'Hydrologje, LXXVI: pi-2 Kaddonra, A.-I. (2000). Sedimentalion patterns of estuarinc suspended particulatc matter. Master of Sciences. Vrije Universiteit Brussel, Laboratorium voor Ecologie en Systematiek, Brussel. 75 pp. Kiden, P. (1990). "Hotoccne water levcl movemcnls in the Iowcr Scheldt perimarinc area." Geoloaical Survey Belgium, Professional Paper. 241: 1-19. Kiden. P. (1995). "Holocene relative sea-levcl change and crustal movement in the soutwestern Nctherkinds." Marine Geobgy. 124: 21 -41. Kranck, K. (1973). "Flocculation of suspended sediment in the sea." Nature. 246: 348-350. Laurent, E. (1969). Etude minéralogique qualitative el quantilative de la vase de l'Escaut. These de Doctorat. Université Libre de Bruxelles, Bruxellcs, Bclgiquc. 169 pp. Laurent, E. (1971). "Mineralogische studie van de aan.slihhing in de Schelde." Koninklijke Militaire School, Laboratorium aardkunde, Brussel, België. Rapport, 56 pp pp. Laurent, E. (1974). "Minéralogie des scdiments de l'estuairc de 1'Escaut." Hvdrographica, 2-1974: 48-54. Martin, J.M., R. Wollast, M. Loijens, A. Thomas, J.M. Mouchel & J. Nieuwenhuize (1994). "Origin and late of atïilïcial radionuclides in the Scheldt estuary." Marine Chcmistry. 46: 189-202.
page 47 of 66
D E E L 4:
BIBLIOGRAFIE
Massart, J. (1908). "Essai de gcographie hotaniquc des disldcts littoraux el alluviaux de la Bctgique." Recucil de 1'Institut Botanique Leo Errera. VII. Matthews, M.D. (1973). Flocculation as cxemplilled in the tubidiiy maximum of Acharon Clianncl, Yukon River Delta, Alaska. Doctoral Thesis. Northwestern Univcrsily, Evanslon, Illinois. 88 pp. McCall, P,L. and J,B. Fisher (1979). Effects of tuhificid Oligochactcs on physical and chemical proporties of Lake Ene sediments. In: R.O. Brinkkhurst&D.G. Cook.(Ed.) Aquatic oligochaete hiology. New York, London, Plenum Press, New York. 1: 253-317. McLaren, P, (1993). "Patterns of sediment transport in the western part o('the Wcslcrscheide." GcoSca Consulting Ltd, Cambridgc, UK. pp. McLaren, P. (1994). "Sediment transport in the Wcsterscheldc between Baarland and Rupelmondc." Antweip.se Zeehavendienst, Antwerpen. 65 pp. Meeussen, M. (1971). Studie over de sorptie-eigensehappen van Schcldesedimenten. Eind verhandeling voor de graad van Technisch Ingenieur. Hoger Instituut de Naycr, rapport, Mcehelcn, België. 50pp pp. Mehta, A.J. (1989). Fine sediment stratification in coastai waters. Thirel National Conference on Doek & Harbour Engineering. Surathkal, India: 487-491. Meire, P., P.M.J. Herman & L.L.P.A. Santbergen (1998). "Ecologische structuren binnen het Schelde stroomgebied: een essentiële voorwaarde voor het ecologisch herstel en de veerkracht van het systeem." Water. 102: 315-322. Meire, P-, M. Starink & M. Hoffmann, (1997). "Integratie van ecologie en waterbouwkunde in de Zecsehelde: aanleiding lol en situering van hel onderzoek milieu-effecten sigmaplan (OMES)." Water. 95: 147-165. Meire, P., T. Ysebaert, M. Hoffman, E. Van Den Balck, K. Devos, R. Samanya, N. De regge, J. Van VVaeyenberge, A. Anselin, G. Rossaert, et al, (1994). "Ecologisch onderzoek in de Zecsehelde door het Instituut voor Natuurbehoud: Onderbouwing van natuurherstel en natuurontwikkeling." Biol. Jaarh.Doclonnefl. 62: 27-47. Middelburg, J.J. and J. Nieuwenhuize (1998). "Carbon and nitrogen stablc isotopes in suspendeel matter and sediments from the Scheldt estuary." Marine Chemistry. 60: 217-225. Mijs, M. (1973). "De landschapsgcschiedcnis van de Scheklcpoldcrs Een noorden van Antwerpen." Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies. 47: 39-124. Mulder, H.P.J. and C. Udink (1990). Model 1 ing of cohesive sediment transport. A case study: the Western Scheldt estuary. 22 m Coastal Engineering Conference. Delft, the Netherlands: 30123023. Mwazuni, F. and F. De Smedt "Spatial and temporal heavy metal distribulion model undcr csluarine mixing,". Mwazuni, F. and F, De Smedt (1997). "A suspendcd sediment transport model applied to the Scheldt estuary." : 285-296. Mwazuni, F. and F. DeSmedt (1997). A suspendcd sediment transport model applied to the Scheldt estuary. T&.S 9th International Conference on Transport and Sedimentation of' Solid Particles, Cracow, Poland: 315. Otter, L. (1997), "Toepassing van GIS-tcclinieken voor slibkaartcn van de Beneden Zeeschetde." Waterbouw Info. 26: 23-26. Ouboter, M.R.L., G.T.M, van Eek, J.A.G. van Gils, J.P. Swecrts & M.T. Villars (1998). "Water quality modelling of the Western Scheldt estuary." Hvclrobiologia. 366: 129-142. Parker, W.R. and R. Kirby (1979). "Ohscrvalion of fine sediment behaviour." 11. Peeters, E. and ... (1973). "Métaux en traces et pollution de la cote Beige et de 1'estuairc de 1'Hscaut." Bulletin Institut roval des Sciences naturelles de Belgiquc. 49. Biologie( 13): 1-13. Peeters, E. and M. Mertens (1973). "Les polluants radioactifs, mctalliques et bactériens dans 1'estuaire de 1'Eseaut et sur la cóte Beige." Bulletin Institut roval des Sciences naturelles de Bclgique. 49, Biologie(12): 1-10. Peters, J.J. (1968). "Aanslibbing en verczandmg van de toegangsgeulen tot de zeesluizcn van de haven van Antwerpen." Ministerie van Openbare Werken, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout, Antwerpen, rapport, 68-15, pp. Peters, J.J. (1969). "De invloed van densiteitstromen op de anslmibbing in de toegangsgeu! tot de zeesluis van Zand vliet." Ministerie van Openbare Werken, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout, Antwerpen, rapport, 69-7, pp. Peters, J.J. (1969). "Envasements du chcnal d'accès d'une éclusc siluce sur un fleuve a marde," La HouilleBlanche. 6: 623-630.
page 48 of 66
D E E L 4:
BIBLIOGRAFIE
Peters, J.J. (1971), "Slib en zandafzcttingen in de tocgangsgeul tot de zccsluis Zandvlict." Ministerie van Openbare Werken, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout, Antwerpen, rapport, pp. Peters, J.J, (1972), Transport de sédiments dans l'estuaire de l'Escaut. Modéle Mathématique de la Mor du Nord et de l'csluaire de L'Escaut, journées d'éludes. Brussel, Commité Intcrministeriel de la Politique ScienLifique: 265-293. Peters, J.J. (1975). "Les mechanismes de mélange des caux dans l'estuaire de l'Escaut." Tijdschrift deiOpenbare Werken van België. 1975(2): 101-119. Peters, J.J, (1975). Model voor de studie van de verontreiniging van het Schelde estuarium. In: H. Gijscls.(Ed.) De Gouden Delta 2. Wagcningen Nederland, PÜDOC, Centrum voor Landbouwpublikatics en Landbouwdokumentatie. 2: 5-30. Peters, J.J. and R, Wollast (1976). "Hyclrodynainiquc et Iransports de sediments de 1'cstuaire de l'Escaut." Programtnc National de Recherches et de Développement, Projcl Mer, Bruxcllcs. Rapport Final, 10, 1-70 pp. Portela and Neves (1994). "3D-Numerical modelling ol' cohesive suspended sediment in the Western Scheldt estuary (The Ncthciïands)." Ncthcrlands Journal ol' Aquatic Ecology, 28(3-4): 337-345. Portela and Neves (1994). "Numerical modeüing of'suspended sediment transport in tidal estuaries: A comparison between llie Tagus (Portugal) and the Scheldt (Bcigium-The Nethcrlands)." Ncthcrlands Journal of Aquatic Ecoloav. 28(3-4): 329-335. Regnier, P., R. Wollast & M. Hocnig (1989). The potential usc of' sediments and suspended matter as a monitoring tooi tbr pollulion in estuaries and coaslal regions. In: G. Picliot.(Ed.) Progrcss in Bclgian oceanographic research 1989. Proceedings of' the North Sea Symposium held in Ghent. 14 Febmary 1989. Brussel, Prime Minister's Services Science Policy Office. Ministry of Public Health and Environment. Management Unit of' the Mathematica! Models of the North Sca and Scheldt Estuary: 341-350. Ringelc, A. and K. De Brabander (1986). "Evolutie van de waterkwaliteit van de Schelde in de periode 1977-1985." Water. 30: 117-121. Roovers, P. (1977). "Stormvloeden en storm vloedbchecrsing in het Zcescheldcbekken." het Ingenieursblad. 46( I i): 309-317. Saeijs, H.L.F., S.A. De Jong & E, Tiirkstra (19). "Geef de Schelde ruimte, tijd en dynamiek: van een antropocentrische naar een ecocentrische benadering." : 111-114. Saldcn, R. (1997). "Een slib-transportmoclel van het Schelde estuarium ten hehoeve van waterkwaliteitsmodellering." Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Den Haag, The Netherlands. Werkdocument, RIKZ/OS-97.116x, pp. Salden, R. and Z. Yang (1996). "A three dimensional hydrodynamic model of the Scheldt estuary tbr the transport ol' a fine sediment." Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Den Haag, Werkdocument, RIKZ/OS-96.143x, pp. Salden, R.M. and D.C. van Maldegem (1998). "Het effect van slibverwijdering in de Beneden Zeescheldc op de waterkwaliteit en slibhuishouding in de Wcstcrschelde." Rijksinstituut voor Kust en Zee, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Middelburg, Nederland, rapport, RIKZ98.015, 104 pp. Salomons, W. and W.D. Eysink (1981). "Palhways of mud and particulate tracé metals from rivers lo the Southern North Sca, Blackwell Scientilïc Publications. 429-450 pp. Salomons, W., VV.G. Mook & VV. Eysink (1981). "Biogeochemical and hydrodynamic processes alïecting heavy metals in rivers, lakes and estuaries." Waterloopkundig Laboratorium, Delft. Publikaties. 253: 1-68. Santema, P. (1953). "Coagulalie van rivierslib bij ontmoeting met zeewater." De Ingenieur. 16: B70B72. Senten, J.R. and R.H. Charlier (1984). "Composition of waters and sediments in the Antwerp Harhor." Evironmental Geoloay. 5(3): 159-165 Sethi, P.S. (1989). . Mas ter Degree in Sciences. Vrije Universiteit Brussel, International post-graduatc training course on Fundamcntal and Applied Qualernary Geology (IFAQ), pp. Seys, J., M, Vinex & P. Meire (1999), "Macrobenthos van de Zceschelde, met bijzondere aandacht voor het voorkomen en de rol van van Oligochaeta." Universiteit Gent, Sectie Mariene Biologie Instituut voor Natuurbehoud, Gent - Brussel. Eindrapport OMES 1995-1998, Onderzoek Milieueffecten Sigmaplan, partim Benthos, IN 99/4, 88 pp pp. Sniets, E. (1972). Hydrodynamieal studies concerning water pollution in the Weslerschekle. A oncdtmensional malhematical model and rclatcd maners. ,(Ed.) Reviews ol' environmcnlal research in the fields of tidal hvdraulics. turbulent diffusion and genera! geonhysics. I: 1-17.
page 49 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
Song, Z.W., K.P.P. Patlririna, D. Roose & J. Jïerlamont (1994). Simulation of tidal llows for Soutliern Norlh Sea and sediment transporls l'or Western Scheldt csluary on parallel computers. International Conference. High-performance computing and networking, Munich, Germany: Sterling, A. (1963). "Beweging van vaste stoffen in water. Algemene technische en economische prblemen. Het vraagstuk van de Schelde, toegang tot de haven van Antwerpen." Eurisotop, Rapport, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout - Antwerpen, 1, pp. Sverdrup, H.U., M.W. Johnson & R.H. Fleming (1942). "The Oceans, their physics, chemistry and general biology, Prentice-Hatl, Inc;. 1087 pp. Swart, J.P. (1987). "Onderzoek verhouding maricn-lluviaticlslih in de Wcsterscheldc." Directie Zeeland, Nota, GWAO-91.081, pp. Tavernier, R. and G. De Moor (1974). "L'cvolution du bassin de l'Eseaut," Centenaire de la Sociétc Géologique de Belgic]ue, ! 974: 159-231. Tavernicrs, E. (1995). "Bencden-Zeeschcldc: Slibhalans 1994." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zcewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-95.02, pp, Taverniers, E. (1996). "Beneden-Zcescheldc: Slibbalans 1995." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-96.03, pp, Taverniers, E. (1997). "Beneden-Zccschcldc: Slibbalans 1996." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-97.03, 58 pp. Taverniers, E- (1998). "Beneden-Zecsehelde: Slibbatans 1997." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zcewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-98.3, 61 pp. Taverniers, E. (1999). "Beneden-Zeeschckie: Slibbalans 1998." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zee wezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-98.5, 63 pp. Taverniers, E. (1999). "Evolutie 1997/1998/1999 van het bodempeiJ in de roegangsgeuJ tot de KaJIosluis in functie van baggerwerken." Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, LIN, AWZ. Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. 3 pp. Taverniers, E. (2000). "Beneden-Zeeschelde: Slibbalans 1999." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zecwezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, rapport, AMS-2000-04, 70 pp. Temmerman, I. (1991). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeeschelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in 199! - Campagne 4." Ministerie van de Vlaamse Gemeesncliap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Watcrini'rastructuur en Zcewezen, Antwerpse Zcchavendienst, Antwerpen, rapport, Dl992/2505/7, 79 pp. Temmerman, I. (1992). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeeschelde - Campagne 5." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen, rapport, D/1992/2505/40, 114 pp. Temmerman, I. (1993). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeeschelde - Campagne 6." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen, rapport, 73 pp. Temmerman, I. (1994) "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Weslersehcldc en in de Zeeschelde. - Campagne 7." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. 160 pp. Temmerman, I. (1995). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeeschelde. - Campagne 8." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. 167 pp. Temmerman, I. (1996). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerscheklc en in de Zeeschelde. - Campagne 9." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1996/6871/18, 160 pp. Temmerman, I. (1997). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeeschelde. - Campagne 10." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1998/6871/2, 185 pp. Temmerman, I. (1998). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeeschelde. - Campagne 11." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1999/6871/2, 1S5 pp.
page 50 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
Temmerman, I. (1999). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westersehelde en in de Zeeschelde. - Campagne 12," Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1999/6871/62, pp. Temmerman, I. and L. Simonis (1990). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Wcsterschelde en de Zeeschelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in 1990. Deel I." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 134 pp. Temmerman, I. and L. Simonis (1990). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westcrschclde en de Zeeschelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in 1990. Deel 2." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 233 pp. ten Brinke, W.B.M. (1992). "Slib in het estuarium van de Schelde: Paden en lotgevallen - Dee! 1. De grootschalige (semi)natuurlijkc slibbewcging." Instituut voor Mariene Aardwetenschappen, Rijksuniversiteit Utrecht (IMAU), Utrecht. 92-09, pp. ten Brinke, W.B.M. (1992). "Slib in het estuarium van de Schelde: Paden en lotgevallen - Deel 2. Een analyse van de problematiek, een synthese van de kenni.slacunes en een plan van aanpak voor toekomstig onderzoek." Instituut voor Manene Aardwetenschappen, Rijksuniversiteit Utrecht (FMAU), Utrecht. 92-10, pp. ten Brinke, W.B.M, (1994). "In situ aggregate size and sctlling velocity in the Oosterschcldc lidal basin (The Netherlands)." Nethcrlands Journal of Sea Research. 32( 1): 23-35. ten Brinke, W.B.M. (1994). "Settling velocilies of mud aggregates in the Oostersehelde (The Nethcrlands), determined by a submersible video system." Estutxrine, Coastal and Shelf' Science. 39: 549-564. Terwindt, J.H.J. (1977). "Mud in the Duteh Delta area." Geologie en Mijnbouw. 56(3): 203-210. Terwindt, J.H.J. and M.J.N. Brouwer (1986). "The behaviour of intertidal sandwaves during ncapspring tide cycles and the relevance for palaeoflow reconstructions," Sc-dimentology. 33(1): I31. Thiers, G. and K. De Brabander (1990). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerscheldc en de Zeeschelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in 1990. Campagne 3." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 122 pp. Thiers, G., K. De Brabander & G. Pichot (1986). "De kwaliteit van de sedimenten in de Westerscheldc (Nederland) en in de Zeeschelde (België). Ecologische Evaluatie. Deel I: Algemene tekst." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 54 pp. Thiers, G., K. De Brabander & G. Pichot (1986). "De kwaliteit van de sedimenten in de Wcsterschelde (Nederland) en in de Zeeschelde (België). Ecologische Evaluatie. Deel 2: Bijlagen." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel. rapport, 65 pp. Tison, G. (1957). "Considérations sur la variation de la sédimentation dans uu flcuvc a marce." C.R. Rapport Ass. Cién. Toronto. !: 232-24X. Tison, L.J. (1951). "Transport des matières solides et scdimentalion clans la vallée de l'Escaut," Public. Assoc. Intern. Hvdrol. 2: 121-123. Trinh, H.S. (2000). Comparison of microstruettires of recent sediments (Schelde Rivcr and North Sea) and Plcistoccne estuarine deposits. Master of Science. Vrije Universiteit Brussel, International Postgraduate Training Coursc on Ecological Marine Management - ECOMAMA, Brussel. 103 pp. Van Alphen, J.S.L.J. (1990). "A mud balance for Belgian-Dutch coastal waters between 1969 and 1986." Netherlands Journal of Sea Research. 25(1/2): 19-30. Van Alscnoy, V., A. Van Put, P- Bernard & R. Van Grieken (1989). Chemical characterization of suspensions and sediments in the North Sea and Scheldt csluary. In: G. Pichot.(Ed.) Progress in Bclpian oceanographic research 1989. Procecdings of the North Sea Symposium hek! in Glicnt. 14 February 1989. Brussel, Prime Minister's Services Science Policy Office. Ministry of Public Health and Environment. Management Unit of the Mathematical Modcls o!' the North Sea and Scheldt Estuary: 351-368. Van Biesen, L., L. Peirlinckx, S. Masijn & S. Wartel (1989). On the mcasurcment and the modeIIing of' the correlatcd noisc sources corrupting the marine gcological eehosottnding experimentsand the use of spatial dislributed PVDF-sensors to improve SNR. IMTC-IEEE conference, San José, USA:
page 51 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE Van de Voorde, N. (1968). De rol van riviersedimenten bij de reconcenlratie van effluenten radioaktiviteil. Doctoraatsproefschrift. Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Geneeskunde, School voor Maatschappelijke Gezondheidszorg, Leuven. 37 pp. van der Male, K. (1996). "De morfologische veranderingen op de Zeescheldc 1961-1992." Rijksinsitiuii voor Kust en Zee, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Nederland, Middelburg. Wcrdocunient RIKZ, Werdocument RIKZ/ABD 96.837x, 1-36 pp. van Eek, G.T.M. (1997). "Toepassing van GIS -technieken voor slib-kaarten van de Beneden Zeescheldc." Waterhouwinfo. : 23-26. van Eek, G.T.M., F.L.G. de Itruyckere, E. de Meyer & H. Maeckelberghe (1998). "Naar een schone Schelde." Water. 102: 293-304. van Eek, G.T.M., N. De Pauw, M. Van Den Langenbcrgh & G. Verreet (1991). "Emissies, gehalten,
gedrag en effecten van (miero)vcrontreinigingen in het stroomgebied van de Schelde en Scheldeeslimrium." Water. 60: 164-181. Van Gils, J.A.G., M.R.L. Ouboter & N.M. De Rooij (1993). "Modelling of water and sediment quality in the Scheldt estuary." Nctherlands Journal of Agitatie Ecologv, Uil-A); 257-265. van Leussen, W. (1991). "Fine sediment transport under tidal aclion." Geo-Marine Letters. 11: 119-126. van Leussen, W. (1994). Esluarine macroflocs and thcir mie in fine-grained sediment transport. Doktoraatsprocfschiïft. Universiteit Utrecht, Faculteit der Aardwetenschappen, Utrecht. 488 pp. van Maldegem, D. (1993). "De slibbalans van het Schelde-cstuarium." Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ), Middelburg. GWAO-91.081, pp. van Maldegem, D.C., B. de Winder & A. Arends (1999). "Slib in de Weslcrschelde: een beschrijving van de troebelheid en slibverspreiding in de Westcrsehelcle." Rijkswaterstaat, Rijksinstituut der Kust en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, RIKZ/AB-99.02, pp. van Maldegem, D.C., H.P.J, Mulder & A. Langerak (1993). "A cohesivc sediment balance lor the Scheldt estuary." Nctherlands Journal of Aquatic Ecology. 27(2-4): 247-256. van Maldegem, D.C. and J. Vroon (1994). "Invloed van storten baggerspecie uit de haven van Zeebruggc op water- en bodemkwaliteit in (mondingsgebicd) Westerschelde." Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Concept-rapport, RIKZ-94.049, pp. van Rijn, L.C., H. van Rossuni & P. Termes (1991). "Field verilïcation of 2-D and 3-D suspendcdsüdiment models." Delft Hydraulics Publications. 451: 1270-1288. van Spaendonk, J.C.M., J.C. Kromkamp & P.R.M, de Visscher (1993). "Pnmary production of
phytoplancton in a turbid coastal plain estuary, the Westerschelde ( the Netherlands)." Netherlands Journal of Sea Research, 31 (3): 267-279. Van Veen, J. (1950). "Eb- en vlocdschaar systemen in de Nederlandse getij wateren." Tijdschrift Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. 2° reeks(DLXVII); 303-325. van Zoest, R. and G.T.M, van Eek (1990). "Behaviour of parliculate polychlorinatcd biphenyls and polycyclic aromatic hydrocarbons in the Scheldt estuary." Netherlands Journal of Sea Research. 26: 89-96. Vanderstappen, H. (1972). Studie naar het gedrag van Scheldesedimcnten op chemische verontreinigingen. Detectie en bepaling van zwavel. Eind verhandeling voor de graad van Technisch Ingenieur. Hoger Instituut "De Nayer", Mcchelen, België. 50 pp pp. Vanwesenbeeck, V. (2000), "Geomorphology and Scdimentology in the Study Area "Lillo" in the Man time Part of the Scheldt Estuary." The Hvdroaraphic Journal. 95: 3-10. Verbruggen, C. and L. Denys (1991). "Early tidal inlluence on the Lower Schelde, Belgium " Aardkundige Mededelingen. 6: 167-169. Verbruggen, C , L. Denys & P. Kiden (1991). "Paleo-eeologischc en geomorfologische evolutie van laag- en midden België tijdens het laat-Kwarlair." De Aardrijkskunde. 1991/3: 357-376. Vereeke, S.J.P. (1994). "Geactualiseerde slibbalans Schelde-estuarium." Rijkswaterstaat. Directie Zeeland, Middelburg. AX 94.064, pp. Verlaan, P.A.J., M. Donze & P. knik (1998). "Marine vs lluvial suspension matter in the Scheldt estuary." Estuarinc, Coastal and Shell'Science, 46(6): 873-883, Verlaan, P.A.J., S.V. Meijerink, V.J. Maartensc & M. Donze (1997). "Sliblransport in de Schelde over de Belgisch-Nederlandse grens." Water.. 30(8): 255-260. Verreet, G. and J. Berlamont Rheology and non-newtonian behaviour of sea and estuarinc mud. .(Ed.) Encyclopedia of Huid mechanics. VIL Verreet, G., J. Van Goethem, W. Viaene & ... (1986). Relations between physico-chemical and rheological properties of finc-graincd muds. 3rd International Symposium on River Sedimentalion, Jackson, Mississippi, USA: 1637-1646.
page 52 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
Vroon, .1. (1998). "Veiligheid tegen overstromen; pleidooi voor een toekomstverkenning." Water 102: 311-314. Wartel, S, (1973). "Shear Velocity measurements and sediment transport in the Scheldt estuary." Bulletin de la Société Belac de Geologie, de Palcontologie et d'Hydrologie. 82(4): 501-510. Wartel, S. (1973). "Variations in concentration of suspended matter in the Scheldt estuary." Bulletin Institut roval des Sciences naturelies de Belcique. Sciences de la Terre, 49(2); 1 -11. Wartel, S. (1974). "Bed features in the estuary of the Schelde (Belgium)." Geologica! Survey of Belgium Professional Paper. 1974(11): i -30. Wartel, S. (1977). "Composition, transport and oiïgin of sediments in the Schelde estuary." Geologie en Mijnbouw. 56(3): 219-233. Wartel, S. (1978). "Onderzoek van de subbodem van het Schcldeestuarium in de omgeving van Oosterweel." Aardkundige dienst van België". Professional Paper. 155: 1-11,21 figuren, 6 foto's. Wartel, S. (1980). "The Tertiary and Quaternary subbottom of the Schelde estuary near Antwerpen (Belgium)." Geologie en Mijnbouw. 59(3): 233-240. Wartel, S. and M.S. Chen (1998). "Bepaling van de verhouding marien-fluviatie! slib in de beneden Zeeschelde in het voorjaar van 1998." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Bestuur Waterwegen en Zcewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Brussel. 51 pp. Wartel, S., F. De Meuter & A. Ringde (1983). "Note concerning the origin of Scheidt estuary bottom sediments {Belgium, The Netherlands)." Bulletin In.stiUit roval des Sciences naturelles de Belgique. 55(1): 1-15. Wartel, S. and R.W. Faas (1986). "Calcium carbonaat in Schcldc-estuary bottom sediments." Bulletin Institut roval des Sciences naturelles de Belgique, 53: 383-390. Wartel, S. and F. Francken (1998), "Sedimenttransporl en sedimentaticprocessen in de Schelde tussen Zandvliet en Gent." Koninklijk Belgisch instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel. Rapport, J - 42 pp. Wartel, S., F. Francken, P. Schotte & C. Salinas (1998). Charactcrizing of suspended and bottom sediments in the Schelde estuary between Zandvliet and Gent using multivariate extension of the entropy concept. 1° Interdisciplinarv Symposium on Estuarine Processes. University of Al Garve, Faro, Portugal: 87-90. Wartel, S., E. Keppens, P. Nielsen, F. Dehairs, P. Van Den Winkel & L. Cornand (1993). 'Bepaling van de verhouding marien en fhiviatiel slib in de Beneden Zeeschelde." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterinfrastruciuur en Zeewezen, Antwerpse Zeehavendtenstcn, Brussel. 48 pp. Wells, J.T. and J.M, Coleman (1978). "Longshore transport of mud by waves: norlheastcrn coast of South America." Geol. en Mijnb. 57(2): 353-359. Wilderom, M.H. (1968). "Midden Zeeland (Walcheren en Zuid-Bcvcland)." Middelburg, Nederland, fa. Littooy & OSthol'f, Middelburg. 447 pp. Winterwerp, J.C, (1997), "Slibtransport via zeesluizen; Zandvlietsluis en Beredrcchlsiuis." Rijkswaterstaat/RIKZ, Waterloopkundig Laboratorium, Delft. Z2320, 19 pp. Wollast, R> (1972). L'estuaire de 1'Escaut: circulation, accumulation et bilan de masse. Modélc Mathématique de la Mcr du Nord et de l'estuaire de L'Escaut. iournées d'étudcs, Bruxelles, Co m mi te Interministeriel de laPolitique Scientifique: 231-264. Wollast, R. (1973). "Origines et méchanismes d'envasement de l'estuaire de 1'Escaut." Service d'Océanographie Chiinique, Instiiut de Chimie Industriclle, Université Libre de Bruxelles, Bruxelles. 140 pp. Wollast, R. (1976). "Transport et accumulation de polluants dans l'estuaire de 1'Escaut." Programme National de Recherches et de Développcment, Pro jet Mer, Bruxelles, Rapport Final, 10, 191-218 PPWollast, R., G. Devos & M. Hoenig (1985). Distribution of heavy metals in the sediments of the Scheldt estuary. Progress in Bclgian Occanotiraphic Research. Palacc o!' Academies, Brussels, Belgium, The Beigkin Academy of Sciences: Committce ol'Oceanology: 196-208. Ysebaert, T., P. Meire, D. Maes & J. Ituijs (1993). "The benthie macrofauna along the estuarine gradiënt of the Schelde estuary." Nethcrlands Journal of Aquatic Eeology. 27(2-4): 327-341, Zagwijn, W.H. (1974). "The palaeogeographic evolution of the Nethcrlands during the Quaternary." Geologie en Mijnbouw. 53(6): 369-385. Zwolsinan, G. (1999). "Geochemistry of tracé metals in the Scheldt estuary." Geologica Ultraicctina. Mededelingen van de faculteit Aardwetenschappen. Universiteit Utrecht, 171: 1-183.
page 53 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE Zwolsman. J.J.G., G.W. Berger & G.T.M. Van Eek (1993). "Sediment accumiilation rates, historical input, postdeposilional mobility and retention of major elemcnts and tracé inetals in salt marsh sediments ol' the Scheldt estuary, SW Netherlands." Marine Chemistry. 44: 73-94. Zwolsman, J.J.G. and G.T.M. Van Eek (1993). "Dissolved and particulatc tracé meta! geochemistry in the Scheldt estuary, S.W. Netherlands (waler column and sediments)." Netherlands Journal o|" Aciuatic Ecolosv, 27(2-4): 287-300. Zwolsman, J.J.G., G.T.M. Van Eek & G. Burger (1996). "Spatial and temporal distribution of tracc meials in sedimcnls 1'rom the Scheldt estuary." Estuarinc. Coastal and Shelf Science. 43(1): 5579.
2. Historische en Geologische informatie Ameryckx (1959). "De ontstaansgeschiedenis van de zeepolders." Biekoif. 60(1 lb): 1-24. Denys, L. and C. Verbruggen (1989). "A case of drowning - The end of subatlantic peat growth and rclaicd palaeoenvironmcnlal changes in the lowcr Scheldt Basin (belgium) based on dialom and pollen analysis." review of Palacobotanv and Palynologv, 59: Jul-36. Guns, P. (1975). "Historische evolutie van het polderlandschap langs de linker Schelclc-oever." Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhoul. 135 pp. Halet, F. (1937). "La geologie de la valléc de l'Escaut, a Tamise." Bulletin de la Société Beige de Geologie, de Paléontologie et d'Hydrologie, 47(l'ascicule 2): 356-362. Henriet, J.-P., M. Verschuren & W. Versteeg (1992). "Vory high resoJtilion 3D seismic* re/leclioo imaging of small-scalc structural dclbrmation." First Break. 10(3). Janssen, A.W. (1974). "Het profiel van de bouwpul onder het eerste kanaaldok nabij Kallo, Provincie Oost-Vlaandcren." Meded. Werkgroep Tertiair en Kwartair Geologie. 11 (4): 173-185. Kiden, P. (1990). "Holocenc water leve! movcments in the lowcr Scheldt pcrimarine arca." Gcological Survey Belgium, Professional Paper. 241: 1-19. Kiden, P. (1995). "Holocene relative sea-level change and crustal movement in the souiwestern Netherlands." Marine Geology, 124: 21 -41. Mijs, M. (1973). "De landschapsgeschiedenis van de Schcldepoldcrs ten noorden van Antwerpen." Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies. 47: 39-124. Tavernier, R. and G. De Moor (1974). "L'évolution du bassin de l'Escaut." Centenaire de la Sociéte GiiolopiquedeBeleique. 1974: 159-231. Verbruggen, C. and L. Denys (1991). "Early tidal influence on the Lower Schelde, Belgium." Aardkundige Mededelingen. 6: 167-169. Verbruggen, C , L. Denys & P. Kiden (1991). "Paleo-ecologisdie en geomorlblogischc evolutie van laag- en midden Belgic tijdens het iaat-Kwartair." De Aardrijkskunde. 1991/3: 357-376. Wartel, S. (1978). "Onderzoek van de subbodem van het Schekleestuarium in de omgeving van Oostcrweel." Aardkundige dienst van België. Professional Paper. 155: 1-11,21 figuren, 6 foto's. Wartel, S. (1980). "The Tertiary and Qualernary subbottom of the Schelde estuary near Antwerpen (Belgium)." Geologie en Mijnbouw. 59(3): 233-240. Wilderom, M.H. (1968). "Midden Zeeland (Walcheren en Zuid-Beveland)." Middelburg, Nederland, fa. Littooy & Olthoff, Middelburg. 447 pp. Zagwijn, W.H. (1974). 'The palacogeographic evolution ol' the Netherlands during the Quaternary." Geologie en Mijnbouw. 53(6): 369-385.
3. Geomorfologie en Fysische eigenschappen van slib Anonymous (2000). "RESTWES, 2000. Remote Sensing as a tooi tbr integrated moniloring of the western Scheldt." Beleidscommissie Remote Sensing, Rapport, pp. Bastin, A. (1974), Regionale scdimentologie en morfologie van de zuidelijke Noordzee en van hel Schelde estuarium. Doktoraats verhandel ing. Katholieke Universiteit Leuven, Instituut voor Aardwetenschappen, Leuven, België. 91 pp pp. Bastin, A. (1987). "Schelde Lithologische kaart 1986-1987." Ministerie van Openbare Werken, Bestuur de Waterwegen, Antwerpse Zeediensten, 41 pp pp. Bastin, A. (1993). "Evaluatie van de hoeveelheid slib in de Beneden Zecschelde, evolutie lussen 1964 en 1986." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur,
page 54 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE Administratie Wuterinfrastructuur en Zecwczxn, Antwerpse Zee-havendiensten, Antwerpen. I02pppp. Bastin, A. and H. Bclmans (1988). A new bottom composition map of the river Scheldt and the gencral use of' a fast method to chart the composition of sea- and rivcr bottoms for the study of siltation prohlems. 9 m International Harbour Conpress. Antwerpen, België: Bernard, P., R. Van Grieken & D. Eisma (1985). Study of individual estuatïnc suspension particlcs by automaled cleclron-probc X-ray itiicmanalysis. Progress in Belgian Oceanographic Research. Palace o!' Academies, Brussels, Belgium, The Belgian Academy of Sciences- Committce of Occanology: 160-] 69. Boersma, J.R. and J.H.J. Terwindt (1981). "Ncap-spring tide sequences of intertidal shoal deposits in a mesotidal cstuary," Sedimentology. 28f2>: 151-170. de Jong, B., L. Aalderink & A, Langerak (1999). "Het normeren van slibgegevens in de Westerschelde." Universiteit van Twentc en Rijkswaterstaat, Rijksinstituut de Kust en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, pp. de Jong, E. and D.C. van Maldegem (1988). "Literatuurbestand morfologie en fysica Schcldc-cstuarium (periode 1930-1988)." Nederland. Rapport, pp. de Loof, D. (1978). "Kaarteiïng van de bodemsamenstelling van het westelijk gedeelte van de Westerschelde. Methode en resultaten." Adviesdienst Vlissingcn, Rapport, WWKZ-78V013, pp. de Loof, D. (1980). "Kaartcring van de bodemsamenstelling van het oostetijk gedeelte van de Westerschelde. Methode en resultaten." Adviesdienst Vlissingen, Rapport, WWKZ-8OVOO9, pp. De Smedt, P. (1969). "Gcomorfologic van slikken en schorren langshcen het Schelde-csluaiïum op Belgisch grondgebied." Acta Gcographica Lovaniensia. 7: 49-53. Dulce, R.G. (1989). The use of sediment surface propertics: CEC and Specifk Surf'ace for palaeoenvironmental evaiuation (Campine Clay and Sand Formation). Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Toegepaste Wetenschappen, International Post-Graduate Training Course on Fundamental and Applied Quaternary Gcology, Brussel, pp. Fettweis, M., T. Ysebaert, M. Sas & P. Meire (1998). "Containerdok West, hydraulisch sedimcntologisch onderzoek." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen enZcewezcn, Afdeling Zeescheldc, Antwerpen. I:R:I 1128/98.005/WFE, 199 pp. Hilberink and De Jong "Het normeren van slibgegevens in de Westerschelde en het uitvoeren van een trendanalyse over de periode 1970-1990 op basis van deze genormeerde slibgegevens." Technische Universiteit Twentc, Twentc. Rapport, pp. Huyhn, T.D. (1999). Prediction of sediment proporties in corc samples using image analysis of radiographs. Degree of Master of Sciences. Free University of Brussels (VUB), Internationa! Postgraduate Training Course on Ecological Marine Management, Brussels. I 14 pp. McLaren, P. (1993). "Patterns of sediment transport in the western part of the Westerschelde." GeoSea Consulting Ltd, Cambridge, UK. pp. McLaren, P. (1994). "Sediment transport in the Weslerschelde between Baarland and Rupelmonde." Antwerpse Zeehavendienst, Antwerpen. 65 pp. Meeussen, M. (1971). Studie over de sorptie-eigenschappen van Scheldcsedimcnlen. Eindverhandchng voor de graad van Technisch Ingenieur. Hoger Instituut de Naycr, rapport, Mechelen, België. 50pp pp. Otter, L. (1997). "Toepassing van GIS-techniekcn voor slibkaarten van de Beneden Zeeschelde." Waterbouw Info. 26: 23-26. Storm, C , D.C. van Maldegem, H.J. den Hollander & J.M.M. Kokke (1995). "LANDSAT atlas Schelde estuarium." Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Werkdocument, RIKZ O S-95.8O2X, pp. Terwindt, J.H.J. (1977). "Mud in the Dutch Delta area." Geologie en Mijnbouw. 56(3): 203-210. Terwindt, J.HJ. and M.J.N. Brouwer (1986). "The behaviotir of intertidal sandwaves during neapspring lidc cycles and the relevance for palaeoflow reconslructions." Sedimentologv. 33( I): 131. Trinh, H.S. (2000). Comparison of microstructures of recent scdiments (Schelde River and North Sea) and Pleistocene cstuarine deposits. Master of Science. Vrije Universiteit Brussel, International Postgraduate Training Course on Eeological Marine Management - ECOMAMA, Brussel, 103 pp. Van Biescn, L., L. Pcirlinckx, S. Masijn & S, Wartel (1989). On the measurement and the modclling of' the conelatcd noise sources corrupting the marine geological echosounding experimentsand the
page 55 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE usc of spatial distributed PVDF-sensors to improvc SNR. IMTC-1EEE conference. San José, USA: van der Male, K. (1996). "De morfologische veranderingen op de Zecschetde 1961-1992." Rijksinsiluul voor Kust en Zee, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Ministerie van Verkeer en Waters taal, Nederland, Middelburg. Werdocumcnt RIKZ, Werdocument RIKZ/ABD 96.837x, 1-36 pp. van Eek, G.T.M. (1997). "Toepassing van GIS -technieken voor slib-kaarten van de Beneden Zeeschetde." Waterbouwinfo.: 23-26. Van Veen, J. (1950). "Eb- en vloedschaar systemen in de Nederlandse getijwateren." Tijdschrift Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. 2° reeks(DLXVII): 303-325. Vanwesenbeeck, V. (2000). "Geomorphology and Sedimentology in the Study Area "Lillo" in the Maritime Part of the Scheldt Estuary." The Hydrographic Journal. 95: 3-10. Wartel, S. (1974). "Bed features in the estuary of the Schelde (Belgium)." Geological Survcy of Belgium Professional Paper. 1974(11): 1 - 30. Wartel, S. (1977). "Composilion, transport and origin of sediments in the Schelde csluary." Geologie en Mijnbouw. 56(3): 219-233. Wartel, S. and F. Francken (1998). "Sedimenttransport en sedimentatieproecssen in de Schelde tussen Zandvlict en Gcnl." Koninklijk Belgisch instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel. Rapport, !-42pp. Wartel, S., F. Francken, P. Schotte & C. Salinas (1998). Charactcrizing of suspended and hottom sediments in the Schelde estuary betwecn Zandvliet and Gent using multivariate extension of the entropy concept. 1° Intcrdisciplinary Symposium on Estuarine Processcs. Universily of Al Garve, Faro, Portugal: 87-90.
4. Mineralogische eigenschappen van slib Baak, J.A. (1936). Regional pctrology of the Southern North sea. Doktoraatsproefschrifl. Universiteit Leiden, 127 pp pp. Crommelin, R.D. (1949). Quelqucs aspects granulométriqucs et minéralogiques de la sédimentation Ie long de l'cstuairc de l'Escaut. Sédimentation et Quatemairc, Compte Rendu du Congres de Charente et Dordogne. Bordeaux: 63-71. della Faille, M. (1961). Etude séclimentologique de L'Escaut fluvio-marin. Mómoire. Univcrsité Cathoiique de Louvain, Hevcrlee - Leuven. 40 pp pp. Duarte, L.M. (1991). La fraction délritique des suspensions en baie sud de la Mcr du Nord, Analyséc par diffraction des rayons X. These de MaTtrc en Geologie des terrains superllcielles. Univcr.silc de Liège, Service de Geologie générale, geologie des argiles et sédimentologie des silicoclasliqucs, Faculté des Sciences, Liège. 99 pp. Jedwab, J- (1968). "Minéralisalion en greigite de débris vcgclaux dune vase recente (Grote Geul)." Bulletin de la Société Beige de Geologie, de Paléontologie el d'Hydrologie. LXXVI: p 1 -2. Laurent, E. (1969). Etude minéralogique qualitative et quantitative de la vase de l'Escaut. These de Doctorai. Universite' Librc de Bruxelles, Bruxelles, Bcigiquc. 169 pp. Laurent, E. (1971). "Mineralogische studie van de aanslibbing in de Schelde." Koninklijke Militaire School, Laboratorium aardkunde, Brussel, België. Rapport, 56 pp pp. Laurent, E, (1974). "Minéralogie des sediments de l'estuairc de l'Escaut." Hvdrographica. 2-1974: 48-54. Wartel, S, and R.W. Faas (1986). "Calcium carbonaat in Scheldc-estuary bottom scdimcnls." Bulletin Institut royal des Sciences naturelles de Bclgique. 53: 383-390.
5. Geochemische eigenschappen van slib Baeyens, W., F. J., Ed. (1998). Tracé mctals in the Wcslcrschelde estuary: a case study of a pollutcd partially anoxic estuary, D.H. J. (D.H. J.), Devclopments in Hydrobiology. Dordrecht / Boston / London, Ktuwer Academie Publishers, 167 pp. Baeyens, W„ G, Gillain, S. Djenidi, M. Hoenig, S. Wartel & F. Dchairs (1985). Metal llows in, out and
ihrough the Belgian coastal waters. Progress in Belgian Oceanoaraphic Research. Palace of Academies, Brussels, Belgium, The Belgian Acadcmy of Sciences: Commiliee oi' Oeeanology; 125-135. Baeyens, W., S. Wartel, F. Dehairs, G. Decadt, M. Bogaert, G. Gillain & H. Dedeurwaerder (1982).
The river Scheldt as a transport route for heavy metals in the sea. In: A. Distèche&I. Elskens.(Ed.) Distribution. transport and fa te of Bi. Cd. Cu. Ha. Pb. Sb and Zn in the Belaian
page 56 oï 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE coastal marine environment, Bruxellcs, Bclgiquc, Actions de Recherche Concertées, Programme Politique Seieiitifique. 2 - 4: 87-108. Bernard, P., R. Van Grieken & D. Eisma (1985). Sludy of individual estuarine suspension part ie les by automatcd clectron-probc X-ray microanalysis. Progress in Belgian Oceanographic Research. Palace of Aciuicmies, Brussels, Bclgium, The Belgian Academy of Sciences: Commitlcc of Occanology: 160-169. Chen, M,, S. Wartel, L, Gocyens, L.M. Lavkulich & W. Baeyens (2000). Nutriënt distribution in sediments frotn two estuarine environments: The Schelde cstuary (Belgium, The Netherlands) and the Fraser cstuary (Canada). 3 hst Annual Symposium ol'rhc Estuarine and Coastal Sciences Association: "Management eutrophication ol'estuaries and nearshorc waters: A challenge for the new millenium",, Bilbao, Spain: 32. Dauwe, IÏ,D. (1999). Organic matter quliiy in North Sea .sediments. Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, pp. De Brabander, K. and A, Huygh (1989). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en de Zeeschelde tussen de Drempel van Krankcloon en de Sluissche Hompels. Deel I: Tekst." Ministerie van Voksgezondhcid en van liet Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie,, Brussel, rapport, 125 pp. De Brabander, K. and A. Huygh (1989). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Wesierschelde en de Zeeschelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels. Deel 2: Tabelten en figuren." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 120 pp. Delbeke, K., M. Bossicart, C. Joiris, M. Bogaert & R. Vanthommc (1989). Distribution of organochlorine residues between different fractions of sediments and hetween different planktonic compartments in the Scheldt estuary and the Belgian coastal zone. In: G. Pichol.fEcl.) Progress in Belgian oceanogranhic research, 1989. Proceedings of the North Sca Symposium held in Grient. 14 February 1989. Brussel, Prime Minister's Services Science Policy Office. Ministry of Public Health and Environment. Management Unit of the Mathematica! Models of the North Sea and Scheldt Estuary: 393-412. Heling, R. (1991). "Emissie van natuurlijke radionucliden door de foslaatindustrie: verspreiding en dosis voor de mens." NVS-Nieuws. 19: 43-48. Laanc, R.W.P.M., T. E. & W.G. Mook (1990). Stable carbon isolope composition of pelagic and benthic organic matter in the North Sea and adjacenl estuaries. In: V. Ittekot, S. Kempe, W. Michaelis&A. Spitzy.(Ed.) Facets of modern biogcochemisiry. Berlin, Springer-Verlag: 214-224. Mariotti, A., L. C. & G. Billen (1984). "Natural isotope composition of nitrogen as a tracer of origin lor suspended matter in the Scheldt esluary." Geochimica et Cosmochimica Acta, 48: 549-555. Martin, J.M., R. Wollast, M. Loijens, A. Thomas, J.M. Mouchcl & J. Nieuwenhuize (1994). 'Origin and fate of arüficial radionuclides in the Scheldt estuary." Marine Cheniistrv. 46: 189-202. Meeusscn, M. (1971). Studie over de sorptie-eigenschappen van Scheldesedimenten. Eindvcrhandeling voor de graad van Technisch Ingenieur. Hoger Instituut de Naycr, rapport, Mechelen, Beigië, 50pp pp. Middelburg, J.J, and JL Nieuwenhuize (1998). "Carhon and nitrogen stable isotopex in suspended matter and sediments from the Scheldt estuary." Marine Chemistry. 60: 217-225, Paucot, H. and R. Wollast (J997). "Transport and rransformation of tracé metals in the Scheidt estuary. 58, 299-244." Marine Chemistrv. 58: 199-244. Peeters, E. and ... (1973). "Métaux en tracés et pollution de la cóte Beige et de l'estuairc de 1'Escaut," Bulletin Institut roval des Sciences naturelles de Belgique. 49. Biolosie(l3): 1-13. Peeters, E, and M. Mertens (1973). "Les polluants radioactifs, métalliques et bactériens dans l'estuairc de 1'Escaut et sur la cóle Beige." Bulletin Institut roval des Sciences naturelles de Belgique. 49, Biologie(l2): 1-10. Regnior, P. and R. Wollast (1993). "Distribution of tracé metals in suspended matter ol' the Scheldt estuary." Marine Chemistry. 43: 3-19. Salomons, W. and W.D. Eysink (1981). "Pathways of mud and particulalc tracé metals from rivers to the Southern North Sea, BSackwell Scientific Publications. 429-450 pp. Salomons, W., W.G. Mook & W. Eysink (1981). "Biogeochemical and hydrodynamic processes affecting heavy metals in rivers, lakes and estuaries." Waterloopkundig Laboratorium. Delft. Publikaties. 253: 1-68. Senten, J.R. and R.H. Charlier (1984). "Composition of waters and sediments in the Antwerp Harbor," F.vironmental Geology. 5(3): 159-165.
page 57 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE Temmerman, I. (1991). "De chemische kwalileil van haggerspecie in de Wcsterscheldc en in de Zeesclielde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in !99J - Campagne 4." Ministerie van de Vlaamse Gcmeesnchap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterinfrastructuur en Zeewczen, Antwerpse Zeehavendienst, Antwerpen, rapport, Dl992/2505/7, 79 pp. Temmerman, I. (1992), "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschcldc en in de Zceschelde - Campagne 5." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen, rappor!, D/1992/2505/40, J14 pp. Temmerman, I. (1993). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerseheldc en in de Zceschelde - Campagne 6." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen, rapport, 73 pp. Temmerman, I. (1994). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Wcsterschclde en in de Zeesehelde. - Campagne 7." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. 160 pp. Temmerman, I. (1995). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zecschclde. - Campagne 8." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. 167 pp. Temmerman, I. (1996). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeesehelde. - Campagne 9." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1996/6871/18, 160 pp. Temmerman, I. (1997). "De chemische kwaliteit van haggerspecie in de Westerscbeide en in de Zeesehelde, - Campagne 10," Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1998/6871/2, 185 pp. Temmerman, 1. (1998). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeesehelde. - Campagne I |," Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1999/6871/2, 185 pp. Temmerman, I. (1999). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en in de Zeesehelde. - Campagne 12." Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Meetnetten en Onderzoek, Dienst Onderzoek en Labo, Antwerpen. D/1999/6871/62, pp. Temmerman, I. and L. Simonis (1990). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en de Zeesehelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in 1990. Deel 1." Ministerie van Voksgezondhcid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 134 pp. Temmerman, I. and L. Simonis (1990). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en de Zecschclde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in 1990. Deel 2." Ministerie van Voksgezondhcid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie, Brussel, rapport, 233 pp, Thiers, G, and K. De Brabander (1990). "De chemische kwaliteit van baggerspecie in de Westerschelde en de Zeesehelde tussen de Drempel van Krankeloon en de Sluissche Hompels in 1990. Campagne 3." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 122 pp. Thiers, G., K. De Brabander & G. Pichot (1986). "De kwaliteit van de sedimenten in de Westerschelde (Nederland) en in de Zeesehelde (België). Ecologische Evaluatie. Deel 1: Algemene tekst." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel, rapport, 54 pp. Thiers, G., K. De Brabander & G, Pichot (1986). "De kwaliteit van de sedimenten in de Westerschelde (Nederland) en in de Zeesehelde (België). Ecologische Evaluatie. Deel 2: Bijlagen." Ministerie van Voksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie., Brussel. rapport, 65 pp. Van Alsenoy, V,, A. Van Put, P. Bernard & R. Van Grieken (1989). Chemical characterization of suspensions and sediments in the North Sea and Scheldt estuary. In: G. Pichol.fEd.) Proarcss in Belaian oceanographic research 1989. Proceedings of the Nonh Sea Symposium held in Ghent. 14 Fcbruary 1989. Brussel, Prime Minisier's Services Science Policy Office, Ministry of Public Health and Environment. Management Unit of the Mathematica! Models of the North Sea and Scheldt Estuary: 351-368. Van de Voorde, N. (1968). De rol van riviersedimenten bij de rcconcentratic van effluenten radioaktiviteit. Doctoraatsproefschrift. Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Geneeskunde, School voor Maatschappelijke Gezondheidszorg, Leuven. 37 pp.
page 58 of 66
D E E L 4:
BIBLIOGRAFIE
van Eek, G.T.M., N. De Pauw, M. Van Den Langenbergh & G. Verrect (1991). "Emissies, gehalten, gedrag en affecten van (inicTo)verontreinigingen in het stroomgebied van de Schelde en Scheldeestuarium." Water. 60: 164-181. van Zoest, R. and G.T.M. van Eek (1990). "Behaviour of paiïiculatc polyohlorinatcd biphcnyls and polycyclic aromatic hydrocarbons in the Scheldt cstuary." Nethcrlands Journal of Sea Research. 26: 89-96. Vanderstappen, H. (1972). Studie naar het gedrag van Scheklcsedimenten op chemische verontreinigingen. Detectie en bepaling van zwavel. Eindverhandeling voor de graad van Technisch Ingenieur. Hoger Instituut "De Nayer", Mechelen, België. 50 pp pp. Wollast, R. (1976). "Transport et accumulation de polluants dans l'estuaire de l'Escaut." Programme National de Recherches el de DévcloppcmeiU, Projet Mer, Bruxelles. Rapport Final, 10, 191-218 pp. Wollast, R., G. Devos & M. Hoenig (1985). Distribution of heavy metals in the sediments of the Scheldt estuary. Progress in Belgian Oceanographic Research. Palace ol' Academies, Brussels, Belgium, The Belgian Academy of Sciences: Committce of'Occanoïogy; (96-208. Zwolsman, G- (1999). "Gcochemistry of tracé metals in the Scheldt estuary." Geologica Ultraiectina, Mededelingen van de faculteit Aardwetenschappen. Universiteit Utrecht. 171: 1-183. Zwolsman, J.J.G., G.W. Berger & G.T.M. Van Eek (1993). "Sediment accumulation rates, historieal input, postdepositional mobility and rctention of major clements and tracé metals in salt marsh sediments of the Scheldt esluary, SW Nctherlnnds." Marine Chemistry, 44: 73-94. Zwolsman, J.J.G. and G.T.M. Van Eek (1993). "Dis.wlved and pacticulatc tracé metal geochemhtry in the Sclieldt estuary, S.W. Netherlands (water column and sediments)." Netherlands Journal ol' Aquatic Ecoloüv. 27(2-4): 287-300. Zwolsman, J.J.G., G.T.M. Van Eek & G. Burger (!996). "Spatial and temporal distribution of tracé metals in sediments f'roni the Scheldt estuary." Estuarine, Coastal and Shell' Science. 43( 1): 5579.
6. Vlokvorming lïillioncs, R.G, (1998). Spatio-temporal distribution of .suspended particulate matter in the Scheldt cstuary (Belgium) and interactions wilh mesozooplancton. PhD Thesis. Vrije Universiteit Brussel, Laboratorium voor ecologie en systematiek, Brussel, België. 170 pp. BiJliones, R.G., M. Tackx & N. Daro (1999). "The geometrie features, shape factors and fractal dimensions of suspended particulate matter in the Scheldt estuary." Estuarine, Coastal and Shell' Science. 48: 193-305. Eisma, D. (1995). "In-situ mcasurcmcnls of suspended matter floc size and settling veocity in the cstuaries ol' the Elbe, Schelde and Girondc." Netherlands Institute tbr Sea Research, Texei, The Netherlands. Report, EC-MATURE 1993-1994, contract EV5V-CT92-0064, 1-25 (105 figuren) pp. Eisma, D., P. Bernard, G.C. Cadée, Ittckot, V., J. Kalf, R. Laane, J.M. Martin, W.G. Mook, A. Van Put & T. Schimacher (1991). "Suspendcd-matter partiele sizc in some West-European estuanes; Part 2: A review of Hoc Ibrmation and break-up." Netherlands Journal of Sea Research. 28(3): 193-214. Eisma, D„ P. Bernard, G.C. Cadée, V. Ittekot, J. Kalf, R. Laane, J.M. Martin, Mook, W.G., A. Van Put & T. Schimacher (1991). "Suspendcd-matter partiele sizc in some West-European estuarics; Part 1: Particle-size distribution." Netherlands Journal of Sea Research, 28(3): (93-214. Eisma, D,, T. Schuhmacher, H. Boekei, J, Van Heerwaarden, H. Franken, M. Laan, A. Vaars, F. Eijgcnraam & J. Kalf (1990). "A camera and image-analysis system for in situ observation of flocs in natural waters." Netherlands Journal of Sea Research. 27( I): 43-56. Kaddoura, A.-I. (2000). Sedimenlation patterns of estuarine suspended parliculate matter. Master of Sciences. Vrije Universiteit Brussel, Laboratorium voor Ecologie en Systematiek, Brussel, 75 pp. Santema, P. (1953). "Coagulatie van rivierslib bij ontmoeting met zeewater," De Ingenieur. 16: B70B72. Sethi, P.S. (1989). . Master Degree in Sciences. Vrije Universiteit Brussel, International post-graduale training course on Fundamental and Applied Quaternary Geology (IFAQ), pp. van Leussen. W. f 1991). "Fine sediment transport under tidal action." Geo-Marine Letters, II: I 19-126. van Leussen, W. (1994). Estuarine macro flocs and their role in ftne-grained sediment transport. Doktoraatsprocfschrii't. Universiteit Utrecht, Faculteit der Aardwetenschappen, Utrecht. 488 pp.
page 59 of' 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
VVartel, S. and F. Francken (1998). "Scdimenttransport en sedimentatieprocessen in de Schelde tussen Zandvliel en Gent." Koninklijk Belgisch instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel. Rapport, 1-42 pp.
7. Slibtransport en Fluvio-Marien evenwicht Bastin, A. (1964). "Application des traccurs radio-aetifs et lluoresccnts: la détermination du mouvement des sédiments dans les cours d'eau et la mer." Revue des Questions Scicntifiaues, XXV: 187-222. D'Hondt, P. and T.G. Jacqnes (1982). "Gesuspendeerde materie in de Schelde. Evaluatie van een onderzoek van de ULB voor het Ministerie van Volksgezondheid." Water. 4. Faas, R.W. (J979). "Prciimimuy report on the rheologica) properties of'Schelde sediment." Royal Belgian Instilute for Natura! Sciences, Brussel. 27 pp. Faas, R.W. (1980). "Tempenuure - apparent viscosity cITccts on Schelde sediment." Royal Belgian Insiitute forNatural Sciences, Brussel, 16 pp. Faas, R.W. (1987). Viscous control of estimrinc resuspension patlcrns. In: N.C. Krans.(Ed.) Coastal Sédiments '87, Pmceedings of Specialty Conference on Ad vances in Understanding of Coastal Sediment Processes. ASCE. lt 300-315. Faas, R.W. and S. Wartel (1989). "Viscous control of cstuarine resuspension patlcrns: an example l'roin the Scheldt estuary, Belgium." Gcobound, 2: 28-35. Fettweis, M., T. Ysebaert, M. Sas & P. Meire (1998). "Containerdok West, hydraulisch scdimentologisch onderzoek." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen cnZecwezen, Afdeling Zeeschelclc, Antwerpen. I:R:I I 128/98.005/WFE, 199 pp. Hctnminga, M.A., A. Cattrijsse & A. Wielemaker (1996). "Bedload and nearbed detritus transport in a tidal saltmarsh ereek." Estuarinc. Coastal and Shell'Science. 42. 55-62. Peters, J.J. (1972). Transport de sédiments dans l'estuaire de 1'Escaul. Modélc Mathcmatique de la Mer du Nord et de 1'e.stuaire de L'Escaut, iournées d'études. Brussel, Commilé Inlerministencl de la Politique Scientifique: 265-293. Peters, J.J. (1975). "Les mechanismes de mélange des eaux dans l'estuaire de 1'Escaut." Tijdschrift der Openbare Werken van België, 1975(2): 101-119. Peters, J.J. (1975). Model voor de studie van de verontreiniging van hel Schelde estuarium. .(Ed.) De Gouden Delta. Centrum voor Landbouwpublikaties en Landbouwdokumentatie. 2: 5-30. Peters, J.J. and R. Wollast (1976). "Hydrodynamique et transports de sédimenls de l'estuaire de 1'Escaut." Programmc National de Recherches et de Développemenl, Projet Mer, Bruxelles. Rapport Final, 10, 1-70 pp. Postnia, H. (1980). Sediment transport and sedimentation. In: E, Olausson&I. Cato.fEd.) Cheinistrv and biogeochemistry of estuaries. New York, John Wiley: 153-186. Salden, R.M. and D.C. van Mnklegeui (1998). "Het effect van slihverwijdering in de Beneden Zceschelde op de waterkwaliteit en slibhuishouding in de Westcrschelde." Rijksinstituut voor Kust en Zee, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Middelburg, Nederland, rapport, RIKZ98.015, 104 pp. Salomons, W. and W.D. Eysink (1981). "Pathways of mud and particulate tracé meials irom rivers to the Southern North Sea, Blackwcll Scienül'ic Publications. 429-450 pp. Salomons, W., W.G. Mook & W. Eysink (1981). "Biogeochemical and liydrodynamic processes alïecting heavy mctals in rivers, lakes and estuaries." Waterloopkundig Laboratorium, Delft. Puhlikatics. 253: 1-68. Sterling, A. (1963). "Beweging van vaste stoffen in water. Algemene technische en economische prblemen. Het vraagstuk van de Schelde, toegang tot de haven van Antwerpen." Eurisotop, Rapport, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout - Antwerpen, I, pp. Swart, J.P. (1987). "Onderzoek verhouding maricn-fluviatielslib in de Westerschelde." Directie Zeeland, Nota, GWAO-91.081, pp. ten Brinke, W.B.M. (1992). "Slib in liet estuarium van de Schelde: Paden en lotgevallen - Deel 1. De grootschalige (semi)natuurlijke slibbeweging." Instituut voor Mariene Aardwetenschappen, Rijksuniversiteit Utrecht (IMAU), Utrecht. 92-09, pp. Terwindt, J.H.J. (1977), "Mud in the Dutch Delta aren." Geologie en Mijnbouw. 56(3): 203-210. van Maldegem, D.C., B. de Winder & A. Arends (1999). "Slib in de Westerschelde: een beschrijving van de troebelheid en slinverspreiding in de Westcrschelde." Rijkswaterstaat, Rijksinstituut der Kust en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, RIKZ/AB-99.02, pp.
page 60 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
Verlaan, P.A.J., M. Donze & P. kuilt (1998). "Marine vs fluvial suspension matter in the Scheldt esiuary." Estuarine, Coastal and Shclf Science, 46(6): 873-883, Verlaan, P.A.J., S.V. Mcijerink, V.J. Maartense & M. Donzc (1997), "Slibtransport in de Schelde over de Belgisch-Nederlandse grens." Water. 30(8): 255-260. Wartcl, S. (1973). "Sliear Velocily measurements and sediment transport in the Scheldt estuary." Bulletin de la Société Beige de Geologie, de Paléontologie et d'Hvdrologie. 82(4): 501-5 10. Wartel, S. (1973). "Variations in concentnition of suspencled matter in tlic Scheldt csluary." Bulletin Institut royal dos Sciences naturelles de Bclgique. Sciences de la Torre, 49(2): 1-11. Wartel, S. (1977). "Composition, transport and origin of sediments in the Schelde estuary." Geologie en Mijnhouw. 56(3): 219-233. Wartel, S. and M.S. Chen (1998). "Bepaling van de verhouding marton-Huviaticl slib in de beneden Zeeschelde in het voorjaar van 1998." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Bestuur Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Brussel. 51 pp. Wartel, S,, F. De Meuter & A. Ringelé (1983). "Note concerning the origin of Scheldt estuary boitom sediments (Belgium, The Netherlands)," Bulletin Institut roval des Sciences naturelles de Bclgique, 55(1): 1-15, Wartel, S, and F. Fraiicken (1998). "Seclimenttransport en .sedimenlalieprocessen in de Schelde tussen Zandvlict en Gent." Koninklijk Belgisch instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel. Rapport, 1-42 pp. Wartel, S., E. Keppens, P. Nielsen, F. Dehairs, P. Van Den Winkel & L. Cornand (1993). "Bepaling van de verhouding marien en fluviatiel slib in de Beneden Zeeschelde." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterinfrastructuur en Zeewczcn, Antwerpse Zcehavendiensten, Brussel. 48 pp. Wollast, U. (1972). L'estuaire de l'Escaut: circulation, accumulation et bilan de masse. Mode Ie Mathématiquc de la Mer du Nord et de l'estuaire de L'Escaut. journées d'études. Bruxelles, Coinmitc Interministericl de la PoÜlique Scientifique: 231-264. Wollast, R, (1973). "Origines et méchanismes d'cnvasemcnt de l'estuaire de l'Escaut." Service d'Océanosraphic Chimique, Institut de Chimic Industrielle, Université Libre de Bruxelles, Bruxelles. 140 pp. Wollast, R, (1976). "Transport et accumulation de polluants dans l'estuaire de l'Escaut." Programmc National de Recherches et de Développement, Projel Mer, Bruxelles. Rapport Final, 10, 191-218 pp. Wollast, R. and A. Marijns (1981). "Evaluation des contribulions de differences sourees de niatières en suspension a 1'crtvasement de l'Escaut." Ministerie Volksgezondheid on Milieu, Brussel. 152 pp. Zwolsman, J.J.G., G.T.M. Van Eek & G. Burger (1996). "Spatial and temporal distribution of tracé mcials in sediments trom the Scheldt estuary." Estuarine. Coastal and Shell' Science, 43(1): 5579.
8. Slibbalans en aanverwante onderwerpen Bastin, A. (1993). "Evaluatie van de hoeveelheid slib in de Beneden Zeeschelde, evolutie tussen 1964 en 1986." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waierinfrastructuur en Zcewezen, Antwerpse Zee-havendiensten, Antwerpen. IO2pppp. Claessens, J. (1989). "Beneden-Zceschelde, Slibbalans 1988." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, J. (1990). "Beneden-Zeescheldc. Slibbalans 1989." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, J. (1991). "Beneden-Zeeschelde. Slibbalans 1990," Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zee wezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, J. (1992). "Beneden-Zeeschelde. Slibbalansl991." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp.
page 61 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE
Claessens, J. (1993). "Bencdcn-Zeeschclclc, Slibbalans 1992." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewczcn (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Claessens, J. (1994). "Bcneden-Zceseheldc. Slibbalans 1993." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewe7.cn (AWZ), Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, pp. Francken, F., S. Wartel & R. Parker (2000). "Bepaling van de hoeveelheid slib in de BenedenZeeschclde," Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. Rapport, 34 pp. Hilberink and De Jong "Hel normeren van slibgegevens in de Westerschelde en het uitvoeren van een trendanalyse over de periode 1970-1990 op basis van deze genormeerde slibgegevens." Technische Universiteit Twente, Twente. Rapport, pp. Taverniers, E. (1995). "Benedcn-Zecschelde: Slibbalans 1994." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zcewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-95.02, pp. Taverniers, E. (1996). "Beneden-Zceschelde: Slibbalans 1995." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-96.03, pp. Taverniers, E. (1997). "Beneden-Zeeschelde: Slibbalans 1996." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zee wezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-97,03, 58 pp. Taverniers, E. (199K). "Beneclcn-Zeeschelde: Slibbalans 1997." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-98.3, 61 pp. Taverniers, E. (1999). "Beneden-Zeeschelde: Slibbalans 1998," Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zcewezen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. AMS-98.5, 63 pp. Taverniers, E. (2000). "Beneden-Zceschelde: Slibbalans 1999." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen en Zeewczen, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen, rapport, AMS-2000-04, 70 pp. Van Alphen, J.S.L.J. (i 990). "A mud balance for Bclgian-Dutch coastal waters betwccn 1969 and 1986." Nclherlands Journal of Sea Research. 25(1/2): 19-30. van Maldcgem, D, (1993). "De slibbalans van het Schelde-estuarium." Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ), Middelburg. GWAO-91.081, pp. van Maldegem, D.C., H.P.J, Mulder & A. Langerak (1993). "A cohesive sediment balance for the Scheldt estuary." Nelherlands Journal oï Agimtk Ecoloqy. 27(2-4): 247-256. Vereeke, S.J.P. (1994). "Geactualiseerde slibbalans Schelde-estuarium." Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, Middelburg. AX 94.064, pp. Wollast, R. (1972). L'estitaire de l'Escaut: circulation, accumulation et bilan de masse. Modéle Mathématique de la Mer du Nord et de 1'estuaire de L'Escaut. journées d'études. Bruxelles, Commité Inlcrministcriel de la Politicjue Scientifique: 231-264.
9. Biologisiche, Ecologische en Sociale aspecten van slib Anonymous (1989). "Beleidsplan Westerschelde." Werkgroep Waterbeheer Westerschelde, Nederland. Deelrapport, 3, pp. Anonymoiis (1993). " Ecologische impact van baggerspecielossingen voor de Belgische kust." Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu - BMM en Administratie Waterin Irastructuur en Zee wezen AWZ, Brussel, eindrapport, volume I en volume 2, pp. Anonymous (1995). "Beleidsplan sanering waterbodem Beneden-Zeeschelde." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Antwerpen, België, pp, Anonymous (1998). "Baggerspeciestort Westerschelde. Studie naarde effecten van het storten van specie vrijkomend hij de 43/48 voet verruiming van de vaarweg in de Westerschelde." Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, Nederland. Rapport, pp. Anonymoiis (1998). "Milieu-ctTeclrapport boorspecie Westerschelde." Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie Zeeland en Bouwdienst, Nederland. Rapport, pp.
page 62 of 66
D E E L 4:
BIBLIOGRAFIE
Anonymous (2000). "RESTWES, 2000. Remote Sensing as a tooi lor integratcd momtoring of the western Scheldt." Beleidscommissie Remote Sensing, Rapport, pp. Billioncs, R.G. (1998). Spatio-tcinporal distribution of suspendcd particulate matter in the Scheldt csluary (Belgium) and intcraciions with mesozooplancton. PhD Thesis, Vrije Universiteit Brussel, Laboratorium voor ecologie en systematiek, Brussel, België. 170 pp. BiJliones, R,G., M. Tackx & N. Daro (1999). "The geometrie features, shapc factors and fractal dimensions of suspended particulate matter in the Scheldt estuary." Estuarine. Coastal and Shell' Science, 48: 193-305. Dartevelle, Z. (1971). "Contribution a 1'étude des relations entre les paramètres physico-chimiques et la pollution bactériologique des eaux marines du littoral beige et de 1'cstuaire de l'escaut." Nato Subcommittec on Oceanographic Research, Brussel. Technical Report nr 59, 1-43 pp. Dartevelle, Z. and L. Desmet (1975), "Recherche de Shigella en mer et dans un estuairc. III Dctermination in vitro de la duréc de survie de S, sonnet YCD en eau de mer." Ann, Microbiol. (Inst. Pasteur). 126 B: 101-103. Dauwe, B.D. (1999). Organic matter qulity in North Sea sediments. Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, pp. De Smedt, H. (1995). "Beleidsondersteunend systeem voor hel waterkwaliteitsbeheer in het estuarium van de Schelde en de kustzone. Deelrapport D: Hydrodynamisch model en slibtransportmodel." Vrije Universiteit Brussel, Brussel. Deelrapport D, pp. Delbeke, K,, M. liossicart, C. Joiris, M. Bogaert & R. Vanthomme (1989). Distribution of organoehlorine residues between different fractions of sediments and between different planktonic comparlments in tbc Scheldt estuary and the Belgian constaJ zone. In: G, Pichol.(Ed.) Progrcss in Bclgian oceanographic research 1989. Proceedings of the North Sea Symposium held in Ghent. 14 Februarv 1989, Brussel, Prime Minister's Services Science Policy Office. Ministry of Public Heallh and Environment. Management Unit of the Mathematical Models of the North Sea and Scheldt Estuary: 393-412. D'Hondt, P. and T.G. Jacques (1982). "Gesuspendcerde materie in de Schelde. Evaluatie van een onderzoek van de ULB voor het Ministerie van Volksgezondheid." Water. 4. Graré, VV. (1998). "Veiligheid tegen overstromingen in Vlaanderen." Water. 102: 309-310. Hemminga, M.A., A. Cattrjjs.se & A. Wielemaker (1996). "Bedload and nearbed detritus transport in a tidal salimarsh creek." Esluarine. Coastal and Shell'Science. 42: 55-62. Herman, P. and et al. (1999). "Ecology of estuarine macrobenthos." adv, ecol. res. 29( 195-240). Kaddoura, A.-I. (2000). Sedimentation patterns of estuarine suspended particulate matter. Marter of Sciences. Vrije Universiteit Brussel, Laboratorium voor Ecologie en Systematiek, Brussel. 75 pp. Massart, ,1. (1908). "Essai de gcographie botanique des districls littoraux et alluviaux de la Belgique." Recueil de 1'Insiitut Botanique Leo Errcra. VII. Meire, P., P.M.J. Herman & L.L.P.A. Santbergen (1998). "Ecologische structuren binnen hel Schelde stroomgebied: een essentiële voorwaarde voor het ecologisch herstel en de veerkracht van hel systeem." Water. 102: 315-322, Meire, P., M. Starink & M. Hoffmann (1997). "Integratie van ecologie en waterbouwkunde in de Zecschelde: aanleiding tot en situering van het onderzoek milieu-effecten sigmaplan (OMES)." Water. 95: 147-165. Meire, P., T. Yscbacrt, M. Hoffman, E. Van Den Balck, K, Devos, R. Samanya, N. De regge, J. Van Waeyeuberge, A. Anselin, G. Rossaert, et al. (1994). "Ecologisch onderzoek in de Zecschelde door het Instituut voor Natuurbehoud: Onderbouwing van natuurherstcl en natuurontwikkeling." Biol. Jaarb.Dodonnea, 62; 27-47. Ringelé, A. and K, De Brabander (1986). "Evolutie van de waterkwaliteit van de Schelde in de periode 1977-1985." Water. 30: 117-121. Saeijs, H.L.F., S.A. De Jong & E. Turkstra (19). "Geef de Schelde ruimte, (ijd en dynamiek: van een antropocentrische naar een ecoccntrischc benadering." : 111-114. Seys, J., M. Vinex & P. Meire (1999). "Macrohcnlhos van de Zeeschelde, met bijzondere aandacht voor het voorkomen en de rol van van Oligochaeta." Universiteit Gent, Sectie Mariene Biologie Instituut voor Natuurbehoud, Gent - Brussel. Eindrapport OMES 1995-1998, Onderzoek Milieueffecten Sigmaplan, pariim Bentbos, IN 99/4, 88 pp pp. Sterling, A. (1963). "Beweging van vaste stoffen in water. Algemene technische en economische prhienien. Het vraagstuk van de Schelde, toegang tol de haven van Antwerpen." Eurisolop, Rapport, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout - Antwerpen, I, pp. van Eek, G.T.M., F.L.G. de Bruyckere, E. de Meyer & H. Maeckelberghe (1998). 'Naar een schone Schelde." Water. 102: 293-304.
page 63 of 66
P E E L 4:
BIBLIOGRAFIE
van Spaendonk, J.C.M., J.C. Kromkamp & P.R.M, de Visscher (1993), "Pritnary production of phytoplancton in a turbid coastal plain estuary, the Westerschcldc ( the Netherlands)." Nctherlands Journal of Sea Research. 3 1(3): 267-279. van Zoest, R. and G.T.M, van Eek (1990). "Bchaviour of particuiate polychlorinatcd biphenyls and polycyclic aromatic hydrocarbons in the Scheldt cstuary." Nctherlands Journal of Sea Research. 26: 89-96. Vroon, J. (1998). "Veiligheid tegen overstromen: pleidooi vooreen toekomstverkenning." Water. 102: 311-314. Vroon, J., C. Storm & J. Cooscn (1997). "Westcrsehdde, stram of struis? Eindrapport van het project OostWest, een studie naar de beinvlocding van fysische en verwante biologische patronen in een estuarium." Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Rapport, RIKZ-97.023, pp. Ysebaert, T., P. Meirc, D. Maes & J. Buijs (1993). "The benthic macrofauna along the cstuarinc gradiënt of the Schelde estuary," Nctherlands Journal of Aquatic Ecoloav. 27(2-4): 327-341.
lO.Slibafzetting en ingenieursstudies in verband met slib Anonymous (1980). "River Scheldt surgc banier. Study of esluary sediments." 1-77 pp. Ilelmans, H. (1988). "Vcrdiepings- en onderhoudsbaggerwerken in Wcster- en Zecscheldc." Water, 43; 184-194. Faas, R.W. (1979). "Preliminary report on the rheological properties of Schelde sediment." Royal Belgia Institute tbr Natural Sciences, Brussel. 27 pp. Faas, R.W. (1980). "Ternperature - apparent viscosity effects on Schelde sediment." Royal Belgian Institute lor Natural Sciences, Brussel. 16 pp. Faas, R.W., Ed. (1987). Viscous control of cstuarinc resuspension patterns. N.C. Kraus (N.C. Kraus), Coastal Sediments '87. Proeeedings of Specialty Conference on Ad vances in Understanding of Coastal Sediment Processes, ASCE.300-315 pp. Faas, R.W. and S. Wartel (1989). "Viscous control of estuarine resuspension patterns: an example from the Scheldt estuary, Belgium." Geobound. 2: 28-35. Fettweis, M. and M. Sas (1994). "De complexe stroming in de toegangsgeul van de Zand vliet- en Berendrechtsluis: Inzicht via melingen en modellering." Water, 77: 109-116. Fettweis, M. and M. Sas (1999). "On the sedimentation of mud in access channels of the harbour of Antwerp." PIANC Bulletin. 101: 53-59. Fettweis, M., M. Sas & L. Mevvis (1994). "Analyse van Stroom- en Sedimcnlmetjng ler hoogte van de Drempel van Zandvhet (Schelde)." Water. 76: 88-99. Fettweis, M., M. Sas & J. Motibaliu (1998). "Scasonal, neap-spring and tidal variation of cohesive sediment concentraüon in the Scheldt cstuary, Belgium." Estuarine. Coastal and Shelf Science. 47:21-36. Fettweis, M., M. Sas, H. Smitz & W. Thibaut (1999). Mud deposition in the new tidal doek (Deurganckdock), harbour of Antwerpen. 12th International Harbour Congress. Antwerpen.: Fettweis, M., T. Ysebaert, M. Sas & P. Meire (1998). "Containerdok West, hydraulisch sedimentologisch onderzoek." Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Waterwegen enZeewezcn, Afdeling Zecsehclde, Antwerpen. I:R: 11128/98.005/WFE, 199 pp. Fettweis, M., T, Ysebaert, M. Sas & P. Meire (2000). "Sedimentologische en biologische processen en de emsicgcvoelighcid van cohesieve sedimenten op enkele slikken in de Beneden Zeeschelde." Water. @ wel 3(2): 1-9. Graré, W. (1998), "Veiligheid tegen overstromingen in Vlaanderen." Water, 102: 309-310, IMDC (1997). "Containerdok West. Hydraulisch-sedimcntologiseh onderzoek. Deelrapport I: Stroom- en sedimentmeting te Bath op 23 april 1997." IMDC, Rapport (2 delen), I/R/l 1128/97.022/MFE, pp. IMDC (1997). "Containerdok West, Hydraulisch-sedimcntologisch onderzoek. Deelrapport 2: Stroom- en sedimentmeling te Meestoof op 23 april 1997." IMDC, Rapport, I/R/l! 128/97.028/MFE, pp, IMDC (1998). "Containerdok West, Hydraulisch-sedimentologisch onderzoek." IMDC, Eindrapport, I/R/l 1128/98.029/MFE, pp. IMDC (!998), "Containerdok West, Hydraulisch-sedimentologisch onderzoek. Deelrapport 4: Laboraloriummeüngen van de erosiegevocligheid van slib uit de Beneden Zeeschelde," IMDC, rapport, I/R/l 1128/98.030/MFE, pp.
page 64 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE IMDC
(1998). "Containerdok West, Hydraulisch-sedimcntologisch onderzoek. Deelrapport 5: Detailondcrzock Tijdok." IMDC, Rapport, I/R/l 1128/97.040/MFE, pp. IMDC (1998), "Containerdok West, Hydrauüsch-sedimcntologisch onderzoek. Deelrapport 6: Onderzoek Drempel van Fredcrik." IMDC, Rapport, I/R/l 1128/97.034/MFE, pp. IMDC (1998). "Containerdok West. Hydraulisch-sedimentologiseh onderzoek. Deelrapport 7, Langdurige stroom- en sedimentmetingen." IMDC, Rapport, I/RA/11 128/99.001/FDK, pp. IMDC-IN (1998). "Containerdok West. Hydraulisch-sedimentologiseh onderzoek. Deelrapport'3: In Situ Metingen van de Erosiegevoeligheid van slib in de Beneden Zceschcldc." IMDC, Rapport, I/R/l 1128/97.005AVFE, pp. IMDC-WLB (1992). "Containerkaai Noord, hydraulisch-sedimentologisch onderzoek. Deelrapport 1: Stroom- en sedimentmeting 27/09/1990." IMDC, Rapport, rapport 1166-92.01.02-03, pp. IMDC-WLB (1992). "Containerkaai Noord, hydraulisch-scdimetitologisch onderzoek. Deelrapport 2: Stroom- en sedimentmeting 04/10/1990." IMDC, Rapport, rapport 1166-92.Ü 1.04-05, pp. IMDC-WLB (1993). "Containerkaai Noord, hydraulisch-sedimenlotogisch onderzoek. Deelrapport 9: Stroom- en sedimentmeting 13/06/1991." IMDC, Rapport, pp. IMDC-WLB (1993). "Interactie tussen de Containerkaai Noord en de toegangsgeul ZandvlictBcreiïdrecht. Hydraulisch-sedimentotogisch onderzoek. Eindrapport." IMDC, Rapport, 116693.12.12., pp. IMDC-WLB (1995). "Containerkaai-Dok West, oriënterend hydraulisch-sedimentologiseh onderzoek." IMDC, Eindrapport, I/R/l I IO3/95.027/MFE, pp. Saeijs, H.L.F., S.A. De Jong & E. Turkstra (19). "Geef de Schelde ruimte, tijd en dynamiek: van een antropocentrische naarcen ecocentrische benadering." : 111-114. Taverniers, E. ((999). "Evolutie 1997/1998/1999 van hel bodempeil in de tocgangsgeul tol de Kallosluis in functie van bagger werken." Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, LIN, AWZ, Afdeling Maritieme Schelde, Antwerpen. 3 pp. Tisou, G. (1957). "Considérations sur la variation de ia sédimentation dans un fleuvc a maréc." C.R. Rapport Ass. Gén. Toronto. I: 232-248. Tison, L.J. (1951), "Transport des matières solides et scdimentation dans la vallcc de l'Escaut." Public. Assoc. Intern. Hvdrol. 2: 121-123. van Maldegem, D.C. and J. Vroon (1994). "Invloed van storten baggerspecie uit de haven van Zeebrugge op water- en bodemkwaliteit in (mondingsgebied) Westerschcldc." Rijkswaterstaai, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Concept-rapport, RIKZ-94.049, pp. Veireet, G., J. Van Goethem, W. Viaene & ... (1986). Relations between physico-chemica! and rhcological properties of finc-grained muds. 3rd International Symposium on River Sédimentation, Jackson, Mississippi. USA: 1637-1646. Vroon, J. (1998). "Veiligheid tegen overstromen: pleidooi voor een toekomstverkenning." Water. 102: 311-314. Wartel, S. and F. Francken (1998). "Scdimenltransport en sedimentatieprocessen in de Schelde tussen Zand vliet en Gent." Koninklijk Belgisch instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel. Rapport, 1-42 pp. Winterwerp, J.C. (1997). "Slibtransport via zeesluizen; Zandviietsluis en Beredrechtsluis." Rijkswaterstaat/RIKZ, Waterloopkundig Laboratorium, Delft. Z2320, 19 pp. Zwolsman, J.J.G., G.W. Berger & G.T.M. Van Eek (1993). "Sediment accumulation rates, hisiorical input, posldeposilional mobility and retention of major elcmcnts and tracc mctals in salt marsh scdiments of the Scheldt estuary, SW Netherlands." Marine Chemistrv. 44: 73-94.
11.Modelering van slibtransport Aalderink, L., A. Langerak & B. de Jong (1998). "Modellering van de verticale verspreiding van slib in de Westerschelde deel 1." Universiteit van Twentc en Rijkswaterstaat, Rijksinstituut der Kusl en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, pp. Aalderink, L., A. Langerak & B. de Jong (1998). "Modellering van de verticale verspreiding van süb in de Westerschelde deel 2." Universiteit van Twentc en Rijkswaterstaat, Rijksinstituut der Kust en Zee, Middelburg, Nederland. Rapport, pp. Baeyens, W., Y. Adam, J.P. Mommaerts & G. Pichot (1981). Nurnerical simuJation of salinity, turbidity and sediment accumulation in the Scheldt estuary. In: J. Nihoul.(Ed.) Ecohvdrodvnamics, Amsterdam, Elsevier: 319-332.
page 65 of 66
DEEL 4: BIBLIOGRAFIE Cancino, L. and R. Neves (1994). "3D-numerical modelling ol'eohesive suspended MXlipment in the western Scheldt estaury (The Nctherlands)." Nethcrlands Journal of Aquatic Ecology. 28: 337345. Mulder, H.P.J. and C. Udink (1990). Modelling ol' cohesive sediment transport. A case study: the Western Scheldt estuary. 2 2 ^ Coastal Engineering Conference. Delft, the Nctherlands: 30123.023. Mwanuzi, F. and F. De Smedt "Spatial and temporal heavy mclal distribution model under estiiarinc mixtng." . Mwanuzi, F. and F. De Smedt "Spatial and temporal heavy metal distribution model under esiuarine mixing." . Mwanuzi, F. and F. De Smedt (1997). "A suspendcd sediment transport model applicd to the Scheldt cstuary." : 285-296. Mwanuzi, F. and F. DeSmedt (1997). A suspended sediment transport model applicd to the Scheldt csmary. T&S 9th International Conference on Transport .and ScdimcnUUion of Solid Particlcs, Cracow, Poland: 315. Ouboter, M.R.L., G.T.M, van Eek, J.A.G. van Gils, J.P. Sweerts & M.T. Villars (1998). "Water qualily modelling of the Western Scheldt estuary." Hydrohiologia. 366: 129-142. Portela and Neves (1994). "3D-Numerical modelfing of cohesive suspended sediment in the Western Scheldt estuary (The Nctherlands)." Nethcrlands Journal of Aquatic Ecolopv. 28(3-4): 337-345. Portela and Neves (1994). "Numeiïcal modelling of suspendcd sediment transport in tidal estuaries: A comparison bctween the Tagus (Portugal) and the Scheldt (Belgium-The Nethcrlands)," Nctherlands Journal of Aquatic Ecology. 28(3-4): 329-335. Sakk'ii. R. and Z. Yang (1996). "A thrce dimenstonal hydrodynamic model of the Scheldt estuary lor the transport ol' a fine sediment." Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Den Haag. Werkdocument, RIKZ/OS-96.143x, pp. Smets, E. (1972). Hydrodynamieal studies concerning water pollution in the Westerschelde. A oncdimensional malhematical model and related matlers. .(Ed.) Reviews ol' environmental research in the fielcls ol'tidal hvdraulics, turhulentdiffusion and gencral.gcophysics. 1: 1-17. Song, Z.W., K.P.P. Pathirina, D. Roose & J. Berlamont (1994). Simulation of tidal flows for Southern Norlh Sea and sediment transports lor Western Scheldt cstuary on parallel computers. International Conference, High-performance computing and networking, Munich, Germany: Van Gils, J.A.G., M.R.L. Ouboter & N.M. De Rooij (1993). "Modelling of water and sediment quality in the Scheldt estuary." Netherlands Journal of Aquatic Ecology. 27(2-4): 257-265. van Rijn, L.C., H. van Rossum & P. Termes (1991), "Field vcrification of 2-D and 3-D .suspendedsedimenl modcls." Delft Hvdraulics Publications. 451: 1270-1288.
page 66 of 66