The truth = the most copied lie
____ ipt_ cr_ _s_
Ellen Ter Beek
Koninklijke Academie van Beeldende Kunst Scriptie afstudeerjaar 2010 Beeldende Kunst 3D Begeleidende docent: Onno Schilstra
[email protected] | www.braincake.nl | Foto’s cover: Ellen Ter Beek © Ellen Ter Beek 2010
VOORLEIDING 'The truth is the most copied lie' beschrijft een gedachtengang, die me van kindsaf bezighoudt, dat de wereld gemodelleerd is naar een constructie van enkelen, bewoond door velen. Het fascineert en benauwt me dat de constructie zich om het individu heen sluit en dat er geen ontsnapping mogelijk lijkt omdat je onderdeel uitmaakt van de constellatie. Vanuit deze waarneming ben ik vluchtwegen gaan zoeken in de kunst en taal(gebruik). Ik ben gaan zoeken naar een 'surreële' afspiegeling van mijn vormgegeven wereld om troost te vinden in beelden en ideeën die breken met conventies of conventies aan de kaak stellen. In de taal, door het schrijven van poëzie, maar met name in de dagelijkse dialoog, ben ik gaan ontdekken dat je door conventies heen kunt breken door woorden, begrippen en grondbeginselen te bevragen. De potentie van taal tot creatie, vorming en deconstructie van denkbeelden heeft mij tevens naar ironie geleid. In ironie doe ik uitspraken waarbij ik tegelijkertijd afstand neem van mijn eigen woorden. Niet omdat ik twijfel aan wat ik zeg of schrijf maar omdat ik kritisch wil zijn zonder te oordelen. Daarmee kun je met mijn standpunt weliswaar alle kanten op maar vraag je je als lezer wellicht ook af of er wel een standpunt is. Nergens is zekerheid over op te eisen en dat zou wel eens de basis kunnen zijn om tot overeenstemming te komen over het aangaan van nieuwe modellen voor de vormgegeven wereld. Al wordt in het Frans ironie l'arme du faible genoemd (het wapen van de zwakke) vind ik het dan weer ironisch dat l'arme ook 'traan' kan betekenen: de traan van mededogen in de strijd tegen het dogma van het ware. Al wordt het leven schijnbaar eenduidig geleefd, met duidelijke grenzen tussen goed en slecht, dubbelheid is alom tegenwoordig. De hiernavolgende tekst is een voorzichtige verkenning van een aantal gedachten. In het klein doe ik uitspraken die hier en daar groots uitgestald worden maar geen grote theorieën willen behelzen of aan de kaak stellen. In deze tekst wil ik onderwerpen aanraken om mezelf te prikkelen tot nieuwe gedachten die niet authentiek hoeven te zijn maar voor mij wezenlijk oorspronkelijk. Ik ben niet voor of tegen, ik kijk gewoon.
2
3
WAAR = HET
Arnon Grunberg, geknipt uit Gebroken, denk ik. Cultureel Supplement NRC Handelsblad, 8 januari 2010.
“De wil van de mens is van nature zo, dat hij alles in het werk zal stellen om een utopische taak te verrichten. Men krijgt de medewerking van de uitvoerders doordat men gebruik maakt van dreigementen en woorden die schijnbaar de onontkoombare werkelijkheid betekenen. De mensheid wordt verblind door afpersing en toch toont ze zich oprecht bezorgd, maar het is een bezorgdheid... die snel wordt weggenomen door de tamelijk vage hoop dat haar wensen zo goed en kwaad als het kan, worden vervuld. Zolang wij de middelen ertoe hebben, kunnen we surrealisten onze acties niet beëindigen, die ons maken tot absolute tegenstanders van de mythen, de ideeën, de gevoelens en het gedrag van deze dubbelzinnige mens” René Margritte
(geciteerd uit Blavier 1981, blz. 99, opgetekend uit 'Margritte', Jacques Meuris, 1993).
4
Arnon Grunberg is een schrijver die het 'echte' leven niet schuwt, hardop en onvervalst, als Grunberg, personage Marek van der Jagt en Yasha. De afwaskeuken, oorlogsgebieden, de psychiatrische inrichting...overal klapt hij zijn schrijftafel uit om zich te verbazen, te storen of te amuseren over het feit dat de wereld eruit ziet zoals hij eruit ziet. In poëzie, proza, brieven, toneelstukken, columns, bloemlezingen, blogs, reisverslagen en interviews laat hij van de waarheid geen spaander heel en verheft hij de leugen tot de hoogste waarheid. Criticus Frank Hellemans van het tijdschrift met de, toepasselijke, naam 'Ons Erfdeel' omschrijft de tragikomische stijl van Grunberg met zijn droge pointes en bezwerende herhalingen als “de spreekbuis voor een hedendaagse sensibiliteit die geen weg weet met de realiteit en zich daarom terugtrekt in speelse rituelen vol 1 zelfbedrog.” Drie jaargangen later laat Ons Erfdeel weten dat Grunberg weinig
illusies kent, “(...) [hij] accepteert het wrede lot van de toevalligheid, adviseert hoopvol dolende toehoorders: 'En voor degenen die toch nog op zoek mochten zijn naar troost: er bestaat geen zoetere troost dan die van de slapstick.' Deze levensfilosofie impliceert ook een opvatting over de mogelijkheden, juister: de beperkingen tot uitbeelding van werkelijkheid in film of literatuur.”2 Ons Erfdeel vervolgt dat Grunberg in zijn romans en verhalen trouw blijft aan wat hij als de fundamentele opdracht van de schrijver beschouwt: het schaden van de menselijke soort, dat wil zeggen: de lezer een lachspiegel voorhouden waarin die zich in zijn werkelijk nietige, wanhopige gedaante zal herkennen. Tja, hoe de wereld eruit ziet... Ik verwonderde me er al over zodra ik woorden aan beelden kon koppelen en merkte dat je dat kunt herhalen, het is onveranderlijk hoe iets heet. Je leert dat als er onder een plaatje van een roos r o o s staat, dat je dat plaatje, en alle andere beelden die overeenkomstige kenmerken vertonen ook r o o s kunt noemen. Tegen de tijd dat je begrijpt dat r o o s ook nog b l o e m is maar niet iedere bloem een roos is begin je een beetje door te krijgen dat er zoiets is als 'orde'. Aan alles kun je een bepaalde orde toekennen en de afzonderlijke elementen staan in een bepaalde verhouding tot elkaar. Dat is logisch, inderdaad. De logica vertelt het verhaal van de wereld en ik begrijp het verhaal dat ver5
teld wordt, door Grunberg bijvoorbeeld, niet omdat ik het verhaal ken, dat is nieuw, maar omdat ik de logica ken van 'het verhaal', van de elementen, de woorden, de plekken, de gebeurtenissen en de manier waarop de informatie tot mij komt, in woorden beschreven, afgedrukt in een boek of krant. Het hierboven vermelde citaat van Grunberg is afkomstig uit een artikel in het cultureel supplement van het NRC handelsblad. Het artikel beweegt zich langs de lijn van het werk van David Lynch 'Interview Project' naar de relatie tussen kunst en werkelijkheid. Daar is al veel over gezegd, geschre-
6
ven... en gezwegen. Aan de baanbrekende kunsttheoretische essays, filosofische verhandelingen en 135.000 hits in Google op de 'relatie tussen kunst en werkelijkheid' heb ik waarschijnlijk niet zoveel toe te voegen. Evenmin heb ik 'grote' theorieën die gegrondvest op solide kennis als huizen kunnen blijven staan. Maar misschien juist daarom geef ik mezelf toch een goede kans om de leemtes waar gezwegen wordt open te breken en mezelf een kijkje te gunnen naar een plek waar een donkere grot rozentuin kan worden genoemd, omdat ik dat zeg.
“Het is zoals het is en dat willen we graag zo houden!”
Als ik het niet dacht
De vraag te kunnen stellen 'hoe de wereld eruit ziet' veronderstelt dat je daar een eenduidig antwoord op zou kunnen geven. Dat je een beeld kunt schetsen waar 'alles' in past en waarvan je kunt zeggen: “Kijk dit is de wereld, wat vinden we daar nou van?” Ik stel me in dat geval zoiets als het derde luik van 'De tuin der lusten' voor, een schilderij van Hiëronymus Bosch ('De Hel', ca. 1505, rechter zijpaneel). Het is verontrustend actueel en ik gebruik met opzet deze term omdat 'verontrustend' en kunst zich in een ongeschreven wetmatigheid tot elkaar verhouden. In teksten over kunst duikt het woord regelmatig op. Het is kunst die inspeelt op onbewuste angsten en verlangens. Verontrustende kunst toont de àndere kant van het leven waar mensen liever niet te veel aan denken.”3 In hét boek voor de kunsthistorie 'Algemene kunstgeschiedenis' van Honour & Fleming wordt 'verontrustend' overigens in verband gebracht met individualiteit “(...) hij [Hiëronymus Bosch] werkte klaarblijkelijk in afzondering, hoewel hij belezen was op het gebied van uiteenlopende onderwerpen als theologie, astrologie, astronomie en reizen, en daaruit ontstond bij hem een beeldenrijkdom van een verontrustende individualiteit. Een grote triptiek van ruim twee meter hoog is misschien zijn mooiste, maar ook zijn verwarrendste werk”.4 7
Het apocalyptische beeldenpalet van Bosch lijkt me een heel representabel beeld van de wereld af te schilderen. De brandende huizen aan de donkere horizon; dierachtige menselijke gestalten die wreedheden en vreemdsoortige seksuele handelingen op elkaar verrichten, destructie en verdrinking... het zijn herkenbare beelden die ook over een deel van onze hedendaagse realiteit te leggen zijn. Had Bosch een vooruitziende blik? Ik denk het niet. De mensheid ondergaat haar lelijkheid nog evenals toen en Bosch kan zijn perceptie met ons delen dankzij een sterke verbeeldingskracht en vakkundige uitdrukkingsvaardigheid. Het feit dat het wezen van de taferelen die hier uitgedrukt worden vrijwel onveranderlijk is vind ik daarentegen verontrustend. De wereld is een gegeven, een veel verteld verhaal met een voorspelbaar einde waarin herhaling en zeggingskracht bepalen wat waar is. Als een slecht betaalde figurant sta ik in dat verhaal te wachten tot ik zwijgend voorbij de camera mag lopen zonder ooit in de lens te hebben gekeken. De wereld is dus een gegeven, met een herkenbare structuur die je realiteit kunt noemen. De realiteit is iets waarover je
kunt praten en letterlijk denkbeelden uit kunt wisselen omdat je 'weet' waar de ander het over heeft. In de realiteit - even buiten beschouwing gelaten dat realiteit natuurlijk geen vaste conditie behelst, maar laten we het even simpel houden bevind je je in dezelfde ruimte als de ander. Van tevoren hebben we afgesproken hoe groot deze ruimte is, waar de inen uitgangen zich bevinden, wat er in de ruimte staat en vooral, wat buiten deze ruimte moet blijven. Dit laatste houdt alles in waar niet over gesproken wordt; waar men niets over te zeggen heeft; waar men niet over kan spreken; waar men niets over kan zeggen; waar over gezwegen wordt of over gelogen. In deze buitenkaderige zone ligt de wereld van de kunst, de wereld zonder afspraken a-priori.
“Dat is toch geen kunst? Wat is daar nou mooi aan?”
Aan 'de andere kant van het leven denken' is dus ook verontrustend, iets wat de mens liever niet doet. Hij hoeft dat ook niet te doen want ziehier: “Uitzendbureau de kunst draagt zorg voor al uw ongemakkelijke gedachten rondom leven en dood, terwijl u in uw luie stoel kunt blijven zitten.” Daarentegen voelen veel mensen zich ook bij kunst ongemakkelijk omdat
“Het begrip werkelijkheid is een aanduiding voor de wereld, waarin we leven, en is verwant aan de begrippen 'realiteit' en het bestaan. Dit begrip is een heel elementair begrip, dat evident lijkt en geen tekst en uitleg behoeft.” (http://nl.wikipedia.org/wiki/Werkelijkheid)
8
het hen raakt op een manier waarvoor ze gedreven door de opvatting dat kunst geen verklaring hebben (Susan Sontag, mooi moet zijn en dat we shockeren aan 'Against interpretation'). Kunstenaars de werkelijkheid over moeten laten. houden zich vervolgens weer met deze vraag bezig waarom en hoe kunst kan “Dat kun je je toch niet voorstellen? Het lijkt wel een film.” shockeren en hoe ze met doorgezaagde koeien op sterk water (Damien Hirst, Some Comfort Gained from the Kunst bedient zich van een andere soort Acceptance of the Inherent Lies in medialiteit dat inherent een podium verEverything, 1995) en een kruisbeeld in onderstelt waarop morele waarden kuneen pot urine (foto van Andres Serrano, nen worden uitgespeeld zolang het kunst Piss Christ, 1987) de beschouwer door heet. Kunstenaars als Matthijs Bosman elkaar kunnen schudden. Na de shock- en Harmen de Hoop wrikken aan het therapie kan deze er weer tegenaan door plankier van deze podia door tijdens de met een gerust hart dieren te slachten opening van een tentoonstelling een voor eigen consumptie of een oogje dicht (stunt)man neer te schieten en offertes te knijpen wanneer geestelijken zich uit van schildersbedrijven op lelijke plekken Christ naam overgeven aan de verleidin- in de openbare ruimte te hangen: “Kunst die geen nut heeft maar wel zin en dat is gen van het lichaam. misschien wel de belangrijkste functie De shock is een vorm van herkenning van van kunst.”5 een feit of gebeurtenis maar zonder de omstandigheden waaronder deze erva- De realiteit komt niet weg met de idee van ren worden te kunnen plaatsen. De een fantasie. Ik kan bijvoorbeeld de irreëgeshockeerde raakt verstrikt tussen wat le ontvoering van Natascha Kampusch hij ziet en wat hij weet dat hij hoort te zien. door Wolfgang Pricklopil van 1998 tot Zonder de dubbele moraal aan te willen 2006 veroordelen vanuit het standpunt gaan reageert hij op het beeld dat hem dat de ene mens zich nooit ten koste van wordt gepresenteerd en voelt zich daar- de andere mag vergrijpen aan de vrijheid mee aangetast in zijn waarden. van de ander. Dat is een afspraak. Het Shockerende kunst speelt met die her- drama van het destijds achtjarige meisje kenning tegenover het ongeloof om daar- die vervolgens acht jaar in een kelder mee een reactie of oordeel af te dwingen. opgesloten heeft gezeten is niet ver verZelfs als zijn we murw geslagen met gru- wijderd van het sprookje van Hans en welijke beelden van de dagelijkse reali- Grietje, waarbij haar grootste angst niet teit, kunst is blijkbaar nog in staat ons te was dat ze bij leven nooit gevonden zou shockeren en dan niet alleen om het pijn- worden maar dat niemand ooit haar lijke gehalte van het beeld maar ook lichaam zou vinden als ze dood zou zijn 9
(interview met Natascha Kampusch op Youtube). Wat je je niet voor kunt stellen en dus geen beeld van kunt maken - zal onvoorstelbaar blijven en onwezenlijk voor de realiteit maar grijpbaar voor de kunst. “Ik wil niet veel zeggen maar dat
vind ik dus echt helemaal niks.”
Wat ik voorsta is dat we de werkelijkheid niet op zouden moeten splitsen in een constructie die we realiteit noemen en een constructie die we kunst noemen. We zouden ons in de realiteit meer moeten bedienen van de perceptie die we aannemen en onszelf toestaan bij kunst. Het beschouwen van kunst is veilig omdat we weten dat het om kunst gaat; we hebben er ook sneller een intens oordeel of mening over omdat we buiten de grenzen van de realiteit makkelijker aan kunnen geven wanneer iets onze grenzen overschrijdt, dan wanneer we ons er middenin bevinden en er onderdeel van zijn. Ook weten we dat kunst ergens gefundeerd is op een esthetisch principe. Het is vandaaruit eenvoudiger om te proberen er genot uit te halen of 'iets moois' in te zien. Om de schoonheid van de hele gewone dingen in het leven te kunnen vinden isoleren we het daarentegen vaak eerst als objet d'art. Tegenover de seriematige troosteloosheid van het bestaan biedt de kunst haar mooie schouder als troost aan. 10
Uit de gescheiden realiteiten van kunst (niet voor niets 'kunstmatig) en de (collectief afgesproken) wereld zou je evengoed kunnen concluderen dat de kunst zich 'net zo goed', 'evenmin' of 'ook niet' met het ware bezighoudt. Volgens Picasso is de kunst een leugen die ons de waarheid doet realiseren maar ik vind het een veel spannendere gedachte dat wel eens andersom zou kunnen zijn.
“Waar hangt die kunst dan?”
Hoe absurd is dat?
In kunstfilosofische lezingen komt regelmatig de naam Huizinga voorbij. In zijn boek 'Homo Ludens' beschrijft hij de betekenis van het verschijnsel spel in de cultuurgeschiedenis. Het spelen van de werkelijkheid is een belangrijk element in kunst. De werkelijkheid wordt weergegeven, gepresenteerd of gespeeld en op die manier kunnen mensen experimenteren met denkbeelden en manieren om naar de wereld te kijken. Die gefantaseerde wereld wordt verbeeld in concrete materie of aanwijsbare verschijnselen. Ze zijn daarmee meer dan een gedachte.6 Michael van Hoogenhuyze geeft in 'Het muzisch denken' aan dat deze gematerialiseerde gespeelde betekenis essentieel is voor een kunstwerk. “Als de dubbelzinnigheid in een kunstwerk volledig ontbreekt, verliest het kunstwerk aan waarde of houdt het zelfs op kunst te zijn. Als we volkomen opgaan in de verbeelde wereld en vergeten dat het slechts schijn is, is er
geen sprake meer van spel, maar van 'gezichtsbedrog'. Als we louter de materiële verschijning, de vorm van een kunstwerk blijven zien zonder dat we ons van de betekenis bewust zijn, komt het spel niet tot stand. (...) Kunst levert een methode om aan de wereld om ons heen een laag van extra betekenissen of ervaringen te geven en die ook te kunnen ervaren. Het is daarmee een methode waarmee de wereld drastisch wordt uitgebreid. Mensen die erin leven krijgen nadrukkelijk ruimte voor extra interpretaties.” Die 'dubbelheid' de je ervaart bij een kunstwerk is een gegeven waar kunstenaars op hun beurt weer mee spelen door de context waarin het werk zich manifes-
teert steeds verder op te rekken en de door hun geconstrueerde kunstmatigheid als werkelijkheid het podium op te duwen. De grens tussen beide vervaagt, maar alleen door de aanzet van de kunstenaar. Te denken valt onder andere aan het werk van Jeanne van Heeswijk (Het dwaallicht in de Rotterdamse wijk Crooswijk). In de buurt Crooswijk, die met de grond gelijk is gemaakt om plaats te maken voor nieuwbouw, is van Heeswijk op zoek gegaan naar relaties en verbindingen binnen de wijk. Terwijl bewoners fel protesteerden tegen hun ontworteling trok van Heeswijk de wijk in om de culturele geschiedenis en de verhalen van (Nieuw) Crooswijk vast te leggen. Het geheugen van de wijk en daarmee het ongenoegen van de bewoners werd met
11
“Dat is zeker zo'n project van een of andere kunstenaar.”
behulp van een romanschrijver, een musicus, theatermakers, ontwerpers en de bewoners zelf 'opgeleukt' tot een onschuldig vermaak dat, ik kan me niet aan de wrangheid onttrekken, de zichtbaarheid van het protest deed vervagen. Slavoj Zizek noemt dit interpassiviteit, kunstenaars die een netelige kwestie niet aanpakken om deze te veranderen maar verhinderen dat er iets echt gebeurt. Op de 5e Berlin Biennale 2008 (When things cast no shadow) wordt de nietsvermoedende kunsttoerist met een bus naar een braakliggend terreintje in de stad
12
wordt gebracht en aldaar 'geparkeerd' om zich te verbazen over wat daar nu te zien is. Er is precies dat te zien wat in de werkelijkheid al aanwezig is en waar we normaal gesproken achteloos aan voorbij lopen. Bij het eerstgenoemde project, Het Dwaallicht, komt de bewustwording dat het zich hier om 'kunst' handelt tot stand omdat deze collectieve activiteiten door een kunstenaar aangevoerd worden. In het geval van de Berlin Biennale gaat het onzekere individu op onderzoek uit wat hier nu aan de hand is. Zou hij zich buiten
de kunstcontext op het veldje met puin hebben opgehouden dan zou hij zich geen enkele vraag bij zijn eigen perceptie hebben gesteld. De twijfel die zich van hem meester maakt is de prikkel om te reflecteren op wat hier van de werkelijkheid aan de kaak wordt gesteld en wat maakt dat dit dan kunst mag heten. Ik heb mezelf deze twee vragen in ieder geval gesteld. Nu ben ik altijd zeer gecharmeerd van woekerende veldjes in de gebouwde omgeving en ik ervoer deze atopische plek als de ideale omgeving om je tegelijkertijd over de kunstwereld als de echte wereld te verwonderen. Verwondering onder andere over hoe weinig we als gemeenschap de dingen kunnen laten zijn zoals ze zijn. En zelfs als we een toestand met rust laten, willen we dat deze rust door kunstenaars geprogrammeerd wordt. We laten vervolgens kunstenaars interveniëren in sociale, politieke en economische omgevingen door ze op te nemen in die omgeving die ze soms (zouden moeten) bekritiseren. Met acties die klinken als militaire offensieven zoals strategieën, allianties en interventies wor-
den kunstenaars als het paard van Troje
leegstaande gebouwen en probleemwijken binnengereden. De doelen zijn nobel, de gebeurtenissen creatief en de programma's leveren meestal leuke ervaringen op. De acties blijven echter onder de noemer van de kunst steken. Van subversiviteit, mocht hier overigens sprake van zijn, blijft geen spaander heel. Intussen blijft de mensch als passieve consument lusteloos zijn winkelwagentje voortduwen, op weg naar de kassa, snel nog enkele culturele producten op de dagelijkse boodschappen stapelend.
13
“People began whispering to one another, and some people began to walk out. They didn't laugh -- they were just irritated when they realized nothing was going to happen, and they haven't fogotten it. 30 years later they're still angry." John Cage
(John Cage over de reactie van het publiek na uitvoering van zijn 'Silent piece' of '4.33', 1952. Het stuk bestond uit 4 minuten en 33 seconden stilte.)
In zijn nieuwjaarsrede (2010) heeft Arno van Roosmalen (directeur van Stroom, centrum voor beeldende kunst en architectuur in Den Haag) het over een 'kantelende blik' die kunst biedt om naar de werkelijkheid te kijken naast visies, ideeën, verhelderende, verontrustende (daar heb je de term weer) en verruimende beelden. 'Kunst helpt ons om openingen te zien in dat wat vast lijkt te zitten. Maar laten we vooral niet vergeten dat kunst dat alleen maar kan dankzij een autonome positie die vrij is van afgeleide (economische, commerciële of bijvoorbeeld sociale) belangen. Anders wordt zij design, marketing, sociale hulp. En in al die gebieden is zij tweederangs.”
“We doen het altijd zo, wat is daar mis mee dan?”
Nu, deze 'kantelende blik' is waar ik een pleidooi voor zou willen houden. Maar dan niet in eerste instantie vanuit de kunst, maar vanuit die andere kunstmatige realiteit die wij werkelijkheid noemen. Als we de wereld opnieuw zouden kunnen interpreteren door aan haar grondslagen te peuteren die geworteld zijn in onder andere geloof, filosofie en weten14
schap, hoe zou de tuin der lusten er dan uit kunnen zien? Het is natuurlijk een onmogelijke gedachte om alles te bevragen, te onderwerpen aan een herwaardering zonder die opnieuw aan subjectiviteit bloot te stellen. Maar toch, als je de zichtlijnen waarlangs je de wereld beschouwt nu eens verlegt van het classicistisch perspectief naar een volledig a-logische hiërarchie van betekenissen? Het nog maar uit de Renaissance stammende perspectief is toch ook maar een constructief hulpmiddel waardoor onze zintuigen inmiddels onmogelijk nog anders kunnen waarnemen dan te vluchten in dat ene fictieve punt dat zich nooit werkelijk laat bereiken? Dat onbereikbare punt mag wat mij betreft overigens wel blijven. Hoe kunnen we anders blijven wensen, verlangen, dromen en fantaseren, de smeulende vuurtjes onder de passie van het zijn.
“Je ziet er helemaal niet uit als een kunstenaar.”
Misschien is het in eerste instantie aan de kunstenaar voorbehouden zich met een gekantelde blik met de niet-kunst te meten. Hij is het immers gewend en is
getraind anders te kijken, vanuit de kunst. En dan bedoel ik niet als interventiestrateeg rondhobbelend in een houten paard maar als cowboy op een ongetemde hengst. Liep hij eerst als avant-gardist voor de troepen uit, nu is hij de hekkensluiter van voorgaande tradities. Een hek openen vereist dezelfde handeling als een hek sluiten. Achterom kijkend beschouwt hij de geschiedenis, zich omdraaiend, met gekantelde blik loopt hij de geschiedenis in en verandert deze daarmee onmiddellijk. Hij zal zich echter in moeten houden zijn bevindingen niet te willen materialiseren; zich te onthouden van elk esthetisch oordeel en zich niet te laten verleiden met zijn niet-kunst een podium te willen betreden. In plaats van datgene wat kunst maakt opnieuw te interpreteren, gaat hij de wereld als kunstwerk bebeitelen. De twijfel aan elke waarneming, traditie, geschiedenis of belofte wordt zijn materiaal. Het subject van zijn onderzoek is tevens zijn object, er is geen behoefte meer aan kunst in de 'traditionele' zin van het begrip. Er is geen noodzaak meer tot materialisatie en constructie, alleen nog deconstructie, een afpellen van een geconstrueerde gelaagdheid tot hij uiteindelijk met lege handen staat en opnieuw kan beginnen. De kunstenaar is niet alleen... Hele volksstammen die generaties lang geloofden in de leugens van kennis, kapitalisme en
(Uit het voorwoord van de catalogus Documenta Kassel 2007, Roger M. Buergel, Ruth Noack.)
nog wat -ismen en oorzakelijke verbanden tussen de psyche van de mens en zijn handelen, zullen zich schoorvoetend aansluiten. Dit begint nu een beetje de retoriek van het verlossingsverhaal aan te nemen maar dat zou betekenen dat we op zoek zijn naar een nieuwe Messias waar we als blinden en doven achteraan kunnen sjokken. Het zal ook zeker niet zijn wat Arno van Roosmalen voor ogen heeft als belofte voor het nieuwe jaar wanneer hij het heeft over een autonome positie die vrij is van afgeleide belangen.
“Ik heb niet eens tijd om mijn mail te lezen.”
Dat nu lijkt me toch vrijwel onmogelijk, zeker in de eerste plaats wat afhankelijkheid van economische en politieke belangen betreft. Je kunt zelf niet buiten het systeem zetten en daardoor soms ook niet in de hand bijten die je voert. In Nederland wordt de kunstenaar toch altijd nog grotendeels via allerlei subsidiestelsels door de belastingbetaler onderhouden. Om kunst te kunnen 'maken' is daarnaast tijd, reflectie en distantie een absolute voorwaarde. Daar ontbreekt het de 15
westerse mens chronisch aan. We moeten geld verdienen om alles wat we niet echt nodig hebben, maar wel een leuk en quasi betekenisvol leven te leiden, te kunnen verwezenlijken. We moeten werken, kinderen krijgen, carrière maken, een kunstverzameling aanleggen en vrienden maken, zoveel mogelijk en liefst vrienden die zich ook weer makkelijk laten verwijderen.
“Je kunt er wel wat van zeggen maar dat helpt toch niets.”
De eerder genoemde reflexieve tweedeling tussen de werelden van kunst en niet-kunst is ook in de organisatie van de kunstenaarspraktijk aanwezig. Daarbij heeft de kunstenaar weliswaar het atelier al lang verlaten en kijkt hij via sociale kunst en politieke kunst mee over de schouders van de samenleving, maar wel
(Robert Bevan, The Destruction of Memory)
16
vanuit de kunst. Hiermee zet hij gelijk zijn eigen kanttekening bij de autonomie van de kunst. Je kunt je afvragen of de tam tam en rooksignalen van kunstprojecten in bijvoorbeeld achterstandswijken, hoe leuk ook, niet juist het vuurtje van een organische samenleving afdekken. Waar de politiek zich terugtrekt wordt er steeds meer een beroep gedaan op de kunst om maatschappelijke problemen op te lossen. Eigenlijk zouden we blij moeten zijn met deze situatie, want welke protestzanger uit de zestiger jaren had ooit kunnen dromen dat hij de samenleving al fluitspelend van het onheil weg zou mogen voeren? Maar oplossen doet het niets. De fluitspeler kan immers weinig anders uitrichten dan zijn instrument te bespelen en zijn publiek af te leiden van zijn omgeving. De harpspeler in de Tuin der lusten wordt uiteindelijk op zijn eigen instrument
(Jean Baudrillard,The intelligence of evil or the lucidity pact).
17
HET = WAAR
De leugen, de leugen en niets anders dan de leugen...
Arnon Grunberg, geknipt uit Gebroken, denk ik. Cultureel Supplement NRC Handelsblad, 8 januari 2010.
Het achtste gebod Gij zult niet vals getuigen' verbiedt volgens de middeleeuwse filosoof en kerkvader Thomas van Aquino (1225-1274) iedere vorm van liegen, en wel om vier redenen. In de eerste plaats wordt iemand die liegt een kind van de duivel. Ten tweede valt een samenleving uiteen als mensen liegen. In de derde plaats raakt de leugenaar zijn goede naam kwijt en ten slotte verliest hij zelfs zijn ziel. Al met al een perverse situatie waar de leugenaar zich heeft weten in te draaien. Een esthetische situatie ook want in zijn poging alles mooier te maken dan het is en het onluisterende te verzwijgen, leeft de leugenaar in een gepolijste wereld, gladjes, glanzend en kostbaar. De samenleving valt uiteen als mensen liegen, dat gevaar zit er zeker in, tenzij ze allemaal liegen... Aan de formulering hierboven van Thomas van Aquino ontbreekt de ontmaskering eigenlijk nog. Zijn goede naam raakt de leugenaar pas kwijt als hij 18
doorzien wordt en zijn leugen geen stand houdt tegenover de meerderheid van de 'stemhebbende' mens. Levend in de leugen zelf gaat het de leugenaar meestal heel goed af. Liegen is naar mijn idee dan ook een vorm van werkelijkheid die net zo waar kan zijn als wat wij als waarheid plachten aan te nemen. Net zomin als de waarheid een entiteit is is de leugen een absoluut begrip. Het is even waar om te zeggen dat de wereld een leugen is (zo helpe mij God) dan dat de ware wereld bestaat. Daarbij wordt de waarheid (wat wij voor waarheid aannemen) veelal ingeperkt door cognitieve kaders, wat de leugen direct al veel 'levendiger' maakt. In de leugen kan werkelijk alles en hoeft het zich slechts te bewijzen als het zich in de gedaante van de waarheid presenteert. Kunst is in die zin ook een leugenachtige vorm van de werkelijkheid die haar legitimatie vindt in de dubbelzinnigheid die het vanuit een esthetisch principe mag voeren. Als de leugen niet als kunst herkenbaar is krijgt zij daarentegen de dubieuze status die bij het liegen hoort.
caat van de duivel bevraagt hij hedendaagse beeldconventies en (wan)toestanden waarin beeldjournalistiek tot stand komt. De waarheid liegt er niet om. De arme plaatselijke bevolking maakt hij wijs dat er met het fotograferen van de eigen armoede en hongerende kinderen geld te verdienen valt. Als de pers het kan, kunnen zij dat zelf ook, is zijn devies. Uit naam van de kunst kan Martens ons als kijker veel maken totdat de grens van het moreel toelaatbare is bereikt. Het gaat hier niet enkel meer om kunst, deze is de realiteit ingewandeld zonder routeplanner voor interpretatie. Is Renzo Martens serieus? Gaat het niet een beetje ver om verkrachte vrouwen en hongerende kinderen als een product te zien? Is het niet sarcastisch om de bevolking een
strohalm aan te bieden terwijl je al voelt dat ze geen schijn van kans hebben de door hen gemaakte foto's te slijten? Het is schrijnend te zien hoe de hoop die zich op de gezichten van deze mensen aanvankelijk aftekende, verandert in een desillusie. Ze merken dat ze zonder perskaart en met hun amateuristische kiekjes niets betekenen ten opzichte van de professionele buitenlandse fotografen. Ontpopt Renzo Martens zich hier als een neokolonialist die voor mooie beelden over lijken gaat? Of is hij een slecht marketeerende kunstenaar die als een Don Quichote de wereld wil verbeteren zonder zich rekenschap te geven dat de 'echte' wereld niet werkt als je buiten het systeem om opereert.
De film Enjoy poverty (2008) van kunstenaar Renzo Martens bijvoorbeeld kent diverse stadia waarbij integriteit en eerlijkheid onder spanning komen te staan. Als kijker word je betrokken als medeplichtige, rechter en slachtoffer. Martens filmt zichzelf tijdens een tocht door de jungle en het oorlogsgebied van Congo. In wisselende rollen als journalist, kunstenaar, marketeer, welzijnswerker en advo19
Als de waarheid liegt “Ik geloof het gewoon niet.”
Ik vind het een dynamische gedachte, te veronderstellen dat wat wij voor waar aannemen ook maar slechts een constructie is van een groep mensen voor een groep mensen, het gevolg van een afspraak, vastgelegd in een sociaal contract. De veronderstelling geeft ruimte om te onderzoeken waar de zwakste schakel van die afspraak zit. Hoe dun is het ijs van de realiteit waar wij dagelijks lustig op zwieren totdat de scheve schaats de rij doorbreekt. Het geeft ruimte om alles waar waarde aan gehecht wordt te onthechten van zijn betekenis en opnieuw te bezien. Zeggen dat iets waar is betekent toegeven dat iets geconstrueerd is. Het tegenovergestelde van de leugen (niet-waarheid) is dan ook niet de waarheid maar 'ik weet het niet'. In de taal kom je veel aanwijzingen en uitdrukkingen hiervoor tegen maar die hebben we ons zo eigen gemaakt dat ze nauwelijks nog opvallen. 'Als ik heel eerlijk ben...' voorafgaand aan een bewering geeft aan dat er ook wel degelijk ruimte is voor niet-eerlijkheid. En hoe vaak gebruiken mensen tegenwoordig niet “zeg maar” in een zin? Te pas en te onpas, in alle geledingen van de samenle 20
ving wordt “zeg maar” als een soort onafhankelijke derde persoon erbij gesleept die de spreker aanspoort zijn 'ding' (substituut voor alles wat niet echt is) uit te spreken, zal ik maar zeggen. De onafhankelijke waarnemer van de eigen uitspraak, zeg maar. Hoewel ik het storend vind, en mezelf er soms ook onbewust van bedien, is het ook een typisch fenomeen. “Ik ben, zeg maar, verrast.” Ik geef daarmee aan dat ik weet dat ik me in een geconstrueerde situatie bevind in een gemoedstoestand die mijn onwetendheid etaleert (ik ben immers verrast omdat ik blijkbaar iets niet wist). Het verschil tussen “ik ben, zeg maar, verrast” en “ik ben verrast” is dat ik in het eerste geval ook nog andere dingen kan zijn. Ik noem het verrast, zeg maar, maar het kan net zo
goed 'boos' zijn of iets anders. In het tweede geval is het wat ik zeg dat het is. Daar is niets verrassends meer aan. Het is een gegeven 'als het ware'.
Zeg me dat het niet zo is...
“Nu weet ik het ook niet meer.”
Met de waarheid kun je geen kant op. Het is het gebied waar de moraliteit heer en meester is over de fantasie. Kunst mag er toetreden maar enkel onder de voorwaarden dat het is wat het zegt dat het is. De vraag of iets wel kunst is ontstaat niet vanuit de behoefte iets te willen weten maar uit de angst voor het verborgene. Wanneer ik iets niet kan 'plaatsen' maar ik weet dat het iets van kunst moet zijn, weet ik in ieder geval waar ik de criteria voor mijn waardeoordeel vandaan moet halen. Ik kan proberen er iets zinnigs over te zeggen vanuit mijn zintuiglijke ervaring, ik kan het in een traditie plaatsen en in het slechtste geval kan ik zeggen of ik iets mooi vind of niet. Dit laatste nu is voor sommige kunstenaars een belediging omdat het werk meestal helemaal niet beoordeeld hoeft te worden op haar esthetische kwaliteiten (uitgedrukt door mooi/niet-mooi). Dit criterium kleeft voor veel mensen echter nog aan het
beschouwen van kunst. Als je vraagt waaruit deze schoonheid dan bestaat dan gaat het al gauw over de hantering van de materialiteit, een mooie penseelstreek, kleurgebruik, camerastandpunt of de individuele emotionele beleving die het werk tot stand brengt. Het richt zich op het object van de kunst zelf, de gedaante waarin de kunst verschijnt.
“Dat is niets nieuws.”
Aan de andere kant, terwijl ik een lans zou willen breken voor de kunst van het afpellen, doorsnijden en openhakken van de ideeverhullende materie - en met mijn werk als een beeldenstormer een weg probeer te graven door de afschriften van deze tijd - is er een ware revival van het ambacht gaande. Nieuwe opleidingen tot creatief vakman (Sint Lucas in Boxtel) leren jongeren werken met textiel, keramiek, leer of glas. Niet voor massaproductie maar om de ideeën van kunstenaars en ontwerpers uit te voeren vermeldt de Groene Amsterdammer (8 april 2010). “Het bedrijfsschap is trots. Het hoopt dat de verbinding met de kunst en het ambacht nu eindelijk eens van zijn stoffige imago af te helpen.” Ik verheug me er in ieder geval op want het een hoeft het ander niet uit te sluiten.
21
Another Paramount picture. Ellen Ter Beek, 2010. Déchirage.
“De vraag is of meesterwerken nodig zijn om de betrekkingen tussen kunst en samenleving inhoud te geven. De kunst is niet gebaat bij met stomheid geslagen kijkers. Meesterwerken zouden wel eens eerder een resultaat van, dan een voorwaarden voor een vruchtbare relatie tussen kunstenaars en 'de anderen' kunnen blijken.” Cor Blok
(Over de veroordeling van werken van beeldende kunst, p.39)
22
(Immanuel Kant, Dromen, kritiek van de paranormale ervaring)
23
= HET WAAR
Enerzijds/anderszijds
Arnon Grunberg, geknipt uit Gebroken, denk ik. Cultureel Supplement NRC Handelsblad, 8 januari 2010.
"En Pilatus schreef ook een opschrift, en zette [dat] op het kruis; en er was geschreven: JEZUS, DE NAZARENER, DE KONING DER JODEN. Dit opschrift dan lazen velen van de Joden; want de plaats, waar Jezus gekruist werd, was nabij de stad; en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Grieks, [en] in het Latijn. De overpriesters dan der Joden zeiden tot Pilatus: Schrijf niet: De Koning der Joden; maar, dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden. Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, [dat] heb ik geschreven." (Johannes 19:19-22 statenvertaling)
Bil Clinton zegt in 1998 voor de camera dat hij geen seksuele relatie had met 'that woman, miss Lewinsky”. Dat is waar, want hij is het die het zegt en het gaat over hem. Dat de Amerikaanse aankla24
ger Kenneth Starr daar geen genoegen mee nam heeft eigenlijk met andere gronden te maken dan of het nu waar is of niet. Tijdens het proces dat volgde wordt een woordenspel ten tonele gevoerd met allerlei variabelen waarop Clinton alleen met 'ja', 'nee' of 'refrain to former statement' mag antwoorden. Terwijl alle afzonderlijke lichaamsdelen van miss Lewinsky de revue passeren met suggesties wat je daar allemaal mee uit kunt voeren blijft Clinton bij optie 3, zijn eerder afgegeven statement, dat hij geen sex heeft bedreven met zijn voormalige stagiaire, in de zin van wat wordt verstaan onder sex welteverstaan. Wanneer de sigaar ter sprake komt die vermeend zou zijn gebruikt bij seksuele handelingen zie je Clintons wenkbrauw omhoog komen en begint hij licht te rollen met zijn ogen. Dat moment trekt mijn belangstelling. Ik ontkom er niet aan in gedachten Bill Clinton met sigaar voor me te zien. Op het pluche tapijt van the ovale office zit Clinton met zijn broek op zijn enkels geknield voor that woman, miss Lewinsky. Zij staat tegen zijn bureau aan geleund en gooit lachend haar hoofd met het veel te zware haar achterover terwijl hij het uiteinde van de sigaar bevochtigt met zijn lippen. Daarna wordt het in mijn hoofd ineens heel praktisch. Hoe groot was die sigaar, zat er een sigarenbandje omheen en gaat zo'n sigaar dan niet heel erg bladderen als je hem langs je benen omhoog rolt? Mijn gedachten nemen de realiteit van Clinton over en beginnen een
eigen leven te leiden. Net geloofde ik nog in dat wat hij gezegd had en een minuut later kan ik niet anders dan mijn eigen gedachten volgen en het beeld voor me zien dat het tegendeel van zijn bewering illustreert. Het is niet Clinton die liegt maar ik, en de openbare aanklager! Wij bedenken allerlei netelige situaties waar we de voormalige president van de Verenigde Staten in willen laten verstrikken en hij zich slechts gewapend met optie 3 uit kan redden.
“Dat kun je nu wel zeggen, maar ik weet wel beter.”
Zoals ik hiervoor al schreef is het tegenovergestelde van de leugen niet de waarheid maar 'ik weet het niet'. Kenneth Starr weet het niet, ik weet het niet en strikt gezien weet Clinton niet hoe hij op deze vragen moet antwoorden want ieder antwoord heeft een consequentie. Het gaat er niet meer om of een feit nu wel of niet heeft plaatsgevonden, het gaat erom een gezamenlijke constructie te bedenken waarin hij zowel mens als president kan zijn, of geen van beide. Maar als je alleen met ja en nee kunt antwoorden kun je niet het palet van de nuances van de realiteit schilderen. 'Ja' of 'nee' betekent 'leugen' of 'waarheid' en de wereld reduceren tot een abstracte werkelijkheid. Met kunst heeft dit weinig van doen hoewel het relaas van Clinton naar Aristoteliaanse begrippen als een trage-
die gekwalificeerd kan worden. Het theater met Clinton in de hoofdrol is een imitatie van het 'drama' dat eraan vooraf ging en het wordt bovenal opgevoerd om er iets van te leren. Want hoe 'erg' is het nu helemaal wat hij gedaan heeft? Maar net als aan een toneelstuk beleven wij als toeschouwer (de hele wereld kijkt mee) plezier aan deze vertoning. En al jaagt Kenneth Starr achter de moraliteit van het verhaal aan geloof ik niet dat wij blijven kijken om van deze tragedie te leren hoe we een beter mens kunnen worden. Het is niet de ondeugdelijkheid van de daad die beklijft maar de ondeugd van de president waarmee deze is ondernomen. Clinton schoont het beeld dat we van de werkelijkheid hebben op door het te bevuilen. It's a start...
“Je verhaal klopt gewoon niet.”
In het boek 'Het taalinstinct, het taalscheppende vermogen van de mens' schrijft de auteur Steven Pinker: “Wij denken dat kinderen hun moedertaal oppikken door het nabootsen van hun moeder, maar wanneer een kind zegt Ik heb mijn tanden al gepoetst! of De babykonijntjes loopten al, kan dat echt geen vorm van nabootsing zijn. Ik [Steven Pinker] wil uw geest bederven met geleerdheid, zodat u deze natuurlijke gaven vreemd gaat vinden en gaat vragen naar het 'hoe' en 'waarom' van deze op het oog zo vertrouwde vermogens.”7 Het is interessant dat Pinker 'onze geest wil bederven' alvo25
rens de lezer iets bij te kunnen brengen. Blijkbaar bieden garanties uit het verleden geen garanties voor het ontwikkelen van denkbeelden in de toekomst. We moeten eerder iets kwijt zien te raken om ruimte te maken voor nieuwe ideeën. Ik begin steeds meer te geloven in de kunst waar naar de waarheid wordt gezocht door te liegen dan in de werkelijkheid waar gelogen wordt om de waarheid.
“Je kunt me nog meer vertellen.”
I did not have sex. Ellen Ter Beek, 2010. Collage.
26
We moeten onze waarheden opnieuw organiseren en meer oog hebben voor het onzichtbare, het ongeschreven, het ongezegde. Ik denk dat we onze blik moeten leren te kantelen zonder steeds achterom te kijken, naar de geschiedenis, de traditie en grote waarheden. Dat filosofische theorieën nog steeds gerecycled kunnen worden is natuurlijk inherent aan het universele en abstracte karakter van de filosofie maar moeten we dat dan ook iedere keer doen? Het blijven citeren en aanhalen van de oude meesters (wat dachten de vrouwen eigenlijk?), wat ik zelf overigens regelmatig graag doe, geeft enerzijds verdieping en een soort legitimatie van wat je beweert, maar anderzijds werkt het een abstrahering van de eigen beschouwing in de hand. Ondanks het univer-
sele karakter waarmee een kentheorie zich over willekeurig welke tijd laat draperen is de theorie zelf altijd een product van de eigen tijd waarin ze ontstaan is. Dat wordt soms makkelijk over het hoofd gezien en door de verbeelding in het hier en nu ingevuld. De futuristische fenomenen uit de science fiction serie Star Trek eind jaren '60 spelen zich af in de 23e en 24e eeuw. Daar zitten we nu niet zo heel ver meer vanaf en sommige bedenksel zijn in onze tijd (misschien dankzij de serie) zelfs realiteit geworden, andere
27
doen afgezet tegen de huidige technologie daarentegen knullig aan. Maar toen de serie in de jaren '70 op de televisie kwam kon ik iedere zaterdag zelf naar de toekomst kijken, maar wel in zwart/wit! Ik heb me er toentertijd eigenlijk nooit over verwonderd dat je wel jezelf weg kon transporteren naar een andere tijd en DNA fragmenten kon zaaien op andere planeten, maar dat dit slechts nog in zwart wit uitgebeeld kon worden.
“Dat je dat niet door hebt!” Descartes zou zich met zijn isolement van de kennis in deze tijd als een autist op een overbevolkt eiland voelen. Met zijn idee alleen dat wat helder en distinct is voor waar aan te nemen, zal hij zich niets hebben kunnen voorstellen bij de virtuele realiteit van Avatars op Second Life of bij het feit dat in onze consumptiemaatschappij alles wat nep (kunst) is juist echt wordt genoemd. In de loop van de evolutie hebben onze vermogens zich echter gevoegd naar de objecten waarnaar hun belangstelling uitging, en niet omgekeerd.8 In een beeldcultuur waarin werkelijkheid op werkelijkheid gestapeld wordt kan het niet anders dat ervaringen naar vorm worden gerangschikt. Als onze vermogens zich naar de wereld richten dan wordt betekenis van buitenaf in onze gedachten gelegd. Reclame laat daarbij mensen zien die al getransformeerd zijn naar het ideaalbeeld van het systeem, de 28
het leven dat je zou kunnen hebben maar te kunnen overdenken dat je dat niet hoeft te willen.
“We weten allemaal hoe het zit en niemand zegt er wat van.”
gelukkige mens. De gelukkige mens wordt afgeschilderd als iemand die ten eerste vrij is om te kunnen kiezen en daarbij een wereld aan werelden krijgt aangeboden om uit te kiezen. Welke keuze hij ook maakt, hij wordt er nooit slechter van, zo klinkt de belofte, alleen maar beter. Maar ongemerkt leveren we bij iedere keuze een stukje van onszelf in, van onze energie, van ons vermogen, van onze vrijheid, van onze identiteit. De 'gelukkige' mens verkiest zich een beeld aan te (laten) meten waardoor hij binnen een systeem van waarden past en herkent wordt op die waarden. De kunst van het leven, 'zeg maar'. Identiteit is niet iets bestendigs wat duurzaam met het zijn verkleeft is maar een bonte lap van kenmerken die als een klittenband soms ongewenst aan je persoonlijkheid blijft haken. Ik ben een colalightdrinkende skinny jeans met een doorgeëvolueerd apenstaartje en een I-phone. De kunst van het leven is niet jaloers te worden op
Dat kunst (nu weer met grote K) en denken goed voor je zijn omdat je er een beter mens van wordt noemt de Vlaamse filosoof Jan Verwoert (zijn gezicht herinnert me overigens aan Superman) de allergrootste leugen van de verlichting en niets anders dan het succesverhaal van kunstenaars, intellectuelen en pedagogen. Ironisch is volgens hem (hij lacht ook heel leuk en bijna bij alles wat hij zegt) dat die leugen nog steeds werkt, met name bij de conservatieve linkse politici, niet omdat ze erin geloven, maar omdat ze liegen gewend zijn en niets anders verwachten.9 Het wordt nog druk in de kantelbak van de Tuin der lusten. Laat iedereen die daar jonglerend met woorden gedropt wordt voor een real life experience nog maar proberen zijn ballen hoog te houden terwijl de bak naar onverwachte zijde overhelt.
Als we onze waarheden opnieuw organiseren levert dat misschien uiteindelijk wel stilte op of niets zoals Gustave Flaubert het in 1852 verwoordt: “(...) geleidelijke bevrijding van het stoffelijke.” Hij zou een boek willen schrijven “(...) zonder banden met de buitenwereld dat door de innerlijke kracht van zijn stijl overeind zou blijven zoals de aarde blijft zweven zonder ondersteund te worden. Ik zie de Kunst naarmate zij groeit steeds etherischer worden.”
“Het ziet er in ieder geval goed uit.” Ik kan me geen voorstelling maken van hoe dit boek eruit zou zien, niet geschreven denk ik, maar eerder als een ruimteschip Enterprise klanken uitstotend in de ruimte om de echo's van de Galaxy ingevroren naar de aarde te sturen. De zooion logon echon revisited. De kunstfilosoof Jan Aler (De waarheid van de kunst) vergelijkt de dichter met een timmerman die in zijn gereedschapskist rommelt tot hij zijn zaag gevonden heeft. De dichter beschikt over taal en als hij taal tekort komt haalt hij er nog wat taal bij. Die bestaat buiten hem, in de samenleving
29
(Jerzy Ludwinski, Notes from the future of art)
The truth is the most copied lie. Ellen Ter Beek, 2009. Installatie met kopieermachine, tapijt en chocoladeletters. Tentoonstelling ‘Gratis’, Koninklijke Academie van Beeldende Kunst Den Haag, 2009.
Real time dakloze in tentoonstelling ‘Gratis’, Koninklijke Academie van Beeldende Kunst Den Haag, 2009
30
als een voorraad tekens, opgeslagen in boekwerken. Deze tekens dienen 'als het ware' tot het vervoer van betekenissen.10 Maar wat zijn nou eigenlijk betekenissen? Als ik ervan uitga dat onze werkelijkheid (waar wij ons toe willen verhouden) een bijeensprokkeling van leugens is dan is betekenis eigenlijk niet meer dan dat: het getekende uiterlijk van de waarheid, heel visueel eigenlijk, meer een verbeelding van wat waar is. Betekenis zelf is dus eigenlijk niet iets op zichzelfstaands maar iets dat van buitenaf komt. In 'Filosofen van nu' legt Nicholas Fearn de stelling
neer dat “Als onze overtuigingen zijn verbonden met de buitenwereld, dan vallen ze nooit volledig onder de jurisdictie van onze geest. We hebben niet het laatste woord over de betekenis van onze concepten omdat het hoogste gezag berust bij de causale geschiedenis van hun ontstaan. Was dat niet zo, dan zouden we in een semantische fantasiewereld leven waarin ieder individu op zijn of haar voorwaarden altijd gelijk had. Zulke voorwaarden zouden waardeloos zijn.”11 Het is precies die causale geschiedenis van onze concepten van de realiteit die ik wil ontle31
den om een alternatieve koers uit te kunnen zetten, voortdrijvend op miljoenen l'armes des faibles. De ironie van het bestaan is misschien dat er geen betekenis is maar dat deze gegenereerd wordt. Met de dubbele bril van de kunst kunnen we zien dat gebeurtenissen en begrippen geen scherpe contouren van betekenissen vertonen. Geld is daar een goed voorbeeld van. Een geldbiljet is niets meer dan een stukje papier maar in betekenis kan geld het verschil tussen leven en dood zijn. Geld is het uiterlijke kenmerk van een krachtenspel tussen mensen met macht, met de wereld als bord.
Herta Müller, geknipt uit Groene Amsterdammer 18 december 2009, Rerolle, Raphaëlle, Ik heb geen behoefte aan innerlijke vrede
32
(Marshall Mcluhan,, Unbound, (06) Culture without literacy.)
33
HET LAATSTE WOORD OP = OP
Arnon Grunberg, geknipt uit Gebroken, denk ik. Cultureel Supplement NRC Handelsblad, 8 januari 2010.
34
HET LAATSTE WOORD
Wat moeten we hier nu mee, met deze serie aantijgingen aan het adres van de mensheid, dat deze de weg naar De Waarheid plaveit met leugens? Onze voorganger, Jezus van Nazareth, wijdde er zijn laatste woorden aan: “Vader vergeef het hun, zij weten niet wat zij doen”. Dat is al een stap in de goede richting denk ik. We moeten onszelf zien te vergeven dat we onder de noemer van égalité, fraternité en liberté een wereld hebben gecreëerd die er weliswaar zo uitziet, maar het niet (meer) is. Maar dat is het beeld wat op ons netvlies ligt en er met een paar keer knipperen maar niet vanaf wil. Een groot deel van de mensheid is arm, onderdrukt, ongezond, ongelukkig. Het andere deel heeft meer geld, macht, middelen en maakbaarheid dat het in dit leven kan opsouperen. De ongelijkheid levert een 'imaginair' probleem op. Arm en rijk geeft zich over aan het recht op consumentisme zoals de commercie, de media, maar ook de politiek ons doet
geloven. Al moeten we ons in de schulden storten en gaat de aarde aan overproductie ten onder, we blijven dezelfde retoriek voeren van het recht op geluk, de vanzelfsprekendheid van het bestaan en de waarde van het economisch principe. Nu deze waarden langzaam maar zeker af beginnen te brokkelen is het tijd om het beeld van de representatie ervan te verscheuren. De inkt van de meeste gekopieerde leugen begint op te raken, de teller is dusdanig overschreden dat zij weer op nul raakt. De kunst van het liegen is een kunstje dat we nu wel gezien hebben.
“Dat gaat toch nergens over.” Maar waar moeten we ons dan toe verhouden? Zijn we wel in staat om alternatieven te bedenken? Zoals eerder gesteld zou hier naar mijn idee de kunst om de hoek moeten kijken, niet als verlosser maar als een alternatief regime voor een kunstmatig hoog gehouden samenleving. En de kern van kunst is kijken om vervolgens via het bevragen naar het benoemen te verplaatsen en uiteindelijk tot een vorm te geraken, of stil te zijn. Vanuit een onderzoekende, nieuwsgierige houding en de drang om beelden te blijven doorontwikkelen kan onze perceptie doorgroeien naar een oorspronkelijk wereldbeeld waarin niets authentiek is omdat we identiek zijn, gelijkwaardig. Schoonheid en realiteit staat ook nog te ver uit elkaar. 'World peace' staat niet toevallig nummer een op de ambitieranglijst van de miss 35
World verkiezingen. En zo makkelijk wil ik het niet doen lijken door te veronderstellen dat er een oplossing is voor de grote thema's van onze tijd door er goed naar te kijken. Wel is het een aanzet om door bestaande conventies heen te breken, niet door die taak bij de kunst neer te leggen maar die taak zelf te bezien zoals we naar kunst kijken. Door kritische vragen van plaats te doen veranderen kunnen we ons denkend en schrijvend verplaatsen in een andere
wereld dan de zintuiglijk waarneembare. We kunnen praten in leugens die tegelijkertijd waar kunnen zijn om de dialoog aan te gaan met de volstrekte rede en haar onredelijkheden. Met woordspelingen kunnen we de strijd aanbinden met het dogma van geschiedenis, conventie en consensus en dode feiten nieuw leven influisteren tot er geen waarheid meer is. Als er geen waarheid is, is er ook geen leugen en blijft er altijd wat te vragen, te zoeken en te ontdekken.
Ik lieg dat het gedrukt staat maar ik ben er nu eenmaal mee begonnen ik moet ermee doorgaan ik houd er nooit meer mee op
'Ja, jetzt brechenwir hier die Scheiße ab' Joseph Beuys
Arnon Grunberg (Liefde is business)
36
37
BRONNEN
1 Hellemans, Frank. Ons Erfdeel. Jaargang 40. Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonkveer 1997. Opgenomen in De Bibliotheek van de Nederlands literatuur. http://www.dbnl.org/tekst/_ons003199701_01/_ons003199701_01_0117.php
2 De Rover, Frans C. Ons Erfdeel. Jaargang 43. Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonkveer 2000. Opgenomen in De Bibliotheek van de Nederlands literatuur. http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200001_01/_ons003200001_01_0009.php
3 http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/project/354402/kunstlicht next/2157317/ckv/item/993053/contro versiele-kunst/?vak=1541164 4 Hugh Honour & John Fleming, Algemene kunstgeschiedenis, 1992, p. 407.
5 Geciteerd door Sandra Smets uit het NRC, Handelsblad, december 2007, http://smets.web-log.nl/ 6 Van Hoogenhuyze, Michael, Het muzisch denken, 2007, Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. 7 Pinker, Steven. Het Taalinstinct (oorspr. titel: The Language Instinct. How The Mind Creates Language. 2008, Olympus - Uitgeverij Contact. 8 Fearn, Nicholas. Filosofen van nu, pag.115, 2006, Anthos uitgeverijen, Amsterdam.
9 Verwoert, Jan, Vrijuit liegen tegen het publiek. En andere wellicht betere manier om te overleven. http://www.skor.nl/article-3634-nl.html 10 Aler, Jan. De Waarheid van de kunst, 1996, Uitgeverij Boom Amsterdam/Meppel.
11Fearn, Nicholas. Filosofen van nu, pag.123, 2006, Anthos uitgeverijen, Amsterdam.
Geraadpleegd:
http://www.bavo.biz/texts/view/94?CAKEPHP=bb67330ab593e2d6648b3ed3cc41797f Studium Generale Universiteit Leiden, inleiding bij serie lezingen over de Waarheid in 2007, pdf Bürger, Peter. Theory of the Avant-Garde, volume 4 2005, Museum van Hedendaagse Kunsten Antwerpen. Martin Lister, Jon Dovey, Seth Giddings, Iain Grant, Kieran Kelly, New media, a critical introduction, 2009, Routledge, Oxon.
38
39
Gekopieerde pagina’s en fragmenten:
Pagina 16: Bevan, Robert, The Destruction of Memory, Reaktion Books 2006. Pagina 17: Baudrillard, Jean, The intelligence of evil or the lucidity pactpagina 31, Berg 2005. Pagina 23: Kant, Immanuel, Dromen, kritiek van de paranormale ervaring, Uitgeverij Ten Have, 2005. Pagina 29: Ludwinski, Jerzy, Notes from the future of art, Veenman Publishers, 2007. Pagina 31: Mcluhan, Marshall, Unbound, (06) Culture without literacy, Ginko Press.
40